PROLOOG
Laat op de avond, toen de schaduwen lang waren, zat ik stil en onbeweeglijk naast een van Pauls marmeren beelden. Ik hoorde de beelden fluisteren over het verleden dat ik nooit kon vergeten; sluwe toespelingen op een toekomst die ik trachtte te negeren. Spookachtig flikkerend in het bleke licht van de opgaande maan zweefden de dwaallichtjes van het berouw, die me vertelden dat ik anders had kunnen en moeten handelen. Maar ik ben wat ik altijd geweest ben, iemand die wordt beheerst door zijn instincten. Ik zal schijnbaar nooit veranderen.
Ik vond vandaag een grijze lok in mijn haar, die me eraan herinnerde dat ik binnenkort grootmoeder kon worden, en ik rilde. Wat voor soort grootmoeder zou ik worden? Wat voor soort moeder was ik? In het zachte licht van de schemering wachtte ik tot Chris zou komen en me met zijn eerlijke blauwe ogen zou laten voelen dat ik niet verwelk; ik ben geen papieren bloem maar ik ben echt.
Hij legde zijn arm om mijn schouder en ik liet mijn hoofd rusten op de plaats waar het thuis hoorde. We wisten beiden dat ons verhaal bijna is afgelopen, en Bart en Jory zullen ons allebei het beste of het slechtste geven van hetgeen nog komen gaat.
Het is nu hun verhaal, het verhaal van Jory en Bart, en zij zullen het vertellen zoals zij het kennen.