Lieve David,

Nu heeft het toch een paar dagen geduurd. (Maar ik denk dat het daar waar jij zit, ook niet op een dag eerder of later aankomt...) Ik zal er niet lang omheen kletsen: ik ben bezig ons verhaal op te schrijven. Daarom had ik de laatste dagen geen tijd om jou te schrijven. Ben je nu boos? Ik hoop van niet. We hebben het er weliswaar nooit uitdrukkelijk over gehad, maar ik denk dat jij ook altijd hebt gewild dat ons verhaal niet zomaar voorbijgaat - en wordt vergeten zodra de media het hebben uitgekauwd. (A propos: als je denkt dat wat wij aan het eind in Spanje beleefden een mediacircus was, dan had je eens moeten zien wat er gebeurde toen ik op Keulen-Bonn aankwam. (Over mijn interviews en televisieoptredens moet ik je ooit nog eens vertellen, maar nu wil ik me op de essentie concentreren.) Ik ben dus gaan zitten en begonnen ons verhaal op te schrijven. De titel wordt Zwarte zomer - goed gevonden, he! (Ga nu alsjeblieft niet zeggen dat je je het niet meer herinnert - die kapotte belettering op de Auberge de la Téte Noire... ETE noir...weet je nog?) En tot dusverre is alles heel goed verlopen. Over maar één ding moest ik een beetje liegen: hoe we elkaar hadden leren kennen. Voor de buitenwereld heb ik geschreven dat jij me met een stinkende lap had verdoofd en me meteen bewusteloos in je Porsche had gesjord. (Dat heb ik ook de politie al zo verteld.) Ik hoop dat je me dat leugentje om bestwil niet kwalijk neemt. Je weet dat ik vrijwillig bij jou in de auto ben gestapt. Omdat ik meteen voelde dat jij anders bent dan alle mannen (om nog maar te zwijgen van de jongens) die ik daarvoor had ontmoet. Nog nooit was iemand in een limoengele Porsche bij een nachtbushalte gestopt, had het raampje geopend en geroepen: 'Lijn 132, Dom/Centraal Station, instappen alstublieft!' De laatste maanden heb ik het verhaal zo vaak verkeerd moeten vertellen, dat ik niet eens meer weet wat we die eerste minuten hebben gezegd. Ik kan me alleen nog herinneren dat jij me - nadat ik had begrepen dat je niet naar de Dom of naar het Centraal Station maar rechtstreeks naar de snelweg toe reed - dat je mij vroeg wat ik zou doen als jij tegen me zou zeggen dat je een verkrachter en een seriemoordenaar was. En dat ik antwoordde dat ik dan 'gaaf!' zou zeggen.

Ik was al voor je gevallen voor je me bij het wegrestaurant Frechen in het nachtelijke gras bewusteloos sloeg. Voelde je de diepe band tussen ons niet meteen? Dat ik sowieso bereid was geweest met jou naar het einde van de wereld te gaan - ook zonder klappen, mes en pistool? Wat schrijf ik nu toch voor een naïeve onzin. Het is immers duidelijk dat je me wilde testen. Heb ik niet zelf meegemaakt hoe alle meisjes met je wegliepen? Het moest je wel vervelen dat je elk - bijna elk - meisje kon krijgen. En zo beschouwd liet ik je geen andere keus dan mij ertoe te dwingen me tegen je te verzetten. (Maar ik heb mijn rol toch tamelijk goed gespeeld, nest-cepasl) Ik merk dat er een knoop in me loskomt, nu ik eindelijk zo over de dingen kan schrijven. Zonder de angst dat een of andere journalist die zich moreel bijzonder verheven voelt, mij vervolgens weer als 'dubieus iemand' betitelt. En zonder de angst dat mijn dokter De Sousa haar bezorgde teckelgezicht trekt. Op alle zenders wordt ons over de grote liefde voorgekwijld dat het de machtigste kracht op aarde is en dat niemand zich eraan kan onttrekken - alleen ik, die de grote liefde heb gevonden, zou me er eeuwig voor moeten schamen? Of mijn liefde moeten verraden, door mezelf als een 'speelbal' te beschouwen die toevallig in een bijzonder 'onpeilbare maalstroom' terecht is gekomen? Wie kan ik aan het verstand brengen dat ik met jou de beste tijd van mijn leven heb gehad? Wie???!!!

Lieve David,

Sorry dat ik de brief van vanmiddag zo abrupt heb beëindigd. Je ziet dat ik de laatste maanden veel heb opgekropt. Maar ook al kan ik de dingen nu weer wat minder emotioneel bekijken, dan blijf ik met hetzelfde probleem zitten. Ik ben met mijn boek op een doodlopend spoor terechtgekomen. Tot de gebeurtenissen in Lourdes is het me gelukt ons verhaal zo te vertellen dat ik heel dicht bij de waarheid kan blijven en dat het toch niet te veel koren op de molen van mijn vijanden is. (Je kunt niet geloven wat voor hatelijkheden de media over mij verspreiden. Vooral sinds is uitgelekt dat de politie bij jou een camera heeft gevonden en dat op die camera (naast allerlei 'gruwelijke beelden') foto's staan waar we allebei in 'ontspannen toeristenposes' opstaan. Ik vermoed dat ze daarmee de opnames bedoelen die jij bij de Pont du Gard van me hebt gemaakt. (Of heb je nog meer 'vakantiefoto's' van me gemaakt waar ik niets van afweet?) Superbrutale journalisten beweren zelfs dat er een foto was waarop we met elkaar 'aan het flikflooien' waren. Ongelooflijk wat voor goedkope fantasie die mensen hebben! Alsof wij ooit met elkaar geflikflooid hebben!) Tot dusverre is alles dus goed verlopen. Maar nu weet ik niet meer hoe het verder moet.

Aan de ene kant wil en kan ik geen leugenachtig boek schrijven. (Details als dat ik je geen enkele keer 'David' noem maar 'mijn kweller', zijn in mijn ogen geen leugen, maar eerder grappig.) De hele waarheid kan ik echter ook niet schrijven, want ik wed dat die bekrompen figuren gewoon zitten te wachten op een voorwendsel om me eindelijk niet alleen moreel maar ook juridisch als 'mededaderes' te kunnen veroordelen. En wie heeft er nu iets aan als ik de bak indraai? Weliswaar zouden mijn advocaat en dokter De Sousa vermoedelijk proberen me onder verwijzing naar haar geliefde 'Stockholmsyndroom' vrij te pleiten - maar daar kan ik natuurlijk niet voor honderd procent op vertrouwen. En - om heel eerlijk te zijn: ik weet niet of ik een dergelijk proces met alle mediadrukte van de laatste tijd aan zou kunnen. (De gevangenis zelf jaagt me niet eens zo veel angst aan.) Hoewel, als ik er beter over nadenk: ik zou Tinka en de frisse lucht vreselijk missen. Ik geloof ook niet dat ik met de andere vrouwen die in zo'n bajes zitten zo goed zou kunnen opschieten...) De simpelste oplossing zou zijn om het hele gedoe met het boek op te geven. Maar tijdens het schrijven voel ik me beter dan ik me in tijden heb gevoeld. (Het is bijna alsof ik alles nog een keer beleef. Een groter geluk kan ik mezelf toch niet bezorgen?) Van stoppen kan dus geen sprake zijn. Misschien moet ik afscheid nemen van het idee dat ik het verhaal aan de buitenwereld wil vertellen. Is het niet voldoende als ik het voor mezelf (voor jou! Voor ons!) opschrijf? Maar nu moet ik je iets vertellen en ik kan alleen maar hopen dat je me begrijpt - ik zou er erg van balen als ik de vijfhonderdduizend euro die de uitgeverij me al voor het boek heeft betaald terug zou moeten betalen. Ik hoef jou immers niet uit te leggen wat vijfhonderdduizend euro betekent... En als ik het manuscript klaar heb en inlever, krijg ik nog een keer hetzelfde bedrag! In totaal dus een miljoen! Daarvan zou ik naar Amerika kunnen emigreren en dan zou ik tot aan het eind van mijn dagen geen geld meer hoeven te verdienen. (Nou ja, misschien niet helemaal. Maar de eerstkomende dertig, veertig jaar zou ik er zeker van kunnen leven. En bovendien zei mijn manager dat met het miljoen de koek nog lang niet op is. Hij zei dat Hollywood ons verhaal per se wil verfilmen, er lagen al drie verschillende verzoeken. (Eerst vond ik dat natuurlijk heel spannend. Maar toen ik hoorde dat uitgerekend Lindsay Loran erom vecht om mijn rol te spelen, werd ik toch sceptisch. Kennelijk wil ze in januari al naar Berlijn komen om me te ontmoeten... Ik weet het niet... Toch wil me van al die Hollywoodgansjes niet één te binnen schieten die ik er serieus toe in staat zou achten mij te kunnen spelen. Het meest in aanmerking komt misschien Lauren Ambrose. (Je weet wel, die met dat rode haar uit Six F eet Under.) Aan de andere kant is ze misschien een beetje te oud voor de rol. (Ik heb het opgezocht, in februari wordt ze negenentwintig.) Bovendien weet ik helemaal niet of het wel iemand met rood haar moet zijn, mijn haren zijn tenslotte nog steeds castano oscuro. (Begin november heb ik ze bijgekleurd - wat mijn moeder een hysterische aanval bezorgde. En ook dokter De Sousa had een diepe frons in haar voorhoofd toen ze informeerde waarom het zo belangrijk voor me was om me te 'identificeren' met die haarkleur waartoe 'mijn agressor' me had verplicht.) De beste oplossing zou natuurlijk zijn dat ik mezelf zou spelen - niet omdat ik ineens van plan ben om actrice te worden. Maar ik kan me gewoon niet voorstellen wie mij moet spelen. (Voor jouw rol schijnt kennelijk Daniel Craig de kansrijkste kandidaat te zijn. Nadat ik dat had gehoord, heb ik kort voor kerst de nieuwe James Bond in de bioscoop bekeken - en ik moet toegeven: hij heeft wel iets.

(Vooral die ene scéne vond ik cool, waarin hij helemaal in elkaar geslagen bij de bar opduikt en de barkeeper hem vraagt hoe hij zijn martini wil, 'shaken or stirred' en hij daarop antwoordt: 'Do I look like I give a damn!. (Jaaaaaa. Die grap begreep ik zelfs... Overigens heb ik kort geleden die film met je geliefde Michael Douglas gehuurd, waar je zo veel over had verteld: Valling Down. En ik weet, het is een beetje unfair, omdat je me nu geen weerwoord kunt geven - maar zo geweldig vind ik die man nou ook weer niet. (En in de hamburgertent richt hij ook geen bloedbad aan, maar hij schiet alleen in het plafond... ) Maar terug naar Mr. Craig. Zou jij je kunnen voorstellen door hem gespeeld te worden? Natuurlijk geldt voor jou hetzelfde als voor mij - eigenlijk zou jij alleen jezelf goed kunnen spelen, maar zoals het er nu voorstaat, hoeven we over die variant helaas niet verder na te denken. Nu ben ik door dat hele filmverhaal de draad kwijt... De vraag was dus hoe ik met mijn boek verder moet. Mag ik de buitenwereld vertellen dat ik het was die onze hermana Lucia in de toiletruimte in Lourdes aansprak? Ik weet zeker dat de mensen er niets van zouden begrijpen. Ze zouden me alleen maar veroordelen, zonder te begrijpen waarom ik jou bij je grote proef moest helpen. Misschien hebben we allebei het eeuwige hellevuur verdiend voor wat we hebben gedaan. Maar wie zegt dat we op de wereld zijn om het eeuwige hellevuur uit de weg te gaan? (Ik weet het, ik weet het, dat zegt de paus bijvoorbeeld...) Ik ben in elk geval niet bang. Want de hel zal ten slotte de plek zijn waar wij elkaar eindelijk zullen weerzien... Als ik erover nadenk, beschouw ik de kwestie met de hel trouwens als vrij twijfelachtig. Want waar moet een man die te machteloos is om in te grijpen in de aardse gebeurtenissen de middelen vandaan halen om een hele hel draaiende te houden? Heb jij in dat bergbeukenbos, waar je de arme hermana Lucia zo toetakelde, God niet diverse malen gesommeerd je tegen te houden? En was het enige antwoord niet het vredig kabbelen van een beek en het tjilpen van vogels? Waarop je de arme hermana Lucia volkomen terecht vroeg of ze niet eindelijk wilde inzien dat dat hele verhaal van haar 'goddelijke verlosser' niets anders dan één grote oplichterij was? Ik heb het vandaag in een heiligenencyclopedie opgezocht: Lucia is inderdaad degene die met lichtjes op haar hoofd rondliep. (Ik herhaal: op haar hoofd! Niet waar jij de kaars neer had gezet...) Wat de afgesneden borsten betreft moet ik je echter teleurstellen: dat was niet de heilige Lucia, maar de heilige Agatha. (Lucia rukte zichzelf de ogen uit, omdat ze na haar bekeringservaring ineens niets meer van haar verloofde wilde weten - en de maagd Maria schijnt haar een nieuw, veel mooier paar ogen te hebben gegeven...) Maar nu - hou je vast, toen ik het las, liepen de koude rillingen over mijn rug: er is een nauwe band tussen Lucia en Agatha: Lucia schijnt omwille van haar zieke moeder een bedevaart naar Agafha's graf op Sicilië te hebben gemaakt en moet daar haar bekeringservaring hebben gehad. Is dat niet ongelooflijk? Vermink je bij een non die Lucia heet de borsten omdat je abusievelijk denkt dat dat haar lot is - dat haar naamsbeschermheilige ongedeerd schijnt te hebben doorstaan - en dan blijkt dat de heilige Lucia zelf weliswaar degene met de ogen te zijn, maar is haar persoonlijke idool niemand anders dan juist die heilige met de borsten! Dat is het moment waarop je toch moet beginnen te geloven in een hogere macht, die alle touwtjes in handen houdt en naar believen samenknoopt. Ook dat met die ogen is echt luguber. Ik ben ervan overtuigd dat je nog weet wat ons als eerste opviel toen we na onze rondreis door Spanje terugkeerden in het bos waar de niet-ontdekte arme hermana Lucia lag.

(Of laten we liever zeggen: waar de niet door mensen ontdekte resten van de arme hermana Lucia lagen...) Juist! Haar ogen waren weg! Natuurlijk waren het 'gewoon' de vogels en insecten van de Pyreneeën geweest die ze uit haar hoofd gepikt of geknaagd hadden - maar toch: dat het hele verhaal ten slotte zo afliep, terwijl jij (in elk geval gedeeltelijk) de heilige Lucia met de heilige Agafha had verwisseld, blijft voor mij het definitieve bewijs dat het noodlot bestaat. En kun je me nu alsjeblieft vertellen hoe ik dat allemaal aan de buitenwereld duidelijk moet maken, zodat die het begrijpt? Of waarom ik, nadat de arme hermana Lucia eindelijk van haar martelaarschap was 'verlost', je mes moest pakken en een hart met 'D&J' in haar buik moest snijden? (In die buik, die nog ronder en witter was dan die van de arme Geneviéve...) Toen zelfs jij tegen me uitvoer wat dat voor 'onzin' was?! Ik heb het je weliswaar nooit verteld, maar godsamme, ja, het kwetste me dat je me op dat moment niet begreep. Net zoals het me kwetste dat je me de nacht ervoor niet één keer aangeraakt hebt, terwijl het onze eerste nacht met z'n tweeën in een tweepersoonsbed was. Niemand weet beter dan ik dat onze relatie totaal niets met vrijen en knuffelen te maken had. Maar waarom het zo verdomd onmogelijk voor je is om ten minste één keer te zeggen: 'Julia, je betekent iets voor me.' Want ik weet toch, dat ik iets voor je beteken!!!

Lieve David,

Kun je het mij vergeven dat ik uit mijn vel sprong? Je had gelijk dat je me een kitschslet noemde. Het zal niet meer gebeuren. Maar het is niet gemakkelijk voor me. Je hebt me weliswaar steeds geprezen dat ik zo geweldig goed kon zwijgen - maar nu merk ik hoe zwaar het me valt om niemand te hebben met wie ik de dingen oprecht kan delen. Carina mag ik van alles wat er in Lourdes en later is gebeurd helemaal niets vertellen. Nu ze rechten studeert, zou ze wel eens op domme ideeën kunnen komen en bovendien heb ik sowieso bijna geen contact meer met haar. Met dokter De Sousa wil ik er niet over praten, zij zou alles alleen maar weer vanuit alle gezichtspunten bekijken en net zo lang stukpraten tot ik mezelf uiteindelijk een dom klein meisje vind, dat in het donkere bos is verdwaald. En Tinka is weliswaar de beste luisteraarster van de wereld - maar het blijft uiteindelijk toch maar een hond. Is het slettengeleuter als je dingen waar je trots op bent steeds opnieuw wilt vertellen? (Ik geloof eigenlijk van niet. Jij hebt me de verhalen over wat je met de meisjes voor mij had uitgehaald, ook honderd keer verteld.) En het was echt niet zo gemakkelijk om hermana Lucia te strikken.

Daarom mag je van geluk spreken dat ik eerzuchtig werd toen we die zondagochtend nog een keer langs de grot en de baden slenterden en jij me op de jonge latina-non in het witte habijt wees, die daar met de andere 'Zusters van de goddelijke Verlosser' stond en souvenirfoto's nam. (Ondanks mijn geloof in het noodlot blijf ik erbij dat het niet dezelfde was als die jij de avond daarvoor over de rozenkrans had aangesproken.) Ik voelde echter meteen hoe graag je haar wilde hebben - en dat je geen idee had hoe je haar bij de andere nonnen weg moest lokken. Want een 'porno paparazzi girl' die in een fotoshoottruc zou trappen, dat was onze hermana Lucia zeker niet! (En jij was niet zo stom om haar met geweld uit de pelgrimsdrukte te ontvoeren.) Ik moet nog steeds grijnzen als ik aan je verbouwereerde gezicht denk toen ik je uitlegde dat je weer in de auto moest stappen en het verder gewoon aan mij moest overlaten. Wat een triomf toen je inderdaad wegging! (Alleen niet zonder vooraf nog een keer tegen mij te zeggen dat ik 'volkomen getikt' was, dat het me sowieso niet zou lukken en dat je me maximaal dertig minuten de tijd zou geven...) Nu kan ik het toegeven: nadat je weg was, kreeg ik best een onbehaaglijk gevoel, ik had er immers geen benul van hoe ik hermana Lucia ertoe zou moeten krijgen alleen met mij het heiligdom te verlaten en naar de auto te gaan. De andere nonnen fladderden de hele tijd om haar heen, alsof zij de spil van de groep was. (En ik verbaasde me erover dat nonnen zo opgewekt met elkaar om konden gaan.) Wie weet wat er gebeurd zou zijn als de arme hermana niet ineens een zeer aardse behoefte had gevoeld en zich daarom met haastige passen van haar groep had verwijderd? Zou ik me bij de 'Zusters van de goddelijke Verlosser' hebben aangesloten en met hen naar Argentinië of Chili zijn gevlogen, als ik niet de kans had gehad haar alleen te pakken te krijgen? (Het is eigenaardig, als ik het me nu probeer te herinneren lijkt het of ik inderdaad met die gedachte heb gespeeld - ja, het lijkt bijna alsof ik even echt wanhopig was toen ik zag dat onze non zich verwijderde naar de toiletten. Want was dat niet een duidelijk teken van het noodlot, dat me opriep niet te vluchten, maar te bewijzen dat ik me aan mijn belofte kon houden? (De vraag echter, of jij in Lourdes een bloedbad zou hebben aangericht zodra het je duidelijk was geworden dat ik hem was gesmeerd - die vraag heb ik mezelf toen niet echt gesteld. En ik vermoed dat dat er niet zozeer aan lag dat ik niet geloofde dat je je dreigement in daden om zou zetten - ik was er immers getuige van geweest hoe je eerst de hond en later Alessia en Gabriella had doodgeschoten. Ik geloof dat het kwam omdat ik het punt had bereikt waarop een vraag als 'je schuldig maken aan een bloedbad of het verhinderen?' me niet langer interesseerde. Op de lange reis van Keulen-Marienburg naar het heiligdom van Lourdes was de wereld er anders uit gaan zien, maar niet zo dramatisch dat de lucht ineens groen en de rivieren rood waren - alhoewel, door een permanente zonnebril bekeken verandert het landschap inderdaad van kleur. Het gevoel laat zich nog het best omschrijven alsof de wereld de werkelijkheid was kwijtgeraakt. Ineens was alles mogelijk, niets had zijn oude betekenis nog. De nieuwe wereld gehoorzaamde aan zijn eigen wetten en hield geen rekening met degenen die erin rondliepen, net zoals het het heelal niet interesseert dat het zwaartekrachtwezens laat zweven. Dat gevoel - waaraan ik voor het eerst had geroken, toen jij me in de Porsche vroeg wat ik zou zeggen als jij zou zeggen dat je een verkrachter en een seriemoordenaar was - dat gevoel overviel me toen ik hermana Lucia achternaliep naar de toiletten. In de seconde dat ik me in het hokje naast haar opsloot en aan de wand het gele afvalbakje ontdekte dat er was opgehangen om spuiten in weg te gooien, die de Lourdeszieken ondanks al hun geloof in wonderen kennelijk toch achterlieten, werd me 162 163 duidelijk wat me te doen stond: ik begon te huilen. Tussen de snikken laste ik pauzes in om te horen wat er in het hokje naast me gebeurde. Toen ik me bukte, kon ik een witte verpleegstersschoen met crèpezooi zien, die ik meteen leuk vond, omdat me duidelijk was dat de non hem niet droeg omdat hij 'hip' was. Eerst hoorde ik geklater, daarna werd het stil en ineens sprak een vriendelijke stem me door de dunne wand in het Spaans aan. Ik vermoed dat ze iets vroeg in de trant van 'Heb je hulp nodig?'. Ik begon in elk geval heftiger te snikken, waarop de stem me vroeg: Parlez-vous francais?' - wat ik in tranen beaamde. Ik gaf hermana Lucia wat tijd om haar witte habijt weer naar beneden te trekken en de wc door te spoelen. Nadat ze drie keer op de deur van mijn hokje had geklopt, liet ik haar binnen. Even was ik verbouwereerd hoe jong ze was, ze kon hoogstens midden in de twintig zijn, geen leeftijd voor een non. Toen vertelde ik haar in het Frans mijn hele treurige verhaal: dat ik mijn vader, wiens linkerknie zo kapot was dat hij nog geen tien stappen kon lopen, had overgehaald met mij op reis te gaan naar de Pyreneeën, en dat mijn vader, die jammer genoeg al vele jaren geleden van zijn katholieke geloof was gevallen, nu op de parkeerplaats in de auto zat, en koppig weigerde het heiligdom te betreden en me ook nog verwijten maakte dat ik hem om de tuin had geleid. En dat terwijl ik toch alleen het beste voor hem wilde en er daarom zo mijn best voor had gedaan om een afspraak bij de baden te krijgen, en hermana Lucia wist immers zelf hoe moeilijk het was om een badafspraak in de wacht te slepen, en als het me de volgende dertig minuten niet lukte mijn vader te overtuigen, misten we de afspraak en hadden we de hele verre reis uit Keulen hiernaartoe voor niets gemaakt. Kennelijk had ik de juiste toon en het juiste verhaal getroffen. Hermana Lucia aarzelde geen seconde om me naar de parkeerplaats te vergezellen en met mijn 'vader' te praten. Mijn lieve David, ik vind echt dat je me voor deze briljante ingeving wel een beetje meer had kunnen prijzen - in plaats van me te waarschuwen dat ik nooit meer een grap over je knie moest maken... Shit, nu gaat m'n mobieltje.

Lieve David,

Je zult niet geloven wie me opbelde: mijn vader! (Hoe zat dat ook weer met de macht die alle touwtjes in handen houdt en ze naar believen samenknoopt...?) Hij heeft toch niet het vliegtuig naar India genomen. In plaats daarvan stelde hij me voor 's ochtends vroeg met de auto naar Berlijn te rijden om samen met mij oud en nieuw te vieren... Het nieuwe jaar met mijn vader beginnen. Dat ontbrak er nog maar aan... Hoewel we hoogstens vijf minuten met elkaar getelefoneerd hebben, kreeg hij het alweer voor elkaar me boos te maken. Wat moet je denken van een vader die nog net met een half zinnetje informeert hoe het met zijn dochter gaat en liever van wal steekt over de onzin die hem toevallig bezighoudt - vandaag de terechtstelling van Saddam Hussein. Hij hield een eindeloze preek dat de democratie niet 'met dictatoriale middelen' kon worden opgelegd en dat de Amerikanen zichzelf om 'dit bloed dat nu ook nog aan hun handen kleefde' tot aan het einde van hun dagen zouden 'vervloeken'... (Herinner je je dat idiote liedje nog dat in Frankrijk op de radio werd gedraaid: 'Je m'appele Bagdad". Die onzin met 'princesse déjigurée' en 'Shéhérazade m'a oubliée'.) Ik heb mijn vader in elk geval verteld dat hij wel een Franse smartlappenzangeres leek en dat zijn geliefde Fransen tenslotte ook een of andere koning hadden onthoofd om hun verrekte democratie te vestigen - als ik het goed heb begrepen is Saddam Hussein tenminste nog opgehangen - waarop mijn vader eerst naar lucht moest happen. Niet om mij gelijk te geven, hoor. Maar alleen om mij nog meer op mijn zenuwen te werken, namelijk met de opmerking of ik er niet toch nog een keertje over na wilde denken in elk geval tot het volgende zomersemester te gaan studeren, hij kon mijn verzet heus wel begrijpen, maar op een dag zou ik het 'bitter berouwen' dat ik mijn 'geestelijke potentieel zo verwaarloosde'. Waarom belt mijn vader niet George W. Bush op als hij iemand de les wil lezen over iets wat diegene tot aan het einde van zijn dagen 'bitter' zal 'berouwen'. (Jammer dat dat zinnetje me zonet aan de telefoon niet te binnen schoot.) Soms vraag ik me af of het niet gemakkelijker zou zijn om geen ouders te hebben. Ik weet dat jij daar een andere opvatting over hebt, maar denk je echt dat je leven 'gelukkiger' zou zijn geweest als je je vader had gekend? Ik heb je moeder trouwens gezien, bij Stern TV, en ze lijkt inderdaad net zo'n 'bitch' als jij haar altijd hebt beschreven. Ik ga ervan uit dat jij niet de mogelijkheid hebt gehad om het interview te zien, daarom kan ik je verklappen dat ze grote moeite deed zichzelf als arme onschuldige vrouw voor te doen, die destijds 'gewoon een moeilijke tijd, zal ik maar zeggen' had gehad en 'het gewoon niet meer aankon, de hele situatie, zal ik maar zeggen, en zo'. (Jauch was natuurlijk veel te soft om haar echt aan de tand te voelen.) Bovendien ziet ze er nog veel afgesloofder uit dan ik me haar had voorgesteld. Met zo'n slechte, deegachtige huid zou ik niet op televisie zijn verschenen!

En je zag ook duidelijk dat ze geprobeerd had zich voor haar grote optreden elegant te kleden, hoewel het natuurlijk goed kan zijn dat de omroep achter dat vreselijke roze pakje en dat quasi-serieuze kapsel zat. Ik ben zelf immers bij Beckmann geweest en daar keken ze me heel raar aan toen ik hun meedeelde dat ik het zwarte T-shirt met lange mouwen en de oude spijkerbroek waarmee ik de studio binnen was gekomen tijdens de uitzending aan wilde houden en dat ik het liefst helemaal niet geschminkt zou worden. (Je kunt je niet voorstellen wat ze bij de televisie voor een kouwe drukte van dat schminken maken! Het vreemdst vond ik de vraag: 'En wat mag ik met je haren doen?' Eerst begreep ik totaal niet waar dat make-up-mens naartoe wilde, tot ik doorhad dat ze de uitgegroeide plekken bedoelde - ik had mijn haar toen nog niet bijgekleurd - en dat ze kennelijk vond dat ik zo niet op de televisie kon komen.) Het gesprek zelf was trouwens best grappig. Ik weet zeker dat je je rot gelachen zou hebben als je daar waar je bent televisie zou kunnen kijken. Aan de ene kant was Beckmann er natuurlijk tuk op om alle details van mij te horen, maar tegelijkertijd ging hij op de slijmtour met: 'Julia, je weet, als het je te veel wordt, mag je dit gesprek elk moment afbreken... ' Natuurlijk deed ik dat niet, hoewel mijn manager op de achtergrond een paar keer wild zat te zwaaien. Ik choqueerde Beckmann echt toen ik hem op zijn vraag waar ik tijdens mijn ontvoering het meest onder geleden had, antwoordde: 'Onder het slechte eten'. Toen zakte zijn mond open. ('Onder het slechte eteri Beste Julia, dat moet je de kijkers uitleggen! Van alles wat je hebt meegemaakt, wat je hebt moeten doorstaan, heb je het meest onder het slechte eten geleden?' (Hij zat zo vaak aan zijn bril te frunniken dat hij zelfs vergat met de standaardonzin op de proppen te komen dat het eten in Frankrijk en Spanje toch zo lekker was... Je moeder beweerde in haar interview ook nog dat ze mij 'ontzettend graag' zou ontmoeten om zich bij mij persoonlijk te verontschuldigen voor alles wat jij mij hebt aangedaan. Mijn manager zegt echter dat hij nog geen woord van haar heeft gehoord. En om eerlijk te zijn: ik zit er niet echt op te wachten om je moeder beter te leren kennen. Ze lijkt immers niet eens op je. Bovendien zouden we alleen maar ruzie krijgen, ik kan namelijk niet begrijpen waarom vrouwen kinderen krijgen als ze niet van plan zijn voor die kinderen te zorgen. Goed, je moeder was nog maar zeventien toen ze zwanger werd. Maar toch: dat ze haar ouders met jou opzadelde om in Berlijn gewoon weer lekker te verder te kunnen blowen, was niet oke. En dat ze nu overal het leugenachtige liedje aanheft 'Ik wilde toch altijd alleen maar het beste voor mijn David' - en voor dat liedje waarschijnlijk ook nog een heleboel geld krijgt - is ongelooflijk walgelijk. Sorry. Ik neem aan dat het nieuws dat je moeder zich verrijkt aan jouw beroemdheid je niet bijster gelukkig zal maken, maar het is jammer genoeg de waarheid... Ik ben moe en mijn Tinka is onder de tafel ook al in slaap gevallen, daarom: slaap lekker! Julia, die vannacht hopelijk van je droomt.

Lieve David,

Ik wens je een heel mooie goedemorgen! Zo diep heb ik al sinds lang niet meer geslapen. Is dat geen goed teken? Dat het op de laatste dag van het jaar nog een keertje beter gaat? Maar als ik eraan denk dat het binnen zestien uur voorbij is, word ik vreselijk neerslachtig. En ik word nog droeviger als ik in de toekomst kijk en de vele saaie jaren zie die voor me liggen, terwijl onze twee weken in de achteruitkijkspiegel steeds kleiner worden... Daarom snel terug naar Lourdes! Ik was bang dat je misschien helemaal niet in de auto zou zitten of dat er iets anders verkeerd zou gaan toen ik naast onze hermana Lucia de steile weg op liep waar we 's ochtends de auto hadden geparkeerd. Ik weet zeker dat de arme non geen enkele argwaan koesterde, maar toch had jij alles kunnen verpesten als je niet snel en vastberaden genoeg zou hebben gehandeld. Ik had mooi staan kijken als jij ineens de padvinder of een ander beleefd typje had uitgehangen, vrolijk uit de auto was gesprongen en met je sportieve loopje op ons af was gelopen. Want dat je (wat je ook was) niet mijn vader kon zijn en bovendien geen echte problemen had met lopen - dat ik dus gigantisch moest hebben gelogen - dat begreep hermana Lucia meteen toen ze je zag. Op dat moment trilde ik bijna even erg als zij later. (Ik weet het, ik mag me niet beklagen. Het was tenslotte mijn fout om je te overrompelen in plaats van je van tevoren in mijn plan in te wijden.) Merkte je hoe droog mijn keel was, toen we eindelijk de Ford bereikten? De arme hermana Lucia moet nog steeds gedacht hebben dat ik zo nerveus was omdat ik bang was voor de koppigheid of de woede van mijn vader. Het gebaar waarmee ze me over mijn hoofd streelde en me met haar harde Spaanse accent 'une bonnefilie'noemde, bezorgt me nu nog de rillingen. Had ik op dat moment geen medelijden met haar? Heb ik niet toch nog een keer overwogen om te blijven staan en haar op het laatste moment te zeggen dat ze moest rennen voor haar leven? (Lieve David, ik weet het, je zult het afdoen als slettenkitsch en het spijt me dat ik je daarmee lastigval, maar ik moet mezelf die vragen stellen.) Achteraf komt het op me over alsof ik in een bos in een boom ben geklommen: ik zit al best hoog als ik merk dat ik misschien beter in de boom ernaast had kunnen zitten, met takken waar medeleven en erbarmen en al die andere mooie menselijke gevoelens aan groeien. Vanuit de verte gezien staat mijn boom niet eens zover van de andere boom af. Als je er zelf in zit, zie je echter dat je er niet zomaar naartoe kunt springen, maar de hele weg naar beneden en de andere stam weer omhoog zult moeten klauteren. Maar ik weet zeker dat ik die dingen nu pas denk, nu ik hier in Berlijn aan het oude tafeltje in de kroeg zit (dat ik als schrijftafel gebruik) en alles nog een keer de revue laat passeren. (Misschien word ik ook alleen aangestoken door mijn vijanden.) Die zondagochtend in Lourdes wist ik niets van een andere boom. Er was maar één boom wiens kroon ik op het punt stond te beklimmen.

En zoals er aan een naaldboom nu eenmaal geen loof groeit, zo groeide er aan mijn boom geen medelijden. Lieve oude krokodillenziel, de waarheid is dat ik ook gegrepen was door jouw jachfkoorts. Ik juichte inwendig toen jij de arme hermana Lucia de auto in trok en mij sommeerde achter in de auto te springen die je al met loeiende motor had gestart. Ik was zo blij dat alles lukte - het stoorde me niet eens dat je meteen in het Spaans begon te sissen en dat ik er geen woord meer van verstond. Onze rit naar Vallée d'Ossoue leek me het opwindendste wat ik in mijn hele leven tot dusverre had gedaan - ja, in zekere zin voelde ik me voor het eerst echt leven, alle verscheurdheid en twijfel die me dag en nacht hadden gekweld, en die nu alweer beginnen, waren weg. Het moet hetzelfde gevoel zijn als wanneer je met z'n tweeën uit het vliegtuig springt: de vrije val, al je zenuwvezels vibreren en je weet dat je zelf helemaal niets anders kunt doen dan hopen dat de man met de parachute op het juiste moment aan het koord zal trekken. Alles vliegt ruisend voorbij en tegelijkertijd staat alles helemaal stil. (Tenminste zo stel ik me parachutespringen voor. Als het weer beter met me gaat, wil ik het beslist nog een keer proberen.) Ik heb de natuur nog nooit zo intensief beleefd als in die korte eeuwigheid dat we met z'n drieën door het beukenbos in de Pyreneeën strompelden: de geuren, de geluiden, het gevoel van de motregen op mijn huid, die ineens honderd keer gevoeliger was dan anders, net als mijn neus en mijn oren honderd keer gevoeliger waren - alle grenzen leken opgeheven: de dingen raakten me rechtstreeks. Jij en hermana Lucia en ik, wij maakten deel uit van iets veel groters en ik was niet bang om getuige te zijn, ik voelde niet de behoefte om mijn oren dicht te houden of mijn ogen te sluiten toen jij het mes dat je bij de Pont du Gard had gekocht uit je zak trok en daarmee eerst het habijt kapotsneed dat het lichaam van onze non bedekte. Ik dacht zelfs dat ik haar Spaanse smeekbeden - waar jij je niets van aantrok - verstond, omdat het ineens een geluid te midden van de vele bosgeluiden was. Alles leek zijn natuurlijke loop te nemen, toen ik eerst de witte jurk, vervolgens het even witte lichaam van onze non en tot slot jou op de met bladeren bedekte grond zag vallen. Ik kon mijn ogen niet afwenden toen jouw gespierde lichaam aanviel op het andere lichaam, zacht als een larve, en het deed schudden. Mijn enige gedachte was: wat hulpeloos is dat vlees toch dat een kletsend geluid maakte op het ritme van jouw stoten, en hoe terecht het is om het te verachten. Zou onze hermana nog meer hebben geleden toen jij opnieuw naar het mes greep? Of was ze je dankbaar dat haar vlees zo snel werd bestraft? Ze huilde niet. Het enige wat ze schreeuwde was: 'Senor' en 'piedad' en ik durf ook nu nog geen oordeel te vellen wat ze daarmee bedoelde: jou of de Heer aan wie ze haar leven had gewijd en die haar in de steek had gelaten. En toen bekropen me toch nog een paar vervloekte twijfels: waar haalde die vrouw de kracht vandaan om niet te smeken en te jammeren? Heb jij haar echt overwonnen? Of heeft zij jou eigenlijk overwonnen doordat ze tot slot steeds nadrukkelijker eiste: 'Matame!'('Dood me!') 'Porfavor, matame!' Op dat moment bewonderde ik haar. Ik had nog nooit iemand meegemaakt die zoveel pijn moest verdragen en er niet door bezweek. En toen de hemel ook nog meedeed door op te houden met regenen en ik het lila bloempje ontdekte dat naast haar hoofd groeide en de mier die over haar voorhoofd kroop - toen moest ik naar jullie toe gaan en het mes uit jouw hand nemen, die helemaal slap naast je lichaam lag, alsof niet alleen onze non was gestorven, maar ook jij. (Maar ik zag immers dat je leefde, zo heftig ging je borst op en neer, heftiger nog dan wanneer je sliep.) Begrijp je nu waarom ik dat mes moest pakken en ons in dat witte vlees moest vereeuwigen?

Maar de heiligheid van het moment was verbroken toen ik het bordje in het oog kreeg dat een paar meter verderop op een beukenboom was gespijkerd: 'dècharge interdite' - 'vuilstorten verboden. Ik hoorde mezelf lachen, nadat ik mijn ogen had gesloten en tot tien had geteld en het bordje er nog steeds hing. Ik hoorde jouw gelach, dat losbarstte nadat je je had omgedraaid om te kijken wat mijn vrolijkheid veroorzaakte. Ik hoorde de bladeren ritselen en de dode takjes breken terwijl we ons allebei slap lachten. Had ik moeten voorvoelen hoe verschrikkelijk alles nog maar een week later zou eindigen? Maar die zondagmiddag had ik zo sterk het gevoel dat de hemel aan onze kant stond...

Lieve David,

Over hoeveel bergpassen zijn we de Pyreneeën in gevlucht? Vijf? Zes? Zeven? Jammer genoeg kan ik in mijn atlas de Vallèe d'Ossoue niet vinden, terwijl ik zeker weet dat die in de buurt van het Cirque de Gavarnie moet liggen. (Het is me een raadsel hoe jij het onze hele reis zonder atlas hebt gered. Ik daarentegen heb kennelijk de gènante afhankelijkheid van kaarten van mijn moeder geërfd. Hopelijk pak ik niet ook op een dag het stratenboek in voor ik van Keulen naar Dusseldorf rijd...) Herinner je je nog hoe ik de Col du Tourmalet gedoopt had? Juist. Col du Tortur-malet. (En herinner je je ook nog dat het de eerste keer was dat je me 'slim meisje' noemde?) Ik zie de steile bergkam voor me, de troosteloze stoeltjesliften, de haarspeldbochten en vooral de witte namen op het asfalt. De verhalen die je me over je vroegere collega's vertelde, herinner ik me jammer genoeg niet meer, ik weet alleen nog dat je de draak stak met de idioot die vijftig keer 'ULLE' op de weg had geschilderd, terwijl Jan Ullrich bij deze Tour de France immers niet eens mocht starten. (En ik kan van schaamte wel door de grond zakken als ik eraan denk dat ik je vroeg of 'ETA' een heel geliefde rijder was, omdat 'zijn' naam zo vaak te lezen was...

Bedankt dat je me niet bij de schapen langs de kant van de weg hebt gezet, maar alleen zo moest lachen dat je op een haar na de volgende bocht miste...) Het allermooiste aan die Pyreneeïnzondag was echter dat ik ineens begreep wat wielrennen voor je had betekend en waarom er iets in je kapot moest gaan toen definitief duidelijk was dat je nooit meer zou kunnen rijden. Ik voelde me bij onze berg- en dalrit zo sterk en vrij als de gier die boven de Tourmalet cirkelde (en ik blijf erbij: het was een gier en geen valk, zoals jij dacht - denk eraan in wat voor toestand onze arme hermana zich zo korte tijd later bevond...) - als ik mij dus al zo sterk en vrij voelde, hoeveel sterker en vrijer moet jij je dan gevoeld hebben toen jij al die cols enports nog uit eigen kracht op worstelde? Om nog maar te zwijgen van het gevoel om langs die smalle wegen het dal in te schieten. Ik kon me er helemaal in verplaatsen hoe die hordes zondagsfietsers met hun rode gezichten je moesten irriteren, die zonder enige gratie jouw hellingen op beulden. Waarschijnlijk leed je net zoals Beethoven zou hebben geleden als hij onze schoolconcerten had moeten aanhoren. Ik kan het alleen maar met je eens zijn: zulke bergen zijn er niet voor gemaakt om door de doorsnee mens op twee wielen beklommen te worden. En daarom zou de doorsnee mens met zijn vingers - of liever met zijn benen - van die bergen af moeten blijven. Wat vind ik het jammer dat ik je nooit heb zien rijden. Ik weet niet of er bergpanters of bergluipaarden bestaan (in de Pyreneeën zeker niet) - maar ik stel me voor dat je de bergen vroeger als een jager besprong. Het is treurig, maar zelfs op internet zijn er geen bruikbare wielrenfoto's van je te vinden; telkens alleen die foto waarop je volkomen afgedraaid over je stuur hangt. (Wind je alsjeblieft niet op: maar uitgerekend die foto plaatsen de media natuurlijk het liefst...) De enige foto die me bevalt is de foto van je overwinning, waar je met je armen omhoog over de finish rijdt en je beide wijsvingers op jezelf richt. (Toch hebben ook een paar kranten die foto gepubliceerd.) De mooist afgedrukte heb ik uitgeknipt, in een lijstje gedaan en op mijn bureau neergezet. (Naast het flesje dat je me in Lourdes hebt gegeven.) Vind je dat slettenkitsch? Of word je er een beetje trots van? Ik heb maar één ding op die foto aan te merken en omdat ik er nu al dagen en nachten tegenaan kijk, moet ik mijn kritiek eindelijk kwijt: waarschijnlijk ben jij de enige mens ter wereld die er in die wielrenkleren niet belachelijk uitziet - maar moet de kleur per se lichtblauw zijn? Ik begrijp wel waarom een mineraalwaterfabrikant op het idee komt zijn rijders in lichtblauwe tricots te steken. (Ook al heb ik in de natuur nog nooit lichtblauw mineraalwater gezien, maar dat terzijde...) Toch zou ik je 'eersteklas' Spaanse mineraalwaterploeg nog sympathieker vinden als die je een zwart of in elk geval een donkerblauw tricot ter beschikking had gesteld. (En die geelrode stippen maken het er ook niet bepaald beter op... Maar wat zei mijn oma ook altijd? Je hebt het in het leven niet voor het uitkiezen...) Die zondag was de gelukkigste dag in ons leven. (En het is me opgevallen dat ik heel lang heb moeten zoeken om in mijn leven een gelukkigere dag te vinden - misschien was het wel de allergelukkigste dag. (Is er in jouw leven wel een gelukkigere dag geweest? Ik vrees van wel. Ik hoop van niet natuurlijk...(Ik weet het, ik weet het: jaloezie is echt slettenkitsch tot en met...) Het liefst zou ik alleen nog willen denken aan ons geluk, maar er is een gedachte die me niet met rust laat en die gedachte is zo pijnlijk dat ik bijna op het punt sta naar de badkamer te gaan, een scheermesje te pakken en me voor de verandering weer eens in mijn bovenbenen te snijden.

Wij tweeën zouden nog steeds gelukkig kunnen zijn als jij maar bereid was geweest om met mij in de bergen te blijven. (Net als Sissy Spaceks revolverheld in Badlands ertoe bereid was om met haar in het bos te leven, nadat hij haar vader had doodgeschoten.) Hoog in de Pyreneeën was het in de winter misschien echt te zwaar voor ons geworden, maar ik heb geprobeerd die omgeving waar het me zo goed beviel, dat beboste dal waar we de volgende dag tijdens onze rit van Andorra naar Gerona door gekomen zijn, op de kaart te vinden: het moet de Serra de Cadi zijn geweest. (Ik haat die atlas! Waarom kan hij niet gewoon geurloos zijn als hij er geen idee van heeft hoe het in een bergbos aan de zuidhelling van de Pyreneeën ruikt! Waarom moet hij nou zo nodig naar vieze lijm stinken!). We hadden in de rivier vissen kunnen vangen, en paddenstoelen waren er vast ook in overvloed geweest, en meer bessen dan we allebei hadden kunnen eten. En we hadden van de naburige bergweiden vast wel een paar schapen, geiten en misschien zelfs wilde paarden kunnen weglokken. Op de bosgrond met zijn dichte lange gras hadden we heerlijk kunnen slapen. (Comfortabeler dan in die verdraaide plastic hotels van jou!) Het enige wat we nodig hadden gehad waren een paar slaapzakken, warmere kleren en behoorlijke schoenen. Maar die hadden we immers in Andorra kunnen kopen. En niet dat jurkje en die babysandalen die jij mij had aangepraat... Het zweet breekt me uit als ik eraan denk dat we naar dat rottige Andorra zijn gereden om zulke onpraktische spullen te kopen! Stel je eens voor wat er zou zijn gebeurd als ze aan de grens niet alleen onze kofferbak maar ook nog onze legitimatiebewijzen hadden willen zien? Al verzeker je me honderd keer dat ze alleen douane- en geen pascontroles doen. En trouwens: sinds wanneer kan een pompstation-autohandelaarswinkelcentrum zich onafhankelijk verklaren? Dan kan Oberhausen immers morgen ook wel het vorstendom 'CentrO' uitroepen. En mocht er naast een sigaretten-uitlaatgassen-file-Andorra echt ook nog een wilde berggeiten-adelaarsnest- Andorra bestaan, zoals jij beweerde - waarom heb je me daar dan niet mee naartoe genomen?! Ik wil en wil en wil niet begrijpen waarom jij je er zo tegen hebt verzet om met mij in het bos te leven. Natuurlijk mag je dat 'kitsch' noemen en erom lachen. Maar vertelde je me niet zelf dat je juist zo van wielrennen hield omdat je dan altijd in de natuur, buiten was? En daar hadden we eindelijk een plek gevonden waar we het allebei mooi vonden - ja, dat vond jij ook, jij noemde de route naar de Serra de Cadi zelfs je 'lievelingstrainingsroute' - tot ik je voorstelde om er voor altijd te blijven. Intussen denk ik bijna dat je het eng vond om met mij in het bos te leven. Want je moet natuurlijk heel goed met elkaar kunnen opschieten om alleen met z'n tweeën in het bos te kunnen leven. Maar heb ik niet voldoende bewezen dat ik kan zwijgen? Dat ik niet zo'n meisje ben dat dag en nacht vermaakt moet worden? Dat ik niet bang ben voor pijn of ontberingen? Even afgezien van alles wat er daarvoor al was gebeurd: heb ik in de Siërra Nevada niet bij negen graden in die suffe kleren en de sandalen rondgelopen die jij in Andorra voor mij had gekocht? En heb ik me er ooit met ook maar één woord over beklaagd? Zal ik je zeggen hoe het in elkaar zit? De enige reden dat je niet met mij in het bos wilde leven, was omdat ik je mijn liefde had verklaard. Heb ik gelijk of niet? Maar ik wilde niet Love Story naspelen, zoals jij dacht, ik wilde gewoon alleen met jou in het bos leven! Waarom is dat nou zo moeilijk te begrijpen???!!!

Lieve David,

Nou heb ik het dus toch gedaan. Echt jammer dat ik niet meer in een eeuw leef waarin aderlaten een wijdverbreide en geaccepteerde methode was. (Kan het toeval zijn dat 'aderlaten' en 'achterlaten' bijna hetzelfde klinken...?) Ik denk dat de opluchting die ik voel als het mes in mijn huid doordringt en het bloed eindelijk langs mijn benen naar beneden loopt, lijkt op de opluchting die jij voelde als jouw mes een zacht meisjeslichaam opende. Het ziet er griezelig uit in de badkamer, maar daar hou ik me volgend jaar wel mee bezig. (Er zitten echt voordelen aan alleen wonen.) De laatste uren van 2006 wil ik liever benutten om de laatste dingen over onze zondag te vertellen. Want nu de druk (tenminste voorlopig) weg is, kan ik me ook weer, zonder te ontploffen, herinneren hoe mooi het was toen wij tweeën die avond in Luchon onder de douche stonden - en onze benen schoren. Het spijt me dat ik zo moest lachen toen ik op het hotelbed lag - ik was een beetje zeeziek van het nemen van al die bochten - en ik zag hoe jij in de krappe douchecabine ineens het scheermesje en het scheerschuim pakte en je benen begon te scheren. Maar je deed het voor mij, toen je me uitlegde dat profwielrenners hun benen moeten scheren met het oog op de vele verwondingen, de vele verbanden en de vele massages. Op dat moment was me toch al lang duidelijk dat jij nooit meer een wielrenverwonding zou oplopen en dus ook nooit meer een wielrenverband of een wielrenmassage nodig zou hebben. Ik heb je dat detail alleen niet onder de neus gewreven omdat ik het een leuke afwijking vond. Want waarom denk je dat ik me voor het eerst in mijn leven vrijwillig uitkleedde en me ook nog bij jou in die sjofele douchecabine propte? Ook al snauwde je me toe wat dat nou weer moest - in werkelijkheid kon je je lachen immers nauwelijks houden. En geef toe: toen ik tegen je zei dat je een beetje moest voortmaken omdat ik me tenslotte ook nog moest scheren, toen vond je me in elk geval aardig. Waarom begon je anders zo'n vrolijk scheerschuimgevecht met mij, waardoor de douchedeuren opensprongen en het idiote woord 'natte cel' eindelijk inhoud kreeg? Op dat moment begrepen we elkaar perfect, want welke andere man begint er nou te snuiven als een meisje zegt dat ze zich ook nog moet scheren? Dat die opmerking jou een nog grotere lachaanval ontlokte dan het 'dècharge interdite' was voor mij het definitieve bewijs dat niemand me ooit zo goed had begrepen als jij. En als ik niet zo zeker van mezelf was geweest, had ik nooit op mijn tenen durven te gaan staan om je te zoenen. Het maakt niet uit dat die kus hoogstens twee seconden duurde. Ik voel hem nog steeds. Als je dat had willen verhinderen, dan had je me toch niet pas in de derde seconde van je af hoeven te duwen. Of je had me zo vastberaden van je af moeten duwen dat ik met mijn achterhoofd niet bijna, maar pal tegen de rand van de wasbak aan was geknald. Dan was ik waarschijnlijk echt doodgegaan - net wat ik op dat moment trouwens dacht, terwijl ik in de glibberige zeep lag en het in mijn hoofd net zo begon te flikkeren als het beeldscherm van mijn eerste computer had geflikkerd kort voor de harde schijf definitief crashte.

Toen jij je over me heen boog, me bij mijn schouders pakte en me door elkaar schudde en een paar keer 'Julia' tegen me zei, was ik er definitief van overtuigd dat ik dood was. Want dat jij me bij mijn naam noemde, behoorde tot de dingen die in dit leven onmogelijk konden gebeuren... Toen ik roerloos op de grond bleef liggen, voerde ik dus echt geen 'show' op om je aan het schrikken te maken. Eventueel ben ik bereid toe te geven dat ik ietsje sneller bij had kunnen komen. Maar op dat moment was jij al door je knieën gegaan, had me opgetild met een behoedzaamheid die ik nooit achter je had gezocht, me de badkamer uit gedragen en me even voorzichtig op het bed neergelegd. Toen je mij als beloning voor je uitglijer, waardoor ik toen jammer genoeg uitgleed - sorry, flauwe grap - toen je mijn benen in de sjofele natte cel schoor om me te laten zien hoe dat moet, had ik wel kunnen janken - zo lekker voelden je handen, het scheerschuim en het mes op mijn huid. (Merkte je er echt niets van? Of wilde je er weer eens niets van merken...?) Ik heb er overigens een gewoonte van gemaakt minstens twee keer per week mijn benen te scheren. (Dan doe ik mijn ogen dicht en denk ik aan jou...) De eerste weken na mijn terugkeer, toen ze mij in die chique privèkliniek hadden verstopt omdat de media zowel het huis van mijn moeder als dat van mijn vader belegerden, was het trouwens nog niet zo eenvoudig om aan scheermesjes te komen. Ik moest ze honderd keer verzekeren dat ik echt alleen mijn benen wilde scheren. En ook toen gaven ze me alleen nog een of andere ladyshaverommel, met mesjes met een soort kinderbeveiliging. (Natuurlijk waren die naïevelingen bang dat ik mezelf iets aan zou doen. En die eerste dagen zonder jou waren ook een hel. Als ik mezelf dus echt iets aangedaan had, dan was het alleen geweest omdat ik jou zo miste. Maar je kunt er gif op innemen dat niemand dat begrepen zou hebben...)

Lieve David,

Er is iets gebeurd. Die idioten daar buiten zijn al meer dan een uur geleden begonnen met knallen en mijn arme Tinka werd bijna gek van angst. (Hoewel het haar elfde oud en nieuw is kan ze maar niet wennen aan het lawaai. Al die eerdere oudejaarsavonden aaide ik haar en drukte ik haar tegen me aan tot het voorbij was. Maar ik kan de paar uren die me van dit jaar nog resten, toch niet met mijn neus in haar vacht doorbrengen!) Daarom heb ik haar twee van de slaaptabletten gegeven die ik in de kliniek stiekem had opgespaard. Ik wist me echt geen andere raad meer. Twee was toch niet te veel, wat denk je? Het is immers een grote hond, ze weeg minstens dertig kilo. Dan kunnen twee slaaptabletten toch niet te veel zijn geweest? Nu ligt ze in de keuken en ze ademt heel oppervlakkig. Ik hoop dat ze niet boos op me is als ze weer wakker wordt. Maar wat had ik dan moeten doen? Ik vind het al moeilijk genoeg om me te concentreren met al dat lawaai buiten, daar kan ik niet ook nog een hond bij gebruiken die als een gek blaffend door het huis rent. En bovendien is het voor Tinka zelf immers ook beter als haar de komende uren de stress bespaard blijft. Want als die idioten nu al lopen te knallen terwijl het nog meer dan drie uur duurt - wat doen ze dan om twaalf uur wel niet? Lieve David, kun je me alsjeblieft zeggen dat twee slaaptabletten niet te veel was? Zo. Nu heb ik nog een keer naar haar gekeken. Ik denk dat alles in orde is. Ik heb haar pols gevoeld. Honderdtwintig slagen. Dat is een beetje te veel en haar ademhaling is ook wat langzamer dan normaal. Maar nog geen reden tot bezorgdheid. Voorzichtigheidshalve zal ik om de twintig minuten naar haar kijken en als haar pols weer omhooggaat en haar ademhaling nog oppervlakkiger wordt, breng ik haar naar de dierenkliniek. Dat is toch een verstandige oplossing, of niet? Maar nu terug naar ons! Want het allerkrankzinnigste deel van die zondag hebben we immers nog voor de boeg. Je weet wat ik bedoel? Voor mij is de kwestie met het casino het ultieme bewijs dat we het lot toen aan onze kant hadden. Het begon er immers al mee dat ze ons uberhaupt binnenlieten. Ik had mijn hoofd erom durven te verwedden dat de portier ons zou afwimpelen omdat mijn - morsige en sinds mijn gesnij in Arles ook enigszins bloederige - kleding met de beste wil van de wereld niet als het 'tenue correcte' omschreven kon worden, die volgens het messing bordje 'exigèe'was. Maar je had weer eens gelijk toen je zei dat ik me geen zorgen hoefde te maken: dit hier was fokking Luchon en niet Monte Cario. Het volgende bewijs van het lot was dat het je lukte de vrouw achter de kassa zo om te lullen dat ze zich tevredenstelde met alleen jouw identiteitsbewijs. Ik ben weliswaar nog steeds trots op het vader-knie-verhaal dat ik de arme hermana Lucia die middag had verteld - maar ik moet toegeven dat ook jij er wereldkampioen in bent om andere mensen onzin op de mouw te spelden.

Wat moest ik me inhouden toen jij vertelde dat ze onze auto hadden opengebroken en al onze spullen hadden gejat! A Lourdes! Madame, imaginez! En plus d Lourdes? En toen je met een strenge blik naar mij zei datje hoopte dat dit een les voor me zou zijn om mijn rugzak met al mijn papieren nooit meer in de kofferbak te laten liggen en de dame je daarop je identiteitsbewijs teruggaf en ons met een brede glimlach 'bonne chance' wenste, pieste ik bijna in mijn broek. Je weet dat ik een beetje mopperig werd, omdat ik teleurgesteld was over de goedkope speelautomaten in de eerste zaal en niet kon begrijpen waarom jij er plezier in had om naast al die lelijke, oude mensen te zitten, die nog slechter gekleed gingen dan wij, en een automaat zinloos muntjes te voeren. (Nee, ik begrijp niet waarom je dat hagelbuitje van muntjes, toen je eindelijk een keer had gewonnen, een 'gaaf geluid' noemde. Het doet me nog altijd alleen maar aan mijn moeder denken en haar afwijking om in de parkeergarages met bankbiljetten te betalen en zich er dan urenlang over op te winden dat de automaat haar achttien euro in munten terug heeft gegeven... ) Maar het geluid dat de kogeltjes in de rouletteschalen in de zaal ernaast maakten, zou ik graag nog een keer horen. (Hoewel ik er totaal geen zin in heb om hier in Berlijn alleen naar het casino te gaan.) Ik moet naar Tinka kijken. De twintig minuten zijn voorbij... ...alles in orde. Ze slaapt heel diep. Achteraf zou ik zeggen: het was een geluk dat je zo lang verloor. Ook al deed het me natuurlijk pijn dat de croupiers jouw fiches, die je zo hardnekkig op 35 bleef zetten, een voor een van tafel veegden. Tegelijkertijd bewonderde ik je erom dat je niet zo laf speelde als de anderen, die ook altijd een paar fiches op 'rouge' of op 'noir' zetten om in elk geval kans op een heel klein beetje winst te maken. Ik kan me niet meer precies herinneren hoeveel euro je nog overhad toen ik me naar je toe boog - jij zat op een stoel, ik stond achter je - om je in je oor te fluisteren dat je alle overgebleven fiches op 29 moest zetten en wel meteen. Ik neem het je niet kwalijk dat jij, oude krokodil, me afsnauwde en de fiches nu juist op 35 zette. Als je het niet had gedaan was het maar half zo spannend geweest. Ik had vast een pols van tweehonderd toen de croupier zijn 'rien ne va plus' zei en ik je hand in de richting van de tafel zag schieten en het daarom aandurfde je nog één keer in je oor te fluisteren. En toen je de hele stapel echt met een bliksemsnelle beweging op 29 schoof, nadat de croupier links van ons al afkeurend met zijn tong had geklakt - 'Monsieur, s'il vous plait, rien ne va plus' - toen kreeg ik bijna een hartverzakking. Wat voor een onvoorstelbaar bewijs van liefde was dat van jou, dat je echt bereid was je laatste geld niet op de datum van je enige overwinning te zetten, maar op de datum die voor altijd mijn privéfeestdag zal blijven: 2-9, de dag waarop we elkaar ontmoetten. Je kunt je niet voorstellen hoe ik leed in de seconden waarin ik het kogeltje heen en weer zag flitsen, waarin ik het rat-rat-rat, dat zelfs het stampen van het bloed in mijn oren overstemde, langzamer hoorde worden - rat-rat-rat - waarin ik de nagels van mijn vingers in mijn handpalmen moest boren omdat ik er niet meer naar kon kijken - rat-rat-rat- waarin de beelden van die middag me door het hoofd schoten - rat-rat-rat-het witte vlees, het rode bloed, het lila bloempje - rat---rat-rat - waarin ik wist dat het om veel meer ging dan om geld - rat-----rat- -rat - waarin de concrete waarschijnlijkheid bij 1:36 lag, of zelfs slechts 1:37 als je die verrekte nul meerekende - rat- rat-.-------rat-waarin de statistiek ineens echter geen rol meer speelde, omdat ik wist dat jij, dat ik, dat wij gewonnen hadden, nog voor de croupier venteneuf had gezegd. Ik hoef alleen maar over de rand van mijn laptop je foto te bekijken om weer voor me te zien hoe je in Luchon opsprong, hoe je armen omhoogvlogen, je hoofd in je nek viel en je ogen zich sloten - en hoe suf de andere spelers je aanstaarden, afgetroefd door de mooiste juichende overwinnaar van de wereld.

En toen je je naar mij omdraaide en me zo stevig tegen je aan drukte dat ik bijna geen lucht meer kreeg, net als bij de val uit de douche, begonnen de kroonluchters te draaien en de bonte ramen die me tot op dat moment totaal niet opgevallen waren explodeerden in duizend kleuren. Het wil me gewoon niet meer te binnen schieten hoeveel geld je die nacht nou won. Was het zesduizend euro? Zevenduizend? Het gat in mijn herinnering is des te eigenaardiger omdat ik nog heel goed weet dat je het exacte bedrag, waarvan me alleen nog voor de geest staat dat het geen mooi rond getal was, telkens maar weer riep: in het casino, toen je mij uitnodigde voor een glas champagne (dat me voor de eerste keer smaakte) en ik je moest tegenhouden om je glas niet uit overmoed tegen een van de kleurige ruiten te slingeren. In het nachtelijke kuurpark, waar we arm in arm doorheen liepen, terug naar ons hotel, welnee: wankelden, huppelden, renden en jij bijna nog het beeld met de twee kleine duiveltjes omschopte. En ook in onze kamer, waar we ons op het bed lieten vallen en de bedspiraal op de proef stelden, riep je dat bedrag... Van wat er daarna gebeurde, kan ik me niet voorstellen dat je dat echt hebt gedaan. (Als ze ons verhaal verfilmen wil ik dat ze die scène heel precies, shot voor shot vertellen.) Je springt ineens op en verdwijnt de badkamer in. Ik hoor het geklater. Dan: een luid Juck'. Ik spring ook overeind om te kijken wat er is gebeurd. Op hetzelfde moment: een vreselijke knal. Ik duw de gammele badkamerdeur open. Daar sta je. Eén pas van de wc-pot af. Er komt nog rook uit het pistool in je hand. (Dat moet in elk geval in de film.) Ik denk: een rat! In de wc is een rat naar boven geklommen en jij hebt erop geschoten! Ik ontdek het kleine, ronde gat in de achterwand van de wc-pot, de patroonhuls ligt onder de wastafel, de kogel moet in de vloer of in de muur zitten, die zie ik nergens. Maar ook de rat zie ik nergens. Geen idee hoe je in de film zou kunnen vertellen dat ik een rat had verwacht, maar dat er dus geen rat is. In elk geval niet door mij een of andere goedkope tekst a la: 'Een rat! O, mijn god! Zat er een rat?!' te laten roepen, want ik kan me duidelijk herinneren dat ik het voor elkaar kreeg om rustig te vragen: 'Wat was dat?' - en dat jij antwoordde: 'C.E.C. Montvert.' Op dat moment mag de regisseur mijn ontdane gezicht in close- up laten zien. En als hij vervolgens heeft ingezoomd op de kleine, groene letters 'C.E.C. Montvert' op de witte keramiekrand van de wc - die zichtbaar zijn doordat de wc-bril samen met het deksel omhoog is geklapt - mag hij laten zien dat mijn gezicht nog onthutster wordt. Misschien zijn er wel van die bijdehandjes die meteen doorhebben wat er aan de hand is. Ik begreep pas hoe het in elkaar zat toen jij mompelde: 'Vijfjaar. Vijfjaar heb ik voor die klootzakken gereden.' Hoe je kijkers die nog langzamer van begrip zijn dan ik echter moet duidelijk maken dat c.E.c. Montvert de sanitairfabrikant is die de 'tweederangs' wielerploeg sponsorde waar jij in dienst was - dat weet ik ook niet. Een dialoog kan er niet meer tussengeschoven worden, want buiten op de gang moeten op dat moment al het slaan met deuren en het gepraat beginnen: 'Qu'est-ce qui s'estpassé? Ce nètaitpas un coup de feu, non?'

Het soort dingen dat mensen nu eenmaal zeggen als ze midden in de nacht worden gewekt door een geluid dat de slimmeriken onder hen meteen als een schot herkennen. En jij moet je spijkerbroek dichtknopen, het pistool achter in je broekband steken, je jasje eroverheen trekken en ook de gang op gaan om met een onschuldig gezicht aan alle gespeculeer deel te nemen. (Tinka slaapt vredig hoewel het er buiten aan toe gaat alsof we niet in Berlijn, maar in Bagdad zijn. Hier zou je vannacht op duizend wc-potten kunnen schieten zonder dat iemand zich erover zou verbazen. (Nog maar een half uur...) Toen je terugkwam in de kamer - nadat het je was gelukt de andere hotelgasten ervan te overtuigen dat het een knallende uitlaat op straat was geweest - wist ik meteen dat onze dag nog niet ten einde was. Ik zag je ogen en ontdekte daarin een verliefdheid die er nooit eerder uit had gestraald. (Noem me gerust 'kitschslet', ik weet wat ik zag.) Maar niet alleen je blik was veranderd. Ook met je spijkerbroek was iets gebeurd. (Hetzelfde als waar ik bij de torero in Arles nog van moest walgen.) Natuurlijk was ik bang, omdat ik niet wist wat er nu ging komen. (Hoe kon je dat bij jou ooit zeker weten?) Op hetzelfde moment was er niets wat ik liever wilde. Mijn lichaam deed dingen die het nog nooit had gedaan. (Een trekkend gevoel, diep vanbinnen, omhoog tot aan mijn navel...) Ik kan je niet vertellen waarom ik mijn ogen dicht moest doen, misschien omdat ik dacht dat ik met gesloten ogen minder aanwezig was in de kamer en omdat ik hoopte dat het dan gemakkelijker voor je zou zijn om met me te doen wat je wilde. Je gaat nu waarschijnlijk zeggen dat ik lieg, maar het is de waarheid: al vroeg in de avond, onder de douche, toen ik me heel kort tegen je aan had gedrukt, had ik gemerkt dat er tussen je benen iets bewoog en ik vermoed dat dat exact de reden was waarom je me van je af duwde. Ik ben geen psychologe (ook al vind dokter De Sousa dat ik er geschikt voor zou zijn), maar achterafkan ik begrijpen hoe geschokt je moet zijn geweest toen je pik ineens helemaal vanzelf begon te bewegen. Tot dusverre bewoog hij immers alleen als jij dat wilde, je had hem altijd onder controle. (En op het bed in Luchon had ik zelf meegemaakt hoe beangstigend het is als je lichaam dingen doet die zich aan je wil onttrekken maar je toch van top tot teen bevredigen.) Daarom moet ik me ook elke keer inhouden als dokter De Sousa met haar onzin over jouw 'seksuele functiestoornissen' begint of als de media beginnen te roddelen dat je bij het wielrennen kennelijk niet alleen je knie kapot had getraind. Hoe moet ik hun uitleggen dat jij je daden niet hebt begaan omdat je het 'normaal' niet zou hebben gekund - maar alleen omdat je het 'normaal' maar al te goed kon en het daarom juist niet wilde? Ook al hebben we er nooit over gesproken, ik vermoed dat je er op een gegeven moment in je vroegere leven zo boos over moet zijn geworden dat je pik zijn eigen leven ging leiden als er een leuk meisje voorbijliep, dat je totaal geen andere keus meer had dan hem zo op te voeden dat hij zich helemaal niet meer bewoog. Maar 'helemaal niet meer' is op den duur ook geen oplossing. En daarom begrijp ik volkomen dat je een methode moest verzinnen die het hem weliswaar toestond zich te bewegen - maar dat jij bepaalde wanneer. En niet als een of andere goedkope slet jou probeerde op te vrijen. Ik vergat te ademen toen ik hoorde hoe je het pistool op het nachttafeltje legde. Ik hoorde spijkerbroek en spijkerjasje op de grond vallen en toen had je je handen ook al op mijn lichaam.

Ik hield overal rekening mee, ook met het feit dat je me zou wurgen. (Ik was tenslotte door je beschermende muur heen gebroken, ik had je opgewonden zonder dat je me had getrapt, geslagen of geboeid of me had bevolen onnozel ondergoed te dragen en mezelf te vingeren.) Maar je begon me gewoon uit te kleden. Dat had je nog nooit gedaan, één keer, in de stacaravan in Oudenaarde had je mijn spijkerbroek half naar beneden getrokken. Nu maakten je handen de knoopjes van mijn blouse, mijn rechtermouw, linkermouw los, trokken de rits van mijn spijkerbroek open, pakten de rechterband, de linker, en met één ruk was ik naakt en toen ik je hele lichaam op me voelde en jij daarbij voor het eerst je gezicht naar me toe draaide, wist ik dat alles goed zou komen. Je pik duwde tegen mijn bovenbeen en ik... ... ik merk dat ik het moeilijk vind om over die dingen te schrijven. Mijn geliefde, je hebt gelijk: ik ben en blijf een gefrustreerde gymnasiumslet. Het is zo belachelijk. Hunker ik al uren naar het moment waarop ik de hartstocht van die nacht eindelijk nog een keer kan beleven - en nu zit ik er een beetje omheen te draaien. Ter verdediging kan ik hoogstens aanvoeren dat het misschien niet alleen aan mijn gefrustreerdheid ligt maar ook aan het feit dat de dingen die in werkelijkheid zo bedwelmend waren, zo gewoon lijken zodra ik ze onder woorden probeer te brengen. Ik wil nu geen filosofische uitvluchten aanvoeren: maar er is iets mis met woorden als ze me afstoten, terwijl de dingen die ze moeten beschrijven me niet minder opwinden dan toen... Misschien moet ik eerst iets over je benen zeggen, je pas geschoren benen, die tegen mijn pas geschoren benen aan wreven. Ik kon niet genoeg krijgen van je huid, die zachter en gladder was dan ik bij een man ooit voor mogelijk had gehouden. (Niet dat ik ooit eerder een man zo had aangeraakt... ) Maar je zachtheid was anders dan de zachtheid van mijn lichaam, niet slap, en spande zich vol kracht. Met mijn vingers ging ik een voor een langs je spieren - bergen, dalen - net zo'n landschap als waar we die middag doorheen gescheurd waren. Het was overweldigend dat ik die spieren, die ik tot dusverre alleen had gevoeld als jij me had geslagen of getrapt, mocht aanraken. En kon het echt pas een dag geleden zijn dat ik met afschuw had toegezien waartoe jij Gabrielle in de Camargue had gedwongen? Nu deed ik het zelf en ik hield van je om het vertrouwen dat je stelde in mijn mond, mijn tanden. Je smaakte naar zout, zeewier, bosgrond en een beetje zoet, en ik moest lachen om de walging waarmee ik die zomer had gereageerd toen Carina me vertelde dat zij haar vriend voor het eerst had 'afgezogen'. Nu vond ik het alleen stuitend dat ze dat kinderlijke woord ervoor had gebruikt, want wat had mijn mond in Luchon met lollies of ijsjes te maken? En ik lachte inwendig toen me te binnen schoot hoe ik altijd had geweigerd van de oesters te proeven die mijn ouders op onze Frankrijk-vakanties constant slurpten en dat mijn moeder me pas vorig jaar met oudjaar had opgebiecht dat ook zij oesters afschuwelijk had gevonden en alleen had meegeslurpt om geen spelbreekster te zijn... Mijn geliefde. Nu hebben we de jaarwisseling nog gemist ook. Heb je waar je bent een glas champagne, waarmee je kunt toosten? Ik heb een klein flesje voor mezelf gekocht, het stond de afgelopen dagen heel eenzaam in de lege koelkast. Op onze herinneringen zal ik het nu openmaken en een glaasje drinken. In mijn eentje smaakt het me niet. Zeg me dat jij op dit moment ook een glas in je hand houdt en aan me denkt. David Ik wens je een gelukkig nieuwjaar. Ik hou van je, Julia

Lieve David,

Toen ik Tinka wilde uitlaten, was ze nog helemaal versuft. We kwamen maar tot de volgende hoek. Het kan natuurlijk ook aan die bergen afval van vuurpijlen en rotjes liggen. De geur moet een kwelling zijn voor haar neus. Ik was in elk geval bang dat ik haar terug zou moeten dragen. (Mijn appartement is op de vierde verdieping en er is geen lift.) Hopelijk komt ze gauw weer helemaal bij! Vanochtend, toen ze me in de keuken met haar omfloerste ogen aankeek, was ik het liefst uit het raam gesprongen, zo schuldig voelde ik me. Maar daarna heb ik haar uitgelegd dat ik gisteren geen andere keus had gehad en toen glimlachte ze naar me en likte mijn hand. Ze is de slimste, beste hond van de wereld. Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik ervan overtuigd ben dat het verhaal met de wielrenner een slecht voorteken was. Doe nou niet net alsof je niet precies weet waarover ik het heb. Het gaat om die wielrenner in het zwart, die op de col van Luchon naar Spanje ineens uit de wolken voor ons opdook, die jij van de weg reed en die in een diep ravijn moet zijn gevallen. Ik kan gewoon niet geloven dat het een ongeluk was. En weet je waarom niet? Omdat ik de vorige dag bij onze rit over al die Pyreneeïnpassen al een paar keer bang was geweest dat je een hijgende hobbywielrenner omver zou rijden. Bovendien klinkt de heftige ruzie die we die ochtend in de auto hadden me nog in de oren. Natuurlijk kon jij er niets aan doen dat de Franse kranten meer regels hadden gewijd aan de 'doublè meurtre brutal et obscene en Camarguè dan aan de vijfde verjaardag van de aanslagen van 11 september. Maar die opmerking dat je helemaal niet in twee 'stomme torens' hoefde te vliegen om de voorpagina te halen, had je niet hoeven maken. En je had me ook geen preek hoeven geven dat ik me mijn 'klotemedelijden' kon besparen omdat de terroristen in de vliegtuigen weliswaar zeker 'klootzakken' waren geweest, maar altijd nog 'klootzakken met een doel in hun leven', terwijl de drieduizend 'kantoormannetjes en typegeiten' volkomen overbodige individuen waren geweest, voor wie het er alleen om ging dat ze genoeg 'vreten' in hun 'vette pens' kregen. Hoe had ik toen kunnen zwijgen? Ik zal die dag, dat ik tot laat in de nacht voor de televisie zat en voor het eerst in mijn leven urenlang heb gehuild, immers nooit vergeten. Ik moest je er gewoon aan herinneren dat ook jij onuitstaanbaar werd als je maar drie uur niets te eten kreeg en ik vind het nog steeds onterecht dat je me daarna toesnauwde dat ik mijn mond moest houden omdat ik er als gymnasiumsiet geen idee van had wat lichamelijke uitputting, wat pijn echt betekende. Maak je geen zorgen, ik ga de ruzie niet overdoen. Ik wil alleen weten: ben je nu ten minste bereid toe te geven dat je niet per ongeluk, maar helemaal opzettelijk op het gaspedaal trapte toen die zwarte rug voor ons uit de wolken opdook? Lieve David, Het spijt me dat ik je daarnet zo heb uitgekafferd. Maar ik ben volledig uit het lood geslagen door mijn bezorgdheid om Tinka. (Ze ligt nog steeds in de keuken en wil niet eens eten.) Bovendien had dat verhaal van de Col du Portillon nog een luguber staartje. Straks begrijp je wel waarom die wielrenner me zo bezighoudt, hoewel hij nou niet bepaald de eerste dode op onze reis was of degene die het wreedste aan zijn eind kwam. Op een gegeven moment, begin december, ging ik met Tinka wandelen, het was al laat, een beetje mistig ook, er waren niet veel mensen meer op straat, toen er ineens een van top tot teen in het zwart geklede wielrenner uit een zijstraat schoot. Tinka liep vlak naast me, ze maakte totaal geen aanstalten hem de weg te versperren, maar toch schreeuwde hij zo woedend naar ons, als ik tot dusverre zelfs in Berlijn op straat nooit had meegemaakt. Voor ik kon begrijpen wat hij brulde, was hij al om de volgende hoek verdwenen. Ik zag alleen nog hoe hij zijn zwart gehandschoende hand van het stuur nam, die tot een vuist balde en hem onze kant op schudde. Het was allemaal zo verwarrend en zo'n schok voor me dat ik minuten stond te trillen en niet in staat was nog een stap te verzetten.

Ik had het gezicht onder de zwarte helm niet kunnen zien - net als ik het gezicht van die Franse of Spaanse wielrenner niet had kunnen zien - en hoe langer ik op het koude trottoir stond te trillen, hoe zekerder ik ervan was dat de Berlijnse fietskoerier de wielrenner moest zijn geweest die jij bij de Col du Portillèn de dood in had gejaagd. Ik hoor je lachen. Van haar sokken gereden. Onze gymnasiumsiet met haar tienen begint spoken te zien... Ik zie geen spoken. Op onze hele reis en ook daarna dacht ik nooit dat ik Geneviéve, Alessia en Gabriella, hermana Lucia of een van de meisjes zag die jij daarna nog hebt gedood. Alleen van fietskoeriers en mannen op racefietsen krimp ik in elkaar. Ik weet niet hoe ik je moet beschrijven wat ik op dat soort momenten doormaak. De hartkloppingen die ik krijg als in mijn blikveld een smalle en toch gespierde rug opduikt, die in een strak tricot gehuld over zijn stuur gebogen zit. Mijn hart dat tekeergaat als ik probeer een blik van het gezicht van de wielrenner op te vangen. De steken in mijn hart als ik denk dat ik jou heb herkend. De vermoeidheid die zich meester maakt van mijn hart als me duidelijk wordt dat ik me (weer eens...) heb vergist. Misschien schrok ik helemaal niet van de zwarte fietskoerier omdat ik dacht dat ik in hem de dode wielrenner van de Col du Portillèn herkende, maar omdat ik dacht dat ik jou zag: als vloekende dood op twee wielen... Ik heb me vaak afgevraagd of het allemaal anders was verlopen als de parkopzichters in de Camargue de lijken van Alessia en Gabriella niet zo snel hadden ontdekt en er die maandag nog geen krantenkoppen waren geweest die ons hadden gedwongen Frankrijk zo snel mogelijk te verlaten. Ik weet zelf hoe graag ik dat land zwartmaak, dat je het er nog geen tien dagen kunt uithouden, enzovoorts. Maar toch komt het achteraf op me over alsof Frankrijk ons paradijs was en al onze rampspoed pas in Spanje begon. Nu toch alles al te laat is, kan ik het je opbiechten: ik verafschuwde die sissende, ratelende taal meteen, ik kon het vette eten niet uitstaan en de voertuigen van de guardia civil, die overal rondreden, maakten me halfkrankzinnig van angst, ook al kon je me - tenminste op onze eerste dag in Spanje - nog geruststellen dat die voertuigen niets met ons te maken hadden, maar alleen onderweg waren omdat men het staakt-het-vuren van de ETA niet vertrouwde, de terroristische organisatie die vecht voor de onafhankelijkheid van het naburige Baskenland - dank je, nu weet ik het... Toen we in die eerste plaats (volgens mijn atlas was het Vielha) stopten, smeekte ik het lot dat de Spaanse kranten even vol zouden staan met berichten over de 'wrede en obscene dubbele moord' als de Franse, zodat jouw argument dat we in Spanje veiliger waren dan in Frankrijk ongegrond zou blijken te zijn. En ik vervloekte het lot toen ik moest inzien dat de Spanjaarden te veel met hun eigen zaakjes bezig waren (was er niet ergens een bus in de lucht gevlogen?) om zich voor twee dode Italiaanse meisjes in de Camargue te interesseren. Ik heb echt geprobeerd te wennen aan dat land, waar jij de beste tijd van je leven hebt doorgebracht. Bijvoorbeeld door moeite te doen de onwaarachtige stenen huizen met de leien daken, die deden alsof ze net zo oud waren als de bergen eromheen, hoewel ze in werkelijkheid hoogstens zo oud konden zijn als ik, te negeren en me in plaats daarvan op mijn eerste café con leche te concentreren, die in elk geval heel lekker was. Maar in werkelijkheid verlangde ik terug naar de skistations rondom de Tourmalet, omdat die tenminste consequent en eerlijk lelijk waren geweest.

Op onze aansluitende rit langs de zuidkant van de Pyreneeën met zijn brede dalen en velden miste ik de steile kloven en watervallen van de Franse noordkant en dacht ik zelfs met weemoed terug aan het graniet, dat nu een of andere roodachtige paarsige rots was geworden, die in stoffige hompen op de weg brokkelde. De geur die de Middellandse Zee aankondigde, deed me het verlies van de echte berggeur niet vergeten, net zomin als de rechts en links van de weg bloeiende heidebrem me kon opvrolijken. En tegen de naaldbomen, die er ineens uitzagen alsof ook zij slechts op doorreis waren en eigenlijk naar zee wilden, had ik het liefst geroepen: 'Wees niet onnozel, blijf in de bergen!' Waarschijnlijk is het me gisteren weer niet gelukt je duidelijk te maken hoe ik me ons leven in de Serra de Cadi, dat mooie bos tussen Andorra en Gerona had voorgesteld. En ik weet niet of ik vandaag de kracht heb om het nog een keer te proberen. Met kitsch a la Tarzan en Jane heeft het in elk geval totaal niets te maken. Waarom was je nou zo bang dat ik alleen maar uit was op een relatie? Ik heb je toch meer dan eens verzekerd dat ik nog nooit iets met iemand had 'gehad' (ik haat dat soort woorden en ben ook totaal niet van plan er ooit aan te beginnen. Geloofde je me niet? Bovendien had ik, zoals het eruitziet, eerder redenen gehad om eraan te twijfelen dat jij echt zo'n hekel hebt aan relaties als jij altijd beweerde. Want wat heeft het plotseling opduiken van die goedkope blondine anders te betekenen, die in oktober aan alle kranten vertelde dat ze op de mavo met je 'ging'? Eigenlijk had ik me voorgenomen om helemaal niet op die onzin in te gaan. Want ik kan onmogelijk geloven dat je met zo'n del inderdaad hand in hand over het dorpsfeest bent gelopen of in de ijssalon hebt gezeten. Waarschijnlijk rook ze gewoon het grote geld en heeft ze daarom wat schoolpleinverhalen opgeblazen tot 'ik was de vriendin van het monster'. Of, wat ik nog waarschijnlijker acht: ze heeft uberhaupt weinig realiteitszin, lees: ze heeft het van a tot z verzonnen. Vooral het verhaal dat jij ooit een roos voor haar had geschoten, toont immers aan dat ze kennelijk last heeft van waanvoorstellingen. Merk je daar waar je zit eigenlijk hoeveel aanbidsters je de laatste tijd hebt? Natuurlijk, je had er altijd al meer dan genoeg, maar nu je het 'monster' bent zijn het er zeker tien keer zoveel. (Je hoeft dus niet meer jaloers te zijn op Dutroux en al zijn huwelijksaanzoeken.) Ik vraag me alleen af wat die vrouwen eigenlijk denken. Dat jij, zodra ze jou smachtend aankijken, in een 'lief jongetje' zult veranderen? Of vervelen ze zich inderdaad zo dat ze willen lijden en sterven? Dan zijn ze bij jou wel aan het juiste adres. Ik ben alleen bang dat jij je behoorlijk snel zou vervelen. Je bent tenslotte een roofdier. En hoe slecht het roofdieren bekomt als ze hun voer dagelijks voorgezet krijgen, dat hebben wij immers samen kunnen bestuderen - nietwaar, mijn lieve krokodil? Zo beschouwd zit er misschien toch nog iets positiefs aan het feit dat je 'niet meer in de race' bent... Ik hoop dat je me nu tenminste gelooft dat het mij nooit om dat belachelijke relatiegedoe ging, waar overal zo'n poeha om wordt gemaakt. En bovendien: wie was het die me na onze lange rit 's avonds in Gerona aan zijn oude maat, de hotelpafron als 'mi novia Julia' voorstelde? Ik heb het in het woordenboek opgezocht en nu weet ik dat 'novia' niet alleen 'vriendin' betekent, maar eigenlijk 'verloofde', 'bruid'... (Het doet zo'n pijn. Ik mag er verder niet over nadenken...) Ik begrijp niet wat er in Gerona met je aan de hand was. Waarom ben je daar met mij naartoe gereden als je ineens alleen maar een rothumeur had? Had ik iets verkeerds gezegd?

Had ik de oude binnenstad niet voldoende geprezen? Terwijl ik die echt heel mooi vond. (Ik kan me er alleen nog steeds wel om bescheuren dat een wielrenner uitgerekend in een middeleeuwse stad woont, met 'straten' die eigenlijk allemaal trappen zijn...) Vondje die eigenaardige prut, die je voor het avondeten bestelde - hoe heet die ook weer: 'ollada' - niet lekker? Was je beledigd toen je maat in zijn hotel geen foto of oud tricot van jou had hangen, maar dat overal alleen die Amerikaan hing? Vond je het ineens génant datje mij tegenover hem als je 'noviet' had voorgesteld? Duwde je me daarom die nacht van je af, zodra ik mijn kleine teen naar je had uitgestoken?

Lieve David,

Kun je het me vergeven? Ik ben ook zo stom. Het is vijf uur 's ochtends en pas een uur geleden begreep ik eindelijk wat je in Gerona zo'n pijn deed. Het gebeurde bij het avondeten, of niet? Het was alleen niet de schuld van de 'ollada', zoals ik met mijn suffe hoofd dacht. Maar van het mineraalwater. Ik zie het voor me: hoe jij ineens heel stil en afwijzend wordt en je vingers naar de fles gaan en aan het lichtblauwe etiket met de geel-rode stippen plukken. Waarom begreep ik toen niet dat dat niet gewoon een nerveuze tic was? Als ik het me goed herinner, heb je mij de naam van je Spaanse ploeg nooit verklapt, maar heb ik die pas via de media gehoord. Toch krimpt mijn hart ineen als ik eraan denk dat ik kennelijk zo'n slechte 'novia' voor je was dat je me de oorzaak van je verdriet niet wilde toevertrouwen. (En dat ik te stom was om er zelf op te komen... Vergeet alsjeblieft wat ik gisteren over je tricot zei! Het maakt niet uit hoe lichtblauw het is - je ziet er niet belachelijk in uit!) Geen wonder dat je die nacht niet kon slapen en zo afwijzend tegen me was. Je zat met je gedachten bij je vroegere leven!

Je vroeg je af wat er van je zou zijn geworden als je knie je niet toen al in de steek had gelaten en je door had kunnen rijden met je geliefde mineraalwaterploeg. Je stelde je voor hoe het zou zijn als je nog steeds in een klein middeleeuws huisje met donkergroene houten rolluiken voor het raam zou wonen. Hoe het zou zijn om nog steeds elke ochtend je racefiets op je schouders te nemen en die de steile trappen eerst in huis en dan buiten af te dragen tot je bij een berijdbare straat was. Hoe het zou zijn om nog steeds elke ochtend de stad uit en door de heuvels te fietsen tot in de Pyreneeën en langs de zee; en elke middag laat weer in de stad terug te keren, je fiets weer op je schouders te nemen en die zonder morren alle traptreden weer op te dragen die je hem 's ochtends had afgedragen. Hoe het zou zijn om alleen te douchen, je benen te scheren, je te laten masseren en 's avonds in het kleine restaurantje dat zijn tafeltjes zo waaghalzig buiten op de traptreden zette een biertje te drinken, hongerig op je ollada aan te vallen en je vervolgens nog een tweede biertje te gunnen. Hoe het zou zijn om niet onrustig naast me te liggen en elk kwartier de klokslagen van de kathedraal te hoeven tellen, maar al lang te slapen omdat je uitgeput, maar gelukkig was. Heb ik je gedachten geraden? Wat maakt het me treurig dat mijn aanwezigheid je toen niet kon troosten, maar kennelijk het verlies van je vroegere leven nog pijnlijker duidelijk maakte. Maar waarom heb je geen woord tegen me gezegd! Ik zou meteen zijn opgestaan, had me buiten op het balkon opgerold en jou met je verleden met rust gelaten. Nu is me ook duidelijk waarom je stemming de volgende ochtend in Gerona zelfs slechter was dan de dag daarvoor. Toen dacht ik nog dat je oude hotelmaat het verprutst had omdat hij je al bij het ontbijt op je zenuwen werkte met zijn nieuwe racefiets. (Ik weet immers niet wat je hem bij onze aankomst hebt verteld - dat je in principe nog wedstrijden reed en nu gewoon op vakantie was? Als je hem wel de waarheid had verteld dan was het inderdaad onnadenkend en wreed van hem om je met zijn racefiets lastig te vallen.) En ik dacht dat je woedend was omdat de Spaanse kranten niets over je meldden, terwijl de Franse kranten je 'ie boucher de la Camargue' hadden gedoopt en je in Le Figaro bovendien moest lezen dat de politie het eerste concrete spoor onderzocht, omdat toeristen de twee Italiaanse meisjes slechts enkele uren voor ze werden vermoord in gezelschap van een blonde man en een rossige vrouw bij de Pont du Gard in een bruine Ford met Belgisch kenteken hadden zien stappen... Mijn woede toen me duidelijk werd dat de jacht op ons nu was begonnen kan inderdaad een rol hebben gespeeld. De grootste schuld draagt echter mijn onvermogen je met je nieuwe leven te verzoenen. Als ik die diepere oorzaak toen al had doorzien, zou ik nooit ofte nimmer die onnozele ruzie over de Spaanse snelwegtol hebben geschopt (ook al werkte het echt op je zenuwen om om de paar kilometer bij een pompstation te moeten stoppen om krankzinnige bedragen als 0,64 euro te betalen...), dan zou ik de hele autopista del Mediterraneo zwijgend naast je hebben gezeten en mijn best hebben gedaan een goede 'novia' te zijn.

Lieve David,

Wat Lloret de Mar betreft is mijn houding echter niet veranderd. (Ik merk dat mijn pols al omhoogschiet als ik eraan denk.) Het was verkeerd om daarheen te gaan. Natuurlijk heb je gelijk: mijn vooroordelen die ik vanaf het begin tegen die plaats had, waren enkel en alleen gebaseerd op het feit dat ik de mensen van onze school die daar na het eindexamen heen gingen om 'lekker vet te feesten', veracht. En ik ben bereid toe te geven dat ik er met een paar van mijn vooroordelen flink naast zat: het landschap rondom Lloret de Mar, de rotskust en de spaarzame dennenbossen zijn inderdaad eenzaam, wild en mooi. Maar juist daarom werd ik nog woedender toen we dat proletenparadijs naderden: als de Costa Brava zo plat en saai was geweest als ik me haar had voorgesteld, hadden de hotelbunkers, disco's en zuipholen me totaal niet gestoord. Waar de natuur zelf niets tot stand brengt, mag de mens zijn rotzooi gerust neerzetten. (Heb je me ooit een arrogante opmerking over een wegrestaurant of een centre commercial in het saaie Rhönedal horen maken? - Nou dan!) Mijn haat jegens die plaats heeft er dus helemaal niets mee te maken dat ik, onverbeterlijke gymnasiumsiet, mezelf 'beter' acht, maar enkel en alleen met het feit dat het me pijn deed om te zien wat de mens de natuur daar had aangedaan. Lach me gerust maar weer uit: maar ik kon die middag, toen we samen met de toeristenmassa's door dat discowinkelcentrum naar het strand sloften, horen dat de natuur zichzelf vervloekte vanwege het feit dat ze op die plek een zanderige baai had laten ontstaan en dus de mensen had uitgenodigd. Om meteen het volgende misverstand uit de weg te ruimen: het feit dat jij weer op strooptocht wilde, maakte me helemaal niets uit. (Ook al snap ik niet helemaal waarom je er zo'n haast mee had om niet alleen de Franse maar ook de Spaanse politie op je hielen te krijgen...) Ik wond me op omdat jij in die proletenplaats op strooptocht wilde. Hoe kon je na ons grote avontuur met hermana Lucia weer op het idee komen om de truc met de camera uit te proberen, waar onvermijdelijk alleen 'pornopaparazzi girls' in trappen? Waarbij gezegd moet worden: vergeleken met de figuren die in Lloret de Mar rondhingen, vond ik Alessia en Gabriella ineens stralende verschijningen. Welk meisje met ook maar een greintje verstand loopt er nu vrijwillig rond in een T-shirt waarop 'Life is better blond staat? En welk meisje dat ook maar een greintje verstand heeft, krijst er nu van plezier als een of andere vent dat T-shirt natspuit? Een vent die zelf op zijn T-shirt heeft staan: 'Spanish Triathlon: Drinking. Eating. Fucking. Ik zal mijn neus nooit meer ophalen voor het feit dat mensen hun basisbehoeften willen bevredigen. Ik herinner me maar al te goed dat ik in de stacaravan in Oudenaarde lag en zelf aan niets anders dan 'drinking' en 'eating kon denken. (Het derde punt van de 'Spanish Triathlon' heeft in dit rijtje niets te zoeken...) Maar waarom moet je in zulke T-shirts rondlopen? Waarom hebben ze schorten aan waar plastic borsten bovenuit puilen, waar 'souvenir de Lloret de Mar' onder staat? Waarom gaan ze lunchen in ettergeel geverfde restaurants met boven de ingang Döner Kebab' terwijl de hotdogs er niet te eten zijn?

Waarom drinken ze sangria uit emmers? Waarom vinden ze 'schuimparty's' lollig? Waarom installeren ze muziekinstallaties aan het strand en draaien ze van die shitzomerhits zo hard dat er in een kilometer omtrek geen meeuw meer langs durft te vliegen? Diep in je krokodillenziel moet je dat alles toch net zo hebben verafschuwd als ik. Je kunt het niet echt leuk hebben gevonden om langs hotelbunkers te lopen waar op zevenhonderd identieke balkons zevenhonderd even bezopen jongens rondhangen, die zich alleen onderscheiden door de taal waarin ze tegen elkaar schreeuwen - waarbij het op een gegeven moment niks uit lijkt te maken of ze Frans, Italiaans, Engels, Duits of Nederlands schreeuwen. Waarom moest je lachen toen een van die schreeuwlelijken vanaf zijn balkon pal voor je voeten pieste en nog erger: waarom gaf je antwoord toen een andere schreeuwlelijk wilde weten hoeveel hij je moest betalen, zodat jij mij naar boven zou sturen? Was je die middag zo aan het eind van je Latijn, dat je om mij dwars te zitten, niets beters kon verzinnen dan je met zulke proleten in te laten? Maar misschien ben je me achteraf toch wel dankbaar dat ik je belette de twee dronken Hollandse snollen in je verzameling te vereeuwigen. Wat voor uitdaging waren die geboren slachtoffers nog geweest, nadat je met onze hermana Lucia een echte heilige had bedwongen? De twee Marijkes, Mariekes, of hoe ze ook heetten, waren zo van de wereld dat ze van wat jij met hen gedaan zou hebben sowieso niets meer gemerkt zouden hebben. En als dat wel zo was geweest, dan zouden ze gegarandeerd zo verachtelijk hebben gesmeekt en gejankt dat ik met de beste wil van de wereld niet naar jullie had kunnen kijken. Denk maar eens aan het stierengevecht, hoe ik het allermeeste leed bij die ene stier, die duidelijk geen zin had om te vechten, maar gewoon terug wilde naar zijn stal! Ik weet zeker dat de twee Marijkes/Mariekes zulke bange stieren geweest zouden zijn. En als jij het oké vindt dat een publiek bange stieren uitfluit - je weet dat ik het volkomen absurd vind om een dier uit te fluiten, maar goed... - als jij het oké vindt om bange stieren uit te fluiten, moet je er ook begrip voor hebben dat ik uit alle macht wilde voorkomen dat je twee slachtoffers uit zou kiezen die jou nooit ofte nimmer het hoofd konden bieden. (Als ik van iets wat op onze reis is gebeurd spijt heb, dan van het feit dat het me zo zelden is gelukt je van onwaardige slachtoffers af te houden.) Op het moment waarop je de Marijkes/Mariekes echt zover had dat ze bereid waren hun felbevochten plekje aan het strand op te geven en mee te komen voor 'een opwindende fotoshoot' moest ik dus ingrijpen. En nu je me niet kunt aframmelen, zoals toen in de ondergrondse parkeergarage in Lloret de Mar, biecht ik je daarom op dat de vraag: 'Wat wil je dan met die dikke wijven?' me echt niet 'zomaar' ontviel. Ik stelde hem opzettelijk en duimde me suf dat de Marijkes/Mariekes voldoende Duits zouden verstaan om het te begrijpen. En ik geef ook nog toe dat de gepikeerde gezichten waarmee ze elkaar aankeken voor ze weer languit op hun badhanddoeken gingen liggen en ons hun rug toedraaiden, het enige beeld is van dat hele verrekte Lloret de Mar, dat ik me graag herinner.

Lieve David,

Buiten is het alweer donker. Daarnet was ik zo doodop dat ik nog een paar uur in bed moest gaan liggen. Tinka is nu weliswaar wat wakkerder, maar toen ik zonet een half rondje om het blok liep, had ik de indruk dat ze mank liep. Is dat mogelijk? Kunnen twee kleine slaaptabletjes zo'n uitwerking hebben? Ik kijk het vannacht nog aan. En ik zal bidden dat ze morgenvroeg weer helemaal bij kennis is. Wat deed jij in Murcia, toen je mij alleen liet in dat nare hotel? Ging je echt alleen maar een paar biertjes drinken? Maar waarom had je dan de camera meegenomen? Toch vast niet om een knusseplaza of de kathedraal te fotograferen... Ik geef het toe: de vraag of je die nacht tegen me loog, hield me zo bezig dat ik de Duitse commissaris die na mijn terugkeer verantwoordelijk voor me was, vroeg of de Spaanse politie bewijzen had dat jij ook de studente in Murcia had vermoord. Ik kon hem echter alleen de uiterst vage opmerking ontlokken dat 'veel tekenen in elk geval in die richting wezen'. Wat zou ik je graag geloven dat je echt alleen in een tapasbar was geweest, twee of drie cervezas had gedronken en een of ander gefrituurd visje had gegeten. Aan de andere kant: waarom zou je op dat punt tegen me liegen? Later die nacht schroomde je immers ook niet om me te vertellen dat je vele jaren geleden, toen je met je ploeg in Murcia verbleef, 's nachts stiekem over het balkon was geklommen en een kelnerin had verkracht. Kun je je nu in elk geval voorstellen hoe verloren ik me voelde, toen ik in de kleine, naar goedkope kamerspray ruikende hotelkamer op het bed lag, alleen met de harde kussenrol en je waarschuwing dat ik het nooit meer moest wagen jou te dwarsbomen? De ramen stonden open, het houten rolluik was naar beneden gelaten, van de straat stegen Spaanse spreeksalvo's omhoog, en ik luisterde of ik ergens jouw stem kon horen, hoewel ik eigenlijk zeker wist dat je niet naar de bar vlak naast het hotel was gegaan. Als je daar was geweest, dan had ik je nabijheid gevoeld. In plaats daarvan dobberde ik hulpeloos rond in de angst die me had overvallen toen jij de patron je identiteitsbewijs over de balie had overhandigd en die na een eindeloze discussie - begreep ik goed dat hij ook mijn identiteitsbewijs wilde zien? - in een zijkamer was verdwenen, waarop een paar tellen later het zoemen van een kopieermachine klonk. Ik snapte niet waarom jij zo roekeloos was om de patron je identiteitsbewijs te geven. Ik snapte niet waarom we door een land moesten reizen, waar je zonder identiteitsbewijs kennelijk niet in een hotel mocht overnachten. En wat ik vooral niet snapte was waarom je aldoor zo boos op me was. (Nu begrijp ik dat dat kwam doordat ik in Gerona tekort was geschoten...) Toen ik de spreeksalvo's beneden op straat, de stilte in de kamer en het wachten tot er op de deur werd geklopt of de politie zonder kloppen meteen de kamer binnenstormde ten slotte niet meer uithield, stond ik op om de televisie aan te zetten.

De afstandsbediening rook alsof hij in de soep was gevallen of alsof iemand die vette kip had gegeten hem te lang in zijn hand had gehad. Tevergeefs probeerde ik te begrijpen waar het bij het spelletjesprogramma op televisie om ging. De quizmaster praatte tegen een mooie vrouw aan wie alles groot was: haar mond, haar ogen, haar handen en haar krullen. De vrouw zag eruit alsof ze vlak voor de uitzending uit een glossy was geknipt. Ik vroeg me af hoe het voelde om zo groot en mooi en - een beter woord schoot me niet te binnen - zo glad te zijn. Ik kon me niet voorstellen hoe zo iemand leefde. In een keuken die drie keer per dag werd gedweild? Met ramen die zo keurig gezeemd waren dat ze onzichtbaar leken? Met kleerkasten waarin allemaal dezelfde hangertjes hingen en waarin alle T-shirts en blouses tot exact even grote rechthoeken waren gevouwen en 'vouw op vouw' waren opgestapeld - zoals mijn oma me vergeefs had proberen te leren? Maar de vrouw op televisie maakte geen bekrompen indruk, haar grote ogen fonkelden en haar grote mond lachte continu. Het lukte me niet de vraag te onderdrukken wat voor slachtoffer ze in jouw handen zou zijn. Hoe zou ze je aankijken, zodra ze begreep dat ze aan jou was overgeleverd? Zouden haar grote handen ophouden moedig door de lucht te zwaaien en in plaats daarvan sidderend in elkaar knijpen? Of zouden haar grote ogen je woedend aankijken en zou ze je uit haar grote mond een salvo Spaans tegemoet slingeren, net zoals ze nu met fonkelende ogen de presentator aankeek, die haar kennelijk een onbeleefde vraag had gesteld? Hoe lang zou haar lichaam, dat vast net zo glad en transpiratieloos was als haar kleding, de dingen verdragen die jij het aan zou doen? En ineens werd ik gegrepen door een nieuwe angst: de angst dat de guardia civil - of welke afdeling van de Spaanse politie dan ook - je al lang gearresteerd zou kunnen hebben. Ik voelde dat er iets niet klopte, ik voelde dat je in nood was.(Of was dat het moment waarop je de studente aanviel?) Ik heb er spijt van dat ik niet op mijn horloge keek toen je wegging, anders had ik tenminste geweten of ik al drie of vier uur alleen was. Ik pakte de ranzige afstandsbediening en begon te zappen. Tonijn in blik, Saturn (La avaricia me vicia!), een film met Brad Pitt die ik al eens had gezien, maar nu niet weer wilde zien en al helemaal niet in het Spaans. Ik schrok toen ik een wielrenner in een oranje tricot zag, die met een vertrokken gezicht een steile helling op beulde. En toen hoorde ik ineens Duits en keek ik in het gezicht van een meisje met een gekwelde glimlach, dat er tamelijk saai en al met al vreselijk uitzag en ik verbaasde me dat dat meisje net zulk lang, net zulk rossig haar had als ik. En toen begreep ik het pas. Waarschijnlijk is het heel normaal dat je jezelf niet meteen herkent als je jezelf onverwachts op televisie ziet. In de kliniek, toen ze me elke dag een half uur (onder toezicht van dokter De Sousa of een andere therapeute) televisie lieten kijken en er ineens een fragment uit mijn interview bij Beckmann op was, verbaasde ik me er eerst ook over hoe onaantrekkelijk het meisje op de beeldbuis was voordat ik besefte: maar dat ben ik. In de kliniek was me echter in elk geval theoretisch duidelijk dat ik er continu rekening mee moest houden dat ik mezelf te zien kon krijgen. (Die weken lang verstreek er immers praktisch geen dag dat mijn gezicht niet op de buis kwam.) In die hotelkamer in Murcia echter was ik er op het eerste moment van overtuigd dat ik mijn verstand kwijt was. Toen zag ik een huurflatje van vier verdiepingen met balkons, waarop van die petieterige groene planten groeiden, ergens draaide een windturbine die al flink kapot was en ik dacht: waarom laten ze zo'n gewone flat zien? Waar schrok ik meer van nadat het opnieuw tot me doordrong?

Van het feit dat 'onze' flat nu ook nog op televisie was? Of van het feit dat ik al jaren in zo'n armoedige flat woonde? Wat was er nog meer zo armetierig aan mij en mijn leven als je het ineens van buitenaf bekeek? De volgende shot gaf het antwoord: een lelijke vrouw met stroachtig, omlaaghangend haar en een oudere man met een overdreven woeste haardos zaten op een bank. Boven hen hing een olieverfschilderij dat er op televisie nog bespottelijker uitzag dan in werkelijkheid. Ik denk dat ik begon te hyperventileren of te stikken of in de kussenrol begon te bijten. Mijn oren kan ik in elk geval niet dichtgehouden hebben, want ik hoorde mijn vader, met de stem die hij zich tijdens de scheiding van mijn moeder had toegemeten, zeggen: 'Ik ben ervan overtuigd dat u uw redenen hebt voor datgene wat u doet. Maar vergeet u niet dat Julia een mens is. Onze dochter...' En daarna volgde er een soort hik of gesnik dat mijn moeder meteen gebruikte om zich ermee te bemoeien: 'Doet u mijn kind niets aan! Ik smeek het u! Laat u mijn Julia vrij!' En vervolgens weer mijn vader: 'Julia, mocht je dit kunnen zien. Wij zijn bij je. We houden van je.' De camera registreerde kennelijk nog een paar seconden mijn huilende moeder. Daarna was de stem van een of andere reporter te horen, maar ik verstond er geen woord van omdat het in mijn hoofd te erg tekeerging. Waarom mochten mijn ouders op televisie vertellen dat ik was ontvoerd? Wat wist de politie? Wisten ze dat ik met jou op stap was? Wisten ze waar wij waren? Toen het tumult in mijn hoofd zover was bedaard dat ik weer had kunnen luisteren, kondigde een vlerk in een donker pak al weer de volgende bijdrage aan: een bomexplosie in Turkije. Ik zou gek zijn geworden als jij die nacht maar vijf minuten later terug was gekomen. Ook nu nog heb ik er moeite mee om te lachen om je verbouwereerde gezicht toen ik stamelend naar je toe kwam snellen, nadat je de deur nog maar net open had gedaan. Ik begrijp dat je dacht dat ik een jaloerse scène zou trappen en dat je daar totaal geen zin in had. Toch kende je me toen al wel zo goed dat je sneller door had kunnen hebben dat er echt een reden moest zijn als ik zo buiten mezelf was. Maar ik bewonder de onverstoorbaarheid waarmee je toen reageerde. Als het aan mij had gelegen hadden we het hotel waar ze beneden bij de receptie je identiteitsbewijs hadden gekopieerd onmiddellijk verlaten. Alleen had ik het nooit ofte nimmer voor elkaar gekregen op het bed te gaan zitten, de laatste zak noten die we nog in Frankrijk hadden gekocht open te maken en af te wachten tot RTL zijn nachtjournaal herhaalde. In mijn opwinding was het niet tot me doorgedrongen dat ik naar het RTL-nachtjournaal had gekeken, laat staan dat ik wist dat RTL die uitzending nog een keer zou herhalen. Hoewel ik vooraf gewaarschuwd was, kwam het hard aan toen de journaalvlerk zijn uitzending ermee opende dat 'een Duitse seriemoordenaar' blijkbaar een 'bloedig spoor door Zuid Frankrijk' trok en dat daar minstens drie jonge vrouwen het slachtoffer van waren geworden. Een paar uur geleden had de Duitse politie de verdenking van de Franse autoriteiten bevestigd dat het bij de dader met grote waarschijnlijkheid om een tweeëndertigjarige voormalige profwielrenner uit Aken ging, die de afgelopen maanden al twee jonge vrouwen in Duitsland en België had misbruikt en vermoord. De politie ging er bovendien van uit dat hij een sinds tien dagen uit Keulen vermiste eindexamenleerlinge in zijn macht had. Het is me een raadsel hoe je toen zo rustig kon blijven, vooral toen de eigenlijke bijdrage begon met een opname van de Auberge de la Tète Noire, en vervolgens kort na elkaar een foto van Geneviéve en de slechte pasfoto van jou werden vertoond. (Liet je niets merken om mij te imponeren? Of was je echt zo cool?)

Je hoeft je er niet voor te schamen dat mijn ouders je toen toch even van je stuk brachten waardoor je tekeerging. De eerste keer had ik niet eens gemerkt hoe absurd de oproep van mijn vader was dat jij niet moest vergeten 'dat Julia een mens is'. (Wat had ik verdomme anders moeten zijn? Een cavia? Een racefiets? Een vuilnisemmer?) En de achterbaksheid van mijn moeder om van 'onze dochter' snel 'mijn kind' te maken, was me de eerste keer ook ontgaan. Jammer genoeg kan ik je nog steeds niet verklappen of mijn ouders toen echt geloofden dat hun deerniswekkende optreden jou ertoe zou overhalen mij 'vrij te laten'. (Waar haalde mijn moeder eigenlijk de brutaliteit vandaan om uitgerekend dat woord te gebruiken? Ze moet zelf eerst maar eens proberen om me 'vrij te laten'!) Ik krijg het niet over mijn hart om dat onderwerp aan te snijden. (Maar één keer, toen mijn ouders het me uit mijn hoofd wilden praten om naar Beckmann te gaan, heb ik ze toegesnauwd dat ze hun grote mond moesten houden, omdat zij tenslotte door hun optreden, dat elke beschrijving tart, niet alleen zichzelf maar in de eerste plaats mij zo voor schut hadden gezet dat ik geen andere mogelijkheid had dan mezelf nu op televisie te laten zien.) Nadat je maar al te begrijpelijke woede over mijn ouders was weggeëbd, gedroeg je je weer heel fantastisch. Ik zou ervan gewalgd hebben als jij die nacht de wastafel zo vol had gekotst als ik en dat daarna ook nog de kraan het niet meer deed. Dat jij mij vervolgens gewoon alleen een handdoek toewierp en grapte dat waterschaarste in die tijd van het jaar in Murcia heel normaal was, was sensationeel. (En hoe vaak heb ik zo'n gebaar niet gemist de afgelopen maanden als ik weer werd geteisterd door een van mijn kotsaanvallen...) Daarom heb ik het je ook al lang vergeven dat je me met je mobieltje toen toch nog aan het schrikken moest maken. Goed, misschien was het niet per se nodig geweest om het uit je sporttas te halen en net te doen of je het aan wilde zetten om mij grijnzend te vertellen dat de politie alleen ingeschakelde mobieltjes kon lokaliseren - en dat dat alleen maar sportief was, waar ik het ongetwijfeld mee eens zou zijn. (Natuurlijk had ik kunnen vermoeden dat je accu op dat moment al lang leeg was...) Aan de andere kant zouden we dan de stoeipartij niet hebben gehad, toen ik probeerde je het mobieltje af te pakken. En dan had ik niet meegemaakt datje de simkaart eruit haalde, hem glimlachend kapotbeet, in de volgekotste wastafelafvoer liet vallen en zei dat ik er nu van op aan kon dat niemand dat mobieltje nog zou kunnen lokaliseren... Die momenten waren één groot spektakel. En met die beelden in mijn hoofd ga ik nu naar bed.

Lieve David,

Help me! Er is iets gebeurd wat zo vreselijk is dat ik de woorden nauwelijks durf te typen... Tinka heeft een tumor... Vanochtend ben ik met haar naar de dierenarts geweest, omdat haar verlamming steeds erger werd. Hij heeft een röntgenfoto van haar gemaakt en toen hij me op die schimmige foto's het gezwel liet zien dat op haar wervelkolom drukt, begon ik te huilen. Ik heb hem opgebiecht dat ik Tinka met oudjaar ter kalmering twee slaaptabletten had gegeven, maar hij verzekerde me dat die onmogelijk haar gezwel konden hebben veroorzaakt. Waarschijnlijk was haar veranderde manier van lopen me pas opgevallen doordat ik haar beter observeerde dan anders. Morgen wil hij een stukje weefsel wegnemen. Misschien hebben we geluk en is het een 'goedaardig' gezwel. (Hoe kun je iets wat mijn hond duidelijk pijn doet nu 'goedaardig' noemen... ) Ik weet niet wat ik moet doen. Als ik nu ook Tinka nog verlies, maak ik me van kant. Alsjeblieft David! Waar je ook bent! Kun je geen kaarsje voor mijn Tinka aansteken?

Lieve David,

Je mag me nu niet uitlachen. Ik heb het flesje Lourdeswater door het voer van Tinka geroerd. Natuurlijk geloof ik niet in een wonder. Maar toch...

Lieve David,

Als afleiding heb ik zonet een beetje in het Spaans-Duitse woordenboek gebladerd en heb ik in de atlas onze route verder nagelopen. Toen begreep ik pas dat Cabo de Gata 'kattenkaap' betekent. Had jij dat door? (Natuurlijk had jij dat door, jij spreekt zo goed Spaans... Sorry, ik ben niet helemaal fit...) Maar ik was toen immers ook zo naïef om te geloven dat we daar echt alleen maar naartoe reden om een VW-busje te stelen. Na mijn terugkeer heb ik 'mijn' commissaris overigens een beetje uitgehoord hoe ze ons zo plotseling op het spoor waren gekomen. Zal ik je zeggen hoe? Doordat jij zo'n roekeloze aap was geweest. (Ik had dus best gelijk gehad met mijn speculaties.) Het was allemaal begonnen toen jij in het Campanile-hotel in Montèlimar met je creditcard had ingecheckt. Zo was de patron erachter gekomen wie kamer numèro 117 had gehuurd. (Verder kon je er echter niets aan doen, dat was gewoon pech.) Kennelijk had hij zich zo opgewonden over de vernielde kamer dat hij het er niet bij liet om de schoonmaakrekening naar jouw adres te sturen, maar wilde weten hoe de boosdoener eruitzag.

Daarom bekeek hij de band van de bewakingscamera bij de incheckautomaat en herkende helaas Geneviéve. Toen hij Geneviéve ter verantwoording wilde roepen over de mensen met wie ze omging, maar in plaats daarvan hoorde dat ze was vermoord, ging hij meteen met de band naar de politie. De Franse politie informeerde daarop bij de Duitse politie of die jou ergens van verdacht, en toen schoot de Duitse agent te binnen dat ze nog maar een paar dagen daarvoor vanwege die dode prostituee bij jou hadden aangebeld. Dat was voldoende om toestemming te krijgen je huis in Aken te doorzoeken. Daar - weer roekeloos van je! - vonden ze toen niet alleen je apparaten en de doos met ondergoed in de kelder, maar ook mijn rugzak met mobieltje en portemonnee. En ditmaal begrepen ze echt snel wat er aan de hand was, doordat ze meteen zagen dat het tweede meisje op de foto die de bewakingscamera in het Campanile-hotel in Montèlimar had genomen hetzelfde moest zijn als het meisje wier foto ze al dagen in de la 'opgegeven als vermist/door een hysterische moeder/niet zo belangrijk' hadden liggen. Ik was er graag bij geweest toen de beambten bij mijn moeder voor de deur stonden om haar mee te delen dat haar dochter naar alle waarschijnlijkheid in Zuid-Frankrijk was gesignaleerd, samen met een man die naar alle waarschijnlijkheid al verschillende vrouwen had vermoord... Of ze toen ook al die kitsch van 'mijn kind' uitsloeg, net als op de televisie? Eigenlijk geloof ik eerder dat ze de agenten eerst op een van haar betweterige preken heeft getrakteerd, zo van: 'Ziet u nou wel! Ziet u nou wel! Ik zei het toch meteen dat mijn Julia vast ontvoerd was! Maar u wilde niet luisteren!' Kun je er met de pet bij dat mijn moeder het na mijn ontslag uit de kliniek inderdaad voor elkaar kreeg om mij dagenlang aan mijn kop te zeuren hoe erg het voor haar was geweest dat ze - toen het haar eindelijk was gelukt de aangifte van vermissing te doen - de agenten niet met zekerheid had kunnen zeggen welke kleding ik die zaterdag aan had gehad, toen ik was verdwenen? Net alsof ik met opzet langs haar heen was geslopen, alleen maar om haar - voor het geval ik ontvoerd zou worden -tegenover de agenten een slechte moeder te laten lijken, die niet weet of haar dochter in een blauwe of een zwarte spijkerbroek het huis uit is gegaan! (Dat ik van jouw moeder niet zo'n beste indruk had, heb ik je immers al verteld. Toch lijkt zij tenminste niet de afwijking te bezitten om alles wat er op deze wereld gebeurt altijd uitsluitend op zichzelf te betrekken... ) Om het verhaal rond te maken: de Franse politie heeft getuigen die ons met Alessia en Gabriella bij de Pont du Gard hebben gezien, foto's van zowel jou als mij getoond, en die getuigen hebben ons geïdentificeerd als degenen die met de bruine Belgische Ford op stap waren. Geen wonder dus dat op dat moment niet alleen de Franse maar ook de Duitse media het op hun zenuwen kregen en zelfs de Spaanse kranten begonnen te speculeren of 'el monstruo aleman niet al lang de grens van hun mooie land was overgestoken... Eén ding had me die ochtend toen we uit Murcia vertrokken achterdochtig moeten maken: dat je je zo opvallend verstandig gedroeg. Want op de keper beschouwd vond ik het plan om bij de Cabo de Gata een camper open te breken om op die manier twee problemen tegelijk op te lossen - de Ford lozen en voortaan niet meer in hotels te hoeven overnachten - op de keper beschouwd vond ik dat plan helemaal niets voor jou. Waarschijnlijk had ik er gewoon geen zin in om alweer onheil te ruiken. Ik begon namelijk net aan het landschap te wennen. (En het kostte me genoeg inspanning mijn humeur niet te laten verpesten door die eindeloze plastic kassen, die links en rechts van de weg stonden.)

Ik hou nu eenmaal niet alleen van bergen maar ook van woestijnen en daarom was dat schiereiland met zijn rotsen vol spleten en baaien, dat we ten slotte hadden bereikt, de eerste omgeving sinds het mooie bos achter Andorra waar ik me prettig voelde. Ik zie de spookbossen van afgestorven agaves voor me. Ik hoor je lachen als ik je uitleg dat die arme planten er hun hele leven op wachten om te bloeien en als het eindelijk zover is sterven van schaamte, omdat ze beseffen dat hun bloemen jammer genoeg heel gewoon en erg lelijk zijn... Een paar keer dacht ik echt dat onze Ford uit elkaar zou vallen toen jij hem met veel te hoge snelheid over de stoffige, onverharde wegen joeg. Maar ik kan begrijpen dat je er plezier in had de auto nog één keer af te jakkeren, voor we hem definitief moesten laten staan. Vorige week schreef ik je immers dat ik mijn haren in november heb bijgekleurd. Maar wat was dat een lastig, troosteloos gedoe vergeleken met de lol die we die middag bij de 'Kattenkaap' hadden. Je weet dat ik echt geen fan van Spaans ben, maar alleen al 'castano oscuroklonk veel opwindender dan 'donkerbruin'. En ook al was het kapsel dat jij me in de kleine, troosteloze zandbaai aanmat in de ogen van de meeste mensen geen kapsel maar een 'verminking' - wat weten die bekrompen types er nou van hoe bevrijd ik me voelde toen je je mes openklapte en mijn haar begon af te snijden? (Vlogen er echt een paar meeuwen achter de dode pieken aan, of verbeeld ik me dat maar?) En toen wij bij elkaar de bruine verfprut in het haar deden en de wind pas geverfde lokken in ons gezicht sloeg, was het nog één keer bijna net zo mooi als in Luchon. (En goed dat jij op het idee kwam om de bruine vlekken met zand weg te wrijven voor ze echt in onze huid drongen - de lepralook was beslist de verkeerde strategie geweest om ons te vermommen...) Dat het water van de Middellandse Zee ondanks zijn gebruikelijke afwaswatertemperatuur niet helemaal 'lukewarm' was geweest zoals de gebruiksaanwijzing had aangeraden, en we voor het uitspoelen ook geen echte shampoo bij ons hadden, stoorde me niet. Het enige wat ons kappersplezier in de 'salon nature' (weet je nog?) een beetje verstoorde, was het feit dat ik 's ochtends in dat enorme winkelcentrum bij Murcia zo koppig was dat ik niet wilde dat je ondergoed voor me kocht. (Ik had gewoon de smoor in omdat jij zo'n elegant nieuw leren jasje en een spijkerbroek had gekocht en ik in dat Andorrajurkje moest blijven rondlopen. Maar natuurlijk had je gelijk: de getuigen van de Pont du Gard hadden me in een 'lichtgroene blouse' met een 'donkere broek' gezien, lees: niemand hield er rekening mee dat ik ineens een jurk met een fel patroontje aanhad.) Het verbaast me dat je bij de 'Kattenkaap' geen grapjes maakte over mijn preutsheid. Want natuurlijk hield ik mijn jurk niet aan omdat ik het koud had. En toen ik het water in ging om mijn haar uit te spoelen, hield ik hem niet aan om hem 'meteen mee te wassen', maar omdat ik me schaamde om naakt voor je rond te springen. Dat jij daarentegen al voor het verven je nieuwe leren jasje en je nieuwe T-shirt uittrok, vond ik helemaal niet onaangenaam, integendeel. (Had je niet door dat ikje aanstaarde toen je ook nog je spijkerbroek uittrok en helemaal bloot het water in rende?) En toen je na tien of vijftien minuten weer terug kwam zwemmen en je op de grote rots uitstrekte om op te drogen, hield ik het gewoon niet langer uit. Alleen maar naar je te mogen kijken zonder je te mogen aanraken. (Met het donkere haar vond ik je nog leuker dan eerst...)

Maar ik was nooit zo opgewonden de heuvel weer afgelopen, die ik was opgeklommen om mezelf af te leiden van jouw aanblik, om jou over het eenzame VW-busje bij de rots te vertellen, als ik toen al had geweten wat je eigenlijk zou interesseren aan die bus. En als ik had vermoed waar je op uit was, had ik ook niet gelachen om de opmerking dat ik er met mijn nieuwe kapsel uitzag als een 'echte hippiebruid'. Om het voor eens en altijd recht te zetten: het was niet mijn bedoeling om jou tot een dierentuindier te maken dat genoegen neemt met de buit die een bewaker hem toewerpt. Ik wilde alleen verhinderen dat je op zulke lowlifes joeg. En dat 'Doro' en Petra lowlifes waren, dat had je binnen een seconde kunnen zien. Want wie draagt er tegenwoordig nog dreadlocks? Of een veel te ruim topje, waar alles uit hangt? Van die types die na het zwemmen alleen een batikdoek om hun heupen slaan zonder de moeite te nemen in elk geval een bikinibroekje aan te schieten? Die al die dingen niet eens gènant vinden, zelfs niet als er vreemde mensen aankomen? Maar die in zo'n situatie quasi-nonchalant hun hand opsteken om 'peace' te sluiten? De joint was het probleem niet. In tegenstelling tot jou nam ik er immers zelfs een trekje van. (Hoewel ik hoogstens drie keer per jaar blow!) Pas toen jij die onzin over de 'gebroken as' begon te vertellen en dat de wegen hier elk jaar slechter werden en dat groenharige rastamonster er nog mee instemde ook dat het steeds 'krasser' werd, maar vond dat dat 'nou juist zo cool' aan de omgeving was - pas toen was me duidelijk dat ik niets meer in te brengen had. Het verstandigste wat ik die middag deed, was mijn commandocentrum tenminste een beetje benevelen. En waarschijnlijk had ik nog een keer een stevige trek moeten nemen, dan was het me namelijk bespaard gebleven om de onzin te moeten aanhoren die jullie uitsloegen. 'En wat doen jullie zoal?' 'Een beetje chillen, het is hier allemaal zo spiritueel.' 'Alleen die parkopzichters zijn echt erg. Daar moeten jullie voor oppassen. Ze laten je geen nacht met rust en dan lopen ze net zolang te stressen tot je naar zo'n fokking dure campings gaat.' 'Fascisten.' En je opmerking 'Ik zeg nee tegen drugs', die je maakte nadat 'Doro' je de joint met haar dalai lama-achtige glimlach toestak, was ook niet grappig, maar volkomen afgezaagd, en je moest er even high voor zijn als de twee rastamonsters om er vijf minuten om te kunnen lachen. De eerlijkheid gebiedt me toe te geven dat Petra niet zo ver heen was als haar vriendin. Ze was in elk geval beleefd genoeg om zich ervoor te verontschuldigen dat ze ons geen stoel kon aanbieden, omdat ze alleen de twee campingstoeltjes hadden. Ik neem het je niet kwalijk dat je er geen zin in had om in de bus naar een 'kussen of zo' te zoeken. Maar moest je nou echt zeggen dat die 'goede, oude moeder aarde' nog altijd 'de beste plek om te zitten' was? Het is me echt een raadsel waar je die middag mee bezig was. Mocht het je interesseren waar ik mee bezig was - ik telde meeuwen. Nee, dat klopt niet. Eerst stelde ik me voor hoe het zou zijn om over het landschap van de 'Kattenkaap' heen te vliegen: of de scheefgegroeide dwergpalmen er uit de lucht nog wel als palmen uitzagen en of de rotstongen die in zee staken net zo snel in de mist zouden verdwijnen als van hieruit beschouwd. Ik ging pas meeuwen tellen nadat Petra begon te schreeuwen. ('He, shit, doe weg dat ding!') En toen 'Doro' ook nog begon te giechelen en met haar idiote 'Pang! Pang!' begon, werd het me echt te ingewikkeld. Toch liet ik me niet afleiden. (Mijn angst door de politie gepakt te worden was bedaard, net als de zee die onder ons lag. En mijn angst voor wat er binnenkort zou gebeuren, dreef doelloos voort, als een zeer langzaam aangroeiende olievlek.)

Pas op het moment dat jij zei dat we nu een tochtje in de bergen zouden maken omdat het in de bergen nog veel mooier was, moest ik van voren af aan beginnen met tellen. Daarom mokte ik ook zo toen je me bij mijn arm pakte en in de stinkende kampeerbus trok. Achteraf bekeken vind ik het ongelooflijk dat we die middag uberhaupt heelhuids in de bergen zijn aangekomen. Zelfs al was Petra minder ver heen dan 'Doro', haar rijvaardigheid zal toch ook niet meer helemaal oké zijn geweest. En ik durf te betwijfelen of die werd vergroot doordat ze ononderbroken vloekte en jammerde en jou constant toebrulde dat je geen stommiteiten moest begaan, haar vriendin achterin was sneller dood dan zij kon remmen... Dat jij met dat rampzalige gehots en gebots niet per ongeluk afdrukte, lijkt een wereldwonder. Niet minder verbazingwekkend was echter dat ik op onze rit alweer moest overgeven. Misschien had ik mijn gezicht niet moeten bedekken met de stinkende lap, die ik meteen nadat je me in de slaaphoek met matrassen had geduwd ergens had opgeduikeld. (Maar ik kon echt niet aanzien hoe je op de bekende wijze het pistool tegen 'Doro's' hoofd hield, terwijl dat arme blowertje bleef lachen.) Misschien had ik, nadat ik de lap van mijn gezicht had getrokken, mijn misselijkheid in bedwang kunnen houden als de bruine gordijnen er niet waren geweest, die om me heen dansten als op een boot op ruige zee. En toen ik door een gat in de weg met mijn hoofd tegen de niet-betimmerde metalen wand sloeg, moest ik gewoon om een overgeefstop vragen. Het zou me liever zijn geweest als 'Doro' er op dat moment niet giechelend aan toe had gevoegd dat ze moest 'piesen' en het daardoor tot die eigenaardige 'meisjessolidariteit' tussen ons kwam. Ik kan begrijpen dat je vloekte dat je nu met 'drie van die rottige sletten' zat opgescheept. (Aan de andere kant: wie had jou ertoe gedwongen het VW-busje met de twee hippies te ontvoeren... Ik zou voorgesteld hebben in alle rust nog een keer naar de Ford terug te gaan, een appel te eten en te wachten tot de twee weer verdwenen waren.) In elk geval ben ik blij dat je je dreigement dat het je niets kon schelen als we de bus zouden 'onderkotsen en -piesen' niet ten uitvoer bracht, maar Petra sommeerde te stoppen. Ook al verdenkt mijn moeder me ervan dat ik 'boulimia' heb: ik geniet er echt niet van om over te geven. Bij de 'Kattenkaap' vond ik het zelfs haast nog onaangenamer dan in de hotelkamer in Murcia. De arme agaves hadden het echt niet verdiend dat ik hun afgestorven struiken volkotste. Om de een of andere reden moest ik aan de agave denken die ik jaren geleden aan de Cöte d'Azur had uitgegraven en die sindsdien op mijn vensterbank in Keulen-Deutz stond. (Na mijn terugkeer ben ik natuurlijk vergeten tegen haar te zeggen dat ze er niet verdrietig om moest zijn dat ze nooit zou bloeien. (Misschien had ik haar toch mee moeten nemen naar Berlijn.) Op het eerste gezicht moeten we best een grappige aanblik hebben geboden: een jammerend rastamonster aan het stuur van een VW-busje uit Göttingen, in de open schuifdeur een man met een pistool in de aanslag, in het roodachtige zand ervoor een tweede rastamonster dat giechelt dat het het niet 'kan' als iemand toekijkt en in de dode botanische tuin een overgevend meisje met een pas geverfd stormkapsel. (Ik vraag me af wat je de parkopzichters verteld zou hebben als die op dat moment langs waren gekomen...) Toen het achter mijn rug begon te klateren, probeerde ik iets van de feestelijke stemming terug te vinden die ik ervoer toen we met onze hermana Lucia naar de Vallèe d'Ossoue reden. Het lukte me niet. En toen ik je gezicht opnam, terwijl je de deur dichtsmeet en Petra sommeerde verder te rijden, kon ik daarin ook niets van de woeste schittering ontdekken die ik in de Pyreneeën had gezien.

Alleen je trots en je woede dwongen je ten einde te brengen waarmee je was begonnen. Waarom schoot je me niet dood toen ik er in de bergen vandoor rende? Was wat die twee hippies op jouw bevel deden echt zo opwindend dat je niet eens de tijd had mij dood te schieten? David, het is geen gelul: die middag in de Siërra Alhamilla, waarvan ik de naam niet in een stinkende atlas hoef op te zoeken omdat ik voldoende tijd had om naar de letters 'Siërra Alhamilla Agua Minera? te staren, die al bijna waren verbleekt op de muur van de oude mineraalwaterfabriek, wilde ik dood. Hoe kon ik je nog bewonderen als je er plezier in had om toe te kijken hoe een jammerende sloerie met een zinloos giechelende sloerie dingen deed die ze anders misschien ook deed, maar waar ik echt niet bij wilde zijn? Waarom kon je je honger niet gewoon stillen zoals toen in de Camargue? Waarom wilde je me dwingen aan dat onwaardige schouwspel mee te doen? Ik moest dat VW-busje wel uit rennen, waar het naar dope en zweet stonk, en als je me op dat moment dood had geschoten, had ik dat allemaal best gevonden. Die middag was mijn enige redding dat jij, om alles wat er tussen ons was geweest zo zinloos te verwoesten, in elk geval een terrein had uitgekozen waar genoeg gebroken ruiten en flessen lagen. Ik had mijn bovenbenen nog nooit met glas bekrast. De pijn was anders: minder duidelijk en scherp dan wanneer ik me met mijn gebruikelijke scheermesjes sneed. Toch begroette ik het gevoel als de goede vriend van een oude vriend. De vreemde pijn maakte me duizelig, ik moest tegen de muur leunen, waarvan de lichtblauwe kleur nog maar vaag te zien was. Als ik mijn hoofd opzij draaide, voelde ik het warme steen tegen mijn wang. Ik keek in een soort canyon, waarvan ik tot dusverre had gedacht dat je die alleen in Amerika had. Boven, aan de plateaukant, ging de rots steil naar beneden; als met een liniaal getrokken stapelde zich gele op roodachtige steen, naar beneden toe liepen de wanden uit in groenachtige kegels van losse stenen. Het is twee of drie jaar geleden dat ik alle posters uit mijn jeugd bij het oud papier heb gedaan. Alleen de poster van de Grand Canyon, die mijn oom van zijn reis naar Amerika had meegebracht, mocht blijven hangen. Even was ik blij dat ik nog leefde omdat ik deze wereld niet graag had verlaten zonder de Grand Canyon te hebben gezien. Maar toen hoorde ik een vrouw schreeuwen en een andere die het op een huilen zette. De pijn die die geluiden veroorzaakten, kon ik alleen bestrijden door een nieuwe glasscherf te pakken en die dwars over mijn andere bovenbeen te halen. Onder in de canyon was een oase met hoge, dichte palmen en ik vroeg me af of daar iemand woonde en of die niet hoorde hoe akelig er in de oude mineraalwaterfabriek werd geschreeuwd. Ik merkte dat ik op het punt stond flauw te vallen. (Normaal maakt een beetje krassen me niks uit, maar de hitte, de misselijkheid en de onvertrouwde pijn bevingen me.) Voordat mijn benen echt bezweken, liet ik me vrijwillig op de grond zakken. Ik draaide mijn hoofd naar de andere kant en was blij in de verte de zee te zien. Maar toen begreep ik dat het niet de zee was die daar glinsterde, maar het plastic van de eindeloze kassen. En daarna werd het zwart. Nu weet je hoe het me in de mineraalwaterfabriek verging. Wat jij daar precies hebt uitgehaald wil ik niet eens weten. (Als het nou nog een fabriek van je vroegere sponsor was geweest... Of had je ook met 'Siërra Alhamilla Agua Minera? nog een 'openstaande rekening' te vereffenen waar ik niets van afweet?) Maar je had in elk geval de beleefdheid om de sporen van die middag uit te wissen voor je me terugdroeg naar het VW-busje.

(Alleen een laken met een roestbruine vlek zag je over het hoofd - de vlek kon echter ook goed van eerdere datum zijn geweest.) En als ik eraan denk dat je tijdens mijn black-out echt de moeite nam mijn bovenbeen met whisky te desinfecteren en te verbinden, kan ik al bijna niet meer boos op je zijn. Toen realiseerde ik het me niet echt, omdat ik je er niet zo gemakkelijk van af wilden laten komen - maar wat was je gedrag tegenover mij sinds Arles veranderd! Na het stierengevecht had je me immers liever omgebracht dan ook maar een kwart auto naar een oude verbanddoos te doorzoeken... De raad die je mij tijdens onze rit naar de Siërra Nevada gaf, heb ik overigens ter harte genomen: hier in Berlijn heb ik een massageborstel gekocht waarmee ik mijn wonden nu altijd openschrob zodra de eerste korst zich heeft gevormd. Ze helen zo echt veel sneller. (Ik vraag me af waarom een arts of een verpleegkundige me die truc nooit heeft verklapt, maar waarom ik daarvoor een wielrenner moest ontmoeten...) Zonder de kwestie met de hippies te willen vergoelijken: wie weet of onze nacht in de Siërra Nevada zo mooi geworden zou zijn als jij me die middag niet zo had laten lijden. (Van wie is dat stomme rijmpje 'pijn is fijn, bloed is goed'?) Weer moest ik je erom bewonderen hoe goed je de weg wist in de meest uiteenlopende streken - ik had dat kleine weggetje naar de stilgelegde elektriciteitscentrale gegarandeerd over het hoofd gezien. En wat een geluk dat je op zoek naar de verbanddoos ook nog een krat met levensmiddelen ontdekte. Samen met de kruiden die ik had verzameld, waren de spaghetti en de tomaten uit blik de beste maaltijd op onze hele reis. Alleen jammer dat de kastanjes nog niet helemaal rijp waren en dat we geen kampvuur konden maken, ('s Nachts had ik het in mijn jurk inderdaad koud.) Maar natuurlijk had je gelijk, het zou veel te riskant zijn geweest. Vroeg in de avond waren we immers langs een bosbrand gekomen en ik kan begrijpen dat er wat betreft kampvuren met de Spaanse politie niet valt te spotten. (Ik krijg nog steeds kippenvel van het verhaal dat je me tijdens het koken vertelde, hoe jullie tijdens een wedstrijd dicht in de buurt bijna door een vuur werden ingesloten omdat een of andere wedstrijdleider te laat geïnformeerd was.) Ook al heeft het geen zin het onderwerp nog een keer aan te snijden: was die nacht niet het bewijs dat we geweldig goed met z'n tweeën in de wildernis hadden kunnen leven? Ik had absoluut niet verwacht dat jij altijd zo lief voor me zou zorgen als na het eten toen je mijn verbanden verwisselde en me 'gekke griet' noemde. Voor mij was het voldoende om met een wollen deken om me heen in het gras te liggen, de eucalyptusgeur in te ademen, de bewolkte hemel te bekijken, naar een schimpende nachtvogel te luisteren en je te vragen of jij niet ook vond dat die klonk als een kijvende vrouw die een scène maakte tegenover haar man die thuiskwam. En zoals ik die nacht maar een beetje verdrietig was toen jij je terugtrok in het VW-busje om te gaan slapen, zou ik het ook al die andere nachten nooit hebben gewaagd jou lastig te vallen, maar was ik gewoon gelukkig geweest dat ik in de natuur was, wetend dat jij bij me in de buurt was.

Lieve David,

Tinka is de dapperste hond van de wereld. Vanochtend heeft de dierenarts een naald in haar rug gestoken en ze jankte niet eens. Hij zegt dat we minstens drie, vier dagen geduld moeten hebben. Het laboratorium kan jammer genoeg niet sneller werken. Ik heb hem gesmeekt alles te proberen en hij heeft mij beloofd dat hij er 'druk' achter zal zetten. (Soms heeft het voordelen om 'bekend' te zijn.) Maar daarna heb ik een stevige ruzie met mijn moeder gehad. Al dagen lult ze mijn mailbox vol, ze maakt zich zogenaamd zorgen omdat ik dit jaar nog niets van me heb laten horen. Zonet heb ik haar dus eindelijk opgebeld - en dacht je dat ze me ook maar enigszins serieus nam? Ze kletste alleen maar dat ik moest afwachten, ik zou wel zien, alles was vast volkomen onschuldig en zo niet, dan moest ik voor ogen houden dat Tinka nu eenmaal niet meer de jongste was en dat ze immers een mooi leven had gehad. Hoe zou zij zich voelen als zij een tumor had en ik over haar zou zeggen dat ze 'nu eenmaal niet meer de jongste' was en 'immers een mooi leven' had gehad... Waarbij het laatste in haar geval een leugen was, want als zij op een dag een tumor zou krijgen, dan zou dat gewoon het passende einde van een miserabel leven zijn. Ik geloof dat ik haar nog een keer moet opbellen om dat duidelijk te maken...

Lieve David,

Zo. Nu gaat het beter met me. En Tinka is een schat. Ik krijg bijna het gevoel dat ze mij probeert te troosten. Shit. Nu moet ik alweer huilen. De ochtend dat we uit de Sierra Nevada vertrokken, merkte ik meteen dat het niet goed met je ging. En in tegenstelling tot in Gerona, had ik ook een vermoeden waarom. Sinds de Pyreneeën wist ik immers wat het betekende als er overal op het asfalt witte namen opdoken. Toen ik later in de krant de foto van die witblonde wielrenner ontdekte, die zijn gouden tricot kust en daaronder het woord 'Granada' las, vermoedde ik voor het eerst dat het je pijn deed om niet met de mannen in hun gouden, oranje en lichtblauwe tricots onderweg te zijn, maar met mij. En ik besefte dat ik maar één kans had om je op te monteren: door jou ongestoord te laten jagen. Herinner je je die roodharige vrouw, die bij dat wegrestaurant ergens tussen Granada en Malaga uit de Berlijnse stationcar stapte en bij het ontbijt, twee tafels verderop gezeten, naar de druipende ham boven de toonbank staarde en in haar kleine zwarte notitieboekje zat te krabbelen? (Echt jammer dat je geen zin in het spelletje had dat ik vroeger zo graag met mijn vader speelde. Ik zou er maar al te graag met jou over hebben gespeculeerd wat zij hier uitvoerde. Was ze oorspronkelijk van plan geweest samen met haar vriend op reis te gaan en was ze daarna toch alleen gegaan omdat hij haar op het laatste moment had laten zitten? Of schreef ze reisboeken, en was ze bezig aan een boek over Andalusische specialiteiten...?) Natuurlijk was ze een beetje te oud voor je geweest. (Toch weet ik zeker dat je met haar meer lol had gehad dan met die geplukte kip die je in die jachthaven wist te versieren.) En toen ik terugkwam uit de wc's en jij verdwenen was, dacht ik dat je desinteresse maar gespeeld was geweest en dat je haar toch had gepakt, terwijl ik in dat weerzinwekkende wasbakje mijn haar stond te wassen. Ik zag er vast uit als een gekkin toen ik met mijn druipende haar het parkeerterrein op rende en 'David! DAVID!' riep. En wat raakte ik in paniek toen ik vaststelde dat de Berlijnse stationcar niet meer onder de luifel stond en zich ook in ons VW-busje niets bewoog, hoewel ik er met mijn beide vuisten op roffelde. Des te groter was mijn opluchting toen ik je eindelijk voor de container bij de ingang van het parkeerterrein ontdekte. Maar toen tot me doordrong dat je daar stond om je over veerboten naar Marokko te informeren, sloeg de volgende schrik me om het hart. Speelde je echt met de gedachte naar Afrika te gaan? Zou je het risico hebben genomen om aan de grens gearresteerd te worden? Zou je echt zonder mij zijn gegaan? (Waarom vraag ik dat, ik weet het inmiddels immers...) Achteraf moet ik je dus dankbaar zijn dat je me tenminste nog drie, vier dagen samen met jou hebt geschonken.

Zelfs al begrijp ik je levenspijn tegenwoordig, ik snap niet wat er die middag door je heen ging. De dagen daarvoor keken we elke keer als we onder een bord doorkwamen waarop het Spaanse ministerie van Verkeer het actuele dodencijfer van dat jaar bekendmaakte voor de lol of het aantal was gestegen. Toen we vlak voor Malaga weer zo'n bord naderden en ik met een theatrale filmstem voorlas: 'Since January 1st, 1499 killed antwoordde je niet zoals anders: 'It wasnt me,' maar voer je tegen me uit wat ik eigenlijk van je wilde. Wat ik van jou wilde? Vraag de schaduw maar wat-ie van de zon wil! En bovendien: jij had mij ontvoerd - ook al was ik vrijwillig bij je in de Porsche gestapt. Waarom deed je ineens alsof ik me aan jou had opgedrongen? Waarom heb je me duizenden kilometers door Europa meegesleept als je je uiteindelijk toch alleen maar uit de voeten wilde maken? Soms verdenk ik je ervan - ondanks alle vastberadenheid en kracht die jij aan de dag legde - dat jij eigenlijk degene was die niet precies wist wat hij wilde. (Sorry dat ik dat tegen je zeg, hoewel ik zo veel jonger ben...) Ik heb nog nooit zo'n hekel aan reclame gekregen als tussen Malaga en Marbella. (Belachelijk dat ik me de dag daarvoor nog had opgewonden over die zwarte cognacstieren.) De enorme reclames voor snelle veerboten naar Tanger of Ceuta lieten om de paar kilometer mijn pols omhoogschieten. En ik was nog maar net aan dat gevoel gewend of schreeuwerige posters begonnen luxe onroerend goed en andere etablissementen aan te prijzen waarin je ook veel geld kon kwijtraken. Ik hoefde me in elk geval niet te beklagen dat ik niet gewaarschuwd was wat me in dat vervallen havenstadje naast Marbella te wachten zou staan. En toen jij probeerde ons VW- busje pal aan de jachthaven te parkeren en de parkeerwachter bijna zijn snor inslikte, raakte ik toch nog in een goed humeur. (Ik weet niet eens zeker of hij het je toegestaan zou hebben je limoengele Porsche daar te parkeren... ) Ik was trouwens geschokt door de idioten die die Ferrari-parade stonden aan te gapen alsof ze nog nooit vijf auto's naast elkaar hadden zien staan. (En een beetje onder de indruk was jij ook wel van die aanstellerige sleeën, geef het maar toe... Je maakte er gelukkig geen gènante vertoning van door je camera tevoorschijn te halen en foto's te maken...) Misschien had ik me met Puerto Banalus - of hoe die veredelde beerput ook mag heten - misschien had ik me ermee verzoend als het je tenminste gelukt was een van die twee meter negentig lange modellen te grijpen, die in hun minuscule bikini's op de jachten lagen. Of een van die hoofddoekjes die uit de talloze Gwcci-Pwcn-winkels glipten om met hun zeventig plastic tassen meteen in een verduisterde Dubai-limousine te verdwijnen. Bij het zien van de halfnaakte gansjes aan de ene en de wandelende tenten aan de andere kant vroeg ik me werkelijk af of de wereld het niet verdient om binnenkort te vergaan. Aan het fh'Zd-interview, dat me die middag de genadeslag gaf, kan Puerto Banalus echter niets doen. Die irritatie komt helemaal voor rekening van mijn moeder. 'Julia is altijd een vrolijk opgewekt kind geweest... en ze houdt vooral erg van kip met paprika...' Hoe kan iemand die nog een laatste restje verstand en fatsoen bezit, zo uit zijn nek kletsen! Alleen omdat mijn moeder die zomer één keer kip met paprika had gemaakt waarvan ik vond dat het niet volkomen was mislukt, betekent dat nog lang niet dat kip met paprika mijn lievelingseten is... En zelfs al zou dat zo zijn - wat geeft haar dan het recht om zulke dingen over mij de wereld in te helpen! Ineens schiet me te binnen: ik ben helemaal vergeten mijn vader te bedanken dat hij tenminste de deur in het gezicht van die mensen van Bild heeft dichtgeslagen. (Hoewel, hij heeft nog van genoeg andere dingen een puinhoop gemaakt. Vergeet u niet dat Julia een mens is...)

Zouden we de dure nachtclub binnen zijn gekomen als onze Banalus-episode een gelukkiger afloop had gekend? Ik betwijfel het...(en ik verbaas me er nog steeds over dat je de portier niet gewoon neerknalde. Want die arrogante toko had het verdiend dat je daar je al lang aangekondigde bloedbad had aangericht.) Dan waren die obscure kroegenbuurt, de bezopen Britten en Lady Marmalade ons bespaard gebleven. Jemig, wat een armzalige tent! (Geen wonder dat de portier daar ons niet te sjofel vond...) Die pluchen banken hadden nog niet eens mee mogen doen in de video waartoe Pink zich een paar jaar geleden liet verleiden. Om nog maar te zwijgen van de vrouwen die deden alsof ze daar héééél toevallig zaten... Mijn ademnood op het moment dat dat mens daarboven op het toneel haar beha begon rond te zwaaien en zich om de paal slingerde, was niet gespeeld. En ik kan wel weer overgeven als ik aan de dikke Arabier denk die mij de hele tijd zat aan te staren en toen ook nog van die weerzinwekkende bewegingen met zijn tong begon te maken. Waarom ging je niet naar hem toe om hem een dreun te verkopen, zoals ik je vroeg? Je kunt het toch niet echt hebben gemeend dat ik er 'tuk' op was om 'in een harem' terecht te komen...(Ik weet zeker dat je wielermaten zich bescheurd zouden hebben om die grap. Sorry dat ik hem niet lollig vond.) Ik heb geprobeerd me te verplaatsen in wat jou aantrok in dat meelijwekkende schepsel dat zich door jou op de ene champagne na de andere liet trakteren. Was het haar naam? Marisol...De siliconen in haar beha? Of de levervlek boven haar lip, waarvan ik eerst dacht dat ze die erop getekend had? Zelfs al suisde jullie Spaans aan me voorbij als een hogesnelheidstrein op topsnelheid, ik merkte dat ze me ineens aankeek en haar hoofd schudde. (Begreep ik het goed dat ze wilde weten hoe oud ik ben?) Moet ik haar misschien ook nog dankbaar zijn, omdat zij weigerde een 'lekker triootje' of iets in die geest te doen? Te midden van dat hele armzalige gedoe is er toch een beeld dat ik niet meer kan vergeten: we hadden met z'n drieën Lady Marmalade verlaten en ik genoot ervan om eindelijk weer in de frisse lucht te zijn. Een meeuw met een kreupel linkerpootje hipte tussen twee opengescheurde vuilniszakken rond. Kennelijk kon hij niet beslissen waarmee hij zijn avondeten zou beginnen. Ik sloot mijn ogen, legde mijn hoofd in mijn nek en probeerde zo veel mogelijk zeelucht in mijn longen te krijgen, ook al was het maar Middellandse Zeelucht. Toen ik plotseling je hand in mijn nek voelde, begon ik bijna te schreeuwen. Maar jij deed ineens heel aardig en vertelde dat Marisol je had aangeboden een plezierritje in haar cabrio te maken, en jammer genoeg was er in haar auto slechts plaats voor twee personen. Als het me niets uitmaakte, gaf jij me de sleutel van het VW-busje, dan kon ik achter jullie aan rijden. In het licht van de straatlantaarn keek ik je aan. Je gezicht verried geen enkele terughoudendheid. Het overweldigde me hoe mooi en wreed je kon zijn. Heb je me ooit gevraagd hoe het me op mijn eenzame tocht door de nachtelijke bergen is vergaan? Waarschijnlijk interesseerde het je even weinig als mijn tegenwerping dat ik nog maar een half jaar mijn rijbewijs had en als ik de laatste maanden had gereden dan alleen in de Golf automatic van mijn moeder. Ook al had ik leren rijden in een auto met versnellingen, ik liet de motor van het VW-busje bij elk verkeerslicht en bij elke kruising waar we moesten stoppen afslaan.

Marisol hield er immers totaal geen rekening mee dat ik haar met die logge auto volgde, en jij zult haar vast niet hebben gemaand om haar voet van het gas te halen... Ik had geen idee waar we naartoe reden, in het begin ging het steil bergopwaarts en ik wist nooit of ik hem in z'n twee of in z'n drie moest zetten. In al die haarspeldbochten verloor ik de ronde achterlichten van Marisols cabrio voortdurend uit het oog, aan de andere kant kon ik jullie gemakkelijker bijhouden. Nadat we de woonwijken hadden verlaten, waren er geen kruisingen of splitsingen meer. Op een gegeven moment werd haar auto langzamer en begon te slingeren. Werd ze argwanend waarom jij met haar zo ver de bergen in wilde rijden? Was dat het moment waarop jij haar voor het eerst je pistool liet zien? De lucht was helderder dan de nacht daarvoor, de maan scheen zo helder dat de steeds spaarzamer wordende pijnbomen of dennen die rechts en links stonden, schaduwen op de weg wierpen. Toen we de hoogvlakte bereikten, groeiden er helemaal geen bomen meer. Had ik zoals gewoonlijk naast je gezeten, dan had ik misschien genoten van de rit door dit nachtelijke maanlandschap. Zonder richting aan te geven, sloeg Marisol af, een smal zijweggetje in, en bracht haar cabrio een paar kilometer verderop op een onverharde parkeerplaats tot stilstand. Was het leuk om haar te verkrachten? Een vrouw die zich evenveel tegen jou verzette als een stuk boter tegen het mes? De drive-in show, die je me in mijn VW-busje bood, deed me geen plezier. Ik moest er de hele tijd over nadenken wat de dieren van een ander dier zouden vinden dat 'si, ah sf en andere Spaanse onzin in de nacht krijste en meende daarmee zijn miserabele leven te kunnen redden. Voelden ze medelijden? Of moesten ze lachen? Ik ben moe. Ik heb nog maar één vraag: toen jij verdween om het lijk van Marisol achter een rots te verstoppen en ik de motor van het VW-busje had laten draaien - dacht je toen echt dat ik er zonder jou vandoor zou gaan? (Ik had het immers alleen maar koud en wist niet hoe de stationaire verwarming werkte...) Waarom schrok je zo bij die gedachte dat je er met getrokken pistool aan kwam rennen? Je had toch vast al lang besloten de bus te laten staan en de reis per cabrio voort te zetten...

Lieve David,

Ik voel hoe onze gezamenlijke tijd ten einde loopt. Ik ben bang voor de leegte die daarna komt. Misschien heeft mijn vader gelijk en moet ik beginnen met studeren. Maar wat? Ik ken niet in een overvolle collegezaal zitten en naar hoorcolleges over 'De poëtica van het water in de Engelse moderne kunst' luisteren... Als ik al ga studeren, dan moet het iets praktisch zijn. Diergeneeskunde bijvoorbeeld, dan zou ik Tinka tenminste kunnen helpen. (Nog steeds geen nieuws.) Maar alleen al de gedachte aan al die papieren die ik moet invullen om een studieplaats te verwerven verlamt me. Mijn huid voelt aan als een ballon die op springen staat. Als ik over de rug van mijn hand aai, kan ik wel huilen van de pijn. Ik heb maagkrampen, mijn buik is opgeblazen en tegelijkertijd heb ik vreetbuien. Vannacht had ik me zelfs volgepropt met de walgelijke kerststol die mijn moeder me voor Sinterklaas had gestuurd. Daarna moest ik een uur lang overgeven. Hoewel ik nu dagelijks mijn bovenbenen bekras, vermindert de druk niet. Is het denkbaar dat ik zo met Tinka meelijd dat er ook in mij een gezwel groeit? Ik weet het, ik zou naar de dokter moeten. Maar ik wil het niet. Ik kan het niet verdragen als ze op me lopen te drukken en te kloppen en met hun instrumenten in me kijken. Toen, na mijn terugkeer, wilden ze me in de kliniek ook meteen onderzoeken. Maar dat weigerde ik. Hoe het er in mij uitziet, gaat niemand iets aan. Het is erg genoeg als ze röntgenfoto's van Tinka maken en in haar zitten te pulken. Mijn nekharen gaan recht overeind staan als ik aan de dierenmishandeling denk waar ik in Sevilla voor de tweede keer getuige van was. Tegenover bekrompen mensen mag ik dat natuurlijk niet zeggen, maar eigenlijk leed ik bij die stierengevechten meer dan bij jouw daden. Als het 's nachts heel stil is, hoor ik soms het geluid waarmee de stieren tegen de houten planken aan smakken als ze voor de eerste keer de arena in komen stormen. Natuurlijk kun je zeggen: als een stier zich door een paar rode lappen de dood in laat lokken is hij even dom als de 'porno paparazzi girls' die zich door jouw camera lieten lokken. Maar een stier kan er niks aan doen dat hij op de kleur rood reageert. Zo zit hij in elkaar. Terwijl een meisje daarentegen heel goed kan besluiten niet in jouw rottruc met de camera te trappen. Want anders zou je immers als 'porno paparazzi girl geboren moeten worden en dat geloof ik niet. Maar waarom had ik dan geen medelijden met de trotse hermana Lucia' Zij is toch minstens even onschuldig aan wat haar is overkomen als de stieren in de arena...? Ik kan het voor mezelf alleen zo uitleggen: zij was een slachtoffer. Een slachtoffer van mijn liefde voor jou. Maar wat misschien nog belangrijker was: haar dood was niet simpelweg alleen laag en zinloos, een hikje in het wereldgebeuren, haar dood heeft bewezen dat het noodlot bestaat, maar God niet. Natuurlijk is dat nog lang geen rechtvaardiging voor haar dood.

Maar toch verschijnt hij daardoor in een ander licht... En in dat andere licht verschijnt ook de dood van Carla Rincèn. Al in Arles wilde ik dat een vertegenwoordiger van dat gilde aan den lijve zou ervaren hoe het is om gedurende twintig, vijfentwintig minuten dood te worden gemarteld. Maar ik had gedacht dat het kansloos zou zijn om jou voor te stellen voor de afwisseling een torero te doden. Daarom kon ik mijn ogen niet geloven toen ik op de plakkaten in Sevilla ontdekte dat die middag niet alleen de gebruikelijke torero's in de arena zouden staan. Maar behalve hen ook nog een torera. Zonder het te weten, heb je vanaf het begin meegewerkt aan mijn plannen. Toen je foeterde dat ze vast een drukfout op de poster hadden gemaakt, want het kan toch niet waar zijn dat ze nu ook sletten in de arena toelieten, rook ik mijn kans. En toen Carla Rincèn vervolgens met haar tweede stier zo veel moeite had dat ze op de vlucht zelfs een schoen kwijtraakte en een andere torero haar te hulp moest snellen en jij haar begon uit te fluiten en uit te schelden, toen wist je eindelijk wat een slet in de arena te zoeken had: haar schoenen... - dat was het moment waarop het me definitief duidelijk was dat je het zou doen als ik het maar op de juiste manier aanpakte. En heb ik je niet slim opgejut door Carla Rincèn in bescherming te nemen en je eraan te herinneren dat die ene torero in Arles nog veel meer problemen met zijn stier had gehad? In werkelijkheid zal het me volkomen worst wezen of een man of een vrouw de arme stieren kwelt. Als ik je niet had willen opjutten dan had ik je eindeloos laten kletsen dat er maar één ding belachelijker was dan een vrouw op een racefiets - een vrouw in de stierenarena. Daarom lachte ik ook alleen maar toen je weer met die onzin kwam of ik nu de 'geëmancipeerde vrouw' wilde uithangen en toen zei ik heel rustig dat er toch een simpeler methode was om erachter te komen of de 'slet' echt niet deugde. Ik had echter mijn twijfels of je je in de buurt van een echte matadora durfde te wagen. De laatste tijd had ik eerder de indruk dat je het alleen nog opnam tegen drugsverslaafde hippies of bezopen hoeren. Dat je me op dat moment het liefst in mijn gezicht had geslagen - maar dat alleen de omstandigheid dat we met tienduizend andere mensen in de arena zaten je ervan weerhield om dat te toen - voelde ik als overwinning. Ik zag in je gezicht iets trekken, ik hoorde het 'hey, hey, toro, waarmee Carla Rincèn de stier uitdaagde, steeds baziger worden en ik wist dat ik vanavond een groot gevecht zou meemaken. Ik kan echt niet geloven dat je Carmen nog nooit hebt gezien of nog nooit een van de Don Juans van Moliëre tot Max Frisch hebt gelezen. Maar wat maakt het uit. Over ons Sevilla kun je in die stukken of boeken toch niets lezen. Ik herinner me weliswaar de smalle steegjes, waar zelfs Marisols suffe cabrio niet eens goed doorheen kon komen, de kathedraal met zijn klokgelui dat je door merg en been ging, de fonteinen en de betegelde bankjes, de zonneluifels over de straten, de citroenbomen, de rieten zonwering voor de ramen en al die andere zooi. Maar ons Sevilla zal voor altijd de verwaarloosde oever van de Guadalquivir blijven. Door de gebeurtenissen van die nacht begreep ik hoe we ons het leven voor moeten stellen. Als een reusachtig spinnenweb in de duisternis waarin we ons allemaal, hangend aan onze handen, blind voortbewegen, zonder een idee te hebben waar we bij de volgende knoop op zullen stuiten. Het zou kinderachtig zijn om te geloven dat er een vette spin in dat web zit, die alle draden in zijn hand houdt. En toch moet er in dat net iets zijn dat onze bewegingen kan beïnvloeden.

Ik zeg met opzet: kan. Want ik ben er meer dan ooit van overtuigd dat de hogere macht zich niet altijd en niet voor ieder van ons interesseert. Misschien is het zo: als er een lieveheersbeestje op mijn hand vliegt, probeer ik het terug te loodsen naar het groen door het met mijn andere hand de weg mijn arm op te versperren. Natuurlijk laat het lieveheersbeestje zich door mij niet zo eenvoudig leiden, er zijn er bij die hun oorspronkelijke weg per se willen vervolgen, zodat je ze ten slotte alleen nog maar af kunt schudden. Maar zelfs een gewillig lieveheersbeestje is zich er niet van bewust dat ik het stuur. Als het kon praten, zou het waarschijnlijk alleen maar zeggen: het feit dat ik van richting ben veranderd, heeft er niets mee te maken dat iemand tegen me zei dat ik van richting moest veranderen, maar enkel en alleen met het feit dat zich ineens een hindernis op mijn weg bevond. Alleen in uiterst zeldzame gevallen, die me daarom altijd weer ontroeren, heb ik de indruk dat het lieveheersbeestje vermoedt dat ik het stuur en zich dus niet domweg door mij laat leiden, maar omdat hij voelt dat het juiste met hem zal gebeuren als hij zich aan mij overgeeft. Aan de andere kant komt het voor dat ik er geen zin in heb om het lieveheersbeestje te loodsen. Dan schud ik het meteen af en laat het zijns weegs kruipen, en als het de weg terugvindt naar het groen, is het prima. Zo niet, zal het me ook een worst wezen. Die nacht in Sevilla moet iemand zich voor ons geïnteresseerd hebben, net zoals wij toelieten dat diegene zich over ons ontfermde. Anders was het ons niet gelukt Carla Rincèn te overmeesteren. Vandaag zie ik hoe slim het was om na het stierengevecht eerst naar die tapasbar te gaan. Hoe had het lot anders de twee oude Sevillianen naar onze tafel moeten sturen, die al vijftig jaar geen enkele corrida meer hadden gemist en ons verklapten naar welke bar Carla Rincèn na haar gevechten altijd ging? (Ik ben ervan overtuigd: mocht de matadora op een plek zijn waar je mag vloeken, dan vervloekt ze het lot dat ze die nacht niet direct naar het hotel maar naar haar stamkroeg ging... Is er een moment geweest waarop ze overwoog meteen naar bed te gaan? Heeft een van haar vrienden haar overgehaald om toch nog mee te gaan?) Volgens mij hebben we uren in een kringetje rondgedwaald, voor we eindelijk voor de kleine tapasbar met het goedkope tl- licht en de televisie in de hoek stonden. En zelfs toen jij me het meisje aanwees, dat omringd door een klein groepje mannen helemaal achteraan tegen de bar leunde en rode wijn dronk, wilde ik nog steeds niet geloven dat we de matadora echt gevonden hadden. In haar spijkerbroek en eenvoudige lichtblauwe topje zag ze er zo gewoontjes uit... Pas toen ze een beweging maakte waarmee ze de mannen kennelijk een bepaald moment uit een of ander gevecht wilde demonstreren, besefte ik dat ze het moest zijn. En op dat moment werd ik toch nog een keer overvallen door twijfel of het juist was om dat meisje, dat zich zo staande wist te houden en zo ernstig en serieus overkwam - hoewel ze niet veel ouder kon zijn dan ik - tot je volgende slachtoffer te maken. Aan welke draadjes moest het lot die nacht nog trekken om Carla Rincèn te scheiden van haar begeleider, met wie ze de bar ver na middernacht had verlaten? Dat was toch die voormalige torero, die we de volgende dag op de televisie zagen en bij wie Carla in de leer was geweest? Had ze vroeger een verhouding met hem gehad - en was ze bang dat hij haar die nacht weer lastig zou vallen? Hun beider lichaamstaal gaf duidelijk te kennen dat hij haar liever tot aan haar hotel had begeleid en dat zij hem had afgewezen.

Ik vraag me af of de torero zich ervan bewust is geworden dat zijn vroegere leerling hem die nacht door haar ontvankelijkheid voor het lot het leven had gered. Want ik weet zeker: als Carla Rincèn niet bij de Guadalquivir afscheid van hem had genomen om alleen de brug over te steken, dan had jij hem als eerste gedood. Haar hoge schoenen tikten een gelijkmatig ritme op het asfalt. Jij roept 'senora Rincèn', maar zij blijft niet staan en draait alleen haar hoofd om. We moeten rennen om haar in te halen, voor ze de brede straat oversteekt die langs de kademuur loopt. Jij biedt in het Spaans je excuses aan dat je haar hebt laten schrikken. (Joeg je haar op dat moment dan al angst aan? Ik geloof van niet.) Maar jouw 'novia'wilde per se een handtekening. De matadora kijkt me met een kort glimlachje aan en als ze haar handtas opendoet om naar een handtekeningenkaartje te zoeken, trek jij het pistool en slaat met de greep één keer stevig in haar nek. Zonder geluid zakt ze in elkaar. Jij vangt haar op. Met z'n tweeën dragen we haar de trap naar de rivier af. Niet een van de automobilisten die langsscheurden heeft iets gemerkt. In de schaduw van de kademuur wonen twee zwervers. Als ze beginnen te schreeuwen bedreig jij hen met het pistool. Ze verdwijnen in de nacht. Mijn ogen hebben even nodig om aan het donker te wennen. De smalle strook gras waar jij de matadora neerlegt, is bezaaid met gebroken flessen en zwerfvuil. De Sevillianen houden kennelijk niet van hun rivieroever. Ze is nog steeds bewusteloos als jij haar kleren open begint te snijden. Je knevelt haar met een reep stof van haar lichtblauwe topje. Je bindt haar handen vast met een opengesneden jeanspijp. Ik wil het je al kwalijk nemen dat je het jezelf met haar te gemakkelijk maakt. Maar dan zeg ik tegen mezelf dat je haar niet onheuser behandelt dan zij de stieren in de arena. Al toen jij haar topje kapotsneed, viel me het lange, glimmende litteken op dat van haar ribben naar haar navel loopt. Nu ontdek ik een tweede litteken op haar bovenbeen. Ik hoor jou zachtjes door je tanden fluiten en schrik, omdat ik denk dat de matadora dezelfde heimelijke aandrang heeft als ik. Tot me duidelijk wordt dat haar verwondingen afkomstig moeten zijn van het stierenvechten. Ik kom dichterbij om haar littekens te bekijken. Op dat moment doet ze haar ogen open. Haar blik verraadt dat ze niet begrijpt waar ze is en ook niet wat er met haar gebeurt. Haar niet-begrijpen maakt plaats voor ongeloof, haar ongeloof voor besef, haar besef voor angst. Maar voor de angst zich in haar ogen kan vastzetten, knijpen die zich van woede samen tot twee spleetjes. Jij had er geen rekening mee gehouden dat ze zo snel weer bij zou komen. Haar rechterknie schiet omhoog. Een schreeuw van pijn schalt over de Guadalquivir. De verstikte schreeuwen die uit haar keel komen, spreken van nooit eerder gevoelde woede. Haar bruine, gespierde lichaam, dat niet ontsierd wordt door borsten of andere rondingen, kronkelt om aan jouw greep te ontkomen. Ik vergeet adem te halen terwijl ik kijk hoe haar spieren werken, en ik betreur het alleen dat jouw spieren verborgen zitten onder een spijkerbroek en een leren jasje. Jij pakt je mes en steekt op de plekken die de stieren al eerder hebben geteisterd. Het lukt je ternauwernood de matadora tegen de grond te houden, zo dubbel slaat ze van de pijn. En toch geeft haar dappere lichaam het niet op. Ze verzet zich tegen jou, zoals ik of een van je anders slachtoffers dat nooit hadden kunnen doen. Het zachte, spottende 'toro! torol' waarmee jij haar in het begin sarde is verstomd. Maar af en toe sis je haar een van haat vervuld 'puta' oi'cono' in haar oor. Je ademt zo zwaar als ik je nog nooit heb horen ademen. Ik vermoed dat deze strijd je alleen uitput, zonder je te bevredigen. En als ik zie dat je je mes gebruikt om daar te steken waar je al die andere keren uit eigen kracht stak, begrijp ik wat er mis is.

Lieve David,

Ik geloof er niet meer in dat ik mijn boek ooit af zal maken. Vanochtend belde mijn manager. Hij wilde weet of ik al opschoot. Ik heb hem voorgelogen en tegen hem gezegd dat ik over twee of drie maanden klaar zou zijn... (Over het probleem wat er met het geld gebeurt dat de uitgeverij me al heeft betaald, wil ik nu niet nadenken.) Waarom zou ik een tekst schrijven waarin ik bekrompen types moet voorliegen dat ik er blij om was dat een matadora jou verhinderde om je eigenlijke doel te bereiken? Terwijl het me juist verdrietig maakt dat jijzelf die daad, die ik als je grootste, volmaaktste beschouw, kennelijk als nederlaag ziet. Terwijl ik wel kan janken, moest ik zonet toch lachen. In het oude jaar zeurde mijn manager me al aan mijn kop dat hij een 'gevoelige, verstandige en geweldige' vrouwelijke ghostwriter kende, die hij graag aan mij zou 'voorstellen'. (Waar moet een spookschrijver mij nu bij helpen? Spoken heb ik genoeg en schrijven kan ik zelf wel.) Ik zat me net voor te stellen wat voor gezicht die 'gevoelige, verstandige en geweldige' ghostwriter zou trekken als ik haar zou vertellen dat ik onze torera het liefst een oor afhad gesneden en het jou als overwinningstrofee had gegeven - en dat alleen niet deed uit angst voor een van jouw woedeaanvallen.

Maar misschien is dat niet fair tegenover die vrouw en is ze een echte spookschrijfster, die zich door zoiets niet laat afschrikken. En misschien zou ze zich, in tegenstelling tot jou, ook voor mijn theorie interesseren waarom Vincent van Gogh zijn oor af had gesneden. Ik ben nog speciaal een keer naar dat afschuwelijke internetcafè gegaan om informatie te zoeken: in de Wikipedia staat echter alleen dat het niet het hele oor, maar slechts het oorlelletje schijnt te zijn geweest. Ik kwam er in elk geval achter dat het inderdaad in Arles gebeurde en dat hij zijn oor(lelletje) aan zijn lievelingshoer had gegeven. Misschien zou het leuk zijn om er met een spookschrijfster over te speculeren of Vincent van Gogh zichzelf nu als stier, als torero of als allebei tegelijk beschouwde. En ik weet zeker dat ze niet tegen me zou schreeuwen dat ze mijn 'studentengelul' niet meer uithield zoals jij die nacht deed. Wat had jij op de acht-, negenhonderd of zelfs duizend kilometers die we van Sevilla naar het noorden zijn gescheurd dan verder voor belangrijks om over na te denken? Hoe je het beste van mij afkon komen? Lieve David, Sorry. Ik ben in de war. Ik was tijdens die eindeloze rit minstens zo gespannen als jij. Ook al moest ik in La Mancha nog met je lachen omdat nu niet meer de magere modellen 'las modelos ultra/lacas'het meest werden gemeld (zoals nog bij onze eerste tank- en televisiestop, toen je zo woedend werd), maar 'la matadora matada' - 'de gedode doodster'. Elke keer dat we stopten begon me echter duidelijker te worden wat voor media waanzin wij hadden ontketend. En ik vervloekte mezelf erom dat ik jou tot die daad had aangezet. Toen kon ik er niet meer om lachen dat tot onze stop bij Madrid iedereen dacht dat Carla Rincèn door een fanatieke dierenbeschermer om het leven was gebracht... En ik geloof je ook niet als je zegt dat het nieuwe 'jachtgevoel' je alleen maar bedwelmde. Stiekem moet het je evenveel angst hebben aangejaagd als mij. Waarom haalde je anders - in tegenstelling tot de dagen ervoor - elke keer je voet van het gaspedaal zodra er een voertuig van de guardia civil voor ons opdook? Ik weet niet meer bij welke stop het was dat ze het eerste verband tussen 'la matadora matada' en 'el monstruo aleman legden.

Waren we toen al in dat eenzame canyonlandschap geweest, dat me nog meer aan Amerika deed denken dan de bergen achter de 'Kattenkaap'? En was die morsige figuur op de televisie, wie de verslaggeefster haar microfoon toestak, echt een van de twee zwervers die wij hadden opgeschrikt? Als je het toen voor me had willen vertalen, dan wist ik nu of de zwerver echt vertelde dat hij de nacht daarvoor had gezien hoe een donkerharige man en een even donkerharig meisje een bewusteloze vrouw de trap naar de Guadalquivir afhadden gedragen. Wat was ik naïef toen ik dacht dat jouw sombere stemming vanzelf zou opvrolijken als ik maar lang genoeg mijn mond hield. En hoe kon ik ooit serieus hopen dat alles goed zou komen, alleen omdat we niet langer door Spanje dwaalden maar terugkeerden naar de Pyreneeën? Tot op de dag van vandaag begrijp ik niet wat er toen is gebeurd. Het doet zo zeer dat ik het liefst het scheermesje weer zou pakken. Zouden we nog een kans hebben gehad? Was ik het die door mijn overmoed de band tussen ons definitief doorsneed? Had ik net als jij in die auberge aan de voet van de Aubisque gewoon twaalf uur moeten slapen? Maar ik was veel te doorgedraaid om ook maar een oog dicht te doen. De adrenaline, die me daarboven, op die grenspas terug naar Frankrijk, in het bloed was geschoten omdat ik er elke seconde rekening mee hield dat de guardia civil toch nog uit de wolken tevoorschijn zou komen om ons te arresteren, gierde nog steeds door mijn lijf. Ik was zo gelukkig dat ik eindelijk weer in Frankrijk was, waar je geen identiteitsbewijs nodig had om een dutje te doen in een kleine, goedkope auberge. Ik was zo gelukkig dat het ons gelukt was te ontsnappen aan de Spanjaarden, ondanks hun controle- en bewakingstic. Misschien was alles anders gelopen als ik in de uren waarin jij sliep, mijn gedachten niet zo teugelloos had rond laten dwarrelen. Ook al lagen er tussen ons en de Vallèe d'Ossoue vast nog twee, drie hoge passen, toch kon ik de aanwezigheid van onze hermana duidelijk voelen. Het begon me te storen dat ze onontdekt in het bos lag. Ik stelde me voor hoe het zou zijn om haar een echte begrafenis te geven. Ik moest aan het mooie, eenzame kerkhof denken, waar we in het gebergte tussen Marbella en Sevilla langs waren gekomen. In die witte begraafmuren waren nog zo veel lege vakken geweest. Ook al was het me duidelijk dat we daar onmogelijk weer naartoe konden, het beeld van een begrafenis ging niet meer uit mijn hoofd. Ineens vond ik het min dat we haar alleen maar onder een hazelaar neer hadden gelegd. Bovendien vond ik het onterecht dat Carla Rincèn zo veel aandacht kreeg, terwijl de arme hermana Lucia misschien niet eens als vermist was opgegeven. Ik leg je dit allemaal zo omstandig uit zodat je nu tenminste gelooft dat het geen gril van me was, toen ik je de volgende ochtend in alle vroegte voorstelde om nog een keer terug te gaan naar onze hermana. Ik merk dat ik niet helemaal eerlijk ben. Wat voor zin heeft het nu nog om te liegen... Het was niet zo dat ik je alleen maar voorstelde om naar de Vallèe d'Ossoue te rijden. Ik plaagde je ermee dat je niet nog een keer terug durfde te gaan naar onze non.

Had je anders gereageerd als ik je mijn ware beweegredenen zo serieus uit de doeken had gedaan als nu? Later heb ik het nog geprobeerd, maar toen was het al te laat. Toen wilde je niet meer naar me luisteren. Het bos in de Vallèe d'Ossoue was veranderd sinds wij er voor het laatst waren geweest. Eén week was het nog maar geleden en de hooggebergteherfst had al gele en rode bladeren langsgestuurd. De geur was echter het meest veranderd. Op het eerste moment herinnerde de geur van paddenstoelen en bosgrond me aan onze gelukkige nacht in - nee, daar mag ik nu niet aan denken. We waadden door het kleine riviertje heen, waar we de zondag daarvoor met onze hermana Lucia doorheen gewaad waren en hoe dichter we bij de plek kwamen waar we haar hadden verstopt, hoe sterker de geur werd die niets meer met paddenstoelen en bosgrond te maken had. Ik merkte dat jouw pas vertraagde. In mijn overmoed bleef ik jennen, ik kon er niet bij dat zo'n moedige meisjesmoordenaar bang kon zijn voor een beetje ontbinding. God, heb ik dat echt gezegd? Toen we eindelijk voor de slordig rondgestrooide resten stonden, die de dieren van de Pyreneeën van de arme hermana over hadden gelaten, moest ik lachen. En ik moest nog meer lachen toen ik achter me de wurgende geluiden hoorde. En ik moest nog veel meer lachen toen ik me omdraaide en zag dat jij - om alle koffie, de baguette en de marmelade over te geven die je bij het ontbijt had gegeten - je nu juist vasthield aan de boomstam waarop het bordje dècharge interdite hing. Ben ik dat, die lachende duivel? David! Wat is er die zondagochtend met me gebeurd? Klopt het dat ik telkens weer riep: 'Maar dat is de natuur! David! Dat is toch alleen maar de natuur!' Help me! Tot dusverre was ik ervan overtuigd dat jij ontzettend overdreven reageerde toen je je op mij stortte en me zo in elkaar begon te slaan als je me sinds de dagen van de kelder niet meer in elkaar had geslagen. Nu zie ik dat je gelijk had. Het echte monster ben jij niet. Het echte monster, dat ben ik.

Lieve David,

Ik ben bang dat ik gek word. Urenlang ren ik door de nacht omdat ik het in mijn appartement niet meer uithoud. Had me in dat bos in de Vallèe d'Ossoue maar doodgeslagen. Dan hadden de dieren ook mijn hoofd van mijn romp kunnen scheiden en mijn ogen uit hun kassen kunnen pikken en op zijn laatst in november zou de sneeuw me hebben toegedekt. Waarom liet je me overleven? Ik begrijp dat je me zo walgelijk vond dat je me zelfs niet meer met je eigen handen wilde doden. Maar waarom liet je me dan niet gewoon achter in het bos? Mijn hele belachelijk trots dat ik het als enige heb overleefd - waar is die gebleven? 'Het is voorbij. Vlieg naar huis.' Waren dat echt de zinnen die je tegen me zei voor je me het geld in de hand drukte en me in Toulouse uit de auto zette? Wist je niet dat er voor mij geen 'thuis' meer is?

Ik begrijp het meisje niet dat op de luchthaven inderdaad een ticket kocht. Wat zei ze tegen de mensen aan het loket? Huilde ze achter haar grote, donkere zonnebril? Ik denk het niet. Spoken kunnen niet huilen. Heb je nog geprobeerd een nieuw meisje te versieren? De media beweren van wel. Bij een wegrestaurant vlak bij Genua zou je een kleuterleidster in de auto hebben getrokken. Het lukte haar om te ontsnappen. Op internet staat een video. Daarop is te zien hoe Italiaanse agenten met getrokken wapens een cabrio omsingelen. Ook de man in de cabrio heeft een wapen in zijn hand. Eerst lijkt het alsof hij de agenten wil doodschieten. Dan richt hij zijn wapen in de lucht. In een vliegtuig ergens boven Frankrijk zit een spook. Een vrouw in een blauw uniform vraagt het spook wat het wil drinken. Het spook begint te lachen. Het zit er helemaal zonder bagage. Alleen haar rechterhand omklemt een klein flesje. De vrouw met het blauwe uniform haalt er een collega bij. Met z'n tweeën vragen ze het spook of het wel in orde is. Het spook heeft geen zin om te antwoorden. Op een grote luchthaven, die helemaal van glas is, stapt het uit. De man in de cabrio roept iets, je kunt het niet verstaan. Hij opent zijn portier, de agenten beginnen te schreeuwen. Een Italiaanse wegwerker heeft de video kennelijk met zijn mobieltje opgenomen. Het spook staat in een winkel die dure lingerie verkoopt en bekijkt zijden ondergoed dat geel is. De verkoopster is de winkel uit gerend. Nu komt ze terug met een agent. De agent vraagt het spook of het een bepaald meisje is, naar wie sinds twee weken wanhopig wordt gezocht. Het spook vraagt of het geld genoeg heeft om de gele zijde te kopen. De politieagent noemt opnieuw de naam die het spook zich zou kunnen herinneren als het niet besloten had alle herinneringen los te laten. Het kijkt naar de verkoopster, die weer achter haar toonbank staat en haar aanstaart. De verkoopster begint te snikken. Iedereen is heel vriendelijk. Ze brengen het spook naar een geheime plek, ze slaan een warme deken om haar schouders en ze geven haar hete thee. Het spook geeft haar flesje niet af. Ik weet niet hoe lang ze al op het harde ligbed zit, dat naar rubber en naar zweet ruikt. De geheime plek waar ze naartoe is gebracht, heeft geen ramen. Toch voelde het spook dat het gauw nacht moet zijn. Het begint te trillen. Een vrouw komt en gaat naast haar zitten. Zij pakt haar hand en zegt dat ze niet bang meer hoeft te zijn. De man is dood. Italiaanse agenten hebben hem een half uur geleden aan de grens met Slovenië doodgeschoten. Het spook doet haar ogen dicht. Er dwarrelen allemaal beelden door haar hoofd. Het lukt haar niet ze vast te houden.

EPILOOG

Ik heb lang met mezelf geworsteld of ik de teksten waar ik na de dood van mijn moeder zo volkomen onverwachts op stuitte, moet publiceren. Wat betreft het eerste deel, dat mijn moeder voor de buitenwereld lijkt te hebben geschreven, was de beslissing gemakkelijker voor me. Ik weet me echter geen raad hoe ik met de andere documenten moet omgaan. Het testament van mijn moeder heeft me wat dit betreft niet verder geholpen. Daar stond alleen in dat er evenveel geld aan de dierenkliniek moest worden nagelaten waar ze vijfentwintig jaar als dierenarts-assistentie gewerkt heeft als aan de vrouw die haar de laatste maanden dat ze aan kanker leed zo onbaatzuchtig heeft verzorgd. 'Met de rest mag Holly doen wat zij juist acht.' Dat was alles. Vlak na haar dood was ik vast van plan het huis in Rapid City te verkopen. Ik had alle papieren al uitgezocht, alle kleren en schoenen aan een hulporganisatie gegeven en de meubels laten ophalen. Een paar keer was ik door de lege vertrekken gelopen, waar ik als kind zo graag met mijn driewieler doorheen was gesjeesd en die ik al tien jaar niet meer had betreden, toen een krakende plank me aan de holle ruimte herinnerde, die mijn moeder in haar slaapkamer onder een van de planken had uitgegraven. Ik ging er nog één keer naartoe en na kort zoeken had ik inderdaad de losse plank in de vloer gevonden. De holle ruimte bevatte een bundel in elkaar gerolde bankbiljetten van honderd dollar, een vergeelde, bijna niet meer leesbare brief uit 2008, waarin een congreslid dat Billy Stone heet mijn moeder belooft dat ze het Amerikaanse staatsburgerschap zal krijgen, alsmede de inburgeringsoorkonde, die bewijst dat het congreslid zijn belofte heeft gehouden. Helemaal onder in de holle ruimte lagen twee zilverkleurige plastic staafjes, waarvan ik eerst aannam dat het aanstekers of kleine zaklampjes waren, tot ik merkte dat je er een dopje af kon trekken, waarop er een platte stekker tevoorschijn kwam. Ik ging ervan uit dat het een of ander oud elektronisch apparaat moest zijn. Een vriendin, die meer van computers weer dan ik, legde me uit dat het om zogenaamde 'memory sticks' ging - media om data op te slaan, die aan het begin van deze eeuw kennelijk veel gebruikt werden. Het lukte haar ook om de documenten die erop stonden te openen. Mijn Duits is veel te slecht om de teksten die mijn moeder meer dan dertig jaar geleden heeft geschreven te kunnen lezen. Ik zag alleen dat het bij het ene document om liefdesbrieven moest gaan. Van het andere document begreep ik nog wel dat mijn moeder daarin een ernstig misdrijf beschrijft. Zo erg dat ik ervan overtuigd was dat het moest zijn ontsproten aan haar overspannen tienerfantasie. Toen schoot me te binnen dat mijn moeder me een keer had verteld dat ze vroeger schrijfster had willen worden. En dat ik haar daarom had uitgelachen. Het was dus niet zozeer vanuit een bepaald voorgevoel als uit nieuwsgierigheid dat ik de twee documenten aan een bevriende vertaler gaf. Die belde me een paar dagen later op om me te vragen of ik wist wat voor een 'hels spul' ik hem had gegeven. Ik vertelde hem dat ik vermoedde dat het om liefdesbrieven en andere literaire jeugdzonden van mijn overleden moeder ging. Aan de andere kant van de lijn werd lang gezwegen. De stem van mijn vriend werd heel serieus toen hij tegen me zei: 'Holly. Ik denk niet dat het literaire jeugdzonden zijn. Ik denk dat je moeder in die teksten de waarheid schrijft. En ik weet niet of jij die wilt lezen.' Ik begon te lachen. Toen legde mijn vriend me uit dat hem - toen hij was begonnen met vertalen - de zaak van het meisje te binnen was geschoten dat tientallen jaren geleden in Duitsland was ontvoerd en door half Europa was gesleept. De zaak had indertijd zo veel deining veroorzaakt dat zelfs de Amerikaanse media er verslag van hadden gedaan. Later had hij er echter nooit meer iets over gehoord. Toen had hij op internet gezocht. De naam van het ontvoerde meisje was Julia Lenz geweest. Alleen wie zelf ooit heeft meegemaakt dat zijn hele eerdere leven van de ene seconde op de andere in elkaar stort, weet hoe ik me op dat moment voelde. Mijn moeder had nooit over haar afkomst willen praten. Ik wist alleen dat ze uit Duitsland kwam. Kennelijk waren haar beide ouders en haar verloofde bij een auto-ongeluk om het leven gekomen. Ze had besloten naar Amerika te emigreren om mij daar ter wereld te brengen en niet in het land waar ze alles was kwijtgeraakt. Tot ik die middag in het lege huis van mijn moeder haar inburgeringsoorkonde in mijn handen hield, wist ik niet eens dat haar oorspronkelijke naam 'Julia Lenz' was geweest en dat ze zich pas in Amerika 'Julie Spring' had genoemd. Ik had nooit getwijfeld aan het verhaal van mijn moeder. Toen we op school een keer een opstel over onze grootouders moesten schrijven, had mijn moeder mij een brief aan de juf meegegeven, waarin ze vroeg om vrijstelling voor haar dochter omdat die geen grootouders meer had. Pas sinds ik op zoek ben naar mijn verleden, weet ik dat mijn grootvader dr. Eugen Lenz was, een beroemde hoogleraar Franse taal- en letterkunde. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in Frankrijk, nog geen honderd kilometer van de plek waar ik mijn Europese domicilie had, toen ik nog actief was. Over mijn grootmoeder Sonja Lenz heb ik echter niet veel kunnen ontdekken, behalve dat ze drie jaar geleden in een bejaardentehuis in Keulen is overleden. Het doet pijn om erachter te komen dat ik grootouders had, van wie ik even weinig wist als zij kennelijk van mij.

Maar die pijn verbleekt bij het gekwelde gevoel dat ik heb als ik denk aan de man die ik, of ik het nu wil of niet, als mijn vader moet betitelen. Het was niet gemakkelijk om feiten over David Hoss te achterhalen. In de databanken van de internationale bond voor wielrenners staat hij van 1993 tot zijn dood in 2006 eerst als rijder bij de, in zijn tijd beroemde, Catalaanse ploeg Aigua de Peguera en vanaf 2001 bij de onbeduidende Franse ploeg C.E.C. Montvert. Het klopt wat mijn moeder schrijft: in zijn hele loopbaan heeft hij maar één wedstrijd gewonnen, de slotetappe van de 4 Jours de Dunkerque. Hij heeft drie keer meegedaan aan de Ronde van Frankrijk, zijn beste plaats in het totaalklassement was 129ste. Wat zou hij ervan gezegd hebben dat zijn dochter de eerste vrouw zou zijn die de Tour vijf keer zou winnen? Ik hoop dat je nu begrijpt waarom ik mijn carriëre het afgelopen voorjaar zo plotseling heb beëindigd. En ik zou willen dat alle mensen die beweerd hebben dat ik met mijn terugtrekking mijn schorsing wegens genendoping had voorkomen, nu van schaamte hun mond houden. Ik weet niet of ik ooit zal begrijpen waarom mijn moeder mij - en zichzelf - zo lang in het ongewisse heeft gelaten. Of heeft ze misschien wel geprobeerd te zinspelen op haar echte verhaal en wilde ik dat niet horen? Haar grote weerzin tegen mijn sport, mijn passie, komt nu in een heel ander licht te staan! En wat doet onze breuk me nu pijn, die ontstond doordat ik het haar niet kon vergeven dat ze nooit naar een wedstrijd kwam kijken en zelfs niet naar mijn overwinningen in Parijs kwam. Heeft mijn moeder er spijt van gehad dat ze me ter wereld had gebracht en dat ik - als de foto's niet liegen - zo veel meer op mijn vader lijk dan op haar? Had ze een vervulder, gelukkiger leven kunnen leiden als ze haar spoken niet had begraven maar geprobeerd had ze openlijk te bestrijden? De enige persoon die ik die vragen had kunnen stellen is dood. Het luchtte een beetje op dat ik de commissaris wist op te sporen die indertijd in Duitsland belast was met de zaak 'Julia Lenz'. Hoewel hij al lang met pensioen is, herinnerde hij zich de naam van mijn moeder meteen. Ik wilde van hem weten of hij haar ooit als mededaderes had beschouwd. Hij ontkende dat. Toch was hij blij dat hij haar brieven nu pas had gelezen en ze toen nog niet kende. Hij had mijn moeder voor het laatst ontmoet toen hij haar meedeelde dat de Italiaanse autoriteiten het overschot van David Hoss hadden gecremeerd en de as anoniem hadden begraven, omdat noch zijn moeder noch zijn grootouders een verzoek hadden ingediend om het stoffelijk overschot naar Duitsland over te laten brengen. Mijn moeder had hem heel stil aangekeken. En toen was ze begonnen te huilen, zoals hij nog nooit een mens had horen huilen. Na dertig seconden was de aanval voorbij geweest. Vervolgens was mijn moeder weer heel stil geworden, ze was opgestaan en had hem bedankt voor de informatie. Daarna had hij nooit meer iets van haar vernomen. In de verstopplaats in de slaapkamer van mijn moeder, de kamer waar ik zit terwijl ik deze regels schrijf, lag behalve geld, de brief, de inburgeringsoorkonde en de 'memory sticks' ook nog een bladzij die uit een oud boek lijkt te zijn gescheurd. Jammer genoeg is het me niet gelukt erachter te komen van wie de twee zinnen zijn die mijn moeder met rood heeft onderstreept: Nu weet ik dat de mens over het water kan lopen. Hij moet alleen wachten tot het bevroren is. Moge de ziel van mijn moeder de rust vinden die zij verdient.

Holly Spring, Rapid City, South Dakota,

oktober 2039.