DEEL I
1
Garmisch, Duitsland
Dinsdag 11 december, het heden
13.40 uur
Cotton Malone had een hekel aan besloten ruimten.
Op dit moment voelde hij zich onprettig in de volle cabine van een kabelbaan. De meeste andere passagiers waren op vakantie. Ze droegen kleurrijke kleding en hadden ski's en stokken bij zich. Hij bespeurde verschillende nationaliteiten. Een paar Italianen, wat Zwitsers, een handjevol Fransen, maar vooral Duitsers. Hij was een van de eersten geweest die instapte en was bij een van de beslagen ramen gaan staan, omdat hij zich daar meer op zijn gemak voelde. Drieduizend meter boven hen, en steeds dichterbij komend, stak de Zugspitze af tegen een strakblauwe hemel. De imposante, grijze top was bedekt met najaarssneeuw.
Het was niet slim van hem geweest om akkoord te gaan met deze locatie.
De cabine ging verder met haar duizelingwekkende klim, rakelings langs stalen masten die uit de ruige rotsen staken.
Hij was nerveus, en niet alleen omdat hij met zo veel mensen in een te klein hokje stond. Op de hoogste top van Duitsland stonden hem geesten uit het verleden te wachten. Hij was deze ontmoeting bijna veertig jaar uit de weg gegaan. Mensen als hij, die hun verleden uit alle macht begraven hadden, zouden dat niet zo gemakkelijk weer naar boven moeten halen.
Toch was hij dat nu aan het doen.
De trillingen namen af toen de cabine er bijna was, en even later stopte die op het station op de top.
De skiërs liepen naar een andere lift, die hen omlaag zou brengen naar een hoog plateau, waar een chalet stond en waar de skipistes begonnen. Hij ging niet skiën. Dat had hij nooit gedaan en ook nooit gewild.
Hij liep door het bezoekerscentrum, dat volgens een geel bord münchner haus heette. De ene helft van het gebouw was een restaurant en in de andere helft waren een theater, een snackbar, een observatorium, souvenirwinkels en een weerstation ondergebracht.
Hij duwde dikke, glazen deuren open en kwam op een terras met een reling. De gure Alpenlucht prikte zijn lippen. Stephanie Nelle had gezegd dat zijn contactpersoon op het panoramaterras zou staan. Eén ding was duidelijk: op drieduizend meter hoogte in de Alpen had je meer het gevoel datje privacy gewaarborgd werd dan beneden.
De Zugspitze lag op de grens. In het zuiden, richting Oostenrijk, verhief zich een reeks besneeuwde bergtoppen. In het noorden lag een komvormig dal, omringd door ruige rotshellingen. Een waas van ijzige mist onttrok het Duitse dorp Garmisch en zijn zusterdorp Partenkirchen aan het oog. Beide waren wintersportcentra. In deze regio kon je niet alleen skiën, maar ook bobsleeën, schaatsen en curlen.
Nog meer sporten die hij niet beoefende.
Er was niemand op het panoramaterras, behalve een oud echtpaar en een paar skiërs, die blijkbaar even hierheen waren gekomen om van het uitzicht te genieten. Hij was hier om een raadsel op te lossen dat hem al had beziggehouden vanaf de dag waarop mannen in uniform zijn moeder waren komen vertellen dat haar man dood was.
'Het contact met de onderzeeboot is achtenveertig uur geleden verbroken. We hebben reddingsschepen naar de Noordelijke IJszee gestuurd, en die hebben de laatst bekende positie afgezocht. Zes uur geleden zijn wrakstukken gevonden. We hebben met het inlichten van de nabestaanden gewacht tot we zeker wisten dat er geen overlevenden waren.'
Zijn moeder had niet gehuild. Dat deed ze nooit. Maar dat wilde niet zeggen dat ze niet diep getroffen was. Het duurde jaren voordat er vragen in zijn tienerhoofd opkwamen. De overheid had niet veel meer bekendgemaakt dan wat in de officiële persberichten stond. Toen hij zelf pas bij de marine was, had hij geprobeerd inzage te krijgen in het officiële onderzoeksrapport dat na het zinken van de onderzeeboot was opgesteld, maar hij had te horen gekregen dat het geheim was. Hij had het opnieuw geprobeerd toen hij voor het ministerie van Justitie was gaan werken en toegang kreeg tot veel geheimen. Opnieuw vergeefs. Toen zijn vijftienjarige zoon Gary afgelopen zomer bij hem had gelogeerd, was hij voor nieuwe vragen komen te staan. Gary had zijn opa nooit gekend, maar de jongen wilde meer over hem weten, vooral over zijn dood. De pers had verslag gedaan van het zinken van de uss Blazek in november 1971, en ze hadden samen veel oude berichten op internet kunnen lezen. Hun gesprekken hadden zijn eigen twijfels weer opgerakeld - zozeer zelfs, dat hij uiteindelijk besloten had er iets aan te doen.
Hij stak zijn vuisten in zijn anorak en liep over het terras.
Er stonden verrekijkers langs de reling. Bij een daarvan stond een vrouw die haar donkere haar in een weinig flatteus knotje had samengebonden. Ze was in lichte kleuren gekleed, had ski's en stokken naast zich staan en keek naar het dal.
Hij slenterde naar haar toe. Dat was een regel die hij lang geleden had geleerd. Nooit haast maken, dat leidde alleen maar tot problemen. 'Mooi uitzicht,' zei hij.
Ze draaide zich om. 'Dat is het zeker.'
Haar gezicht had de kleur van kaneel. In combinatie met wat hij als Egyptische trekken beschouwde - haar mond, neus en ogen - wees dat erop dat ze uit het Midden-Oosten kwam.
'Ik ben Cotton Malone.'
'Hoe wist je dat ik degene was die je moest hebben?'
Hij wees naar de bruine envelop die op het voetstuk van de verrekijker lag. 'Dit zal wel niet als een urgente missie worden beschouwd.' Hij glimlachte. 'Fungeer je alleen als koerier?'
'Zoiets. Ik kom hier om te skiën. Eindelijk een weekje vrij. Dat heb ik altijd al willen doen. Stephanie vroeg me dat daar' - ze wees naar de envelop - 'mee te nemen.' Ze keek weer door de verrekijker. 'Vind je het erg als ik dit even afmaak? Het kost een euro en ik wil zien wat daarbeneden is.' Ze bewoog de verrekijker en keek aandachtig naar het Duitse dal, dat zich kilometers ver uitstrekte.
'Hoe heet je?' vroeg hij.
'Jessica,' zei ze, haar ogen nog bij de lens.
Hij wilde de envelop pakken.
Ze versperde hem de weg met haar skischoen. 'Nog niet. Stephanie zei dat eerst duidelijk moest zijn dat jullie twee nu quitte staan.'
Het jaar daarvoor had hij zijn vroegere baas in Frankrijk geholpen. Ze had toen tegen hem gezegd dat ze bij hem in het krijt stond en dat hij daar verstandig gebruik van moest maken.
En dat had hij gedaan.
'Akkoord. De schuld is afbetaald.'
Ze keek op van de verrekijker. De wind had haar wangen rood gekleurd. 'Ik heb gehoord watje bij de Magellan Billet hebt gedaan. Je bent nogal een legende. Een van de oorspronkelijke twaalf agenten.'
'Ik wist niet dat ik zo populair was.'
'Stephanie zei datje ook bescheiden was.'
Hij was niet in de stemming voor complimenten. Het verleden wachtte op hem. 'Mag ik het dossier?'
Haar ogen fonkelden. 'Ja.'
Hij pakte de envelop. Het eerste wat door hem heen ging was hoe vreemd het was dat zoiets duns antwoord kon geven op zo veel vragen.
'Dit moet wel belangrijk zijn,’ zei ze.
Ook een les. Vragen waarop je geen antwoord wilde geven gewoon negeren. 'Ben je al lang bij de Billet?'
'Een paar jaar.' Ze stapte van het voetstuk van de verrekijker af. 'Maar het bevalt me daar niet. Ik denk erover om weg te gaan. Ik heb gehoord dat jij er ook voortijdig bent uitgestapt.'
Als ze altijd zo nonchalant was, zou het een goede carrièrezet zijn om ontslag te nemen. In zijn twaalf jaar bij de Billet had hij maar drie keer vakantie genomen, en ook dan was hij voortdurend op zijn hoede geweest. Paranoia was een van de vele beroepsrisico's die niet te vermijden waren als je agent was, en ook nu het al twee jaar geleden was dat hij er vrijwillig was uitgestapt, was hij er nog niet van genezen. 'Veel plezier bij het skiën,’ zei hij tegen haar.
Ze pakte haar ski's en stokken bij elkaar en keek hem fel aan. 'Dat zal wel lukken.'
Ze verlieten het terras en liepen door het bijna verlaten bezoekerscentrum. Jessica ging naar de lift die haar naar de skipiste zou brengen. Zelf stevende hij op de kabelbaan af die hem drieduizend meter zou laten afdalen. De volgende dag zou hij terugvliegen naar Kopenhagen. Vandaag zou hij naar winkels met zeldzame boeken gaan in de omgeving - een beroepsrisico dat aan zijn nieuwe vak van boekhandelaar verbonden was.
Hij stapte met de envelop in de lege cabine. Hij vond het prettig dat er verder niemand aan boord was, maar kort voordat de deuren dichtgingen kwamen er vlug nog een man en een vrouw binnen, hand in hand. De bediende gooide de deuren vanaf de buitenkant dicht en de cabine bewoog zich bij het station vandaan.
Hij keek uit de ramen aan de voorkant.
Besloten ruimten waren al erg genoeg. Kleine, besloten ruimten waren nog veel erger. Hij leed niet aan claustrofobie. Het was eerder zo dat hij zich in zijn vrijheid beperkt voelde. Hij had dat in het verleden wel verdragen - hij was meer dan eens onder de grond geweest -, maar zijn ongemak was een van de redenen waarom hij jaren geleden, toen hij bij de marine ging, in tegenstelling tot zijn vader niet voor de onderzee-bootdienst had gekozen.
'Meneer Malone.'
Hij draaide zich om.
De vrouw had een pistool op hem gericht.
'Geeft u mij die envelop.'
2
Admiraal Langford C. Ramsey sprak graag menigten toe. Toen hij nog op de marineacademie zat, had hij voor het eerst beseft dat hij daarvan hield. In de loop van zijn carrière, die nu al meer dan veertig jaar besloeg, had hij voortdurend naar mogelijkheden gezocht om dat verlangen te bevredigen. Vandaag sprak hij op de nationale bijeenkomst van de Kiwaniërs - nogal ongewoon voor het hoofd van de marine-inlichtingendienst. Hij leefde in een clandestiene wereld van feiten, geruchten en speculaties en moest het houden van toespraken beperken tot de weinige keren dat hij voor het Congres verscheen. Maar de laatste tijd stelde hij zich met toestemming van zijn superieuren wat vaker beschikbaar. Geen honorarium, geen onkostenvergoeding, geen restricties voor de pers. Hoe groter het publiek, hoe beter.
En er was belangstelling genoeg.
Dit was zijn achtste optreden in de afgelopen maand.
'Ik ben hier vandaag om u het een en ander te vertellen over iets waar u ongetwijfeld weinig van weet. Het is namelijk lange tijd geheim geweest. De kleinste nucleaire onderzeeboot van de Verenigde Staten.' Hij keek naar de aandachtige menigte. 'Nu zult u zeggen: "Is hij gek geworden? Gaat het hoofd van de marine-inlichtingendienst ons over een ultrageheime onderzeeboot vertellen?'" Hij knikte. 'Dat is precies wat ik van plan ben.'
'Commandant, er is een probleem,' zei de roerganger.
Ramsey zat half ingedommeld achter de duikofficier. De commandant van de onderzeeboot, die naast hem zat, schoot overeind en keek naar de monitoren.
Alle externe camera's gaven mijnen te zien.
'Jezus nog aan toe,' mompelde de commandant. 'Alles stopzetten. Dit ding mag geen centimeter meer bewegen.'
De roerganger gehoorzaamde door op een aantal knoppen te drukken. Ramsey was dan wel een lagere officier, hij wist dat explosieven uiterst gevoelig werden wanneer ze langdurig in zout water lagen. Ze voeren over de bodem van de Middellandse Zee, dicht langs de Franse kust, en werden omringd door dodelijke restanten van de Tweede Wereldoorlog. Hun romp hoefde maar even tegen een van de metalen stekels te stoten, en de NR-I veranderde van topgeheim in totaal vergeten.
De boot was het meest gespecialiseerde wapen van de marine, een idee van admiraal Hyman Rickover, in het geheim gebouwd voor het duizelingwekkende bedrag van honderd miljoen dollar. Hij was maar veertig meter lang en drie meter breed en had een elfkoppige bemanning. Zelfs voor een onderzeeboot was hij erg klein, maar hij was uiterst vernuftig. De boot kon tot duizend meter diepte duiken en werd voortgestuwd door een unieke kernreactor. Drie patrijspoorten maakten een externe visuele inspectie mogelijk. Dankzij buitenverlichting konden de bemanningsleden camerabeelden zien. Er was een mechanische klauw om voorwerpen op te pakken. Een manipulatorarm stelde hen in staat grijp- en snijgereedschap te bedienen. In tegenstelling tot boten uit de aanvalsklasse of raketboten was NR-I voorzien van een knaloranje toren, een plat dek op de bovenkant, een logge, vierkante kiel en allerlei uitsteeksels, zoals twee intrekbare Goodyear-vrachtwagenbanden, gevuld met alcohol, die het mogelijk maakten over de zeebodem te rijden.
'Neerwaartse thrusters inschakelen,' zei de commandant.
Ramsey besefte wat zijn commandant deed. Hij hield de romp stevig op de bodem. Dat was goed. Op de tv-schermen waren meer mijnen te zien dan je kon tellen.
'Klaarmaken om hoofdballasttank leeg te maken,' zei de commandant. 'Ik wil recht stijgen, niet heen en weer.'
De stilte die in de commandoruimte heerste, maakte de andere geluiden des te harder: het gieren van turbines, het ruisen van lucht, het fluiten van hydraulische vloeistof, elektronische pieptonen, geluiden die nog maar kortgeleden als een kalmerend middel op hem hadden ingewerkt.
'Rustig aan,' zei de commandant. 'Hou hem stil als we stijgen.'
De roerganger bediende de instrumenten.
De boot was niet voorzien van een stuurwiel. In plaats daarvan zaten er vier stuurknuppels in die waren overgenomen van gevechtsvliegtuigen. Dat was typerend voor NR-I. Hoewel de boot in kracht en ontwerp het nieuwste van het nieuwste was, kwam de meeste apparatuur eerder uit de prehistorie dan uit het ruimtevaarttijdperk. Het eten werd bereid in een goedkope imitatie van een oven zoals die in passagiersvliegtuigen te vinden was. De manipulatorarm was een restant van een ander marineproject. Het navigatiesysteem, gebaseerd op dat van trans-Atlantische vliegtuigen, werkte nauwelijks onder water. Benauwend kleine be-manningsverblijven, een toilet dat zelden iets anders deed dan verstopt raken, en alleen diepvriesdiners die voor vertrek uit de haven bij een plaatselijke supermarkt waren gekocht.
'Hadden we die dingen niet op de sonar?' vroeg de commandant. 'Voordat ze verschenen?'
'Nee,' zei een van de bemanningsleden. 'Ze doken gewoon voor ons uit het donker op.'
Perslucht bulderde de hoofdballasttanks in en de onderzeeboot kwam omhoog. De roerganger hield beide handen op de instrumenten, klaar om hun positie bij te stellen met behulp van thrusters.
Ze hoefden maar dertig meter te stijgen om in veiligheid te komen.
'Zoals u kunt zien, zijn we dat mijnenveld uit gekomen,' zei Ramsey tegen zijn publiek. 'Dat was in het voorjaar van 1971.' Hij knikte. 'Ja, lang geleden. Ik was een van de gelukkigen die op NR-I mochten dienen.'
Hij zag verbazing op de gezichten.
'Niet veel mensen weten van die onderzeeboot. Hij is medio jaren zestig in het grootste geheim gebouwd. Dat bleef zelfs verborgen voor de meeste admiraals uit die tijd. Hij bezat een verbijsterende hoeveelheid apparatuur en kon drie keer dieper duiken dan elke andere onderzeeboot. Hij had geen naam, geen geschut, geen torpedo's, geen oflfici-ele bemanning. Zijn missies waren geheim en zijn dat in veel gevallen tot op de dag van vandaag gebleven. En wat nog verbazingwekkender is: die boot is er nog. Tegenwoordig is hij de op een na oudste in gebruik zijnde onderzeeboot van de marine, in actieve dienst sinds 1969. Hij is niet meer zo geheim als vroeger. Tegenwoordig heeft hij zowel militaire als civiele taken, maar als er behoefte is aan menselijke ogen en oren diep in de oceaan, gaat de NR-I erheen. U herinnert zich vast nog wel al die verhalen over de Verenigde Staten die trans-Atlantische telefoonkabels aftapten en daardoor meeluisterden met de Sovjets? Dat was de NR-I. Toen in 1976 een f-14 met een geavanceerde Phoenix-raket in de oceaan viel, deed de NR-I het bergingswerk, voordat de Sovjets dat konden doen. Na de ramp met de Challenger vond de NR-I de defecte o-ring van de stuwraket.'
Niets boeit een publiek zo als een verhaal, en hij kende er genoeg uit zijn tijd op die unieke onderzeeboot. De NR-I was bepaald geen technologisch meesterwerk. Hij was geteisterd door defecten en bleef uiteindelijk alleen drijvende, omdat zijn bemanning zo vindingrijk was. Laat het handboek maar zitten; hun motto was innovatie! Bijna elke officier die op die boot had gediend, had daarna een hoge positie bereikt, hijzelf ook. Hij vond het prettig dat hij nu over de NR-I mocht praten. Dat hoorde bij het plan van de marine om met succesverhalen nieuwe rekruten te werven. Veteranen als hij konden de verhalen vertellen, en de mensen, zoals degenen die nu aan hun ontbijttafel zaten te luisteren, zouden elk woord herhalen. Er was hem verteld dat de pers ook aanwezig zou zijn, en die zou voor een nog grotere verspreiding van het verhaal zorgen. Admiraal Langford Ramsey, hoofd van de marine-inlichtingendienst, vertelde in een toespraak voor de nationale Kiwaniërs dat...
Hij had een simpele kijk op succes.
Het was verdomd veel beter dan mislukking.
Hij had twee jaar geleden al met pensioen kunnen gaan, maar hij was de eerste gekleurde persoon die in het Amerikaanse leger zo'n hoge rang had bereikt en ook de eerste bachelor die het ooit tot vlagofficier had gebracht. Hij had hier zo lang naar toegewerkt, was zo voorzichtig geweest, Hij zorgde ervoor dat zijn gezicht even kalm was als zijn stem, zonder rimpels in zijn voorhoofd en met een zachte, onbewogen blik in zijn openhartige ogen. Hij had zijn hele marinecarrière op de kaart gezet met de precisie van een onderzeese navigator. Niets mocht die carrière verstoren, zeker niet nu het doel in zicht was.
En dus keek hij naar zijn publiek en vertelde met zijn zelfverzekerde stem nog meer verhalen.
Toch zat hem één probleem dwars.
Een mogelijke hobbel in de weg.
Garmisch.
3
Malone keek naar het pistool, maar gaf geen krimp. Hij was een beetje hard geweest in zijn oordeel over Jessica, maar blijkbaar had hij zelf ook niet goed opgelet. Hij maakte een gebaar met de envelop. 'Willen jullie dit? Het zijn alleen maar een paar Red de Bergen-brochures die ik voor mijn afdeling van Greenpeace ga bezorgen. We krijgen extra punten voor dit soort trips.'
De cabine daalde nog steeds.
'Grapjas,' zei de vrouw.
'Ik heb een carrière als komiek overwogen. Denk je dat ik daarvoor had moeten kiezen?'
Juist vanwege dit soort situaties had hij ontslag genomen. Een agent van de Magellan Billet verdiende 72.300 dollar bruto per jaar. Als boekhandelaar verdiende hij meer, en dan zonder de risico's.
Tenminste, dat dacht hij.
Het werd tijd dat hij weer dacht zoals hij vroeger deed.
Tijd voor een schijnbeweging. 'Wie ben je?' vroeg hij.
Ze was klein en dik, en haar kapsel vertoonde een niet bepaald flatteuze combinatie van bruin en rood. Begin dertig. Ze droeg een blauwe wollen jas en een goudkleurige sjaal. De man droeg een rode jas en maakte een onderdanige indruk. Ze gebaarde met het pistool en zei tegen haar handlanger: 'Pak de envelop.'
Rode Jas kwam naar voren en trok de envelop weg.
De vrouw keek even naar de rotspartijen die achter de vochtige ramen voorbijkwamen. Malone maakte gebruik van dat moment om zijn linkerarm te laten uitschieten en het pistool met gebalde vuist opzij te slaan.
Ze schoot. De knal deed pijn aan zijn oren en de kogel vloog door een van de ramen. IJskoude lucht stroomde naar binnen.
Hij stootte zijn vuist tegen de man, die achteroverviel. Toen pakte hij de kin van de vrouw vast en klapte haar hoofd tegen een raam. In het glas vormde zich een spinnenweb van barsten. Haar ogen gingen dicht en hij duwde haar tegen de vloer.
Rode Jas sprong overeind en ging in de aanval. Samen dreunden ze tegen de achterkant van de cabine en vielen op de vochtige vloer. Malone probeerde zich uit de greep om zijn keel te bevrijden door zich om te rollen. Hij hoorde gemompel van de vrouw en besefte dat hij straks met hen beiden te maken zou hebben, terwijl een van hen ook nog gewapend was. Hij spreidde beide handen en sloeg ermee tegen de oren van de man. Tijdens zijn marineopleiding had hij over oren geleerd; een van de gevoeligste lichaamsdelen. De handschoenen die hij droeg waren een belemmering, maar bij de derde klap gaf de man een schreeuw van pijn en liet hij Malone los.
Malone trapte zijn belager van zich af en sprong overeind. Maar voordat hij iets kon doen, sloeg Rode Jas zijn arm over Malones schouder en kneep zijn keel weer dicht. Malones gezicht werd tegen een ruit gedrukt; de ijskoude condens verkilde zijn wang.
'Geen beweging,' beval de man.
Malones rechterarm was in een onhandige stand gewrongen. Hij probeerde los te komen, maar Rode Jas was sterk.
'Geen beweging,' zei ik.
Malone besloot voorlopig te gehoorzamen.
'Panya, gaat het?' Blijkbaar probeerde Rode Jas de aandacht van de vrouw te trekken.
Malones gezicht bleef tegen de ruit gedrukt. Hij keek recht zich uit, de diepte in.
'Panya?'
Malone zag een van de stalen masten snel naderen. De afstand was nu nog zon vijftig meter. Toen besefte hij dat zijn linkerhand tegen iets aan gedrukt zat wat als een handgreep aanvoelde. Blijkbaar waren ze al worstelend tegen de deur aangekomen.
'Panya, geef antwoord. Gaat het wel? Zoek het pistool.'
Malones keel werd nog steeds dichtgeknepen en de druk op zijn verwrongen arm was enorm. Maar Newton had gelijk: elke kracht die wordt uitgeoefend, gaat gepaard met een tegengestelde, even grote kracht.
Ze waren nu bijna bij de spichtige armen van de stalen mast aangekomen. De cabine zou er straks zo dicht langs gaan, dat hij het ding met zijn hand zou kunnen aanraken.
Hij trok de handgreep omhoog en schoof de deur open. Tegelijkertijd zwaaide hij zich naar buiten toe, de ijskoude lucht in.
Rode Jas, volkomen verrast, werd uit de cabine gegooid en smakte tegen de mast. Malone hield de handgreep uit alle macht vast. Zijn belager werd verpletterd tussen de mast en de cabine en viel.
Een kreet verdween snel in de verte.
Malone manoeuvreerde zich weer naar binnen. Zijn adem kwam als wolkjes uit zijn mond. Zijn keel was kurkdroog.
De vrouw krabbelde overeind. Hij schopte tegen haar kin, zodat ze weer op de vloer viel.
Hij wankelde naar voren en keek naar het dalstation van de kabelbaan. Waar de cabine zou stoppen stonden twee mannen in donkere jassen. Versterking? Hij bevond zich op zo'n driehonderd meter hoogte. Onder hem strekte zich een dicht woud uit op de helling van de berg, met naaldbomen, hun takken zwaarbeladen met sneeuw. Malone zag een bedieningspaneel. Drie lichtjes knipperden groen, twee rood. Hij keek uit de ramen en zag weer een hoge mast dichterbij komen. Hij stak zijn hand uit naar de schakelaar metanhalten en zette die om.
De cabine slingerde en vertraagde, maar kwam niet helemaal tot stilstand. Nog meer Isaac Newton: door de frictie zou hij uiteindelijk zijn vaart verliezen.
Malone pakte de envelop op, die naast de vrouw lag, en stopte hem onder zijn jas. Hij vond het pistool en liet dat in zijn zak glijden. Toen liep hij naar de deur en wachtte tot de mast dichtbij genoeg was. De cabine bewoog zich nu erg langzaam, maar evengoed werd het een riskante sprong. Hij maakte een schatting van snelheid en afstand en sprong toen naar een van de dwarsbalken op de mast toe. Zijn dik ingepakte handen grepen naar het staal.
Hij dreunde tegen de mast en zijn leren jas fungeerde als stootkussen. De sneeuw knerpte tussen zijn vingers en de dwarsbalk. Hij hield zich stevig vast.
De cabine ging verder met de afdaling en kwam zo'n dertig meter lager tot stilstand. Malone haalde een paar keer diep adem en begon zich naar een ladder toe te werken die een verticale stijl volgde. Toen hij zich hand over hand verplaatste, fladderde de droge sneeuw weg als talkpoeder. Bij de ladder aangekomen zette hij zijn rubberen schoenzolen op een besneeuwde sport. Beneden in het dal zag hij de twee mannen in donkere jassen bij het station wegrennen. Ze vormden inderdaad een probleem, precies zoals hij had verwacht.
Hij daalde de ladder af en sprong op de grond.
Nu was hij op de beboste helling, zon honderdvijftig meter boven het dalstation.
Hij liep tussen de bomen door en vond een asfaltweg die evenwijdig liep aan de voet van de berg. Een stuk voor hem stond een bruin houten gebouw tussen besneeuwde struiken; een werkkeet, of zoiets. Daarachter lag weer een asfaltweg, waar een sneeuwruimer aan het werk was geweest. Hij draafde naar de poort van het hek dat om het terrein heen stond. Er zat een hangslot op. Hij hoorde een motor kreunend over de bergweg omhoogkomen. Hij trok zich terug achter een geparkeerde tractor en zag een donkere Peugeot een bocht om komen en vertragen. Blijkbaar keken de inzittenden naar de omheining.
Met het pistool in de aanslag bereidde hij zich voor op een gevecht, maar de auto reed verder door naar boven.
Hij zag een smal asfaltpad dat tussen de bomen door naar het dalstation leidde en draafde erheen.
Hoog boven hem hing de cabine van de kabelbaan nog in de lucht, met daarin een bewusteloze vrouw in een blauwe jas. Een dode man in een rode jas lag ergens in de sneeuw.
Om geen van beiden maakte hij zich druk.
Waarover dan wel?
Over de vraag wie wist waar hij en Stephanie Nelle zich mee bezighielden.
4
7.45 uur
Stephanie Nelle keek op haar horloge. Ze zat al sinds even voor zeven uur die ochtend in haar kantoor veldrapporten door te nemen. Van haar twaalf jurist-agenten waren er momenteel acht met een missie bezig. Twee zaten in België, waar ze deel uitmaakten van een internationaal team dat aan de veroordeling van oorlogsmisdadigers werkte. Twee anderen waren net in Saoedi-Arabië aangekomen voor een missie die riskant kon worden. De overige vier waren verspreid over Europa en Azië.
Eén agent was echter op vakantie. In Duitsland.
De Magellan Billet had weinig personeel. Dat was opzettelijk zo gedaan. Naast haar twaalf juristen werkten er vijf administratief medewerkers en drie assistenten voor de eenheid. Ze had zelf gewild dat haar regiment klein bleef. Hoe minder ogen en oren, hoe minder kans op lekken. In de veertien jaar dat de Billet bestond, was de geheimhouding, voor zover zij wist, inderdaad nog nooit geschonden.
Ze keek op van de computer en schoof haar stoel achteruit.
Haar kantoor was eenvoudig en klein. Geen dure spullen, die pasten niet bij haar. Ze had honger, want toen ze twee uur geleden was opgestaan, had ze haar ontbijt overgeslagen. Ze maakte zich steeds minder druk om maaltijden, voor een deel omdat ze alleen woonde en voor een deel omdat ze een hekel aan koken had. Ze besloot iets in de kantine te gaan eten. Niet dat ze van die kantinemaaltijden hield, maar haar knorrende maag had iets nodig. Misschien zou ze zichzelf straks trakteren op een lunch buiten kantoor; gebakken zeevruchten, of zoiets.
Ze verliet het beveiligde kantoor en liep naar de liften. Op de vierde verdieping van het gebouw zaten diensten van het ministerie van Binnenlandse Zaken, en ook een contingent van Volksgezondheid en Sociale Zaken. De Magellan Billet was opzettelijk weggestopt - onopvallende letters:ministerie van justitie: juridische eenheid - en die anonimiteit beviel haar wel.
De lift kwam. Toen de deuren opengingen, kwam er een lange, slanke man met dun grijs haar en kalme blauwe ogen uit.
Edwin Davis.
Hij glimlachte meteen. 'Stephanie. Ik was net onderweg naar jou.'
Ze was meteen op haar hoede. Een van de nationaleveiligheidsadvi-seurs van de president. Hier in Georgia. Onaangekondigd. Dat voorspelde niet veel goeds.
'En het doet me goedje niet in een gevangeniscel te zien,' zei Davis.
Ze herinnerde zich de vorige keer dat Davis plotseling was verschenen.
'Ging je ergens heen?' vroeg hij.
'Naar de kantine.'
'Is het goed als ik meega?'
'Heb ik een keus?'
Hij glimlachte. 'Zo erg is het niet.'
Ze gingen met de lift naar de eerste verdieping en namen plaats aan een tafel in de kantine. Ze nam wat slokjes sinaasappelsap; Davis dronk een glas mineraalwater. Ze had inmiddels geen trek meer.
'Wil je me vertellen waarom je vijf dagen geleden het dossier over het zinken van de uss Blazek hebt opgevraagd?'
Het verbaasde haar dat hij dat wist, maar dat liet ze niet blijken. 'Ik wist niet dat ik daardoor met het Witte Huis te maken zou krijgen.'
'Dat dossier is geheim.'
'Ik heb geen wetten overtreden.'
'Je hebt het naar Duitsland gestuurd. Naar Cotton Malone. Weetje wel watje daarmee in gang hebt gezet?'
Er gingen alarmbellen rinkelen in haar hoofd. 'Jullie informatienetwerk is erg goed.'
'Daardoor blijven wij allemaal in leven.'
'Cotton heeft een betrouwbaarheidsverklaring van hoog niveau.'
'Had. Hij werkt hier niet meer.'
Nu begon ze zich op te winden. 'Dat was geen probleem voor jullie, toen jullie hem bij al die problemen in Centraal-Azië haalden. Dat was toch ook strikt geheim? Het was ook geen probleem toen de president hem bij de Orde van het Gulden Vlies betrok.'
Op Davis' gladde gezicht verschenen bezorgde trekken. 'Je weet dus niet wat er nog geen uur geleden op de Zugspitze is gebeurd?'
Ze schudde haar hoofd.
Hij deed het haar volledig uit de doeken. Hij vertelde over een man die uit een cabine van een kabelbaan naar beneden was gestort en een andere man die uit dezelfde cabine was gesprongen en langs een van de stalen masten van de kabelbaan naar beneden was geklommen. Hij vertelde over een vrouw die half bewusteloos was aangetroffen toen de cabine eindelijk beneden kwam. Er was ook nog een kogel door een van de ruiten gegaan. 'Welke van die mannen denk je dat Cotton is?' vroeg hij-
'Ik hoop degene die is ontkomen.'
Hij knikte. 'Ze hebben het lijk gevonden. Het was niet Malone.'
'Hoe weetje dat allemaal zo snel?'
'Ik liet die omgeving in de gaten houden.'
Nu werd ze nieuwsgierig. 'Waarom?'
Davis dronk zijn glas leeg. 'Ik heb het altijd vreemd gevonden dat Malone zo plotseling uit de Billet vertrok. Hij had daar twaalf jaar gewerkt, en opeens was hij weg.'
'De dood van die zeven mensen in Mexico-Stad had hem diep getroffen. En jouw baas, de president, liet hem gaan. Een wederdienst, als ik het me goed herinner.'
Davis keek peinzend. 'Het ruilmiddel in de politiek. Mensen denken dat alles om geld draait.' Hij schudde zijn hoofd. 'Het draait om diensten en wederdiensten.'
Ze hoorde iets aan zijn stem. 'Ik bewees Malone een wederdienst door hem dat dossier te geven. Hij wil meer over zijn vader weten...'
'Dat zijn jouw zaken niet.'
Haar opwinding sloeg om in woede. 'Ik dacht van wel.' Ze dronk haar sinaasappelsap op en verzette zich tegen de vele verontrustende gedachten die door haar hoofd gingen. 'Het is achtendertig jaar geleden,' zei ze.
Davis stak zijn hand in zijn zak en legde een USB-stick op tafel. 'Heb je het dossier gelezen?'
Ze schudde haar hoofd. 'Ik heb het niet in handen gehad. Ik liet een van mijn agenten een exemplaar ophalen en afleveren.' Hij wees naar de USB-stick. 'Je moet het lezen.'
5
Bevindingen onderzoekscommissie uss Blazek
Toen de commissie in december 1971 bijeenkwam, omdat nog steeds geen spoor van de uss Blazek was gevonden, richtte ze haar aandacht niet zozeer op 'wat er kon zijn gebeurd' als wel op 'stel nu eens dat...'. Hoewel ze zich bewust was van de afwezigheid van concrete bewijzen, deed ze een bewuste poging om te voorkomen dat het zoeken naar de waarschijnlijke oorzaak van de tragedie beïnvloed werd door vooropgezette meningen. De taak van de commissie was extra gecompliceerd door de strenge geheimhouding rondom de onderzeeboot. Alles werd in het werk gesteld om de geheimhouding rond de boot en zijn laatste missie in stand te houden. Nadat de commissie zich in alle bekende feiten en omstandigheden ten aanzien van het verlies van de Blazek heeft verdiept, dient ze het volgende rapport in:
Feitenonderzoek
1. uss Blazek is een fictieve benaming. De onderzeeboot waarnaar dit onderzoek is ingesteld, is in werkelijkheid de NR-IA, in de vaart genomen in mei 1969. De boot is er een van twee die gebouwd zijn in het kader van een geheim programma om geavanceerde onderzeecapaciteit te ontwikkelen. De NR-I en de NR-IA hebben beide geen officiële naam, maar in het licht van de tragedie en de onvermijdelijke media-aandacht werd een fictieve naam aan de boot toegekend. Officieel blijft de boot echter de NR-IA. Omwille van de openbare discussie zal worden bekendgemaakt dat deuss Blazek een geavanceerde onderzeeboot is die in de Noordelijke IJszee werd uitgetest voor onderzeese reddingsoperaties.
2. De NR-IA was gecertificeerd om tot duizend meter diepte te gaan. Uit de onderhoudsgegevens blijkt dat zich in de twee jaar waarin de boot in actieve dienst is geweest veel mechanische problemen hebben voorgedaan. Geen van die problemen werd als een technische fout beschouwd, maar als een gevolg van het radicale ontwerp dat tot de grenzen van de onderzeeboottechnologie ging. De NR-I heeft soortgelijke operationele problemen ondervonden. Dat maakt dit onderzoek des te dringender, want dat vaartuig is nog in actieve dienst en eventuele defecten moeten geïdentificeerd en gecorrigeerd worden.
3. De miniatuurkernreactor aan boord was uitsluitend gebouwd voor de twee boten van de nr-klasse. Hoewel de reactor revolutionair en problematisch is, wijst niets erop dat er straling is vrijgekomen voordat de boot zonk, zodat mag worden aangenomen dat het ongeluk niet is veroorzaakt door een catastrofaal reactordefect. Natuurlijk sluit een dergelijke bevinding de mogelijkheid van een elektrisch defect niet uit. Beide boten uit de nr-klasse maakten herhaaldelijk melding van problemen met de batterijen.
4. Toen de NR-IA zonk, waren er elf mannen aan boord. Commandant: kapitein-luitenant-ter-zee Forrest Malone. Eerste officier: luitenantter-zee 2e klasse Beek Stvan. Navigatieofficier: luitenant-ter-zee 2e klasse Tim Morris. Communicatie: elektrotechnicus ie klasse Tom Flanders. Reactorbediening: elektrotechnicus ie klasse Gordon Jackson. Reactoroperaties: elektrotechnicus ie klasse George Turner. Scheepselektricien: elektricien 2e klasse Jeff Johnson. Interne communicatie: interne communicatie-elektricien 2e klasse Michael Fender. Sonar en voeding: technisch specialist ie klasse Mikey Blount. Mechanische afdeling: intern communicatie-elektricien 2e klasse Bill Jenkins. Reactorlaboratorium: technisch specialist 2e klasse Doug Vaught. Veldspecialist: Dietz Oberhauser.
5. Akoestische signalen die aan de NR-IA werden toegeschreven, zijn opgevangen door stations in Argentinië en Zuid-Afrika. Afzonderlijke akoestische signalen en stations zijn weergegeven in de 'Tabel van akoestische signalen' op de volgende pagina's. Deskundigen hebben vastgesteld dat de akoestische signalen het gevolg zijn van het vrijkomen van veel energie, rijk aan lage frequenties, maar zonder waarneembare harmonische structuur. Geen enkele deskundige heeft kunnen vaststellen of zich een explosie of implosie heeft voorgedaan.
6. De NR-IA opereerde onder het ijs van de Zuidelijke IJszee. Het opperbevel van de vloot wist niet wat zijn koers en uiteindelijke bestemming waren, omdat zijn missie strikt geheim was. Ten behoeve van haar onderzoek heeft de commissie vernomen dat de laatst bekende coördinaten van de NR-IA 73° zb 15° wl waren, ongeveer honderdvijftig mijl ten noorden van Cape Norvegia. Omdat de onderzeeboot zich in zulke verraderlijke en relatief onbekende wateren bevond, was het moeilijk concrete sporen te vinden. Tot op heden is geen enkel spoor van de onderzeeboot gevonden. Bovendien is het aantal posten dat onderzeese akoestische signalen opvangt in de Antarctische regio zeer klein.
7. Een inspectie van de NR-I, verricht om vast te stellen of eventuele technische fouten ook in die boot te vinden waren, bracht aan het licht dat de negatieve batterijplaten met kwik zijn geïmpregneerd om hun levensduur te vergroten. De toepassing van kwik in onderzeeboten is verboden. Het is onduidelijk waarom die regel in dit geval niet in acht is genomen. Maar als batterijen aan boord van de NR-IA in brand zijn gevlogen, wat volgens de reparatiegegevens op zowel de NR-I als de NR-IA al eerder is gebeurd, kunnen de daardoor vrijgekomen kwikdampen fataal zijn geweest. Uiteraard zijn er geen concrete aanwijzingen voor een brand of een batterijdefect.
8. De uss Holden, onder bevel van kapitein-luitenant-ter-zee Zachary Alexander, werd op 23 november 1971 naar de laatst bekende positie van de NR-IAgestuurd. Een gespecialiseerd verkenningsteam meldde geen spoor van de NR-IA te hebben gevonden. Uitgebreide sonar-verkenningen brachten niets aan het licht. Er is geen straling waargenomen. Zeker, een grootschalige zoek- en reddingsoperatie had wellicht een ander resultaat opgeleverd, maar de bemanningsleden van de NR-IA hebben voor hun vertrek een operationeel contract getekend waarin ze ermee akkoord gingen dat er in het geval van een catastrofe geen zoek- en reddingsoperatie zouden plaatsvinden. De toestemming voor deze afwijkende regeling kwam rechtstreeks van het hoofd marineoperaties. Hij vaardigde een geheim order uit, waarvan de commissie een exemplaar heeft ontvangen.
Opinies
Het feit dat de NR-IA niet is gevonden, doet niets af aan de verplichting om alle praktijken, condities of defecten die voor verbetering in aanmerking komen te signaleren en te corrigeren, aangezien de NR-I nog in de vaart is. Na zorgvuldige overweging van de weinige gegevens is de commissie van mening dat er geen bewijzen zijn voor een bepaalde oorzaak of bepaalde oorzaken van het verlies van de NR-IA. Uiteraard was het een catastrofale gebeurtenis, maar de geïsoleerde locatie van de onderzeeboot en het gebrek aan opsporingsmogelijkheden, communicatie en ondersteuning aan de oppervlakte maken elke conclusie die de commissie omtrent het gebeurde zou kunnen trekken zuiver speculatief.
Aanbevelingen
In het kader van voortdurende pogingen om extra informatie over de oorzaak van deze tragedie te verkrijgen, en te voorkomen dat zich ook een incident met de NR-I voordoet, dient er, zodra dit praktisch mogelijk is, een nader mechanisch onderzoek naar de NR-I te worden ingesteld, met gebruikmaking van de nieuwste technieken. Dit onderzoek zou tot doel hebben mogelijke schademechanismen vast te stellen, de secundaire gevolgen daarvan te beoordelen, gegevens voor ontwerpverbetering te verstrekken die momenteel niet beschikbaar zijn, en eventueel vast te stellen wat er met de NR-IA is gebeurd.
Malone zat in zijn kamer op de eerste verdieping van het Posthotel in Garmisch. De ramen keken uit op het Wettersteingebergte en de hoge Zugspitze, maar de aanblik van die verre bergtop herinnerde hem meteen aan wat er twee uur geleden was gebeurd. Hij had het rapport gelezen. Twee keer.
De marinevoorschriften bepaalden dat er na elke tragedie op zee een onderzoekscommissie werd ingesteld, samengesteld uit vlagofficieren. Die commissie was belast met het zoeken naar de waarheid. Maar dit onderzoek was een leugen geweest.
Zijn vader was niet op een missie naar de Noordelijke IJszee gestuurd. De uss Blazek bestond niet eens. In plaats daarvan was zijn vader aan boord van een topgeheime onderzeeboot in het Antarctisch gebied geweest, om god mocht weten wat te doen.
Hij herinnerde zich de nasleep.
Schepen hadden de Noordelijke IJszee uitgekamd, maar er waren geen wrakstukken gevonden. In nieuwsberichten werd gezegd dat de Blazek een nucleaire onderzeeboot was die werd uitgetest voor reddingsoperaties op grote diepte en dat hij was geïmplodeerd. Malone herinnerde zich wat de man in uniform - geen viceadmiraal van de on-derzeebootdienst, die, zoals hij later hoorde, gewoonlijk zulk nieuws aan de nabestaanden van een onderzeebootcommandant bracht, maar een kapitein-ter-zee van het Pentagon - tegen zijn moeder had gezegd: 'Ze bevonden zich op een diepte van vierhonderd meter in de Noordelijke IJszee.'
De man had gelogen, of de marine had tegen hem gelogen. Geen wonder dat het rapport geheim bleef.
Amerikaanse nucleaire onderzeeboten zonken bijna nooit. Dat was pas drie keer gebeurd sinds 1945. DeThresher door defecte buizen; de Scorpion door een onverklaarde explosie; de Blazek door onbekende oorzaak. Of beter gezegd: de NR-IA door onbekende oorzaak.
In alle persberichten die hij in de zomervakantie met Gary had herlezen, was sprake geweest van de Noordelijke IJszee. Dat er geen wrakstukken waren gevonden, was toegeschreven aan de diepte van het water en de ravijnachtige bodemstructuur. Hij had daar altijd zijn twijfels over gehad. Door de diepte zouden er scheuren in de romp zijn gekomen en dan zou de onderzeeboot zijn volgelopen, zodat er uiteindelijk wrakstukken naar de oppervlakte hadden moeten komen. De marine zocht op de oceanen ook altijd naar geluiden. De onderzoekscommissie constateerde dat er akoestische signalen waren gehoord, maar dat die geluiden weinig verklaarden en dat er in dat deel van de wereld te weinig mensen naar luisterden om er betekenis aan te kunnen hechten.
Verdomme.
Hij had in de marine gediend, zich vrijwillig aangemeld, een eed gezworen en zich daaraan gehouden.
Zij niet.
Toen er ergens in het zuidpoolgebied een onderzeeboot was gezonken, hadden ze daar geen smaldeel van schepen heen gestuurd om de diepten af te tasten met sonar. Er was geen dik dossier samengesteld met getuigenverklaringen, grafieken, tekeningen, brieven, foto's of operationele richtlijnen ten aanzien van de oorzaak. Ze hadden zich beperkt tot het sturen van één schip, drie dagen onderzoek en een nietszeggend rapport van vier pagina's.
Er luidden klokken in de verte.
Hij zou wel met zijn vuist door de muur willen slaan. Maar wat zou hij daarmee opschieten? In plaats daarvan pakte hij zijn mobieltje.
6
Kapitein-ter-zee sterling wilkerson van de Amerikaanse marine keek door de besneeuwde grote ruit naar het Posthotel. Hij had zich discreet opgesteld aan de overkant van de straat, in een drukke McDonald's. Buiten liepen mensen door de straat, dik ingepakt tegen de kou en de gestaag vallende sneeuw.
Garmisch was een wirwar van drukke straten en voetgangerszones. Het leek net zon speelgoedstadje op een modelspoorbaan, met beschilderde, in watten gehulde alpenhuisjes, dik bestrooid met plastic vlokken. De toeristen kwamen voor de ambiance en de nabijgelegen besneeuwde hellingen. Hij kwam voor Cotton Malone en had eerder die dag gezien hoe de ex-agent van de Magellan Billet, tegenwoordig boekhandelaar in Kopenhagen, een man had gedood en vervolgens uit de cabine van een kabelbaan was gesprongen, om ten slotte beneden in het dal aan te komen en in zijn huurauto te ontsnappen. Wilkerson was hem gevolgd. Malone ging regelrecht naar het Posthotel en nu had Wilkerson zich aan de overkant van de straat geposteerd. Hij zat daar met een biertje te wachten.
Hij wist alles van Cotton Malone.
Geboren in Georgia, in de Verenigde Staten. Achtenveertig jaar oud. Ex-marineofficier. Rechten gestudeerd in Georgetown. Medewerker vanjag. Agent van het ministerie van Justitie. Twee jaar geleden was Malone betrokken geweest bij een schietpartij in Mexico-Stad, waar hij zijn vierde wond in diensttijd had opgelopen. Toen vond hij het blijkbaar genoeg, want hij had voor ontslag gekozen. Daarvoor had de president persoonlijk toestemming gegeven. Hij was ook uit de marine gestapt en naar Kopenhagen verhuisd, waar hij een winkel met antiquarische boeken had geopend.
Dat alles kon Wilkerson begrijpen. Twee dingen begreep hij echter niet.
Ten eerste de naam Cotton. Volgens het dossier had Malone officieel de voornamen Harold Earl. De ongewone bijnaam werd nergens verklaard.
En ten tweede: hoe belangrijk was Malones vader voor hem? Of beter gezegd, de nagedachtenis van zijn vader. De man was al achtendertigjaar dood. Maakte die gebeurtenis nog steeds iets uit? Blijkbaar wel, want Malone had iemand gedood om de envelop te beschermen die Stephanie Nelle hem had gestuurd.
Wilkerson nam een slokje van zijn bier. Buiten begon het te waaien, waardoor de sneeuwvlokken nog wilder door de straat dansten. Er kwam een kleurrijke slee aangegleden, getrokken door twee trotse paarden. De mannen erop waren in geruite dekens gehuld en de voerman trok aan de teugels.
Hij begreep een man als Cotton Malone. Hij leek op hem. Zelf was hij nu eenendertig jaar bij de marine. Weinigen brachten het tot de rang van kapitein-ter-zee, nog minder brachten het tot vlagofficier. Hij zat nu elf jaar bij de marine-inlichtingendienst, waarvan de laatste zes jaar in het buitenland. Uiteindelijk was hij hoofd van het kantoor in Berlijn geworden. Zijn staat van dienst zat vol met lastige taken die hij tot een goed eind had gebracht. Oké, hij was nooit op driehonderd meter hoogte uit een kabelbaancabine gesprongen, maar hij had heel wat gevaren onder ogen gezien.
Hij keek op zijn horloge. Tien voor halfvijf. Het leven was goed. De scheiding van echtgenote nummer twee, het jaar daarvoor, had hem niet veel geld gekost. Ze was met weinig ophef vertrokken. Daarna was hij tien kilo afgevallen en had hij een beetje kastanjebruin aan zijn blonde haar toegevoegd, waardoor hij tien jaar jonger dan drieënvijftig leek. Zijn ogen waren levendiger gemaakt door een Franse plastisch chirurg. Die had de plooien strakgetrokken. Een andere specialist had ervoor gezorgd dat hij geen bril meer hoefde te dragen, terwijl een bevriende voedingsdeskundige zijn uithoudingsvermogen had verbeterd met behulp van een een vegetarisch dieet. Zijn krachtige neus, strakke wangen en markante voorhoofd zouden hem allemaal goed van pas komen als hij eindelijk vlagofficier werd.
Admiraal. Dat was het doel. Twee keer was hij al gepasseerd. Bij de marine kreeg je meestal niet meer dan twee kansen, maar Langford Ramsey had hem een derde kans beloofd.
Zijn mobiele telefoon trilde.
'Inmiddels heeft Malone dat dossier gelezen,’ zei een stem, toen hij opnam.
'Ongetwijfeld elk woord.'
'Zorg dat hij verdergaat.'
'Mannen als hij laten zich niet opjagen.'
'Maar ze kunnen wel in een richting worden gestuurd.'
Hij kon het niet nalaten te zeggen: 'Het ligt daar al twaalfhonderd jaar.'
'Laat het dan niet langer wachten.'
Stephanie zat aan haar bureau. Ze had het rapport van de onderzoekscommissie doorgelezen. 'Dus dit is allemaal vals?'
Davis knikte. 'Die onderzeeboot is nooit in de Noordelijke IJszee geweest.'
'Wat zat erachter?'
'Rickover bouwde twee nr-boten. Het waren zijn lievelingen. Hij besteedde er een fortuin aan, midden in de Koude Oorlog, en iedereen vond het heel normaal dat hij tweehonderd miljoen dollar uitgaf om de Sovjets een stap voor te zijn. Maar hij hield zich niet helemaal aan de regels. De veiligheid kwam niet op de eerste plaats; alleen de resultaten telden. En ach, bijna niemand wist dat die onderzeeboten bestonden. Maar toen de NR-IA zonk, gaf dat problemen op veel niveaus. De boot zelf. De missie. Veel pijnlijke vragen. En dus verschool de marine zich achter de nationale veiligheid en verzon een verhaaltje.'
'Hebben ze echt maar één schip gestuurd om naar overlevenden te zoeken?'
Hij knikte. 'Ik ben het met je eens, Stephanie, dat Malone bevoegd is om dat te lezen. De vraag is alleen: moet hij het ook lezen?'
Ze antwoordde resoluut: 'Absoluut.' Ze herinnerde zich hoe moeilijk ze het zelf had gehad met de raadselachtige omstandigheden waaronder haar man zelfmoord had gepleegd en haar zoon was omgekomen. Malone had haar geholpen die beide raadsels op te lossen. Daarom had ze bij hem in het krijt gestaan.
De telefoon op haar bureau zoemde, en een van haar mensen zei dat Cotton Malone aan de lijn was. Hij wilde haar spreken.
Davis en zij keken elkaar verbaasd aan.
'Je moet mij niet aankijken,’ zei Davis. 'Ik heb hem dat dossier niet gegeven.'
Ze nam op. Davis wees naar de luidspreker. Met enige tegenzin zette ze die aan, zodat hij mee kon luisteren.
'Stephanie, ik wil allereerst zeggen dat ik niet in de stemming ben voor gelul.'
'Jij ook goedendag.'
'Heb je dat dossier gelezen voordatje het me stuurde?'
'Nee.' Dat was de waarheid.
'We zijn al heel lang vrienden. Ik stel het op prijs datje dit voor me hebt gedaan, maar ik heb iets anders nodig en ik wil niet datje vragen stelt.'
'Ik dacht dat we quitte stonden,’ probeerde ze.
'Zet dit maar op mijn rekening.'
Ze wist al wat hij wilde.
'Een marineschip,’ zei hij. 'De Holden. In november 1971 naar het zuidpoolgebied gestuurd. Ik wil weten of de commandant nog in leven is, een zekere Zachary Alexander. Zo ja, waar is hij? Als hij er niet meer is, dan wil ik weten of er nog officieren van hem in leven zijn.'
'Je zult me wel niet willen vertellen waarom.'
'Heb je het dossier inmiddels wel gelezen?' vroeg hij.
'Waarom vraagje dat?'
'Ik hoor het aan je stem. Je weet dus waarom ik het wil weten.'
'Ik heb net over de Zugspitze gehoord. Toen wilde ik het dossier lezen.'
'Had je daar mensen? Op de grond?'
'Ik niet.'
'Als je dat rapport hebt gelezen, weetje dat die klootzakken hebben gelogen. Ze hebben die onderzeeboot daar laten liggen. Mijn vader en die tien andere mannen zaten misschien wel op de bodem te wachten tot mensen hen kwamen redden. Mensen die nooit kwamen. Ik wil weten waarom de marine daartoe besloot.'
Hij was nu duidelijk kwaad. Zij trouwens ook.
'Ik wil met een of meer officieren van de Holden praten,’ zei hij. 'Vind ze voor me.'
'Kom je hierheen?'
'Zodra je ze hebt gevonden.'
Davis knikte instemmend.
'Goed. Ik ga op zoek.' Ze had genoeg van die poppenkast. Edwin Davis had een reden om hier te zijn. Het was duidelijk dat Malone bespeeld werd, en zijzelf ook.
'En dan nog iets,' zei hij, 'omdat je over die kabelbaan weet. De vrouw in die cabine... Ik heb haar hard op haar hoofd gemept, maar ik moet haar vinden. Hebben ze haar in hechtenis genomen? Haar laten gaan? Wat hebben ze gedaan?'
Davis vormde met zijn mond:Je belt hem terug.
Genoeg. Malone was haar vriend. Hij had haar gesteund toen ze daar echt behoefte aan had, en daarom werd het tijd dat ze hem vertelde wat er aan de hand was, of Edwin Davis dat nou leuk vond of niet.
'Laat maar,' zei Malone plotseling.
'Wat bedoel je?'
'Ik heb haar net gevonden.'
7
Malone stond voor het raam van zijn hotelkamer en keek naar de drukke straat beneden zich. De vrouw uit de cabine, Panya, liep rustig naar een besneeuwd parkeerterrein voor een McDonald's. Die zaak was gevestigd in een gebouw in Beierse stijl. Alleen aan een discreet bord met de gouden bogen en enkele raamdecoraties kon je zien dat het een McDonald's was.
Hij liet de vitrage los. Wat deed ze hier? Was ze misschien op de vlucht? Of had de politie haar gewoon laten gaan?
Hij pakte zijn leren jas en zijn handschoenen en stopte het pistool dat hij van haar had afgepakt in een van de zakken. Hij verliet de hotelkamer en ging naar de begane grond, waarna hij nonchalant naar buiten liep, al lette hij heel goed op.
Buiten was de lucht te vergelijken met de binnenkant van een vrieskist. Zijn huurauto stond dicht bij de deur geparkeerd. Aan de overkant zag hij de donkere Peugeot waar de vrouw naartoe was gelopen. Die stond nu op het punt het parkeerterrein te verlaten, knipperend met de rechter richtingaanwijzer.
Hij sprong in zijn auto en volgde de Peugeot.
Wilkerson dronk de rest van zijn bier op. Hij had vitrage achter een raam op de eerste verdieping van het hotel zien bewegen, toen de vrouw van de kabelbaan voor het restaurant langs liep.
Het was allemaal een kwestie van een goede timing.
Hij had gedacht dat Malone zich niet liet sturen, maar daar had hij zich in vergist.
Stephanie was kwaad. 'Ik wil hier niets mee te maken hebben,’ zei ze tegen Edwin Davis. 'Ik haal Cotton terug. Ontsla me maar. Het kan me geen moer schelen.'
'Ik ben hier niet in een officiële hoedanigheid.'
Ze keek hem argwanend aan. 'De president weet er niets van?'
Hij schudde zijn hoofd. 'Dit is persoonlijk.'
Ze had maar één keer eerder rechtstreeks met Davis samengewerkt, en toen was hij niet erg tegemoetkomend geweest. Hij had zelfs haar leven in gevaar gebracht. Maar uiteindelijk had ze ontdekt dat deze man bepaald niet dom was. Hij bezat twee universitaire graden — in Amerikaanse geschiedenis en internationale betrekkingen - en beschikte bovendien over voortreffelijke organisatorische vaardigheden. Altijd hoffelijk. Joviaal. Te vergelijken met president Daniels zelf. Ze had gemerkt dat mensen hem vaak onderschatten, zijzelf niet uitgezonderd. Drie ministers van Buitenlandse Zaken hadden hem gebruikt om hun noodlijdende ministeries op orde te krijgen. Nu werkte hij voor het Witte Huis en hielp hij het presidentiële team door de laatste driejaar van de tweede ambtstermijn heen.
Toch handelde deze carrièrebureaucraat nu openlijk in strijd met de regels.
'Ik dacht dat ik hier het enige buitenbeentje was,’ zei ze.
'Je had dat dossier niet aan Malone moeten geven, maar toen ik hoorde datje dat had gedaan, wist ik dat ik hulp nodig had.'
'Waarbij?'
'Een schuld die ik moet inlossen.'
'En je verkeert nu in de positie om dat te doen? Met de macht van het Witte Huis achter je?'
'Zoiets.'
Ze zuchtte. 'Wat wil je dat ik doe?'
'Malone heeft gelijk. We moeten nagaan hoe het met de Holden en zijn officieren is verdergegaan. Als er nog officieren in leven zijn, moeten ze worden gevonden.'
Malone volgde de Peugeot. Gebergten met zaagtanden, doorsneden met stroken sneeuw, strekten zich aan weerskanten van de weg tot in de hemel uit. Hij verliet Garmisch in noordelijke richting over een stijgende zigzagweg. Hoge bomen met zwarte stammen vormden een statige laan. De schilderachtige omgeving was een prachtige beschrijving in een reisgids waard. Zo ver naar het noorden viel de duisternis in de winter al vroeg in. Het was nog geen vijf uur en het daglicht was al bijna weg.
Hij pakte een wegenkaart van de passagiersstoel en zag dat het dal van het Ammergebergte voor hen lag. Dat strekte zich kilometers uit vanaf de voet van de Ettaler Mandl, een respectabele berg van meer dan vijftienhonderd meter hoog. Dicht bij die berg zag hij een dorpje op de kaart staan, en de Peugeot en hijzelf hadden de eerste huizen daarvan al bereikt. Ze gingen langzamer rijden.
Hij zag de Peugeot abrupt een parkeerplek bezetten voor een groot, symmetrisch gebouw met een witte voorgevel. Het had twee verdiepingen met ramen in gotische stijl. Vanuit het midden verhief zich een hoge koepel, geflankeerd door twee kleinere torens, alle bedekt met zwart uitgeslagen koper. Het gebouw baadde in het licht. Op een bronzen bord Stondklooster ettal.
De vrouw stapte uit de auto en verdween een portaal met een hoogpoort in.
Hij parkeerde zelf ook en volgde haar.
Het was hier duidelijk kouder dan in Garmisch, want dit dorp lag hoger. Hij had een dikkere jas moeten meebrengen, maar hij had een hekel aan die dingen. Het stereotiepe beeld van een spion in een lange regenjas was lachwekkend. Zon jas beperkte je te veel in je bewegingen. Hij trok zijn handschoenen aan en stak zijn handen in de zakken van zijn jas. Met de vingers van zijn rechterhand pakte hij het pistool vast. De sneeuw knerpte onder zijn voeten toen hij een pad volgde naar een kloostertuin ter grootte van een voetbalveld, omringd door nog meer barokke gebouwen. De vrouw liep vlug over een hellend pad naar de deuren van een kerk.
Daar liepen mensen in en uit.
Hij versnelde zijn pas om dichter bij haar te komen en bewoog zich door een stilte die alleen verbroken werd door zolen die op het bevroren pad liepen, en door de roep van een koekoek in de verte.
Hij betrad de kerk door een gotisch portaal met daarboven een rijk versierd timpaan, waarop Bijbelse taferelen te zien waren. Binnen ging zijn blik meteen naar koepelfresco's van wat blijkbaar de hemel was. De muren waren versierd met gipsen beelden, cherubijnen en complexe patronen, in stralende schakeringen van goud, roze, grijs en groen. De kleuren flikkerden, alsof ze voortdurend in beweging waren. Hij had wel vaker rococokerken gezien, de meeste zo rijk versierd dat het gebouw zelf aan het zicht onttrokken werd. Dat was hier echter niet het geval. De decoraties waren ondergeschikt gemaakt aan de architectuur.
Er liepen mensen rond. Sommigen zaten in kerkbanken. De vrouw die hij volgde, liep vijftien meter rechts van hem, voorbij de preekstoel, naar een ander rijk bewerkt timpaan.
Ze ging ergens naar binnen en deed een zware houten deur achter zich dicht.
Hij bleef staan en vroeg zich af wat hij kon doen. Hij had geen keus. Hij liep naar de deur en pakte de ijzeren deurkruk vast. De vingers van zijn rechterhand zaten nog steeds om het pistool geklemd, maar hij liet het wapen in zijn zak zitten. Hij maakte de deur voorzichtig open.
De ruimte erachter was kleiner, met een gewelfd plafond dat door slanke, witte zuilen werd ondersteund. Aan de muren prijkten nog meer rococoversieringen, zij het niet zo opzichtig. Misschien was dit een sacristie. Twee hoge kasten en twee tafels vormden het enige meubilair. Naast een van de tafels stonden twee vrouwen; die van de kabelbaan en een andere.
'Welkom, meneer Malone,' zei de nieuwe vrouw. 'Ik heb op u gewacht.'
8
Maryland
Het huis stond leeg en in de omringende bossen waren ook geen mensen te bekennen, maar toch fluisterde de wind zijn naam.
Ramsey.
Hij bleef staan.
Het was niet echt een stem, eerder een gemompel dat door de winterwind werd meegevoerd. Hij was het huis binnengegaan door een deur aan de achterkant en stond nu in een ruime salon met meubels waarover vuile, bruine doeken hingen. De ramen in de achterste muur keken uit op een groot veld. Zijn benen bleven verstijfd staan; zijn oren waren gespitst. Hij zei tegen zichzelf dat zijn naam niet kon zijn uitgesproken.
Langford Ramsey.
Was dat inderdaad een stem of bracht de naargeestige omgeving hem aan het fantaseren?
Na zijn toespraak voor de Kiwaniërs was hij alleen de stad uit gereden. Hij had zijn uniform niet aan. Als hoofd van de marine-inlichtingendienst moest hij niet te veel opvallen, en daarom liet hij zijn uniform bij voorkeur in de kast hangen en had hij meestal geen chauffeur. Buiten wees niets in de koude aarde erop dat hier kortgeleden iemand was geweest. Een omheining van prikkeldraad was helemaal verroest. Het was een enorm huis met veel aanbouwen. Veel ramen waren kapot en er zat een groot gat in het dak. Het stamde uit de negentiende eeuw, dacht hij, en het moest eens een stijlvol landhuis zijn geweest, al was het nu hard op weg een ruïne te worden.
Het waaide nog steeds. Volgens de weerberichten was er eindelijk sneeuw op weg naar het oosten. Hij keek naar de houten vloer om te zien of het vuil ergens was verstoord, maar zag alleen zijn eigen voetafdrukken.
Er kletterde iets ver weg in het huis. Brekend glas? Gerammel van metaal? Moeilijk te zeggen.
Nu had hij genoeg van die onzin.
Hij knoopte zijn jas los en haalde er een Walther-pistool uit. Hij sloop naar links. De gang was in diepe duisternis gehuld en er ging onwillekeurig een huivering door hem heen. Hij schuifelde door naar het eind van de gang.
Weer een geluid. Geschraap. Rechts van hem. En nog iets. Metaal op metaal. Het kwam van de achterkant van het huis.
Blijkbaar waren er twee personen binnen.
Hij sloop door de gang. Als hij opeens tevoorschijn kwam, was hij misschien in het voordeel, vooral omdat die andere aanwezigen met een gestaag tik-tik-tiklieten weten dat ze er waren.
Hij hield zijn adem in, bracht het pistool in de aanslag en stormde de keuken in.
Op een aanrecht, drie meter bij hem vandaan, keek een hond hem aan. Het was een grote bastaard met ronde oren, een geelbruine vacht die aan de onderkant lichter werd, en een witte kin en hals. Het dier grauwde naar hem. Zijn scherpe hoektanden kwamen tevoorschijn en in zijn achterpoten spanden de spieren.
Er kwam ook geblaf van de voorkant van het huis. Twee honden? Die op het aanrecht sprong eraf en rende door de keukendeur naar buiten.
Ramsey liep vlug naar de voorkant van het huis, waar het andere dier net door een open raamkozijn naar buiten vluchtte.
Hij ademde uit.
Ramsey.
Het leek wel of de wind zichzelf in klinkers en medeklinkers had veranderd. Niet helder of luid, gewoon aanwezig. Of niet?
Hij dwong zich die belachelijke dingen uit zijn hoofd te zetten en verliet de salon aan de voorkant. Hij volgde een gang en kwam langs nog meer kamers met afgedekte meubels en behang dat bobbels vormde door blootstelling aan de elementen. Een oude piano was niet afgedekt. Schilderijen verspreidden een spookachtige leegte, doordat er doeken overheen hingen. Hij vroeg zich af wat het voor kunst was en bekeek er een paar; sepia prenten van de Burgeroorlog. Op een ervan zag je Mon-ticello, op een andere Mount Vernon.
In de eetkamer bleef hij aarzelend staan. Hij verbeeldde zich dat een stel blanke mannen van twee eeuwen geleden zich te goed deed aan biefstuk en warme kruimeltaart. Misschien werd er na afloop whisky-soda geserveerd in de salon en speelden ze daar een partijtje bridge, terwijl een warme houtkachel de geur van eucalyptus verspreidde. Natuurlijk waren Ramseys voorouders toen buiten geweest, vernikkelend van de kou in de slavenverblijven.
Hij keek een lange gang in. Een kamer aan het eind daarvan lokte hem. Hij keek naar de vloer, maar er lag alleen stof op de planken.
Aan het eind van de gang bleef hij in de deuropening staan. Door een vervallen raam tekende zich weer vaag een kaal veld af. Ook hier was het meubilair afgedekt, behalve een bureau. Ebbenhout, oud en verwaarloosd, het ingelegde blad bedekt met blauwgrijs stof. Hertengeweien hingen aan taupekleurige wanden, en bruine lakens hingen over kasten, waarschijnlijk boekenkasten. Stofdeeltjes dwarrelden door de lucht.
Ramsey.
Maar het was niet de wind.
Hij registreerde waar het geluid vandaan kwam, rende op een afgedekte stoel af en trok het laken weg, zodat er meteen een dichte stofwolk in de kamer hing. Op de halfvergane bekleding lag een cassetterecorder waarvan het bandje op de helft was.
Zijn greep op het pistool verstijfde.
'Ik zie dat u mijn spook hebt gevonden,' zei een stem.
Ramsey draaide zich om en zag een man in de deuropening staan. Klein, midden veertig, een rond gezicht, de huid zo wit als de naderende sneeuw. Zijn dunne, zwarte haar was strak geborsteld en glansde hier en daar zilverachtig op.
En hij glimlachte, zoals altijd.
'Behoefte aan theatraal gedoe, Charlie?' vroeg Ramsey, terwijl hij zijn pistool weer opborg.
'Het is veel leuker dan gewoon hallo zeggen, en ik vond die honden geweldig. Blijkbaar beviel het ze hier wel.'
Vijftien jaar hadden ze samengewerkt en hij wist niet eens de echte naam van de man. Hij kende hem alleen als Charles C. Smith junior, met de nadruk op junior. Hij had een keer naar Smith senior gevraagd en toen had hij een familiegeschiedenis van een halfuur te horen gekregen, ongetwijfeld voor honderd procent gelogen.
'Van wie is dit huis?' vroeg Ramsey.
'Nu van mij. Ik heb het een maand geleden gekocht. Een huis buiten de stad leek me een verstandige belegging. Ik denk erover het te laten opknappen en te verhuren. Ik ga het Bailey Mill noemen.'
'Betaal ik je niet genoeg?'
'Het is altijd goed om te diversifiëren, admiraal. Je moet niet afhankelijk zijn van een salaris. De effectenmarkt, onroerend goed... daarmee moet je je voorbereiden op je oude dag.'
'Het kost een fortuin om hier alles te repareren.'
'Dat brengt me op een mededeling die ik wil doen. Vanwege de onverwachte stijging van de brandstofprijzen, hogere reiskosten en een algehele toename van overhead en onkosten zien we ons genoodzaakt tot een lichte verhoging van het tarief. Hoewel we ernaar streven de kosten te beperken en toch een uitstekende service te verlenen, verlangen onze aandeelhouders van ons dat we een aanvaardbare winstmarge aanhouden.'
'Je lult uitje nek, Charlie.'
'En trouwens: dit huis heeft me een fortuin gekost. Ik heb meer geld nodig.'
Op papier was Smith een betaalde medewerker die gespecialiseerde surveillancediensten verleende in andere landen, waar de wetgeving inzake afluisteren niet zo streng was, met name in Centraal-Azië en het Midden-Oosten. Het liet hem dus koud wat Smith in rekening bracht. 'Stuur me maar een rekening. En luister nu. Het is tijd om in actie te komen.' Hij was blij dat alle voorbereidingen het afgelopen jaar al waren getroffen. Er waren dossiers samengesteld en plannen gemaakt. Hij had geweten dat er zich een gelegenheid zou voordoen — niet wanneer of hoe, alleen dat het zou gebeuren. En het was inderdaad gebeurd. 'Je begint met het primaire doelwit, zoals we hebben besproken. En dan ga je naar het zuiden voor de volgende twee op de lijst.'
Smith salueerde overdreven. 'Aye, aye, kapitein. We hijsen de zeilen en gaan het zeegat uit.'
Ramsey negeerde de idioot. 'We hebben geen contact meer met elkaar tot het allemaal achter de rug is. Snel en goed, Charlie. Vooral goed.'
'Wij garanderen tevredenheid. Niet goed, geld terug. Klanttevredenheid heeft onze hoogste prioriteit.'
Sommige mensen schreven songs, anderen zetten romans op papier, schilderden, beeldhouwden of tekenden. Smith doodde, en dat deed hij met een weergaloos talent. Als Charlie Smith niet de beste moordenaar was die hij ooit had gekend, had hij die irritante idioot allang overhoop geschoten.
Toch wilde hij goed duidelijk maken hoe ernstig de situatie was.
Daarom spande hij de haan van de Walther en drukte de loop tegen Smiths gezicht. Ramsey was bijna twintig centimeter groter en keek nu dan ook fel omlaag en zei: 'Verknoei dit niet. Ik luister naar watje allemaal voor onzin uitkraamt, maar... Verknoei. Dit. Niet.'
Smith bracht zijn handen in quasi-overgave omhoog. 'Alsjeblieft, juffrouw Scarlett, slaat u me niet. Alstublieft, slaat u me niet...' Zijn stem klonk schel en informeel. Het was een primitieve imitatie van de actrice Butterfly McQueen.
Ramsey kon racistische grappen niet waarderen en hield het pistool dus op Smith gericht.
Die lachte. 'O, admiraal, doet u niet zo chagrijnig.'
Ramsey vroeg zich af wat ervoor nodig was om deze man van zijn stuk te krijgen. Hij stak het wapen weer onder zijn jas.
'Ik heb één vraag,' zei Smith. 'Die is belangrijk. Iets wat ik echt moet weten.'
Ramsey wachtte.
'Slip of boxershorts?'
Nu was het genoeg. Ramsey draaide zich om en liep de kamer uit.
Smith lachte weer. 'Kom nou, admiraal. Slip of boxershorts? Of bent u zo iemand die alles in de frisse lucht laat hangen? Volgenscnn draagt tien procent van ons geen ondergoed. Daar hoor ik ook bij - heerlijk in de frisse lucht.'
Ramsey liep naar de deur.
'May the Force be with you, admiraal,' riep Smith hem achterna. 'Een Jedi-ridder faalt nooit. En maakt u zich geen zorgen; ze zijn allemaal dood voor u er erg in hebt.'
9
Malone keek de kamer rond. Elk detail was van kritiek belang.
Een deuropening rechts van hem trok meteen zijn aandacht, vooral de onverwachte duisternis erachter.
'We zijn alleen,' zei zijn gastvrouw. Ze sprak goed Engels, met een licht Duits accent.
Ze maakte een gebaar en de vrouw uit de kabelbaancabine liep naar hem toe. Toen ze dichterbij kwam, zag hij dat ze over de blauwe plek op haar gezicht streek die ze aan zijn trap had overgehouden.
'Misschien krijg ik op een dag de kansje een wederdienst te bewijzen,' zei ze tegen hem.
'Ik denk datje dat al hebt gedaan. Blijkbaar ben ik bespeeld.'
Ze glimlachte tevreden en ging toen weg. De deur klapte achter haar dicht.
Hij keek naar de vrouw die was achtergebleven. Ze was lang en welgevormd, met asblond haar dat kortgeknipt was. De roomzachte glans van haar rozige huid werd door niets ontsierd. Haar ogen hadden de kleur van koffie met melk, een tint die hij nooit eerder had gezien, en bezaten een aantrekkingskracht waaraan hij bijna geen weerstand kon bieden. Ze droeg een geelbruine trui, een spijkerbroek en een lamswollen blazer.
Alles aan haar straalde uit dat ze tot de bevoorrechte klasse behoorde - en ook dat ze een groot probleem was.
Ze was beeldschoon en wist dat.
'Wie bent u?' vroeg hij, terwijl hij het pistool tevoorschijn haalde.
'Ik verzeker u dat ik geen bedreiging vorm. Ik heb veel moeite gedaan om u te ontmoeten.'
'Als u er geen bezwaar tegen hebt, hou ik dit pistool toch liever in mijn
hand.'
Ze haalde haar schouders op. 'Zoals u wilt. Om uw vraag te beantwoorden: ik ben Dorothea Lindauer. Ik woon hier in de buurt. Mijn familie is Beiers, verwant aan de Wittelsbachs. Wij zijn Oberbayer. We komen uit Opper-Beieren en voelen ons verbonden met de bergen. We hebben ook oude banden met dit klooster. Zozeer dat de benedictijnen ons het een en ander toestaan.'
'Bijvoorbeeld iemand laten vermoorden en de moordenaar dan naar hun sacristie leiden?'
Er verschenen rimpels tussen Lindauers wenkbrauwen. 'Onder andere. Maar dat gaat wel heel ver.'
'Hoe wist u dat ik vandaag op die berg zou zijn?'
'Ik heb vrienden die me op de hoogte houden.'
'Ik wil een beter antwoord.'
'Ik interesseer me voor de uss Blazek. Ook ik heb altijd willen weten wat er werkelijk is gebeurd. Ik neem aan dat u het dossier inmiddels hebt gelezen. Was het informatief?'
'Ik ga weg.' Hij draaide zich om naar de deur.
'U en ik hebben iets met elkaar gemeen,' zei ze.
Hij liep door.
'Onze beide vaders waren aan boord van die onderzeeboot.'
Stephanie drukte op een toets van haar telefoon. Ze was nog steeds met Edwin Davis in haar kamer.
'Het is het Witte Huis,' zei haar assistente door de luidspreker.
Davis zweeg. Ze zette meteen de lijn open.
'Blijkbaar zijn we weer bezig,' klonk een bulderende stem in de hoorn die ze in haar hand had en door de luidspreker die ze voor Davis had aangezet.
President Danny Daniels.
'En wat heb ik deze keer gedaan?' vroeg ze.
'Stephanie, het zou gemakkelijker zijn als we meteen ter zake konden komen.' Een nieuwe stem. Een vrouw. Diane McCoy, ook een nationale-veiligheidsadviseur. De gelijke van Edwin Davis, en bepaald geen vriendin van Stephanie.
'Waar gaat het om, Diane?'
'Twintig minuten geleden heb je een bestand gedownload met gegevens over commandant Zachary Alexander, gepensioneerd marineofficier. We willen weten waarom de marine-inlichtingendienst meteen bij ons naar jóuw belangstelling informeert, en waarom je blijkbaar een paar dagen geleden toestemming hebt gegeven voor het kopiëren van een geheim dossier over een onderzeeboot die achtendertig jaar geleden verloren is gegaan.'
'Ik denk dat er een betere vraag is,' zei ze. 'Waarom maakt de marineinlichtingendienst zich daar zo druk om? Het is al zo lang geleden gebeurd.'
'Op dat punt zijn we het eens,' zei Daniels. 'Ik zou dat zelf ook wel willen weten. Ik heb naar het personeelsdossier gekeken datje net hebt opgevraagd, en daar staat niets in. Alexander was een bekwame officier die zijn twintig jaar heeft uitgediend en toen met pensioen is gegaan.'
'President, waarom bent ü hierbij betrokken?'
'Omdat Diane naar me toe kwam en tegen me zei dat we je moesten bellen.'
Onzin. Niemand zei tegen Danny Daniels wat hij moest doen. Hij was drie termijnen gouverneur geweest en één termijn senator, en het was hem twee keer gelukt zich tot president van de Verenigde Staten te laten kiezen. Hij was geen sukkel, al dachten sommige mensen van wel. 'Neemt u me niet kwalijk, president, maar ik had toch sterk de indruk dat u precies doet wat u zelf wilt.'
'Dat is een van de voordelen van deze baan. Maar omdat je toch geen antwoord geeft op Dianes vraag, heb ik er ook een voor je: weetje waar Edwin is?'
Davis bewoog zijn hand: nee.
'Is hij verdwenen?'
Daniels grinnikte. 'Je hebt gehakt gemaakt van die schoft van een Brent Green en daarmee heb je waarschijnlijk mijn hachje gered. Je hebt lef, Stephanie. Maar we zitten nu met een probleem. Edwin is op eigen houtje bezig. Het is voor hem iets persoonlijks. Hij heeft een paar dagen vrij genomen en is gisteren vertrokken. Diane denkt dat hij naar jou toe is gegaan.'
'Ik mag hem niet eens. Door hem ben ik bijna omgekomen in Venetië.'
'Volgens het beveiligingsregister van beneden,' zei McCoy, 'is hij op dit moment in jouw gebouw.'
'Stephanie,' zei Daniels, 'toen ik nog een kind was, vertelde een vriendje van me aan onze juf dat zijn vader en hij gingen vissen en binnen een uur een baars van dertig kilo hadden gevangen. De juf was niet achterlijk en zei dat het onmogelijk was. Om mijn vriendje een les over liegen te leren, vertelde ze dat er een beer uit het bos kwam en haar aanviel, maar dat die beer zich liet wegjagen door een klein hondje, dat daarvoor alleen maar even hoefde te blaffen. "Geloof je dat?" vroeg de juf. "Ja," zei mijn vriendje, "want dat was mijn hond.'"
Stephanie glimlachte.
'Edwin is mijn hond, Stephanie. Alles wat hij doet, gaat mij aan. En op dit moment zit hij flink in de puree. Kun je me hiermee helpen? Waarom ben je geïnteresseerd in commandant Zachary Alexander?'
Genoeg. Ze was al te ver gegaan. Ze had gedacht dat ze alleen Ma-lone hielp, en toen Davis ook. En dus vertelde ze Daniels de waarheid. 'Omdat Edwin zei dat ik me voor hem zou moeten interesseren.'
Davis keek verslagen.
'Laat me met hem praten,' zei Daniels.
Ze gaf de telefoon aan Davis.
10
Malone keek Dorothea Lindauer aan en wachtte tot ze nadere uitleg gaf.
'Mijn vader, Dietz Oberhauser, was aan boord van de Blazek toen die verdween.'
Het viel hem op dat ze de onderzeeboot steeds bij zijn fictieve naam noemde. Blijkbaar wist ze niet veel, of misschien bespeelde ze hem. Maar één ding van wat ze zei drong goed tot hem door. In het rapport van de onderzoekscommissie werd een veldspecialist genoemd: Dietz Oberhauser, 'Wat deed je vader daar?' vroeg hij.
Haar mooie gezicht werd zachter, maar haar opvallende ogen trokken nog steeds zijn aandacht. Ze deed hem denken aan Cassiopeia Vitt, ook een vrouw die zijn belangstelling had gewekt.
'Mijn vader was daar om het begin van de beschaving te ontdekken.'
'Is dat alles? Ik dacht dat het iets belangrijks was.'
'Ik besef, meneer Malone, dat humor een middel is om mensen te ontwapenen. Maar net zoals ongetwijfeld bij u het geval is, maak ik geen grappen over mijn vader.'
Hij was niet onder de indruk, 'U hebt mijn vraag nog niet beantwoord. Wat deed hij daar?'
Ze kreeg een kleur van woede, maar herstelde zich snel. 'Ik spreek in alle ernst. Hij was daar op zoek naar het begin van de beschaving. Zijn hele leven heeft hij naar de oplossing van dat raadsel gezocht.'
'Ik hou er niet van om bespeeld te worden. Door u heb ik vandaag iemand gedood.'
'Dat was zijn eigen schuld. Hij was overijverig. Of misschien onderschatte hij u. Maar wat u hebt gedaan, was helemaal in lijn met alles wat me over u is verteld.'
'U vindt het blijkbaar geen punt dat er iemand is gedood, maar ik denk daar anders over.'
'Maar als ik mag afgaan op wat ik over u heb gehoord, dan was het voor u niet de eerste keer.'
'Bent u ingelicht door nog meer van die "vrienden"?' 'Ze zijn heel goed geïnformeerd.' Ze wees naar de tafel. Hij had al gezien dat er een oud boek op het pokdalige eikenhout lag. 'U bent boekhandelaar. Kijkt u hier eens naar.' Hij liep naar de tafel toe en stak het pistool in zijn jaszak. Als deze vrouw hem dood wilde hebben, zou hij dat al zijn geweest.
Het boek was ongeveer vijfentwintig bij vijftien centimeter groot en vijf centimeter dik. Zijn analytische geest ging de herkomst na. Bruin kalfslederen omslag. Blindstempel zonder goud of kleur. Onversierde achterkant, en dat zei veel over de leeftijd. Boeken van voor de middeleeuwen werden plat bewaard, niet staand. Daarom werden er geen versieringen op de onderkant aangebracht.
Hij sloeg het boek zorgvuldig open en keek naar de rafelige pagina's van donker geworden perkament. Hij bestudeerde enkele bladzijden en zag vreemde tekeningen in de marges en een niet te ontcijferen tekst in een taal die hij niet kende. 'Wat is dit?'
'Ik zal die vraag beantwoorden door u te vertellen wat er ten noorden van hier, in Aken, is gebeurd op een zondag in mei, duizend jaar na Christus.'
Otto in zag hoe de laatste belemmeringen voor zijn keizerlijke lotsbestemming werden verbrijzeld. Hij stond in het voorportaal van de paleiskapel, een sacraal gebouw dat tweehonderd jaar eerder was gebouwd door de man wiens graf hij nu zou binnengaan.
'Het is klaar, sire,' zei Von Lomello.
De graaf was een ergerlijke man die ervoor zorgde dat de koninklijke palts goed werd onderhouden wanneer de keizer afwezig was. En Otto was het grootste deel van de tijd afwezig. Hij had nooit veel gegeven om de Duitse wouden, de warme bronnen van Aken, de ijskoude winters en het volslagen gebrek aan beschaving daar. Hij hield meer van de warmte en de cultuur van Rome.
Werklieden droegen de laatste brokken van vloerplaten weg.
Ze hadden niet precies geweten waar ze moesten graven. De crypte was lang geleden afgesloten en de exacte plaats was niet aangegeven. Men had het graf willen verbergen voor de in aantocht zijnde Vikingen, en dat was gelukt. Toen de Noormannen de kapel in 881 plunderden, vonden ze niets. Maar Von Lomello was voorafgaand aan de komst van Otto al op verkenning gegaan en had een veelbelovende locatie gevonden.
Gelukkig had de graaf gelijk gehad.
Otto had geen tijd voor vergissingen.
Per slot van rekening was het een apocalyptisch jaar, het eerste van een nieuw millennium. Velen geloofden dat Christus op aarde zou komen om te oordelen.
De werklieden gingen aan de slag. Twee bisschoppen keken zwijgend toe. De tombe die ze straks zouden binnengaan, was niet meer open geweest sinds 19 januari 814, de dag waarop de hoogst doorluchtige hoogheid, de door God gekroonde, grote, vreedzame keizer, heerser over het Romeinse Rijk, koning der Franken en Lombarden bij de gratie Gods, was gestorven. Hij was toen wijzer dan alle stervelingen geweest, een man die tot wonderen inspireerde, de beschermer van Jeruzalem, een helderziende, een man van staal, een bisschop der bisschoppen. Een dichter zei dat niemand nader tot de apostelen stond dan hij. Bij zijn leven was hij Carolus genoemd. Aan zijn naam werd 'Magnus' toegevoegd, eerst vanwege zijn grote gestalte, later ook omdat hij een groot man was. De Franse benaming werd echter het meest gebruikt. Het was een samenvoeging van Carolus en Magnus en deze naam werd momenteel uitgesproken met gebogen hoofd en gedempte stem, alsof men tot God sprak.
Charlemagne. Karel de Grote.
De werklieden trokken zich terug van het zwarte gat in de vloer en Von Lomello inspecteerde hun werk. Er verspreidde zich een vreemde geur door het voorportaal - zoet, muf, weeïg. Otto rook rottend vlees, bedorven melk, menselijke uitwerpselen. Het was een heel bijzondere geur. Iets van lang geleden. Het was lucht die de wacht had gehouden bij dingen die mensen niet mochten zien.
Er werd een fakkel aangestoken en een van de werklieden stak zijn arm in het gat. Toen de man knikte, werd er een houten ladder aangedragen.
Het was pinksterzondag, en eerder die dag had de kapel zich gevuld met gelovigen. Otto maakte een pelgrimstocht. Hij kwam net van het graf van zijn oude vriend Adalbert, bisschop van Praag, begraven in Gnesen, de stad die hij als keizer tot zetel van een aartsbisschop had gemaakt. Nu was hij naar Aken gekomen om het stoffelijk overschot van Karel de Grote te zien.
'Ik ga als eerste,' zei Otto.
Hij was pas twintig jaar oud, een man met een gezaghebbende lengte, zoon van een Duitse koning en een Griekse moeder. Nadat hij als kind van drie tot keizer van het Heilige Romeinse Rijk was gekroond, was zijn moeder de eerste acht jaar en zijn grootmoeder de daaropvolgende drie jaar als regentes voor hem opgetreden. Sinds zes jaar regeerde hij zelf. Hij streefde naar een Reno-vatio Imperii, een nieuw christelijk Romeins Rijk, met Teutonen, Latijnen en Slaven die net als in de tijd van Karel de Grote onder de gemeenschappelijke heerschappij van keizer en paus zouden staan. Wat hier in dit graf lag, zou hem helpen die droom te verwezenlijken.
Hij stapte op de ladder en Von Lomello gaf hem een fakkel aan. Acht sporten trokken aan zijn ogen voorbij, voordat zijn voeten op harde aarde stuitten. De lucht was koel, als in een grot, en de vreemde geur was bijna bedwelmend, maar hij zei tegen zichzelf dat het alleen maar de geur van de macht was.
De fakkel verspreidde zijn licht in een ruimte met wanden van marmer en specie, ongeveer even groot als het portaal boven. Von Lomello en de twee bisschoppen kwamen nu ook de ladder af.
Toen zag hij hem.
Onder een baldakijn zat Karel de Grote op een marmeren troon.
Het lijk was in purper gehuld en hield een scepter in zijn linkerhand met handschoen aan. De koning zat daar als een levende persoon, zijn schouder tegen de troon geleund, zijn hoofd omhooggehouden door een gouden ketting die aan een diadeem was bevestigd. Het gezicht was bedekt met een doorschijnende doek. De rotting was onmiskenbaar, maar niets van het lichaam was weggevallen, behalve de punt van de neus.
Otto liet zich eerbiedig op zijn knieën zakken. De anderen volgden vlug zijn voorbeeld. Hij was gefascineerd. Zo'n aanblik had hij niet verwacht. Hij had verhalen gehoord, maar er nooit veel aandacht aan geschonken. Keizers hadden behoefte aan legenden.
'Ze zeggen dat er een stukje van het kruis in de diadeem is verwerkt,' fluisterde Von Lomello.
Otto had dat ook gehoord. De troon stond op een marmeren plaat met reliëfwerk op de drie zichtbare zijkanten. Mannen. Paarden. Een strijdwagen. Een tweekoppige Hellehond. Vrouwen met manden vol bloemen. Allemaal Romeins. Otto had in Italië voorbeelden van zulke pracht en praal gezien. De aanwezigheid daarvan hier, in een christelijke tombe, vatte hij op als een teken dat het keizerrijk dat hij voor ogen had er inderdaad zou komen.
Tegen een van de zijkanten stonden een schild en een zwaard. Hij wist van het bestaan van dat schild. Paus Leo zelf had het tweehonderd jaar geleden ingezegend op de dag waarop Karel de Grote tot keizer was gekroond. Op het schild prijkte het koninklijke zegel. Otto had dat teken op documenten in de keizerlijke bibliotheek gezien.
Otto stond op.
Die scepter en de kroon vormden een van de redenen waarom hij hierheen was gekomen. Hij had verwacht verder alleen nog wat botten aan te treffen, maar dit veranderde alles.
Er lagen ingebonden vellen op de schoot van de keizer. Voorzichtig liep hij naar de verhoging toe en hij zag een verlucht perkament. Het handschrift en de illustraties waren verbleekt, maar de tekst was nog leesbaar. Hij vroeg: 'Kan een van jullie Latijn lezen?'
Een van de bisschoppen knikte en Otto gaf hem een teken dichterbij te komen. Twee vingers van de gehandschoende linkerhand van het lijk wezen naar een passage op het perkament.
De bisschop hield zijn hoofd schuin en keek ernaar. 'Het is het evangelie van Marcus.'
'Lees het voor.'
'Want wat zou het de mens baten als hij de hele wereld won en zijn ziel schade leed?'
Otto keek naar het lijk. De paus had hem verteld dat de symbolen van Karel de Grote de ideale middelen zouden zijn om de glorie van het Heilige Romeinse Rijk te herstellen. Niets verleende meer mystiek aan macht dan het verleden, en hij keek nu recht naar een glorieus verleden. Einhard had deze man beschreven als erg groot, atletisch, met brede schouders en een borstpartij als een paard, met blauwe ogen, donkerblond haar en een rossig gezicht. Hij zou abnormaal actief zijn geweest, nooit moe, met zo veel geestkracht en gezag dat hij zelfs wanneer hij rustte, zoals nu, grote indruk maakte op bedeesde mensen. Otto begreep nu eindelijk hoe waar die woorden waren.
Het andere doel van zijn bezoek schoot door zijn hoofd.
Hij keek de crypte rond.
Zijn grootmoeder, die enkele maanden geleden was gestorven, had hem een verhaal verteld dat ze zelf van zijn grootvader, Otto i, had gehoord. Het was iets wat alleen keizers wisten: dat Karel de Grote had bevolen dat bepaalde dingen samen met hem begraven zouden worden. Velen wisten van het zwaard, het schild en het fragment van het kruis, maar de passage uit Marcus was een verrassing.
Toen zag hij het; datgene waarvoor hij gekomen was. Het lag op een marmeren tafel.
Hij deed een stap dichterbij, gaf de fakkel aan Von Lomello en keek naar een klein boek dat met stof was bedekt. Op het omslag stond een teken dat hem door zijn grootmoeder was beschreven.
Voorzichtig sloeg hij het boek open. Op de bladzijden zag hij figuren, vreemde tekeningen en een onbegrijpelijk handschrift. 'Wat is het, sire?' vroeg Von Lomello. 'Welke taal is dat?'
Onder normale omstandigheden zou hij zon vraag niet hebben getolereerd. Men stelde geen vragen aan keizers. Maar zijn blijdschap omdat hij iets had gevonden wat zijn grootmoeder hem had beschreven, was onmetelijk groot. De paus dacht dat kronen en scepters macht verleenden, maar als zijn grootmoeder gelijk had, dan waren deze vreemde woorden en tekens nog machtiger. En dus antwoordde hij de graaf zoals zij hem had geantwoord. 'Het is de taal van de hemel.'
Malone luisterde er sceptisch naar.
'Ze zeggen dat Otto de vingernagels afknipte, een tand trok, de punt van de neus liet vervangen door goud en daarna de tombe weer afsloot.' 'U zegt dat alsof u het verhaal niet gelooft,' zei hij tegen haar. 'Ze noemen die tijd niet voor niets de duistere middeleeuwen. Wie weet?'
Op de laatste bladzijde van het boek zag hij de figuur die ze had beschreven toen ze over het schild in de tombe sprak: een merkwaardige combinatie van de letters k, r, l, s en nog meer. Hij vroeg ernaar.
'Dat is de volledige handtekening van Karel de Grote,' vertelde ze. 'De a van "Karl" staat in het midden van het kruis. De woorden links en rechts zijn waarschijnlijk door een klerk toegevoegd: Signum Caroli gloriosissimi regis. Het teken van de meest roemrijke koning Karel.'
'Is dit het boek uit zijn graf?'
'Ja.'
11
Stephanie zag Edwin Davis ongemakkelijk heen en weer schuiven op zijn stoel.
'Vertel eens, Edwin,' zei Daniels door de luidspreker. 'Wat is er aan de hand?'
'Het is ingewikkeld.'
'Ik heb gestudeerd. Ik heb in het leger gezeten. Ik ben gouverneur en senator geweest. Ik denk dat ik het wel aankan.'
'Ik moet dit zelf doen.'
'Als het aan mij lag, Edwin, ging je je gang, maar Diane is woedend. De marine-inlichtingendienst stelt vragen waarop we het antwoord niet weten. Normaal gesproken laat ik de kinderen in de zandbak zoiets zelf uitvechten, maar nu ik naar de achtertuin ben gesleurd, wil ik het weten. Waar gaat dit over?'
Voor zover Stephanie met de nationaleveiligheidsadviseur te maken had gehad, had hij haar altijd kalm en evenwichtig geleken. Maar nu was hij dat absoluut niet. Diane McCoy zou het waarschijnlijk prachtig hebben gevonden om te zien hoe moeilijk de man het had, maar Stephanie kon er niet van genieten.
'Operatie Highjump,' zei Davis. 'Wat weet u daarvan?'
'Oké, nu heb je me,' antwoordde de president. 'Ronde één is voor jou.'
Davis zweeg.
'Ik wacht,' zei Daniels.
1946 was een jaar van overwinning en herstel. De oorlog was voorbij en de wereld zou nooit meer hetzelfde zijn. Vroegere vijanden werden vrienden. Vroegere vrienden werden tegenstanders. Amerika was belast met een nieuwe verantwoordelijkheid: plotseling had het land een leidende rol in de wereld. De agressie van de Sovjet-Unie beheerste de politieke gebeurtenissen en de Koude Oorlog was begonnen. Toch werd de Amerikaanse marine beetje bij beetje ontmanteld. Op de grote marinebases in Norfolk, San Diego, Pearl Harbor, Yokosuka en Quonset Point heerste grote somberheid. Torpedobootjagers, slagschepen en vliegdekschepen kregen rustplaatsen aan afgelegen kades in stille binnenwateren. De Amerikaanse marine werd in korte tijd een schim van wat ze slechts een jaar geleden nog was geweest.
Terwijl dat allemaal gaande was, tekende het hoofd marineoperaties een verbijsterende reeks orders om het Antarctic Developments Project in het leven te roepen. Dat project zou worden uitgevoerd in de Antarctische zomer van december 1946 tot maart 1947. Het had de codenaam Highjump en hield in dat twaalf schepen en enkele duizenden mannen zich naar de rand van Antarctica zouden begeven om oefeningen te houden en materialen uit te testen in ijskoude zones; om de Amerikaanse soevereiniteit over het grootste bruikbare gedeelte van het Antarctische continent te consolideren en uit te breiden; om vast te stellen in hoeverre het mogelijk was bases in het zuidpoolgebied te vestigen en te handhaven en om mogelijke locaties daarvoor te onderzoeken; om technieken te ontwikkelen voor de vestiging en handhaving van vliegbases op ijs, met bijzondere aandacht voor de toepassing van dergelijke technieken in operaties op Groenland, waar, zo werd verondersteld, de fysieke en klimatologische condities op die in Antarctica leken; en om de bestaande kennis van hydrografische, geografische, geologische, meteorologische en elektromagnetische condities uit te breiden.
De schouten-bij-nacht Richard H. Cruzen en Richard Byrd, de befaamde ontdekkingsreiziger die ook wel de admiraal van het zuidpoolgebied werd genoemd, werden benoemd tot bevelhebbers van de missie. De expeditie zou in drie secties worden verdeeld. De centrale groep bevatte drie vrachtschepen, een onderzeeboot, een ijsbreker, het vlaggenschip van de expeditie en een vliegdekschip met Byrd aan boord. Ze zouden Little America iv op het ijsplateau in de Bay of Whales tot stand brengen. Daarnaast waren er de oostelijke en de westelijke groep. De oostelijke groep, met daarin onder andere een olietanker, een torpedo-bootjager en een hulpschip voor watervliegtuigen, zou zich naar nul gra-den op de lengtemeridiaan begeven. De westelijke groep zou dezelfde samenstelling hebben en op weg gaan naar de Balleny eilanden, om vervolgens een westelijke koers om Antarctica heen te volgen en zich bij de oostelijke groep aan te sluiten. Als alles volgens plan verliep, zou Antarctica zijn omcirkeld. In een paar weken zou meer kennis over dat grote, onbekende continent worden verworven dan in alle ontdekkingsreizen van de afgelopen eeuw.
In augustus 1946 voeren zevenenveertighonderd mannen uit. Uiteindelijk bracht de expeditievloot 8600 kilometer kustlijn in kaart, waarvan 2200 kilometer tot dat moment geheel onbekend was geweest. Ze ontdekten tweeëntwintig onbekende bergketens, zesentwintig eilanden, negen baaien, twintig gletsjers en vijf kapen, en maakten zeventigduizend luchtfoto's.
Machines werden onderworpen aan extreme tests.
Vier mannen kwamen om.
'Dat project blies de hele marine nieuw leven in,' zei Davis. 'Het was een groot succes.'
'Nou en?' vroeg Daniels.
'Wist u dat we in 1948 terug zijn gegaan naar Antarctica? Operatie Windmill. Het schijnt dat die zeventigduizend foto's die in het kader van Operatie Highjump waren gemaakt, nutteloos waren, omdat niemand eraan had gedacht herkenningspunten op de grond aan te geven voor de interpretatie van die foto's. In feite waren het niet meer dan vellen leeg, wit papier. En dus gingen ze terug om die herkenningspunten aan te geven.'
'Edwin,' zei Diane McCoy, 'waar wil je heen met dit verhaal? Dit is niet van belang.'
'We geven miljoenen dollars uit om schepen en manschappen naar Antarctica te sturen en daar foto's te laten maken, dus naar een gebied waarvan we weten dat het bedekt is met ijs, en toch geven we geen herkenningspunten aan voor de foto's die we maken? En dan verwachten we niet eens dat daar problemen van komen?'
'Bedoel je dat Windmill een ander doel had?' vroeg Daniels.
'Dat hadden beide operaties. In beide gevallen ging er een klein team van slechts zes mannen mee, speciaal getraind en met een bijzondere opdracht. Deze mannen gingen verscheidene keren landinwaarts. Wat ze daar deden, was de reden waarom het schip van commandant Zachary Alexander in 1971 naar Antarctica werd gestuurd.'
'In zijn personeelsdossier staat niets over die missies,' zei Daniels. 'Er staat alleen in dat hij voor twee jaar het bevel kreeg over de Holden.'
'Alexander voer naar Antarctica om op zoek te gaan naar een verdwenen onderzeeboot.'
Er viel een stilte aan de andere kant van de lijn. 'Was het die onderzeeboot van achtendertig jaar geleden?' vroeg Daniels toen. 'De boot uit het onderzoeksrapport dat Stephanie heeft opgevraagd?'
'Ja, meneer. Eind jaren zestig bouwden we twee uiterst geheime onderzeeboten, de NR-I en de NR-IA. De NR-I is er nog, maar de IA is in 1971 bij Antarctica verloren gegaan. Niemand kreeg daar iets over te horen; het is onder het tapijt geveegd. Alleen de Holden ging op zoek. Meneer, de commandant van de NR-IA was kapitein-luitenant-ter-zee Forrest Malone.'
'Cottons vader?'
'En waarom interesseer jij je daarvoor?' vroeg Diane, zonder enige emotie.
'Een van de bemanningsleden van de onderzeeboot was William Davis, mijn oudere broer. Ik heb me voorgenomen uit te zoeken wat er met hem is gebeurd, als ik daar ooit de gelegenheid voor zou krijgen.' Davis zweeg even. 'Nu verkeer ik eindelijk in die positie.'
'Waarom is de marine-inlichtingendienst zo geïnteresseerd?' vroeg Diane.
'Is dat niet duidelijk? Het verdwijnen van die onderzeeboot werd gecamoufleerd met foutieve informatie. Ze lieten hem gewoon verloren gaan. Alleen de Holden ging op zoek. Stel je voor wat de media met die informatie zouden doen.'
'Oké, Edwin,' zei Daniels. 'Je hebt de lijntjes tussen de stippen getrokken. Ronde twee is ook voor jou. Ga zo door, maar zorg wel datje uit de problemen blijft en datje hier over twee dagen terug bent.'
'Dank u, meneer. Ik stel het op prijs dat ik speelruimte krijg.'
'Eén advies,' zei de president. 'De eerste vogel vangt de worm, maar de tweede muis krijgt de kaas.'
De telefoon klikte.
'Reken maar dat Diane woedend is,' zei Stephanie. 'Ze wordt hier helemaal buiten gehouden.' 'Ik hou niet van ambitieuze bureaucraten,’ mompelde Davis.
'Sommigen zouden zeggen dat jij er ook een bent.'
'En dan zouden ze het mis hebben.'
'Blijkbaar ben je de enige die dat vindt. Ik denk dat admiraal Ramsey van de marine-inlichtingendienst vooral de schade wil beperken. Hij wil de marine beschermen. Over een ambitieuze bureaucraat gesproken; hij is het prototype daarvan.'
Davis stond op. 'Je hebt gelijk wat Diane betreft. Die houdt zich heus niet lang afzijdig, en de marine-inlichtingendienst ook niet.' Hij wees naar de uitdraaien van wat ze hadden gedownload. 'Daarom moeten we naar Jacksonville in Florida.'
Ze had het dossier gelezen en wist dus dat Zachary Alexander daar woonde. Toch wilde ze weten: 'Waarom wé?'
'Omdat James Bond geen tijd had.'
Ze grijnsde. 'Jij bent ook in je eentje bezig.'
'Stephanie, ik heb je hulp nodig. Weetje nog, dienst en wederdienst? Hierna sta ik bij je in het krijt.'
Ze stond op. 'Dat vind ik goed genoeg.'
Toch was dat niet de reden waarom ze zo gemakkelijk akkoord ging, en Davis begreep dat vast en zeker. Ze had het rapport van de onderzoekscommissie op zijn aandrang gelezen.
Er stond helemaal geen William Davis vermeld als bemanningslid van de NR-IA.
12
Malone keek gefascineerd naar het boek dat op de tafel lag.
'Heeft dit in de graftombe van Karel de Grote gelegen? Is dit boek twaalfhonderd jaar oud? In dat geval is het heel goed geconserveerd.'
'Het is een ingewikkeld verhaal, meneer Malone. Een verhaal dat zich over twaalfhonderd jaar uitstrekt.'
De vrouw had de neiging vragen te ontwijken. 'Stelt u me maar eens op de proef,' zei hij.
Ze wees. 'Herkent u dat schrift?'
Hij keek aandachtig naar een bladzijde die gevuld was met merkwaardige schrifttekens en met naakte vrouwen die in badkuipen aan het stoeien waren. De tekeningen waren verbonden door ingewikkelde slangen of buizen, die eerder anatomisch dan hydraulisch leken.
Hij bekeek meer bladzijden en zag een figuur met astronomische voorwerpen, alsof hij er door een telescoop naar keek. Levende cellen, zoals ze door een microscoop te zien waren. Planten met uitgebreide wortelstelsels. Een vreemde kalender met tekens van de dierenriem, bevolkt door minuscule naakte mensen in wat zo te zien vuilnisbakken waren. Zo veel illustraties. De onbegrijpelijke schrifttekens leken bijna iets wat er op het laatste moment aan toegevoegd was.
'Het is zoals Otto III vastlegde,' zei ze. 'De taal van de hemel.'
'Ik wist niet dat de hemel een taal nodig had.'
Ze glimlachte. 'In de tijd van Karel de Grote dacht men heel anders over de hemel.'
Hij volgde de figuur op het omslag met zijn vinger.
'Wat is dit?' vroeg hij.
'Ik heb geen idee.'
Hij besefte meteen wat er niét in het boek stond. Geen bloed, monsters of mythische dieren. Geen verwoestend conflict. Geen tekens van religie of symbolen van wereldlijke macht. Eigenlijk stond er niets in wat op een herkenbare manier van leven wees; geen bekende werktuigen, meubels of vervoermiddelen. Het leek of de bladzijden uit een andere, tijdloze wereld afkomstig waren.
'Ik wil u nog iets anders laten zien,’ zei ze.
Hij aarzelde.
'Kom nou. U bent dit soort dingen wel gewend.'
'Ik verkoop boeken.'
Ze wees naar de deuropening aan de andere kant van de schaars verlichte kamer. 'Pak het boek dan op en volg mij.'
Zo gemakkelijk liet hij zich echter niet leiden. 'Als u nu eens het boek draagt? Dan draag ik het pistool.' Hij nam het wapen weer in zijn hand.
Ze knikte. 'Als u zich daardoor beter voelt.'
Ze pakte het boek van de tafel en hij liep achter haar aan haar door de deuropening. Daarachter leidde een stenen trap omlaag naar nog meer duisternis. Beneden zag hij weer een deuropening, met daarachter vaag, indirect licht.
Ze daalden de trap af. Beneden lag een gang die wel vijftien meter doorliep. Aan weerskanten zag hij deuren, gemaakt van planken. Aan het eind van de gang was ook zo'n deur.
'Een crypte?' vroeg hij.
Ze schudde haar hoofd. 'De monniken begraven hun doden in de kloostertuin. Deze ruimte maakt deel uit van de oude abdij uit de middeleeuwen en wordt tegenwoordig als opslagruimte gebruikt. Mijn grootvader heeft hier in de oorlog vaak gezeten.'
'Hield hij zich schuil?'
'Bij wijze van spreken.' Ze liep door de gang, die alleen verlicht werd door wat peertjes. Achter de gesloten deur aan het eind lag een ruimte die als museumzaal was ingericht, met veel merkwaardige stenen artefacten en houtsnijwerk. Het waren zon veertig of vijftig stukken. Elk voorwerp werd tentoongesteld in zijn eigen heldere bundel natriumlicht. Achterin stonden tafels, die ook van bovenaf werden verlicht. Tegen de muren stonden twee houten kasten die in Beierse stijl waren beschilderd.
Ze wees naar het houtsnijwerk: een verzameling krullen, halvemanen, kruisen, klavers, sterren, harten, ruiten en kronen. 'Die komen van de geveltoppen van Nederlandse boerderijen. Sommige mensen noemen het volkskunst. Mijn opa zag er veel meer in. Hij dacht dat hun betekenis in de loop der tijd verloren was gegaan, daarom verzamelde hij ze.'
'Toen de Wehrmacht klaar was?'
Ze keek geërgerd naar hem op. 'Mijn grootvader was een wetenschapper, geen nazi.'
'Hoe vaak zou die tekst al gebruikt zijn?'
Ze ging er niet op in. 'Wat weet u van Ariërs?'
'Ik weet in elk geval dat het begrip niet voor het eerst door de nazi's is gebruikt.'
'Weer een staaltje van uw fotografisch geheugen?'
'U weet veel van mij.'
'Zoals u ook veel van mij te weten zult komen, als u tenminste denkt dat het de moeite waard is.'
Dat zeker.
'Het concept van de Ariërs,' ging ze verder, 'een lang, slank, gespierd ras met goudblond haar en blauwe ogen, is opgekomen in de achttiende eeuw. In die tijd werd opgemerkt dat er overeenkomsten tussen verschillende oude talen bestonden. Het zal u interesseren dat degene die dat ontdekte een Britse jurist was, lid van het hooggerechtshof van India. Hij bestudeerde het Sanskriet en zag dat die taal op het Grieks en Latijn leek. Hij nam een woord uit het Sanskriet, Arya, dat "edel" betekende, en gebruikte dat om die Indische dialecten te beschrijven. Andere geleerden, die daarna overeenkomsten tussen het Sanskriet en andere talen zagen, gebruikten de term "Arisch" voor die taalgroep.'
'Bent u taalkundige?'
'Niet bepaald, maar mijn grootvader wist die dingen.' Ze wees naar een van de stenen platen; rotskunst. Een menselijke figuur op ski's. 'Dat komt uit Noorwegen. Waarschijnlijk is het vierduizend jaar oud. De andere voorwerpen die u hier ziet komen uit Zweden. Ingehakte cirkels, schijven, wielen; mijn opa zag daarin de taal van de Ariërs.'
'Dat is onzin.'
'Inderdaad. Maar het wordt nog erger.'
Ze vertelde hem over een intelligent volk van krijgers dat ooit in alle rust in een Himalayadal woonde. Een gebeurtenis, niemand weet meer welke, bracht hen ertoe hun vredige leven op te geven en zich op oorlogvoering toe te leggen. Sommigen gingen naar het zuiden en veroverden India. Anderen gingen naar het westen en kwamen in de koude, regenachtige wouden van het noorden van Europa terecht. Onderweg raakte hun taal vermengd met die van de inheemse bevolking. Dat verklaart de latere overeenkomsten. Deze indringers uit de Himalaya hadden geen naam. Een Duitse literatuurcriticus gaf hun er uiteindelijk een in 1808: Ariërs. Later bracht een andere Duitse schrijver, zonder enige kwalificatie als historicus of taalkundige, de Ariërs in verband met de Noord-Europeanen. Hij kwam tot de conclusie dat ze een en hetzelfde volk waren. Hij schreef boeken die in de jaren twintig bestsellers waren in Duitsland.
'Volslagen onzin,' zei ze. 'Absoluut niet op feiten gebaseerd. De Ariërs zijn in wezen dus een mythisch volk, met een fictieve voorgeschiedenis en een geleende naam. Maar in de jaren dertig maakten de nationalisten gretig gebruik van dat romantische idee. De woorden "Arisch", "NoordEuropees" en "Duits" werden onderling uitwisselbaar. Dat zijn ze nog steeds. Het idee van die veroverende, blonde Ariërs raakte een gevoelige snaar bij veel Duitsers; het streelde hun ijdelheid. Dus wat begon als een onschuldig taalkundig onderzoek, werd een dodelijk raciaal werktuig dat miljoenen levens heeft gekost en de Duitsers motiveerde dingen te doen die ze anders nooit gedaan zouden hebben.'
'Oude geschiedenis,’ zei hij.
'Ik zal u iets laten zien wat dat niet is.' Ze leidde hem langs de tentoongestelde voorwerpen naar een voetstuk met vier gebroken stukken steen. Daarin waren tekens uitgehakt.
Hij bukte zich en bekeek de letters. 'Ze lijken op de tekens in het manuscript,' zei hij. 'Het zijn dezelfde schrifttekens.'
'Precies hetzelfde,’ zei ze.
Hij stond op. 'Zijn dit ook Scandinavische runenstenen?'
'Nee, deze stenen komen van Antarctica.'
Het boek. De stenen. De onbekende schrifttekens. Zijn vader. Haar vader, NR-IA. Antarctica. 'Wat wilt u?'
'Mijn grootvader vond die stenen daar en nam ze mee terug. Mijn vader heeft zijn hele leven geprobeerd ze te ontcijferen, en ook' - ze hield het boek omhoog - 'deze woorden. Allebei waren ze hopeloze dromers. Maar als ik wil begrijpen waarvoor ze zijn gestorven - en als u wilt weten waarom uw vader is gestorven -, moeten we iets oplossen wat mijn opa de Karl der Grosse Verfolgung noemde.
Hij vertaalde de woorden in stilte. De jacht op Karel de Grote. 'Hoe weet u dat dit met die onderzeeboot te maken heeft?'
'Het was geen toeval dat mijn vader daar was. Hij maakte er deel van uit. Sterker nog: hij was de reden waarom het gebeurde. Ik probeer het geheime rapport over de Blazek al tientallen jaren in mijn bezit te krijgen, en het is me nooit gelukt. Maar nu hebt u het.'
'En u hebt me nog steeds niet verteld hoe u dat weet.'
'Ik heb bronnen binnen de marine. Ze hebben me verteld dat uw vroegere baas, Stephanie Nelle, het rapport heeft opgevraagd en naar u heeft toegestuurd.'
'Dat verklaart nog steeds niet hoe u wist dat ik vandaag op die berg zou zijn.'
'Mag dat nog even een raadsel blijven?'
'Hebt u die twee gestuurd om het rapport te stelen?'
Ze knikte.
Haar mentaliteit stond hem niet aan, maar evengoed was hij gefascineerd. Hij stond hier onder een Beierse abdij, omringd door eeuwenoude stenen met vreemde tekens. Hij keek naar een boek waarvan ze zei dat het van Karel de Grote was geweest en dat onleesbaar was. Als het waar was wat Dorothea Lindauer zei, zou dit alles heel goed in verband kunnen staan met de dood van zijn vader.
Het was echter waanzin om met deze vrouw samen te werken.
Hij had haar niet nodig. Als u er geen bezwaar tegen hebt, vertrek ik.' Hij maakte aanstalten om weg te gaan.
'Ik ben het met u eens,' zei ze, terwijl hij al naar de deur liep. 'U en ik zouden nooit kunnen samenwerken.'
Hij bleef staan, draaide zich om en maakte haar duidelijk: 'Flik me nooit meer zoiets.'
'Guten Abend, Herr Malone.'
13
20.30 uur
Wilkerson stond onder de besneeuwde takken van een beuk en keek naar de boekwinkel. Die bevond zich in het midden van een galerij met schilderachtige winkels, net buiten de voetgangerszone, niet ver van een levendige kerstmarkt waar de mensenmassa en het warme schijnsel van lampen enige warmte aan de stormachtige winteravond schonken. De geuren van kaneel, peperkoek en gesuikerde amandelen zweefden in de droge lucht, samen met die van sissende schnitzel en bratwurst. Een koperensemble liet melodieën van Bach horen.
De etalage van de boekwinkel was zwak verlicht, een teken dat de eigenaar plichtsgetrouw wachtte. Wilkersons leven zou spoedig veranderen. Zijn superieur, admiraal Langford Ramsey, had hem beloofd dat hij met een gouden ster uit Europa terug zou komen, maar hij twijfelde aan Ramsey.
Dat had je met zwarten. Ze waren niet te vertrouwen. Hij herinnerde zich nog dat hij negen jaar oud was en in een stadje in het zuiden van Tennessee woonde, waar veel mannen, net als zijn vader, in tapijtfabrie-ken werkten. Zwarten en blanken hadden daar ooit apart geleefd, maar veranderingen in de wet en in de houding van mensen hadden de rassen naar elkaar toe gedreven. Op een zomeravond zat hij op een kleedje te spelen. De keuken zat vol met buren en hij was naar de deuropening gekropen en had daar geluisterd hoe die bekenden over hun toekomst praatten. Omdat hij niet begreep waarom ze zich zo opwonden, had hij dat de volgende middag aan zijn vader gevraagd, toen ze met zijn twee-en in de tuin waren.
'Ze maken de buurt kapot, jongen. Nikkers hebben hier niets te zoeken.'
Hij verzamelde de moed om te vragen: 'Hebben wij ze niet zelf uit Afrika gehaald?'
'Nou en? Staan we daardoor bij ze in het krijt? Ze doen het zichzelf aan, jongen. In de fabriek kan niet een van hen een baan houden. Ze leven van wat blanken hun geven. Mensen als ik, en de andere mensen hier in de straat, werken hun hele leven hard, en dat komen zij zomaar kapotmaken.'
Hij herinnerde zich wat hij de vorige avond had gehoord. 'Gaan de buren en jij het huis verderop kopen en slopen? Zodat zij hier dan niet kunnen komen wonen?'
'Dat lijkt ons verstandig.'
'Gaan jullie elk huis in de straat kopen en slopen?'
'Als dat nodig is.'
Zijn vader had gelijk gehad. Jekunt ze niet vertrouwen. Helemaal niet als ze tot admiraal zijn opgeklommen en hoofd van de marine-inlichtingendienst zijn.
Wilkerson had echter geen keus. Zijn weg naar de rang van admiraal liep via Langford Ramsey.
Hij keek op zijn horloge. Een Toyota-coupé reed langzaam door de straat en parkeerde twee winkels bij de boekhandel vandaan. Een raampje ging open en de bestuurder gaf hem een teken.
Hij trok leren handschoenen aan en liep naar de deur van de boekwinkel. Hij klopte aan en de eigenaar haalde de deur van het slot. Toen hij de winkel binnenging, tinkelde er een belletje.
'Guten Abend, Martin,' zei hij tegen een kleine, dikke man met een borstelige, zwarte snor.
'Ik ben ook blij jou te zien,' zei de man in het Duits.
De eigenaar van de winkel droeg hetzelfde vlinderstrikje en dezelfde bretels als toen ze elkaar weken geleden voor het eerst hadden ontmoet. Zijn winkel was een allegaartje van oud en nieuw, met de nadruk op het occulte, en hij had de reputatie discreet opdrachten te kunnen uitvoeren.
'Ik hoop datje een goede werkdag hebt gehad?' vroeg Wilkerson.
'Nou, het liep vandaag geen storm. Weinig klanten, maar met die sneeuw en de kerstmarkt van vanavond zijn mensen ook niet zo met boeken bezig.' Martin sloot de deur en deed hem op slot.
'Misschien kan ik je dag nog goedmaken. Het is tijd om onze zaken af te ronden.'
In de afgelopen drie maanden had de Duitser als doorgeefluik gefungeerd. Hij had allerlei zeldzame boeken en papieren uit verschillende bronnen verworven, allemaal over hetzelfde onderwerp. Hopelijk had niemand dat opgemerkt.
Wilkerson volgde de man door een rafelig gordijn naar de achterkamer. Toen hij hier voor het eerst was, had hij gehoord dat het pand ooit, in het begin van de twintigste eeuw, een bank was geweest. Er was nog een grote kluis achtergebleven, en terwijl Wilkerson toekeek, draaide de Duitser aan de schijf om het slot open te maken. Vervolgens trok hij een zware ijzeren deur open.
Martin liep naar binnen en trok aan de ketting om de kale gloeilamp aan te doen. 'Ik heb hier het grootste deel van de dag aan gewerkt.'
Er stonden stapels dozen in het midden. Wilkerson bekeek de inhoud van de bovenste. Exemplaren vanGermanien, een archeologisch en antropologisch maandblad dat in de jaren dertig door de nazi's was gepubliceerd. In een andere doos zaten in leer gebonden boekdelen van Deutsches Ahnenerbe: Evolution, Essenz, Effekt.
'Deze boeken zijn door Heinrich Himmler aan Adolf Hitier gepresenteerd op Hitiers vijftigste verjaardag,' zei Martin. 'Nogal moeilijk te vinden, maar eigenlijk helemaal niet duur.'
In de andere dozen zaten dagboeken, brieven, verdragen en papieren van voor, tijdens en na de oorlog.
'Ik had het geluk dat ik verkopers trof die geld nodig hadden. Die dingen zijn steeds moeilijker te vinden. Dat brengt ons op mijn betaling.'
Wilkerson haalde een envelop uit zijn binnenzak en gaf die aan de man. 'Tienduizend euro, zoals we hebben afgesproken.'
Zichtbaar vergenoegd bekeek de Duitser de bankbiljetten.
Ze verlieten de kluis en liepen terug naar de winkel.
Martin was als eerste bij het gordijn. Plotseling draaide hij zich om en richtte een pistool op Wilkerson. 'Ik ben geen amateur, maar degene voor wie jij werkt moet me daar wel voor aanzien.'
Wilkerson deed zijn best om onbewogen terug te kijken.
'Die mannen buiten. Wat doen die hier?'
'Ze helpen me.'
'Ik heb gedaan watje me vroeg, gekocht watje wilde hebben en geen spoor achtergelaten dat naar jou leidt.'
'Dan hoef je je nergens zorgen over te maken. Ik kom hier alleen voor de dozen.'
Martin maakte een gebaar met de envelop. 'Gaat het om het geld?'
Wilkerson haalde zijn schouders op. 'Echt niet.'
'Zeg tegen degene die deze aankoop financiert dat hij me met rust moet laten.'
'Hoe weetje dat het geld niet van mijzelf komt?'
Martin keek hem aandachtig aan. 'Iemand maakt gebruik van jou. Of erger nog, je verkoopt jezelf. Je mag blij zijn dat ik je niet overhoop schiet.'
'Waarom doe je dat niet?'
'Ik hoef daar geen kogel aan te verspillen. Jij vormt geen bedreiging, maar zeg wel tegen je weldoener dat hij mij met rust moet laten. En pak nu je dozen op en ga weg.'
'Ik heb daar hulp bij nodig.'
Martin schudde zijn hoofd. 'Die twee mannen blijven in de auto zitten. Je draagt ze zelf naar buiten. Maar bedenk wel: één verkeerde beweging en ik schiet je dood.'
14
Dorothea Lindauer keek naar de glanzende, blauwgrijze stenen die door haar grootvader uit Antarctica zouden zijn meegebracht. In de loop der jaren was ze bijna nooit in de abdij geweest. Die obsessies hadden weinig betekenis voor haar gehad. En nu ze over het ruwe oppervlak streek, en haar vingers de vreemde letters volgden die haar grootvader en vader zo graag hadden willen ontcijferen, was ze er zeker van.
Ze waren idioten, allebei. Vooral haar grootvader.
Hermann Oberhauser kwam uit een aristocratische familie van reactionaire politici - hartstochtelijk in hun overtuigingen, onbekwaam om er veel mee te doen. Hij had zich laten meeslepen door de anti-Poolse beweging die in het begin van de jaren dertig opgang maakte in Duitsland. Hij bracht geld bijeen om de gehate republiek van Weimar te bestrijden. Toen Hitier aan de macht kwam, kocht Hermann een publiciteitsbureau. Hij hielp de nationaalsocialisten voor een koopje aan publiciteit en steunde de bruinhemden om zich van terroristen tot leiders te ontwikkelen. Vervolgens zette hij een krantenconcern op en kwam aan het hoofd te staan van de Nationale Volkspartij, die zich uiteindelijk aan de kant van de nazi's schaarde. Hij kreeg ook drie zoons. Twee maakten het einde van de oorlog niet mee; de een kwam om in Rusland, de ander in Frankrijk. Haar vader overleefde de oorlog alleen omdat hij nog te jong was om te vechten. Na de vrede werd haar grootvader een van de talloze teleurgestelden die Hitier hadden gemaakt tot wat hij was en die nu de grote schande moesten ondergaan. Hij raakte zijn kranten kwijt, maar behield gelukkig zijn fabrieken, waaronder papierfabrieken, en zijn olieraffinaderij, omdat de geallieerden die nodig hadden. Zijn zonden werden misschien niet vergeten, maar gemakshalve wel vergeven.
Haar grootvader was buitensporig trots op zijn Teutoonse afkomst. Hij werd gefascineerd door het Duitse nationalisme en vond dat de westerse beschaving op het punt van instorten stond en alleen nog een kans maakte als waarheden die lang geleden verloren waren gegaan, opnieuw ontdekt zouden worden. Zoals ze aan Malone had verteld, had hij eind jaren dertig vreemde symbolen in de gevelspitsen van Nederlandse boerderijen gezien. Hij was tot de overtuiging gekomen dat die symbolen, samen met de rotskunst uit Zweden en Noorwegen en de stenen uit Antarctica, een soort Arische hiërogliefen waren. De moeder van alle schriften. De taal van de hemel.
Volslagen onzin natuurlijk, maar de nazi's hielden van dit soort romantische ideeën. In 1931 telde de ss tienduizend man, en Himmler zou daar uiteindelijk een raciale elite van jonge Arische mannen van maken. Het ss Rasse und Siedlungshauptamt ging zorgvuldig na of een kandidaat in genetisch opzicht geschikt was voor het lidmaatschap. In 1935 ging Himmler nog een stap verder en riep een organisatie in het leven die een schitterend Arisch verleden moest reconstrueren.
De missie van deze organisatie was tweeledig. Ze moest gegevens over de voorouders van Duitsland tot in het stenen tijdperk ontdekken en die bevindingen aan het Duitse volk presenteren.
Een lange benaming verleende geloofwaardigheid aan deze organisatie: Deutsches Ahnenerbe - Studiengesellschaft für Geistesurgeschichte. Duits voorouderlijk erfgoed - het genootschap voor de bestudering van de geschiedenis van ideeën uit de oertijd. Kortweg Ahnenerbe. De erfenis van de voorouders; honderdzevenendertig geleerden en wetenschappers, en daarnaast tweeëntachtig filmmakers, fotografen, kunstenaars, beeldhouwers, bibliothecarissen, technici, boekhouders en administratief medewerkers.
Met Hermann Oberhauser aan het hoofd.
Terwijl haar grootvader zich druk maakte om verzinsels, stierven er miljoenen Duitsers. Uiteindelijk ontsloeg Hitier hem en werden hij en de hele familie Oberhauser publiekelijk vernederd. Toen had hij zich hier in de abdij teruggetrokken, veilig achter muren die door religie beschermd werden. Hier had hij aan zijn rehabilitatie gewerkt, maar het was hem nooit gelukt.
Ze herinnerde zich de dag van zijn dood.
'Opa.' Ze knielde bij zijn bed en pakte zijn zwakke hand vast.
De ogen van de oude man gingen open, maar hij zei niets. Hij wist al heel lang niet meer wie ze was.
'Het is nooit tijd om het op te geven' zei ze.
'Laat me aan wal gaan.' De woorden zweefden zo'n beetje mee met zijn adem.
Ze moest zich inspannen om hem te horen. 'Opa, wat zegje?'
Zijn ogen werden glazig en kregen een verontrustende, olieachtige glans. Hij schudde langzaam zijn hoofd.
'Wil je sterven?' vroeg ze.
'Ik moet aan wal gaan. Zeg dat tegen de commandant.'
'Wat bedoel je?'
Hij schudde zijn hoofd weer. 'Hun wereld. Hij is weg. Ik moet aan wal gaan.'
Ze wilde iets zeggen, hem geruststellen, maar zijn greep verslapte en er ging een rilling door zijn borst.
Toen deed hij langzaam zijn mond open en zei: 'Heil... Hitier.'
Ze huiverde telkens wanneer ze aan die laatste woorden dacht. Waarom had hij zich geroepen gevoeld met zijn laatste ademtocht zijn trouw aan het kwaad te betuigen?
Helaas zou ze het nooit weten.
De deur van de ondergrondse kamer ging open en er kwam een vrouw binnen. Dorothea zag haar zelfverzekerd langs de tentoongestelde stukken lopen.
Hoe was het zover gekomen? Haar grootvader was als nazi gestorven; haar vader was als dromer omgekomen. Nu stond ze op het punt dat alles te herhalen.
'Malone is weg,’ zei de vrouw. 'Hij is weggereden. Ik moet mijn geld hebben.'
'Wat is er vandaag in de kabelbaan gebeurd? Het was niet de bedoeling datje collega om het leven kwam.'
'Het liep uit de hand.'
'Je hebt veel aandacht gevestigd op iets wat onopgemerkt had moeten blijven.'
'Het is wel gelukt. Malone kwam hierheen, en je kon dat gesprek met hem hebben, zoals je wilde.' 'Je had alles in gevaar kunnen brengen.'
'Ik deed watje me vroeg en ik wil betaald worden. En ik wil ook Eriks deel. Dat heeft hij beslist verdiend.'
'Doet zijn dood je niets?'
'Hij ging te ver en dat heeft hem zijn leven gekost.'
Dorothea was tien jaar geleden met roken gestopt, maar kortgeleden was ze weer begonnen. Nicotine had een kalmerende uitwerking op haar altijd gespannen zenuwen. Ze liep naar een van de beschilderde kasten toe, vond een pakje en bood haar gast een sigaret aan.
'Danke,' zei de vrouw, terwijl ze de sigaret accepteerde.
Dorothea wist van hun eerste ontmoeting dat de vrouw rookte. Ze pakte voor zichzelf ook een sigaret, vond lucifers en stak beide aan.
De vrouw nam twee flinke trekken. 'Mijn geld, alsjeblieft.'
'Natuurlijk.'
Dorothea zag eerst de ogen veranderen. Een peinzende blik maakte plaats voor opkomende angst en pijn en toen voor wanhoop. De spieren in het gezicht van de vrouw verstrakten, een teken van hevige pijn. Vingers en lippen lieten de sigaret los en haar handen grepen naar haar keel. Ze stak haar tong uit en kokhalsde. Ze kon geen lucht meer krijgen. Er kwam schuim om haar mond. Het lukte haar nog één keer adem te halen, toen hoestte ze en probeerde ze te spreken, en meteen daarop viel haar hoofd opzij en zakte haar hele lichaam in elkaar.
In haar laatste ademtocht zat een zweem van bittere amandelen.
Cyaankali. Vernuftig in de tabak gestopt.
Het was interessant dat de dode vrouw voor mensen had gewerkt van wie ze niets wist. Ze had nooit ook maar één vraag gesteld. Dorothea had die fout niet gemaakt. Ze had grondig onderzoek gedaan naar haar bondgenoten. De dode vrouw was eenvoudig geweest; ze werd gemotiveerd door geld. Dorothea kon echter niet riskeren dat ze ging praten.
Cotton Malone? Dat zou wel eens een ander verhaal kunnen zijn.
Ze had namelijk sterk het gevoel dat ze nog niet klaar met hem was.
15
Ramsey keerde terug naar het hoofdkwartier van de marine-inlichtingendienst. Hij werd in zijn kamer begroet door zijn stafchef, een ambitieuze kapitein-ter-zee die Hovey heette.
'Hoe ging het in Duitsland?' vroeg Ramsey meteen.
'Het NR-IA-dossier is op de Zugspitze aan Malone gegeven, zoals gepland was, maar toen hij met de kabelbaan naar beneden ging, gebeurde er opeens van alles.'
Ramsey luisterde naar Hoveys verhaal en vroeg toen: 'Waar is Malone?'
'Volgens het gps op zijn huurauto gaat hij van hot naar her. Hij was een tijdje in zijn hotel, maar toen vertrok hij naar een klooster dat Ettal heet. Dat is vijftien kilometer ten noorden van Garmisch. Volgens de nieuwste gegevens is hij op de terugweg naar Garmisch.'
Ze waren zo verstandig geweest een apparaatje op Malones auto aan te brengen dat hen in staat stelde hem via de satelliet te volgen.
Ramsey ging achter zijn bureau zitten. 'En hoe gaat het met Wilkerson?'
'Die rotzak is vast heel tevreden over zichzelf,' zei Hovey. 'Hij heeft Malone losjes geschaduwd. Hij wachtte een tijdje in Garmisch, reed toen naar Füssen en praatte daar met een boekhandelaar. Hij had twee helpers in een auto buiten zitten. Ze droegen samen dozen weg.'
'Hij werkt op je zenuwen, hè?'
'Hij is ons meer tot last dan dat we iets aan hem hebben. We moeten ons van hem ontdoen.'
Hij had al eerder een zekere afkeer bespeurd. 'Waar hebben jullie elkaars pad al eens gekruist?'
'Op het navo-hoofdkwartier. Hij kostte me bijna mijn benoeming tot kapitein-ter-zee. Gelukkig had mijn superieur ook de pest aan die gluiperd.'
Hij kon geen kinderachtige jaloezie gebruiken. 'Weten we wat Wilkerson nu doet?'
'Die zal zich wel afvragen wie hem beter kan helpen. Wij of zij.'
Toen Ramsey had gehoord dat Stephanie Nelle het rapport van de onderzoekscommissie over de NR-IA had opgevraagd, en ook voor wie het bestemd was, had hij meteen freelancers naar de Zugspitze gestuurd, zonder Wilkerson over hen te vertellen. Wilkerson, hoofd van zijn kantoor in Berlijn, dacht dat hij daar de enige actieve agent was en had instructie gekregen Malone min of meer in het oog te houden en over hem te rapporteren. 'Heeft Wilkerson iets van zich laten horen?'
Hovey schudde zijn hoofd. 'Geen woord.'
De intercom zoemde en Ramsey hoorde van zijn secretaresse dat het Witte Huis aan de lijn was. Hij stuurde Hovey weg en nam op.
'We hebben een probleem,' zei Diane McCoy.
'Hoezo hebben wij een probleem?'
'Edwin Davis is op onderzoek uit gegaan.'
'Kan de president hem niet intomen?'
'Niet als hij dat niet wil.'
'Heb je het gevoel dat hij het niet wil?'
'Het lukte me Daniels met hem te laten praten, maar hij luisterde alleen maar naar wat geraaskal over Antarctica, wenste hem toen een goede dag en hing op.'
Hij vroeg om bijzonderheden en ze vertelde wat er gebeurd was. Toen vroeg hij: 'Betekende het niets voor de president dat wij naar het dossier van Zachary Alexander hebben geïnformeerd?'
'Blijkbaar niet.'
'Misschien moeten we de druk opvoeren.' Dat was precies de reden waarom hij Charlie Smith had gestuurd.
'Davis heeft contact gezocht met Stephanie Nelle.'
'Zij is een lichtgewicht.'
De Magellan Billet mocht zich graag verbeelden een rol in de wereld van internationale spionage te spelen. Het idee! Twaalf juristen?
Kom nou. Ze waren geen van allen een knip voor de neus waard. Cotton Malone? Ja, die was anders geweest, maar hij had ontslag genomen en maakte zich alleen nog druk om zijn vader. Op dit moment was hij waarschijnlijk woedend, en niets kon iemands beoordelingsvermogen beter aantasten dan woede.
'Nelle is niet van belang,' voegde hij toe.
'Davis ging regelrecht naar Atlanta. Hij is niet impulsief.'
Dat kon wel zijn, maar toch... 'Hij kent het spel en de regels niet. Hij weet ook niet waar het om gaat.'
'Je beseft toch zeker wel dat hij waarschijnlijk meteen naar Zachary Alexander gaat?'
'Verder nog iets?'
'Verpruts dit niet.'
Ze mocht dan nationaleveiligheidsadviseur zijn, hij was geen ondergeschikte die zich liet commanderen. 'Ik zal mijn best doen.'
'Mijn hachje staat ook op het spel. Vergeet dat niet. Goedendag, admiraal.' En ze hing op.
Dit werd link. Hoeveel ballen kon hij tegelijk in de lucht houden? Hij keek op zijn horloge.
Minstens een van die ballen zou binnenkort vallen.
Hij keek naar de New York Times van de vorige dag, die op zijn bureau lag. In het binnenlandkatern stond een verhaal over admiraal David Sylvi-an, die vier sterren had en vicevoorzitter van de Verenigde Chefs van Staven was. Negenenvijftig jaar oud. In het ziekenhuis opgenomen nadat hij een week geleden een motorongeluk had gehad door ijzel op een weg in Virginia. Men nam aan dat hij zou herstellen, maar zijn toestand was ernstig. Het Witte Huis wenste de admiraal beterschap. Sylvian was voorstander van snoeien en had de begrotings- en inkoopprocedures van het Pentagon volledig herschreven. Een onderzeebootman. Geliefd. Gerespecteerd.
Een obstakel.
Ramsey had niet geweten wanneer zijn tijd zou komen, maar nu het zover was, was hij er klaar voor. In de afgelopen week was alles op zijn plaats gevallen. Charlie Smith zou de zaken hier regelen.
Nu was het tijd voor Europa.
Hij pakte de telefoon en toetste een internationaal nummer in.
Nadat het toestel aan de andere kant van de lijn vier keer was overgegaan, werd er opgenomen. Hij vroeg: 'Hoe is het weer daar?'
'Bewolkt, koud en ellendig.'
Het juiste antwoord. Hij sprak dus met de juiste persoon. 'Die kerstpakketjes die ik heb besteld; ik wil graag dat ze zorgvuldig worden ingepakt en afgeleverd.'
'Met spoed of met de gewone post?'
'Met spoed. De feestdagen komen er al snel aan.'
'We kunnen het binnen een uur regelen.'
'Geweldig.'
Hij hing op.
Sterling Wilkerson en Cotton Malone zouden binnenkort dood zijn.