18
Hij was niet veranderd.
Het was zo ontzettend lang geleden. Veertienenhalf jaar. Hoe was het dan mogelijk dat Will helemaal niet veranderd was?
Ondanks de regen die langs de achterkant van haar regenjas drupte, en de wind die haar sluike haar tegen haar schedel plakte, verroerde Clare zich niet. Als ze melodramatisch was aangelegd, dan had ze gezegd dat ze aan de grond genageld stond. Maar ze was niet melodramatisch aangelegd.
Gewoon de ene voet voor de ander zetten en dan kom je uiteindelijk vanzelf bij de deur, zei ze tegen zichzelf.
Maar ze kwam niet in beweging.
Terwijl ze daar buiten doorweekt stond te worden en door het beslagen glas van de deur naar binnen staarde had ze het gevoel dat zij in het voordeel was. Het was al aan het schemeren, en het was nog niet eens vijf uur; binnen scheen het felle licht op de lange man met zijn donkere haar die aan de toonbank stond te wachten op zijn drankje, met zijn brede rug naar haar toe. Ze staarde en staarde en probeerde te bekomen van de schok die ze voelde om hem weer te zien, voor hij de kans kreeg om haar te bekijken.
Niet dat het hielp.
Nu ze hem had gezien, voelde Clare zich alleen maar beroerder. De woede waar ze op had geteerd sinds ze zijn eerste brief had ontvangen, en de razernij waarmee ze veertig minuten daarvoor door de poort van school was geblazen naar deze zijstraat in Bloomsbury waren allebei verdwenen. Haar gevoel van Hoe durft hij? was verdwenen.
Hij was Will, de Will die ze zich herinnerde. Degene die haar had beloofd voor altijd van haar te zullen houden, zolang zij maar van hem hield.
Het enige wat Clare nu nog voelde was verdriet. Ze voelde zich eenzaam, verdrietig en oud. Helemaal opgebrand, en pas net drieendertig. Ze wilde weer terug naar de veiligheid van haar appartement, ze wilde haar gordijnen dichttrekken en de deur achter zich op slot doen. Maar ze wist dat dat niet kon. Nu Will wist waar ze woonde, kon dat niet meer. Al zij nu niet naar hem toe ging, dan kwam hij naar haar.
Hij zou Lou komen halen, als het nodig was.
Will was lang en slank en hij droeg een dure jas. Zijn haar was nu korter geknipt, maar hij werd nog niet kaal. Natuurlijk niet. Louisa had haar vaders dikke haardos geërfd. Het was het soort haar dat niet dunner werd en uitviel. Het was dik en glanzend en er zat nog geen spatje grijs in. De goden die over het uiterlijk gingen, waren Will gunstig gezind geweest, net als ze hun dochter gunstig gezind waren.
‘Wil je naar binnen of naar buiten, kindje?’ vroeg een oudere heer die de deur openhield terwijl zijn vrouw haar paraplu opstak.
‘Naar binnen of naar buiten?’ herhaalde hij, iets ongeduldiger.
‘O, dank u,’ zei ze. ‘Naar binnen.’
De beslissing werd voor haar gemaakt. Naar binnen.
Het was druk en lawaaiig in de Starbucks, en klam, zoals het kan zijn op Engelse novembermiddagen. Warm van de natte lijven en de damp van de koffiemachines die de ramen langzaam bedekten met condens.
‘Clare!’
Hij was het. Als ze al had getwijfeld, dan nu zeker niet meer.
Hij glimlachte, een beetje verlegen, en zijn ogen rimpelden op die vertrouwde manier. Ze had bijna teruggelachen. Haar geheugen reageerde onmiddellijk op die uitroep, die glimlach… In het park, buiten de pub waar de zesdeklassers altijd kwamen omdat ze daar een oogje dichtknepen voor minderjarige drinkers, of op haar afrennend door High Street. Het leek wel of de vijftien tussenliggende jaren in een keer wegsmolten.
‘Will.’ Haar verstand gebood haar te stoppen met glimlachen en zijn glimlach verdween ook.
‘Laat me even een kop koffie voor je halen.’ Hij trok de hoge kruk met rugleuning die hij voor haar vrij had gehouden naar de toonbank. Clare ging zitten, en nam de moeite niet om haar drijfnatte jas uit te trekken.
‘Niet nodig, bedankt, ik hoef niets.’
Zijn glimlach was inmiddels gespannen. ‘Laat me alsjeblieft koffie voor je halen.’ Het was nog net geen bevel, maar goed, ze moest toch iets met haar handen doen.
‘Een grote koffie verkeerd met magere melk.’
Waarom had ze nou om magere melk gevraagd? Dat dronk ze anders nooit, behalve als Melanie de koffie haalde, en dan ook alleen omdat Melanie zo iemand was voor wie mager nu eenmaal de standaard was. Ze wilde toch zeker geen indruk op hem maken, na al die tijd?
Nu Will weer in de rij was gaan staan, kon zij hem nog een keer goed bekijken. En ze kon de zenuwen die de kop opstaken als ze zijn glimlach zag tot bedaren brengen. Dit was dus de reden waarom ze hem niet had willen zien. Hij was nog altijd Will, hooguit nog leuker. Hij had zo'n lijf dat alles kon hebben qua kleding en bovendien kleedde hij zich stijlvol. Het paste bij hem, zijn leeftijd van ergens in de dertig: dat soepele loopje, de zachte lijnen rond zijn mond die zijn gezicht karakter gaven, zijn slapen, waarin van dichtbij bezien wat grijs zichtbaar was…
Ze moest hiermee ophouden. Ze moest kwaad zijn.
‘Nog altijd geen suiker?’ vroeg hij toen hij weer terugkwam.
Ze schudde haar hoofd
‘Je ziet er geweldig uit,’ zei hij terwijl hij ontspannen op zijn kruk ging zitten.
‘Ja, zoals valt te verwachten van een drieëndertigjarige alleenstaande moeder met een lerarensalarisje.’
Hij stak een hand op. ‘Oké, Oké… Het spijt me. Ik weet dat het allemaal veel te laat is. Ik had dit veertien jaar geleden moeten zeggen, maar het spijt me. En ik weet dat ik het nooit zover had moeten laten komen dat ik überhaupt iets had om spijt over te hebben, maar dat is nu eenmaal gebeurd. Ik hoop nu alleen nog dat ik iets kan doen om het goed te maken.’
Hij staarde haar even aan, alsof hij een veilige weg zocht door al die jaren vol wrok.
‘Het spijt me oprecht. En jij ziet er echt goed uit, dat zeg ik niet zomaar. Je ziet er uit als vroeger, maar dan mooier.’
Toen Clare hem boos aankeek, wendde Will zijn blik af. Ze probeerde haar woede weer op te roepen, maar het lukte niet. Die woede was nooit ver weg geweest, weken – maanden zelfs – sinds zijn eerste brief. Maar nu ze die woede het hardst nodig had, liet hij haar in de steek. ‘Wat kun jij liegen,’ zei ze zwakjes. ‘Maar goed, je ziet er zelf ook niet beroerd uit, zoals Lou zou zeggen.’
‘Hoe ís het met haar?’
‘Prima. Hoewel ze nu veertien is, dus dat maakt alles relatief. Maar, ja, het gaat heel goed met haar.’ Clare had willen zeggen dat Lou op hem leek, maar ze hield zich in. Ze kon hem op zijn minst een beetje zijn best laten doen voor ze hem brokjes informatie voerde.
‘Hoe doet ze het op school?’
‘Goed. Het is een slimme meid, als ze tenminste zin heeft om te werken. Ze is heel goed in de exacte vakken.’
Alweer een niet uitgesproken: net als jij.
Voor het eerst begon het Clare te dagen dat ze al die tijd al met een vrouwelijke uitvoering van Will had geleefd. Knap om te zien, koppig, slimmer dan goed voor haar was. Geen wonder dat ze nooit over hem heen gekomen was…
‘Echt waar?’ Hij klonk verbaasd.
‘Ja, ze haat Engels en Frans en literatuur en dat soort vakken. Ze ruimt nog liever haar kamer op dan dat ze Jane Austen leest, en dat wil wat zeggen. Dat heeft ze duidelijk niet van mij.’
Will moest lachen.
‘En jij?’ vroeg ze in een poging het gesprek van Lou af te brengen naar veiliger terrein. ‘Hoe is het jou vergaan?’
‘Mij? O… nou, ik heb geneeskunde gedaan, eh, zoals je al wist. Acht jaar geleden afgestudeerd. Ik werk hier vlak om de hoek, in het ziekenhuis, op de afdeling Oncologie.’
Clare dwong zichzelf om de gevreesde vraag te stellen. Ze kon het maar beter achter de rug hebben. Ze kon het maar beter weten. ‘Getrouwd?’
‘Suzanne, ook arts. Gynaecologie…’
Hij hield heel even in, maar Clare dwong hem verder te praten. Het was net alsof ze haar hand steeds verder in een vlam stak om te zien hoeveel pijn ze kon verdragen. ‘Kinderen?’
Weer knikte hij. ‘Twee. Bobby is drie, Katie anderhalf. Suze is tijdelijk gestopt met werken om voor hen te zorgen.’
‘En wat vond Súze ervan toen ze er ineens achter kwam dat je ook nog ergens een tienerdochter hebt?’ Het lukte haar niet de bitterheid uit haar stem te houden.
‘Dat was niet ineens,’ zei Will neutraal. ‘Ze heeft het altijd al geweten. Ik heb het haar meteen verteld zodra het serieus werd tussen ons. Het hoort nu eenmaal bij me. Dus jij denkt dat ik zo in elkaar zit? Dat ik met iemand zou kunnen trouwen zonder dat ik zo iets belangrijks vertel?’
Clare wist eigenlijk niet wat ze moest denken.
‘Nou mooi, dan is alles dus fijn volgens plan verlopen, toch?’ Dat zat al in haar hoofd zodra Will was gaan praten, maar het was niet haar bedoeling geweest om het hardop te zeggen.
Will keek gekwetst, maar haalde toen zijn schouders op. ‘Ik geloof het wel, ja. Sorry Clare. Maar het is nu al zo lang geleden. Jaren en jaren. Ik dacht dat jij wel…’ Hij zweeg, bang om haar nog bozer te maken. ‘Ik bedoel, ik heb wel geprobeerd om…’
‘Om wat? Wat heb jij geprobeerd?’
‘Ik heb wel geprobeerd om jullie tegemoet te komen.’
‘Met die cheque bedoel je?’ beet Clare hem toe. ‘Dat was alleen bedoeld om me af te kopen!’
‘Dat is niet zo. We wilden echt helpen.’
‘En dus hebben pappie en mammie een cheque uitgeschreven! Zo zit het leven niet in elkaar Will. Je kunt niet even een cheque uitschrijven en klaar. Niet alles is te koop!’ Clare voelde wel dat het gezin naast hen was stilgevallen maar nu ze haar woede weer terughad kon en wilde ze niet meer stoppen.
‘Kijk nou eens naar jezelf, met je kasjmier jas en je geweldige carrière en je fijne vrouw en je keurige gezinnetje, je flitsende auto en je verre vakanties en je mooie huis… Denk je nou echt dat je zomaar even ons leven in kunt komen wandelen en dat je Lou dan weer terugkrijgt! Na veertienenhalf jaar, en nooit iets van je laten horen op verjaardagen, of met kerst of wat dan ook? Vergeet het maar. Ze is jouw dochter niet, Will, ze is mijn dochter en ik laat haar niet kwetsen door jou. Zij is ook niet te koop.’
Will staarde haar bedroefd aan. Maar achter die droefheid zag Clare de vastberadenheid die ze nog kende van lang geleden, van die druilerige middag in het park.
‘Ze is onze dochter, Clare,’ zei hij langzaam. ‘Niet de jouwe, niet de mijne, de ónze.’
Clare schudde haar hoofd.
‘En voor de goede orde,’ zei hij. ‘Ik ben haar verjaardag niet vergeten, nooit. Maar jij – jíj, niet ik – hebt mijn zoenoffer destijds verscheurd. En toen heb je de snippers in een envelop gestopt en hem zonder zelfs maar een briefje aan me teruggestuurd. Vind je het gek dat ik aannam dat eventuele verjaardagskaarten op dezelfde manier zouden worden behandeld?’
Ze deed haar mond open om iets te zeggen, maar Will stak zijn hand op. Tot haar eigen ergernis zei Clare niets.
‘Ik geef toe dat ik een fout heb gemaakt. Dat zie ik nu ook. Ik heb heel lang mijn kop in het zand gestoken en geprobeerd om niet aan haar te denken. Maar dat is me nooit echt gelukt. Toen we Bobby en Katie kregen besefte ik wat het eigenlijk inhoudt om vader te zijn, en hoe ik Louisa tekort heb gedaan. En dat spijt me Clare; ik heb het te snel opgegeven.’
Clare was van haar stuk gebracht, naar ze was niet van plan om dat aan hem te laten merken. ‘Dat was niet de grootste fout. Geen ruggengraat hebben en weghollen, dat was de grote fout.’
Will liep rood aan. ‘Ik was doodsbang, als je het weten wilt. We waren zelf nog kinderen, Clare. En ik wil het nu goedmaken met Lou, ik wil haar leren kennen. Ik wil haar helemaal geen pijn doen, ik wil alleen mijn dochter zien. Daar heeft ze recht op, dat weet jij best. Hoe denk jij dat zij zich voelt als ze erachter komt dat ik haar wilde zien en dat jij dat hebt tegengehouden?’
‘Erachter komt?’ krijste Clare. ‘Hoe zou ze daar dan achter moeten komen? Wie gaat haar dat dan vertellen? Ik namelijk niet!’ Maar ze wist al wat het antwoord was, en ze wist dat hij had gewonnen.
‘Ik zou het liever doen met jouw zegen.’ Will klonk nu ijzig kalm. ‘Ik zou dit liever zo gemakkelijk mogelijk maken. En ik dacht dat jij er ook zo over zou denken, maar als ik me daarin vergis, dan spijt het me verschrikkelijk maar ik neem hoe dan ook contact met haar op.’
‘Klootzak,’ mompelde iemand.
Will keek het gezin naast hen woedend aan totdat ze gegeneerd wegkeken. Toen pakte hij Clare bij haar pols. Het kostte haar al haar wilskracht om niet ineen te krimpen. In gedachten telde ze langzaam tot vijf voor ze zich voorzichtig losmaakte.
De laatste keer dat ze zo dicht bij Will had gezeten had ze gesnikt en gehuild, gesmeekt en gebeden, en hij had toen zijn hart voor haar gesloten. Maar nu was ze wijzer en ze zou zoiets niet nog een keer doen. Bovendien wist ze dat het voor het eindresultaat toch niet uitmaakte. Na al die jaren zag ze wel dat Will precies deed waar hij zelf zin in had.
‘Als jij ook maar bij Lou in de buurt komt,’ zei ze, ‘dan laat ik je door mijn advocaten helemaal uitkleden.’
Toen Will zijn mond opendeed om daar op te reageren, was het haar beurt om haar hand op te steken en zijn beurt om te zwijgen.
‘En even voor de goede orde,’ zei ze, ‘jouw naam staat niet eens op de geboorteakte. Dus wettelijk gezien, heeft Lou helemaal geen vader. Wat onze dochter betreft heb jij totaal geen rechten.’
Het duurde even voordat Eve doorhad dat het snerpende geluid van een fietsbel uit haar eigen zak kwam. Alfie had waarschijnlijk zonder dat ze het had gemerkt haar beltoon veranderd. Het zou haar baas wel zijn, die Eve een schuldgevoel wilde bezorgen. Dus nam ze niet op.
Ze verliet het kantoor van Beau stipt om zes uur, nadat ze zich in het Dorchester hotel door een interview had geworsteld met een of andere mindere Hollywoodster die meer adviseurs leek te hebben dan de voorzitter van de Verenigde Naties. En dat was niet eens het ergste deel van haar dag. Het ergste was dat Miriam, haar hoofdredacteur, een ‘heel goed idee’ voor een artikel dacht te hebben en Eve wel tien redenen wist te bedenken waarom Miriam daar ongelijk in had.
Ze was inmiddels halverwege High Street Ken, op weg naar het metrostation, nadat ze Ian had bezworen om op tijd thuis te zijn voor het eten met het hele gezin. Ze had er zelfs nog aan gedacht om profiteroles te kopen – een berg E-nummers en verzadigd vet – omdat Alfie en Sophie daar zo dol op waren. En als Hannah er niet van zou eten – of als ze überhaupt niet zou eten – nou, prima… Dan was er des te meer voor de andere twee. Dit zou de eerste keer zijn dat ze weer met het hele gezin aan tafel zaten sinds die Zwarte Zaterdag. Iedereen – nou ja, Eve en Ian vooral – hadden zich nu al weken uitstekend weten te gedragen; en toen Ian voorstelde om weer eens zijn beroemde chili met nacho's, taco's en enchilada's te maken, zag Eve daar de witte vlag in die hij er ook mee bedoeld had. Na wekenlang te hebben geschaatst op steeds dunner ijs, leek de veilige wal nu zo dichtbij dat ze hem bijna kon aanraken.
Eten, even haar blog bijwerken, en dan naar bed. Verder niks moeilijks, hoopte ze.
De fietsbel begon meteen weer te rinkelen. Zuchtend trok Eve haar mobieltje uit haar zak en zag tot haar verbazing dat Clare's nummer voor het eerst sinds weken op haar schermpje flitste. Eve voelde zich daar slecht over. Voordat ze Ian kende, sprak ze Clare zo niet elke dag dan toch zeker om de dag. Nu gingen er soms weken voorbij waarin ze elkaar helemaal niet spraken. Sterker nog, sinds de laatste bijeenkomst van het SMC hadden ze helemaal geen contact meer gehad, op een enkel sms'je of terloopse e-mail na.
Eve wist wel dat ze de laatste tijd geen goede vriendin was geweest voor Clare. Ze was precies zo'n soort vriendin als waar ze vroeger altijd over schreven in tienerbladen – trouwens, dat deden ze waarschijnlijk nog steeds. Ieder meisje wist dat een jongen nooit tussen echte vriendinnen kon komen. Maar dit was anders. Dit was Ian – De Ware – en helaas had De Ware flink wat bagage. Hele hutkoffers vol zelfs.
‘Hé,’ zei Eve, ‘dat is lang geleden, hoe is het?’
Ze hoorde niets aan de andere kant van de lijn dan ruis en verkeersgeluiden. Eve controleerde of Clare's naam nog wel op het schermpje stond, in het weeïge groene licht. Misschien was haar vriendin wel op haar telefoon gaan zitten en had ze per ongeluk haar nummer ingetoetst.
‘Clare? Ben jij het?’
‘Eve?’
Eve kon de stem van haar vriendin nog net opvangen tussen het verkeerslawaai aan beide kanten van de lijn. Verkeerslawaai en nog iets anders. Het geluid van snikken, van hysterisch happen naar adem, het geluid van iemand die zo hard had gehuild dat ze nauwelijks kon praten. Ze werd door paniek overvallen.
‘Clare? Wat is er gebeurd? Is alles goed met Lou?’
‘Ja… Lou… is…oké’
Godzijdank. ‘Wat is er dan, gaat het wel? Ben je ziek?’
‘Het is Will…’
‘Wat is er met hem dan?’ Clare had het niet meer over Will gehad sinds ze eind van de zomer die brief van hem had gekregen, en dat was nu al weer maanden geleden. Eve was zo opgegaan in haar eigen drama's, dat ze maar had aangenomen dat geen nieuws goed nieuws was.
‘Will is weer terug. Hij wil… Hij wil… Lou.’
‘Wat?’ Eve's ongeloof vermengde zich met blinde woede. ‘Hij wil haar bij jou weghalen? Dat is waanzin.’
‘Nee, nee…’ Er viel nog een stilte waarin Eve hoorde hoe Clare diep ademhaalde. ‘Ik heb hem net gezien en hij meent het, Eve. Dat weet ik gewoon. Hij is vastbesloten om haar te zien, of ik dat nu goed vind of niet. Ik kén hem. Hij staat zo bij ons op de stoep als hij daar zin in heeft.’
De knoop in Eve's maag werd wat losser. Dit was erg, maar niet zo erg als ze eerst vreesde. En toen drong het pas tot haar door. ‘Je hebt hem net gezíén?’ vroeg ze. ‘Ik bedoel, echt gezien? Wanneer dan? Waarom heb je me daar niks van verteld?’
‘Wacht, wacht.’ Eve hoorde hoe Clare haar best deed om te kalmeren. ‘Ik wist niet wat ik moest doen. Hij bleef maar bellen en toen dreigde hij dat hij naar ons huis zou komen als ik niet met hem wilde afspreken.’
Eve was geschokt. ‘Daar dreigde hij mee? Waarom heb je dat nooit verteld? Dan had ik toch mee kunnen gaan. Of we hadden de politie in kunnen lichten. We…’
‘Nee, dat had niet gekund. Ik bedoel het ook niet in de zin van bedréígen. Hij dreigde niet met geweld, of zo. En trouwens, ik heb hem net gedreigd met van alles als hij zich ooit bij Lou in de buurt waagt.’
‘Clare…’
‘Zijn naam staat niet op de geboorteakte. Hij heeft helemaal geen rechten.’
Eve bleef zwijgen.
‘Dus, nee…’ zei Clare, ‘hij heeft me niet bedreigd. We hebben het hier over Will, weet je wel? Wat ik bedoel is dat hij dreigde om met Lou te gaan praten zonder mijn toestemming. En trouwens, niet om het een of ander, maar wanneer had ik je dat dan moeten vertellen? Jij hebt nu al genoeg op je bord. Je zit niet ook nog eens op mijn problemen te wachten.’
Eve was onder de indruk. Clare was binnen een paar minuten van volkomen door het dolle weer volkomen normaal geworden. Dat gebeurde kennelijk met je als je je vijftien jaar lang alleen had moeten zien te redden.
Ze keek op haar horloge en haatte zichzelf daarom. Waardeloze vriendin. Waar-de-loze vriendin.
Het was kwart over zes. Als er geen gekke dingen gebeurden met de metro, dan zou ze nog op tijd bij Ian zijn. Maar Clare en Lou waren praktisch familie.
Clare had haar nodig. Zij had Eve door heel wat nare tijden heen geloodst. Telkens als Eve een schouder nodig had om op uit te huilen was Clare er voor haar geweest. Het was tijd om die schuld in te lossen. Ian zou het wel begrijpen. Hij moest het maar begrijpen.
‘Waar ben je nu?’ vroeg Eve. ‘Ik kom eraan en dan breng ik je thuis.’
‘Doe niet zo raar, ik ben al bijna bij Euston.’
Maar Eve hoorde de aarzeling in Clare's stem. Ze wist wat haar vriendin het liefst zou willen.
‘Echt, ik spring in een taxi en dan ben ik zo bij je.’ Eve keek om zich heen, maar ze zag nergens een vrije taxi. Er was nooit ergens een vrije taxi te bekennen als je er eentje nodig had.
‘Nee echt, het is niet nodig. Het gaat wel weer.’ Clare klonk absoluut niet alsof het wel weer ging. ‘Ik ben trouwens toch al bijna bij het station en ik had Lou beloofd dat ik om half zeven thuis zou zijn. Ik had je hier niet mee lastig moeten vallen.’
‘Natuurlijk wel.’ Eve hoopte dat haar opluchting er niet te dik bovenop lag. Ze had zonder meer naar Clare toe moeten gaan. Ze hadden altijd gezworen dat ze nooit een man tussen hen in zouden laten komen; ze hadden er zelfs nog op geproost om de belofte bindend te maken. Maar Eve was blij dat ze niet naar Ian hoefde te bellen om hem te vertellen dat zijn gezellige familieavondje niet door kon gaan.
‘Wat ga je nu doen, dan?’ vroeg Eve.
‘Ik weet het niet. Voorlopig even niks.’
‘Niks?’ Eve klonk even sceptisch als ze zich voelde. ‘Dat lijkt me eerlijk gezegd geen optie.’
‘Nee, hè?’
‘Goed,’ zei Eve, en ze schakelde over op haar professionele ik. ‘Hoe hard wil je het gaan spelen?’
‘Pardon?’
‘Hoe ver wil je gaan?’
‘Dat weet ik nog niet precies…’
‘Ben je bereid om te ontkennen dat Lou zijn kind is? Om eerst om een DNA-onderzoek te vragen voor je hem bij haar in de buurt laat?’
‘Eve…’
‘Goed. Dat beantwoordt de vraag.’
‘Hij was mijn eerste,’ zei Clare. ‘En ik dacht altijd dat hij de enige zou blijven, maar nu…’ Ze huilde alweer.
‘Sorry,’ zei Eve. ‘Ik moest alleen weten hoe hard je het wilde spelen om hem bij Lou weg te houden.’
‘Niet zo hard, dus,’ zei Clare met horten en stoten. Ze had zichzelf weer in de hand.
‘Wat hebben jullie uiteindelijk afgesproken?’
‘Ik heb Wills mobiele nummer en hij het mijne. Als ik hem niet bel, dan belt hij mij. Ja, ik weet het, ik weet het,’ zei ze omdat ze wel voorvoelde hoe Eve zou reageren. ‘Maar zo kan ik in elk geval zien dat hij het is en ik weet dat Lou hem niet aan de lijn krijgt.’
‘Ga je hem bellen?’
‘Wat denk je zelf?’ Het verdriet in Clare's stem was onverdraaglijk. Het was een retorische vraag, maar Eve gaf toch antwoord.
‘Ik denk dat je geen keus hebt, lieve schat,’ zei ze.