8
Ik stond op de top van de heuvel en keek omlaag naar het huis. Overal om me heen groeiden heesters, daarom was ik niet bijzonder goed zichtbaar.
Ik weet eigenlijk niet goed wat ik verwachtte te zien. Een uitgebrand omhulsel? Een wagen in de oprijlaan? Een gezin dat over de roodhouten patiomeubels verspreid zat? Gewapende bewakers?
Ik zag dat het dak wel een paar nieuwe pannen kon gebruiken, en dat het gazon tot zijn natuurlijke staat teruggekeerd was. Het verbaasde me dat ik maar één gebroken raam aan de achterzijde kon zien.
Je mocht dus wel veronderstellen dat het huis er onbewoond uitzag. Ik vroeg het me af.
Ik spreidde mijn jasje op de grond uit en ging erop zitten. Ik stak een sigaret op. Er waren over grote afstand geen andere huizen te zien.
Ik had bijna zevenhonderdduizend dollar voor de diamanten gekregen. Het had me anderhalve week gekost om de transactie tot stand te brengen. Van Antwerpen waren we naar Brussel gereisd, waar we verscheidene avonden in een club in de Rue de Char et Pain doorgebracht hadden, voor de man die ik hebben moest me gevonden had. Arthur wist werkelijk niet wat hij met de zaak aan moest. Hij was een tengere, witharige man met een keurig snorretje, ex-RAF-officier, Oxford, en na de eerste twee minuten was hij al begonnen zijn hoofd te schudden en hij bleef me maar in de rede vallen met vragen over de levering. Hoewel hij geen Basil Zaharoff was, werd hij toch oprecht bezorgd wanneer de ideeën van een cliënt te halfgaar leken. Het hinderde hem als iets zo gauw na de levering al verkeerd liep. Hij scheen te denken dat dat op de een of andere manier weer een smet op hem wierp. Om die reden was hij vaak behulpzamer dan de anderen, als het op de verzending aankwam. Hij maakte zich zorgen over mijn vervoersplannen, omdat ik er helemaal geen scheen te hebben.
Wat men in een transactie van deze soort gewoonlijk nodig heeft, is een doel-gebruik-certificaat. Dat is in wezen een document, waarin bevestigd wordt dat land X de wapens in kwestie besteld heeft. Dat papier heb je nodig om een uitvoervergunning van het land van de fabrikant te krijgen. Daardoor blijven ze een fatsoenlijke indruk maken, zelfs als de zending, als hij eenmaal over de grens is, naar land Y doorgezonden wordt. De gebruikelijke gang van zaken is, de hulp van een vertegenwoordiger van de ambassade van land X te kopen, bij voorkeur iemand met vrienden of verwanten die iets met het Ministerie van Defensie in het thuisland te maken hebben, om de nodige papieren te verkrijgen. Die maken hoge prijzen, en ik geloof dat Arthur een lijst van alle bestaande tarieven in zijn hoofd had. 'Maar hoe bent u van plan ze te verzenden?' bleef hij maar vragen. 'Hoe wilt u ze krijgen waar u ze hebben wilt?' 'Dat,' zei ik, 'zal dan mijn probleem zijn. Daar zal ik me wel druk over maken.' Maar hij bleef zijn hoofd schudden.
'Het is nergens goed voor, op die manier schakels over te slaan, kolonel,' zei hij. (Ik was vanaf de eerste keer dat we elkaar ontmoet hadden, ongeveer twaalf jaar geleden, kolonel voor hem geweest. Waarom, dat weet ik niet zeker.) 'Helemaal nergens goed voor. U probeert op die manier een paar dollar uit te sparen en u raakt er misschien de hele zending mee kwijt en komt nog ernstig in moeilijkheden ook. Nu kan ik u via een van die jonge Afrikaanse naties voor een vrij redelijke prijs helpen...' 'Nee. Help me maar met de wapens.'
Tijdens ons gesprek zat Ganelon daar maar bier te drinken, even roodbaardig en sinister als altijd, en knikkend bij alles wat ik zei. Aangezien hij geen Engels sprak, had hij er geen idee van hoe het er met de onderhandelingen voor stond. Niet dat hem dat veel schelen kon. Maar hij volgde wel mijn instructies op en zei zo nu en dan iets tegen me in het Thari, waarop we een kort gesprekje in die taal voerden, over niets bijzonders. Puur slechtheid. De arme ouwe Arthur was een goed taalkundige en hij wilde de bestemming van de wapens weten. Ik voelde gewoon hoe hij zich inspande om iedere keer dat we met elkaar spraken de taal thuis te brengen. Tenslotte begon hij te knikken alsof het hem gelukt was.
Na nog wat gediscussieer gaf hij zich bloot en zei: 'Ik lees de kranten. Ik weet zeker dat zijn mensen zich de verzekering kunnen permitteren.'
Dat maakte het bijna de moeite waard voor me het toe te geven.
Maar ik zei: 'Nee. Geloof me, als ik die automatische geweren in bezit neem, zullen ze van de aardbodem verdwijnen.' 'Dat is een knappe truc,' zei hij, 'als je rekent dat ik nog niet eens weet waar we ze vandaan zullen halen.' 'Dat doet er niet toe.'
'Vertrouwen is iets heel moois. Maar dan heb je ook nog roekeloosheid...' Hij haalde zijn schouders op. 'Enfin, het moet dan maar gebeuren zoals u zegt, het is uw probleem.' Toen vertelde ik hem van de situatie en op dat moment moet hij wel helemaal overtuigd geweest zijn van mijn geestelijke verval. Hij keek me alleen maar lange tijd aan en deze keer schudde hij zelfs zijn hoofd niet. Het duurde ruim tien minuten voor ik hem er zelfs maar toe kon krijgen een blik in de specificaties te werpen. Toen begon hij zijn hoofd te schudden en iets over zilveren kogels en inert ontstekingsmateriaal te mompelen.
Maar het doorslaggevende argument, contanten, overtuigde hem ervan dat we het zouden doen zoals ik het hebben wilde. De geweren of de vrachtauto's zouden geen moeilijkheden opleveren, maar een wapenfabriek ertoe overhalen mijn munitie te produceren, zou wel een dure grap worden, zei hij me. Hij was er zelfs niet zeker van of hij er wel een vinden zou die daartoe bereid zou zijn. Toen ik hem zei dat de kosten maar bijzaak waren, scheen dat hem nog meer in verwarring te brengen. Als ik het me kon veroorloven, me de luxe van een raar soort experimentele munitie te permitteren, dan zou een doel-gebruik-certificaat er ook niet zoveel op aankomen...
Nee, zei ik hem, nee. Zoals ik het wil, bracht ik hem in herinnering.
Hij zuchtte en plukte aan de franje van zijn snor. Toen knikte hij. Uitstekend, dan zouden we het doen zoals ik het wilde.
Hij rekende me natuurlijk veel te veel. Aangezien ik op alle andere gebieden rationeel was, zou het alternatief voor een psychose zijn dat ik mijn medewerking aan een duur zoethoudertje verleende. Hoewel de vertakkingen hem wel geïntrigeerd moeten hebben, besloot hij blijkbaar zo'n moeilijk lijkende onderneming maar niet te nauwkeurig te bekijken.
Hij was bereid iedere kans die ik hem bood om zich van het plan te distantiëren aan te grijpen. Toen hij eenmaal de munitiemensen - een Zwitserse fabriek, naar later bleek - gevonden had, was hij volkomen bereid me met hen in contact te brengen en vervolgens zijn handen wat alles betrof, behalve het geld, in onschuld te wassen. Ganelon en ik reisden met valse papieren naar Zwitserland. Hij was een Duitser en ik was Portugees. Het kon me niet zoveel schelen wat er op mijn papieren stond, zolang de vervalsing maar van goede kwaliteit was, maar ik had besloten dat Duits voor Ganelon wel de beste taal was om te leren, aangezien hij er toch een leren moest, en Duitse toeristen altijd overal schenen te komen. Hij leerde het behoorlijk snel. ik had hem gezegd om iedere echte Duitser en iedere Zwitser die hem er naar vroeg te vertellen dat hij in Finland opgevoed was.
We brachten drie weken in Zwitserland door voordat ik tevreden was met de kwaliteitscontroles van mijn munitie. Zoals ik al vermoed had, was het spul in deze schaduw volkomen inert. Maar ik had de formule uitgewerkt, wat in dit stadium het enige was wat van belang was. Het zilver kwam natuurlijk erg duur. Misschien was ik al te voorzichtig. Maar er zijn nu eenmaal dingen wat Amber betreft, die het best met dat metaal afgehandeld kunnen worden, en ik kon het me veroorloven. En wat dat aangaat, was er, bij gebrek aan goud, een betere kogel voor een koning? Mocht het zover komen dat ik Eric neerschoot, dan zou er tenminste geen lèse-majesté gepleegd zijn. Vergeef me, broeders. Toen liet ik Ganelon maar een tijdje zelf rondscharrelen, want hij had zich op een werkelijk stanislawskiaanse manier op zijn toeristenrol geworpen. Ik deed hem uitgeleide naar Italië, waar hij met een camera om zijn nek en een verre blik in zijn ogen heentrok, en vloog zelf terug naar de Verenigde Staten.
Terug? Jazeker. Dat vervallen huis daar op de helling beneden me was gedurende het grootste deel van een decennium mijn tehuis geweest. Ik was op weg erheen toen ik van de weg gedrongen werd en daardoor het ongeluk kreeg dat tot al die dingen leidde die daarna gebeurd zijn. Ik trok aan mijn sigaret en bekeek het huis. Toen was het nog niet vervallen. Ik had het altijd uitstekend onderhouden. Het was volledig betaald. Zes kamers en een aangrenzende garage voor twee wagens. Met zeven acres land er omheen. In feite de hele berghelling. Ik had er het grootste deel van de tijd alleen gewoond. Ik had ervan gehouden. Veel tijd had ik in de studeerkamer en in mijn werkplaats doorgebracht. Ik vroeg me af of de houtsnede van Mori nog in mijn studeerkamer hing. Van aangezicht tot aangezicht was hij getiteld, en hij beeldde twee krijgers af die in een dodelijk gevecht gewikkeld waren. Het zou wel fijn zijn hem weer terug te hebben. Maar hij zou wel verdwenen zijn, dacht ik. Waarschijnlijk was alles wat niet gestolen was, verkocht om achterstallige belastingen te betalen. Ik stelde me zo voor dat de Staat New York zoiets doen zou. Het verbaasde me dat het huis zelf geen nieuwe bewoners gekregen scheen te hebben. Ik bleef kijken, om zeker te zijn. Allemachtig, ik had geen haast. Ik hoefde nergens anders te zijn.
Kort na mijn aankomst had ik contact met Gérard opgenomen. Ik had besloten voorlopig maar liever niet te proberen met Benedict te spreken. Ik was bang dat hij eenvoudig zou proberen me op de een of andere manier aan te vallen, als ik dat deed.
Gérard had me heel zorgvuldig bestudeerd. Hij was ergens in open terrein en scheen alleen te zijn. 'Corwin?' had hij gezegd, en toen: 'Ja...' 'Precies. Wat is er met Benedict gebeurd?' 'Ik vond hem zoals jij gezegd had en maakte hem los. Hij stond erop je weer te achtervolgen, maar ik wist hem ervan te overtuigen dat er een hele tijd verstreken was sinds ik je gezien had. Aangezien jij zei dat je hem bewusteloos achtergelaten had, leek dat me de beste gedragslijn. Bovendien was zijn paard erg moe. We reden samen naar Avalon terug. Ik bleef nog bij hem gedurende de begrafenissen en leende toen een paard. Ik ben nu op de terugweg naar Amber.' 'Begrafenissen? Wat voor begrafenissen?' Weer die berekenende blik. 'Weet je het echt niet?' vroeg hij. 'Als ik het wist, verdomme, zou ik het niet vragen!' 'Zijn bedienden. Ze waren vermoord. Hij zegt dat jij het gedaan hebt.'
'Nee,' zei ik. 'Nee. Dat is bespottelijk. Waarom zou ik zijn bedienden willen vermoorden? Ik begrijp het niet...' 'Niet lang na mijn terugkeer ging hij hen zoeken, omdat ze niet in de buurt waren om hem te verwelkomen. Hij vond hen vermoord en jij en je metgezel waren verdwenen.'
'Nu snap ik hoe het in elkaar zit,' zei ik. 'Waar waren de lijken?'
'Begraven, maar niet zo diep, in het bosje achter de tuin aan de achterzijde van het huis.'
Ach ja, ach ja... Maar beter niet vertellen dat ik van dat graf afgeweten had.
'Maar wat voor reden zou ik volgens hem hebben om zoiets te doen?' protesteerde ik.
'Hij weet niet wat hij ervan denken moet, Corwin. Hij weet nu werkelijk niet wat hij ervan denken moet. Hij kon maar niet begrijpen waarom jij hem niet doodde toen je er de kans voor had, en waarom je mij liet komen terwijl je hem gewoon daar achter had kunnen laten.'
'Ik begrijp nu waarom hij me almaar moordenaar bleef noemen toen we vochten, maar... Heb je hem verteld wat ik je gezegd had, over dat ik niemand gedood had?' 'Ja. Eerst maakte hij zich er met een schouderophalen van af als een verklaring die toch alleen maar in je eigenbelang was. Toen zei ik hem dat je de indruk maakte oprecht te zijn, en dat je er zelf ook niets van begreep. Ik geloof dat het hem een beetje hinderde dat je zo volhield. Hij vroeg me verscheidene keren of ik je geloofde.' 'En doe je dat?' Hij sloeg zijn ogen neer.
'Verdomme nog aan toe, Corwin! Wat moet ik nu eigenlijk geloven? Ik kwam midden in dit alles terecht. We hebben elkaar zo lang niet gezien...' Zijn blik kruiste de mijne. 'Er zit nog meer aan vast,' zei hij. 'Wat dan?'
'Waarom riep je mij om hem te helpen? Je had een volledig
spel kaarten genomen. Je had ieder van ons kunnen roepen.'
'Maak nou geen grapjes,' zei ik.
'Nee, ik wil een antwoord.'
'Uitstekend. Jij bent de enige die ik vertrouw.'
'Is dat alles?'
'Nee. Benedict wil niet dat ze in Amber weten waar hij uithangt. Jij en Julian zijn de enige twee van wie ik zeker weet dat ze van zijn verblijfplaats op de hoogte zijn. Ik mag Julian niet, ik vertrouw hem niet. Daarom heb ik jou opgeroepen.' 'Hoe wist je dat Julian en ik van hem wisten?' 'Hij heeft jullie beiden geholpen toen jullie in moeilijkheden kwamen op de zwarte weg, een tijdje geleden, en hij bood jullie logies tot jullie hersteld waren. Dara vertelde het me.' 'Dara? Wie is die Dara toch?'
'Het weeskind van een echtpaar dat vroeger voor Benedict gewerkt had,' zei ik. 'Ze was in het huis toen jij en Julian er waren.' 'En jij stuurde haar een armband. Bij de weg had je het ook al over haar, die keer toen je me opriep.' 'Zo is het. Wat is er dan?'
'Niets. Maar ik kan me haar toch eigenlijk niet herinneren. Zeg, waarom vertrok je zo plotseling? Je zult toch toe moeten geven dat dat erg veel op de handeling van een schuldig man leek.'
'Ja,' zei ik, 'ik was schuldig, maar niet aan moord. Ik ging naar Avalon om iets te krijgen wat ik hebben wilde, ik kreeg het, en verdween. Je hebt die wagen gezien, en je hebt gezien dat er vracht inzat. Ik vertrok voordat hij terugkwam om geen vragen te hoeven beantwoorden die Benedict me er eventueel over stellen zou. Allemachtig! Als ik er gewoon vandoor had willen gaan, dan zou ik geen vrachtwagen achter me aan gesleept hebben! Dan zou ik te paard gegaan zijn, snel en licht.' 'Wat zat er in die wagen?'
'Nee,' zei ik. 'Ik heb het Benedict niet willen vertellen en ik wil het jou niet vertellen. Och, hij zal er wel achter kunnen komen, denk ik. Maar laat het hem dan op de moeilijke manier doen, als hij dan toch moet. Het is overigens van weinig belang. Het feit dat ik daar heengegaan ben om iets te halen en dat ik het werkelijk gekregen heb, moet voldoende zijn. Het is daar niet bijzonder waardevol, maar ergens anders wel. Is dat eerlijk genoeg?' 'Ja,' zei hij. 'Het klinkt inderdaad wel logisch.' 'Geef dan antwoord op mijn vraag. Denk jij dat ik hen vermoord heb?'
'Nee,' zei hij. 'Ik geloof je.'
'En hoe zit het nu met Benedict? Wat denkt hij ervan?' 'Hij zou je niet weer aanvallen zonder eerst te praten. Hij twijfelt, dat weet ik.'
'Uitstekend. Dat is in elk geval al iets. Dank je, Gérard. Ik ga nu weg.'
Ik maakte aanstalten om het contact te verbreken. 'Wacht, Corwin! Wacht!' 'Wat is er?'
'Hoe heb je de zwarte weg doorbroken? Je hebt een stuk ervan vernield op de plek waar je hem overstak. Hoe heb je dat gedaan?' 'Het Patroon,' zei ik. 'Als je ooit in moeilijkheden raakt met dat ding, tref hem dan met het Patroon. Je weet toch hoe je het soms in je brein vast moet houden als de schaduwen van je weg beginnen te hollen en de zaak dol begint te draaien?' 'Ja. Ik heb het geprobeerd en het hielp niet. Het enige wat ik ervan kreeg, was hoofdpijn. Het is niet van Schaduw.' 'Ja en nee,' zei ik. 'Ik weet wat het is. Je hebt het niet hard genoeg geprobeerd. Ik heb het Patroon gebruikt tot ik een gevoel in mijn hoofd had alsof het uit elkaar getrokken werd, tot ik half blind was van de pijn en al zo ongeveer op het punt stond om flauw te vallen. Toen scheurde de weg in tweeën in plaats van ik. Leuk was het niet, maar het hielp wel.' 'Ik zal het onthouden,' zei hij. 'Ben je van plan nu met Benedict te praten?'
'Nee,' zei ik. 'Hij weet al alles wat we doorgenomen hebben. Nu hij aan het afkoelen is, zal hij beginnen wat meer achter de feiten aan te zitten. Ik heb net zo lief dat hij dat op zijn eentje doet, en ik wil niet nogeens een gevecht riskeren. Wanneer ik me nu afsluit, zal ik een hele tijd blijven zwijgen. Ik zal ook weerstand bieden tegen alle pogingen om met me te communiceren.' 'En Amber, Corwin? En Amber?' Ik sloeg mijn ogen neer.
'Zit me niet dwars als ik terugkom, Gérard. Geloof me, je zou geen partij voor me zijn.'
'Corwin... Wacht. Ik zou je willen vragen er nog eens goed over na te denken. Tref Amber nu niet. Ze is al op de verkeerde manier zwak.'
'Het spijt me, Gérard. Maar ik weet zeker dat ik in de afgelopen vijf jaar meer over de zaak nagedacht heb dan jullie allemaal bij elkaar.' 'Dat spijt mij dan ook.' 'Ik geloof dat ik nu maar gaan moest.' Hij knikte. 'Vaarwel, Corwin.' 'Vaarwel, Gérard.'
Nadat ik nog verscheidene uren gewacht had tot de zon achter de heuvel verdween en het huis in een voortijdig schemerlicht hulde, drukte ik een laatste sigaret uit, schudde mijn jasje uit en trok het aan, en stond op. Er waren geen levenstekenen in of om het huis geweest, geen enkele beweging achter de vuile ramen, het gebroken venster. Langzaam liep ik de helling af.
Flora's huis in Westchester was enkele jaren geleden verkocht, wat niet als een verrassing voor me kwam. Ik had het louter uit nieuwsgierigheid nagegaan, sinds ik in de stad terug was. Ik was zelfs een keer langs het huis gereden. Ze had geen reden meer om nog op deze schaduw-Aarde te blijven. Aangezien haar langdurig voogdijschap op succesvolle wijze geëindigd was, werd ze er de laatste keer dat ik haar gezien had in Amber voor beloond. Dat ik zo lange tijd zo dichtbij haar geweest was zonder dat haar aanwezigheid zelfs maar tot me door was gedrongen, was iets dat ik wel wat kwetsend vond.
Ik had bij mezelf overlegd of ik met Random contact op zou nemen, maar besloot het niet te doen. De enige manier waarop hij me eventueel van nut zou kunnen zijn, was me inlichtingen over de huidige stand van zaken in Amber te geven. Hoewel het wel prettig zou zijn die te hebben, was het niet beslist noodzakelijk. Ik was er vrij zeker van dat ik hem vertrouwen kon. Per slot van rekening had ik in het verleden al wel eens wat hulp van hem gehad. Ik moet toegeven dat dat nauwelijks altruïsme genoemd kon worden, maar toch, hij was een beetje verder gegaan dan hij had hoeven doen. Maar dat was alweer vijf jaar geleden, en sinds die tijd was er heel wat gebeurd. Hij werd weer in Amber geduld, en hij had nu een vrouw. Misschien verlangde hij er nu naar, een beetje behoorlijke reputatie te verkrijgen. Ik wist het eenvoudig niet. Maar als ik de mogelijke voordelen tegen de mogelijke nadelen afwoog, leek het me toch beter te wachten en hem de eerstvolgende keer dat ik in de stad kwam persoonlijk op te zoeken.
Ik had mijn woord gehouden en weerstand geboden aan alle pogingen om contact met me te maken. Er waren in mijn eerste twee weken op de schaduw-Aarde bijna dagelijks pogingen gedaan. Maar nu waren er al verscheidene weken voorbijgegaan, en ik was niet meer gestoord. Waarom zou ik wie ook een vrij schot op mijn gedachtenmachine gunnen? Nee, dank je, broeders.
Ik liep naar de achterzijde van het huis, ging schuin op een raam af en veegde het met mijn elleboog schoon. Ik had het huis drie dagen lang geobserveerd, en het leek me erg onwaarschijnlijk dat er iemand binnen was. Maar toch... Ik gluurde naar binnen.
Het was er natuurlijk een bende, en heel wat van mijn spulletjes ontbraken. Maar toch was er nog wel wat van over. Ik liep naar rechts en probeerde de deur. Gesloten. Ik grinnikte.
Ik liep om de patio. Negende baksteen naar binnen, vierde baksteen omhoog. De sleutel lag er nog onder. Ik veegde hem aan mijn jasje af terwijl ik terugliep. Toen liet ik mezelf binnen.
Alles was met stof bedekt, maar op sommige plaatsen was de stoflaag beroerd. Er waren koffiebekertjes, boterhampapier en in de haard lagen de resten van een versteende hamburger. Heel wat regen en sneeuw was in mijn afwezigheid door die schoorsteen naar beneden gekomen. Ik liep erheen en deed de schuif van de kachelpijp dicht. Ik zag dat de voordeur in de buurt van het slot kapot was. Ik probeerde hem. Hij scheen dichtgespijkerd te zijn. Op de muur in de vestibule had iemand een obsceniteit gekrabbeld. Ik liep de keuken in. Daar was het een complete troep. Alles wat de plundering overleefd had, lag op de vloer. Het fornuis en de koelkast waren verdwenen, de vloer zat vol diepe krassen op de plaatsen waar ze langs gesleept waren. Ik liep achterwaarts de keuken uit en ging naar mijn werkplaats om die te controleren. Jazeker, die was leeggeroofd. Maar dan ook volledig. Toen ik verder ging, zag ik tot mijn verbazing mijn bed, nog onopgemaakt, en twee dure stoelen volkomen ongeschonden in mijn slaapkamer staan. Mijn studeerkamer was een prettiger verrassing. Het grote bureau was overdekt met chaos en rommel, maar dat was altijd zo geweest. Ik stak een sigaret op en ging achter het bureau zitten. Ik denk dat het eenvoudig voor iedereen te zwaar en te omvangrijk geweest was om er mee vandoor te gaan. Mijn boeken stonden allemaal op hun planken. Behalve je vrienden is er niemand die je boeken steelt. En daar...
Ik kon het niet geloven. Ik stond weer op en liep de kamer door om er van dichtbij naar te kijken. Yoshitoshi Mori's prachtige houtsnede hing precies waar hij altijd gehangen had, schoon, grimmig, elegant, heftig. Te denken dat niemand er met een van mijn kostbaarste bezittingen vandoor was gegaan... Schoon?
Ik bekeek de prent zorgvuldig. Streek met mijn vinger over de lijst.
Te schoon. Niets van stof en gruis dat al het andere in het huis bedekte, was erop te vinden.
Ik controleerde het ding op verborgen draden, vond er geen een, pakte het van zijn haak, bracht het omlaag. Nee, de muur erachter was niet lichter. De plek paste precies bij de rest van de muur.
Ik zette Mori's werk op de vensterbank en keerde naar mijn bureau terug. Ik voelde me onrustig, wat zonder enige twijfel iemands bedoeling was. Iemand had het kennelijk weggehaald en er goed voor gezorgd - iets waarvoor ik niet ondankbaar was - en het nog maar kort geleden weer op zijn plaats teruggehangen. Het was alsof mijn terugkeer verwacht was.
Wat voldoende reden voor een onmiddellijke vlucht zou moeten zijn, veronderstel ik. Maar dat was dom. Als het een onderdeel van een val was, dan was die val toch al dichtgeklapt. Ik trok met een ruk het automatische pistool uit mijn jaszak en stak het tussen mijn riem. Ik had het zelf niet eens geweten dat ik terug zou komen. Het was gewoon iets dat ik besloten had te doen omdat ik toch wat tijd over had. Ik wist niet zeker waarom ik het huis eigenlijk terug had willen zien.
Dus dit was een soort toevalsregeling. Als ik ooit naar mijn vroegere woonstreek terug zou keren, dan zou dat weleens kunnen zijn om het enige voorwerp op te halen dat de moeite waard was. Bewaar het dus goed en hang het zo neer dat ik het wel op moet merken. Goed, dat had ik. En ik was nog niet aangevallen, dus scheen het geen val te zijn. Wat dan? Een boodschap. Een soort boodschap. Wat? Hoe? En wie?
De veiligste plek in het huis, als het tenminste niet geplunderd was, zou toch altijd nog de safe zijn. Die ging de bekwaamheden van geen enkele van mijn bloedverwanten te boven. Ik liep naar de achtermuur, drukte het paneel los en haalde het er met een zwaai uit. Ik draaide de schijf van het slot door zijn combinatie, stapte achteruit en opende de deur met mijn oude militaire rotting.
Geen ontploffing. Goed zo. Niet dat ik er een verwacht had. Er had niets van veel waarde in gelegen, een paar honderd dollar in baar geld, wat obligaties, kwitanties, correspondentie.
Een enveloppe. Een nieuwe, witte enveloppe lag er duidelijk zichtbaar. Ik kon me hem niet herinneren. Mijn naam erop, geschreven in een sierlijk handschrift. Ook niet met balpen.
Er zat een brief in en een speelkaart.
Broeder Corwin, begon de brief, Als je dit leest, dan denken we allebei nog steeds zo gelijk dat ik in staat ben je een klein beetje vóór te zijn. Ik dank je voor het lenen van de houtsnede, een van twee mogelijke redenen, zoals ik het zie, voor je terugkeer naar deze gore schaduw. Ik vind het afschuwelijk er afstand van te doen, want onze smaken zijn ook wel enigszins aan elkaar verwant en de prent heeft mijn vertrekken nu verscheidene jaren lang opgesierd. De terugkeer ervan moet je opvatten als een blijk van mijn goede wil en een poging om je aandacht te winnen. Wat dat betreft moet ik eerlijk tegen je zijn, als ik een kans wil hebben je ergens van te overtuigen: ik wil me niet verontschuldigen voor wat er gedaan is. Het enige wat me in feite spijt, is dat ik je niet gedood heb toen ik je had moeten doden. Het was ijdelheid die me parten speelde. Hoewel de tijd misschien je ogen genezen heeft, betwijfel ik of hij ooit onze gevoelens voor elkaar belangrijk zal veranderen. Je briefje 'Ik kom terug' ligt op dit moment op mijn schrijftafel. Als ik het geschreven had, dan weet ik dat ik terug zou komen. Aangezien sommige dingen gelijk tussen ons zijn, verwacht ik je terugkeer, en niet zonder enige vrees. Aangezien ik weet dat je geen stommeling bent, stel ik me voor dat je met een grote troepenmacht aan zult komen. En hier wordt voorbije ijdelheid vergolden met huidige trots. Ik zou willen dat er vrede tussen ons is, Corwin, ter wille van het rijk, niet van mezelf. Sterke krachten uit Schaduw zijn gekomen om Amber geregeld te overvallen, en ik begrijp hun aard niet volledig. Toen deze krachten, de meest geduchte die, voorzover mijn herinnering reikt, Amber ooit aangevallen hebben, heeft de familie zich achter mij verenigd. Ik zou jouw steun in deze strijd willen hebben. Bij gebreke hiervan verzoek ik je er voorlopig van af te zien mijn rijk binnen te vallen. Als je besluit me te helpen, dan zal ik geen huldebetoon van je eisen, alleen de erkenning van mijn leiderschap voor de duur van de crisis. Je normale eerbewijzen zullen je verleend worden. Het is belangrijk dat je contact met me opneemt om de waarheid te zien van wat ik zeg. Aangezien het me niet gelukt is je door middel van je Troefkaart te bereiken, sluit ik de mijne in, ten gebruike door jou. Hoewel de mogelijkheid dat ik tegen je lieg wel vooraan in je gedachten zal liggen, geef ik je mijn woord dat dat niet het geval is. - Eric, heer van Amber.
Ik las de brief nog eens over en grinnikte. Waar dacht hij eigenlijk dat vervloekingen voor dienden? Dat gaat niet op, broer. Het was aardig van je aan me te denken toen je me nodig had - en ik geloof je, twijfel daar vooral niet aan, want we zijn allemaal eerzame mannen - maar onze ontmoeting zal komen volgens mijn schema, niet het jouwe. Wat Amber betreft, het is niet zo, dat ik me niets van haar noden aantrek, en ik zal me daar ook mee bezighouden, in mijn eigen tijd en op mijn manier. Jij maakt de fout, Eric, jezelf als noodzakelijk te beschouwen. De begraafplaatsen liggen vol met mannen die dachten dat ze niet te vervangen waren. Maar ik zal wachten om je dit te zeggen, van aangezicht tot aangezicht.
Ik stopte zijn brief en de Troefkaart in mijn jaszak. Mijn sigaret drukte ik uit in de vuile asbak op mijn bureau. Toen pakte ik wat linnengoed uit de slaapkamer om mijn strijders in te wikkelen. Deze keer zouden ze op een veiliger plaats op me wachten.
Toen ik weer door het huis liep, vroeg ik me af waarom ik nu in werkelijkheid teruggekomen was. Ik dacht aan enkelen van de mensen die ik gekend had toen ik daar had gewoond, en vroeg me af of ze ooit weleens aan me dachten, of ze zich afvroegen wat er van me geworden was. Dat zou ik natuurlijk nooit te weten komen.
De nacht was gevallen en de hemel was helder en de eerste sterren straalden helder toen ik naar buiten stapte en de deur achter me sloot. Ik liep naar de zijkant en legde de sleutel weer op zijn plaats beneden de patio. Toen klom ik de heuvel op.
Toen ik vanaf de top omkeek, scheen het huis daar verschrompeld te zijn in de duisternis, een deel van de verlatenheid te zijn geworden, als een leeg bierblikje dat aan de kant van de weg gegooid is. Ik liep naar de andere kant en weer omlaag, ging dwars over een akker naar de plek waar ik de wagen geparkeerd had, en wilde dat ik niet omgekeken had.