5
Ik zoog op een grassprietje en keek naar het draaiende molenrad. Ik lag op mijn buik op de tegenoverliggende oever van de rivier, met mijn hoofd in mijn handen rustend. Er was een heel kleine regenboog in de mist boven het schuimen en zieden aan de voet van de waterval, en zo nu en dan wist een druppeltje mij te bereiken. Het gestadige klateren en het geluid van het rad overstemden alle andere geluiden in het bos. De molen was vandaag verlaten en ik keek ernaar omdat ik iets soortgelijks in geen eeuwen gezien had. Naar het rad kijken en naar het water luisteren waren meer dan alleen maar rustgevend. Het was enigszins hypnotiserend.
Dit was onze derde dag op het landgoed van Benedict, en Ganelon was naar de stad gegaan om wat vertier te zoeken. De vorige dag was ik met hem meegegaan en was toen te weten gekomen wat ik weten wilde. Nu had ik geen tijd om toeristje te spelen. Ik moest snel denken en handelen. In het kamp hadden zich geen moeilijkheden voorgedaan. Benedict had ervoor gezorgd dat we te eten kregen en hij had ons voorzien van de kaart en de brief die hij ons beloofd had. Met zonsopgang waren we vertrokken en omstreeks het middaguur waren we in het landhuis aangekomen. We werden uitstekend ontvangen, en nadat we ons in de kamers geïnstalleerd hadden die ze ons wezen, waren we naar de stad gegaan, waar we de rest van de dag doorgebracht hadden.
Benedict was van plan nog verscheidene dagen te velde te blijven. Ik zou de taak die ik me gesteld had, voltooid moeten hebben voordat hij thuiskwam. Dus had ik een helse rit voor de boeg. Geen tijd om op mijn gemak te reizen. Ik moest me de juiste schaduwen herinneren en zorgen spoedig op weg te zijn.
Het zou wel verkwikkend geweest zijn om in die plaats te blijven die zo sterk op mijn Avalon leek, alleen, mijn gedwarsboomde plannen begonnen zo langzamerhand een obsessie te worden. Dat ik me dit realiseerde, betekende nog niet dat ik het ook kon bedwingen. Vertrouwde taferelen en geluiden hadden me maar heel korte tijd weten af te leiden, daarna had ik me opnieuw op mijn plannen gericht. Zoals ik het zag, moest het nauwkeurig uitgewerkt worden. Deze ene reis zou twee van mijn problemen op moeten lossen, als ik dat klaar kon spelen zonder argwaan te wekken. Dat betekende dat ik plotseling definitief vertrokken zou moeten zijn, maar ik had daar al rekening mee gehouden en Ganelon opdracht gegeven me te dekken. Terwijl ik mijn hoofd op het ritmisch geknars van het rad mee liet knikken, drong ik al het andere uit mijn brein en begon me de noodzakelijke structuur van het zand te herinneren, zijn kleuren, de temperatuur, de winden, het prikken van het zout in de lucht, de wolken... Toen sliep ik en droomde, maar niet van de plaats die ik zocht. Ik keek naar een reusachtig roulettewiel, waar we allemaal op waren - mijn broers, mijn zusters, ikzelf, en anderen die ik kende of gekend had - rijzend en dalend, elk van ons in het hem toegewezen vakje. We schreeuwden allemaal dat het voor ons stil moest houden en we jammerden luidkeels telkens als we langs de top kwamen en weer omlaag gingen. Het wiel begon langzamer te draaien en ik was bezig omhoog te gaan. Een blonde jongen hing ondersteboven voor me, smeekbeden en waarschuwingen schreeuwend die door de kakofonie van stemmen overstemd werden. Zijn gezicht werd donker, verwrong zich, werd iets afgrijselijks om naar te kijken, en ik sneed het touw door dat om zijn enkel gebonden zat en hij viel uit het gezicht. Het wiel draaide nog langzamer toen ik de top naderde, en toen zag ik Lorraine. Ze stond als een razende te gebaren en te wenken en mijn naam te roepen. Ik leunde naar haar over, zag haar nu duidelijk, begeerde haar, wilde haar helpen. Maar voordat het wiel verder draaide, verdween ze uit het gezicht. 'Corwin!'
Ik probeerde haar roepen te negéren, want ik was nu bijna aan de top. Het kwam weer, maar ik spande me en maakte me gereed om op te springen. Als het wiel dan niet voor me stilhield, zou ik proberen het vervloekte ding te slim af te zijn, ook al zou eraf vallen mijn volslagen vernietiging betekenen. Ik maakte me gereed voor de sprong. Weer een klik... 'Corwin!'
Het wiel week achteruit, keerde terug, vervaagde, en ik keek opnieuw naar het waterrad, terwijl mijn naam nog in mijn oren weerklonk en zich met het geluid van het riviertje vermengde, erin opging, vervaagde.
Ik knipperde met mijn ogen en streek met mijn vingers door mijn haar. Toen ik dat deed, vielen er wat paardenbloemen over mijn schouders en ergens achter me hoorde ik iemand giechelen.
Ik draaide me snel om en staarde.
Ze stond op ongeveer twaalf passen van me af, een lang, slank meisje met donkere ogen en kortgeknipte bruine haren. Ze droeg een schermvest en hield een rapier in haar rechterhand, een masker in haar linker. Ze keek naar me en lachte.
Haar tanden waren wit, gelijkmatig en een ietsje lang; een strook sproeten liep over haar kleine neus en het bovenste deel van haar mooi gebruinde wangen. Ze had iets vitaals over zich, dat op andere manieren aantrekkelijk is dan alleen van het standpunt van uiterlijke knapheid uit bezien. Vooral, misschien, als je het vanuit het voordeel van een groot aantal jaren zag. Ze groette me met haar zwaard. 'En garde, Corwin!' zei ze.
'Wie voor de duivel ben jij?' vroeg ik, en juist op dat moment zag ik een schermvest, een masker en een rapier naast me in het gras liggen.
'Geen vragen, geen antwoorden,' zei ze. 'Niet voor we geschermd hebben.'
Toen trok ze haar masker over haar hoofd en wachtte. Ik stond op en pakte het vest. Ik merkte wel dat het makkelijker zou zijn met haar te schermen dan te twisten. Het feit dat ze mijn naam kende, verontrustte me en hoe meer ik erover nadacht hoe meer ze me op de een of andere manier bekend voor scheen te komen. Het beste was nog, haar haar zin maar te geven, besloot ik, terwijl ik me in het vest werkte en het dichtgespte.
Ik pakte het zwaard op en trok het masker over mijn hoofd. 'Goed dan,' zei ik, met een vage, korte groet, terwijl ik naar voren stapte. 'Goed.'
Toen kwam ook zij naar voren en het treffen begon. Ik liet haar de aanval uitvoeren.
Ze kwam heel snel op me af met een slag-schijnaanval- schijnaanval-stoot. Mijn riposte was tweemaal zo snel,