4
Maandag 26 december
Op een ijskoude zesentwintigste december ontmoetten Alvirah, Willy, Regan, Jack, Nora en Luke elkaar op Teterboro Airport waar ze aan boord zouden gaan van het privévliegtuig dat Willy had gehuurd om hen naar Miami te brengen voor de Santa Cruise. Onderweg hadden ze het erover hoe ze de eerste kerstdag hadden doorgebracht. De vier Reilly’s waren naar Jacks ouders in Bedford gegaan waar zijn zes broers en zussen en hun gezinnen voor de feestdagen bijeen waren gekomen.
‘Wij zijn allebei enig kind en hebben zelf ook maar één kind,’ zei Nora verwonderd. ‘Het was zo leuk kerst met zo’n grote groep mensen te vieren. Jack heeft zo’n leuke familie. Iedereen is even aardig.’
Jack trok een wenkbrauw op en glimlachte. ‘Ik verzeker je dat iedereen zich van zijn beste kant liet zien. Wat hebben jullie gedaan, Alvirah?’
‘We hebben een heerlijke dag gehad,’ zei ze enthousiast. ‘Op kerstavond zijn we naar de nachtmis gegaan, we hebben uitgeslapen en zijn in een echt goed restaurant aan de Upper West Side gaan eten met zuster Cordelia. Zij is de enige van Willy’s zussen die in de buurt woont. We hadden haar uitgenodigd plus vijf of zes andere nonnen en een aantal mensen die zuster Cordelia kent, die niet veel familie hebben. We waren met zijn achtendertigen en het was echt fantastisch.’
‘Achtendértig?’ riep Jack uit. ‘Dat is meer dan mijn moeder had.’
‘Nou, ze zouden niet zo blij zijn geweest als ik voor hen had moeten koken,’ zei Alvirah. ‘We hadden een kamer voor onszelf en besloten de avond met het zingen van kerstliederen.’
‘Het is maar goed dat we een kamer voor onszelf hadden,’ merkte Willy op. ‘Volgend jaar wil zuster Cordelia een karaoke-machine meenemen.’
Alvirah boog zich naar Regan toe. ‘Wat een mooie ketting,’ zei ze bewonderend. ‘Ik wed dat het een kerstcadeau is van jack.’
‘Alvirah, mocht je ooit een baan ambiëren op het bureau, laat het dan even weten,’ zei Jack met een glimlach. ‘Die ketting is in feite een miniatuurfamiliewapen van de Reilly’s.’
‘Compleet met diamanten en een gouden kettinkje,’ zei Alvirah. ‘Ik vind hem prachtig.’
‘Niets is goed genoeg voor een Reilly Reilly,’ zei jack.
Toen ze in Miami aankwamen, scheen er een stralende zon en was het heet.
‘Halleluja,’ zei Luke toen ze uit het vliegtuig stapten. ‘Dit is heerlijk. De afgelopen dagen had ik het gevoel alsof ik in een ijspegel zou veranderen.’
De limousine die Alvirah had besteld stond op hen te wachten toen ze de terminal uit kwamen lopen.
‘We hebben nog zeeën van tijd voor we aan boord moeten,’ zei Alvirah. ‘Wat dacht je van een heerlijke lunch bij Joe’s Stone Crab? Als we tegen drieën bij het schip zijn, zijn we precies op tijd om in te checken.’
‘Alvirah, het inschepen begint al om één uur,’ wierp Willy tegen.
‘En gaat door tot vier uur. Laat al die controlefreaks eerst hun plekje opzoeken, dan is er geen rij meer tegen de tijd dat wij aankomen.’
Alles gaat precies volgens plan, dacht Alvirah tevreden terwijl de limousine tot stalstand kwam bij de terminal waar de Royal Mermaid langzaam volliep met Weldoeners van het Jaar. Ze stapten uit de auto en staarden naar het schip. Aan de boeg hing een enorme kerstkrans met in het midden de woorden SANTA CRUISE.
‘Op de een of andere manier verwachtte ik dat het schip wat groter zou zijn,’ zei Willy. ‘Maar ik zal wel een van die enorme oceaanstomers in gedachten gehad hebben die duizenden mensen vervoeren.’
‘Het ziet er prachtig uit,’ zei Nora haastig.
‘In de brochure staat dat de Royal Mermaid vierhonderd passagiers kan herbergen,’ merkte Alvirah op. Ze wuifde afwijzend met haar hand. ‘Dat zijn er meer dan genoeg.’
Een kruier kwam hun tegemoet met een karretje. ‘Gaat u maar meteen de terminal in,’ zei hij. ‘Ik zorg voor uw bagage.’
Alle drie de mannen grepen naar hun portefeuilles. ‘Ik betaal wel,’ zei Luke beslist.
Ze liepen de terminal in waar twee beveiligingsposten waren ingericht.
‘Ik hoop maar dat ze me niet gaan vragen om de spelden uit mijn haar te halen,’ mompelde Nora. ‘Dat moest op Kennedy Airport toen we naar Londen gingen. Ik zag eruit als een vogelverschrikker tegen de tijd dat ik aan boord kon.’
Maar het hele gezelschap werd zonder problemen doorgelaten. Ze liepen door een gang naar de vertrekhal waar een rij medewerkers was opgesteld om de gasten in te checken. Al snel werd duidelijk dat de meeste andere passagiers al aan boord waren. Er stond niemand bij de balies. Drie mannen in een blauwe blazer, witte pantalon en pet met goudgalon waren zojuist over de loopplank vanaf het schip aan komen lopen. De oudste zag hen en haastte zich naar hen toe.
‘Welkom! Welkom! Wie van jullie is Alvirah Meehan?’ vroeg hij. ‘We waren zo bang dat u van gedachten veranderd was en niet zou komen. Wat een teleurstelling zou dat geweest zijn.’
‘Zeker, een grote teleurstelling,’ echode een van de andere mannen.
‘Ik ben Alvirah, dit is mijn echtgenoot Willy en dit zijn onze vrienden…’ Vlug stelde ze hen voor.
‘En ik ben Randolph Weed, uw gastheer. Maar mijn vrienden noemen me commodore en dat vind ik heerlijk. En dit is mijn neef, Eric Manchester, en mijn cruiseleider, Dudley Loomis. Kom, laten we zorgen dat u gauw ingecheckt wordt zodat u aan boord kunt. Het welkomstfeestje is over twintig minuten afgelopen. Om vier uur varen we af.’
‘Om vier uur?’ vroeg Alvirah. ‘Volgens mijn informatie was het om zes uur. Hier heb ik het…’
Dudley kwam meteen in actie. Hij was er niet gebrand op zijn handtekening op de briefte zien die ze op het punt stond tevoorschijn te halen. Hij was dronken geweest toen hij hem geschreven had. ‘Laten we jullie nu inchecken,’ drong hij aan en voerde hen mee naar de balie waar alle zes de medewerkers stonden te wachten. Luke en Nora lieten zich bij een van hen inschrijven, en Jack en Regan bij een andere. De commodore en zijn neef tutterden beschermend om Alvirah en Willy heen.
‘We gaan een heerlijke tijd tegemoet,’ zei de commodore. ‘Een uitgelezen gezelschap van uiterst fascinerende mensen vier dagen lang samen op volle zee. Ik beloof jullie dat jullie van elke minuut zullen genieten…’
De baliemedewerkster voerde Alvirahs en Willy’s namen in in de computer. Ze fronste en begon op de toetsen te hameren. ‘O hemeltje,’ zei ze.
Er kan geen probleem zijn, dacht Dudley. Dat kan gewoon niet.
‘Ik begrijp niet hoe dit heeft kunnen gebeuren…’ zei de baliemedewerkster.
‘Wat?’ vroeg Dudley. Hij probeerde te blijven glimlachen terwijl de gezichtsuitdrukking van de commodore steeds grimmiger werd.
‘In de hut die aan de Meehans is toegewezen zitten al mensen. En alle andere hutten op het schip zijn bezet.’ Ze keek op naar de commodore, Dudley en Eric. ‘Wat nu?’
‘Zijn er geen andere hutten?’ vroeg de commodore, naar Dudley starend. ‘Hoe heeft dit kunnen gebeuren?’
Ik moet een telfout gemaakt hebben, dacht Dudley. Ik had hen niet meer dan één ander stel moeten laten meenemen.
‘Alvirah,’ zei Regan. ‘Jack en ik blijven gewoon een paar dagen in Miami en vliegen dan naar Lake Tahoe. Dat vinden we helemaal niet erg.’
‘Daar komt niets van in!’ blafte de commodore. ‘Geen sprake van. We hebben nog een van de meest luxueuze hutten op het schip tot onze beschikking die de Meehans heel wel zal bevallen. Hij bevindt zich vlak naast mijn vertrekken.’ Hij keek naar Eric. ‘Mijn neef zal met alle plezier deze cruise in de logeerkamer van mijn suite overnachten, niet, Eric?’
Eric voelde het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. Er was maar één ding dat hij kon zeggen en dat zei hij dan ook: ‘Natuurlijk.’
‘Ik zal zorgen dat uw spullen er in een mum van tijd zijn,’ zei Dudley opgewekt. Ook al was hij nerveus vanwege zijn fout, het was hem ook een verfijnd genoegen Eric dwars te kunnen zitten.
‘Eric, ik vind het heel vervelend voor je,’ zei Alvirah. ‘Neem gerust de tijd om je spullen te pakken. Wij gaan naar dat feestje en drinken gezellig wat tot we af zullen varen. Daarna zullen we graag onze hut betrekken.’
Eric slaagde erin een lachje te produceren: ‘Dan ga ik nu maar liever pakken zodat ze de kamer schoon kunnen maken,’ zei hij. ‘Ik zie jullie allemaal straks weer.’ Hij draaide zich plotseling om en schoot als een haas de loopplank over.
‘Wat is uw neef een fijne jongen,’ zei Alvirah tegen de commodore.
5
Het Santa Cruise welkomstfeestje was al meer dan een uur aan de gang. De meesten van de vierhonderd gasten hadden al een tweede glas champagne op, sommigen een derde en een paar zelfs nog meer. Het is wel duidelijk wie dat zijn, dacht Ted Cannon, terwijl hij zijn eigen glas, waar hij nog niets van gedronken had, neerzette. De band had onafgebroken kerstmuziek gespeeld. Ze begonnen nu al minstens voor de vierde keer aan ‘Santa Claus Is Comin’ to Town’. Hier ben ik dan, helemaal alleen, bedacht hij somber. Ted was vijftien jaar lang als Kerstman de ziekenhuizen en verpleeghuizen in Cleveland af gegaan, iets waar zijn overleden vrouw Joan hem toe had overgehaald. Ze was nu al meer dan twee jaar dood, maar als eerbetoon aan haar was hij het blijven doen. Toen had iemand zijn naam opgegeven voor de Kerstmanloterij voor de Santa Cruise en hij had gewonnen. Hij vond het nog steeds moeilijk te geloven.
De week na kerstmis sloot Ted altijd zijn accountantskantoor, en vroeger gingen Joan en hij dan op vakantie nadat ze de eerste kerstdag bij hun zoon Bill en zijn gezin hadden doorgebracht. Ted was de afgelopen paar dagen bij hen geweest. Toen hij de cruise gewonnen had, hadden ze erop aangedrongen dat hij mee zou gaan.
‘Pappa, mamma zou gewild hebben dat je er eens uit kwam en wat plezier zou maken. Met negen andere Kerstmannen aan boord, heb je in ieder geval iets gemeen om over te praten. En als er alleenstaande dames aan boord zijn, vraag dan iemand ten dans. Je bent pas achtenvijftig en je hebt sinds mamma stierf naar geen enkele vrouw omgekeken.’
Maar nu hij hier te midden van al die onbekenden stond, voelde Ted zich heel eenzaam. Hij vroeg zich af of het te laat was om zijn spullen te pakken en van boord te gaan. In gedachten haalde hij zijn schouders op. En wat moet ik dan doen?
Hou daarmee op, zei hij tegen zichzelf en pakte zijn glas champagne.
Ivy Pickering had zojuist de gastenlijst bestudeerd en sidderde van opwinding toen ze erachter kwam dat Alvirah Meehan, Regan Reilly én Nora Regan Reilly aan boord zouden zijn. Ze had een glas champagne in haar hand en zich zo opgesteld dat ze hen zou zien zodra ze op het feestje zouden verschijnen. Ze wilde zichzelf voorstellen, zodat ze later, als iedereen zich geïnstalleerd had, wat tijd met hen door zou kunnen brengen. Ze was al een fan van Alvirah vanaf het moment dat deze, nadat ze het geld in de loterij gewonnen had, met haar column in de New York Globe begonnen was. Ivy was bijzonder gefascineerd geweest door Alvirahs verslag van haar samenwerking met Regan en Regans nieuwe echtgenoot Jack om Regans vader, die was ontvoerd, te redden.
Onlangs was Ivy lid geworden van de reeds jaren bestaande Oklahoma Lezers- en Schrijverskring waarvan de leden als vrijwilliger tijd besteedden aan het mensen leren lezen. Veel van de schrijvers waren gespecialiseerd in detectives. Ivy was een van de lezers. Ze zei altijd dat ze wel een goede detective zou zijn maar geen goede schrijver. Ze waren in haar groep met zijn vijftigen en er was in een tijdschrift over hen geschreven vanwege de tijd die ze in alfabetiseringsprogramma’s staken. Daarom waren ze voor de cruise uitgenodigd.
Voor de grap had de groep besloten een eregeest uit te nodigen, Left Hook Louie, een detectiveschrijver uit Oklahoma die, nadat hij afscheid genomen had van het zwaargewicht boksen, woorden uit zijn typemachine was gaan rammen. Hij had veertig detectives geschreven waarin een voormalige bokser als speurder optrad. Louie was gestorven toen hij in de zestig was en over twee dagen zou hij tachtig zijn geworden. Dat was de reden dat ze hem nu eer wilden betonen. Ze waren van plan over het hele schip posters op te hangen van zijn gehavende, glimlachende gezicht, de handen in bokshandschoenen op de typemachine rustend.
Ivy had nog nooit een cruise meegemaakt en was van plan elke centimeter van de Royal Mermaid te onderzoeken. Haar vijfentachtigjarige moeder kwam niet veel meer buiten de deur maar vond het heerlijk om alle details van Ivy’s avonturen te horen. Ze woonden samen in het huis waar Ivy eenenzestig jaar geleden geboren was.
Toen de commodore het gezelschap naar het dek bracht waar het feestje gehouden werd, verheugde Alvirah zich erop een eerste glimp op te vangen van de klimmuur waar ze zo door geïntrigeerd was geraakt in de brochure. Even was ze uit het veld geslagen toen een vogelachtig vrouwtje op haar toe kwam gesneld en een hand op haar arm legde.
‘Ik ben Ivy Pickering,’ riep ze spontaan uit. ‘Ik ben een enorme fan van u. Ik heb uw columns gelezen en alle boeken van Nora. Ik heb foto’s van Regans prachtige bruiloft uitgeknipt en bewaard. Ik wíst gewoon dat ik jullie allemaal even dag moest komen zeggen zodra jullie aankwamen.’ Ze straalde naar hen. ‘Ik zal jullie niet ophouden.’
Dat dóé je al, dacht commodore Weed, maar geen haar op zijn hoofd die eraan dacht om een van zijn vrijgevige gasten te beledigen.
‘Ik wil een goed plekje aan de reling zodat ik het schip af kan zien varen. Maar ik vroeg me af of er in de komende twee dagen gelegenheid zou zijn een keer samen te poseren voor een paar foto’s om aan mijn moeder te laten zien als ik weer thuis ben?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde Nora voor hen allemaal. Ivy Pickering knikte blij en ging op een holletje weg.
Een man met een camera op zijn schouder werd hun kant op geleid door een energieke jonge vrouw met een microfoon. Haar eerste vraag was voor Nora: ‘Wat vindt u van commodore Weeds eerbetoon aan mensen die zich inzetten voor het goede doel?’
Regan kon zweren dat ze haar vader hoorde mompelen: ‘Ze is ertegen.’ Ze wist dat als er íéts was wat haar vader niet kon uitstaan, het een stomme vraag was.
Een antwoord werd Nora bespaard toen er twee politieagenten op het dek verschenen. Ze stevenden recht op de ober af die met een dienblad vol champagne en een idiote grijns hun gezelschap naderde. Toen de ober zag dat iedereen hem aan stond te staren, draaide hij zijn hoofd om te zien wat er zo interessant was. Zodra hij de politieagenten gewaarwerd, liet hij het dienblad vallen, tolde om zijn as en rende via de dichtstbijzijnde kajuitstrap naar het lager gelegen dek. Voordat zijn achtervolgers de gang zelfs maar bereikt hadden, hoorden ze allemaal een luide plons.
‘Man overboord!’ gilde Ivy Pickering.
De commodore keek omlaag naar de troep bij zijn voeten. Waarom heb ik mijn geld aan goede champagne verspild? vroeg hij zich spijtig af.
Iedereen rende naar de reling om te kijken naar wat er beneden hen gebeurde.
‘Tjonge, wat kan die hard zwemmen!’ merkte iemand op.
Een paar seconden later maakte de sirene van een naderende politieboot duidelijk dat hoe snel de ober ook zwom, hij uit het water geplukt zou worden voor hij kon ontsnappen.
Andere obers raapten snel het gebroken glas op en dweilden het dek. De commodore haastte zich naar de plaats waar Dudley, voor de veiligheid in een klimgordel gehesen, op het punt stond een demonstratie van de klimmuur te geven. ‘Ik weet niet wat het probleem zou kunnen zijn,’ stamelde Dudley. ‘Hij wilde het baantje zó graag en zei dat hij in het Waldorf gewerkt had.’
‘Hij had wel een gewelddadige moordenaar kunnen zijn,’ snauwde de commodore. ‘Wie heb je nog meer op goed vertrouwen aangenomen?’ De microfoon waarmee hij zijn welkomsttoespraakje had gehouden, lag voor de klimmuur. Hij pakte hem op.
‘Tja, nou, ik hád u een opwindende cruise beloofd…’ Maar het duurde een paar minuten voor hij ieders aandacht had. Iedereen volgde gebiologeerd de voortgang die de ontsnapte man maakte. De commodore herhaalde zijn woorden en voegde eraan toe. ‘En het lijkt er inderdaad op dat we een opwindende cruise tegemoet gaan, ha ha ha.’ Hij zweeg even. ‘En zo is het maar net, ja,’ besloot hij slapjes.
Een jonge agent kwam op de commodore af en fluisterde iets in zijn oor. De bezorgde frons op het gezicht van de commodore nam af. ‘Ik begrijp het. Volkomen begrijpelijk. Sommige vrouwen hebben geen geduld.’ Hij wendde zich tot de menigte. ‘De arme man liep wat achter met de alimentatie, zo blijkt. Voor niemand een bedreiging. Hij waagde een gokje met de liefde en ach ja, het is beter om bemind en verloren te hebben…’
De commodore moest de feestelijke stemming er weer in zien te krijgen. ‘Laten we de glazen nog eens vullen en onze aandacht op de klimmuur achter me richten. Onze cruiseleider, Dudley, zal laten zien hoeveel plezier u kunt hebben terwijl u zich voorstelt dat u de Mount Everest aan het beklimmen bent.’
Met een zwierig gebaar wendde hij zich tot Dudley. ‘Ga ervoor,’ droeg hij hem op. Dudley boog zo diep als hij kon, de klimgordel in aanmerking genomen. Het bemanningslid dat tot taak had het veiligheidstouw strak te houden pakte dit met een zichtbaar gebrek aan enthousiasme op.
Dudley zette zijn rechtervoet op het laagste uitsteeksel dat aan de muur was vastgemaakt en begon te klimmen. Hij reikte boven zijn hoofd, greep een ander uitsteeksel beet en trok zichzelf omhoog.
‘Waag het niet dat te proberen,’ fluisterde Willy tegen Alvirah.
‘Rechtervoet, linkervoet,’ mompelde Dudley in zichzelf, terwijl het zweet hem uitbrak. Zijn rechtervoet zocht net naar het volgende uitsteeksel toen hij voelde hoe die onder zijn linkervoet begon te wiebelen als een losse tand. ‘Dit kan niet waar zijn,’ kreunde hij.
Maar het was wel waar.
Terwijl hij zijn gewicht naar rechts probeerde te verplaatsen liet het linkeruitsteeksel los en viel op de grond. Allebei Dudleys voeten verloren nu het contact met de muur en hij begon aan het touw heen en weer te zwaaien alsof hij Tarzan was.
Het publiek moedigde hem luidkeels aan. Hij probeerde te glimlachen, keek over zijn schouder en kwam met een bons op het dek terecht toen het bemanningslid hem te snel losliet.
Nora en Regan durfden hun echtgenoten niet aan te kijken.
6
Nadat hij te horen had gekregen dat hij zijn hut moest ontruimen, schoot Eric als een haas de loopplank over terug naar het schip.
Hij had Alvirah Meehan wel kunnen wurgen!
‘Neem gerust de tijdje spullen te pakken.’
Tuurlijk, dame. Hij had helemaal geen tijd. Hij wist dat die klootzak Dudley ervan genoot dat hij overgeplaatst werd. Het was allemaal Dudleys fout. Hij had de hutten niet goed geteld. Nu zou Dudley, cruiseleider extraordinair, een legertje stewards sturen om het ontruimingsproces af te ronden. Ik wéét dat hij me haat, dacht Eric, vooral omdat ik een grotere kamer heb gekregen. Dudley had een kleine hut zonder balkon, maar had ík die kamer nu maar, dan kon het allemaal nog best lukken. Eric besefte dat hij doodsbang was Bull’s-Eye onder ogen te komen met het slechte nieuws.
Omdat hij niet wilde wachten op de lift, sprong hij op de kajuitstrap af.
Hoe ga ik hen verstoppen? Wáár ga ik ze verstoppen? Hoe kan ik ze in godsnaam drie dagen lang in mijn kamer in oom Randolphs suite verborgen houden? Die logeerkamer is zo klein. En de kast ook.
Het enige wat ik weet is dat ik hen nu zo snel mogelijk uit mijn kamer moet zien te krijgen.
‘Ho! Ho! Ho! Eric!’ riep een van de passagiers naar hem. ‘ Wanneer krijg ik mijn Kerstmanpak?’
‘Moet je Dudley vragen!’ snauwde Eric terwijl hij voorbijvloog. Toen kwam er een gedachte bij hem op. Hij moest aan twee van die pakken zien te komen. Bull’s-Eye en de Boekhouder, Barron Highbridge, konden de pakken aantrekken en dan zou niemand raar opkijken als hij hen in de gang tegenkwam.
Waar wáren die pakken? Hij besloot dat ze zich in de voorraadkamer op Dek 3 moesten bevinden. De hutten van de Kerstmannen bevonden zich allemaal op het derde dek. De mensen die hun energie gaven voor hun medemens werden minder luxueus gehuisvest dan zij die geld gaven. Zo ging dat nu eenmaal in de wereld.
Heb ik nog tijd genoeg om daarheen te gaan? Voor hij echt een besluit genomen had, merkte Eric dat hij al onderweg was naar Dek 3. Zijn setje lopers bevatte eveneens een sleutel van de voorraadkamer. Laat die pakken daar zijn, bad hij.
In een van de hutten die hij passeerde kon Eric stemmen horen. Hij moest zorgen dat hij niet in de buurt van de voorraadkamer gezien werd. Hij liep langs de bagage die nog buiten sommige hutten opgestapeld lag, haalde de sleutels uit zijn zak tevoorschijn en sloeg een hoek om. Verderop in de gang zag hij twee mensen, gelukkig met de rug naar hem toe.
Hij nam enkele gigantische stappen in de richting van de voorraadkamer, stak de sleutel in het slot, draaide hem om en duwde de deur open.
Tot zijn vreugde hingen de Kerstmanpakken aan een kledingrek. Snel koos hij er twee uit die de indruk wekten alsof een kleine, gezette Bull’s-Eye en een lange, dunne Barron erin zouden passen – twee mensen die alleen zichzelf cadeaus gaven. Hij graaide naar twee witte baarden, twee mutsen en twee paar zwarte sandalen. Kerstman op zijn tropisch, dacht hij. In een kast vond hij een hoop zwarte plastic vuilniszakken. Hij propte alle Kerstmanbenodigdheden in een ervan. Hij had niet veel tijd meer. Hij zweette nu al als een otter.
Hij verliet de voorraadkamer en spurtte de kajuitstrap op naar het sloependek. Hij slaagde erin zijn kamer te bereiken zonder dat hij iemand hoefde uit te leggen waarom hij een vuilniszak bij zich had. Het NIET STOREN-bordje hing er nog steeds. Hij deed de deur open en zette zich schrap voor de reacties van de verstekelingen.
Barron lag languit op de slaapbank tv te kijken en chips te eten uit een zak. ‘Sjjt,’ zei hij waarschuwend tegen Eric en fluisterde: ‘Tony is zonet in slaap gevallen. Hij is de hele dag al erg chagrijnig.’
‘Nou, dan zal hij nog een stuk chagrijniger worden,’ snauwde Eric. ‘Ik moet jullie hier weg zien te krijgen.’
Tony’s ogen schoten open. ‘Wat?’
‘Iemand heeft een blunder gemaakt. Ze komen een hut tekort. Een paar passagiers krijgen deze hut.’
‘Wat knus!’ bitste Bull’s-Eye. ‘En heb je misschien nog lumineuze ideeën over waar je ons nu onder gaat brengen?’
Barron ging rechtop zitten, een blik van puur afgrijzen op zijn gezicht. De zak chips viel om en de inhoud ervan werd uitgestrooid over de bank en de vloer. ‘Je zei tegen ons dat het een eitje zou zijn. Dat we gewoon in jouw kamer konden blijven.’
‘Jullie kunnen gewoon in mijn kamer blijven. De nieuwe is een eindje verderop in de gang.’
‘Verderop in de gang?’
‘In de suite van mijn oom.’
‘De “ik houd van u”-oom?’
‘Ja, die.’ Eric smeet de inhoud van de vuilniszak op het bed. ‘Trek deze aan,’ zei hij, en klonk wanhopig. ‘Dan gaan we naar de suite. Mijn oom is er niet. Niemand die ons ziet zal enige verdenking koesteren want er varen tien Kerstmannen op deze cruise mee.’
Er werd op de deur geklopt. ‘Kan ik u helpen pakken, meneer Manchester?’
Eric herkende de stem van Winston, de pompeuze butler. Oom Randolph had gedacht dat zijn aanwezigheid wat klasse zou geven aan de hele operatie. ‘Nee bedankt,’ riep Eric. ‘Ik heb nog een kwartier of zo nodig, dan kun je de kamer in gereedheid brengen.’
‘Heel goed. Belt u maar wanneer u klaar bent. Met uw welnemen.’
‘Waar denkt die dat hij is, in Buckingham Palace?’ siste Tony.
De dreiging van een mogelijke ontdekking spoorde de beide criminelen tot snelle actie aan. Vlug kleedden ze zich uit en trokken de kostuums aan. Eric overhandigde hun de baarden en mutsen. De sandalen zaten nogal los en hadden verstelbare bandjes. Ze zagen er belachelijk uit.
Boven de witte massa die de helft van zijn gezicht bedekte keken Tony’s ogen met de zware oogleden hem kwaadaardig aan. Barrons baard hing nogal los voor zijn gezicht over het grootste gedeelte van zijn mond heen. Maar als iemand hen toevallig zag, hadden ze een kans weg te komen zonder verdacht te lijken.
‘Ik ga even kijken of de kust veilig is,’ zei Eric, met bonkend hart. Hij deed de deur van de hut open en keek naar links en naar rechts. Alles was rustig. ‘Ik ga even checken of er iemand in de suite is.’ Hij liep de gang door, deed zijn ooms deur open en controleerde snel alle kamers. Toen haastte hij zich terug naar zijn eigen kamer, opende de deur en knikte naar de twee mannen.
Ze volgden hem door de gang naar de suite van de commodore. Eric sloot de deur terwijl hij een zucht van verlichting slaakte. ‘De logeerkamer bevindt zich hier,’ zei hij.
‘Je maakt een geintje,’ gromde Tony toen hij een blik in de kamer wierp. Het meubilair bestond uit een tweepersoonsbed, een nachtkastje, een enkele stoel voor het ingebouwde bureau en enkele kasten.
Barron opende de deur van de kast. ‘Verwacht je dat we ons hierin verstoppen?’ vroeg hij.
‘Nee,’ snauwde Eric. ‘Ga de badkamer in.’
Net als de kast was de logeerbadkamer veel kleiner dan die in zijn eigen hut.
‘Wacht tot ik al mijn spullen hiernaartoe gebracht heb,’ ging Eric verder. ‘Doe de deur op slot.’
Met een blik van moordzuchtige razernij in zijn ogen knikte Tony naar hem. ‘Ik waarschuw je, Eric. Ik hoop voor jou dat we niet gepakt worden.’
7
Precies om vier uur ’s middags begon vanuit de haven van Miami de Royal Mermaid aan haar Santa Cruise. Tegen die tijd voelde een behoorlijk aangeschoten commodore enige opluchting nadat hij Dudley aan een kruisverhoor onderworpen had over hoe het mogelijk was dat er al zo veel mis was gegaan voor ze nog maar vertrokken waren. Hij kreeg van de al even aangeschoten Dudley geen antwoord dat hem tevredenstelde en hij zette koers naar de brug. Hij stond naast kapitein Horatio Smith toen de kapitein de motoren startte. Smiths gezelschap was geruststellend. Na zijn gedwongen pensionering bij een kleine maar uitstekende cruisemaatschappij, had de vijfenzeventigjarige Smith maar al te graag het aanbod aangenomen om aan het roer van de Royal Mermaid te mogen staan.
‘Is iedereen aan boord, kapitein?’ vroeg Smith.
‘Min een,’ zei de commodore bars, niet wetende dat het eigenlijk plus een was. ‘Ik hoop alleen dat ik straks niet zelf mee hoef te helpen met bedienen.’ Hier, naast Smith, die nog niets stoms had gedaan, voelde de commodore zijn goede humeur terugkomen. Hij besefte dat elke maidentrip zo zijn problemen kende. De commodore was teleurgesteld geweest over de bezorgde uitdrukking op Erics gezicht toen hij te horen had gekregen dat hij zijn kamer uit moest en bij zijn oom zijn intrek zou nemen. Gisteravond toen we elkaar spraken, leek hij er nog zo op gebrand om tijd met me door te brengen, dacht hij. Je zou denken dat hij het leuk zou vinden om nog dichter bij me te zijn. Dan hebben we nog meer tijd samen. Ach, nou ja.
De commodore draaide zich om om te kijken hoeveel mensen zich bij het speciale raam ophielden dat het passagiers toestond naar de kapitein te kijken terwijl die het schip bestuurde. Nog een teleurstelling. Er was maar één toeschouwer, Harry Crater, een nogal ziekelijk uitziende man. Het lijkt wel of hij elk moment in kan storten, dacht de commodore. Toen ik op het welkomstfeestje met hem praatte, was het een opluchting te horen dat hij een helikopter had, en dat hij als hij iets ergs kreeg, die meteen zou laten komen. Ik wens het hem niet toe, maar mocht er zich een medisch probleem van voorbijgaande aard voordoen waarvoor de helikopter nodig was, dan zou dat wel nieuws zijn. Het zou ons vermogen onder de aandacht brengen om noodsituaties het hoofd te bieden omdat we ons eigen heliplatform hebben. Hij prentte zich in zijn geheugen dat hij Dudley hierop moest wijzen.
De commodore zwaaide en salueerde.
Bij het raam zwaaide Harry Crater terug. Het was een zwak gebaar van een krachtige arm die aan het oog onttrokken werd door een jasje dat hem twee maten te groot was. Het enige wat hem iets kon schelen was de heliport en die voldeed kennelijk aan zijn wensen.
Hij schuifelde weg, eraan denkend op zijn wandelstok te leunen.
De commodore zag hem gaan. Zijn gezondheid mag hem dan in de steek laten, zijn geest is duidelijk nog helder. Ik hoop maar dat deze cruise hem goed zal doen. Ik vraag me af hoeveel goeds hij dit jaar voor de mensheid heeft gedaan. Daar moet ik Dudley eens naar vragen, zei hij tegen zichzelf.
‘Zou u het leuk vinden om op de knop te drukken?’ vroeg de kapitein, met een schittering in zijn ogen.
‘Zeker!’ antwoordde de commodore. Als een klein kind met een speelgoedstuurtje sloeg hij met zijn hand op de knop van de scheepstoeter.
Tooeeeet! Toooeeeet!
‘Daar gaan we dan!’ riep de commodore blij uit. ‘Nu kunnen we niet meer terug!’
8
De hut van Regan en Jack bevond zich aan het andere einde van de gang als die van Luke en Nora. Ze zaten een dek lager dan Alvirah en Willy.
Ze hadden met zijn zessen de beide kamers van de Reilly’s bekeken en naar tevredenheid bevonden en waren toen samen naar Erics voormalige verblijfplaats gegaan. Iedereen was stiknieuwsgierig. De kamer bevond zich in een apart deel van het schip even voorbij de suite van de commodore, waar gewoonlijk geen passagiers kwamen.
De deur naar de hut stond open.
‘Hallo,’ riep Alvirah toen ze bij de deuropening aankwam.
Een kalende man met rechte rug in een donker stewarduniform haalde net een doek over een nachtkastje. ‘Goedenávond, madame,’ antwoordde hij met een lichte buiging. ‘Bent u mevrouw Meehan?’
‘Ja, dat ben ik.’
‘Mijn naam is Winston. Ik zal uw butler zijn op deze reis. Het zal me een genoegen zijn ervoor te zorgen dat het u aan niets ontbreekt. Ik ben bereid u alles te serveren, van ontbijt in uw suite tot warme chocolademelk voor het slapengaan. Mag ik daar bovendien mijn verontschuldigingen aan toevoegen voor het ongemak dat u te verduren heeft gehad vanwege een foutje in de reservering?’
‘Geen probleem,’ zei Alvirah hartelijk toen ze naar binnen liep en bewonderend om zich heen keek. ‘Jullie hebben mooie kamers,’ zei ze tegen de Reilly’s. ‘Maar deze spant werkelijk de kroon.’
‘Hij is geweldig,’ was Regan het met haar eens. Ze had de uitdrukking op Eric Manchesters gezicht wel gezien toen hij te horen had gekregen dat hij zijn hut op moest geven. Ik begrijp nu waarom hij daar niet erg blij mee was, dacht ze. Maar het was meer geweest dan dat. Hij maakte een geagitéérde indruk.
De kastdeur stond open. Nora keek erin. ‘De kast is bijna een kamer op zich,’ gaf ze te kennen.
‘Alvirah heeft met al haar bagage alle ruimte nodig die ze kan krijgen,’ zei Willy. ‘O, en daar zul je onze koffers hebben.’
Een kruier arriveerde buiten adem bij de deur.
‘We gaan ervandoor zodat jullie je kunnen installeren,’ zei Luke. ‘Denk erom, om vijf uur is de reddingsoefening.’
Winston onderwierp de kamer nog eens aan een laatste inspectieronde en schudde toen zijn hoofd. ‘Hoe kon ik deze over het hoofd zien?’ zei hij fluisterend toen hij zich vooroverboog om een aantal platgetrapte chips van de vloer bij de bank op te rapen. ‘Ik dacht dat Eric zo’n gezondheidsfreak was…’ Hij kwam overeind en zei: ‘Ik denk dat alles nu tiptop in orde voor u is. Mocht u nog iets nodig hebben, belt u dan alstublieft.’ Hij keek de Reilly’s aan en snoof toen. ‘Zullen we dan nu de Meehans in alle rust laten uitpakken?’ Zijn stem had niet geaffecteerder en Britser kunnen klinken, als was hij een maritieme Jeeves.
‘Dat zullen we,’ zei Jack droog. Die vent noemt zichzelf een butler, dacht hij. Laat me niet lachen. Niemand hoeft ons te zeggen dat het tijd is om te gaan.
‘Er is een tijd van komen…’ mompelde Luke.
‘We zien jullie beneden wel weer na de reddingsoefening,’ zei Alvirah vlug terwijl ze het effect van Winstons arrogantie glad probeerde te strijken. ‘Is het niet geweldig dat we onderweg zijn?’
Toen de anderen achter Winston aan de deur uit liepen, probeerde de kruier Alvirahs koffers op het bed te hijsen. De tas waar Willy zijn kleding in had, was een wonder van efficiëntie. Op een kleinere tas na had hij hier alles in zitten wat hij nodig had. Alvirah opende aan haar kant van het bed het laadje van het nachtkastje en legde er haar calciumtabletten in. Ze had gehoord dat je lichaam ze beter opnam als je ze ’s avonds slikte. In het laadje bevond zich een pakje speelkaarten.
‘O kijk eens, Willy. Weet je nog dat we het altijd zo leuk vonden om te kaarten? We hebben het de laatste jaren veel te weinig gedaan.’
‘Dat komt omdat jij het te druk hebt met misdaden oplossen,’ merkte Willy op.
De kaarten werden met een elastiek bij elkaar gehouden. Alvirah pakte ze op.
Willy keek ernaar. ‘Ik zal die Eric vragen of ze van hem zijn. Het is al erg genoeg dat we zijn kamer ingepikt hebben.’
Hij stak ze in zijn jaszak. ‘Als ze ons te lang bij die reddingsoefening vasthouden, dan kunnen we altijd nog een potje hartenjagen.’