Lia
Tijdens mijn eerste vlucht naar los Angeles, toen ik achttien was, zat ik in het midden van de rij. De man die naast me zat, was een jaar of dertig, met krullend blond haar, een trouwring en een aktetas vol snoep. Hij vertelde dat zijn dochter voor zijn vertrek zijn koffertje had gevuld. Ik praatte de hele vijf uur durende vlucht met hem, gooide mijn net geblondeerde haar over mijn schouders en vertelde hem over de rollen die ik in schooltoneelstukken had gespeeld, over de rollen waarover ik had gedroomd, de acteerlessen die ik zou gaan nemen en de naam van mijn agent. De man had vijf uur naar me geglimlacht, me aangemoedigd, me Hershey's Kisses en fruitsnoepjes gevoerd, lachend en knikkend en hij was... wat? Verbijsterd, nam ik aan. Met mijn slecht geverfde haar en mijn waanideeën over het leven in Los Angeles moet ik een verbijsterend aanzicht zijn geweest. Toen we aan de afdaling begonnen, was hij zelfs met me van plaats verwisseld zodat ik aan het raam zat en Californië kon zien. 'Het beloofde land,' noemde hij het.
Mijn vlucht terug naar Philadelphia elf jaar later was anders. Ik strompelde als een zombie over het vliegveld en betaalde voor twee stoelen zodat er geen kind naast me zou komen te zitten. De week daarvoor had ik door het Beverly Center gelopen om maar iets te doen te hebben. Er was een baby gaan huilen en toen waren mijn borsten gaan lekken en toen wilde ik alleen nog maar dood, daar op dat moment en die plek. Ik betaalde de huurauto in Philadelphia contant en legde de biljetten op de balie terwijl de medewerker van Budget me maar bleef vragen of ik echt niet liever met een creditcard betaalde. Maar als ik mijn creditcard zou gebruiken, zou Sam me kunnen vinden en ik was er niet aan toe om te worden gevonden. Nog niet.
Ik was bang dat ik de weg naar huis niet zou vinden, maar dat was niet het geval. Ik had het gevoel dat de gehuurde Kia zichzelf reed, via de I-95 langs Franklin Mills Mali, waar de parkeerplaats zoals gewoonlijk propvol stond, langs de reeks ketenrestaurants en goedkope appartementencomplexen met de huur me nu-reclames moeizaam boven de van vuil uitpuilende goten flapperend. Links op Byberry, over de Boulevard, links, rechts en weer links, de wielen van de gehuurde auto over straten rijdend die smaller voelden, donkerder dan toen ik er had gewoond. De aluminium gevelplaten op de kleine huisjes, zelfs het asfalt in mijn straat was vervaagd en de huizen zelf leken te zijn gekrompen in de schaduw van de bomen, die groter waren geworden. Maar sommige dingen waren niet veranderd. Mijn oude sleutel, die ik al die tijd aan mijn sleutelbos had laten hangen, paste nog in het slot. Ik zette mijn tas onder aan de trap, ging zonder het licht aan te doen in de woonkamer zitten en keek hoe de minuten op de klok van de videorecorder voorbij tikten.
Mijn moeder kwam om kwart over vier thuis, wat exact een halfuur nadat de laatste bel op haar school ging, was. Ze was altijd precies om die tijd thuis. In de zomer veranderde ze haar routine een klein beetje, dan ging ze niet om kwart over zeven naar basisschool Shaw- cross, maar naar een eettentje om te ontbijten, dan naar de y om te zwemmen en daarna naar de bibliotheek, waar ze arriveerde zodra om negen uur de deuren opengingen en waar ze precies om vier uur vertrok, met rond twaalf uur een pauze om op het bordes voor de bibliotheek te zitten en de boterham te eten (tonijn op roggebrood of roomkaas met olijven op witbrood) die ze in haar tas had gedaan. 'Wat doe je daar de hele dag?' had ik een keer gevraagd toen ik een jaar of veertien was en we nog met elkaar praatten. Ze had haar schouders opgehaald. 'Ik lees,' had ze gezegd. Misschien had ze het niet als kritiek bedoeld; misschien had ik het onontkoombare en het zou je geen kwaad doen als je af en toe ook eens een boek pakte in plaats van in je bikini in de achtertuin te liggen en citroensap in je haar te kammen, niet hoeven horen, maar dat was wat ik hoorde.
Ze liep de woonkamer in met haar zwarte nylon boekentas in één hand en haar tasje in de andere. Ze knipperde twee keer met haar ogen naar me. Verder veranderde er niets in haar gezichtsuitdrukking. Het was alsof ik iedere week kwam om met de gordijnen dicht en de lichten uit in haar woonkamer te zitten.
'Zo,' zei ze. 'Ik kan nog een kippenborst ontdooien voor het avondeten. Eet je nog kip?' De eerste woorden die ze tegen me sprak. De eerste woorden in elf jaar. Ik schoot bijna in de lach. Alles wat ik had doorgemaakt, de afstand die ik had gereisd, alleen om terug te komen waar ik was begonnen, zittend op die oude blauwe bank, en mijn moeder vroeg me of ik nog kip at.
'Ja,' zei ik. 'Ja.'
'Dat vraag ik,' zei ze, 'omdat ik dacht dat je misschien vegetariër was geworden.'
'Waarom denk je dat? Omdat ik naar Californië ben verhuisd?'
'Volgens mij heb ik dat ergens gelezen,' mompelde ze. Ik vroeg me af wat ze verder nog over me had gelezen, hoeveel van het verhaal ze kende. Niet veel, besloot ik. Ze had nooit veel van films gehouden, of filmbladen gelezen. 'Rotzooi,' had ze gezegd. 'Daar sterven je hersencellen van af.' Mijn vader was degene die met me naar de film ging, die popcorn met boter voor me kocht en rammelende doosjes Good &. Plenty's, en die voor we weer naar huis reden mijn gezicht zorgvuldig schoonveegde.
Ze raakte mijn schouder aan toen ze de trap op liep, trok haar schoenen uit en liep op haar kousenvoeten door de keuken. Ze had een zwarte broek aan - 'pantalon' noemde ze die - en een witte blouse met een strik waarvan ik dacht dat ik hem me nog herinnerde van voor ik het huis uit was gegaan.
Ik liep achter haar aan de trap op en keek toe hoe ze de kip bereidde, toen de doos paneermeel, een ei uit de koelkast en de gebarsten witte schaal pakte. Ze dompelde de kipstukken al sinds mensenheugenis in die schaal voor ze ze op bakpapier legde. Ze was in mijn afwezigheid gekrompen, net zoals de rest van de buurt. Haar zandblonde haar zag er vervaagd uit, haar schouders hingen onder haar polyester blouse en ze had bruine vlekken op haar handen. Ik zag dat ze oud werd en daar schrok ik van. Dat de tijd in het abstracte voorbijgaat is één ding, maar haar zo te zien was iets heel anders. Ik deed mijn mond open, ik moest toch ergens beginnen, met iemand; ik moest bedenken hoe ik mijn verhaal zou vertellen. Ik ben naai Californië gegaan en verliefd geworden... Mijn strottenhoofd voelde alsof het dichtzat. Ik stelde me Sam in de lobby van de bioscoop voor, met een emmer popcorn in zijn hand, misschien, terwijl hij zich afvroeg waar ik was. Ik knipperde snel met mijn ogen, likte over mijn lippen, vond een krop ijsbergsla in de koelkast en begon die in stukken te scheuren. Mijn moeder keek naar mijn Vera Bradley-monster dat aan de voet van de trap lag. 'Leuke tas,' zei ze en ze gaf me een fles vetvrije sladressing.
'Nou,' ging ze verder toen de kip eenmaal in de oven stond en er een paar aardappels in de magnetron ronddraaiden. 'Wat brengt je terug naar de stad?'
Haar toon was zorgvuldig neutraal. Ze keek naar haar voeten. Het antwoord lag op het puntje van mijn tong, maar ik kon mezelf niet zover krijgen de woorden uit te spreken. En ik kan het mis hebben, maar het leek of zij hetzelfde probleem had: ze deed haar mond open en toen weer dicht. Ze zei één keer mijn naam, maar toen ik mijn hoofd omdraaide, haalde ze alleen haar schouders op, schraapte haar keel en staarde weer naar de vloer.
Ze trok twee plastic placemats uit de la waar de plastic placemats altijd hadden gelegen. 'Je grootmoeder is overleden,' zei ze. 'Toen je weg was. Ik had je willen bellen, maar...' Ze haalde haar schouders op. Ze had mijn telefoonnummer niet en ze wist mijn nieuwe naam niet.
'Hebben ze een staak door haar hart geslagen om het zeker te weten?'
Ze perste haar lippen op elkaar. 'Californië heeft die rappe tong van je in ieder geval niet veranderd.'
Ik zei niets. De moeder van mijn moeder woonde in Harrisburg, om de hoek van haar andere dochter en mijn drie neefjes en nichtjes. Ze had nooit veel tijd voor me gehad. Ik zag haar één keer per jaar, op de dag na Thanksgiving. Ze droeg altijd een trui met drie geverfde handafdrukken, een van ieder van mijn neefjes en nichtjes. Toen ik acht was, vroeg ik waarom mijn handafdruk er niet op stond. Daar dacht ze even over na, wees toen naar de kleinste handafdruk en zei tegen me dat ik mocht doen alsof dat de mijne was. Jemig, dank je.
'Mam,' begon ik voordat ik me realiseerde dat ik geen idee had hoe ik dit verhaal moest beginnen, geen idee wat ik had te zeggen. Ik keek naar mijn bord en porde wat in de kip.
'Je mag hier blijven zolang je wilt,' zei ze zacht en ze vermeed oogcontact.
'Mam,' zei ik nog een keer. Ik heb een man ontmoet en we zijn getrouwd en er is iets verschrikkelijks gebeurd...
'Je bent mijn dochter,' ging ze verder, 'en er is hier altijd een kamer voor je.' Ik wachtte tot ze me zou aanraken en wist dat ze dat niet zou doen. Toen ik bij haar woonde, raakte ze me ook al niet aan. Mijn vader knuffelde me. 'Je weet waar je slaapkamer is,' zei ze tegen me en ze duwde haar stoel van de tafel. Ze schraapte het grootste deel van haar maaltijd in de afvalemmer, ik weet zeker dezelfde afvalemmer die ze had toen we hier twintig jaar eerder naartoe verhuisden. 'Er ligt schoon beddengoed op je bed.' En daarmee was ze weg.
Mijn slaapkamer was nog precies zoals ik die had achtergelaten: pluizig roze tapijt, Tom Cruise-posters aan de muur, een piepklein eenpersoonsbed dat kraakte en aan de linkerkant naar beneden helde als ik erop ging liggen. Er lag een Strawberry Shortcake-dekbed op het bed, het dekbed waar ik mijn ouders om had gesmeekt toen ik acht was. Mijn moeder had gezegd dat ik een prima dekbed had en dat ik binnen een jaar op die Strawberry zou zijn uitgekeken. 'Nee,' smeekte ik. 'Alsjeblieft! Ik wil het echt, echt, echt en ik zal nooit meer om iets anders vragen.' Uiteindelijk was het mijn vader die toegaf en het dekbed voor me op mijn verjaardag kocht. Nadat hij eenmaal weg was, moest ik dat dekbed de hele middelbare school op mijn bed laten liggen. 'Dekbedden groeien niet aan bomen,' zei ze. Maar ze had genoeg geld om aan haar eigen kleren uit te geven, en de mijne, en, viel me op, aan een nieuw dekbed voor zichzelf: beige op beige, gevuld met een of ander polyester dat kraakte als je het aanraakte. Het ging niet om het geld. Het dekbed was mijn straf, een herinnering aan wat kinderen kregen als ze zeurden en jammerden: een vader die hem smeerde, een vieze quilt met sinaasappelsapvlekken en het gezicht van een stripfiguur erop dat niemand zich kon herinneren. Aan het einde van de derde klas middelbare school vroeg ik niet meer om een nieuw dekbed en nam geen vriendinnen meer mee naar mijn kamer. In plaats daarvan hingen we in de woonkamer als mijn moeder naar haar werk was, we keken naar mtv en dronken Bailey's Irish Cream uit de stoffige flessen in het drankenkastje.
Ik ging op mijn rug op het bed liggen en legde mijn handen over mijn ogen. Het was zeven uur 's avonds, vier uur 's middags in Californië. Ik dacht aan mijn man in ons appartement, waar minirozen in potten op het smalle balkon stonden, waar goudkleurige gordijnen in de slaapkamer hingen en waar helemaal niets beige was. 'We kunnen een huis nemen,' had Sam tegen me gezegd nadat hij het contract voor de comedy had getekend. 'Misschien in de bergen. Niet te groot, maar leuk.' We maakten plannen om te gaan kijken, we belden makelaars, gingen naar wat open dagen, reden over de kronkelende weggetjes met de veiligheidsgordel strak over mijn buik. We hadden harder moeten zoeken. Ik dacht terug aan Sams glimlach van onder zijn honkbalpetje, de manier waarop hij me aan het lachen maakte door de afkortingen precies zo te proberen uit te spreken zoals ze waren gespeld, drie slaapk! hardh vl! spec geb! uitz op rav!
Ik stelde me voor dat hij alleen aan onze eettafel zat met de krant, of met zo'n diepvriespizza die hij at als ik er niet was, of buiten bij het zwembad, met een oude cowboyhoed achter op zijn hoofd, ieder dood blad en insect uit het water vissend met zijn net aan een lange steel. Er kwam om de dag iemand naar het appartementencomplex, maar Sam had de zwembaddienst overgenomen. 'Het is meditatief voor me,' zei hij tegen me. 'En dit is een stuk goedkoper dan yoga, toch?'
Hij zou me hier niet kunnen vinden, net zoals mijn moeder me aan de westkust niet zou hebben kunnen vinden. Zoals duizenden vrouwen vóór me had ik een verhuizing naar Los Angeles gebruikt om mezelf opnieuw uit te vinden. Ik had een nieuwe naam verzonnen, die mijn afgeslankte lichaam, de opgespoten lippen, de kleinere neus en het haar waarvan ik de kleur minstens drie keer per jaar veranderde, vergezelde. Lia Frederick noemde ik mezelf op mijn creditcards en rijbewijs. Frederick was de voornaam van mijn vader en Lia was mijn eigen naam, maar dan zonder S. Ik gaf vriendinnen en vriendjes - inclusief Sam - de biografie van het meisje dat tijdens een twee weken durend padvindsterkamp in de Pocono's mijn kamergenote was geweest. Voorzover mijn man het wist, kwam ik uit Pittsburgh, waar mijn vader bankmanager was en mijn moeder lesgaf aan groep zeven. Ik had één broertje en mijn ouders waren gelukkig getrouwd. 'Waren,' was wat ik altijd zei. Ik realiseerde me dat Sam, natuurlijk, wilde kennismaken met het intieme, liefhebbende clubje dat ik beschreef, dus doodde ik hen in een auto-ongeluk tijdens de voorjaarsvakantie in mijn eindexamenjaar. 'Arme schat,' had Sam gezegd.
Maar ik had hem wel een deel van de waarheid verteld. Mijn moeder gaf inderdaad les aan groep zeven en ze had lesgegeven aan dezelfde klas in hetzelfde gammele, rood bakstenen gebouw waar ik zelf had gezeten. Ondanks de bezuinigingen, ontslagen en iets van zes verschillende hoofdmeesters was mijn moeder Helen gebleven en had maatschappijleer, Engels en spelling gegeven aan te grote groepen tien- en elfjarigen. Er hingen klassenfoto's van al haar klassen langs de trap, een treurige reis door de tijd. Bij iedere stap naar boven werd mijn moeder ouder en de klassen gingen van achttien blanke kinderen naar achtentwintig van alle rassen. Op iedere foto droeg mijn moeder dezelfde lippenstift, dezelfde kleding en had ze dezelfde glimlach op haar gezicht. Mijn klassenfoto hing er ook, ingelijst boven aan de trap. Ik was geen mooi meisje. Dat kwam later. In groep zeven had ik nog vooruitstekende boventanden, een beugel en bruin haar tot op mijn taille. Ik was in het klaslokaal van mijn moeder, maar ik deed moeite zo ver mogelijk van haar vandaan te staan. Ik draag op de foto een roodgroene kilt met een witte blouse en een maillot en zij draagt een zwarte broek met een witte blouse. Ze lacht haar standaardglimlach, houdt een bordje omhoog met de woorden: mevrouw Urick, groep zeven en ik kijk opzij, glimlach helemaal niet, wil duidelijk wanhopig graag ergens anders zijn, hier weg, bij haar weg.
In bed legde ik mijn handen op de huid van mijn buik, die los en gekreukeld voelde. Beneden werd de televisie aangezet. Eerst het Rad van fortuin en dan Jeopardy. Mijn moeder riep de antwoorden terwijl ze door de studeerkamer liep in haar zwarte pantalon, haar witte blouse en haar pantykousjes. Ik zag de stapel papieren op het bijzettafeltje voor me, de mok met de woorden 's werelds beste juf op de leuning van de bank terwijl ze tot na het nieuws van elf uur luisterde naar alles wat abc aanbood. In dit huis stond altijd hetzelfde kanaal op. Ik had de afstandsbediening jaren geleden kapotgemaakt (tijdens een ongelukje dat waarschijnlijk te maken had met die slokken Bailey's) en ze had nooit de moeite genomen die te vervangen.
Ik ging anders liggen zodat mijn wang tegen het kussen duwde. Het rook hier nog hetzelfde, naar wasverzachter en gebakken eieren. Dezelfde schraapplekken op de muur van die keer dat ik mijn bed had proberen te verplaatsen, dezelfde ingetrapte hoek in de kastdeur die ik erin had getrapt tijdens een woedeaanval op mijn zeventiende. 'Je luistert niet naar me!' schreeuwde ik. 'Je luistert nooit naar me!'
Ze stond naar me te kijken in de deuropening, met haar armen over elkaar. 'Wat een voorstelling,' zei ze als ik even stil was om adem te halen. 'Ben je klaar, of komt er nog een toegift?'
'Rot op!' had ik gegild. Ze staarde me ongeëmotioneerd aan. 'Fuck you!' zei ik. Haar gezicht vertrok even, alsof ze haar teen had gestoten. 'Ik haat je!' Niets. 'En weet je wat? Jij haat mij!' Dat maakte dat er uiteindelijk echt iets met haar gezicht gebeurde. Ze zag er heel even geschokt en wanhopig verdrietig uit. Toen veranderde haar gelaatsuitdrukking in verveelde verwachting, als die van een theaterbezoeker die wacht tot het doek echt dichtgaat zodat ze haar jas kan halen en naar huis kan gaan. 'Ik ga bij papa wonen!'
'Prima’ had ze gezegd. 'Als je denkt dat hij je wil.' Dat was het moment dat ik de kastdeur intrapte. Drie weken later ging ik naar een lommerd aan South Street en verkocht de goud-met-diamanten verlovingsring die mijn vaders moeder me had nagelaten. Twee dagen later was ik op weg naar Californië, nam ik snoep van een vreemde aan en praatte oeverloos, rennend naar mijn nieuwe gezicht en de toekomst die me, onverbiddelijk, naar Sam zou leiden. En uiteindelijk terug hiernaartoe. Terug naar huis.
Beneden riep mijn moeder vragen naar de televisie. 'Wie is Tab Hunter? Wat is kwik? Wie is Madame Bovary? Wat is Sydney, Australië?' Ik sloot mijn ogen. Bye and bye, bye and bye, the moon is half a lemon-pie... Het bed helde scherp naar beneden en ik schrok wakker.
Mijn moeder zat op het hoekje het verst van mijn lichaam, op het kleinste stukje roze quilt waar ze op kon zitten zonder op de vloer te glijden. In het licht van de gang zag ik dat haar haar dunner was geworden. 'Lisa,' zei ze. 'Kun je me vertellen wat er aan de hand is?'
Ik sloot mijn ogen, hield mijn ademhaling gelijkmatig en toen ze haar hand naar me uitreikte - om mijn haar aan te raken, mijn wang, ik weet het niet - rolde ik weg. Toen ik mijn ogen weer opende, was het ochtend en de zon scheen op Strawberry Shortcake en op mij. Ik stapte uit bed, trok mijn geweldige LA-kleren aan, gleed achter het stuur van de huurauto zonder een bestemming in mijn hoofd en ik reed maar wat. Twee uur later was ik terug in het park waar ik met mijn vader had gezeten, bibberend in de late winterkou met een onaangeroerde boterham op mijn schoot. Ik sloot mijn ogen en liet de ijle zonneschijn op mijn gezicht schijnen. Waarom, dacht ik. Waarom, waarom, waarom? Ik wachtte, maar er kwamen geen antwoorden. Alleen die vrouw, die met een hand op haar buik en met haar krullen op haar hoofd huppend, verder liep.