I. Huwelijk beneden stand

1

De waterjuffer zweefde als een gouden vonkje net boven de kale mast van de bewegingloze boot.

Toen de eerste ochtendbries het water luchtig beroerde, dartelde de waterjuffer weg. Hij vloog hoog de hemel in en bleef daar andermaal hangen. De boot onder hem was nu niet meer dan een eenzaam vlekje in een pastelkleurige uitgestrektheid van ondie­pe lagunes en zoutbanken, allemaal versluierd achter een paarlemoerkleurige mist.

Nog hoger! Zijn getransformeerde vleugels droegen hem verder in de dageraad. De slimme, samengestelde ogen die een groot deel van zijn kop bedekten, onthulden hem de oplopende duiste­re landmassa's van het continent tegen de noordelijke horizon: de rand van Europa, onderstreept door één enkele hoog oprijzen­de waterwolk die de watervallen van de Rhône markeerde en die grote hoeveelheden sediment in het vrijwel lege bekken van de Middellandse Zee uitstortte. Op de Pliocene Aarde werd het daarom de Lege Zee genoemd.

Zou hij naar het vasteland vliegen? Zijn vleugels hadden de kracht om hem over korte afstanden een snelheid van meer dan honderd kilometer per uur te geven. Hij wist dat het niet moeilijk zou zijn om het traject dat ze gisteren per boot hadden afgelegd nu in omgekeerde richting te volgen, maar hij kon ook oost­waarts vliegen, naar de omhooggestuwde landmassa van Corsi­ca en Sardinië waar volgens Creyn geen enkele Tanu leefde. Hij kon gaan waarheen hij maar wilde. Hij was vrij! Toen hij die ochtend opstond, waren de mentale barrières die de buitenaardse slavenmeester had geprogrammeerd, volkomen uitgewist. De zilveren halsring voelde eerder koud dan warm aan, de neurale circuits van dat geestbedwingende instrument waren overbelast en waardeloos geworden door de nieuwe men­tale krachten van zijn eigen geest. En die metafuncties die door de halsring waren ontsloten, bleven werkzaam en namen nog steeds in kracht toe.

Hij reikte met zijn vérvoelende geest naar beneden, luisterend. Hij nam de langzame ritmes waar van de zeven slapende mensen beneden in het vaartuig en hoorde van verder weg het telepa­thisch gemurmel uit andere schepen in de Grote Lagune. Nog verder naar het zuiden—hij probeerde nog onhandig zijn geest steeds scherper te focussen—hoorde hij een samengesteld men­taal geruis. Fascinerend! Zou dat afkomstig kunnen zijn uit de hoofdstad Muriah, de plaats waarnaar ze nu sinds vijf dagen op weg waren?

Als hij een luide roep zou uitzenden, zou iemand van daar bene­den antwoorden? Proberen maar!

Er kwam een luid, helder antwoord, dat hem een schok gaf, zo direct was het.

Oh glanzende jongensgeest wie? Wel, Aiken Drum natuurlijk.

Houd je stil, kleingeest. Zo ver weg en zo krachtig. Ah! Nee, stop daarmee ...!

Trek je niet terug, Glanzende. Wie mag jij wel wezen?

Laat me los verdomme!

Loop niet weg. Ik denk dat ik je ken. . .

Ineens werd hij overvallen door een niet eerder gekende angst. Die verre onbekende sloot hem in, kwam op de een of andere manier naar hem toe over de draaggolf die zijn eigen geest uit­zond. Hij trok zich uit die greep terug, maar merkte te laat dat het vrijwel al zijn energie kostte om zich eraan te ontworstelen. Hij rukte zich vrij en merkte dat hij begon te vallen, ontdaan van zijn vleugels en weer terug in zijn kwetsbare mensengedaante. De wind floot in zijn oren. Hij tuimelde in de richting van de boot, schreeuwend met stem en geest en pas op het allerlaatste moment zag hij kans de controle over zichzelf en de insektevorm weer terug te krijgen. Bevend en volkomen van streek landde hij op het topje van de mast.

Zijn geprojecteerde paniek had al de anderen wakker gemaakt. De boot begon te schommelen, rimpelende kringen veroorza­kend in het bleke water. Elizabeth en Creyn kwamen te voor­schijn uit het overdekte passagiersgedeelte om naar hem te kij­ken. Ook Raimo kwam te voorschijn met een uitdrukking van slaperig onbegrip op zijn gezicht en de woedende Stein en de bezorgde Sukey en ten slotte Highjohn, de schipper, die schreeuwde: 'Ik weet dat jij het bent daarboven, Aiken Drum! God sta je bij als je weer een van je rotgeintjes hebt uitgehaald met mijn boot!'

De schreeuw van de schipper bracht de laatste passagier naar boven, Bryan Grenfell, de antropoloog die als enige geen hals­ring droeg en die zich prikkelbaar voelde. Hij was zich volstrekt niet bewust van het telepathische vraag- en antwoordspel dat nu door de anderen op de waterjuffer werd afgevuurd. 'Is het nodig om de boot zo aan het schommelen te brengen?' 'Aiken, kom naar beneden,' zei Creyn hardop. 'Ik denk er niet aan,' antwoordde de waterjuffer. Zijn vleugels gespreid, maakte het insekt zich gereed om weg te vliegen. De Tanu hief een arm in een ironisch gebaar. 'Vlieg dan weg, gek die je bent. Maar zorg ervoor dat je wéét wat je verwerpt. Het maakt niet uit dat je aan de invloed van de halsring bent ont­snapt. Daar waren we op voorbereid. We zullen je tegemoetko­men. Je kunt in Muriah op speciale privileges rekenen.'

Een twijfelende lach. 'Daar heb ik al een voorproefje van gehad.'

'En wat zou dat?' Creyn liet zich niet uit het veld slaan. 'Als je je verstand had gebruikt, zou je weten dat je van Mayvar niets te vrezen hebt. Integendeel! Maar vergis je niet, ook zonder de wer­king van de halsring is zij in staat je overal te vinden, waarheen je ook gaat. Weglopen is de ergste vergissing die je zou kunnen maken. Daarbuiten is voor jou niets te vinden in je eentje. Jouw vervulling wacht op je bij ons in Muriah. Kom nu dus naar bene­den. Het wordt tijd dat we onze reis voortzetten. Vanavond moe­ten we in de hoofdstad aankomen. Dan kun je voor jezelf uitma­ken of ik de waarheid heb gesproken of niet.' Abrupt trok de grote buitenaardse man zich in het comparti­ment terug. De kleine groep mensen bleef verwonderd aan dek. 'Ah, wat maakt het ook uit,' zei de waterjuffer. Hij kwam in kringen naar beneden, landde aan de voeten van de schipper en werd daar weer de kleine man in zijn goudkleurige pak, bezaaid met zakken. Zijn zelfvertrouwen was volledig teruggekeerd en Aiken Drum liet een zelfvoldane, grappige grijns zien.

'Misschien blijf ik nog een tijdje in de buurt. Zolang als me dat zint.'

Die avond, toen een stoet van Tanu-ruiters kwam aanrijden om het schip welkom te heten op de kust van Aven, kon Bryan Grenfell maar aan één ding denken: de mogelijkheid dat Mercy zich ergens onder die kleurrijke ruiterij bevond. Dus rende hij van de ene kant van de boot naar de andere, terwijl twintig stevige helladotheria die eruitzagen als te groot uitgevallen okapi's, voor het schip werden gespannen om het omhoog te slepen over de lange boothelling naar Muriah. Boven hen scheen een heldere, halfvolle maan. Ongeveer een kilometer boven de dokken die op de zoutpannen lagen, omgeven door verweerd, gelaagd gesteen­te, schitterde de hoofdstad van de Tanu op het donkere schier­eiland als een sterrenstelsel op de Aarde. 'Mercy!' schreeuwde Bryan. 'Mercy, ik ben hier!' Er waren heel wat mannen en vrouwen die samen met de lange buitenaardsen in de stoet voortreden, net zo gekleed in van facet­ten voorziene of met punten uitgeruste glazen wapenrustingen of in rijk met juwelen bezaaide gazen kleding. De rookloze toortsen die ze bij zich droegen, straalden in talloze kleuren. De ruiters lachten om Bryan en sloegen geen acht op de vragen die hij te midden van de drukte op hen afvuurde.

Zoveel vrouwen op die grote chaliko's leken kastanjebruin haar te hebben! Keer op keer rekte Bryan zijn hals om een vrouw die mogelijk Mercy kon zijn beter te bekijken. Maar steeds wanneer ze dichterbij kwam, bleek het niet Mercy Lambaile te zijn, ze leek er zelfs niet op.

Aiken Drum had een plaats gekozen op een van de bootstoelen, poserend als een vergulde pop en schreeuwde plagerige en uitda­gende opmerkingen die onder de buitenaardsen hilariteit veroor­zaakten en het tumult nog deden toenemen. De Fins-Canadese houtvester Raimo Hakkinen hing over de met lucht gevulde reling en kuste de uitgestoken handen van de voorbijrijdende dames terwijl hij ondertussen uit zijn zilveren fles proostte met de mannen. Stein Oleson daarentegen had zich teruggetrokken in de schaduw, een geweldige arm beschermend rondom Sukey geslagen. Beiden waren op hun hoede.

Schipper Highjohn kwam naast Bryan op de boeg staan. Hij voelde even aan zijn grijze halsring en lachte toen luid. 'Nog even en we zijn op weg, Bryan. Wat een welkom! Ik heb nooit eerder iets dergelijks gezien. Moet je eens kijken naar je slimme gouden vriendje. Dat zal hun heel wat tijd kosten om die te tem­men ... als het hun al ooit lukt!'

Bryan keek niet-begrijpend in het gebruinde gezicht van de ander. 'Wat? Sorry, Johnny, ik luisterde niet. Ik dacht dat ik ... iemand zag. Een vrouw die ik eens heb gekend.' Vriendelijk maar vastberaden dwong de schipper Bryan om te gaan zitten. De trekdieren werden door de drijvers aangezet en de boot begon omhoog te rollen, vergezeld door vrolijke uitroe­pen en klankrijke toejuichingen van hun escorte, van wie sommi­gen hun met juwelen bezette schilden lieten weerklinken door zwaardslagen. Uit bijna een honderd kelen en geesten kwam toen het Lied van de Tanu dat Bryan zo eigenaardig vertrouwd in de oren klonk, ook al waren de woorden vreemd.

Li gan nol po'köne niési, 'Kóne o lan li pred néar, U taynel compri la neyn, Ni blepan algar dedöne. Shompri pöne, a gabrinel, Shal u car metan presi, Nar metan u bor taynel o pogeköne, Car metan sed göne mori.

Bryans vingers begroeven zich in het plastische materiaal van de boot. De fantastische stoet ruiters in hun wapenrusting zwermde uit over het pad waarlangs de boot omhoog werd getrokken over de lange helling. Zo dicht bij de zoute lagune was er nergens vegetatie te ontdekken, maar er stonden verweerde brokken en pilaren van mineralen die uit de aarzelende schaduwen opdoem­den als de ruïnes van vergeten elfenpaleizen. Ze passeerden een pas tussen twee steile hellingen en daardoor verdween Muriah uit het gezicht. Het voortgetrokken schip en zijn feeërieke escorte leek af te stevenen op een duistere tunnelmond die door grote, gebroken cherubijnen werd geflankeerd. Het Lied werd weer­kaatst door de overhangende rotswanden. Een oud en vergeten beeld drong zich aan Bryan op. Een grot, diep en donker en daarbinnen iets geliefds dat er opgesloten was! Hij was weer een kleine jongen en het gebeurde zes miljoen jaar in de toekomst. Engeland, de heuvels van Mendip waar zijn familie een huis bezat. En zijn poes die Cinders heette was zoek­geraakt en hij had er drie lange dagen naar gezocht. Ten slotte was hij op de ingang van deze kleine grot gestuit die amper groot genoeg was om zijn acht jaar oude jongenslichaam door te laten. Hij had er langer dan een uur naar dat vochtige zwarte gat staan kijken, wetend dat hij daar moest zoeken en dodelijk beangst bij de gedachte daaraan.

Ten slotte had hij een elektrische lamp genomen en had zich naar binnen gewrongen. De doorgang was bochtig en boog zich met een hoek verder naar beneden. Geschramd door scherpe stenen en bijna stikkend van angst was hij verder gegleden. De stank van vleermuizenafval was afschuwelijk. Alle daglicht ver­dween toen hij nog een bocht omging. Toen verwijdde de scheur in de aarde zich tot een diepe holte, veel te groot om door zijn kleine lamp verlicht te kunnen worden. Hij richtte de straal naar beneden, maar zag nergens de bodem. 'Cinders!' schreeuwde hij luidkeels en zijn jongensstem weerkaatste in losse, klagende flarden. Er weerklonk een afgrijselijk geruis en het geluid van ver gepiep. Vanuit de grotzoldering hoog boven hem kwam een mist van zure vleermuizenurine over hem heen omlaaggedwarreld.

Stikkend en kotsend had hij geprobeerd te keren, maar de ruim­te was te klein. Er zat niets anders op dan achteruit op zijn buik terug te gaan terwijl de tranen langs zijn wangen stroomden en hij wist dat elk ogenblik de vleermuizen in zijn gezicht konden vliegen om hun tanden te laten zinken in het vlees van neus en lippen, van wangen en oren.

Terwijl hij verder kroop, liet hij zijn lamp vallen. Misschien zou het licht daarvan de vleermuizen afschrikken. En hij bleef gaan, centimeter na centimeter verder achteruitkruipend over ruwe steen terwijl zijn ellebogen en knieën steeds rauwer werden. Het leek alsof er nooit een eind aan kwam! Alsof het deel dat hij nu had afgelegd, veel langer was dan het op de heenweg was geweest. En nauwer was het ook, hij voelde zich samengeperst en verpletterd onder tonnen zwarte rots die het leven uit hem zou­den drukken.

Eindelijk kwam hij buiten.

Te zwak om zelfs maar te snikken, had hij daar gelegen tot de zon begon te zakken. Toen hij in staat was om overeind te komen en naar huis te strompelen, vond hij daar Cinders in de achter­tuin, likkend uit een schaaltje room. De spookachtige tocht in de grot was volkomen voor niets geweest.

'Ik haat je!' had hij geschreeuwd en zijn moeder was vlug aan komen lopen. Maar tegen de tijd dat ze bij hem was, hield hij het zwarte katje al in zijn armen en tegen zijn geschramde en blauw geworden wangen, het eindeloos strelend terwijl het spinnen van het jong zijn eigen bonzende hart tot bedaren bracht. Cinders had nog vijftien jaar geleefd, dik en indolent, terwijl Bryans jongensachtige devotie voor het dier veranderde in een wat vage genegenheid. Maar hij zou voor altijd blijven leven met de angst een wezen dat hij liefhad te verliezen, voor altijd zou die angst bij hem zijn met aan het eind die uitbarsting van haat omdat zijn dapperheid verspild was geweest. En nu was een soortgelijke afgrond bezig zich te openen ... De vriendelijke stem van de schipper bracht hem naar de werke­lijkheid terug. 'De dame naar wie je uitkijkt. Hebben ze je ver­teld dat ze hier in Muriah was?'

'Iemand in kasteel Doortocht herkende haar van het portret. Hij zei dat ze hier naar toe was gezonden. En Creyn leek te suggere­ren dat er een ontmoeting tussen ons mogelijk was, als ik beroepsmatig meewerkte met de autoriteiten hier.' Hij aarzelde een ogenblik voor hij zijn borstzak openmaakte en er het vel durofilm uithaalde. Highjohn staarde naar het oplich­tende portret van Mercy.

'Wat een mooi, gekweld gezicht! Ik weet niet wie ze is, Bry, maar ik ben natuurlijk het grootste deel van de tijd op het water. God weet dat ik haar nooit meer zou vergeten als ik dat gezicht één keer had gezien. Die ogen . . .! Jij arme donder.' 'Dat kun je wel zeggen, Johnny.' 'Waarom kwam ze hierheen?' vroeg de schipper. 'Ik weet het niet. Gek hè, of niet? Ik heb haar maar één dag gekend. En toen moest ik weg voor werk dat toen belangrijk leek. Toen ik terugkwam, was ze verdwenen. Ik kon haar alleen nog maar achternagaan. Ik had geen andere keus. Kun je dat begrij­pen?'

'Tuurlijk, Bry. Dat begrijp ik. Mijn eigen reden om hierheen te komen was niet eens zo heel verschillend. Behalve dan dat hier niemand op mij wachtte ... Maar er is iets waar je op voorbereid moet zijn wanneer je haar vindt. Ze zal veranderd zijn.' 'Ze had latente vermogens. Ze zullen haar een zilveren halsring hebben gegeven. Daarvan ben ik me wel bewust.' De zwaargebouwde man van het water schudde langzaam zijn hoofd en bevoelde nog eens de grijze ring om zijn eigen hals. 'Er zit meer aan vast dan enkel die functies die werkzaam worden, ofschoon het plotselinge verkrijgen daarvan op zichzelf al genoeg moeilijkheden mee kan brengen. Maar zelfs grijzen als ik, met nauwelijks enige vermogens die de moeite van het noe­men waard zijn, krijgen er iets fantastisch door dat we nooit eerder hebben gehad.' Hij kneep zijn dunne, purperkleurige lip­pen opeen en riep ineens uit: 'Luister, man! Wat hoor je?' 'Ze zingen in hun eigen taal.'

'En voor jou betekenen die woorden niets. Maar voor ons, die geringd zijn, zegt het lied, wel gedaan, wees welkom, wees niet bevreesd en wij en jij zijn samen ons. Wanneer een mens deel gaat uitmaken van deze halsringgemeenschap, wint hij er een heel nieuw veld van bewustzijn bij. Zelfs wij met de grijze ringen nemen daaraan deel. Het is meer dan alleen maar telepathie, hoewel dat er een deel van is. Het is een heel nieuwe vorm van sociale communicatie, iets heel vertrouwelijks dat van geest tot geest gaat. Hoe moet ik dat in hemelsnaam uitleggen? Het is alsof je deel gaat uitmaken van een superfamilie. Je weet dat je bij dat grote gebeuren hoort en dat het jou meeneemt op zijn weg. Nooit hoef je meer in je eentje pijn te verdragen. Nooit ben je buitengesloten. Nooit verstoten. En elk moment wanneer je steun of bemoediging nodig hebt, dompel je jezelf onder in dat gemeenschappelijk reservoir. Je wordt er niet onder bedolven, want je kunt precies zo veel of zo weinig nemen als je nodig hebt, al zijn er natuurlijk beperkingen, tenzij je een gouden halsring draagt. Je gehoorzaamt en voert opdrachten uit, wel, net als in het leger ... Maar ik probeer je te vertellen dat er diep in je binnenste iets verandert. Het gebeurt niet meteen, maar het gebeurt. Terwijl je de ring draagt, word je veranderd, geschoold of je dat nu wilt of niet. Jouw dame zal heel wat verschillen van de persoon die jij je herinnert.'

'Ze zal me misschien niet willen. Probeer je me dat te vertel­len?'

'Ik ken haar niet, Bry. Niet iedereen reageert hetzelfde op de halsring. Sommigen bloeien helemaal op. De meesten.' De antropoloog durfde de schipper niet in de donkere ogen te zien. 'En sommigen niet. Ik snap het. Wat gebeurt er met de mislukkingen?'

'Onder ons, grijzen, zijn er daar niet veel van. De Tanu hebben een hele reeks van testen om uit te kunnen maken wie wel en wie niet goed zal reageren. Menselijke psychotechnici die recht­streeks onder Heer Gomnol werken, doen hun best om er zeker van te zijn dat geen enkel mens met een ring wordt uitgerust voor wie het in het algemeen niet weldadig zou zijn. Ze willen ook geen halsringen verspillen, want ze zijn niet eenvoudig te maken. Wanneer de psychosociale tests aantonen dat je een een­ling bent en dat je van de kook zou raken als je niet mag gaarko­ken in je eigen sop alleen, dan krijg je er geen. Ze proberen dan om met meer orthodoxe middelen je ervan te overtuigen dat het beter is een aanvaardbaar lid van de maatschappij hier te wor­den. Als dat niet lukt, wel, dan word je afgedankt. Maar de echte winnaars hier in Ballingschap zijn de mensen met halsringen. De Tanu weten dat ze ons kunnen vertrouwen, omdat ze onze gedachten kunnen lezen en ons kunnen belonen. Dus krijgen we verantwoordelijkheden toevertrouwd. Kijk naar mij! De Tanu zijn belabberde zwemmers. Maar ik heb leden van de Hoge Tafel, de top van de overheid, in mijn boot gehad.' 'En nooit een probleem, neem ik aan.'

'Oké, lach maar. Maar ik zou niet iets doen om hun levens in gevaar te brengen en dat weten ze. Het is ondenkbaar!' 'Maar je bent niet vrij.'

'Niemand is ooit vrij,' zei de schipper. 'Leidde ik daarginds zo'n leventje als de leliën op het veld, toen ik mijn veerboot over Tallahatchie heen en weer loodste met Lee die me gek maakte van jaloezie? In deze wereld, met deze ring, volg ik de orders van de Tanu. En in ruil daarvoor krijg ik een deel van de geestverruk­kingen die in het Bestel alleen voor de besten zijn weggelegd. Het is alsof je met duizend ogen tegelijk kunt zien. Ik kan je niet vertellen hoe het is. Ik ben geen dichter. En ook geen psycho­loog.'

'Ik begin het te begrijpen, Johnny. Die halsringen zijn ingewik­kelder dan ik heb gedacht.'

'Het leven wordt er voor de meeste mensen een heel stuk makke­lijker door. Neem nou de kwestie van de taal. In het Bestel wisten de buitenaardse sociologen hoe belangrijk het is voor een ras om een gemeenschappelijke taal te hebben. Daarom moesten wij mensen ermee instemmen dat we ééntalig zouden worden als we tenminste deel wilden uitmaken van het Galaktisch Bestel. Je weet hoe dat is gegaan, het Engels won met de handjes op de rug. Maar met deze mentale manier van communicatie is elkaar ver­keerd begrijpen gewoon onmogelijk! Wanneer iemand met zijn geest rechtstreeks tot de jouwe spreekt, dan weet je exact wat de inhoud van de boodschap is.'

Bryan murmelde half in zichzelf. 'Barbaars. Daarom legt het Bestel zoveel beperkingen op aan mensen met metafuncties. Speciaal aan de menselijke.'

'Ik snap niet wat je bedoelt, Bry. Zie je, dat is het. Als jij een halsring droeg, wist ik nu precies waar je het over had!' 'Laat maar, Johnny. Mijn cynisme laat even z'n klauwen zien.' 'In mijn ogen is die geestelijke eenheid ideaal. Ik ben natuurlijk maar een domme zeeman wiens liefje er met een ander vandoor ging. Maar als zij en ik destijds op deze manier met elkaar had­den kunnen praten vanaf het begin ... nou ja, dat is gepraat achteraf. Maar nu zijn er duizenden mensen die van me houden. Op een bepaalde manier dan.'

De schipper wuifde naar de processie van ruiters. Bijna allemaal wuifden ze terug. Bryan voelde een koude rilling over zijn rug lopen. 'Johnny?'

De schipper ontwaakte uit zijn droom. 'Mmmm?' 'Blijkbaar worden niet alle tijdreizigers getest voor ze een hals­ring krijgen. Stein niet in elk geval. Hij werd geringd toen hij een bedreiging werd.'

Highjohn haalde zijn schouders op. 'Dat valt te begrijpen. De ring kan ook worden gebruikt om opstandige mensen in het gareel te krijgen. En aangezien dat vriendje van jou nog steeds bij ons is, zullen ze wel andere plannen met hem hebben. Ze doen het ook met anderen, medici en bepaalde soorten specialisten die door de tijdpoort komen. Ze krijgen een halsring of ze nu willen of niet. Essentiële vaardigheden.'

'En mensen als Aiken, Sukey en Raimo? Zij kregen een zilveren halsring zodra hun vermogen was ontdekt, maar zonder reke­ning te houden met eventuele contra-indicaties?' 'Ja, de zilveren zijn een speciaal geval,' gaf Highjohn toe. 'Dat heeft iets met de genen te maken.' Bryan keek hem vragend aan.

'De Tanu gebruiken onze vrouwen in hun voortplantingsschema, Bry. Sommige mannen ook trouwens. Normalen, latenten, ze worden allemaal gebruikt. Maar die met latente vermogens zijn het meest waardevol. Hoe en waarom precies weet ik niet, maar de Tanu schijnen te geloven dat ze door menselijke genen van hen die meta's zijn, aan hun eigen zaad toe te voegen, de dag kunnen bespoedigen waarop hun hele ras mentaal werkzaam wordt...'

'Maar dat hebben ze toch al, met hun gouden halsringen?' 'Heel beperkt, jongen, heel beperkt. Zelfs de allerbesten van hen kunnen zich niet meten met onze meta's uit het Bestel. En nie­mand van de Tanu kan zelfs maar in de schaduw staan van onze grootmeesters. Geen kijk op, ze hebben nog een heel eind te gaan op die weg. Maar dit genetische schema wordt verondersteld het proces te versnellen. De Tanu zijn grote plannenmakers. Plan­nen maken en knokken zijn hun favoriete liefhebberijen. Naaien en drinken en vreten komen daar direct achter. Dit plan met onze genen is ook een manier om de Firvulag voor te blijven. Over hen heb je waarschijnlijk al gehoord. Het Kleine Volk, verwant aan de Tanu. Die dragen geen halsringen, maar ze kun­nen illusies oproepen, heel levendig en soms kunnen ze op afstand voelen en horen. Hun genen zijn vermengd met die van de Tanu. Daarom krijgt iedere Tanu-moeder van tijd tot tijd een kind dat tot de Firvulag behoort. En de Firvulag zelf zijn fysiek heel wat taaier en ze planten zich heel wat sneller voort dan de Tanu. Dus wanneer de Tanu hier de baas willen blijven, moeten ze wel hun toevlucht nemen tot dit soort dingen.' 'Ik begin het wat beter te begrijpen,' zei Bryan. 'Maar nu nog even over de zilveren-halsringdragers, Als die zonder uitzonde­ring zo'n ding krijgen opgedrongen, dan moeten er wel een paar bezwijken onder de neurale druk als ze daar niet tegen kun­nen.'

'Da's waar. Sommigen worden gek. Dat kan trouwens met elk soort ring gebeuren als de drager er niet tegen bestand is. Zelfs onder de Tanu komt het voor. Zwartringen noemen ze die. Maar, als iemand met zilver gek wordt, doen de Tanu alles om hun genen te redden. Een menselijke vrouw bijvoorbeeld zullen ze voorgoed in vergetelheid onderdompelen en haar dan toch gebruiken voor hun voortplanting net zo lang tot ze bezwijkt. En wanneer de genezers niets meer voor haar kunnen doen, probe­ren ze haar eileiders te transplanteren in zo'n rama die je hier ziet. Dat pakt vaak volkomen verkeerd uit, want deze buitenaardsen zijn daar niet zo goed in. Maar ze proberen het toch.' 'En de mannen met zilver, die het niet halen?' 'Sperma kan makkelijker worden opgeslagen. En wat de mesjokkene eigenaar betreft, nou ja ... de Jacht is er ook nog. Of de mensenoffers.'

'Over de Jacht heb ik gehoord.' Bryan werd grimmig. 'Wat moet ik me daarbij voorstellen?'

'Het komt over als een soort rituele executie van misdadigers en hopeloze mislukkingen. Ik heb altijd begrepen dat bij ons een offer rein moest zijn of zoiets. Nou, dat ligt bij de Tanu anders. Zo'n soort rituele moord hebben ze maar heel af en toe, wanneer er een nieuwe koning of koningin moet worden geïnstalleerd. De andere offers komen tweemaal per jaar voor. Aan het einde van de Grote Veldslag, vroeg in november, en na het Grote Liefheb­ben, in mei. Het is eerder zoiets als een grote schoonmaak van gevangenissen en inrichtingen. In onze tijd zouden we dat onbe­schaafd vinden, maar hier is het helemaal niet zo'n slecht idee als je er goed over nadenkt.'

Lees mijn gedachten niet, Johnny, dacht Bryan. Hardop vroeg hij: 'Hoe krijgen mensen met een zilveren halsring te zijner tijd een gouden?'

De schipper liet een laag, dreunend gelach horen.

'Daar zijn allerlei wegen voor. Die merkwaardige gek in zijn gouden pak lijkt me wel een mogelijke kandidaat.'

Bryan wist even niet wat hij moest zeggen. Aiken zou inderdaad heel goed passen in deze gek geworden wereld vol verbazingwekkende krachten en uitdagende barbarij. Maar hoe zat dat met Mercy, die zo kwetsbaar en angstig was? De grote Creyn kwamen samen met Elizabeth naar de voor­plecht, zijn rood met witte gewaden bolden op in het windje. 'We zijn er bijna, Bryan. Je kunt het paleis van de Hoge Koning al zien, die gebouwen daar, waar dat gouden licht uit komt en waar al die honderden lampen aan de gevels branden. Daar ein­digt voorlopig onze reis. Nadat we een paar uur hebben gerust, zal er een feestmaaltijd worden aangericht voor de nieuwko­mers. Koning Thagdal en koningin Nontusvel zullen er zelf zijn om jullie welkom te heten.'

'Krijgen alle nieuwelingen zo'n overdonderend welkom?' vroeg Elizabeth. In haar overal van rode spijkerbroekenstof ging ze bijna verloren achter de reusachtige gestalte van Creyn. 'Niet allemaal.' Creyn keek glimlachend op haar neer. 'Jullie aankomst is een heel bijzondere gelegenheid. Het is mij een eer geweest jullie te escorteren. Ik hoop in staat te worden gesteld te zijner tijd met jou samen te werken.'

Ineens drong het tot Bryan door. Deze overdadige stoet was enkel gekomen om alvast een glimp van Elizabeth op te vangen! Ook de ontvangst door de koning en de koningin zou allereerst om haar zijn begonnen. Wat hadden deze buitenaardse vissers in de tijd een onbetaalbare vangst gedaan in de vorm van deze rustige vrouw die zulke onvoorstelbare vermogens bezat! En wat zouden er nu voor prachtige plannen worden uitgebroed onder de Tanu! Arme Elizabeth. Bryan vroeg zich af of ze zich ervan bewust was dat de Tanu haar de meest verleidelijke voorstellen zouden doen en vooral of ze zich realiseerde wat voor dodelijk gevaar ze liep wanneer ze zou weigeren mee te werken . . . Creyn ging door met hun de belangrijkste plaatsen in de hoofd­stad aan te wijzen. 'De grootste gebouwen, die met die torens en die veelhoekige vuurbakens, zijn de hoofdkwartieren van de vijf grote Gilden van de Geest. Je zou ze je kunnen voorstellen als metapsychische clans, want de manier waarop ze met elkaar omgaan is eerder die van een familieverband dan die van mensen met hetzelfde beroep. De violette en gele lichten versieren de Hal der Heldervoelenden. De eerbiedwaardige Mayvar de Koning­maakster is hun voorzitster. Het Gilde der Scheppers heeft zijn hoofdkwartier achter die zeegroene en witte lichten. Op het ogenblik worden zij aangevoerd door Heer Aluteyn, Meester der Vaardigheden. Maar zijn autoriteit is onlangs uitgedaagd en het kan zijn dat daar veranderingen optreden wanneer de Grote Veldslag heeft plaatsgevonden. De blauw met amberen lichten symboliseren het Gilde der Bedwingers. Hun hoofd is Sebi-Gomnol, een mens met een gouden halsring. Achter dat complex ligt het huis van de psychokinetici. De bewegers en veranderaars

worden aangevoerd door Heer Nodonn, de Strijdmeester. Hij verblijft nu in zijn woonplaats Goriah. De kleuren van dat Gilde zijn roze en geel.' 'En jijzelf?' vroeg Elizabeth.

'Het Gilde van de Herstellers verblijft buiten de stad, op de zui­delijke helling van de Berg der Helden. Hun wit met rode lichten zijn hier vanaf het schiereiland niet te zien. Hoofd van ons gilde is Heer Dionket, meester-genezer van de Tanu.' Een tenger figuurtje in een metalig kostuum gleed naar voren. Aiken Drum nam zijn hoed af en boog. Zijn grijnslach verdween in de schaduwen en zijn gezicht werd een masker in het licht van de vele, flakkerende toortsen.

'Ik hoorde toevallig wat er werd gezegd, chef. Hoe is het moge­lijk dat een mens, die Gombal of wat zijn naam dan ook is, hoofd kan zijn van een van jullie belangrijkste ondernemingen?' Creyns antwoord klonk koel. 'Heer Sebi-Gomnol is iemand met uitzonderlijke talenten als geleerde en als meta. Nadat je hem hebt ontmoet, zul je begrijpen waarom wij hem zo hooglijk waarderen.'

'Maar hoe kreeg hij zijn goud?' hield Aiken aan.

Zelfs Bryan was zich bewust van de stroom van minachting en afkeer die de buitenaardse genezer nu uitstraalde.

'Ook dat kun je maar beter uit zijn eigen mond horen.'

Aiken liet een valse grijns zien. 'Ik kan nauwelijks wachten. Die ouwe Gombal lijkt me het soort kerel waar ik zelfs wat van zou kunnen leren.'

Je dient ons nu met rust te laten, Aiken Drum. Je hoeft maar te bevelen, chef.

Elizabeth fronste haar wenkbrauwen terwijl de clowneske jon­geman zich terugtrok. De analyse van deze interessante ontwik­keling zou wat tijd vragen. Ze hoopte deze Heer Gomnol op het feest te zien.

Bryan stelde een vraag. 'Zijn de rest van de gebouwen privéwoningen?'

'Oh nee,' antwoordde Creyn. 'Muriah is een stad waar gewerkt wordt. De personen die hier wonen zijn allereerst betrokken bij de bestuurlijke functies in ons Veelkleurig land. Ook onderwijs vindt hier plaats en nog een paar andere vitale werkzaamheden. Maar je zult er wel achter komen, Bryan, dat wij in ons werk bij lange na niet zo formeel zijn als de mensen van het Galaktisch Bestel, zes miljoen jaar in de toekomst. De bevolking van ons koninkrijk is maar gering en we leven binnen een tamelijk simpe­le cultuur. Veel overheidstaken worden door families afgehan­deld. Men zal je aanmoedigen om onze sociale structuur van dichtbij te bestuderen. Jij bent degene die ons het een en ander over onszelf zal moeten vertellen.'

De antropoloog boog zijn hoofd. 'Het klinkt fascinerend. Ik kan me geen maatschappijvorm voorstellen die hier maar in de verte op lijkt.'

Het schip werd nu voortgetrokken in de richting van een quasi-Babylonisch uitziend gebouw van witte steen, overvloedig ver­sierd met bloemen en planten die over trappen en balustrades rankten. Een zijspoor van de rolweg voerde naar de voorhal van het paleis. Nergens waren menselijke toeschouwers te zien, maar een grote groep in livrei uitgeruste mensen stond te wach­ten, samen met een veertig a vijftig kleine rama's die witte tab­baarden droegen, waarop een gestileerd mannengezicht in goud was aangebracht, het embleem van de Tanu-soeverein. Terwijl het schip tot stilstand kwam, reed het escorte van ruiters de lage treden op die naar de paleisingang voerden. Daar zaten ze recht in hun zadels, hieven de toortsen en vormden zo een erehaag.

Ergens weerklonk het geluid van een gong en dat van talloze trompetten. Een statige Tanu-vrouw, geheel in zilver gekleed en vergezeld door menselijke soldaten in zilveren wapenrusting, verscheen boven aan de trap. Ze breidde haar armen uit in de richting van het schip en zong enkele regels in de taal der Tanu. De ruiters antwoordden in koor, hun stemmen klonken oorver­dovend.

Creyn vertaalde.

'De Verheven Vrouwe Eadone, Deken van de Gilden en oudste dochter van Thagdal groet u. Elizabeth zal antwoorden.' Schipper Highjohn was bezig geweest een gangplank uit te leg­gen, die op de laagste trede kwam te liggen. Hij wenkte Eliza­beth en stak een gebruinde hand uit om haar te helpen van boord te gaan.

Er viel een plotselinge stilte. De frisse avondwind beroerde de vaandels, mantels en overkleden van de ruiters op hun chaliko's. Elizabeth zag er in haar eenvoudige rode overal verloren uit te midden van al die pracht en overdaad, maar haar lichamelijke en geestelijke stem klonk stevig en even overtuigend als die van de koninklijke dochter.

Ze sprak een zin in de Tanu-taal en herhaalde die in het Engels. 'Dank u voor uw welkom in deze schitterende stad. We zijn onder de indruk van de rijkdom en de pracht van uw Veelkleurig Land dat zozeer verschilt van de primitieve wereld die we dach­ten te zullen aantreffen. Wij groeten u allemaal van harte. We hopen dat u geduld met ons zult hebben terwijl we ons uw gewoonten eigen maken. Moge er vrede heersen tussen onze twee rassen tot in lengte van dagen.'

Crash! weerklonken de trommels en cymbalen. De ordelijke entourage veranderde in een carnavaleske chaos. Ruiters galop­peerden de trappen op en neer, zingend, schreeuwend, lachend. Na een beleefde knik in de richting van Elizabeth, verdween Eadone in het paleis. Bedienden en rama's zwermden uit om de reizigers te helpen met hun bagage.

Elizabeth trok zich snel op het schip terug voor de horde haar kon overspoelen. Met een afwezig gezicht, al haar mentale schermen omhoog om de mentale kakafonie af te weren, ging ze naar voren om afscheid te nemen van de schipper. Daar vond ze Bryan, die tegen de deur van het stuurhuis leunde, met een uit­drukking van afgrijzen op zijn gezicht.

Creyn liep Elizabeth glimlachend voorbij. 'Het is in orde. Highjohn heeft ons zo uitnemend vervoerd, ik wilde hem direct zijn beloning geven.'

De hersteller liep van het schip af en verdween in de menigte. Elizabeth kwam dichterbij en ging naast Bryan staan. De schip­per lag op de vloer van het stuurhuis. Zijn oude marinemuts was van zijn hoofd gevallen. Zijn ogen waren helemaal verdraaid zodat enkel het wit ervan te zien was. Sliertjes speeksel dropen van zijn open mond in zijn zwarte baard. De grijze halsring was nat van zweet. Zijn handen schraapten over het dek en zijn lichaam boog in spasmen ineen en ontspande zich weer. Hij kreunde in extase.

Bryan fluisterde. 'Doen ze dit met z'n allen, Johnny? Allemaal, om jouw eenzaamheid te genezen?'

Met zachtmoedige vastberadenheid duwde hij Elizabeth achter­uit en sloot de deur. Daarna volgden ze de anderen in het paleis van de Tanu-koning.

2

Een feestelijke menigte golfde heen en weer voor de vertrekken, wachtend op de aankomst van wat een hofjonker de Meest Ver­heven Personages noemde. Zowel mensen als Tanu droegen kle­ding van bijna doorzichtige stof in allerlei kleuren en stijlen. Veel vrouwen leken een voorkeur te hebben voor fantastische hoofdtooien van draad en juwelen. Muziek vervulde de ruimte, gespeeld door een onzichtbaar orkest waarin fluiten, harpen en bellen de boventoon voerden.

Bryan en Elizabeth, Stein en Sukey en Raimo hadden elkaar na een rustpauze van drie uur opnieuw gevonden, bijeengebracht in een ruimte die door een balustrade van de overige gasten was gescheiden. De tijdreizigers staarden elkaar een ogenblik aan en barstten toen in gelach uit, zo bizar was hun transformatie.

'Ze hebben al mijn andere kleren weggehaald!' verontschuldig­de Raimo zich, zijn gezicht rood van schaamte. 'Ze vertelden me dat alle mannen iets dergelijks zouden dragen.' Stein brulde van het lachen. 'Voorkeursbehandeling voor de dames! Man, je ziet eruit als een ballerina of een vent uit een sprookje!'

'Steinie, houd je kop,' zei Sukey. 'Ik vind dat Raimo er prima uitziet.'

De voormalige houtvester probeerde blozend de gouden cape om zijn romp te trekken. Hij droeg een vuurrood, nauwsluitend tri­cot met een vaag gouden ruitpatroon dat eruitzag alsof het om zijn lichaam was gegoten. Gouden schoenen en een bijpassende riem completeerden het geheel.

Hij is uitgedost om tentoon te worden gesteld, dacht Elizabeth. Met zijn beperkte psychokinetische vermogens en zijn geringe intelligentie was hij voorbestemd om speelgoed te zijn waarmee de Tanu zich vermaakten.

Raimo schreeuwde woedend terug naar Stein. 'Ze hebben jou tenminste ook uit die beestevellen gekregen.' De viking lachte alleen maar. Hij zag er prachtig uit en hij wist het. De paleisbedienden hadden hem in een diepgroene tuniek van de eenvoudigste snit gestoken. Zijn eigen leren kraag en gordel met de gele en gouden stenen had hij behouden. Daar paste nu een schouderriem bij in dezelfde stijl, waarin een bron­zen zwaard hing in een met juwelen bezette schede. Over zijn brede schouders was een sherry-kleurige cape geslagen, bijeen­gehouden door een groenstenen broche. Hij droeg de bronzen vikinghelm met de gekromde hoorns.

Sukey hield deze incarnatie van een Noorse god stevig bij één arm vast. Haar japon was van wit, zijdeachtig materiaal met een lange sleep en nauwsluitende mouwen. De eenvoud ervan werd geaccentueerd door een zilveren haartooi vol glanzend rode steentjes waarvan de kleur werd herhaald in haar gordelriem en de armringen om haar polsen.

'Ik geloof dat ze mij hebben gekleed in de kleuren van de clan waarin ik zal worden ingewijd,' zei Sukey. 'De herstellers lijken tenminste vooral rood en wit of zilver te dragen. Ik vraag me af waarom jij geen kleding in die kleuren hebt gekregen, Eliza­beth?'

Elizabeth zei: 'Ik vind dat ik er in zwart nogal onbeduidend uit­zie. Misschien heeft het een speciale betekenis. Ze zijn in elk geval nogal een tijdje met mijn haar in de weer geweest. En toen de kamenierster mijn eigen kleine diamant in de gaten kreeg, werd ik met deze tiara uitgerust.'

'Jij en ik vormen samen een goed paar,' merkte Bryan op. 'Voor­name terughoudendheid te midden van een nest uitbundige paradijsvogels.'

Elizabeth was geamuseerd. 'Helemaal niet gek, heer doctor, vooral nu je afstand hebt gedaan van die gekreukelde oerwoudkleding en die namaak-Australische hoed.' De eens zo slonzig geklede antropoloog droeg nu kledingstukken die van een diepgroen glinsterend materiaal waren vervaardigd. Een nauwe broek verdween aan de smalle pijpen in lage zilveren schoenen en een goed gesneden jasje met dunne zilveren lijntjes werd gecompleteerd met een bijpassende cape. Ook Elizabeth zag er eenvoudig gekleed uit. Een wijdvallende japon van dunne zwarte stof, versierd met een hoge halssluiting van rood mate­riaal met voor en achter twee afhangende ruime plooien. De snit leek op die van veel Tanu-vrouwen hoewel niemand van hen rood met zwart droeg.

Sukey keek in het rond. 'Ik vraag me af waar Aiken is?'

'Ik zie niet goed hoe ze die er nog gekker moeten laten uitzien dan hij al deed,' mompelde Stein.

'Als je over de duivel spreekt...' zei Bryan.

Een bediende schoof de draperie opzij die voor de doorgang hing die toegang gaf tot hun afgescheiden ruimte. Het ontbrekende lid van hun gezelschap werd binnengelaten en Stein bleek gelijk te hebben. Aiken Drum droeg nog steeds zijn gouden kostuum met de honderd zakken. Maar hij had er een zwarte cape aan toegevoegd die glinsterde als zwarte diamant. Aan de kokarde van zijn breedgerande hoed zat een bundeltje zwarte veren.

'Het feest kan nu beginnen!' riep de grappenmaker uit.

'Misschien kunnen we beter even wachten op de koning en de koningin?' suggereerde Elizabeth.

Raimo begon te morren.

'Geloof het of niet, Aik. Maar ze hebben me mijn fles afge­pakt!'

'Van je vrienden moet je het hebben! Geloof me, ik zou hem pootjes laten krijgen en naar je toe laten rennen, als ik niet een beetje in de war was geraakt door de ingewikkelde plattegrond van deze plek.'

'Zou je dat echt kunnen?' riep de voormalige houtvester uit. 'Waarom niet? Je weet toch wat whisky betekent? En aquaviet en al die andere fraaie termen waar we zo van houden? Je kan het allemaal vertalen als "levenswater". Al de volkeren van vroeger, die een naam voor sterke drank moesten bedenken, gin­gen ervan uit dat daardoor het leven in je terug werd gebracht. Dus waarom zou ik niet wat leven in de sterke drank brengen. Door het pootjes te laten krijgen. Zo makkelijk als wat!' 'Ik dacht dat ze jouw metafuncties aan banden hadden gelegd,' zei Elizabeth. Mentaal reikte ze behoedzaam naar hem en vond een goed geconstrueerde verdediging.

Aiken knipoogde. Hij stak een vinger achter zijn zilveren hals­ring en trok. De metalen ring leek elastisch te worden en daarna weer zijn solide vorm te herwinnen. 'Ik ben daar mee bezig geweest, liefjes. En nog met een paar andere dingen ook. Ik wil er wat onder verwedden dat dit een beestachtig feestje wordt.' 'Reken maar, makker,' kakelde Raimo. 'En ik moet zeggen,' merkte de glanzende jongeling op, 'dat de rest van jullie er beslist op vooruit is gegaan, vanuit kleermakers-oogpunt bezien. Jullie zien er bijna net zo geweldig uit als ikzelf!' Hij bestudeerde Stein en Sukey voor een kort ogenblik en zei toen: 'En laat ik jullie mijn welgemeende felicitaties aanbieden met jullie vereniging.'

De Viking en Sukey keken naar Aiken met een mengeling van angst en vastberadenheid.

'Vervloekt Aiken, zond Elizabeth uit. Ik haal je zenuwen uit elkaar als je ... Maar de slimmerik ging door, zijn donkere ogen fonkelend. 'De Tanu zullen er niet mee ingenomen zijn, want die hebben andere plannen met jullie tweeën. Maar ik ben senti­menteel. De romantiek moet het winnen!' 'Weet jij wel waar je over praat?' Steins stem klonk rustig. Een hand met de afmeting van een ham sloot zich om het bronzen gevest van zijn zwaard. Aiken gleed dichter naar hem toe. Hun ogen ontmoetten elkaar. Elizabeth werd zich bewust van een elektrische tinteling, veroorzaakt doordat Aiken over de meest intieme draaggolf rechtstreeks tot hen sprak. Ze kon het niet ontcijferen, maar Sukey moest de boodschap hebben begrepen en haar reusachtige metgezel eveneens.

De achtergrondmuziek hield op. Een afdeling trompetters, de glazen instrumenten behangen met kleine wimpels met het koninklijk embleem, verscheen onder de boog die toegang gaf tot de eigenlijke feestzaal en liet een fanfare weerklinken. De vlin­derachtige zwerm gasten kwam tot rust en een groter orkest begon een soort marsmuziek te spelen.

Bryan ving de blik op van een man die tot de hofhouding behoor­de en hun afgescheiden ruimte begon te ontsluiten. 'Wagner?'

De man met de grijze halsring knikte. 'Zonder twijfel, eerwaar­de heer doctor. Vrouwe Eadone heeft gewild dat u zich zoveel mogelijk thuis zou voelen en de Tanu zijn verzot op Aardse muziek. De feestgangers zullen tegenover u uw eigen normale spraak gebruiken omdat u geen halsring draagt. Op die manier kan uw studie van onze samenleving al deze avond beginnen.' Het is allemaal begonnen toen ik door die verdomde tijdpoort ben gekomen, dacht Bryan. Maar hij knikte de man enkel toe. Aiken vroeg aan dezelfde bediende: 'Wat gaat er nu gebeuren, haantje. We willen natuurlijk geen stommiteiten uithalen met al de grote jongens voor onze neus.'

De hoveling zei: 'Hunne Meest Verheven Personages zitten op troonzetels aan hun eigen bankettafel. U zult kort aan hen wor­den voorgesteld, daarna begint het diner. De hofetikette is hier heel eenvoudig. De gewone beleefdheid is meer dan voldoende.' Ze wachtten tot de laatsten van de bevoorrechte burgers van Muriah twee aan twee de feestzaal waren binnengegaan. Toen was het tijd voor hun eigen entree.

Aiken nam met een zwierige zwaai zijn hoed af en maakte een spottende buiging voor Raimo. 'Zullen we maar, liefste?'

'Waarom voor de donder niet?' lachte de houtvester. 'Als dit feestje ook maar iets lijkt op de vorige, dan zullen de dames ons binnen snel genoeg opzoeken.'

'Dit feestje gaat in geen enkel opzicht op het vorige lijken,' zei Aiken, 'maar je zult een geweldige tijd hebben, Ray. Dat garan­deer ik je.'

'En de rest van ons?' vroeg Stein. Hij had zijn helm onder een arm gestoken. Hij en Sukey stelden zich achter Raimo en Aiken op.

'Zorg voor je eigen pleziertjes, man,' antwoordde Aiken Drum. En daarna marcheerde hij langs de trompetters de feesthal bin­nen.

Zonder woorden bood Bryan Elizabeth zijn arm, maar zijn gedachten waren niet bij de vérspreekster en haar lot. Terwijl zij naar voren liepen op de maat van Tannhauser, voelde hij enkel de dreunende echo van zijn niet-aflatende vraag: zou Mercy hier zijn? Hier, veilig met haar zilver. Niet ergens gevangen, worste­lend, maar veilig binnen deze elfenwereld waar de gelukkigen onder de gevangenen in een toestand van gelukzaligheid werden gebracht.

Laat haar gelukkig zijn.

Ze wandelden een zaal met panelen binnen, door zware balken ondersteund, waar in bronzen schalen vuren brandden. Ook fon­kelende kleine metalampen waren in gebruik, maar alleen omwille van de decoratie. Schokkend vreemde wandtapijten en metalen beeldhouwwerken sierden de muren. De lange feestta­fels waren in een U-vorm geplaatst, de honderden gasten ston­den op hun plaatsen aan de lange einden. Aan het uiterste einde van de zaal bevond zich de Koninklijke Tafel die met opzet blijk­baar lager was geplaatst, zodat de aanzittende hoogwaardig­heidsbekleders daardoor voor de overige gasten beter zichtbaar waren. Tegen de muur achter de Verheven Personages hing een afbeelding van het mannenhoofdmotief, uitgevoerd in goud en half verzonken binnen een mozaïek van kristallijne metalichten. IJle draperieën van dun, metalig materiaal omlijstten het geheel en kwamen boven de twintig troonzetels bijeen in een baldakijn. In livrei geklede bedienden stonden doodstil achter de gasten. De koninklijke familie zelf werd omzwermd door een dubbele rij bedienden, elk nog fraaier uitgedost dan zij die achter de lagere rangen stonden.

Bryan en Elizabeth liepen tussen rijen glimlachende edelen naar de tafel. De antropoloog probeerde discreet de menigte te door­zoeken, maar er waren zoveel gasten en zoveel vrouwen leken kastanjebruin haar te hebben . . .

'De eerwaarde doctor in de antropologie, Bryan Grenfell.' Toen stelde de ceremoniemeester hem voor. Hij stapte naar voren en maakte de korte buiging die in het Bestel gebruikelijk was, zich ervan bewust dat de gasten aan de Hoge Tafel hun halzen rekten om hem en zijn vrouwelijke metgezel met meer aandacht te bekijken dan de vier anderen. De hofetikette schreef blijkbaar niet voor dat de koninklijke familie omgekeerd ook aan hem werd voorgesteld, maar hij was nauwelijks nieuwsgierig naar de namen van deze glinsterend uitgedoste persoonlijkhe­den. Mercy was hier niet.

Bryan deed een stap achterwaarts en nu was als laatste Eliza­beth aan de beurt, die er bleek en gespannen uitzag. 'De zeer eerbiedwaardige Vrouwe Elizabeth Orme, Grootmees­teres Vérspreekster en Herstelster in het Galaktisch Bestel.' Allemachtig, verwonderde Bryan zich.

De gasten hieven staande een arm. Verbazend genoeg kwamen zelfs Hunne Meest Verheven Personages overeind en brachten hun saluut. Daarna weerklonk uit de hele menigte een gezamen­lijke, driemaal herhaalde eregroet. 'Slonshal! Slonshal! Slonshal!'

De haren in Bryans nek gingen overeind staan. Nee, dat moest een taalkundige samenloop van omstandigheden zijn. De middelste van de mannelijke koninklijke Personages maakte een klein gebaar. Ergens vandaan klonk een geluid alsof er een keten rammelde. Toen viel er een stilte.

'Moge vriendschap en culinair genot overheersen,' zei het Perso­nage met klinkende stem. Hij was een prachtig voorbeeld van fysieke mannelijkheid. Zijn lange blonde haren en baard waren zorgvuldig verzorgd en vielen in vlechtjes en kleine sierlijke krul­len naar beneden. Hij droeg niets anders dan een volstrekt onver­sierd wit overkleed en zijn gezicht vertoonde een opvallende gelijkenis met het maskerachtige embleem achter hem. Bryan wist daardoor zeker dat dit Thagdal moest zijn, Hoge Koning van de Tanu.

De indruk van een bevroren tableau werd verbroken doordat nu alle gasten hun zetels innamen of zich van hun plaats verwijder­den om links en rechts oude bekenden te begroeten. Menselijke bedienden en rama's begonnen de tafels vol te laden met spijs en drank. De zes eregasten werden naar lage zitplaatsen geleid tegenover de Verheven Personages en vanaf dat ogenblik werd alle formaliteit ter zijde geschoven. De aristocraten van de Tanu probeerden hun nieuwsgierigheid te bevredigen door een regen van vragen op hun gasten af te vuren.

Bryan zelf werd aangesproken door een geweldige vrouw in het wit die aan de rechterhand van de koning was gezeten. Een waterval van rood haar stroomde omlaag vanonder een gouden sluier die tussen twee opstaande met juwelen bezette vleugels was gevat. 'Ik ben Nontusvel, moeder van de gastheer en echtge­note van de Thagdal. Volgens de etikette ben ik uw tafeldame, Bryan en ik heten je hartelijk welkom in ons Veelkleurig Land en binnen onze gemeenschap. Maar wat zie ik? Verwarring? En misschien angst? Ik zou dat graag oplossen als je het toestond.' De macht van haar glimlachende oermoedergeest was onweer­staanbaar, ze bespeelde zijn herinneringen als een ervaren luit­speelster. Daar was de schemerige controlekamer boven in een kasteeltoren en daar was dat gezicht, zo vol van een zoete droe­fenis. Tranen die te voorschijn welden bij het horen van het lied van de troubadour. En toen die snaar was geraakt, verzonk hij in de herinnering aan meer; een appelboomgaard, de nachtegalen, een rijzende maan, de warmte van huid en kastanjebruin haar en ogen in de kleur van de zee, zo vaag, zo grijzig. Toen het dissonante akkoord. Maar waarheen, Gaston, waar is ze naar toe? Door dat vervloekte tijdportaal op weg naar Ballingschap. Hier kom ik dan, Mijnheer de Kat, ik volg u tot in de diepste kel­ders ...

Bryans feestelijke kostuum had binnenzakken. Zonder het te willen, reikte hij in één ervan en overhandigde het portret van durofilm aan koningin Nontusvel. Ze staarde naar het portret van Mercy. 'Dus haar ben je hierheen gevolgd, Bryan.' 'Ja. Ik heb haar maar nauwelijks gekend. Maar tot ik sterf, zal ik haar voor me zien.'

De metapsychische zintuigen van Nontusvel wuifden troost en afleiding in zijn richting. 'Jouw Mercy is veilig, Bryan! Haar integratie in onze gemeenschap was volkomen geslaagd. En ze is zo gelukkig! Het was alsof ze voor de halsring geboren was. Alsof ze onbewust nooit iets anders had gewild dan bij ons te horen en alsof ze over die kloof van miljoenen jaren heen ons gezocht had.'

De ogen van de koningin stonden helder als saffieren, glanzend van een innerlijk licht en ze schenen geen pupillen te bezitten. 'Mag ik haar bezoeken?' vroeg hij nederig. 'Ze bevindt zich in Goriah, in de streek die jullie Bretagne noem­den. Maar ze zal spoedig naar onze Stad van de Witte Zilver­vlakte terugkeren en dan kan ze je zelf vertellen van haar leven onder ons. En zul jij bereid zijn ons vrijwillig te dienen in ruil voor die hereniging? Wil je ons helpen de kennis te verkrijgen die we zo nodig hebben en die voor ons van vitaal belang is om als ras te kunnen overleven?'

'Ik zal doen wat ik kan, Verheven Vrouwe. Ik ben getraind in de analyse en de gevolgen van botsende culturen en de spannin­gen die daardoor worden veroorzaakt. Ik begrijp nog niet hele­maal wat er van me wordt verlangd, maar ik sta tot uw beschik­king.'

Nontusvel knikte met haar gevleugelde hoofd en glimlachte. De Hoge Koning keerde zich van Elizabeth naar de antropoloog en zei: 'Mijn geliefde zoon Ogmol zal je helpen bij het coördineren van je onderzoek. Zie je hem? Hij zit daar aan de rechtertafel in die mantel van groen en zilver, balancerend met een wijnkaraf op zijn hoofd, de idioot! Hij moet blijkbaar al goed gehumeurd zijn. Alsjeblieft, dat komt ervan! Wel, zelfs een geleerde heeft recht op ontspanning en vermaak. Je zult zijn meer serieuze kan­ten morgen wel leren kennen. Hij zal je gids zijn. Nee, je assi­stent*. En jullie tweeën moeten samen kunnen uitmaken wat dat raadsel van ons inhoudt voor de Grote Veldslag begint of ik ben de klootzakkerige zoon van een Huilersezel.' Hij bulderde onstuimig van het lachen en Bryan, diep onder de indruk, moest denken aan een overdonderend viriele Kerstman die hij als kind ooit eens op zijn driedimensionale beeldscherm had gezien.

'Als ik het vragen mag, Koning Thagdal, waarop berust uw koningschap?'

Zowel Thagdal als Nontusvel barstten opnieuw in gelach uit. De koning stikte er bijna in. De koningin reikte hem een grote gou­den beker met honingwijn aan om zijn gehoest te bezweren. Toen de koning weer was bijgekomen, zei hij: 'Dat bevalt me, Bryan! Bovenaan beginnen bij het hoogste gezag. En meteen! Wel, dat is simpel genoeg, mijn jongen. Ik bezit allereerst gewel­dige metafuncties en daarnaast ben ik in de strijd niet te ver­slaan. Maar mijn meest gewaardeerde attribuut is vruchtbaar­heid. Meer dan de helft van de mensen in deze hal zijn mijn kinderen, kleinkinderen of achterkleinkinderen. En dan tel ik mijn afwezige geliefden nog niet eens mee, hè, Nonnie?' De koningin glimlachte gemaakt discreet. Tegen Bryan zei ze: 'Mijn Heer Echtgenoot is de vader van elf­duizendachtenvijftig nakomelingen. En onder hen geen enkele Firvulag of een zwartring. Zijn zaad is smetteloos en daarom is hij onze Hoge Koning.'

Bryan probeerde zijn volgende vraag zo tactvol mogelijk in te kleden.

'En uzelf, Nobele Vrouwe, hebt u een overeenkomstig eerbied­waardige voortplantingsgeschiedenis?'

'Tweehonderdtweeënveertig kinderen!' trompetterde Thagdal. 'Een record dat door geen koninklijke gade wordt geëvenaard. En onder hen zulke talentvolle lichtende sterren als Nodonn en Velteyn en Imidol en Culluket! En de Verheven Vrouwen Riganone en Clana en Dectar, om over onze geliefde Anéar nog maar te zwijgen! Geen van mijn andere vrouwen, zelfs de zo betreurde Vrouwe Boanda heeft mij zoveel rijkdom geschonken.' Nu mengde Elizabeth zich zachtjes in het gesprek. 'Bryan, ver­geet niet Zijne Majesteit te vragen naar de andere moeders van zijn kinderen.'

'Simpel genoeg.' Thagdal straalde. 'Deel de welvaart! Zorg voor een optimaal gezamenlijk resultaat, zoals Gekke Creggie zou zeggen. Zelfs de dames met zilver en goud krijgen een eerste beurt van de Oude Man.'

'En nadat ze door de koning zwanger zijn gemaakt,' ging Eliza­beth verder, 'kunnen ze de echtgenoten of geliefden worden van andere edelen en van hen kinderen krijgen. Is dat niet interes­sant?'

'Nogal,' zei Bryan zwakjes. 'Maar dit. .. eh . . . genetische plan kan nauwelijks zo hebben gewerkt vanaf het begin van uw aan­komst op deze planeet.'

Thagdal streek door zijn baard. Zijn dichte, blonde wenkbrau­wen kwamen bij elkaar.

'Neeee! In het begin waren de dingen een beetje anders, dat waren onze middeleeuwen, om het zo maar eens te zeggen. Er waren er toen niet al te veel van ons en ik moest vechten voor mijn koninklijke rechten wanneer de dame in kwestie niet al te gewillig was. Maar natuurlijk won ik doorgaans, want in die dagen was ik de beste zwaardvechter op allerlei manieren. Begrijp je?’

Bryan zei: 'Wij hadden een soortgelijke gewoonte in de vroege dagen van onze geschiedenis. Dat werd le droit du seigneur genoemd.'

'Precies! Precies! Ik herinner me dat één van die lieftallige zilvertjes daar eens iets van heeft gezegd. Waar was ik geble­ven? . . . Oh ja, het verleden. Wel, toen de tijdpoort verscheen en jullie mensen vanuit de toekomst hierheen kwamen, probeerden we de voortplanting van ons ras wat wetenschappelijker aan te pakken. Een paar van jullie mensen hebben ons daar goed bij geholpen. Zorg ervoor dat je hen in elk geval ontmoet. Ik zou zeggen dat zij zo'n beetje de peetvaders van de glorieuze adel­dom zijn die je hier bij elkaar ziet! Die lieve Gekke Creggie natuurlijk, nu Heer Greg-Donnet, onze Meester in de Genetica en de Eugenetica. En dan die prachtige vrouw, Anastasya-Bybar! Waar zouden we verdomme zijn als Tasha onze eigen decadente reprotechnici niet had laten zien hoe de sterilisatie van menselijke vrouwen ongedaan moest worden gemaakt? Allemachtig, al die kostbare eitjes zouden verloren zijn gegaan!' Hij begroef een elleboog in Nontusvels Junoachtige zijde. 'En de helft van mijn plezier zou ook verloren zijn gegaan, als ik mijn broodje niet in die hete ovens had kunnen stoppen, waar of niet, Nonnie?'

De koningin glimlachte gemaakt.

Bryan nam een veel te grote slok van zijn wijn. Hij was zich ervan bewust dat de ogen van Elizabeth op hem gericht waren. 'En dus ... zo ongeveer zeventig jaar geleden, toen de eerste tijdreizigers arriveerden, begonnen de Tanu zich te vermengen met de mensen.'

'Haal het niet door elkaar, jongen. In het begin droegen enkel de mannen eraan bij. Tasha kwam pas opduiken zo'n tien jaar na het openen van de tijdpoort. In die eerste dagen kwamen ook onze dames ruimschoots aan hun trekken en we deden er niet al te lang over om te merken dat de nakomelingen van die vermen­ging tussen Tanu en mensen meestal geen Firvulag opleverden. Zelfs onze stomme genetici kregen dat snel door en Aluteyn en zijn mensen zaten al min of meer op de uitkijk naar iemand als de geleerde Anastasya Astaurova. En waarachtig, de Meedo­gende Tana zond ons er één met de rinkelende bellen eraan. Letterlijk.'

Thagdal liet zich weer gaan in een uitbarsting van vrolijkheid, zijn lach wegspoelend met heroïsche hoeveelheden wijn. Overal in de feestzaal nam de vreugde toe naarmate steeds meer bekers werden geleegd en weer gevuld. Het diner bestond hoofdzakelijk uit vleesgerechten in verbazingwekkende variaties, aangevuld met schalen fruit en brood dat in de meest merkwaardige vor­men was gebakken.

In het midden van de U-vorm kondigde de ceremoniemeester steeds weer nieuwe artiesten aan die hun kunsten lieten zien en daarvoor, al naar gelang hun talent, beloond werden met een regen van kleine muntstukjes of afgekloven botten. De Verheven Personages dineerden iets meer in stijl, maar aan het beneden­eind van de Hoge Tafel, daar waar Aiken Drum was gezeten, tegenover twee in goud en roze uitgedoste edelen, weerklonk ook heel wat beschonken gelach en werd er druk met bekers op de tafel gestampt.

De koningin zei: 'Vertel onze geliefde Bryan over het geschenk van de halsringen, Thaggie.'

'Vertelt u het ons beiden,' zei Elizabeth, haar meest Mona Lisa-achtige glimlach rond haar mond.

De koning schudde een vinger vermanend in haar richting.

'De mentale afweerschermen nog altijd omhoog, liefje? Daar kon je er hier niet mee. Honingwijn, dat is wat jij nodig hebt. Is er iets anders waarmee ik je verleiden kan?' Nontusvel bedekte haar mond en proestte het uit van vrolijk­heid.

'Uwe Majesteit is een goedgunstig gastheer.' Elizabeth hief haar beker naar hem omhoog. 'Gaat u alstublieft verder met uw fasci­nerende verhaal.'

'Waar was ik gebleven? ... Halsringen voor de mensen? Nou, je moet goed begrijpen dat echte vriendschap tussen de Tanu en jullie mensen niet in twee jaar tot stand kwam. Genetisch waren we verenigbaar en dat bood voordelen die niet eens direct hele­maal werden begrepen. Maar we schonken bij wijze van eerbe­toon gouden halsringen aan Greggie en aan Tasha om onze dankbaarheid uit te drukken. Ze bezaten echter geen latente vermogens naar later bleek en ze pasten zich er geestelijk ook niet zo goed bij aan. En toen kwam Iskender-Kernonn en die zag kans een paar diersoorten te domesticeren en dus gaven we hem ook een halsring.'

'Arme lieve Isky,' zei de koningin klagend, terwijl ze haar beker leegde. Een bediende vulde die dadelijk weer bij. 'Hij is van ons weggestolen door de Firvulag en die afschuwelijke bende van Minderen.'

'Toen kwam zo'n veertig jaar geleden Eusebio door de tijdpoort. Hij was een psychobioloog in jullie wereld en hij boekte aanzien­lijke resultaten bij het verbeteren van de halsringen die we voor de rama's gebruikten. Hij was de eerste die echt de wetenschap­pelijke theorie achter de ringen leek te begrijpen. Dus gaven we hem ook goud en we noemden hem Gomnol. En verdomd als niet bleek dat uitgerekend hij een bijzonder sterke latente bedwinger bleek te zijn, ook al is het dan nog zo'n lelijke kleine opdonder! Wat was dat een schok voor ons!'

"Voordien was u er niet van op de hoogte dat ook mensen latente metafuncties konden bezitten?' vroeg Elizabeth. 'We zijn een oud, zeer oud ras,' gaf de koningin toe, 'en onze wetenschap was enigszins kwijnend.' Er drupte een traan uit een oog als van saffier langs haar smetteloze wangen en viel in de mollige diepten van haar corsage. Ze zocht troost bij haar drink­beker.

'Net wat Nonnie zegt,' vatte de koning samen. 'We zijn een oud ras. En nogal decadent in sommige opzichten, vrees ik. En spe­ciaal onze eigen gemeenschap, die onder de nodige spanning het eigen melkwegstelsel gedwongen moest verlaten, was nog min­der wetenschappelijk ingesteld dan de gemiddelde Tanu op onze thuiswereld. Met uitzondering van Breede (die niet echt mee­telt) begrepen we niet hoe de halsringen werkten en we deden er ook niet erg ons best voor. We hadden ze en dat leek ons genoeg, als je begrijpt wat ik bedoel. We maakten ons niet al te druk over de waaroms en de hoe's, dus dat menselijke vermogen kwam voor ons als een complete verrassing. Gomnol bracht ons aan het verstand dat jullie mensen die mogelijkheden gedurende negen­ennegentig procent en nog wat van jullie geschiedenis ook niet hebben begrepen. Dus zit ons maar niet uit te lachen . .. Waar was ik gebleven? Oh ja. De latenten onder de mensen. Goed, Gomnol kreeg zijn gouden halsring en werd in een handomdraai een meta. De Tanu waren dus latent en de meeste mensen ook, maar een goed deel van hen waren dat in zo geringe mate dat er nauwelijks iets mee te doen viel. In jullie toekomstige wereld worden baby's met dat vermogen zorgvuldig geselecteerd en opgeleid tot vervoelenden of Herstellers zoals de dame hier.' Hij knikte hoffelijk in de richting van Elizabeth. 'Maar omdat er geen mensen met al werkzame vermogens door de tijdpoort kwa­men en onze middelen om bij mensen die latente vermogens vast te stellen nogal onhandig bleken, ontwierp Gomnol het apparaat dat jullie tijdens je verblijf in kasteel Doortocht ook heeft uitge­test. We hebben er meerdere in onze verschillende belangrijkste steden om ook die latenten nog op te sporen die eerder aan onze aandacht zijn ontsnapt, doordat de mentale opwinding direct na de aankomst de metingen wel eens in de war gooit. Er zijn er nogal wat die er op die manier doorheen slippen.' Hij trok een woedend gezicht. 'En daar was er één bij die een regelrechte ramp betekent! Waar was ik? Gomnol. Dat is pas een geïnspi­reerde psychobioloog. Hij wist dat het gevaarlijk zou zijn om gouden halsringen te geven aan iedereen die misschien niet vol­strekt in onze gemeenschap wilde assimileren.' 'Er zijn altijd ondankbaren,' onderbrak de koningin op duistere toon.

'Dus bedacht Gomnol de zilveren halsringen met de ingebouwde psychoregulatie en nog wat later de grijze ringen voor de niet-latente mensen die bestand waren tegen een geringe hoeveelheid metapsychische energie. Daardoor werd een heel nieuwe wereld van verwantschap geboren! Vanaf de tijd dat het mogelijk werd de grijze ringen in grote hoeveelheden te maken—nou ja, bin­nen zekere grenzen—waren wij Tanu in staat onze heerschappij over deze wereld te vestigen. De vileine Firvulag, onze schaduwbroeders, waren niet langer in staat op gelijke voet met ons te concurreren. We kregen hele legers menselijke soldaten die ons volkomen trouw waren en waarmee we hun overmacht konden weerstaan. We kregen menselijke moeders die de vulgaire voort­planting van hun kleine ellendige wijven voorbijstreefden. En toen, terwijl de tijd verstreek, kwam het moment waarop de dra­gers van zilver beloond werden met goud waardoor ze volstrekt gelijkwaardige burgers werden.'

En dat kan gedaan worden zonder geestelijke verwondingen, deze verwisseling van halsringen?

Zeker geliefde Elizabeth zilveren halsring verwijderd nadat gouden op plaats is gebracht.

'Bedenk eens! Die briljante grijze technici hebben onze econo­mie verbeterd door efficiëntere transportmogelijkheden en fabricageprocessen te bedenken. Dank zij de betreurde Heer van de Dieren, Kernonn, hebben we nu dieren om te berijden, dieren voor transport en dieren die ons beschermen tegen de Firvulag. En het mooiste van alles ... halfbloed menselijke kam­pioenen in de Grote Veldslag.'

De koning pauzeerde. Hij leunde voorover op de tafel waarbij hij zijn beker omgooide en nam een van Elizabeths handen in de zijne.

'En nu kent het-mededogen van Tana geen einde meer. Ze heeft ons jou gezonden.'

Koningin Nontusvel straalde van mildheid. In de diepgroene ogen van Thagdal was iets anders te lezen. 'En nu heeft Tana mij gezonden,' herhaalde Elizabeth kalm en onbewogen. 'Maar in onze eigen wereld zijn de geschenken van de Goden vaak dubbelzinnig. U kunt me nog niet zien in mijn ware gedaante, Koning Thagdal.'

'Maar dat zal komen, lieve Elizabeth. Jij zult een bezoek bren­gen aan de nobelste onder ons, die je zal inwijden in al onze gewoonten: de Helderwetende Vrouwe Breede, Scheepsgade, zij met de Twee Gezichten en dichteres. Zij zal jou alles leren en jij haar. En als de tijd gekomen is zul je naar Tasha-Bybar gaan en vervolgens naar mij, geliefde Elizabeth.' 'Geliefde Elizabeth!' echode Nontusvel. En haar stem klonk even vol van liefde als tevoren.

'Een toost!' bulderde Thagdal, terwijl hij overeind sprong. Zijn beker werd overeind gezet en haastig opnieuw gevuld. 'Een toost!' schreeuwden de honderden gasten in koor terug. De ceremoniemeester maande tot stilte.

'Op de Tanu en op het ras van de mensen! In vriendschap, in eenheid, in liefde!'

De feestgangers hieven hun bekers. 'Vriendschap! Eenheid! Liefde!'

'Met de nadruk op het laatste!' liet Aiken Drum zich horen. Er werd gelachen en geroepen en daarna volgde een grote slemp­partij waarbij heel wat wijn werd verspild en waarbij tallozen elkaar al wankelend omhelsden om te kunnen drinken uit dezelf­de bekers. Het koninklijke paar, aangemoedigd door drank en feestgedruis, omhelsde elkaar, mompelend en ronkend. Een corps de ballet van menselijke dansers en danseressen, allemaal gekleed in uitdagende bonte tricots, trad naar voren en begon de feestende menigte voor te gaan in ingewikkelde contradansen, ik moet je een tijdje in de steek laten,' fluisterde Elizabeth tegen Bryan, 'ik wil hen van binnen bekijken nu hun afweerschermen door het feest zijn afgezwakt. Als je wilt, kan ik mijn gegevens later met jouw bevindingen vergelijken.' Ze keek hem een ogen­blik ernstig aan en verdween toen naar een plaats waar ze min­der snel opviel.

Een van de dansende vrouwen probeerde Bryan uit zijn stoel te halen om hem in de dans te betrekken. Aiken en Raimo sprongen en draaiden al rond alsof ze de ingewikkelde figuren hun hele leven hadden gekend. Maar Bryan schudde zijn hoofd bij die uitnodiging. Hij liet de bediende andermaal zijn grote beker vul­len en probeerde het beeld uit zijn geest te bannen hoe zijn Mercy hier nu leefde.

Toen hij er eindelijk aan dacht om eens na te gaan wat zijn beker bevatte, was hij te dronken om zich daar zorgen over te maken.

3

Steinie, dans niet met ze, doe het niet. Kijk wat ze met Raimo hebben gedaan, mijn God.

Goed goed kleintje kalmeer, houd ons tweeën goed verborgen, laat ze het niet merken, wees niet bang. Zij zijn sterker vooral die DionketHeerGenezer. Ik zou hem nooit buiten kunnen houden zonder de hulp van Elizabeth. Ze moeten niets hebben van die vriendschapsbescherming maar zijn bang haar te vroeg te beledigen. O Jezus. Die mooie varkenshoer Anéar neemt Raimo middenopdevloer schaamte afkeer woede haat. Steinie!

Kalm kalm veiligheid liefde mijn zwaardarm zegen Elizabeth.

Zij tenminste niet dwingen Aiken naar hun pijpen te dansen eerder andersom.

Geen speelgoed als Raimo.

Ik evenmin Sukeyliefste als jij helpt.

'Weten jullie zeker dat jullie niet van partner willen wisselen?' Vrouwe Riganone glimlachte naar Sukey en Stein. 'Jullie beide vrienden hebben een geweldige tijd.'

'Dank u, Vrouwe,' zei Stein en de vrouw in haar bonte uitdossing verdween met tegenzin.

Sukey bediende zichzelf met nog een stuk gekruide tournedos. 'Deze zijn verrukkelijk, Heer Dionket.' Ze zei het verlegen tegen de machtige meester-hersteller met zijn diepliggende ogen.

'Wat is het? Wild?'

'Hoezo? Welnee, Kleine Zuster. Hipparion.' 'Wat? Die prachtige kleine paarden,’ Sukey schreeuwde ont­zet.

Vrouwe Riganone wierp haar hoofd achterover en lachte vrolijk. De hangers die van haar gouden en lavendelkleurige haartooi omlaagvielen, rinkelden opgewekt tegen elkaar. 'Wat zouden we er anders mee moeten doen? Ze zijn de meest verbreide bron van vlees die we hebben en de Godin zij gedankt dat ze zo verrukke­lijk smaken. Denk je eens in, al die arme mensen in Finiah en in de Hercyniaanse wouden en in alle uithoeken van de wereld moeten het doen met varkens en oude taaie herten en zelfs met mastodonten. Wij hier in het zuiden hebben zo geboft. Een len­destuk van hipparion, gekruid met knoflook en tijm en misschien wat van die nieuwe pepers, is met niets te vergelijken. Helemaal bruin gebraden en nog rood van binnen.' 'Wees niet te kieskeurig, Sukey,' zei Stein tegen haar terwijl hij nog een stuk voor zichzelf uit de stomende schotel haalde, "s Lands wijs, 's lands eer . . . En ik weet niet wat dit is, maar het smaakt, dat is zeker.'

Dionket stak een benige vinger in de diepe zilveren schotel en likte die nadenkend af. 'Mmmm ... een ragout van promephithis, mijn beste krijger. Ik denk dat op de veel oudere Aarde dit kleine schepsel de voorloper is van ...'

Het mentale beeld sprong op voor de geesten van Sukey en Stein.

'Bunzing!' De Viking stikte bijna.

'Oh, kom, Steinie. Kom Steinie,' riep Vrouwe Riganone uit ter­wijl ze bezorgdheid uitstraalde. 'Schoot er iets in het verkeerde keelgat? Wil je wat wijn tegen die hoest?' Het Personage dat naast Dionket was gezeten, een stoere reus in een wambuis van blauw en goud, zei: 'Probeer een paar van deze egels in bourgogne om je darmen weer in het gareel te krijgen, Stein. Dat is een hap waar je maag van op zal kijken. En je weet wat ze over egels zeggen.' Hij knipoogde goor en het mentale beeld van de rechtovereind staande stekels werd zwaar overdre­ven.

Koel schoof Sukey de schotel met de vreemde hapjes ter zijde, buiten bereik van Stein. 'De krijger is herstellende van een ver­wonding, Heer Imidol. Hij moet zich in niets overmatig inspan­nen.'

De belletjes aan het hoofddeksel van Vrouwe Riganone weer­klonken in harmonie met haar bewonderende gefluit. 'Is ze niet geweldig, Dionket? Ze zal een hele aanwinst zijn voor jouw Gilde van Herstellers. Maar het was heel onaardig van je om haar van het bieden uit te sluiten.'

Geestslot.

'Wat bedoelt u, Vrouwe?' vroeg Stein.

'Drink nog wat kersen op brandewijn,' drong Dionket aan. 'Of heb je liever pruimen of frambozen?' Hij bevoelde zijn eigen halsring. Zowel Stein als Sukey werden gedwongen zich te ont­spannen.

Ik kon het niet helpen, Steinie, hij slipte erdoor. O Elizabeth kom terug van daarginds en help ons voor Steinie uitvindt dat ik hem niet kan tegenhouden.

Sukeyvrouw watwat WAT verdomme?

Steinie stop ik kan je amper verborgen houden als ze doorkrijgen wat hier allemaal van binnen ze zullen je pijn doen mijn lief. O alsjeblieft bedaartrekje terug kalmeer. Verdomd jij Elizameesterbeth kom terug!

In het midden van de zaal hield de ceremoniemeester een glinste­rende glazen keten boven zijn hoofd en schudde die. Het woeste dansritme kalmeerde en de muziek stopte. De pretmakers keer­den naar hun stoelen terug. Vier Tanu-dames sleepten de deels ontklede en verwarde Raimo min of meer met zich mee. Aiken Drum was niet het slachtoffer geworden van een dergelijke ver­nedering. Hij liep bedaard naar zijn plaats terug en ging behoed­zaam zitten op de rand van zijn zitbank. 'Verheven Personages, edele dames en heren, geëerde gasten!' riep de ceremoniemeester. 'Stilte alstublieft, nu is het de beurt aan de geëerde gasten!'

Uitroepen, gestamp met bekers en het gekletter van messen op gouden borden. De ceremoniemeester schudde andermaal zijn glazen keten. 'Twee van onze gasten,' hij boog in de richting van Bryan en Elizabeth, 'zijn vrijgesteld van deelname in opdracht van Hunne Verschrikkelijke Majesteiten. En één van de ande­ren,' hij wees naar Raimo, 'heeft zijn talenten al kenbaar gemaakt...!'

De dames aan de laagste tafels gierden van het lachen en een aantal van hen begon bananen te gooien in de richting van Rai­mo. Ze stopten met tegenzin toen de ceremoniemeester ander­maal stilte eiste.

'Eerst zullen we iets horen van Sue-Gwen Davies!' Sukey voelde zich naar het midden van de grote open ruimte getrokken. Haar ziel werd hopeloos en zonder dat ze zich kon verzetten, overhoop gehaald en door de geesten van de koning en de koningin en de andere edelen onderzocht. Maar de Tanu waren verbaasd toen ze in de kern een grondige barrière aantrof­fen (want Elizabeth was op het laatste nippertje teruggekomen om te helpen), waardoor ze zich tevreden moesten stellen met niet meer dan wat aan de oppervlakte van haar geest aanwezig was. De geest van Dionket sprak.

Lieve kleine zuster en mede-herstelster, leerling-genezeres, brengster van heil. Gun ons een klein genoegen en zing deze avond voor ons een lied van de oude Aarde. Sukey's vrees begon weg te smelten. Al de andere geesten leken haar te smeken of zij hun een genoegen wilde doen. Terwijl ze haar blik gevestigd hield op Stein, zong ze voor hen met haar heldere stem een wiegelied, eerst in het Welsh, daarna in standaard-Engels. Na het eerste couplet begon een harpist haar te begeleiden.

Holl amrantau'r sêr ddywedant.

Ar hyd y nos. Dyma'r ffordd ifro gogoniant,

Ar hyd y nos. Golau arall yw tywyllwch, I arddangos gwir brydferthwch, Teulu'r nefoedd mewn tawelwch, Ar hyd y nos.

Lief, vrees niet voor boze dromen

heel de nacht, Door de mist zijn heldere sterren gekomen,

heel de nacht. De morgen voert ons vreugde aan

en met de zon keert weer de hoop. Dus mogen boze dromen dreigen heel de nacht.

Achter de woorden en de muziek gloeide de beschermende liefde van de verzorgster. Haar genezende ernergie spoelde over de kindman die dank zij haar onlangs was herboren en er was zoveel dat een deel ervan als een grote poel van psychische vrede door de feesthal stroomde. Voor korte tijd deed de tederheid van haar wiegelied alle woede en lust teniet; opwinding en gekwetstheid werden erdoor gesust.

Toen het lied ten einde was, zaten de gasten doodstil. Toen begon op een buitenaards niveau van bewustzijn, dat ook door de men­sen met halsringen niet kon worden verstaan of ontcijferd, een vloed van verklaringen van veel Tanu-geesten, die op hun hoog­tepunt werden afgesneden door de vlakke stem van Heer Dion­ket. De Heer Genezer rees van zijn zitplaats aan de Hoge Tafel en strekte zijn armen uit, een levende T vormend van rood en zilver.

De mijne. Gereserveerd.

Sukey keerde naar haar plaats terug en ging verward naast haar man zitten. De ceremoniemeester schudde andermaal zijn keten.

'We zullen nu de talenten van Stein Oleson leren kennen.' Nu was het de beurt aan de viking om onweerstaanbaar uit zijn zetel te worden getrokken. Zijn hoofd was onbedekt en hij staar­de met een woeste blik naar de verzamelde edelen achter de tafels, die met hun geesten in de zijne rondloerden, zijn gedach­ten aftapten, zoekend naar gegevens. En daar was de koningin, naar hem voelend als een moeder, zorgzaam. Die had niet geringd moeten worden, helaas, de kortlevende! En toen de koning.

Het zal volstaan tot aan de Veldslag. Laat zijn vaardigheid zien!

Twee van de in tricot gestoken balletdansers kwamen van opzij aangedanst. Ze droegen metalen manden, gevuld met oranje­kleurig fruit dat op grote sinaasappels leek. Een van hen gooide een van die helderglanzende vruchten overhands met grote vaart in de richting van Steins hoofd.

Het bronzen zwaard kwam snerpend uit de schede, vastgehou­den door twee reusachtige handen. Het sneed de vrucht keurig doormidden.

Koning Thagdal bulderde luidkeels van opwinding en verruk­king. De dansers begonnen Stein vruchten toe te werpen zo vlug als ze konden. Zijn zwaard tolde rond als een gouden wiel. Hij wentelde en sprong en hakte overal de rondvliegende bollen in stukjes. De koning sloeg met zijn vuisten op de tafel en tranen van vreugde en vrolijkheid dropen in zijn perfect onderhouden baard. Het hele gezelschap Tanu schreeuwde en juichte. Toen werd er andermaal om stilte geluid. De ceremoniemeester hijgde: 'Dat was pas een show door onze nieuwste krijger! Goed gedaan, Stein!' Biedt.

Opnieuw die uitbarsting van buitenaardse bewustzijnsspraak. Dit keer was Elizabeth in staat zich ermee te verbinden. Ze was niet verbaasd te horen dat Stein bij opbod werd verkocht aan de hoogste bieder om als gladiator mee te doen in een strijd die de Lage Mêlée werd genoemd. Omdat de voormalige boormachinist in fysiek opzicht een van de meest indrukwekkende mannen was die ooit door de tijdpoort was gekomen, dreven deze buiten­aardse sportfanaten die biedingen op tot een hoogte die blijkbaar nooit eerder was voorgekomen. Ze boden ten slotte zelfs hun persoonlijke diensten aan het Koninklijk Huis—dat in naam eigenaar was van alle buitengewone tijdreizigers—het gebruik van hun metafuncties, hun bezit aan menselijke slaven, met of zonder halsring.

Driehonderd grijzen voor Koninklijke Garde!

Mijn edelstenenmijn in de Pyreneeën! De welbekende danseres Kanda-Kanda en heel haar gevolg! Honderd ren-chaliko's met gouden dekkleden! De dood van Delbaeth.

De koning schreeuwde luid. 'Stop!' Hij kwam overeind en liet zijn gloeiende blikken over de verbaasde menigte gaan. Stein stond doodstil in het midden van de vloer, de punt van zijn grote zwaard rustte op de tegels.

'Wie heeft het gewaagd een dergelijk bod te doen?' vroeg Thagdal met een stem als van zijde. 'Wie schat de waarde van deze krijger zo hoog dat hij zich onbezonnen voorneemt de Vorm van Vuur te vernietigen?'

De menigte feestvierders zweeg met de mond en met de geest. 'Ik,' zei Aiken Drum.

Er weerklonk een collectieve zucht en een collectief reiken van met stomheid geslagen geesten die merkten dat hun geestelijke vermogens werden afgeweerd als botte messen. Thagdal begon hard te lachen en na een ogenblik viel Nontusvel hem Bij totdat al de anderen volgden. Iedereen reageerde op de enormiteit van zulk een aanbod.

Elizabeth sloop bij Aiken naar binnen op de typisch menselijke golflengte.

Wat in godsnaam'?

Kijk in Thaggies geest zelf Elizabethbaby wil allerliefst ver­woesting van stoute Firvulag Delbaeth Vorm van Vuur. Dus dat geboden.

j. Voor Steinie? Gek geworden clown Aiken speelt met leven van ­vriend?

i Elizastommebeth! Ik redden Steinvriendje kwetsbaar. Tanuvechtschool verwoestend voor geest gaat gek worden proces niet omkeerbaar.

Verdomd ... ja, je hebt gelijk.

Veilig bij mij. Krijg te zijner tijd Sukey ook wel. Drekkige Tanu verkeken zich toen ze mij ringden. Jij weet dat. Vermoedde. Maar verdomme ze pakken je als ze allemaal te samen met hun geest op je afkomen. Pakken ons beiden als ze doorhebben hoe we nu doen. Afleiden afleiden afleiden.

De mentale communicatie tussen Elizabeth en Aiken had maar een tractie van een seconde geduurd. De ceremoniemeester schudde woest met zijn keten om stilte te krijgen terwijl de jeug­dige Aiken Drum in zijn glanzende uitmonstering bedaard vanaf zijn zitplaats aan de Hoge Tafel naar Stein liep en naast hem ging staan. Toen het tumult wegstierf, zei de koning: 'Spreek, Aiken Drum.'

De kleine man nam met een zwaai zijn hoed af en boog. Toen begon hij te praten en terwijl hij sprak, gebruikte hij de impulsen van zijn geest om zijn hardop gesproken woorden geloofwaar­digheid te geven, net zo lang tot zelfs de meest sceptische van de buitenaardsen door zijn ontwapenende charme was overrom­peld.

'Ik weet dat mijn bod jullie heeft verbaasd, vrienden! Want niet alleen is de daad op zichzelf bijna onvoorstelbaar, maar jullie kunnen ook nauwelijks begrijpen hoe ik genoeg kan weten over deze verschrikkelijke Delbaeth om zijn verwijdering voor te stel­len. Het lijkt ongelofelijk nietwaar, dat een pas aangekomen drager van een zilveren halsring iets durft voor te stellen dat door veel van jullie kampioenen vergeefs is geprobeerd. Wel, laat ik jullie dan vertellen hoe de zaak ervoor staat. Ik ben een ander soort mens dan waaraan jullie gewend zijn! Iemand als ik hebben jullie nooit eerder gezien. En deze grote kerel die naast me staat, is mijn vriend. En ik vrees dat de goede koningin gelijk heeft wanneer zij beweert dat hij tot het soort behoort die de grijze halsring niet lang kan dragen zonder eraan te bezwij­ken. De onderrichtmethoden op jullie vechtscholen zouden het hele genezingsproces ongedaan maken waarmee Sue-Gwen en Elizabeth begonnen zijn. En om Stein te redden, neem ik hem van jullie af. Maar niet zonder er een eerlijke prijs voor in ruil te bieden.

Ik weet dat jullie bezig zijn te proberen bij mij binnen te dringen terwijl ik praat. En dat lukt jullie niet! Zelfs de koning lukt dat niet! Zelfs Elizabeth is daar niet langer toe in staat. Dus kunnen jullie er maar beter rekening mee houden dat de ring die ik in kasteel Doortocht om mijn nek heb gekregen een kettingreactie op gang heeft gebracht die nog steeds niet is voltooid. Ik heb jullie Heer Creyn bang gemaakt en nu jullie ook. Zit daar maar niet over in. Ik ben niet van plan jullie kwaad te berokkenen. Integendeel, hoe meer ik van deze wereld zie, hoe meer plezier ik erin krijg en hoe meer ik van binnen kan groeien, des te meer voordeel voor ons allemaal. Geef dus even niet toe aan die angst en luister eerst hoe ik jullie kan helpen nog machtiger te worden dan voorheen.

Eerst over Delbaeth! Ik zag zijn Vorm van Vuur diep in Thagdals geest. Ik was nieuwsgierig en ik bestudeerde dat terwijl we aten en dronken en plezier maakten. En toen het bieden begon, dacht ik: waarom niet? En dus bood ik mijn diensten aan over­eenkomstig jullie gewoonten. Ik ben vol vertrouwen dat ik aan deze bedreiging van de Firvulag een einde kan maken. En nu, Hoge Koning Thagdal, en al mijn andere mentale vrienden, is het jullie beurt. Ik zal mijn geest een ogenblik voor jullie openen zodat jullie kunnen waarnemen wat daar aan het ontstaan is. Beslis daarna zelf of jullie me willen behandelen als een gelijke in de geest of als een slaaf...'

Hij opende zich voor hen en ze stormden allemaal naar binnen. Elizabeth vloog over en langs en dwars door deze buitenaardse bewustzijnsstromen en kreeg daarbij van Aiken een ironisch compliment voor haar vaardigheid. De Tanu stommelden rond, zich er nauwelijks werkelijk van bewust van wat er allemaal in dat lichtende bewustzijn aan het groeien was dat veelbelovend leek. Maar Elizabeth zag de waarheid.

Maar goed dat het Bestel jou is kwijtgeraakt, Aiken, m'n jon­gen.

Arme donders, zie je hoe ze getikt rondsjouwen, die psychisch blinde muizen!

Nee ... een van hen weet het. Zie je?

Ha! Ja!.. . Wie ben jij geest van een oude vrouw?

Ik ben Mayvar. Ik heb gewacht op zulken zoals jullie sinds het landen van het Schip. Ik ben oud en ik ben lelijk en leid het Gilde van de Heldervoelenden. Kom vrijelijk naar me toe voor jullie initiatie en het zal zo gaan als jullie hopen. Tenzij je bang bent...

Weer het gerinkel om stilte. De Groten en al de andere speurders en timide geworden nieuwsgierigen trokken zich schielijk uit Aiken terug. Hij wachtte beleefd totdat ook Elizabeth en May­var zich hadden teruggetrokken voor hij de mentale barrière met een smak weer aanbracht.

'Zullen we zijn bod accepteren?' vroeg koning Thagdal. 'Slonshal!' donderde de menigte.

'Zullen we hem beproeven en zullen de dappersten van ons getuige zijn van zijn overwinning of zijn ondergang?' 'Slonshal!'

De stem van de koning zakte tot een nauwelijks nog hoorbaar niveau. 'En wie van ons zal de moed hebben deze gevaarlijke kleurrijke jongeman in zijn familie op te nemen en hem onze gewoonten bij te brengen?'

Ver weg, aan het linkereinde van de Hoge Tafel kwam een broodmagere figuur overeind. Ze liep naar het midden van de hal, leunend op een grote, gouden staf. Het purper van haar kleed was zo donker dat het bijna zwart leek, bepoederd met gouden sterren. Ze droeg een kap waaronder het haar verborgen ging, maar de verbazingwekkende lelijkheid van haar gelaats­trekken bleef volledig zichtbaar voor de twee mannen die op haar wachtten.

'Mayvar de Koningmaakster zal hem tot verwant nemen,' zei de oude. 'Ik zal zorgen dat hij zijn goud krijgt en meer, wanneer hij vriendelijk is. Zul je met me meegaan, slimme jongen? En zul je je vriend meenemen om de gewoonten van onze strijdbataljons te leren voor jullie tweeën te zamen Delbaeth uitdagen?' 'Stein!' schreeuwde Sukey.

De oude heks lachte. Haar geest sprak rechtstreeks tot die van Aiken.

Hoewel tegen de gewoonte zal ik ervoor zorgen dat hij alleen voor haar is wanneer jij je pocherige belofte vervult. Dionket en ik zijn bondgenoten. Wel, ben je van plan mee te gaan? De kleine man in zijn gouden kostuum breidde zijn armen uit naar de grote oude vrouw van de Tanu. Zij boog voorover en ze omhelsden elkaar. Daarna liepen ze gezamenlijk de feestzaal uit, op enkele passen afstand gevolgd door Stein die wandelde als in een droom. De ceremoniemeester liet een woest signaal weer­klinken en de muzikanten lieten zich gaan in een wilde danswijs. De danseressen kwamen weer te voorschijn en troonden de nog met stomheid geslagen gasten andermaal mee op de dansvloer. Vanaf de Hoge Tafel keek Thagdal toe hoe dat merkwaardige drietal door een deur aan het andere einde van de zaal verdween. Hij had geen spier meer vertrokken sinds de oude vrouw in het purper was opgestaan. Maar nu keerde het leven in zijn ondoor­schijnende groene ogen terug. Hij glimlachte en hief zijn beker en de overige Verheven Personages volgden in dat gebaar. 'Zullen we Aiken Drum slonshal geven?' vroeg de koning zachtjes, 'of zullen we korte tijd wachten om te zien of de Eer­biedwaardige Dame Mayvar goed heeft gekozen?' Zijn drinkbeker kantelde. Een spoor frambozenlikeur liep als rood bloed over de gepolitoerde tafel. Thagdal plaatste zijn beker er middenin, hees zich overeind en verdween door een deur die achter de wandtapijten verborgen was gebleven. De koningin kwam hem haastig achterna.

Sukey ging naar Elizabeth, haar ogen droog, maar haar geest weende. 'Wat is er gebeurd? Ik begrijp het niet. Waarom zijn Aiken en Stein met die oude vrouw meegegaan?' Geduld, jonge zuster in de geest, ik zal het uitleggen .. . 'Koningmaakster!' Bryan gluurde uilachtig naar de twee mense­lijke vrouwen en hief toen zijn eigen met edelstenen bezette beker die de vorm had van een schedel. Zijn hand was onvast. 'Mayvar de Koningmaakster noemde Creyn haar! Een Verdomd bloedige legende. Een verdomd bloedige wereld. Slonshal! Lang leve de Koning!'

Hij goot de laatste droesem naar binnen en viel voorover over de tafel.

'Ik geloof,' zei Elizabeth, 'dat het feest voorbij is.'

4

Koningin Nontusvel en drie van haar kinderen wandelden in de vroege ochtend door de tuin, terwijl het nog koel was, en als de koninklijke vrouwe al bezorgd was, dan hield ze dat goed verbor­gen.

De koningin plukte een koraalkleurige bloesem van een kamper­foelie en hield die uitnodigend voor zich uit. Een kolibrie kwam aanvliegen, de veren doorzichtig blauw en groen, flitsend in de zonnestralen. Hij dronk van de nectar en moest toestaan dat de koningin een ogenblik zijn vogelbrein beroerde. Toen hij klaar was, bleef hij een ogenblik zoemend voor haar gezicht hangen en verdween toen snorrend in een citroenboom. 'Die dingen zijn boosaardig, Moeder,' zei Imidol. 'Ze pikken naar je ogen wanneer ze zich maar even bedreigd voelen. We hadden ze nooit uit de volière moeten laten.' 'Maar ik houd van ze,' zei de koningin. Lachend wierp ze de leeggezogen bloesem van zich af. 'En ze weten het. Ze zouden nooit proberen mij kwaad te doen.'

Deze morgen droeg ze een japon van zacht blauw. Haar vlamkleurige haar was in een diadeem van vlechten geweven. 'Je bent te goed van vertrouwen,' zei Culluket. En daar was het dan, de openingszet waarop de andere twee hadden gewacht. Imidol, de jongste en de meest strijdlustige, kwam naar voren met al de vanzelfsprekende kracht van iemand die van nature sterke overredende vermogens bezat. 'Zelfs schepsels die er ongevaarlijk uitzien zijn soms niet te vertrouwen. Kijk naar die menselijke vrouwen! Wanneer die in een hoek worden gedreven, wanneer ze ervan langs krijgen met allerlei psychische schok­ken, loop je eerder kans dat ze van zich afslaan dan berusten. Hoewel wij gewend zijn doorgaans meegaandheid van hen te verwachten.'

'Deze nieuwkomer zou wel eens een ernstige bedreiging kunnen zijn,' waarschuwde Riganone.

Culluket nam zijn moeder bij de arm toen ze bij de treden van een brede, antieke trap kwamen die naar een grasveld voerde dat geheel door bloeiende struiken was omgeven. Een klein marme­ren paviljoen stond in het midden.

'Laten we hier een ogenblik gaan zitten, Moeder. We moeten erover praten. Dit kan niet worden uitgesteld.' 'Ik veronderstel van niet.' Nontusvel zuchtte. Culluket glim­lachte zelfverzekerd en zij straalde op haar beurt genegenheid naar hem uit. Van deze drie volwassen kinderen leek hij fysiek het meest op haar. Dezelfde wijd uiteenstaande saffierkleurige ogen, dezelfde hoge wenkbrauwen en voorhoofd. Maar ondanks zijn schoonheid en zijn krachtige vermogens werd hij maar zel­den voor een genezing uitgezocht, zelfs niet door zijn verwanten. Was het waar wat anderen zeiden, dat Culluket te ijverig was in zijn onderzoek naar pijn?

Nontusvel zei: 'We hebben toch zeker in heel onze Clan voldoen­de macht om deze Elizabeth onder controle te houden, hoe groot haar krachten zonder een halsring ook mogen zijn. En wanneer ze verder kennis maakt met onze levensstijl, zal ze zeker willen meewerken. Dat ligt toch voor de hand?' O Moeder verkeerd begrepen! Wee. Scherm omhoog Cull. Afluisteraars! Snel op. Imi jaag die tuinlui weg. Riga laat het haar zien. 'Zit niet achter mijn geest om te fluisteren,' vermaande de koningin. 'Ik heb jullie beter geleerd, lieverds. Dat mentale geroezemoes, afschuwelijk. Nu, allemaal om de beurt en een beetje ordelijk, alsjeblieft.'

Riganone, de heldervoelende, kwam overeind van de marmeren rustplaats en begon heen en weer te lopen voor ze begon te spre­ken, haar lange gestalte in het mauve gekleed. 'Vanmorgen vroeg, zoals ik van plan was, sloeg ik het wakker worden van deze vrouw Elizabeth gade. Ik wist dat in de half­slaap haar verdediging zwakker moest zijn en ik hoopte diep bij haar binnen te kunnen dringen voor een paar ogenblikken op het moment dat ze het zwakst was en zonder dat zij dat zou merken. Ik heb dat geprobeerd in plaats van Culluket, omdat mijn com­binatie van heldervoelende en genezende vermogens misschien het best overeenkomen met die van Elizabeth zelf waardoor de kans op ontdekking kleiner werd. Ik geloof dat ik daarin geslaagd ben. Ik observeerde haar reacties op de gebeurtenissen van de afgelopen avond en op het verwijderen van de hetelucht­ballon en haar andere overlevingsuitrusting uit haar kamers. Wat het eerste betreft, ze beziet onze eenvoudige cultuur met minzame neerbuigendheid. Ze vindt onze manieren barbaars, onze mentale patronen onvolwassen en onze seksuele gewoonten in strijd met de rituele monogamie en sublimatie die onder de meta's van het Bestel gebruikelijk zijn. Ze veracht ons. Ze zal nooit uit vrije wil hier integreren. Ze verwerpt en verafschuwt het idee de bijzit van de koning te zijn. Ergens diep in haar was een stuk motivatie verborgen die ik niet kon ontdekken, maar haar overtuigingen waren helder en niet mis te verstaan. Ze zal zich nooit onderwerpen aan de genetische schema's die Gomnol heeft ontworpen. Wat het verwijderen van haar uitrustig betreft, ze hoopt nog steeds uit Muriah te ontsnappen en een van de Minderen te worden.' Opluchting. Dankbaarheid.

'Maar lieverds, we konden niet om iets beters vragen! Mijn grootste angst was dat ze koningin zou willen worden.'

En ik . .. zou dan ten slotte het lot moeten delen van Boanda en Anéar-Ia.

Nooit! riepen de drie geesten van haar kinderen in koor. De koningin breidde haar bewustzijn uit om hen te omhel­zen.

Culluket zei hardop: 'Desondanks moeten we onszelf niets wijs­maken. Ook zonder ambities is Elizabeth een bedreiging voor onze dynastie. Ik heb van ver gesproken met Nodonn in Goriah en hij is het ermee eens. Zoals de zaken er nu voorstaan is onze edele broeder de vanzelfsprekende erfgenaam en opvolger van Thagdal, ondanks zijn kleine gebreken, en onder zijn hoede zul­len we onze eigen macht verder kunnen uitbreiden. Maar we mogen niet hopen iets te kunnen uitrichten tegen een successie van werkzame meta's die het gevolg zouden kunnen zijn van gemeenschap tussen Thagdal en deze Elizabeth. En reken maar dat Gomnol zich hier ook van bewust is.' Culluket projecteerde twee genetische diagrammen. 'De eerste laat de mogelijkheden zien wanneer Elizabeth dezelfde erfelijk­heidsfactoren blijkt te hebben. Greg-Donnet beweert dat meta­psychische werkzaamheid in zo'n geval volledig dominant zou zijn.'

'Al haar kinderen zouden meta's zijn!' riep Nontusvel ontzet uit.

Culluket ging verder. 'Het tweede diagram gaat ervan uit dat Elizabeth slechts één overeenstemmend gen bezit. Dan is de helft van haar kinderen meta. Laat die zich onder elkaar voort­planten, dan zijn van de vier kinderen in het tweede geslacht er drie volledig psychisch werkzaam. Na een paar generaties staat er dan een horde meta's zonder halsringen gereed om onze macht uit te dagen.' Incest? vroeg Riganones geest.

Culluket glimlachte bleekjes. 'Het ontwerp is van Gomnol. Hij is niet gewoon zich bezwaard te voelen wanneer hij onze taboes doorbreekt. En de Thagdal wordt ouder en neigt ertoe zich steeds meer aan de grillen van deze smerige menselijke Heer Bedwinger te onderwerpen.'

De vier geesten namen een pauze om die oude belediging te her­kauwen. Een mens als leider van dat Gilde! De arme oude Leyr had tegen hem geen enkele kans gehad. 'Het is maar goed dat het kreng steriel is.' De haat van Imidol werd levendig zichtbaar. 'Anders ging Gomnol zelf achter Eliza­beth aan! Die bevuiler van ons geheiligde blauw en goud!' We dwalen af, Broeder.

'Culluket heeft gelijk,' zei de koningin. 'Maar wat moeten we doen met Elizabeth?'

Visioenen: een rode ballon, westwaarts zeilend bij Aven van­daan, over de Diepe Lagune in de richting van het eiland Kersic . Een zeilboot, bemand door Highjohn of misschien wel door haarzelf, vluchtend naar Afrika . . . Een heimelijke figuur in een rode overal, te voet wegsluipend over de hoge rug van het schiereiland, geholpen door rama's die haar naar de wildernis van Iberia voeren ...

De gevolgen: de ballon wordt snel ontdekt en achtervolgd door vliegende psychokinetici die vooral trouw zijn aan de koning en dan pas aan de Clan. De vluchtende boot door die zelfden nog sneller achterhaald, de zeilen van hun boten bol van door de geest opgeroepen stormvlagen. De vrouw te voet was een lastiger probleem, maar hoe ver zou ze komen met een hele landstreek tegen zich en vierhonderd kilometer te gaan om het vasteland van Spanje te bereiken? Ze zou de grote stad Afaliah aan de voet van het schiereiland moeten zien te ontwijken, de Jacht ontlopen en al de veiligheidstroepen die op de plantages waren gestatio­neerd. En toch ... als ze kans zag in de Catalaanse Wildernis te komen . . .

'Ze zou buiten bereik van Thagdal en van ons zijn,' zei Culluket, 'maar de kans lopen om gevangen te worden door Firvulag of de ketterse Minanonn. Al is dat laatste, moet ik toege­ven, misschien nog erger dan het probleem waar we nu voor staan.'

Het goedmoedige hart van de koningin kromp ineen bij de gedachte aan de volgende vraag: 'Wat is dan de oplossing?' 'Ze moet sterven,' zei Imidol. 'Het is de enige weg. Niet alleen haar geest maar ook haar lichaam moet volstrekt worden vernie­tigd, zodat er voor Gomnol geen kans overblijft haar eitjes te gebruiken in zijn afschuwelijke broedstoven.' Kleine blauwzwarte vinken floten in de citroenbomen. De wind van de Berg der Helden boven Muriah nam af en het begon heet te worden. De koningin stak een geringde vinger uit naar een kleine spin die van de balken van het paviljoen omlaagkwam. Een nauwelijks voelbare wind schudde het web en de spin landde op de vingernagel van Nontusvel. Ze keek toe hoe het de lucht wreef met kleine voorpoten terwijl de kleine roofdiergeest snuf­felend in de weer was.

'Het zal misschien niet gemakkelijk zijn,' zei ze. 'We weten nau­welijks hoe zo iemand zich zal kunnen verdedigen. Als we haar daarentegen ver weg zonden, zou ze wellicht niet terug willen keren. Ze zou mogelijk eerder dankbaar zijn dan ons kwaad wil­len berokkenen.'

De spin begon voorzichtig van de vinger naar beneden te zakken. Ze stuurde haar veilig door de lucht om te belanden op de tak van een rozestruik in late bloei. Eet de bladluizen, kleine jager­moordenaar, zodat de rozen gedijen.

'Elizabeth is alleen maar sterk in heldervoelen en in herstellen,' zei Culluket. 'Haar andere metafuncties zijn te verwaarlozen. Ze kan geen illusies scheppen en geen psycho-energie te voor­schijn roepen en bundelen. Ze heeft een geringe PK-factor, maar die is onbruikbaar voor aanval of verdediging. En overredend vermogen bezit ze al evenmin. Enkel de eerste twee zijn tot een formidabel niveau ontwikkeld.'

Imidol zond zijn broer een golf van ironie. 'Uitgerekend jij, Broe­der Ondervrager, zou moeten weten hoe die genezende en onder­zoekende vermogens potentieel voor bedrog kunnen worden gebruikt.'

Imi we hebben geen tijd voor kibbelarijen! Hardop zei Riganone: 'Het Galaktisch Bestel heeft juist de allerbeste meta's beperkingen opgelegd na de Rebellie. Er is niet alleen een ethisch blok, maar ook een blokkade door het super­ego zelf. Ik heb dat vanmorgen heel duidelijk gezien. Het houdt in dat Elizabeth onmogelijk een ander intelligent wezen schade kan toebrengen, behalve wanneer dat onvermijdelijk nodig is om haar medemensen te verdedigen. Pauze om dit gegeven te verwerken.

'Dat is waar,' overdacht Culluket. 'Als we voldoende tijd had­den . . . een overreding om tot zelfdoding over te gaan zou mis­schien werken. Ben je dat met me eens, vérsprekende zuster?' 'Haar emotionele kleur is diepgrijs,' stemde Riganone in. 'Ze voelt zich zeer alleen. Verlaten.'

En dat is ze ook, bevestigde de zachte moedergedachte van de koningin.

Imidol zei kortaf: 'Cull en ik zullen een bruikbare overreding uitwerken. Zo'n impuls moet gecoördineerd worden uitgezon­den door de honderdnegen leden van onze Clan die op dit moment in Muriah zijn. Wanneer dat niet sterk genoeg blijkt, kunnen we een andere poging wagen gedurende de Grote Veld­slag, wanneer ook de anderen hier zijn.' 'We mogen niet alleen op overredingen rekenen,' zei Culluket. 'Ik zal me bezighouden met enkele andere mogelijkheden. En wanneer Nodonn komt, heeft hij misschien ideeën hoe we met haar af kunnen rekenen.'

'De Thagdal mag hier nooit van weten!' waarschuwde de konin­gin hen.

En Gomnol evenmin, voegde Cullukets geest daar aan toe. 'We hebben nog tijd,' zei Riganone. 'Bedenk dat Elizabeth eerst naar Breede moet gaan voor de initiatie en daar is tijd mee gemoeid. Zelfs de koning zou de moed niet hebben om zich met een geïnitieerde te bemoeien ... of met Breede zelf.' Het raadselachtige gezicht van de Scheepsgade hurkte in hun aller geesten. Hun beschermster en gids in Ballingschap was ouder dan één van hen; sommigen zeiden dat ze ook de machtig­ste was en maar weinigen twijfelden eraan dat ze tevens de wijste was. Maar Breede mengde zich maar zelden rechtstreeks in de zaken van het Hoge Koninkrijk op Aarde. Het was een schok geweest voor iedereen toen de koning aankondigde dat Elizabeth door de Scheepsgade zou worden ingewijd. 'Breede!' Imidols stem straalde iets uit van de minachting die jongere generaties koesteren voor eerbiedwaardige mysteries. 'Zij is met geen enkele factie verbonden. Elizabeth is in zekere zin een gevaar voor ons allemaal. Misschien, wanneer we een beroep op de Scheepsgade deden ...'

Riganone lachte vreugdeloos. 'Dacht je nu echt dat Breede van niets wist? Zij ziet alles, verborgen in haar kamers zonder deu­ren! Het is zelfs waarschijnlijk dat zij Thagdal heeft opgedragen deze vrouw naar haar te zenden!'

'Breede zij vervloekt!' sprak Culluket met venijnige minachting. 'Laat Haar met de Twee Gezichten Elizabeth maar hebben voor de duur van de inwijding. Wat kan ze beginnen? Wij krij­gen die menselijke teef wel in handen zodra Breede met haar klaar is. Elizabeth zal nooit in jouw plaats koningin worden, Moeder!'

Nooit, nooit, zwoeren de beide anderen.

'Arme vrouw.' De koningin rees overeind en verliet het pavil­joen. Het werd tijd om de koelere binnenkamers van het paleis op te zoeken. 'Ik voel medelijden met haar. Ik wilde dat er een andere manier bestond.'

'Die is er niet,' zei Imidol. Vlekkeloos gekleed in het blauw en goud van zijn Gilde, bood hij Nontusvel zijn arm. Gevieren wan­delden zij het tuinpad af.

In de rozestruik was de kleine spin bezig de levenssappen van een bladluis weg te zuigen. Toen de vink op hem neerdook, was het te laat om nog te vluchten.

5

'Geen zilver . . . natuurlijk geen zilver, Bryan. Goud!' De hoge stem van Ogmol, die niet erg goed paste bij zijn heroï­sche uiterlijk, klonk luid genoeg om boven het gebruikelijke lawaai van de markt hoorbaar te zijn. Verscheidene kopers en verkopers staarden naar hem. Er waren niet veel Tanu te midden van de marktkramen en onder hen geen enkele man, voor zover Bryan kon zien. Slechts hier en daar zag hij een soepel bewegende buitenaardse dame, omgeven door een gevolg van rama's en grijze-halsringdragers die haar aankopen droegen, terwijl zijzelf in de schaduwkoelte zich boog over de koopwaar van een rond­reizende edelsmid of glasblazer of een andere handwerksman van buiten. Er waren maar weinig dragers van zilveren halsrin­gen onder het publiek dat bij de marktstalletjes liep te grasdui­nen, de meesten leken dragers van grijze halsringen te zijn of mensen zonder. Ze waren vaak gekleed in de livrei van een of ander voornaam huishouden en leken vooral gespitst op de aan­koop van verse groenten en fruit voor de keukens, levend gevo­gelte en vlees of andere zaken die in de talloze kleine winkels rondom het Handelsplein niet altijd voorhanden waren, ik heb hier al over gesproken met Creyn,' zei Bryan geduldig, ik wil geen halsring.'

Hij stopte om een marktkraam te bekijken waar een wonderlijke verzameling voorwerpen uit de tweeëntwintigste eeuw was uit­gestald, veldflessen, halflege potten kosmetica, beduimelde dag­boeken, tweedehands kleding, kapotte muziekinstrumenten, niet meer werkende chronometers, stemschrijvers en een hand­vol alledaagse voorwerpen van decamole en vitredur. 'Het zou je helpen bij je werk,' hield Ogmol aan. Hij keek mis­prijzend naar de uitstalling waar Bryan zijn oog op had laten vallen. 'Dit is alleen maar de gebruikelijke rommel. De wat meer ongewone en waardevollere voorwerpen mogen alleen door geautoriseerde verkopers worden verhandeld. Maar natuurlijk is er een soort zwarte markt.' 'Mmmm,' mompelde Bryan, terwijl hij verder liep. Ogmol keerde naar zijn eerste onderwerp terug. 'In een gouden halsring zitten geen vrijheidsbeperkende belemmeringen inge­bouwd. Aangezien er bij jou geen latente vermogens van belang aanwezig zijn, zou de halsring vooral je telepathische vermogen sterk vergroten, want dat vermogen is in elk mens latent aanwe­zig. Daardoor zouden we van geest tot geest rechtstreeks kunnen communiceren. Stel je eens voor wat een tijdwinst! En wat een semantisch voordeel! Je zou geen enkele nuance van een culturele uitwisseling hoeven missen. Het veld van je analyse zou veel ruimer worden en de kans op subjectieve beoordeling veel geringer...'

Een verkoper met een strooien hoed grijnsde en hield een vlees­pen omhoog waaraan vers geroosterde kleine vogels zaten. 'Leeuweriken, Hoge Heren. Met mijn eigen Texaanse chili­saus!'

'Popcorn!' kakelde een verschrompelde oude vrouw in het stal­letje daarnaast. 'Nieuw oogst. Elke korrel een delicatesse.' |Nog maar een paar Périgord-truffels over, Heren.' 'Rozewater! Oranjebloesem om het voorhoofd af te koelen. En hier iets voor U, Heer, een zeldzaam flesje 4711!' Ogmol grijnslachte. 'Namaak. Ze zouden eigenlijk iets tegen deze oplichterij moeten doen . . . Maar zoals ik zei, met een hals­ring

'Ik ben alleen maar bereid te werken onder mijn eigen voorwaar­den. Absolute vrijheid is er één van.' Bryan bleef in een goed humeur. Ogmol maakte een berustend gebaar en ging hem voor naar een gebouw aan de schaduwkant van het plein. Er hing een bord aan de muur BAKKERIJ-KLEINFUSS-KOFFIEHUIS. De menigte slenterende kopers maakte vol respect ruim baan. Er stonden tafels op een met bloemen overdekt terras tegenover de bakkerij. Een rama in een rood met wit geruit jasje kwam naar voren en bracht hen naar een tafel waar Ogmol in een rieten stoel neerplofte.

'Dit gesjouw op het heetst van de dag! Ik hoop dat je nog wat minder uitputtend onderzoek voor ogen staat, Bryan. Ik heb nog een beetje een kater van het feest van gisteravond. Ik begrijp niet hoe jij zo bij de tijd kunt zijn.'

De rama bracht snel een paar koppen koffie en een blad vol gebakjes. Bryan zocht er één uit.

'Simpel genoeg,' antwoordde Bryan. 'Daar zijn pillen voor. Onze soort heeft er lang op moeten wachten, maar juist in het jaar waarin ik vertrok, werd er eindelijk een middel ontwikkeld dat direct verlichting brengt bij te veel eten of drinken. Kleine pil­letjes. Ik heb er een flink voorraadje van meegenomen. Jammer dat ik er niet aan heb gedacht ze vanmorgen bij me te steken.' 'Daar heb je het,' kreunde Ogmol. 'Dat is precies wat ik bedoel. Als je een halsring had gedragen, zou je weten hoe ik eraan toe was zonder dat ik je dat met zoveel woorden moest vertellen.' Hij dronk zijn koffie in één teug op, waarna de rama discreet bijvul­de. 'En je zou zelf in staat zijn je eigen wensen aan de rama's kenbaar te maken. Zonder halsring zal hij nooit precies weten wat je van hem wilt. Je moet je met hen in een soort gebarentaal verstaan en ik verzeker je dat dat van tijd tot tijd behoorlijk lastig is. Zoiets kan mij niet gebeuren.'

Bryan knikte afwezig en at ondertussen van zijn gebak. Dat was verrukkelijk en deed hem denken aan het beste dat Wenen des­tijds te bieden had. Geen wonder dat het kleine café van bakkerij Kleinfuss binnen stampvol zat met klanten. 'Ik heb begrepen dat ook een gouden halsring niet meer kan worden verwijderd wanneer hij eenmaal is aangebracht. En ik heb ook begrepen dat sommige persoonlijkheden psychisch gestoord kunnen worden door het dragen ervan. Je zult begrij­pen dat ik dat risico niet wil lopen, Ogmol. Er is geen enkele reden waarom mijn onderzoek zou moeten lijden onder het niet-dragen van een halsring. Ik was een uitstekend wetenschapper in het Bestel zonder enige metafunctie. En dat gold voor de meesten van mijn collega's. Het enig noodzakelijke voor een bruikbare analyse is betrouwbaar onderzoeksmateriaal.' De ogen van de Tanu keken van hem weg. 'Wel, ja. We doen ons best om dat voor je te bemachtigen. Mijn Ontzagwekkende Vader heeft daarvoor nadrukkelijk opdracht gegeven.' Bryan probeerde tactvol te zijn. 'Sommige van mijn onderzoe­kingen zullen noodzakelijkerwijs zere plekken raken. Daar is niets aan te doen bij een onderzoek van deze aard. Zelfs mijn oppervlakkige observaties hebben nu al een patroon van aan­zienlijke spanning zichtbaar gemaakt, die alleen maar ontstaan kan zijn door het samenkomen van twee culturen.' 'Dat is precies wat mijn vader wil laten nagaan, Bryan. Maar dat onderzoek zou zoveel ... eh, behoedzamer kunnen plaatsvinden op het mentale niveau. Woorden zijn zo ... ruw.' Hij werkte nog een kop koffie naar binnen, kneep zijn ogen dicht en duwde met de toppen van zijn vingers tegen de gouden halsring. Velen van deze buitenaardsen bezaten een bijna transparante schoonheid, maar deze Ogmol was verfrissend doodgewoon om te zien. Hij had een knobbel op zijn neus en zijn lippen, half verborgen tus­sen een kortgehouden, pluizige taankleurige baard, waren te dik en te rood. Enkel zijn diepliggende, jadekleurige ogen leken op die van de koning, maar die waren op dit ogenblik treurig met bloed doorlopen. Om der wille van de koelte was hij gekleed in een korte mouwloze tuniek van blauwgroen en zilver, het sym­bool van het Gilde der Scheppers. Zijn armen en benen waren bedekt met kort, door de zon gebleekt haar. 'Deze ellende laat zich niet uitbannen.' Ogmol drukte zijn knok­kels tegen de slapen. 'Pruimenlikeur laat zich de wraak niet ont­nemen. Je zult me toch wel een paar van die kleine pillen geven voor later gebruik, of niet, mijn beste?'

'Natuurlijk. En ik zal proberen mijn onderzoek zo tactvol moge­lijk in te kleden. Op die manier duurt het misschien iets langer, maar dat hindert niet.'

'Je kunt met mij zo direct zijn als je wilt.' Ogmol liet een spijtig lachje horen. 'Mijn gevoeligheden doen niet ter zake.' 'Waarom zeg je dat?'

'Het is mijn plicht je te helpen. Mijn eer is ermee gemoeid. En omdat ik een halfbloed ben, is mijn huid niet zo dun als die van de .. . eh ... geïsoleerde klasse.' 'Was je moeder een mens?'

Ogmol wenkte de rama en leunde achterover. 'Ze droeg zilver. Een beeldhouwster van de Wessex-wereld. Ze liet mij haar latente scheppingsvermogen na, maar ze was emotioneel te onstabiel om het in dit Veelkleurig Land lang uit te houden. Ik ben haar enige zoon.' 'Zou je willen zeggen dat er een vooroordeel bestaat tegen hen die uit een gemengde relatie afkomstig zijn?' 'Dat komt voor.' Ogmol fronste en schudde toen zijn hoofd. 'Maar... o die verdomde taal!... het misprijzen dat de Ouden voelen tegenover ons is sterk gemengd met andere emoties. Onze lichamen zijn fysiek niet zo fraai gevormd als de hunne, maar we zijn wel sterker. De meeste volbloed Tanu kunnen niet zwem­men, wij hebben daar geen moeite mee. En wij zijn doorgaans vruchtbaarder, ondanks het feit dat de Tanu zelf een nogal dwin­gend libido bezitten. Ook brengen wij halfbloeden minder Firvulag of zwartringen ter wereld.' Hij herhaalde zijn trieste lachje. 'Begrijp je, Bryan. In feite zijn wij een verbetering van het oor­spronkelijke ontwerp. En dat is zo onverdraaglijk.' 'Mmmm,' suste de antropoloog.

'Zoals je ziet heb ik lichamelijk oppervlakkig veel weg van de volbloeden. Licht haar, een goede huid, typische lichtgevoelige ogen, een gerekte romp, slanke ledematen. Maar de royale lichaamsbeharing is een menselijke erfenis en dat geldt ook voor de zwaardere beenderen en de krachtiger ontwikkelde spieren. Alleen een minderheid van de volbloeden bezitten dit soort lichaam, de koning natuurlijk en zijn strijdkampioenen. In de thuiswereld van de Tanu was een heldenlichaam in feite een anachronisme dat hen herinnerde aan de ruwe oorsprong van de soort.'

'Maar dat was tegelijkertijd de erfenis die de verbannen groep weer in leven wilde roepen,' merkte Bryan op. 'Heel interes­sant.'

De rama kwam aanrennen met een groot servet waarmee Ogmol zijn voorhoofd afveegde. Het was echt jammer, dacht Bryan, dat hij zijn aldetox in het paleis had achtergelaten. 'Kun je je voorstellen, Bryan, hoe moeilijk het voor de Ouden te accepteren is dat menselijke genen hun overlevingskansen op Aarde optimaal maken? De vitaliteit van de halfbloeden is voor hen een vernedering en die Ouden zijn bijzonder trots. Het is niet logisch, maar soms lijkt het erop dat ze bang voor ons zijn.' 'Dat soort angsten waren ook in mijn tijd niet ongewoon,' gaf Bryan toe, terwijl hij zijn koffiekop leegdronk en het laatste van zijn gebak opat. 'Je zei dat we het laboratorium van Heer Gomnol konden bezoeken. Zullen we daar eerst heengaan?' Ogmol grinnikte en voelde aan zijn halsring. 'Zie je? Dat is weer zo'n voordeel. Geef me even een minuut.' De serverende rama stond passief naast hun tafel, een kindaap met intelligente, droevige ogen. Terwijl Ogmol zijn tele­pathische gesprek voerde, viste Bryan uit zijn zakken een paar van de lokale muntjes die men hem gegeven had en hield die de rama voor. Waardig pikten de mensachtige vingers er twee zilve­ren munten uit. Geen fooi? vroeg Bryan zich af. Hij keek naar de andere tafels. Op het terras zat niemand zonder halsring. De blootnekken moesten zich behelpen met een kleine bar binnen, waar soortgenoten hun mondelinge bestellingen uitvoerden. 'Goed nieuws,' zei Ogmol. 'Gomnol is vrij en zal het bijzonder op prijs stellen om je persoonlijk rond te leiden!... Ik zie dat je al betaald hebt.. . laat mij maar even.’

De rama kreunde even van genoegen en spitste zijn lippen in de richting van Ogmol. 'Mentale vrijgevigheid, Bryan.' 'Dat had ik kunnen weten.'

Ze namen een rijtuig, getrokken door een helladotherium, en reden naar het grote complex aan de noordkant van de stad waar het Gilde der Bedwingers was gevestigd. Op weg naar beneden langs de brede boulevards passeerden ze tal van kleine winkels met keurige, aangebouwde woningen. Hier was niets te vinden van de wat vermolmde namaak-Tudor architectuur uit andere delen van de stad. Hier bezaten de gebouwen een klassieke ele­gantie die bijna Dorisch was. De witte en pastelkleurige vlakken werden verzacht door een overvloedige begroeiing, die verzorgd werd door de overal aanwezige rama's. De menselijke inwoners van Muriah—handwerkslui, winkeliers, bedienden, soldaten, ambtenaren—zagen er allemaal goed gevoed en welvarend uit. De enigen die met wat overdrijving minder bedeeld konden wor­den genoemd, waren de straatverkopers, de karavaandrijvers en reizigers die zo uit het achterland leken aangekomen en zelfs bij hen was dat wellicht maar tijdelijk. Bryan zag nergens tekenen van ziekte, onderdrukking of een slechte behandeling bij hen die geen halsringen droegen. Op het eerste gezicht leek Muriah een idyllische kleine stad. Ogmol vertelde hem dat de permanente bevolking onder meer ongeveer vierduizend Tanu telde, een paar honderd mensen met gouden halsringen, bijna duizend dragers van zilver, ongeveer vijfhonderd grijzen en zes- of zevenduizend mensen zonder halsring. Van de rama's waren er bij elkaar zeker driemaal zoveel.

'We noemen iedereen een Tanu die er buitenaards uitziet,' legde de gespierde Ogmol uit. 'Officieel bestaat er geen onderscheid tussen volbloed Tanu en gemengdbloedigen. En een menselijke drager van goud is sociaal de gelijke van een Tanu. In theorie tenminste.'

Bryan onderdrukte een glimlach. 'Gebruik je dat argument ook om mij zo'n ding op te dringen? De omgang met een blootnek is voor jou misschien een beetje beneden je stand? Ik zag dat de marktverkopers me een beetje vreemd aankeken.' Nogal stijfjes antwoordde Ogmol: iedereen wiens mening er iets toe doet, weet wie je bent. De anderen zijn niet van belang.' Ze reden een tijdje zwijgend verder. Ondertussen overwoog Bryan in stilte een van de andere mogelijke redenen waarom de koning dit antropologische onderzoek zo dringend wenste en hij was blij dat Ogmol niet in staat was zijn gedachten te lezen. Ze kwamen bij een groep fraai uitziende gebouwen op de rand van de hoogte waar het land afdaalde naar de Catalaanse Golf. Het witte marmer van het hoofdkwartier van het Gilde der Bedwingers was ingelegd en versierd met blauw en geel. Het voorplein was bestraat met een mozaïek van een abstract ont­werp. De daken waren bedekt met glanzend helblauw gegla­zuurde tegels terwijl goten en kozijnen glinsterden als goud. Eenheden goed bewapende grijzen in halve wapenrustingen van blauw glas en brons stonden stoïcijns langs de ingangen en bij de deuren geposteerd. Terwijl de koets voorreed, verzond Ogmol blijkbaar een of ander telepathisch signaal, want de manschap­pen lieten de onderkant van hun speren in een saluut tegelijk op de grond komen. Enkelen van hen kwamen dichterbij terwijl Bryan en Ogmol uitstapten en zorgden ervoor dat de koetsier geen ogenblik te lang in de omgeving bleef. 'Deze bedwingers schijnen nogal op veiligheid gesteld,' merkte Bryan op.

'Hier worden de halsringen vervaardigd. In zekere zin is deze plek de sleutelpositie van ons koninkrijk.' Ze liepen door koele gangen waar nog meer bewakers als levende beelden langs de wanden stonden. Alle mogelijke verveling werd waarschijnlijk door hun halsringen uitgewist. Ergens weerklonk driemaal de lage toon van een bel. Ze bestegen een trap en kwa­men uit voor een bronzen dubbele deur. Vier bewakers lichtten de zware bewerkte slagboom op om de twee bezoekers door te laten waardoor ze in de antichambre kwamen die toegang gaf tot de vertrekken van de president van het Gilde. Achter een console waar constructies van gloeiend kristal stonden opgesteld, zat een buitenaardse vrouw van ongewone schoonheid. Bryan leek het een ogenblik alsof een ijzige naald achter zijn ogen werd gesto­ken.

'Tana's goedheid, Meva!' zei Ogmol geïrriteerd. 'Zou ik hier een vijand binnen brengen? Doctor Grenfell is door Heer Dionket hoogst persoonlijk gecheckt.' Is dat waar? vroeg Bryan zich af.

De vrouw antwoordde: 'Ik doe enkel mijn plicht, Scheppende Broeder.' Ze gebaarde naar de deur van het heiligdom, die ze blijkbaar door psychokinesis opende en keerde terug naar haar werkzaamheden.

'Kom binnen! Kom binnen!' riep een diepe, zware stem. Even later stonden ze voor Gomnol, Heer Bedwinger, die hier een wereld voor zich alleen bezat. De kamer was koud, ondanks het tropische klimaat van Muriah. Er gloeiden een paar kolen op het rooster van een met een schoorsteenmantel ombouwde vuur­plaats. Daarboven hing een grimmig schilderij dat alleen maar een Georgia O'Keeffe kon zijn. Een chihuahua met blijkbaar een slechte spijsvertering keek vanaf zijn kussen voor het vuur naar de nieuwkomers. De muren van de kamer waren bekleed met donker hout, onderbroken door kasten die vol stonden met in leer gebonden boekwerken, audiovisuele middelen in kristal van de Tanu en plaquettes uit de tweeëntwintigste eeuw. Op een verhoging stond een kopie (natuurlijk, dat was toch een kopie?) van Rodins sinistere Verleiding van de Heilige Antonius. Stoe­len en zitbankjes, met wijnkleurig leer bekleed, stonden voor een reusachtig bureau in rococostijl waarop een groenglazige olie­lamp was geplaatst, een veel gebruikt zilveren inktstel met een veren pen, een koeler voor fruit en een asbak van marmer boor­devol sigarenpeukjes. Een tafel in walnotehout in dezelfde sierlij­ke stijl als het bureau, geflankeerd door potten met varens, bood plaats aan een dozijn uit glas gesneden karaffen, een sifon met sodawater en een kleine doos Cadbury-biscuits. (Welke tijdrei­ziger had die kostbaarheden na een onweerstaanbaar beroep aan de Heer Bedwinger gegeven?)

Half verborgen achter een doordringende rookwolk zat Eusebio Gomez-Nolan zelf, gekleed in een gewatteerd jasje van goud­brokaat met lapellen en polsomslagen van middernachtelijk blauw satijn. Hoewel misschien niet helemaal 'de lelijke kleine opdonder' zoals koning Thagdal hem beschreven had, was hij toch maar amper van gemiddeld postuur naar de maatstaven van het Bestel gemeten en bezat hij een arendsneus die ook nog naar een bolvorm neigde. Zijn ogen daarentegen waren van een prachtig stralend blauw met donkere wimpers en zijn glimlach naar zijn bezoekers toonde kleine, perfecte tanden. 'Ga zitten, collega's,' zei hij losjes, gebarend met zijn sigaar. Bryan vroeg zich af hoe deze doodgewoon uitziende kleine kerel er voor de donder kans toe had gezien hier president te worden. En Gomnol hoorde.

Eens, lange jaren geleden, had Bryan in een klein jacht gezeild in een storm die plotseling was losgebroken en was op drift geraakt in de richting van de Britse Eilanden. Na uren van vermoeiend geworstel was er eindelijk tijd geweest voor een kleine rustpauze en juist toen zag hij voor zijn ogen een groene zee als een berg omhoogkomen, met een brekende golftop die zeker, zo leek het, dertig meter boven hem uitstak. Als met opzet had die geweldige golf zich laten vallen op zijn jacht, met monsterlijke vastbera­denheid drukkend totdat Bryan wist dat dit alleen maar in ver­nietiging kon eindigen.

Ditzelfde gebeurde nu weer, de psychische kracht van Gomnol stuwde tegen zijn eigen lamgeslagen bewustzijn op weg naar een uiteindelijke duisternis.

De storm van destijds had verrassend genoeg zijn vernielde maar nog steeds zeewaardige scheepje laten gaan. Op een soortgelijke manier liet Gomnol Bryans geest onverwachts met rust. 'Op die manier dus,' zei de president van het Gilde der Bedwin­gers. 'Wel, hoe kan ik van dienst zijn bij het onderzoek?' Bryan hoorde Ogmol uitleggen wat de Hoge Koning wilde en sprak over de technieken die ze hoopten te gebruiken om gege­vens te verzamelen betreffende de analyse van de cultuurschok. Heer Gomnol zou daarbij kunnen helpen als hij dat wilde, door iets te vertellen over de vitale rol van de halsringen in deze gemeenschap, maar ook door zijn persoonlijke herinneringen met hen te delen, die zo uniek en waardevol waren omdat hij hier een zo uitzonderlijke status bezat. En mocht de Verheven Heer er de voorkeur aan geven alleen met doctor Grenfell te spre­ken . . . Rond een vriendelijke glimlach ontstonden ringen van rook. 'Dat zou inderdaad het beste zijn. Dank voor uw delicate aanvoelingsvermogen, Scheppende Broeder. Kom later terug om samen met ons te dineren. Zullen we zeggen over een uur of drie? Geweldig. Verzeker onze Ontzagwekkende Vader ervan dat ik zo goed mogelijk zal zorgen voor onze waarde doctor in de antropologie.'

Vervolgens waren Bryan en Gomnol alleen in die speudo-Victoriaanse rommelkamer terwijl de psychobioloog het eindje van een verse sigaar afsneed en zei: 'Wel, mijn waarde vriend. Wat voor de duivel doet iemand als u hier in Ballingschap?' 'Kan ik . . . iets te drinken krijgen?'

Gomnol reikte naar een van de karaffen die een vrijwel kleurloze vloeistof bevatte. Glendessary, geen echte Spa, vrees ik. Of zou u liever een steviger huisbrouwsel willen proberen? Ik heb vijf soorten whisky, een wodka, zoveel likeuren als u wilt. Onze broe­ders de Tanu zijn er verzot op.'

'Gewoon Scotch is goed genoeg,' bracht Bryan eruit. Toen de whisky zijn zenuwen enigszins had gekalmeerd, sprak hij verder: 'Ik hoop dat u mij niet als een bedreiging wilt zien. Werkelijk, ik ben er helemaal niet zeker van wat de koning hiermee voor bedoelingen heeft. Ik ben door de tijdpoort gekomen vanuit de meest menselijke en doodgewone van alle motieven. Ik volgde de vrouw van wie ik hield. Ik verwachtte een visser of een handelaar te worden in een primitieve Pliocene wereld en de belangstelling van de Tanu voor mijn vroegere beroep kwam als een volslagen verrassing. Ik ben bereid om mee te werken, omdat men mij heeft verteld dat dit de enige manier is waarop ik Mercy kan terugzien.'

Gomez-Nolan trok een wenkbrauw half dreigend en fronsend naar beneden. Het leek alsof hij iets observeerde dat recht voor Bryan ergens in de lucht zweefde. 'Is dat jouw Mercy?' vroeg hij cryptisch. 'Goeie God!' Hij nam niet de moeite uit te leggen wat hij bedoelde en stak zijn sigaar aan. 'Kom mee. Ik zal je mijn bedrijf laten zien en je het verhaal vertellen van het Wissel­kind.'

Een deel van een paneel schoof ter zijde en liet een lange, goed verlichte gang zien. Bryan volgde Gomnol door een spoor van rook. Ze kwamen bij een poortdeur die met bronzen leggers was afgesloten, maar die zichzelf keurig ter zijde vouwden toen Gomnol er achteloos op afliep.

'Oh ja,' zei hij, 'PK bezit ik ook. En al het andere. Niet zo sterk als mijn overredende vermogens, maar voldoende om bruikbaar te zijn.'

Ze kwamen in een groot vertrek dat gevuld was met werkbanken die leken op die van edelsmeden. Mannen en vrouwen, zowel mensen als Tanu, gekleed in blauwe werkpakken, waren hier bezig met het vervaardigen van gouden halsringen. Ze droegen allemaal vergrotende lenzen.

'Dit is het hart van het bedrijf. Alles wordt met de hand gedaan. De chips van kristal die het circuit vormen, moeten eerst tot groei worden gebracht, daarna gekloofd en gepolijst en komen dan pas hierheen om ingebouwd te worden in de halsring zelf. De Tanu hadden destijds maar één apparaat meegenomen dat daar­toe in staat was. Het is mij gelukt er meerdere te bouwen, waar­door onze produktie nu vertienvoudigd is.' Er kwam een rama voorbij die een karretje voortduwde dat vol­gestouwd lag met dozen met glinsterende onderdelen. Gomnol wuifde met zijn sigaar en zorgde er zo voor dat een roze chip uit zijn verpakking in zijn handen gleed. 'Dit kleine kunststukje is mijn eigen bedenksel, een psychoregulator die ik ontwikkeld heb voor de zilveren en de grijze halsringen. De drager is daardoor altijd mentaal onderworpen aan de dragers van goud.' Bryan kon niet voorkomen dat hij ineens het beeld van Aiken Drum voor zich zag.

Gomnol werd enthousiast. 'Een fascinerend geval. Ik was niet op het feest, maar ze hebben mij er alles over verteld. Jammer dat die oude Mayvar hem min of meer opgesloten heeft in het Huis van de Heldervoelenden. Culluket en ik staan te popelen om hem te ondervragen.'

'Maakt het establishment zich zorgen over hem?' Gomnol lachte. 'Alleen de naïevelingen onder hen. Ik voel me met bezorgd. Het klinkt alsof de jongen een soort mentale nova is. Dat verschijnsel was ook in het Bestel niet onbekend. Sommi­ge latenten kunnen door een traumatische schok plotseling men­taal werkzaam worden. We hebben het hier een of twee keer meegemaakt hoewel geen van die gevallen zo opmerkenswaard was als deze Aiken Drum belooft te worden. De tijdelijk mentaal werkzaam geworden hersendelen overbelasten het ingebouwde beperkingscircuit van de zilveren halsring. Maar het kan zich­zelf niet blijven voeden en op een gegeven ogenblik brandt het door ... en de eigenaar gaat door de rooie.' 'Ik heb iets gehoord over die treurige gevallen van mensen die de halsring niet konden verdragen. Maar ik heb begrepen dat u de uwe al veertig jaar draagt zonder ooit ergens last van gehad te hebben?'

De man in zijn kostbare smokingjasje lachte alleen maar. Ze slenterden tussen de werkbanken door en keken naar het zorgvuldigheid vereisende werk. Het kostte een technicus bijna een week om één gouden halsring te maken. En voor de verfijnde kleine ringen die de Tanu-kinderen droegen, was nog meer tijd nodig. Die kleinere ringen bestonden in vier maten. Zodra een grotere maat was aangebracht, kon de kleinere worden verwij­derd en weer gebruikt voor iemand anders. 'Waarom dragen de kinderen geen zilver?' vroeg Bryan. 'De Tanu-vrouwen brengen geen mensen ter wereld, zelfs niet wanneer ze met mensen naar bed zijn geweest. En menselijke vrouwen—of ze nu goud of zilver of grijs dragen of helemaal niets—mogen alleen bevrucht worden door de Tanu-mannen. Hun nakomelingschap is altijd Tanu, maar ze produceren heel wat minder Firvulag dan de Tanu-vrouwen zelf. Die halfbloeden zijn onderling zeer verschillend wat hun metafuncties betreft. Ze zijn allemaal nog latent, maar ik verwacht dat het ras te zijner tijd van nature werkzame meta's zal voortbrengen, pre­cies zoals dat bij het menselijk ras ook is gebeurd. Voor de Tanu is onze komst nogal een voordeel, dat begrijp je. Zonder vermen­ging met ons zou dat proces zeker nog miljoenen jaren op zich laten wachten. Door die vermenging wordt hun evolutionaire proces drastisch versneld. Gezien de kwaliteit die de laatste tijd door de poort is aangevoerd, heeft Prentice Brown uitgerekend dat de Tanu nu waarschijnlijk binnen vijftig generaties natuur­lijke meta's zullen voortbrengen. Natuurlijk is het nu .. .' 'Elizabeth?'

'Precies. Toen we van haar aankomst hoorden, hebben Prentice Brown en ik die hele erfelijke zaak van de meta-genen opnieuw uitgerekend op basis van haar erfelijkheidsfactoren. De uit­komst was verbluffend. Prentice Brown zal je de resultaten en de details zelf willen laten zien. Hij is in het huis van het Gilde der Scheppers. Hij heet nu Heer Greg-Donnet.' Bryan kon het weer niet helpen en dacht: Gekke Greggie. Andermaal moest Gomnol lachen, zijn tanden om de sigaar geklemd. 'De een wat eerder, de ander wat later. Kom hierlangs. De zilveren halsringen zijn in principe gelijk aan de gouden. Maar de produktie van de grijze ringen en die voor de rama's hebben we een beetje kunnen automatiseren.' 'Wat gaat er met de Firvulag gebeuren in uw genetische toe­komstplan?'

'Voor het moment passen ze daar nog niet in. En dat is jammer vanuit genetisch standpunt bezien, dat zul je begrijpen. Want het Kleine Volk beschikt al wel over werkzame functies, ook al zijn die beperkt. Maar beide rassen koesteren een verschrikke­lijk taboe tegen vermenging en een Firvulag zou een mens nog niet met een mestvork willen aanraken. Sommigen van ons hou­den zich al met dat probleem bezig. Als we de Tanu eerst eens zover konden krijgen dat ze hun Firvulag-kinderen bij zich hiel­den in plaats van ze weg te geven aan het Kleine Volk. Misschien zouden we dan de kans krijgen om het paarpatroon te wijzigen. Dat zou onvoorstelbaar veel nieuwe mogelijkheden bieden.' Ze maakten een snelle ronde door de ruimte waar de grijze rin­gen werden vervaardigd. Hier hing iets meer de atmosfeer van een moderne fabriek; eenvoudige stempelmachines ponsten de onderdelen uit die door rama's werden geassembleerd. Gomnol legde uit dat de grijze ringen een variant waren op het originele ontwerp dat door experimenterende Tanu voor de rama's werd gebruikt. Hij had het zelf pasklaar gemaakt voor menselijke dragers.

'Je zult gehoord hebben dat we nog steeds een paar problemen met de halsringen hebben. Maar door elkaar genomen zijn ze toch werkzamer dan de gehoorzaamheidscircuits die sociopathen in het Bestel geïmplanteerd krijgen. En het circuit dat pijn en genoegen kan toedienen en de onderdelen die telepathische communicatie mogelijk maken, zijn volkomen nieuw.' Gomnols ogen dwaalden even af. 'Ik heb zelf dat originele gehoorzaamheidsontwerp nog in Berkeley gemaakt, weet je ...' Bryan trok zijn werkbrauwen op. 'Ik dacht dat Eisenmann ...' Gomnol draaide zich om. Zijn stem klonk scherp en gespannen. 'Ik was een net afgestudeerde jongeman, jong en naïef, en ik werkte onder hem. We hadden een ontroerende vader-zoonrela­tie en hij was trots op me. Mijn werk was veelbelovend, zei hij steeds, maar het zou kunnen dat al mijn mogelijkheden toch niet werden benut omdat ik niet voldoende cachet en charme bezat om de noodzakelijke fondsen aan te werven die nodig waren. Maar dat hinderde niet zolang ik bij hem werkte. Dus was ik dankbaar en hij was slim en het werk werd een daverend succes. Nu kent heel het Bestel de zo bewonderde en geprezen Eisen­mann. En maar weinigen herinneren zich Eusebio Gomez-Nolan, zijn trouwe, kleine assistent.' ik begrijp het.'

[)e andere man keerde zich snel om. 'Doe je dat echt?' vloog hij op. 'Doe je dat werkelijk? Ik ben hier pas veertig jaar bezig en ik heb een volslagen nieuwe cultuur geschapen! Ik heb deze buitenaardsen van hun heilloze barbaarse pad naar beschaving gevoerd! En wanneer de genetische manipulaties met Elizabeth lukken, dan kan er iets ontstaan dat transtechnologisch ver ver­heven is boven de Eenheid van het nog niet geboren Galaktisch Bestel! Wat zouden Eisenmann en al die andere idioten in Stock­holm denken als ze dit zien?'

Oh God, dacht Bryan. En hij probeerde zijn geest zo neutraal te houden als maar mogelijk was. Wat had Elizabeth ook weer verteld toen ze nog in hun eigen tijd in de herberg waren? Tel! Eentweedrievier, eentweedrievier, eentweedrievier, eentweedrievier ...

Maar Gomnol deed geen pogingen om de gedachten van de in paniek rakende Bryan te lezen. Hij was te zeer verdiept in zijn eigen visioenen.

'Heel wat jaren geleden, tijdens de Rebellie, kwam er een klein aantal werkzame meta's door de tijdpoort. Ik was er toen niet klaar voor. Mijn positie onder de Tanu was nog onstabiel en hun cultuur zo in verwarring, dat er al gehandeld was voor ik kon ingrijpen. Maar nu ben ik klaar. En er zijn mensen die mijn inzichten delen. Nog één generatie en we zullen overwinnen!' Eentweedrievier, eentweedrievier. 'Dat is een grootscheeps plan, Heer Gomnol. Als Elizabeth meewerkt, zie ik niet hoe het zou kunnen mislukken.' Eentweedrievier.

De psychobioloog leek zich te ontspannen. Hij blies een kring van rook voor zich uit en gaf Bryan toen een hartelijke klap op de schouder. 'Blijf objectief, Grenfell. Dat is alles wat ik vraag.' Ze liepen door naar een andere ruimte, waar de kristallen modu­les voor de mentale testmachines in elkaar werden gezet. 'Zin om je ziel aan een microanalyse te onderwerpen?' Gomnol werd nu joviaal. 'We kunnen het hier veel beter dan op kasteel Door­tocht. Dit is het prototype van een verbeterd model. Ik zou een compleet psychosociaal profiel van je kunnen laten maken met nog een analyse toe van latente mogelijkheden. Het zou maar een paar uur duren.'

Eentweedrievier. ik denk niet dat u daar veel aan zou hebben. Vrouwe Epone was niet erg onder de indruk toen ze mij onlangs in het kasteel testte.'

Een trek van bezorgdheid verduisterde de glimlach van Gom­nol.

'Ja, dat was toch Epone die jullie groep testte, is het niet?' Hij verviel in stilzwijgen. Na een snelle wandeling door de research- en laboratoriumafdelingen waar Gomnol ontwijkend deed over het doel van de onderzoekingen, daalden ze een afrit af die van de fabriek naar een soort atrium leidde dat open onder de hemel lag en waar een spectaculaire fontein voor verkoeling zorgde. Ze gingen zitten aan een beschaduwd tafeltje en rama's in blauwgouden livrei brachten een drank die op gekoelde sangria leek.

'Een van de jonge vrouwen in jullie groep heette Felice,' zei Gomnol. 'Ze is betrokken geraakt bij een ernstig ongeluk. Kun je me iets over haar achtergronden vertellen?' Eentweedrievier.

Bryan haalde zich vertellend alles weer voor de geest wat hij zich over haar carrière als ringhockeyspeelster kon herinneren, haar aanval op de raadsman in de herberg, haar grote fysieke kracht en het feit dat ze duidelijk afweek van de psychosociale nor­men.

'Ik heb nooit een profiel van haar gezien. Maar haar vermogen om dieren te laten gehoorzamen duidt ongetwijfeld op latente metafuncties. Het verbaast me nogal dat ze blijkbaar niet voor een zilveren halsring in aanmerking kwam. Werd ze erg gewond bij dat ongeluk?'

'Ze werd helemaal niet gewond.' Gomnols stem klonk bestu­deerd neutraal. 'De reizigers in haar karavaan kwamen op weg naar Finiah in opstand. Vrouwe Epone, een krachtig overreedster, werd daarbij gedood, samen met haar escorte van grijzen. De gevangenen ontsnapten, hoewel de meesten later opnieuw gevangen werden genomen. Tijdens hun ondervraging noemden ze deze Felice zonder uitzondering als de aanvoerster.' Eentweedrievier! 'Dat is ongelofelijk! En werd Felice eveneens gepakt?'

'Nee. Zij en drie andere leden van jouw groep zijn nog steeds zoek. De meesten van de Tanu zijn geneigd te denken dat het hier om een incident ging. Er zijn vaker van tijd tot tijd kleine rellen geweest, sommige aangestookt door de Firvulag. Maar nog nooit is het een handvol blootnekken gelukt om een Tanu te doden. Wanneer die Felice daar achter zit, dan moet ik uitvinden hoe.'

Eentweedrievier. Eentweedrievier. 'Ik denk niet dat ik meer over haar weet dat de moeite waard is. Ze viel me op als een nogal eigenaardig en ook gevaarlijk kind. Ze is nog maar achttien, namelijk.'

Gomnol zuchtte. 'Kinderen zijn altijd het gevaarlijkst. .. Drink je glas leeg, Bryan. Ik denk dat we nog net tijd hebben om een bezoek te brengen aan een van de klaslokalen waar leerlingbed­wingers worden getraind. Je zult het prettig vinden om mijn leer­lingen te ontmoeten. Ik heb hoge verwachtingen van hen. De allerhoogste.'

Puffend aan zijn sigaar nam Eusebio Gomez-Nolan Bryan mee op weg naar nieuwe wonderen.

6

Sukey's angst was minder geworden, maar onderhuids leefde nog de verschrikking van Stein gescheiden te zijn. Ze was echter niet langer bang dat hij gevaar liep. Aiken Drum, die onwaar­schijnlijke grappenmaker, zou voor hem zorgen. Maar wat zou er met haar gebeuren?

Creyn was haar komen opzoeken, de vriendelijke, gewoon doen­de Creyn, de enige persoon die ze, behalve Elizabeth, vertrouw­de. (En, hoe wisten ze dat?) Nu reed ze met deze buitenaardse genezer in een door helladotheria getrokken calèche naar het College van Herstellers, dat hoog boven de stad lag langs een weg die naar de beboste Berg der Helden voerde. Olijfbomen, beladen met vruchten zo groot als pruimen, groeiden overal langs de kant en op de omwalde erven van vriendelijk ogende witte villa's. Ze zag boomgaarden vol citroen- en amandelbomen en hogerop tegen de hellingen wijngaarden die door rama's wer­den verzorgd. Naar het westen strekte zich het land van Aven uit, een dolle deken van goud en kleuren groen die doorliep tot de Drakenhoogte die in de verte vaag zichtbaar was. Een groot deel van het land leek intensief in cultuur gebracht en dat was een scherp contrast met de lege zoutvlakten en de bleke blauwe lagu­nen van het Mediterrane Bekken.

Terwijl de koets naar boven klom, kreeg Sykey de gelegenheid zich een beeld te vormen van de eigenaardige topografie van de oude zeebedding ten zuiden van de latere Balearen. Een steilte van zeker honderd meter hoog daalde scherp aan die kant van het schiereiland omlaag. Daar beneden lag een golvende reeks hellingen van sneeuwwitte zandduinen, hier en daar onderbro­ken door steile formaties en geërodeerde pilaren van pastelkleurig zout. Een kleine rivier die uit westelijke richting kwam, had hier een kloof uitgeslepen dwars door glinsterende afzettingen. De waterloop kronkelde over de naakte vloer van die kloof waar­van de muren bleke strepen sediment vertoonden en die uiteinde­lijk uitkwamen op de zuidelijke arm van de lagune. Oostelijk van dat riviertje, zich uitstrekkend beneden de steilte van Aven, lagen vlakten die het zonlicht met een spiegelende schittering weerkaatsten.

'De Witte Zilvervlakte,' vertelde Creyn haar. 'Daar wordt de Grote Veldslag gehouden en dan vind je daar hele tentensteden

aan elke kant van Zeebron. Wel tienduizend Tanu en menselijke strijders komen voor die Veldslag uit alle delen van het rijk en zeker vijf maal dat aantal aan toeschouwers. De Firvulag komen daar ook, allemaal uitgedost in hun glanzende en geduchte illu­sies, maar daaronder verborgen hun zwarte wapenrustingen, terwijl ze afschuwelijke standaarden met zich meedragen die behangen zijn met geverfde schedels en slingers vergulde haar­tooien.'

Haar geestesoog zag het beeld voor zich dat hij opriep; eerst de voorbereidselen. De Firvulag hielden zich dan bezig met ruwe spelletjes terwijl de Tanu onderling wedijverden in toernooien en wedrennen met chaliko's en strijdwagens. Dan begon de mani­festatie van krachten, waarbij de leiders tijdens de Veldslag wer­den gekozen en ten slotte de Hoge Mêlée zelf wanneer Tanu en mensen en Firvulag strijdend op elkaar invlogen, de schitterende helden tegen de afschuwelijke demonen van de Firvulag, lichaam tegen lichaam, arm tegen arm, geest tegen geest. Die slag duurde drie volle dagen; banieren en standaards werden veroverd, hoofden in triomf afgehakt te midden van een draai­kolk van glas, brons, leer en zwetend vlees. De helden schreeu­wend en triomferend, de verliezers doodstil, hun donkere bloed verliezend op de zoutvlakten ... 'Nee!' schreeuwde Sukey. 'Niet Stein!'

Maar hij zou het heerlijk vinden. Vrede stroomde door haar heen.

Wees kalm kleineZustergeest. De dag is nog ver weg en er kun­nen dingen gebeuren en niet alle Tanu genieten van dit bloedver­gieten O nee niet allen.

'Ik begrijp het niet,' zei ze, zoekend naar Creyns gezicht in de schaduw. 'Wat probeer je met te vertellen?' 'Je zult sterk moeten zijn. Wacht je tijd af tot op het goede moment en probeer ver vooruit te zien. Blijf je hoop koesteren, ook wanneer verontrustende dingen met je gebeuren. Stein en Aiken hebben een moeilijke weg voor zich, maar de jouwe zou wel eens harder kunnen zijn.'

Ze probeerde tot zijn geest door te dringen, te ontdekken wat er achter die ontoegankelijke en vriendelijke blik lag, maar ze zag er geen kans toe. Ze gaf zich daarom over aan de eenvoudiger troost die hij haar bood, niet meer vrezend wat er met haar zou kunnen gebeuren zolang alles ten slotte maar goed kwam. 'Er is altijd een kans, Sukey. Denk daaraan en wees dapper.' Muren en torens in zilver en rood overschaduwden hun rijtuig. Ze passeerden een stenen boog en kwamen tot stilstand voor een wit gebouw met pilaren van rood marmer. Een Tanu-vrouw in doorschijnend wit kwam naar buiten en nam Sukey bij de hand.

Creyn stelde haar voor. Vrouwe Zealatrix Olar, die je lerares zal zijn zolang je in het Huis der Herstellers verblijft. Welkom Dochterlief. Hoe heet je? Sue-Gwen.

'Een mooie naam,' zei de vrouw hardop. 'We zullen je de ere­naam geven van Minivel en het zal je verheugen te horen dat de vrouw die deze naam eerder droeg langer dan tweeduizend jaar leefde. Kom met me mee, Gwen-Minivel.' Sukey keerde zich naar Creyn, haar lippen beefden. 'Ik laat je in goede handen achter,' zei hij. 'Houd moed.' Toen was Creyn verdwenen en Sukey volgde Olar in het hoofd­kwartier van het Gilde der Herstellers. Het was er rustig en koel en het interieur was goeddeels uitgevoerd in een kuis wit met slechts hier en daar wat zilver of het heraldische rood. Ze zag maar weinig mensen en nergens bewakers. 'Mag . . . mag ik u een vraag stellen, Vrouwe?' vroeg Sukey. 'Natuurlijk. Later zullen we je testen en dan komt natuurlijk ook de discipline. Maar nu zal ik je eerst laten zien wat voor werk wij hier doen en ondertussen zal ik proberen al je vragen zo goed mogelijk te beantwoorden.' En corrigeren en gidsen en licht brengen.

'Personen zoals ik, met een zilveren ring of zelfs een gouden. Hoe lang kunnen die leven in deze wereld. U suggereerde net...' Glimlach. Kom kijken. Vooruitzien.

Ze daalden af in door bogen gesteunde catacomben binnen in het gesteente van de berg, die verlicht werden door rode en witte lampen. Olar opende een zware deur en vervolgens kwamen ze in een ronde kamer, tamelijk donker, waar in het midden een een­zame Tanu op een stoel zat, in diepe meditatie verzonken. Lang­zaam pasten haar ogen zich aan aan de betrekkelijke duisternis. Wat ze tot nu toe voor witte beelden had gehouden die langs de muren stonden opgesteld, bleken mensen te zijn, hun naakte lichamen geheel verpakt in transparante nauwsluitende vliezen die op plastic membranen leken. Mag ik rondkijken? Vrijelijk.

Ze begon door het vertrek te lopen, kijkend naar de staande figuren. Ze zag een menselijke man met een gouden halsring, niet veel meer dan een skelet. Naast hem een Tanu-vrouw, zo te zien diep verzonken in een serene slaap. Een hangende borst was misvormd door een tumor. Een Tanu-meisje, de ogen wijd open maar bewegingloos, miste een arm vanaf de elleboog. Een robuuste goudbaardige man, glimlachend dromend binnen zijn verdoofde vergetelheid, vertoonde snij- en steekwonden op wel honderd verschillende plaatsen. Van een andere krijger waren beide handen verbrand. Naast hem stond een menselijke vrouw van middelbare leeftijd, haar lichaam was uitgezakt, maar ver­toonde verder geen wonden.

'De meer ernstige gevallen worden individueel behandeld,' zei Olar. 'Maar onze helende broeder kan deze allemaal tegelijker­tijd genezen. Het membraan dat je ziet is een psychoactieve sub­stantie die wij Huid noemen. Door een combinatie van psychoki­nese en genezing is de hersteller in staat de helende energie van de patiënten zelf mede te gebruiken. Wonden, ziekten, kankers, de slijtage van het lichaam door ouderdom, het is allemaal ont­vankelijk voor genezing wanneer de geest van de patiënt sterk genoeg is om met die van de genezer samen te werken.' Beperkingen?

'We kunnen hersenletsel niet herstellen. En het is tegen onze morele code om hen te genezen die in de strijd of tijdens rituele ceremonies zijn onthoofd. Wanneer een persoon hier binnen wordt gebracht na de klinische dood van de hersenen, dan kun­nen wij niets meer doen. Ook ouderen van wie de geest voorbij een kritisch punt dement is geworden, vinden hier geen baat. Je ziet dat we nog niet zo ver zijn als de geneeskunde binnen jouw eigen Galaktisch Bestel. Ik heb begrepen dat die in staat is een volledige cerebrale cortex te herscheppen zolang er maar een gram van het oorspronkelijke weefsel is overgebleven.' 'Maar toch, dit is al wonderbaarlijk genoeg,' riep Sukey uit. 'Is er een kans dat ik te zijner tijd dergelijk werk zal mogen doen?'

Olar nam haar bij de hand en bracht haar de kamer uit. 'Mis­schien, kind. Maar er zijn andere taken. Kom mee en zie.' Ze keken door vensters in kamers waar mentaal gestoorden een diepgaand herstellingsproces ondergingen. Een groot percenta­ge bestond uit jonge mensen en Olar legde uit dat het hier voor­namelijk om kinderen van gemengd bloed ging die problemen ondervonden bij de aanpassing aan de halsring. 'Op die manier behandelen we ook menselijke dragers van zilver en goud. Maar ik moet erbij zeggen dat sommige mensen op den lange duur niet tegen de effecten van de halsring bestand zijn. Het zal misschien nooit lukken om dergelijke patiënten hun vol­ledige gezondheid terug te geven. Heer Gomnol heeft ons van instrumenten voorzien die het mogelijk maken zo'n gebeurtenis vooraf in te schatten. We kunnen de tijd van onze beste herstel­lers niet verspillen aan hopeloze gevallen.' 'Ik neem aan dat u ook geen tijd verdoet met de grijsringen,' zei Sukey op lage toon, haar beschermende barrière in Elizabethstijl stevig op zijn plaats.

'Nee, liefje, gewoonlijk niet. Hoe waardevol de grijzen ook voor ons zijn, hun leven is toch maar heel tijdelijk, niet meer dan een korte flits van opvonkende vitaliteit. Het genezen is een moeilijk en tijdrovend proces. Het is niet voor hen bestemd ... Maar kom mee, dan laat ik je zien waar onze baby's groeien.' Ze stegen naar de bovenste etages van het grote gebouw en kwa­men in zonnige kamers vol kleurig speelgoed. Prachtig geklede vrouwelijke rama's speelden en stoeiden met elkaar onder het oog van menselijke en Tanu-oppassers. In de aangrenzende kamers bevonden zich eveneens rama's, etend of slapend, maar zonder uitzondering allemaal zwanger.

'Je zult misschien al weten,' zei Olar op losse toon, 'dat wij Tanuvrouwen moeilijkheden hebben met de voortplanting op deze wereld. Eertijds gebruikten we daarvoor de rama's. Bevruchte eieren werden bij hen geïmplanteerd en daar tot ontwikkeling gebracht maar de rama's zijn uiteraard te klein van stuk om de foetus tot aan de geboorte te kunnen blijven dragen. We passen daarom de keizersnede toe als de uiterste grens is bereikt. Het sterftecijfer ligt dan bij de tachtig procent, maar wij vinden dat de kostbare resterende twintig procent toch al de moeite waard is. In het begin leken deze surrogaatmoeders onze enige hoop op overleving, maar gelukkig is die situatie niet langer van toepas­sing.'

Ze verlieten de rama's en liepen op hun tenen door een verduis­terde kamer waar te vroeg geboren baby's in beschermende gla­zen couveuses waren ondergebracht. Sukey was verbaasd hier zowel Tanu-kinderen als Firvulag te zien, die allemaal met gelij­ke toewijding werden verzorgd.

'Zij zijn onze schaduwbroeders,' vertelde Olar haar. 'We zijn het aan onze oudste codes verplicht hen te verzorgen tot ze kun­nen worden overgedragen aan hun eigen volk.' En dan op jacht om hen te doden?

Op een dag zul je dat begrijpen kleineZustergeest. Het is onze manier. Als je wilt overleven moet het ook de jouwe worden. 'En nu,' sprak Olar hardop, 'zullen we een bezoek brengen bij Vrouwe Tasha-Bybar.'

Achter haar mentale afscherming schreeuwde Sukey luidkeels. 'Het duurt gewoonlijk kort, doorgaans enige weken, voor de menstruatiecyclus zich heeft hersteld. We zullen deze kleinig­heid eerst afhandelen voor je aan je leerlingschap begint. Op die manier gaat er zo min mogelijk tijd verloren voor je inwijding.' Zichzelf stevig in de hand houdend zei Sukey: 'Ik ... ik protes­teer. Om op zo'n manier gebruikt te worden ...' Vredekalmtetroost. 'Dat is je lot. Accepteer het. In ruil daarvoor wordt je zoveel vreugde geschonken. En Vrouwe Bybar is zeer kundig. Je zult geen pijn voelen.'

Olar stond een ogenblik stil, haar vingers tegen haar gouden halsring. Ze knikte en glimlachte en nam Sukey toen mee een wenteltrap op in een van de hoge torens. Het vertrek bovenin mat zeker dertig meter in diameter en bood een fantastisch uit­zicht over het omringende platteland en het verre glinsterende zout.

In het midden van de gepolijste zwarte vloer stond een lange gouden tafel, omgeven door kleine, verrijdbare wagentjes waar­op als juwelen zo glimmende voorwerpen lagen. De reflecteren­de schijf van een grote lamp die nu niet brandde, hing erboven. 'Vrouwe Bybar zal eerst voor je dansen, Gwen-Minivel. Dat is een grote eer. Wacht hier tot ze komt en gedraag je met de waar­digheid die past bij je zilveren halsring.' Daarmee liet Olar haar alleen.

Aarzelend en angstig naderde Sukey de tafel in het midden. Het was wat ze dacht! Ze herkende wondklemmen en riemen. En die dingen met hun glanzende lemmeten waren ook wat ze dacht. De tranen verblindden haar en ze struikelde weg van al die appa­ratuur. Van binnen schreeuwde ze het uit: voor jou zou ik het doen, Stein!

Ze kon nog altijd weglopen . . .

Olars geestgreep kreeg haar te pakken. Ze werd gedwongen om stil te staan, zich om te draaien en met stomme verbazing de binnenkomst gade te slaan van Tasha-Bybar die begon te dan­sen.

Haar menselijk lichaam was bleek en weelderig als dat van een houri, maar de seksuele uitstraling ervan was zo overdreven dat Sukey instinctief aanvoelde dat die kunstmatig was vergroot. Haar had de vrouw enkel op haar hoofd, maar dat blonk als een blauwzwarte cape toen ze begon te draaien en rond te wervelen en het reikte bijna tot haar knieën wanneer ze een ogenblik bewegingloos stond.

Verder droeg ze niets dan rinkelende bellen en haar gouden hals­ring. Die belletjes waren klein en rond en in een sierlijk, draaiend patroon op haar lichaam bevestigd. Ze brachten verschillende tonen voort en terwijl de spieren van de danseres zich strekten en ontspanden, weerklonk een bijna elfachtige melodie, voortgeko­men uit de beweging van de dans zelf in het enorme, bijna lege vertrek. Het ritme van de dans was gelijk aan Sukey's eigen polsslag. Ze stond bevroren en hulpeloos terwijl de danseres haar naderde in grote, vloeiende sprongen, wenkend met haar armen terwijl ze haar feeënlied weefde en stampend met haar voeten in een steeds sneller dwingend ritme waardoor ook Sukey's hart gedwongen werd sneller en sneller te slaan. De diep verzonken ogen van de danseres waren bijna even don­ker als haar haren. Bijna kleurloze lippen welfden zich boven en rond haar tanden. Ze danste steeds maar weer om Sukey heen, het tempo van de muziek verhogend tot Sukey duizelig werd en misselijk, vergeefs trachtend haar ogen, oren en geest te sluiten die flitsende, tinkelende werveling die bezit van haar had men en haar in spiralen meevoerde naar vergetelheid.

7

'Je hebt het gemaakt! Je bent een lieverd, mijn Glanzende.' Mayvar de Oude keek verrukt toe hoe de kleine figuurtjes over hun spoor uit het uurwerk te voorschijn kwamen en om elkaar heen wentelden. De turquoise en gitzwart gekleurde draak sloeg met zijn gouden vleugels en dook naar voren, de met juweeltjes bezette klauwen uitgestrekt. De ridder in zijn opaalkleurige wapenrusting weerde het kleine monster af, hief vervolgens zijn glinsterend zwaard en stak toe, eenmaal, tweemaal, driemaal. De klok vertelde hoe laat het was. De draak verdween, in drie stukken gehakt en liet robijnen ingewanden zien. De hele draai­tafel waarvan het uurwerk deel uitmaakte, draaide van voren rond waardoor het tableau weer in het inwendige van de klok werd opgeborgen.

Aiken Drum stak zijn gereedschap weer in zijn vele zakken. 'Het was niet al te moeilijk. Vuil in het aandrijfmechanisme en een uitgesleten tandrad. Je zou een glasblazer een koepel moeten laten maken om het geheel mee af te dekken. Beschermend onderhoud.'

'Dat zal ik doen,' beloofde de oude vrouw. Ze tilde het ingewik­kelde pronkstuk van de tafel waaraan Aiken Drum had zitten werken en bracht het naar een veiliger plek, hoog boven op een plank. Toen draaide ze zich om en strekte beide armen grinni­kend naar hem uit.

'Alweer?' protesteerde hij. 'Je bent een onverzadigbaar oud wijf, of niet?'

'Dat zijn alle Tanu-vrouwen,' kakelde ze, terwijl ze hem naar de slaapkamer trok. 'Maar er zijn er maar weinigen die zich met Mayvar kunnen meten en dan in leven blijven. Dat zou je onder­tussen moeten weten. Dus wanneer ik iemand vind zoals jij, dan moet ik hem uitproberen en laten bewijzen. En als hij duurzaam is ... ah, dan ...!'

De kamer was heel duister en koel en de verschrikkelijke oude vrouw leek niet meer dan een wachtende schaduw. Losgemaakt uit zijn gouden kostuum dat door de lucht zweefde, ging hij naar haar toe en werd verslonden. Maar hij kende geen angst en deinsde niet terug, niet na de eerste keer die hem had laten zien wat er achter die weerzinwekkende vorm verscholen lag. O verbazingwekkend Oud Wijf met je verborgen kookpot van bijna dodelijke verleidingen! Je zou al mijn levenskrachten nemen als ik je dat toestond, je zou mij doven als een kaars nadat ik opgebrand was om je antiek geworden zenuwuiteinden hun jeugd terug te geven. Maar ik zal niet sterven, Oude. Ik zal niet opbranden. Ik kan je aan, oude Mayvar, ik ben je gelijke en meer dan dat. Ik zal je met me meenemen tot je het uitschreeuwt. Kom mee en blijf niet achter. Mayvar! Krijs om je dood, May­var! Barst dan uit elkaar en tuimel uit je extase wanneer je je portie hebt gehad van de Glanzende die je proef weer heeft door­staan en erom lacht.

De grapjas trok zijn gouden schoenen aan en gaf haar afstote­lijkheid een oprecht compliment. 'Weet je, Heks, je kunt er zelf ook heel wat van.'

'Ooit heeft de Thagdal hetzelfde gezegd.' Ze zuchtte diep. 'En mijn liefste Lugonn voor wie ik zoveel verwachtingen koesterde voor hij stierf.'

Ze liet hem zien hoe het vroeger geweest was, in de tijd van het Scheepsgraf toen ze allemaal net aan waren gekomen in het Veelkleurig Land.

'Wat zijn jullie een raar soort,' antwoordde Aiken. 'Jullie zou­den mooi in de puree hebben gezeten als wij mensen niet door de tijdpoort waren gekomen om de zaken voor jullie een beetje te organiseren. Jullie zouden dankbaar moeten zijn in plaats van je tegen ons af te zetten.'

'Ik zet me niet tegen jou af,' zei Mayvar tevreden. 'Kom dichter­bij, mijn jongen.' Ze haalde het van onder haar kussen te voor­schijn en bood het hem aan.

'Heb ik het nodig?' vroeg hij haar, het trekje om zijn mond dat naar oude ondeugden verwees. 'Wil je nog meer van me hebben, onverzadigbare Mayvar?' Maar ditmaal sprak ze in ernst.

'Je moet nog een heel stuk leren en groeien, Aiken Drum, voor je de gelijke bent van de grootsten van de Clan. Er zijn er die je nu nog kunnen doden, vergis je daar niet in. Wees wijs, handel voor­zichtig en volg mijn raad. Neem het.'

Hij paste de gouden ring om zijn nek en liet de uiteinden met een klik in elkaar sluiten. Mayvars gekromde vingers maakten de oude zilveren halsring los en lieten die naast het bed vallen, ik zal doen wat je zegt, lieve Heks. En ik zal tot het uiterste genieten bij elke stap voorwaarts.'

Ze kwam van het bed overeind en hij hielp haar de purperen mantel om te slaan. Daarna gingen ze naar haar zitkamer waar hij haar witte haren borstelde en om verversingen belde die ze allebei dringend nodig hadden.

'Je hebt jezelf aan mij bewezen,' zei Mayvar na een tijdje, 'maar je zult je ook moeten bewijzen tegenover hen. Ze moeten je uit vrije wil accepteren. Dat is onze gewoonte.' Een tinkelende fanfare weerklonk uit de gouden klok op de plank. Opnieuw kwam de draak dreigend naar voren en de rid­der kwam hem te na en dit keer werd de met juwelen bezette prooi in vieren gehakt om het verglijden van weer een uur aan te geven.

‘Je wilt dat ik iets dergelijks doe,' merkte Aiken op. 'Iedereen laten zien wat een geweldige barbaarse krijger ik ben door te doen wat ik heb beloofd, een monster verslaan.' 'Het verslaan van Delbaeth zou afdoende bewijs zijn.' Ze begon heen en weer te wiegen, grinnikend van plezier, haar armen om haar benige knieën geslagen.

'Ah, je trok hun aandacht met dat aanbod, mijn jongen. Tana zelf moet je geïnspireerd hebben om iets dergelijks te zeggen.' Zijn antwoord klonk laconiek. 'Jouw Hoge Koning zond zijn onrust over dat vermaledijde spook zo luidruchtig uit dat ik het onmogelijk kon weerstaan.'

'Ah! Maar weet je, er is over gepraat hoe Thagdal zelf met Del­baeth zou afrekenen! En omdat hij voor dat soort dingen langza­merhand te oud is, had hij dat aan Nodonn moeten vragen. En dat zou verplichtingen hebben gegeven aan de Clan. Ach, poli­tiek, ik neem aan dat je daar snel genoeg achter komt als je hier langer bent. Maar wat Delbaeth betreft, die Firvulag is één van de krachtigsten in zijn soort en hij is ook fysiek een reus, niet een van die kleintjes. Hij is nu al bijna een jaar plunderend en bran­dend door de plantages buiten Afaliah getrokken. Jij zou die streek het Spaanse vasteland noemen. Een aanzienlijk deel van onze bevoorrading komt uit die landstreek en we rekenen ook altijd op extra voorraden uit dat gebied tijdens de Grote Veld­slag. De Heer van Afaliah is Celadeyr. Hij behoorde tot de Eer­sten die hier aankwamen, hij is een machtige, strontvervelende ouwe schepper en bedwinger, maar Delbaeth kan hij niet aan. Niemand van ons kan dat, stuk voor stuk niet tenminste. Die ouwe Celo heeft geprobeerd hem op te jagen, maar die Vorm van Vuur is hem elke keer te slim af en neemt dan de benen naar de grotten bij Gibraltar. Maar nu de Grote Veldslag dichterbij komt, gaan de zaken er ernstiger uitzien en Celo heeft de hulp gevraagd van de Hoge Koning. Thagdal is verplicht daarop te reageren.'

Aiken knikte. 'Ik begrijp het. En de koning heeft steeds minder trek in dat soort avonturen. Achter jonge meiden aan is meer zijn stijl tegenwoordig.'

'Hij heeft het recht om elke kampioen tot zijn afgevaardigde te maken om met Delbaeth af te rekenen. Maar jij hebt hem gedwongen om jou te sturen! Kun je je voorstellen hoe vernede­rend dat is? Een buitenstaander, een mens, die iets gaat ondernemen dat de Tanu keer op keer is mislukt? Tegelijkertijd heb je Nodonn belachelijk gemaakt die net iets te slim was om vrijwil­lig op dat karwei af te gaan voor de koning hem erom verzocht. Als het je lukt om Delbaeth te doden, terwijl je al goud draagt, vertel je hun eigenlijk allemaal dat je net zo goed bent als zij­zelf.'

'Precies zoals Gomnol deed?'

Ze sloot haar omwalde ogen halverwege en projecteerde tegelijk het beeld van de vroegere overwinning van de menselijke Heer Bedwinger zodat Aiken die kon bestuderen. Zelf keek ze uit over de Witte Zilvervlakte waar het allemaal had plaatsgevonden. 'Gomnols aspiraties gingen nog verder,' zei ze zacht, 'maar ik heb hem afgewezen, ook al had hij mij kunnen verzadigen. Ste­riel! Of beter gezegd, zo boordevol dodelijke genen dat zelfs de wetenschap van jullie Galaktisch Bestel geen kans zou hebben gezien zijn smerige zaad te corrigeren. De Koningmaakster ver­werpt zulk afval. .. Onnodig te zeggen dat ik al beslist heb dat jij niet gebukt gaat onder dergelijke afwijkingen.' Hij zette de handen op zijn heupen, gooide zijn hoofd in zijn nek en lachte. 'Wat een ijskoude dondersteen ben jij! En ik dacht dat het allemaal alleen maar om de zoete liefde ging.' Passie en lotsbestemming gaan in ons beiden hand in hand, Glanzende.

'Jij griezelig oud wijf!' schreeuwde hij. 'Jij zak vol bemoeizuchti­ge ouwe botten! Naar macht hunkerende klotenbreekster! Sleep je taaie ouwe kont naar het Huis der Herstellers, kruip weg in een portie Huid en laat jezelf weer jong maken. Dan naaien we ze allemaal van de sokken, liefje.'

Hij greep haar hand en draaide haar lange lichaam in het rond tot hij er plotseling mee stopte omdat hij zich bewust werd van de uitdrukking op haar gezicht en het visioen dat daarachter lag. ik heb geluk gehad, Aiken. De meesten van mijn soort kunnen maar één keer kiezen. Maar ik heb de Thagdal uitgezocht en zijn opvolger evengoed, ofschoon het Tana's wil was dat Lugonn stierf voor ik mijn keus openbaar kon maken. Nadat hij was verdwenen, wachtte ik duizend jaar, al mijn kansen afwegend zoals dat mijn plicht is. Maar aan allemaal mankeerde wel wat. En ik was al bereid om uit die afgewezenen de beste te kiezen, Nodonn, Strijdmeester van de Clan. Zijn geest is ontzagwek­kend en zijn afkomst redelijk ... maar oh, wat ontsteekt hij een mager vlammetje ondanks al zijn jaloerse trots! Wat een armza­lig stokje om een ras van helden mee op te wekken! Maar hij was de beste die we hadden totdat...' 'Gekke Heks.'

De verwrongen oude vingers streelden zijn gouden halsring en joegen een zoete koorts door zijn lijf.

'Gelukkige Mayvar! zong ze zachtjes. 'Om de derde ten slotte toch nog te zien komen. Maar met jou ben ik aan de grens van mijn vermogens gekomen, slimme jongen. Drieduizend driehon­derdtweeënvijftig van jouw jaren heb ik geleefd en de liefdestest uitgevoerd voor al de Tanu. Jij zult mijn dood worden, Aiken Drum. Maar als Tana het wil, niet voordat ik je veilig heb geïn­stalleerd.'

'Eerst wat eerst moet gebeuren,' zei hij, terwijl hij zich met enige tegenzin uit haar mentale zorgzaamheid losmaakte. 'Die Delbaeth. Weet je dat ik geen flauw idee heb hoe ik hem om het leven moet brengen? Ik kan heel aardig praten, maar wanneer het echt spannend gaat worden dan zou dat fantoom wel eens al het goud van mijn lijf kunnen branden. Zou dat niet een fraai einde zijn voor al onze mooie plannen?'

Mayvar liet een vrolijk gegiechel horen. 'Denk je dat ik mijn eigen ingewijde onvoorbereid zou wegsturen? Je zult leren hoe je je vermogens doelmatig moet gebruiken voor je Delbaeth te lijf gaat. Twee weken onderricht van mij—en van de machtige Bleyn en Alberonn Geesteter en de spinster van illusies, Katlinel de Donkerogige en je zult meer dan de gelijke zijn van deze Firvulag. En om helemaal zeker te zijn zal ik je nog iets anders geven. Jij zou het een troefkaart noemen.' 'Heks!' grinnikte hij. 'Vertel me wat het is?' 'Je zult het nooit raden! Geen enkele Tanu zou het durven gebruiken vanwege het dodelijke gevaar dat hijzelf daardoor liep. Maar voor jou is dat zonder gevaar, mijn mooie jongen, en het zal een einde maken aan Delbaeth op voorwaarde dat je erin slaagt hem te pakken te krijgen. Maar je moet het geheim hou­den tegenover alle anderen als je leven je lief is. Maar je bent slim en dat moet geen probleem zijn.'

'Wat is het dan in godsnaam?' Hij greep haar bij haar benige schouders en schudde haar heen en weer zolang ze hem bleef plagen en een mentaal beeld voor zijn ogen liet dansen dat hij net niet herkennen kon.

Uiteindelijk had ze er genoeg van. 'Kom maar mee naar de kel­ders, dan zal ik het je laten zien.'

Stein was in een ongemakkelijke en gevaarlijke stemming, de knokkels van zijn grote handen werden wit terwijl hij die om de balustrade geklemd hield en net deed of hij naar de leerlingvechters keek die elkaar door de arena achternazaten. Het bovenste niveau van zijn geest luisterde gehoorzaam naar het onafgebroken commentaar van de Heer der Zwaarden die iets vertelde over de techniek, of juist het ontbreken daarvan bij de vechtende jonge grijze-halsringdragers. Maar onder dat vernisje was Stein razend. Bluff Tagan, al te druk bezig met het uitleg­gen van zijn geliefde technieken, merkte daar niets van, maar de menselijke vrouw met de gouden halsring die door Mayvar was aangewezen om Stein door Muriah rond te leiden, was zich maar al te goed bewust van het groeiende ongeduld van de reus. Met de typische tact van de vérspreekster kwam ze ertussen. VriendStein begint het kijken in de vechtschool je te vervelen? Hoopte dat het je zou amuseren/afleiden. Iets fout met Sukeyvrouw. WatWAT Vrouwe Dedra ik moet het weten!

!... en let op die jonge os in die roestkleurige kilt, Stein. Van Koerdische afkomst. Prachtige spieren, mooier materiaal be­staat er niet. Maar hij zal het geen vijf minuten in de Mêléee uithouden als hij niet afleert om zijn voorgenomen stoten vooraf telepathisch uit te zenden. Er is nauwelijks een halsring voor nodig om te weten wat die van plan is! Als je werkelijk iets van verfijning wilt zien, moet je eens op die twee Masai-types letten die met speren aan het vechten zijn. Daar gaat het bloed van een ouwe vechtersbaas van zingen ...'

Kalmkalm ontspan Stein. Herinner Eerbiedwaardige Mayvars opdrachtbelofte + die Aiken Drum: geen kwaad voor Sukey. Ongeloof. WOEDE. Ik hoor haar ze huilt bang bellendraaien valt. Zoek uit Vrouwe Dedra en vertel me waarom ze huilt! Heelgoed ik zal uitkijken maar verraad jezelf niet TaganOverreder wordt bewust van je gebrek aan aandacht. Hardop zei Stein: 'Deze jongens kunnen er wat van, Heer Tagan. Ik ben geen expert, maar het is heel indrukwekkend. Toch zie ik niet zo goed hoe één van hen ook maar de geringste kans zou hebben wanneer ze tegenover een van jullie Tanugeestbuigers komen te staan.'

'De meesten van dezen zullen alleen maar vechten in de strijd tussen mensen. Alleen de besten mogen zij aan zij strijden met onze metapsychische krijgers in de Hoge Mêlée tegen de Firvulag. Grijzen met een goede motivatie die bovendien dapper zijn, hebben het er in vorige veldslagen soms heel goed afgebracht. Het is zaak de illusies van de Firvulag te weerstaan en met je gedachten enkel bij het gevecht te blijven. Natuurlijk moeten ten slotte de meesten van de grijzen . ..' Het mentale beeld in Tagans geest verdween bijna even snel als het zich vormde, maar de telepathische projectie had Stein genoeg verteld. De Heer der Zwaarden gluurde indirect naar de Viking. Tagan zag er verweerder uit dan de meeste Tanu. Hij droeg een afhan­gende gouden snor en slordige wenkbrauwen waaronder dieplig­gende groene ogen schuilgingen. 'Maar er zijn uitzonderingen op het lot van de gemiddelde grijze vechter. Een werkelijk supe­rieure gladiator kan rekenen op een beloning. En niet alleen maar uitstel tot de Veldslag van volgend jaar. Maar permanent.

Om dienst te doen binnen mijn staf op de school.' Dedra zei: 'Je weet natuurlijk, Broeder Bedwinger, dat de opdracht voor Stein uiteindelijk rechtstreeks van Vrouwe Mayvar moet komen, die zich verwant heeft verklaard met de kandi­daat Aiken Drum.-'

Vermeende meester van deze misschienkortlevende grijze. De in blauwe wapenrusting gestoken Tanu liet mentaal zijn ver­achting voelen voor Mayvar en haar omhooggeklauterde proté­gé. 'We zullen jou hoe dan ook in de Veldslag tegenkomen, Stein. Je bent een natuurtalent, jongen! Ik heb je bezig gezien bij het feestmaal. Een paar weken training hier ...' De bedwinger reikte naar hem uit: kameraadschap, adrenaline, uitdaging, ont­spanning, bloed, zoete verscheurende uitputting! 'Wat denk je ervan, jongen?'

Stein opende zijn mond om de Heer der Zwaarden te vervloeken. Maar wat hij zei klonk anders. 'Ik dank u, Heer Tagan, dat u mij waardig genoeg acht om te trainen onder een grote kampioen als u. Nadat mijn meester en ik hebben afgerekend met die afschu­welijke Delbaeth, zullen we kunnen nadenken over de komende Veldslag. Mijn meester zal het daar te zijner tijd zeker met u over hebben.'

Ik sprak niet jij sprak verdomme Dedra laat me gaan laat me gaan laat me .. .

'We zullen u nu verlaten, Broeder Bedwinger,' zei Dedra, terwijl ze voor voor hem boog en haar lavendelkleurige mantel strakker om haar slanke lichaam sloeg. De zon was al achter de bovenste rand van de arena verdwenen en dat zou kunnen verklaren waar­om ze ineens zo huiverde.

'U kunt ervan op aan dat Stein en zijn meester, Aiken Drum, uw edelmoedige aanbod ernstig in overweging zullen nemen.' Stop ermee! Vecht niet langer met me jij grote domkop! Tagan beukte met zijn saffierkleurige schermhandschoen tegen zijn borstplaat. 'Ik groet u, vérsprekende Zuster, Verheven Vrouwe Mary-Dedra. Doe een goed woordje voor me bij uw pre­sident. En jij, dappere Stein, driemaal in de week houdt de stad hier haar wedstrijden op de Vlakte van de Wedijver. Doe met ons mee! Morgen zullen de besten van onze worstelaars vechten met de reuzenapen die we onlangs in de Noordafrikaanse heu­vels hebben gevangen. Dat belooft een beetje opwinding.' Stein werd gedwongen om zijn gehoornde helm af te nemen en te knielen voor de Heer der Zwaarden. Daarna moest hij zich haas­ten om de vrouw met de gouden halsring bij te houden die door de koude, galmende gangen liep onder de arena door naar het rijtuigenpark waar hun calèche stond te wachten. De gangen waren donker en verlaten. Stein riep Dedra dat ze op hem moest wachten, maar in plaats daarvan wierp ze een blik over haar schouder en begon te rennen. Haar geest, opererend langs de overredende draaggolf, werkte op hem in. Je zult je aan mij onderwerpen je zult kalmeren je zult je onder­werpen ...

'Er is iets met Sukey gebeurd, is het niet?' schreeuwde hij. Je zult je aan mij onderwerpen, je zult kalm ... 'Je bent bang om het te vertellen!' Zijn passen werden groter. 'Ik kan haar niet meer horen roepen.'

Jezultjeonderwerpen jezultjeonderwerpen JEZULTJEONDERWERPEN!

De druk van zijn woede bouwde zich op tot een grote, vurige vloed die haar weerstanden verbrak en deed smelten. 'Ze hebben haar gedood, of niet?' gilde de dolgeworden Stein. Dedra ont­week hem en viel daarbij bijna op de vochtige stenen. 'Geef me antwoord, stomme hoer! Geef antwoord!' JE ZULT ...

Stein gaf een schreeuw waarin pijn en overwinning vermengd waren toen de laatste mentale keten werd verbroken. Eén enkele sprong bracht hem bij Dedra, hij tilde haar met een ruk van de grond en draaide haar rond, zodat het door paniek getekende lieflijke gezicht hulpeloos naar boven was gekeerd. Hij boog haar rug achterwaarts en trok haar tegelijkertijd in een nis waar een klamme geur hing.

'Ik breek je nek als je ook maar één kik geeft! En probeer nie­mand telepathisch te waarschuwen, want dat hoor ik ook. Begre­pen? Geef antwoord, verdomme!'

Stein oh Stein je begrijpt verkeerd we willen geen kwaad doen we willen helpen ...

'Jij luistert naar me,' siste hij, de spanning op haar lichaam iets verminderend. 'Er is hier niemand behalve jij en ik. Niemand kan je hier komen helpen. Mayvar had me een sterkere bewaak­ster mee moeten geven dan jij. Ze zou moeten weten dat je niet sterk genoeg was voor mij.' 'Maar Mayvar zou ...' Hij schudde haar met geweld.

'Probeer niet om weer in mijn geest te komen, hoer!' Ze kreunde en haar hoofd zakte zijwaarts. 'Ik wil weten wat er met mijn vrouw gebeurd is! Jij weet het en je gaat het me vertellen.' 'Ze leeft, Stein.' Jezus God man je maakt me kapotje breekt me doe wat rustiger aan, mijn wervels doen pijn ... ahhh ... Hij ontspande zich en propte haar ineenzakkende lichaam tegen de ruwe stenen muur. Daar hing ze als een marionet met doorge­sneden touwtjes, haar buik zwellend tegen de opgeschorte lila jurk, haar hoofdtooi van lavendel en goudkleur volkomen in de war. Toen kwam haar mentale verklaring als een stortvloed naar buiten.

Net als alle vrouwen met een zilveren halsring is jouw Sukey naar Bybar gegaan om haar vruchtbaarheid weer te herstellen. 'Ze beloofden dat ze haar geen kwaad zouden doen! Mayvar beloofde het. . . en die verdomde gouden grootmoederneuker. Ze beloofden het!'

Tranen blanke armen reikend troostenbalsem .. . 'Ze is niet gewond, Stein. Begrijp dat dan toch! We moesten Sukey wel behandelen als ieder andere gewone kandidate. Als er een uit­zondering was gemaakt voor Aikens positie onder het strijdersle­gioen was vastgesteld .. . niet doen! Doe me geen pijn meer! Merkje dan niet dat ik je de waarheid vertel! Mayvar en Dionket moeten in dit stadium heel voorzichtig zijn, anders is alles voor niets geweest. Het gaat om heel wat meer dan alleen maar jij en je vrouw.'

Stein liet haar los. Ze zonk ineen op de vuile vloer. Haar geest was verdoofd, ondiep en zweverig. De violetkleurige menselijke ogen keken hem aan door een spoor van tranen. 'We willen hele­maal niet dat Sukey naar de Thagdal gaat. En er is nog tijd. Het duurt minstens een maand voor haar vrouwelijke cyclus weer is hersteld.'

'En wanneer wordt jouw Tanu-bastaard geboren, teef? Naar de hel met Mayvar en Dionket al hun intriges! Naar de hel met jullie allemaal! Ik kon Sukey horen als ze me riep en nu is ze gestopt. Jij gaat me bewijzen dat ze leeft en ongedeerd is of anders . . .'

Neem hem mee naar haar.

Stein keek verschrikt op. Zijn hand zakte naar het gevest van zijn zwaard en hij keek verwilderd om zich heen. De gang was leeg.

'Ik heb je gewaarschuwd, Dedra!' Zijn gezicht werd weer duister van woede.

Ze bewoog een beverige vinger naar haar halsring. 'Het is May­var. Ze heeft alles gezien en gehoord. Ik moet je meenemen naar Sukey. Wil je nu geloven dat wij aan jouw kant staan?' Hij trok haar overeind tot ze stond. Haar japon was bevlekt en gekreukeld. Snel maakte hij de gesp van zijn eigen korte groene cape los en sloeg die om haar schouders. 'Kun je lopen?' 'Tot aan het rijtuig, ja. Maar ik moet op je steunen.' Buiten zat de blootnekkoetsier die met het rijtuig op hen wacht­te, te dommelen terwijl de krekels aan het stemmen waren voor hun avonduitvoering. Rama's met korte ladders en vuur maak­ten hun ronde om de straatlampen te ontsteken. De brede pro­menade die hier langs de arena liep, was op enkele rijtuigen na verlaten. Behalve de bezige kleine apen waren er nergens voet­gangers te zien.

Beleefd reikte Stein Vrouwe Dedra zijn hand bij het instijgen, voor hij om het rijtuig heen liep om aan de andere kant zelf in te stappen.

'Waarheen m'vrouw?' klonk de stem van de koetsier die met tegenzin uit zijn gedommel ontwaakte. 'Het Huis der Herstellers. En vlug!'

De koetsier liet zijn zweep knallen en ze reden weg. Het rijtuig bracht hen door het centrum van de stad en de westelijke buiten­wijken tot ze de weg bereikten die omhoogvoerde. Muriah bezat geen stadsmuren. De natuurlijke afzondering op het hooggele­gen schiereiland van Aven werd als voldoende bescherming beschouwd, zeker hier in het zuiden waar de Tanu heer en mees­ter waren. Dedra zweeg en Stein zat stijfjes naast haar zonder haar aan te kijken. Toen ze goed en wel boven de stad waren, zei de vrouw: 'Even verderop is een fontein. Is het goed dat ik even stop zodat ik me daar wat kan opknappen? Als ik de gebouwen van de herstellers zoals ik nu ben binnenga, dan zullen er zeker vragen worden gesteld.'

Stein knikte en zij gaf instructies aan de koetsier. Na een paar minuten kwamen ze tot stilstand naast een diepe, beschaduwde inham. Ergens in het kreupelhout zong een vogel doink doink. Er ontsprong een bron uit de rots van gele kalksteen in een bassin daaronder dat uit drie etages bestond. Hun rijdier dronk uit de laagste waarna Dedra de koetsier opdracht gaf het dier te laten grazen van de groene ondergrond. Ze waste haar gezicht in het middelste bekken en haalde een kleine spiegel en een gouden kam te voorschijn om haar in de war geraakte kapsel weer in orde te maken. Maar de ingewikkelde hoofdtooi was te ernstig beschadigd. Na een vergeefse poging om daar nog wat aan te doen, wierp ze die in een afvalbak.

'Laat de vuilnisman maar eens een voordeeltje hebben. Mijn kapsel moet er zo maar mee door. Laten we hopen dat Tasha te hoog met haar hoofd in de wolken zit om mijn jurk op te mer­ken.'

'Kun je voorkomen dat ze onze geesten leest?' Dedra liet een zuur klein lachje zien. 'Ah, je weet blijkbaar niets van onze lieve Tasha-Bybar, eens Anastasya Astaurova, de voornaamste weldoenster van het voortplantingsschema van de Tanu! Goed, ontspan je, mijn liefje. Ze bezit volstrekt geen metafuncties! Haar gouden halsring is een ereteken, een bewijs van de dankbaarheid van de Tanu. Tasha is een menselijke gynaecologe die als eerste de Tanu liet zien hoe onze sterilisatie ongedaan kon worden gemaakt, een goeie zestig jaar geleden. Er zijn nu een dozijn andere ingewandsnijers aan het werk, maar niet één is er zo goed als Tasha zelf. Persoonlijk behandelt ze alle vrouwen met zilver. Zo houdt ze letterlijk een vinger in de pap.'

Voor Steins mentale oog verscheen het beeld van de met bellen beklede danseres.

‘Ik heb er meer gezien,' mompelde hij, 'maar dit is andere.’

Dedra dompelde haar handen in het bovenste bekken en dronk uit haar gebogen handpalm. 'Ze is inmiddels helemaal mesjokke en ze moet al op het randje zijn geweest toen ze door de tijdpoort kwam. Kijk me alsjeblieft niet zo ouderwets mannelijk aan, lief­je! Wat mij betreft is ze een verraadster van ons ras. Ik denk er net zo over als jij. Maar wat gebeurd is, is gebeurd. De meeste vrouwen proberen er het beste van te maken.' Stein schudde zijn hoofd. 'Hoe kon ze?' 'Er zal wel een of andere verwrongen logica achter zitten . . . Wat dacht je van een gefrustreerd moederschap om mee te beginnen? Stel je voor, zo'n afschuwelijk sexy mens dat zelf geen kinderen kan krijgen. Dus waarom dan geen moeder geworden via een omweg? Al die perfect gezonde tijdreizigsters zouden prachtige Tanu-kindertjes ter wereld kunnen brengen als een of andere echt goede arts kans zag om ongedaan te maken wat die vrouwenartsen met hun kleine lasers in die herberg hadden aan­gericht. De operatie is lastig en ingewikkeld, het lijkt haast wel alsof het personeel van Madame er een voorgevoel van had dat er in het Plioceen wat mee uitgehaald zou worden! Maar de goeie Tasha is volhoudend. Ten slotte had ze het door en leerde ze haar vaardigheden ook nog eens aan een selecte groep Tanu-studenten. Zo zitten we hier dan, allemaal klaar om geploegd en inge­zaaid te worden.'

'Wanneer ze zo'n tovenares van een arts is, waarom heeft ze zichzelf dan niet door een van haar studenten laten opknap­pen?'

'Ah. Dat is het droevigste uit het hele verhaal, lieverd. Binnen in dat hypervrouwelijke lichaam waar door implantaties nog wat aan is verbeterd, klopt het hart van een onvervalste XY.' Stein keek haar ongeduldig aan. 'Waar heb je het in godsnaam over?'

Dedra klom van de fontein naar beneden en verzond een mentaal bevel dat het rijtuig terug moest brengen. 'Een XY, liefje. Tasha is een transseksueel. Oh, je zou misschien een paar echt goede en bevruchte eitjes in die namaakbaarmoeder van haar kunnen stoppen en als je haar dan volschoot met de juiste hormonen, aangenomen dat die hier te krijgen waren, dan zou er misschien wel een embryo groeien dat een paar weken in leven bleef. Maar dat is dan ook alles. Moederschap is een heel merkwaardige en ingewikkelde symbiose en daarom is het nog nooit iemand in het Galaktisch Bestel of waar dan ook gelukt om uit een man een echte moeder te maken.'

Ze stapte lichtvoetig zonder hulp in de calèche. 'Wel. Blijf je daar staan? Wil je je vrouw zien of niet?' Ook Stein stapte in en ze reden weg.

Toen de rode en witte lichten van het Huis der Herstellers al heel dichtbij waren, zei Dedra: 'Je zult heel voorzichtig moeten zijn wanneer we naar binnen gaan. Tasha zal je niet kunnen lezen, maar er zijn er genoeg die dat wel kunnen. Zware afscherming is bepaald niet mijn specialiteit hoewel ik zal doen wat ik kan. Maar als je weer begint te donderjagen en uit te breken zoals net, dan gaan we er allebei aan.'

'Ik zal me ontspannen,' beloofde hij. 'Sukey heeft me een paar dingen geleerd toen we ... op reis langs de rivier toen we privacy zochten.'

'Vertrouw me,' pleitte ze. Naar hem opkijkend in de schemering om iets van sympathie te ontdekken, vond ze in zijn gezicht niets anders dat er voor hem toe deed dan de veiligheid van zijn kost­bare liefje met dat eigenaardige gezicht. 'Het spijt me dat ik je pijn heb gedaan,' zei hij ten slotte. Maar dat was dan ook alles.

Zij staarde recht voor zich uit naar de ineengezakte gestalte van de koetsier. 'Laat maar zitten. Ik had niet moeten proberen een tornado in de weg te staan. Gelukkige kleine Sukey .. .' Het rijtuig reed voor de ingang. Nog een keer speelde Stein de onderdanige en eerbiedige grijze die Dedra, de Verheven Vrou­we mocht vergezellen. Er stonden twee bewakers in een halve granaatkleurige wapenrusting onder de zuilengang. Een knorri­ge man met een zilveren halsring ontving hen om hen naar het toververblijf van Tasha-Bybar te brengen. 'Heel ongewoon,' klaagde hij. 'Alles is in de war, Vrouwe. De Heer Hersteller zelf heeft al zijn invloed moeten ...' 'We zijn Heer Dionket zeer dankbaar, waarde Gordon. Maar dit is een zaak die van groot belang is voor Mayvar, de Eerwaarde Koningmaakster.'

'Oh ja, natuurlijk. Hierdoor en dan daardoor en dan zijn we er. Gwen-Minivel zal nog een beetje aangeslagen zijn. Vrouwe Tasha heeft het liefst dat ze daarna een tijdje rusten.' 'Dat dacht ik wel,' gromde Stein. Hij boog een beetje dubbel terwijl Dedra hem psychisch corrigeerde. 'We zullen niet lang blijven, waarde Gordon. Hoe vredig is het hier 's avonds in deze omgeving. Het lijkt erop dat wij heldervoelenden in ons Gildehuis nooit die rust weten te krijgen. Altijd is er wel iemand bezig met een dringende boodschap, of achter gegevens aan of een zoekgeraakte hond of iets nog belangrijkers. Maar ik moet zeggen dat ik deze sfeer van rust meer op prijs stel.'

'Onmisbaar in een herstelhuis,' zei Gordon. Ze waren net op een overloop gekomen onder de bovenste verdieping van het gebouw. 'De rustvertrekken liggen allemaal langs de buitenmuur. Kandi­date Gwen-Minivel is in kamer drie.'

'Doet u verder geen moeite,' zei Dedra vastbesloten. 'We vinden de weg terug wel zelf en we zullen toch maar een paar minuten blijven.'

Gordon leek die suggestie eerst met te waarderen, maar na een paar minuten durende discussie met de vérspreekster vertrok hij toch, buigend en groetend, terwijl zij achterbleven voor de kamerdeur die met het cijfer 3 was aangegeven. Langzaam deed Dedra de deur open.

Stein liep haar in het donker snel voorbij. 'Sue? Ben je hier?'

Iemand bewoog op een ligbank bij het open raam en kwam over­eind, een donkere schaduw tegen de lichten van Muriah bui­ten.

'Steinie?'

Hij knielde naast haar neer en nam haar gezicht tussen zijn bei­de handen.

'Hebben ze je pijn gedaan? Hebben ze dat?' 'Stil, lieveling. Nee.'

Voorzichtig voorzichtig mijn lieveling ah hoe wist je het? Hoe kon je me horen?

Gesmoord zei hij: 'Ik hoorde je en ik kwam.' Je brak de controle van Dedra/Mayvar O Steinliefje hoe kwam je vrij hoe is het mogelijk O mijnlief mijn wildeongetemdegekkelieverd!

Ze zullen me niet meer binden ons niet meer scheiden tot ik sterf.

'Stein,' fluisterde ze en begon te huilen.

Uit een hoek van de verduisterde kamer, het verst van de deur verwijderd, kwam een zacht geluid. Het tinkelen van een bel­letje.

'Dus je houdt er ook van om te spionneren?' Steins stem klonk heel zacht en hij kwam overeind en stond doodstil. 'Zo groot! Zo sterk!'De belletjes liepen de toonschaal door. Een lage noot luidde een sensueel ritme in. De danseres naderde, vloeibaar als een schaduw en golfde voor hem heen en weer. 'Dus je wilt haar? Wat lief.'

De danseres zong voor hem met haar lichaam, vergezeld door een plotselinge disharmonie. 'Je wilt haar nemen, haar nemen, haar nemen!' De withete woede werd andermaal in Stein geboren; een uitbars­ting van primitieve psycho-energie lancerend in de richting van de danseres en haar muziek die hem belachelijk maakte. Sukey liet een lage kreet horen en probeerde het gevaar af te wenden;

Dedra, met haar rug tegen de kamerdeur, probeerde het even­eens, hoewel de kracht van haar geest tegen de masculine vloed­golf van Stein nog minder uitrichtte dan die van Sukey. 'Doe het niet, Stein!' schreeuwde Sukey hardop. 'Stein, niet doen!'

'Je wilt haar nemen,' lachte de danseres met de bellen, buigend en voorwaarts stotend, 'maar wanneer, wanneer, wanneer?' De belletjes zongen en haar gelach vermengde zich met de draaiende lichten, die vonkten over de glinsterende stukjes metaal die over haar huid golfden. Ze bewoog zich sneller nu het gevaar haar in zoeter opwinding bracht en toen eindigden de dans en de muziek in een schokkende finale terwijl ze haar lichaam voor hem opende. Dedra kreunde en Sukey deed een laatste vergeefse poging om te voorkomen wat nu ging gebeuren.

'Neem mij,'' nodigde Tasha-Bybar hem uit. En het bronzen zwaard nam haar.

Er viel een grote stilte. Heel kalm veegde Stein het zwaardblad schoon aan de wandtapijten, deed het terug in de schede en tilde Sukey op in zijn armen. Zo stapte hij over het ding op de vloer. 'Ga uit de weg,' zei hij tegen Dedra.

'Dat kun je niet doen,' huilde de vérspreekster. Mayvar! Mayvar!

De kamerdeur ging open. Een vloed van licht stroomde naar binnen. In de deuropening stond een bijzonder grote man, geflankeerd door twee bedienden in rood-witte livrei. 'Ik heb Dionket nog gewaarschuwd dat dit een vergissing was,' zei Creyn. Zijn stem klonk vermoeid. Hij liep de kamer binnen en maakte een gebaar waardoor de talloze koudlichtlampen begon­nen te branden. Een verbeten glimlach speelde rond zijn lippen toen hij voorbij Stein en Sukey naar de gevallen danseres keek. De grofheid van zijn mentale commentaar deed Sukey gapen van verbazing terwijl Stein een verraste bulderlach liet horen. 'Je staat aan onze kant,' verbaasde de Viking zich. 'Zet Sukey neer, groot rund,' vertelde Creyn hem. 'Dank zij jou zullen we je vrouw tot aan de Grote Veldslag moeten verbergen en we zullen allerlei plannen nog sneller in beweging moeten zetten dan we aanvankelijk wilden.'

8

Nodonn zond de bliksemstraal omlaag naar het duistere water van de Golf van Aquitanië. De golfjes weerkaatsen de maan en daaronder joeg een nietsvermoedend monster op een school tonijn niet ver beneden het oppervlak.

Toen de energiestraal insloeg, begon het water te koken en wol­ken stoom kolkten omhoog. Vijftien van de grote vissen kwamen met hun buiken naar boven drijven, geëlektrocuteerd. Maar de plesiosaurus was alleen maar verbaasd. Hij brak door het woe­lende wateroppervlak, tilde zijn kop erbovenuit en loeide. 'Ah, je hebt hem!' riep Rosmar. 'En het is een grote!' 'De prooi! De prooi!'

De overige jagers en ook hun rijdieren barstten in luidruchtige vreugde uit nu ze zich niet langer verborgen hoefden te houden. Een wielvorm in regenboogkleuren verscheen in de hemel boven het besluiteloos rondzwemmende monster. Bijna vijftig prachtig bewapende mannen en vrouwen, afkomstig uit het hof van de Strijdmeester der Tanu. En aan één zijde daarvan, waakzaam als schitterende roze-gouden kometen, Nodonn zelf, vergezeld door zijn nieuwe bruid.

De Jacht liet de wapenschilden dreunen. Kristallen hoorns weer­klonken.

'De prooi! De prooi!'

'Voor Vrenol,' besloot Nodonn, zijn stem bulderend als een storm.

Een van de ruiters dook in een regen van vonken naar beneden, scheerde laag over het monster dat rondworstelde te midden van de dodelijke golven. De slangachtige nek van de plesiosaurus schoot uit en de ridder wist zijn chaliko nog maar net genoeg omhoog te krijgen om aan de rij dolktanden te ontsnappen. Maar daarna stak de ridder toe met zijn gloeiende zwaard en uit de punt ervan vloog een vuurbal van purper die het zeemonster tussen de ogen trof. Het beest schreeuwde. Een gemeenschappelijke juichkreet steeg op uit de rondwervelende Jacht.

'Pak hem, Vrenol!' riep ergens een vrouw. De jager wuifde overmoedig met zijn zwaard om te laten zien dat hij het had gehoord en dat gebaar was een vergissing. Nu de aanvaller even was afgeleid, liet de plesiosaurus een gelijktijdige klap horen door met al zijn vier spaanachtige ledematen op het water te slaan, waardoor de Tanu-ridder verslagen in de lucht kwam te hangen te midden van een regen van vies stinkend water.

'Ah, dat is pech,' zeurde een onbekende stem. Een van de gepantserde vrouwen liet een spottende drieklank horen op haar glazen, van een dierekop voorziene trompet. Nu was Vrenol gedwongen het beest in het water te achtervol­gen—het element dat door de Tanu zozeer werd gevreesd—an­ders liep hij de kans dat zijn eerste poging om te doden eindigde in een vernedering, terwijl de prooi in de diepten ontkwam. 'Ach, die stomme jonge knullen,' zei Rosmar. 'Breng het ondier weer naar boven, mijn Heer!'

Het opgewonden gezicht van de Strijdmeester keerde zich glim­lachend naar zijn bruid.

'Wanneer jij dat wilt, ader van mijn hart. Maar Vrenol verdient een onderdompeling voor die stommiteit.' Nodonns zintuigen reikten uit om de nieuwe positie van het mon­ster te ontdekken. 'Oh, je wilde ervandoor gaan?' Een blauwe straal energie spleet het water waardoor de chaliko's van de rondcirkelende Jacht steigerden en hinnikten. De plesiosaurus dook weer op en ditmaal ging Vrenol er met zijn lans op af. 'Hij heeft 'em!' riep Rosmar uit. 'Precies onder zijn kop. Laten we hem afmaken.'

De Heer en de Vrouwe van Goriah spiraalden naar beneden. De andere jagers wachtten zwevend in de lucht op het einde. De zwaargewonde plesiosaurus was nog altijd in staat zijn grote kaken langzaam open en dicht te krijgen. De kolossale romp van zeven meter lengte dobberde in de bloederige golven en glansde in het maanlicht en in de uitstraling van de doder die erboven hing.

Vrenol greep zijn zwaard met beide handen beet. Het lemmet suisde naar beneden. De Jacht schreeuwde het uit. 'Een trofee! Een trofee!'

Een van de dames daalde naar beneden, haar lans ontbloot. Met het gemak van veel ervaring doorsneed ze de nu drijvende hals en stak de gescheiden kop op haar lans omhoog. Ze bood Vrenol de trofee aan. Diens gloeiende vorm veranderde van regenboog­kleuren in bloedrood en als een brandende bol van vuur schoot hij de hemel in om triomfantelijk onder de sterren zijn overwin­ning te vieren.

'Wel, hij is nog jong,' merkte Nodonn toegeeflijk op. 'Daar moe­ten we rekening mee houden.' Maar mentaal waarschuwde hij de anderen.

Denk maar niet dat ik van de rest van jullie zulke slordigheden accepteer! Deze beesten worden schaars doordat er te veel op wordt gejaagd en ik wil ze niet verspild zien. De wonderbaarlijke jachtgezellen antwoordden: We horen u, Heer Strijdmeester.

Hardop zei Nodonn: 'Nu terug naar Armorica en het Gevlekte Moeras. Ik wil vanavond nog koppen van onze aartsvijanden de Firvulag op jullie speren zien, want ze worden te stoutmoedig. En als we kunnen, moeten we een van die grote, gepantserde reptielen zien te vinden. De arena in de hoofdstad heeft daar dringend behoefte aan.' 'Voort met de Jacht,' gilden de fonkelende ruiters. Ze vormden andermaal een vurige processie, de rode figuur van Vrenol nu voorop, en tuimelden de hemel in op weg naar het vasteland van Bretagne.

Nodoll en Rosmar volgden langzamer. Hij zei tegen haar: 'Ik ontving net een boodschap van de Vrouwe mijn Moeder. Jij en ik moeten naar Muriah gaan en het reptiel met ons meenemen. We zullen niet meer dan een klein escorte nodig hebben voor het beest.'

'Je maakt je zorgen,' zei ze.

'Het is niets dat we niet kunnen oplossen,' was zijn antwoord. Maar zijn diepste gedachten waren zwaar afgeschermd. Rosmar nam de fonkelende glazen helm van haar hoofd en hing die aan haar zadelknop. 'Dat is beter. De wind in mijn haar! Oh, wat houd ik ervan om naast jou te rijden, mijn geliefde, mijn demon. Zal ik ooit leren vliegen zonder jouw hulp?' 'Mettertijd zul je het wellicht leren. Zo moeilijk is het niet. En wij vereren je meer om je zachtmoediger krachten.' Hij glim­lachte tegen haar.

'Mijn vermogens staan jou ten dienste,' zei ze. 'Maar vertel me, wat is er in Muriah aan de hand?'

'Het heeft te maken met onze eigen verwachtingen voor de dynastie. Ik moet erheen om de andere leden van de Clan van Nontusvel te helpen. Wij Tanu hebben nu eenmaal alleen maar respect voor kracht die zich zien laat.' 'Gaat het om de Firvulag?'

'Er is een zekere Delbaeth,' zei hij, 'met wie ik zal moeten afre­kenen voor iemand anders het doet en zo ons Huis ten schande maakt. Maar het werkelijke gevaar komt van pas aangekomen mensen. Vervloekte tijdpoort! Wanneer zullen de anderen gaan begrijpen hoe gevaarlijk die is?'

Rosmar lachte. 'Vind je dat wij mensen maar buiten Balling­schap gesloten moeten worden? Denk je dan dat de Tanu kun­nen overleven zonder ons?'

Hij hield de teugels van zijn hengst in en die van haar eveneens, zodat ze voor een ogenblik samen leken te zweven in de schijn­baar bewegingloze lucht. Het geluid van de branding tegen de rotsen van de kust bereikte hen als een zwak bonzen. 'Sommige mensen horen thuis in het Veelkleurig Land, mensen als jij Rosmar, mijn groenogige, grijsogige geliefde die nooit helemaal thuis was in de wereld van de Oude Aarde. Maar niet alle leden van jouw ras die hierheen komen, zijn vrijwillig bereid de Tanu als meesters te accepteren. Er zijn er die het land van ons proberen af te nemen en als dat niet lukt, verwoesten ze het.'

'Laten we hen dan samen bevechten!' antwoordde ze, wild van opwinding. 'Jouw wereld is de enige die ik wil kennen.' Haar ziel opende zich voor haar glanzende Apollo en liet zien dat ze de waarheid had gesproken. Hun twee geesten vonden elkaar in een vurige omhelzing.

'Mijn demon-minnaar,' lachte ze.

En hij zei: 'Mijn eigen Mercy-Rosmar.'

9

Spring Elizabeth.

Ze stond op het tafelland hoog boven de Witte Zilvervlakte, neerkijkend op een cavalerie van spookachtige wolkeschaduwen die over het lege, maanverlichte zout gleden. Aan de rand van een grasveld in de vorm van een terras bevond zich een lage balustrade. Daaronder hingen een paar grotesk kromgegroeide dwergpijnbomen, over een steile helling die van honderd meter recht naar beneden viel in het niets van de Middellandse Zee. Spring Elizabeth spring naar je rust. 'Hoor je dat?' vroeg ze Breede.

Een donkere schaduw op de stenen bank bewoog. De te zware hoofdtooi met de gewatteerde rand bewoog instemmend. 'Ze houden me vanaf het paleis in de gaten,' ging Elizabeth ver­der. 'Laten we zien wat er gebeurt als ik verder naar de afgrond loop.'

Springspringspring! Wees vrij in de steek gelaten enige van je soort. Arm verlorengegane Elizaeenzamebeth. Spring naar ver­lossing. Ontsnap ongedeerd nu het nog kan. Spring .. . Met haar handpalmen op de balustrade boog ze ver voorover. De nachtwind voerde de geur aan van de verre lagune, vermengd met de oranjebloesem uit Breedes tuinen. Hierbuiten, helemaal aan de uiterste grens van het land Aven en ver verwijderd van elke toevoer van vers water waardoor algen en onverzettelijke mosselen zouden kunnen gedijen, ontbrak de jodiumachtige visgeur die bij het zeewater hoorde. Enkel de bittere alkalilucht van de Lege Zee resteerde.

Elizabeth zei: 'Ze hebben de hele namiddag op mij ingewerkt terwijl ik opgesloten zat in mijn suite. Ze probeerden iets in mij teweeg te brengen dat in hun ogen een aanvaardbare emotionele basis was voor zelfmoord. De motieven varieerden van wanhoop tot verlies van waardigheid, gemengd met een handvol ouder­wetse onzin. Maar de hele basis is vals. Hun motivaties zijn strij­dig met mijn eigen ethiek. Als ze het aangestuurd hadden op zelfopofferend altruïsme, waren ze dichter in de buurt geweest.

Niet dat dat zou hebben gewerkt in de huidige situatie.' Breedes mentale stem, uiterst formeel en ontdaan van alle over­bodige uitweidingen en aaneenschakelingen van de gewone taal van de geest, vroeg:

Hebben al de meester-meta's van jouw Bestel een gemeenschap­pelijke ethiek?

Elizabeth liet een vriendelijke bevestiging door de barrière glip­pen die ze sinds haar ontmoeting met de Scheepsgade, nu twee uur geleden, had opgericht.

'De meesten van ons koesteren een ethiek die in overeenstem­ming is met de filosofie van een zich ontwikkelende theosfeer. Ben je met dat concept vertrouwd? Of met de belangrijkste reli­gies uit de latere menselijke periode?'

Ik heb jullie mensen bestudeerd sinds de allereerste doorkomst door de tijdpoort. Sommige van de beleden filosofieën ontmoe­digden me en vervulden me met afkeer. Je moet begrijpen dat de Tanu zich beperken tot een simpel, niet-gestructureerd mono­theïsme zonder priesters of enige vorm van hiërarchie. We zijn bereid geweest volledige godsdienstvrijheid toe te staan aan die mensen wier geloof niet gewelddadig was. Maar er zijn ijveraars geweest die volhoudend de Koningsvrede bleven verstoren. Blootnekken natuurlijk en die hebben direct het martelaarschap gekregen waar ze onbewust zo naar hunkerden. Maar niemand van de mensen die ik heb bestudeerd, kon me iets wijzer maken over die zogenaamde Eenheid binnen het Galaktisch Bestel. En dat is te begrijpen, want enkel een echte meta zou daarin kunnen doordringen. Ik vraag je nederig om meer inlichtingen. 'Wat je vraagt is in feite onmogelijk, Breede. Een jonge meta begint bij ons haar training al voor de geboorte. De mentale vermogens worden al vroeg in de jeugd opgevoerd en uitgebreid. Dat is het soort werk waar ik mij aan had gewijd voor mijn onge­luk. Iemand met het potentieel van een meester-meta moet ver­wachten dertig jaar of meer nodig te hebben voor hij kan opgaan in volledige Eenheid!

Je hebt me uitgenodigd jouw intellectuele potentieel gade te slaan en ik ben het met je eens dat een psychische vereniging tussen ons tweeën niet volstrekt is uitgesloten. Maar de halsring die je draagt is een barrière en een bedreiging tegelijk. Je beschouwt jezelf als een werkzame meta. Maar geloof me, dat ben je niet. Niet echt. En zonder dat is het onmogelijk iets te begrijpen van Eenheid of iets anders dat essentieel is binnen het Bestel.'

De kalme gedachte kwam door: Toch is voorspeld dat op een dag mijn volk daaraan deel zal nemen. 'Voorspeld door wie?' Door mij.

Elizabeth liep weg van de balustrade en ging voor de Scheepsgade staan. Tijdens het begin van hun ontmoeting had Breede ont­huld dat zij tot een ras behoorde dat verschilde van de overige buitenaardsen. Ze was van minder dat de gemiddelde lengte en haar ogen waren barnsteenbruin in plaats van blauw of groen. Haar gezicht, waarvan het onderste deel nu weer zichtbaar was nu ze haar merkwaardig ademhalingsapparaat had verwijderd, had niets van de schoonheid van de regerende Tanu, maar het was toch innemend genoeg ook al was ze van middelbare leeftijd. Breede droeg een japon van rood, metalig weefsel, anders van snit dan de vloeiende, golvende lijnen waaraan de Tanu de voor­keur gaven. Hij was met rood en zwart afgezet door middel van kralen en daar overheen droeg ze een zwarte mantel met lange pofmouwen, afgezet met randen van rode vlamvormen. Haar grote hoed, ook al zwart en rood, blonk van de juwelen en was voorzien van een voile. Afgezien van het ingewikkelde ademha­lingsapparaat, deed het kostuum Elizabeth denken aan afbeel­dingen op een middeleeuws wandtapijt dat in de herberg had gehangen. Er hing een archaïsche aura rondom deze Scheepsgade, een smaak van iets dat bij de andere buitenaardsen nadruk­kelijk afwezig was. Breede was geen barbaarse vrouw, geen ora­kel, geen priesteres-moeder. Alle pogingen van Elizabeth om haar te analyseren hadden tot dusverre gefaald. 'Zeg me wat je van me wilt,' zei de menselijke vrouw, 'vertel me wie je werkelijk bent.'

De Scheepsgade tilde haar gebogen hoofd op en onthulde een zoete, geduldige glimlach. Voor de eerste maal sprak ze hard­op.

'Waarom wil je niet door de geest met me spreken, Elizabeth?' 'Dat zou onvoorzichtig van me zijn. Je bent beduidend krachti­ger dan de anderen. Dat weten we beiden.' Breede stond op van haar bank. Haar ademhaling werd weer pijnlijk en ze hief het ademhalingsmasker weer omhoog. 'Deze atmosfeer, ze is uitstekend geschikt voor de Tanu en de Firvulag, maar te ijl voor iemand van mijn soort. .. Wil je niet binnenko­men? Daar is de atmosfeer met zuurstof verrijkt. Daar kunnen we ons afzonderen in mijn kamer zonder deuren en daar zullen deze vijandige geesten je niet langer kunnen lastig vallen met hun onbeschaamdheden.'

Spring Elizabeth! Laat Breede met de Twee Gezichten je niet bedriegen en je enige kans op ontsnapping afnemen. Zij is de ergste van ons allemaal. Ga terug naar de afgrond en spring spring...

'Hun overreding wordt inderdaad vervelend,' stemde Elizabeth in. 'Maar ik kan het aan.'

'De aanval van de hele Clan betekent voor jou geen bedreiging?’

'Om hun overreding te laten werken, zouden ze sterk genoeg moeten zijn om mijn superego en mijn wilsvermogen uit te scha­kelen. Om dat te bereiken zouden ze mijn persoonlijkheid vrij­wel moeten ontmantelen en op een lager niveau weer samenstel­len. Er is daarginds nu een hele menigte die in mijn richting zit te pikken en een paar van de intelligenties daarachter bezitten een respectabele kracht. Maar geen van hen, afzonderlijk noch samen, is sterk genoeg om mij tot zelfmoord te brengen. Wie zijn ze? Kun je hen herkennen?'

'Onder hen zijn de leiders van de Clan van Nontusvel. De PK-adept is Kuhal, Tweede Heer van de psychokinetici, direct onder Heer Nodonn. Imidol is de bedwinger, een vechtkampioen, maar mentaal niet erg subtiel. De vérvoelende is Riganone, een krijgsvrouwe die zichzelf als de opvolgster ziet van Mayvar. Nogal amusant! De vierde, de Hersteller, is een ernstiger bedreiging. Zijn naam is Culluket, de Koninklijke Ondervrager. Zijn trouw ligt bij zijn moeder Nontusvel en haar Clan, eerder dan bij zijn vader, de Koning. Zijn vermogens tot diepe penetratie en wijzi­ging van bewustzijn worden alleen overtroffen door die van Dionket, de Heer Genezer. Maar Culluket dankt zijn faam niet aan zijn werk als hersteller. Het zou voor jou niet verstandig zijn om hem van dichtbij te ontmoeten voor je vertrouwd bent geraakt met de agressieve technieken die minder fijnbesnaarde Tanu bereid zijn te gebruiken.'

'Dank je voor de waarschuwing. Een geperverteerde hersteller zou in mijn autonome zenuwsysteem kunnen doordringen ter­wijl ik sliep of emotioneel opgewonden was. Ik zou een speciaal schild moeten maken, misschien een val zetten. Lang geleden hebben we dit soort problemen in ons Bestel ook gehad, voor Eenheid tot volledige wasdom was gekomen. De verdedigingstechieken daarvoor worden nog altijd aan onze jonge meta's onderwezen ... voor het geval dat.'

De overreding bereikte nu een bijna hysterisch crescendo terwijl Elisabeth naast Breede over het pad liep dat door het sinaasap­pelbosje voerde. Er ontstonden nu levendige bedreigingen die spraken van verkrachting door de Tanu, mismaking, visioenen van lijden, van uitgebuite dochters die nu nog niet geboren waren. Verzoekingen die de vrede van de dood beloofden, een hereniging met Lawrence en zelfs—ten slotte—logische argu­menten voor zelfmoord, gebaseerd op genetische waarschijnlijk­heden in deze situatie.

Elizabeth draai om! Beter voor jou voor allemensen voor alle- Tanu wanneer jij sterft! Luister niet naar Breede met de Twee Gezichten. Scheepsspingade liegt! Draai om en spring! Spring! Er lagen vruchten op de grond, want Breede werd niet bediend door rama's. De nadrukkelijke geur van citrusvruchten ver­mengde zich met die van de bloesems, want de bomen stonden in bloei en droegen tegelijkertijd vrucht. Elizabeth bukte zich en raapte een ronde vrucht op.

De mentale stemmen gierden nu op volle sterkte. Niet doen! Keer je niet af van je bevrijding! Verspeel deze kans niet! Binnen die kamerzonderdeuren kun je niet meer ontsnappen! Keer om! Spring! Keer om ... SCHEER JULLIE WEG. (Rimpelbobbelsnapknauw.) (Terugtocht.) Breedes versterkte stem zei: 'Nu weten ze dat je volledig van hun aanval op de hoogte was'.

'Daar moesten ze vroeg of laat toch achter komen. Wat mij betreft vroeg.'

'Ze zullen het weer proberen. Met meer tegelijk. Koningin Nontusvel heeft meer dan tweehonderd nog levende nakomelin­gen.'

'Laten ze het maar proberen. Deze agressieve overreding zou niet werken ook al werd de kracht ervan verduizendvoudigd. Oh, jullie met je halsringen! Met echte mentale synergie heeft dit niets te maken! Ze weten niet hoe ze de juiste kracht moeten oproepen om de mentale stoot van zoveel gezamenlijke geesten toe te brengen. Ze zijn primitief en slordig, uit fase en ongericht. Ik ben ver buiten hun bereik.' O wrede wakkere superioriteit O trotse Elizabeth. Ze besteedde geen aandacht aan het onuitgesproken verwijt. Het was een lastige dag geweest. Terwijl ze naar de kleine witte villa liepen, pelde Elizabeth de sinaasappel af en at de partjes een voor een op. Het vruchtvlees leek donker in het maanlicht en het voegde een nieuwe steen toe aan het gebouw van haar minachting: het was een bloedsinaasappel. Haar stem klonk geërgerd toen ze zei: 'Je zult met subtiliteiten bij mij weinig bereiken, Breede. Ik ben nooit goed geweest in diplomatieke spelletjes, ook thuis niet. Ik wil weten aan welke kant je staat en wat je van mij verwacht. En wat is precies die kamer zonder deuren?'

'Daar hoef je niet bang voor te zijn. Iemand als jij kan daarin niet worden gevangen. Maar het houdt de Clan naar lichaam en geest bij je vandaan zolang je erin verblijft. Ik had gehoopt dat je bij mij zou blijven. We zouden ... van elkaar kunnen leren. Er is weinig tijd meer. Nog maar twee maanden voor de Grote Veld­slag. Dan voorzie ik een beslissende gebeurtenis.' De laatste stukjes sinaasappelschil vielen uit Elizabeths hand. Ze begon langzamer te lopen toen ze over een smalle strook gazon voor het huis kwamen. De villa van Breede werd verlicht door de gebruikelijke Tanu-lampen; het stond er in bijna Griek­se eenvoud bij, omringd door cipressen. De woonplaats leek geschikt voor deze mysterieuze vrouw, er was nergens een deur of andere opening te zien.

Het deels gemaskerde gezicht van de Scheepsgade keek haar dringend aan. Het leek te zeggen: meer dan al de anderen zijn wij hier werkelijk verbannen.

'Wat gebeurt er wanneer een verbinding van geest naar geest tussen ons tweeën niet zou slagen?' vroeg Elizabeth. 'Dan zul jij doen wat je doen moet.' Breede leek er niet van onder de indruk. 'Zullen we samen naar binnen gaan?' Naast elkaar staken ze het kleine grasveldje over, kwamen onder het door pilaren gesteunde portaal en liepen door de effen mar­meren muur. De vrede binnen.

Elizabeth kon niet voorkomen dat een diepe zucht aan haar lip­pen ontsnapte. Mentale en fysieke stilte omringden haar. Het soort stilte dat eens zoveel verontrusting had veroorzaakt, thuis in het Metapsychisch Instituut op Denali toen de therapeuten tevergeefs hadden geprobeerd het contact te herstellen met haar weer geregenereerde bewustzijn. Maar nu ... hoe welkom was deze stilte! Eindelijk stopte het achtergrondgeruis van al die psyches die mompelden en piepten en zeurden en hun magere dis­harmonieën overal om zich heen verspreidden ook wanneer ze niet bewust contact zochten. In kinderlijke onbeschaamdheid of overmoed hadden ze vandaag zelfs een frontale aanval gewaagd. Niet dat ze haar konden bereiken natuurlijk, maar het gedreun van hun pogingen alleen al! In het Bestel werd die statische ruis onderdrukt door de overweldige harmonie van de Eenheid. Maar hier had ze daaraan alleen kunnen ontsnappen door zich terug te trekken in die cocon van vuur, die de laatste, gevaarlijke toevlucht was van een lijdende, op het eigen centrum gerichte ziel.

Maar dit.. .

'Vind je mijn kamer mooi?' vroeg Breede. 'Ja,' antwoordde Elizabeth, lichaam en geest bevestigend glim­lachend.

De buitenaardse vrouw liet haar ademmasker zakken. 'Hier bin­nen heerst een verhoogde zuurstofdruk waardoor euforie wordt bevorderd. Maar de mentale stilte is het meest gewaardeerde element in deze kamer. Wij kunnen wel naar buiten reiken, maar geen ander bewustzijn kan hier binnenkomen.' De buitenkant van de villa was klassiek eenvoudig geweest met allemaal recht verlopende lijnen en vlakken, maar de muren bin­nen waren gebogen en kromden zich over grote afstanden. Ze waren middernachtblauw met een steeds veranderend fragiel patroon van zwakrood en zilver, lijkend op de olieachtige weerschijn op diep water. Er waren schilderijen—of eerder projec­ties—van twee uitzichten in de ruimte, een spiralende sterren­nevel met twee zij-armen en een planeet waarvan de landmassa's waren vervormd tot hoge bergen met daar tussenin blauwe zeeën in ronde bekkens die iets weg hadden van inslagkraters. De meubilering was eenvoudig en zeer onopvallend doordat zij was vervaardigd van hetzelfde donkere materiaal waaruit ook de wanden waren opgetrokken. Ze zag een paar kasten en enkele rekken waarop gekleurde glazen cilinders met magnetische imprints stonden. Dat waren de gebruikelijke audiovisuele mid­delen van de Tanu. Voorts stonden er enkele ligbanken en simpe­le vierkanten die het formaat hadden van voetsteunen. Ongeveer op ooghoogte bevond zich tegen een muur een klein beeldhouw­werk, de abstracte weergave van een vrouwelijke gestalte. Drie blauwe lampen waren eromheen geplaatst. In het midden van het vertrek (of wat het midden zou zijn geweest wanneer de muren door hun gekromde verloop niet de indruk hadden gewekt dat er geen midden bestond) stond het meest opvallende voor­werp: een lage, ovale tafel die melkwit glansde, geflankeerd door twee beklede bankjes. Op de tafel stond een glazen model waar­van Elizabeth aannam dat het een of ander ingewikkeld oerorganisme weergaf, waarschijnlijk een eencellig zeedier. 'Het beeld van mijn Schip,' legde Breede uit. 'Laten we gaan zitten en dan zal ik beginnen door het verhaal van onze reis met jou te delen.'

'Heel goed.' Al haar afweerschermen op hun plaats, zat Eliza­beth rechtop, haar handen gevouwen. Ze keek niet naar de Scheepsgade of naar de kamer maar naar de kleine, diamanten ring aan haar eigen rechterhand.

Aeonen geleden in ons eigen sterrenstelsel (vertelde Breede) leefde er een intelligent ras op één enkele kleine planeet die rond­om een gele zon wentelde. Toen dit ras de fase van geschreven geschiedenis bereikte, kende het maar één fysieke verschijning en maar één mentaal patroon. Met het verstrijken van de eeu­wen ontwikkelde het een vergevorderde technologie en de moge­lijkheden tot gravo-magnetisch transport waardoor ze met voer­tuigen konden reizen met snelheden die die van het licht bena­derden. Geschikte planeten binnen een redelijke afstand werden gekoloniseerd waardoor een federatie ontstond. Later brak er een interstellaire oorlog uit waardoor gedurende lange tijd de verspreide kolonies waren afgesneden van contact met de moe­derplaneet. En niet alleen door de immense afstanden, maar ook door een vergaand verval van de culturele ontwikkeling. Slechts op één dochterwereld—mijn eigen planeet Lene—bleef be­perkt de mogelijkheid tot ruimtereizen aanwezig. Daarvoor werden primitieve kernreactiemotoren gebruikt die korte tochten binnen het eigen zonnestelsel mogelijk maakten. Op de moederplaneet, die Duat heette, had de grote oorlog droe­vige veranderingen teweeggebracht. Schade aan bodem en atmosfeer veroorzaakten klimaatswijzigingen. De hoge bergen werden wildernissen vol sneeuw: de weelderige, eerst subtropi­sche valleien gingen voorgoed schuil onder voortdurende bewol­king en mist. Duizend generaties later had de bevolking twee lichaamsvormen ontwikkeld, beide verschillend van de soort die zoveel jaren eerder de dochterwerelden had bevolkt. Het hooglandras, de Firvulag, bracht het grootste deel van het jaar in streng winterse omstandigheden door. Ze waren meestal klein van stuk, maar fysiek heel taai. Hun cultuur was eenvou­dig: onder harde omstandigheden vind je doorgaans een behou­dende technologie en een simpel sociaal patroon. Door de lange periode van isolatie in hun sneeuwgrotten ontwikkelden ze vaar­digheden die niet in de eerste plaats een praktisch materieel doel dienden, maar mentaal gericht waren en moesten voorkomen dat hun gedwongen afzondering tot geestelijke stoornissen leid­de. Zij ontwikkelden de vermogens om illusies te scheppen van visuele aard en pseudomateriële manifestaties die binnen het Bestel onder de term 'scheppend vermogen' zouden vallen. Vér­spreken en vérzien behoorden ook tot hun latere eigenschappen, waardoor ze over grote afstand met hun soortgenoten konden communiceren zonder de dodelijke stormen te hoeven trotseren. De Firvulag werden daardoor binnen beperkte grenzen echte meta's en hun 'beschaving' floreerde.

Ondertussen was in de laaglanden van dat zelfde Duat een twee­de ras ontstaan, groot, slank en bleek van huid, met voor licht gevoelige ogen die goed bruikbaar waren in een warm maar altijd bewolkt klimaat. Deze voorouderlijke Tanu strompelden langzaam terug naar een hoge technische ontwikkeling. Ze ont­wikkelden nooit, zoals de Firvulag, werkzame meta-vermogens; in plaats daarvan ontwierpen ze een kunstmatige mentale ver­sterker die jij nu kent als de halsring en die hun sluimerende meta-vermogens op een gebrekkige manier werkzaam maakte. Het schonk hun een ruw maar bevredigend surrogaat van de psychische eenheid, de 'familie-in-de-geest'-relatie die je inmid­dels hier hebt kunnen observeren in dit Veelkleurig Land .. . Tussen die twee nu afzonderlijke rassen op Duat bestond altijd agressie. De Tanu en Firvulag waren elkaars antagonisten hoe­wel ze elkaar nooit meer dan oppervlakkige schade toebrachten omdat van weerszijden de angst bestond diep in vijandelijk gebied door te dringen. Deze bijna rituele schermutselingen wer­den de basis voor een eenvoudige godsdienst die bijna zestig generaties de overhand had, totdat Duat opnieuw werd ontdekt en bezocht door onderzoekers uit de inmiddels herboren Inter­stellaire Federatie.

Ja, het waren de dochterwerelden die de sterren opnieuw ver­overden. Terwijl de oude thuiswereld haar eigen merkwaardige ontwikkeling volgde, vonden wij opnieuw de gravo-magnetische aandrijving uit. Maar er was meer! We slaagden erin een prach­tige symbiose te vormen met die reusachtige intelligente orga­nismen die we langzamerhand Schepen gingen noemen. Zij waren in staat sneller dan het licht te reizen door bewustzijns­machten toe te passen en te organiseren die jij ypsilonvelden zou noemen. Wanneer de Schepen voldoende waren gemotiveerd, konden ze meer dan duizend van de onzen met zich meevoeren in een speciaal in hen geïmplanteerde capsule waardoor de verst verwijderde delen van ons sterrenstelsel in minuten, hooguit uren bereikbaar werden. Maar zoals je inmiddels al zult hebben geraden, de Schepen konden enkel door liefde gemotiveerd wor­den. Daarom had ieder Schip een Gade, een vrouw van mijn ras.

De dimorfe bevolking van Duat werd andermaal welkom gehe­ten binnen de federatie. Hun gouden halsringen bleken verenig­baar met de geesten van de meeste, maar niet alle rassen die zich op de vroegere kolonieplaneten hadden ontwikkeld. Er ontstond toch een elite van halsringdragers die aan de macht kwam en al na vier generaties ontstond een soort Gouden Eeuw, zowel cultu­reel als in technisch-economisch opzicht. Maar aan elke Gouden Eeuw komt een eind, ook aan deze. De afstammelingen van de oorspronkelijke Tanu en Firvulag ont­popten zich tot ijveraars die hun oude vijandschappen naar de sterren exporteerden waardoor een nieuwe reeks verwoestende oorlogen ontstond. Na zeer veel lijden werd de vrede hersteld, maar onze federatie besloot dat de overblijvende volbloed Firvu­lag en Tanu hun oude strijdreligie moesten afzweren en zich onder elkaar vermengen zodat de basis aan hun oude haat zou worden ontnomen. De meesten gaven aan die eis toe, maar er bleef een koppige fractie over die weigerde en het recht opeiste naar een ander sterrenstelsel te mogen emigreren. Die eis werd verworpen en in plaats daarvan werd van hen onvoorwaardelijke overgave geëist. Ze vluchtten, niet meer dan een duizendtal Fir­vulag en Tanu te zamen, naar een ver verwijderde planeet aan het einde van een der spiraalarmen waar ze zich erop voorbereid­den onder elkaar tot de dood erop volgde te strijden. Een soort laatste gebaar van apocalyptische verwerping. Er was maar één persoon die sympathiek stond tegenover hun oorspronkelijk pleidooi voor ballingschap. Deze vrouw was geze­gend—of geplaagd— met meer dan de hoeveelheid meevoe­lendheid die voor een Scheepsgade gebruikelijk was. Haar ver­mogen tot vooruitzien had daar iets mee te maken. Ze voorzag dat deze kleine groep van ontevredenen, die zo onbruikbaar was binnen het eigen stelsel, een zuiverend effect zou kunnen hebben binnen een veel jonger sterrenstelsel, dat mentaal veel minder was ontwikkeld en waar de langere levensduur en de mentale kracht van de bannelingen uiteindelijk een gunstige invloed zou­den hebben op de zich langzaam vormende lokale Geest. Het was geen helder visioen dat zij waarnam. Maar het was voldoen­de om die persoon ertoe te brengen haar diensten en die van haar Schip aan te bieden om de bannelingen weg te brengen. Dus kwamen we.

En toen kwamen de menselijke tijdreizigers. En vervolgens kwam jij.

'Op dit punt,' gaf Breede toe, 'laat mijn helderziendheid mij in de steek. De aankomst van mensen uit de verre toekomst van de Aarde baarde me veel zorgen, want het verstoorde het machts­evenwicht tussen Tanu en Firvulag, dat inmiddels zo lang had bestaan. De gevolgen ervan kan ik nog steeds niet volledig over­zien. Misschien dat het onderzoek dat jouw vriend Bryan nu gaat uitvoeren, mij de laatste gegevens verschaft die ik voor een uiteindelijk oordeel nodig heb. Hoewel Thagdal noch iemand anders erg diep heeft nagedacht over wat er zou moeten gebeuren wanneer dat onderzoek zou uitwijzen dat verder samenleven met mensen hier niet wenselijk is. 'De mensheid,' antwoordde Elizabeth, 'neemt te midden van de samenwerkende rassen binnen het Galaktisch Bestel een soort­gelijke dubieuze plaats in.'

'De komst van de mensen heeft meerdere voordelige veranderin­gen veroorzaakt, niet alleen van technisch-economische aard of op het gebied der voortplanting. Facties onder de Tanu en de Firvulag, vooral onder de gemengdbloedigen, beginnen moe te worden van de traditionele bloedige wedijver en zijn op zoek naar een beschaafder levensfilosofie. Daarom kan het zijn dat de menselijke vermenging met de Tanu toch iets is dat we moeten verwelkomen. Maar jij.. .!'

'Geen enkel antropologisch onderzoek zal de invloed van mijn komst kunnen vastleggen.'

'Misschien is het wenselijk dat jouw kostbare erfgoed op dit punt zijn bijdrage levert aan onze raciale ontwikkeling. De Thagdal gelooft dat en meerderen delen zijn standpunt: Eadone, Meesteresse der Wetenschappen, Aluteyn, Heer der Scheppers, Sebi-Gomnol en tal van anderen. Maar jij en je genen met hun werk­zame meta-vermogens zouden evengoed een dodelijke factor kunnen zijn. Zo denkt de Clan van Nontusvel erover. Hoe moe­ten we handelen? Ik geef toe dat ik dat niet weet.'

Langzaam draaide Elizabeth de diamanten ring om haar vin­ger.

'Sommige anderen die mensen probeerden te manipuleren, ken­nen dat gevoel.'

10

Doordat de Tanu-hoofdstad op het langgerekte schiereiland nogal geïsoleerd lag van het vasteland, waren de inwoners ervan in hun mogelijkheden tot de Jacht beperkt. Lang voordat de mensen naar het Veelkleurig Land kwamen, waren alle Firvulag uit dit gebied al verdreven. De burgers die toch naar bloed hun­kerden moesten daarom naar het vasteland van Iberia reizen, of anders onder elkaar toernooien organiseren die plaatsvonden in de geweldige openluchtarena op de Vlakte van de Wedijver, een groot, groen terrein ten noordwesten van de stad waarop wedstrijdbanen voor grotere en kleinere prijzen waren aangelegd. Afgezien van de driemaal in de week gehouden wedstrijden was er nog een veel groter evenement dat steeds in het midden van elke maand viel, behalve in de periode van de Grote Veldslag en de daaraan voorafgaande Wapenstilstand. Naar die maande­lijkse gebeurtenis kwamen traditiegetrouw veel toeschouwers en mededingers uit alle delen van zuidelijk Europa. Op het Septembertoernooi werden Aiken Drum en zijn krijgs­man Stein Oleson uitgenodigd om hun nieuw verworven vecht-technieken te demonstreren. Wanneer ze die proef doorstonden, zou het hun worden toegestaan deel te nemen aan de Jacht en achtervolging op Delbaeth, hoewel die gebeurtenis in het nieuw ontworpen schema nu allereerst door de koning zelf zou worden volbracht. Na veel en nerveus diplomatiek gemanoeuvreer van de koningin en haar Clan, was besloten dat niet alleen Aiken Drum maar ook Nodonn, Heer van Goriah, aan de strijd met dit telkens weer ontsnappende monster zou deelnemen. Alle edele sportfanaten die er tijd voor vrij konden maken, zouden de expe­ditie zeker tot in Spanje vergezellen om dat mee te maken. De eerste weddenschappen over de vraag of Aiken Drum de Vorm van Vuur kon verslaan, werden genoteerd op 300 te­gen 1.

Een onaangenaam zwiepende regen trok over Aven op de avond van het Septembertoernooi. Een team van bedrevenen in PK, aangevoerd door Nodonns tweelingbroers, Fian Hemelbreker en Kuhal Aardschudder, mobiliseerden hun krachten om de stort­buien bij het stadion vandaan te houden. Iedereen verwachtte dat de Strijdmeester zelf op tijd in de hoofdstad zou aankomen om persoonlijk getuige te zijn van de proef die kandidaat Aiken Drum en zijn metgezel de Viking zou worden afgenomen. Vanuit de koninklijke loge sloeg koningin Nontusvel het inciden­tele natuurlijke weerlichten gade boven het transparante afweerscherm dat door de psychokinetici was opgetrokken, ter­wijl ze ondertussen wachtte op de parade van de deelnemers. 'Wat een ongewoon weer voor de tijd van het jaar. Ik hoop dat Nodonn en die lieve Rosmar geen vertraging hebben.' Ze wendde zich tot Eadone, Meesteresse der Wetenschappen, die naast haar zat in strenge zilverkleuren. 'Gomnol koestert een theorie dat onze Vliegende Jacht van invloed is op de ozonlagen in de atmosfeer waardoor het klimaat zou kunnen veranderen.' 'Onzin,' zei Eadone, die zich veilig voelde in haar positie als hoofd van haar Gilde en oudste dochter van de koning. 'Het is niets meer dan een voorbijtrekkende storm. Wellicht het restant van een tropische cycloon boven het zuiden van de Atlantische Oceaan die kans heeft gezien de Straat van Gibraltar te berei­ken.'

'Laten we dat hopen, Doorluchtige Dochter,' bulderde de stem van Thagdal. 'Als deze regen zou blijven, dan hebben we ellen­dig weer wanneer we Delbaeth gaan bestrijden. En het zou zelfs kunnen dat de Vorm van Vuur geriefelijk thuis blijft in zijn grot met pijp en pantoffels. Al het groen op de plantages zou dan te nat zijn. En het zou ons heel wat tijd kosten om hem op te sporen wanneer hij ondergronds blijft.'

'Daar is Bryan!' riep de koningin uit. Ze sprak nu standaard-Engels uit beleefdheid tegenover de halsringloze antropoloog, een voorbeeld dat door velen onder de Tanu-edelen werd gevolgd. 'En daar is Greggie. En de Meester der Vaardigheden ook! Allemaal doorweekt, arme donders. Aluteyn, lieveling! Was je PK niet afdoende?'

'Ik ben een schepper, Ontzagwekkende Vrouwe, geen paraplu­koopman,' bromde de oude man. 'Wat is er trouwens verkeerd aan een beetje regen? Wij Tanu zouden wat minder verwend moeten zijn en die oude angst voor water van ons afschudden. Wie is er ooit in een regenbui verdronken?' Bryan boog voor het koninklijk paar. 'Het was allemaal niet zo erg. Het begon pas toen we van onze rijtuigen naar de ingang van de arena moesten rennen. Er waren zoveel gasten tegelijk dat de rama's met hun regenschermen onderling in de war raakten.' Iemand begon te giechelen, het geluid klonk alsof er een kuiken werd gesmoord. Een man met een gouden halsring die een jac­quet droeg in de kleuren van het Scheppersgilde, stommelde doornat in de richting van de koning en de koningin, onderweg alle anderen in de koninklijke loge besproeiend terwijl hij groe­tend zijn arm hief. Zijn aapachtige gezicht straalde van kinder­lijke onschuld. Hij leek rond de zestig te zijn. 'Aluteyn spon een illusie van droog zijn!' zei hij luidkeels. Ondertussen maakte hij een soort buiging die er bijna voor zorg­de dat hij over de balustrade de loge binnenviel. 'Maar kan een illusie het ooit winnen van de werkelijkheid? Vooral wanneer een scherm vol water aan de bovenkant omslaat en ...' 'Oh, schei uit, Greggie,' zei Aluteyn vermoeid. 'Het is een zware dag geweest,' legde hij het koninklijke paar uit. 'En heb je goed gezorgd voor Bryan? Heb je hem al de wonder­baarlijke geheimen van jouw Gilde laten zien?' De warmhartig­heid van de goede koningin deed al de drie nieuw aangekomenen goed en droogde hun natte voeten.

'Het was een heel indrukwekkende rondleiding,' zei Bryan. 'De ateliers en werkplaatsen om kunstenaars en geleerden op te lei­den, deden me denken aan sommige universiteiten uit mijn eigen tijd. En natuurlijk heeft Heer Greg-Donnet me rondgeleid door de laboratoria van zijn eigen Genetische Departement.' 'En was dat niet wonderbaarlijk?' De vroegere Gregory Prentice Brown maakte een klein sprongetje en klapte in zijn handen. 'Ik kan niet uitleggen wat een genoegen het is om te babbelen met een collega die me iets meer kon vertellen over de allerlaatste ontwikkelingen van de wetenschap in het Bestel! Stelt u zich voor, Uwe Majesteiten, dat het percentage werkzame meta's onder de nieuwgeborenen in het Galaktisch Bestel het laatste jaar is gestegen van twee naar vier? Ik zal mijn studie van het cijfermateriaal helemaal moeten herzien. Ik heb mijn oorspron­kelijke prognose gebaseerd op de veronderstelling dat er onder de bevolking sprake was van een zeker evenwicht... Maar Grenfell beweert van niet! De gevolgen daarvan zijn niet te over­zien!'

'Daar heb je vast gelijk in, lieve Greggie', zei de koningin. 'Maar ga toch zitten en maak het je gemakkelijk. Kijk, daar komen de clowns.'

'Oh, hemeltje!' riep Heer Greg-Donnet. 'Ik hoop dat die clown er weer is die uit elkaar springt.' Hij liet zich op een zitplaats neer­vallen en haalde een schotel met pinklange bananen naar zich toe die hij met schil en al begon op te eten. 'Is het waar wat Greggie zegt?' vroeg Eadone aan Bryan. 'Ik denk van wel, Vrouwe.'

Ze fronste. 'Maar voor een herberekening zouden we de compu­ter nodig hebben.'

'Maar die hebben we,' zei Bryan. 'Ogmol en ik zijn al bezig geweest onze gegevens op te slaan.'

'Dat jong heeft het ding in orde gemaakt,' zei Aluteyn enigszins stijfjes.

'Tana's teennagels!' riep de koning verrukt uit. 'Misschien heb ik Aiken toch verkeerd beoordeeld.'

De koningin sloeg de grappenmakende clowns met een starre glimlach gade.

'Aiken Drum heeft zich al met veel dingen beziggehouden,' zei de Meester der Vaardigheden op een toon geladen met ironie. 'Het lukte hem zelfs de mensen in mijn glasblazerij te laten zien hoe de koeloven kon worden hersteld. Hij en Gomnol zijn nu bezig een manier te bedenken om de mentale testmachine te verbeteren. Die is nooit helemaal betrouwbaar geweest, zoals iedereen weet. En verder is hij bezig geweest onder de lagere edelen driedimensionaal schaak te introduceren en het vlieger­gevecht. Die nieuwe bronnen van amusement hebben Muriah in twee weken veroverd.'

'Hmm,' mopperde de koning. Hij zag er ineens niet meer zo verrukt uit.

'Oh, daar zijn de dieren!' piepte Greggie. 'Kijk toch es naar die reuzenaap. Zou die gaan vechten? Zou die echt?' 'Niet tot het uiterste, liefje,' zei de koningin. 'We moeten hem bewaren voor de Grote Veldslag. Maar er zijn olifanten en kolos­sale beerhonden uit de Catalaanse Wildernis. En kijk daar, in die kar. Nog een nieuw monster! Ziet die er niet verschrikkelijk uit? Het lijkt wel een kruising tussen een sabeltandtijger en een grote hyena.'

'Hyainailouros,' zei Eadone. 'Meegenomen door de Afrikaanse expeditie. De laatste, vertraagde, zending kwam gisteren aan.' Op dat moment weerklonk een fanfare van koperwerk en trom­mels, onderbroken door donderslagen. De deelnemers van die avond paradeerden langs: eerst de mindere grijsringen te voet, die allerlei soorten gladiatorenwapens droegen; daarna de hogergeplaatsten en de dragers van zilver en vervolgens de men­sen en Tanu met gouden halsringen, gekleed in hun schitterende wapenrustingen van glas. Ook chaliko's waarop ze reden, waren rijkelijk uitgedost en versierd; de rugkleden van veel rijdieren waren geel of rood of blauw.

Het applaus van de menigte zwol aan tot een bijna pijnlijk niveau. Door de ingang van de arena kwamen twee ruiters die zij aan zij rede. De een was een reusachtig mens, rijdend op een koperrode chaliko. Zijn pantser was kristallijn groen en bezet met punten en randen van glinsterend topaas. Het vizier van de gehoornde helm was omhooggeklapt en Stein grijnslachte naar de schreeuwende fans en sloeg met de vlakke kant van zijn vitredur bijl op zijn schild. Naast de Viking reed een klein figuurtje dat geheel in goud gekleed leek op een grote, zwarte hengst. Terwijl de dames bloemen begonnen te werpen, hield hij zijn rijdier scherp in en stond even later recht overeind in zijn zadel en toonde een lans waaraan een lange purperen banier was bevestigd met een gouden symbool erop. 'Een merkwaardig wapenschild,' mompelde Bryan, 'is dat wer­kelijk de digitus impudicus?'

'De Eerwaarde Mayvar,' zei de koningin op neutrale toon, 'heeft haar kandidaat toegestaan zijn eigen wapenembleem te kiezen. Is mijn veronderstelling juist dat de afbeelding van het handge­baar een tamelijk liederlijke uitdaging inhoudt?' 'Uwe Majesteit heeft volstrekt gelijk,' antwoordde Bryan, zijn gezicht correct in de plooi.

De parade had nu een grote cirkel gevormd binnen de arena. De Maarschalk van de Spelen en de Heer der Zwaarden kwamen als laatsten binnen, omstuwd door hun bedienden en een schare van scheidsrechters. Toen deze functionarissen de grote trap hadden bereikt die naar de koninklijke loge leidde, maakten ze daar hun buiging en gingen de deelnemers en de toeschouwers voor in een luidkeels saluut.

Thagdals geest en stem bulderden: 'Laat de Spelen beginnen!' De toeschouwers gingen zitten terwijl de vechters met hun die­ren zich terugtrokken naar de zijkanten. Eerst was het inleiden­de circusvermaak aan de beurt om de menigte op te warmen. 'Hoe gaat het met het onderzoek, mijn waarde doctor?' vroeg de koning aan Bryan.

'Ik heb inmiddels een aanzienlijke hoeveelheid materiaal verza­meld. Heer Ogmol zal dat ongetwijfeld hebben bericht.' De koning knikte. 'Oggie moet vanavond vechten, maar ik heb gehoord dat hij helemaal door de stad is gesleept en zelfs daar­buiten.'

'Het was belangrijk om de landbouw bij het onderzoek te betrek­ken, te meer daar het uw politiek is geweest om het werk op de plantages geheel aan mensen over te laten. Ik was verrast om zoveel halsringloze werkers tegen te komen in zelfstandige posi­ties. En de meesten van hen lijken arbeidzaam en gelukkig.' 'Was je verbaasd om dat te ontdekken, Bryan?' vroeg de konin­gin. Ze pakte een servet, doopte dat in een beker witte wijn en veegde daarmee de bananepulp van het gezicht van Heer Greg-Donnet. De Meester der Genetica glimlachte adorerend naar haar.

'De duidelijke assimilatie is van betekenis. Ik begrijp dat er ver­houdingsgewijs maar weinig opstandigen zijn, tenminste in dit gebied. Zal ik de gelegenheid krijgen om de gegevens van hier te vergelijken met soortgelijke onderzoeken in bijvoorbeeld Goriah en Finiah?'

'Jammer genoeg hebben we daar niet genoeg tijd voor,' ant­woordde de koning. 'Wij wensen je analyse voltooid te zien voor de Grote Veldslag begint. Je zult het dus moeten doen met het materiaal dat je hier verzameld hebt, zelfs al valt dat materiaal overwegend positief uit.'

'Hier in Muriah is de crème de la crème verzameld,' zei Greggie, die er nu heel tevreden uitzag. 'Hier loopt vrijwel niemand weg. Zelfs de vrouwen niet. Ik bedoel, waar zouden ze heen moe­ten?'

'Kersic, in de eerste plaats,' zei Eadone. Ze klapte in haar han­den voor een demonstratie lassowerpen op antiloopachtige die­ren, uitgevoerd door cowboys in oranje goudbrokaat. 'Kersic is een eiland ten oosten van hier,' legde ze Bryan uit. 'In jullie toekomstige wereld is het in twee delen uiteengevallen: Corsica en Sardinië.

'En daar leven de buiten de wet gestelden?' 'Een paar,' zei de koning, met zijn handen een gebaar makend dat moest aangeven hoe onbeduidend die aantallen waren. 'Een paar bendes walgelijke bandieten die voornamelijk elkaar bestrijden. Eens in de paar jaar organiseren we een Jacht om de zaak uit te dunnen. Veel sport is daaraan niet te beleven.' 'Kijk! Kijk! De schoffelaars met hun slagtanden!' De Meester der Genetica en het overgrote deel van de menigte kwam schreeuwend en juichend overeind. Drijvers met lange prikkelzwepen dreven vier kolossale slurfdragers met reusachtige slag­tanden de arena binnen. De grootste was vanaf de schouders bijna vier meter hoog. Tanu-ridders te voet, enkel gewapend met lansen van vitredur, voerden met de dieren een exotische corrida uit. Eén ongelukkige strijder verknoeide zijn aandeel en werd vertrapt. De regenboogkleurige gloed van zijn pantser doofde direct alsof er een schakelaar was overgehaald. 'Zijn nek gebroken!' giechelde Greg-Donnet. 'Wel, die kan mooi in de zak van Dionket.'

'Die wordt weer genezen, mijn beste jongen, wees maar niet bang,' zei de koningin tegen de volkomen onthutste Bryan. 'We zijn van een taai soort. Maar die arme kerel zal tijdens de Grote Veldslag niet mee kunnen doen en hij heeft zonet heel wat presti­ge verloren door zo onhandig te zijn.'

De deïnotheria en de overblijvende ridders trokken zich terug om het applaus in ontvangst te nemen. 'Geen van die beesten wordt gedood?' vroeg Bryan. 'Vanavond wordt er maar tweemaal gestreden tot de dood erop volgt,' antwoordde de koningin. 'Aha. Dat is afgelopen. En nu...'

Een ingewikkelde fanfare van koperwerk schetterde. De Maar­schalk van de Spelen kwam op de eerste treden voor de konink­lijke loge en sprak een aankondiging uit die Aluteyn voor Bryan vertaalde.

'Uwe Ontzagwekkende Majesteiten, weest zo goed het eerbe­toon te aanvaarden van de Nieuweling-te-Wapen, Stein Oleson, trouw dienaar van de kandidaat Aiken Drum.' Stein dreef zijn chaliko tot voor de treden, liet zijn glazen lange bijl zakken en groette door zijn grijze halsring aan te raken. De juichkreten waren luid maar aarzelend. Toen stond de koning op en maakte een handgebaar. De menigte werd stil. Stein keerde zijn rijdier om de voor hem gekozen tegenstander in het oog te krijgen. Drijvers aan de overzijde van de arena open­den een grote deur van de kooi op wielen waarbinnen de hyainailouros gevangen zat.

Het ondier leek over het pokdalige en bevlekte zand te glijden. Het had de beweeglijke nek en verhoudingsgewijs kleine kop van een ijsbeer, maar het lichaam was zeker tweemaal zo groot als dat van de nog lang niet geboren beerachtige. Hoewel het beest wellicht een ton of meer woog, bewoog het zich met grote snel­heid, waarbij het de grote ronde oren plat in de nek legde en rechtstreeks op Stein afging in een soort glijdende galop. De bek van het beest hing wijd open en liet hoektanden zien die groter waren dan Steins gehandschoende vuisten. 'Ohhh!' kreet Heer Greg-Donnet.

Gehoorzamend aan de ongeschreven etikette van de arena zette Stein zijn rijdier aan tot een galop, week op het laatste moment uit en gaf in het voorbijgaan het dier met de vlakke kant van zijn bijl een slag op de romp. Het wervelde om zijn as, gaf een soort sissend gehuil en haalde eerst met de ene en toen met de andere geklauwde voorpoot uit. Stein keerde terug voor het vertoon van nog enkele trucs, hij viel en trok zich weer terug en sloeg onder­hand het dier plagend op de flanken, de rug, de nek en zelfs bijna liefkozend op de platte kop. De hyainailouros draaide woedend rond, proberend de chaliko de buik open te rijten of de berijder tussen zijn klauwen te krijgen. De toeschouwers begroetten iede­re manoeuvre met luide bijval. Toen ten slotte het ondier achter­uit deinsde van frustratie en verwarring, gingen de eerste ver­spreide stemmen op. 'Afmaken! Afmaken!'

Stein gaf zijn rijdier de sporen en galoppeerde in een nauwe cirkel rondom het zwaaiende dier dat nu op zijn achterpoten stond. Het blaatte in een reeks korte, hoge schreeuwen die klon­ken als demonisch gelach. Thagdal stond op en gebaarde. 'Afmaken!' huilde de menigte nu in koor. Toen viel er een stilte waarin enkel het geplof hoorbaar was van de klauwpoten van de chaliko terwijl Stein wegreed van de hyai­nailouros, en de hijgende, raspende ademhaling van de uitgeput­te prooi die wachtte tot zijn vijand terugkeerde. Stein steeg af. Aan het einde van zijn bijl was een stevig koord vastgemaakt en Stein begon nu daaraan het wapen boven zijn gehoornde en gehelmde hoofd in het rond te zwiepen terwijl hij tegelijk op zijn prooi afliep. Ieder facet van zijn pantser glinsterde en het snel wentelende bijlblad was nog maar nauwelijks zichtbaar. Toen maakte hij een sprong, zo berekend dat het traject ervan samen­viel met de zwaaiende beweging van het getande ondier en sneed de kop af.

Onder de toeschouwers ontstond een mentaal en vocaal tumult, een oorverdovend geschreeuw, geklap en gestamp. Thagdal opende een deurtje voor in de loge en liep de trap af die naar de arena leidde. Beneden wierpen bedienden het hek open dat de loge beschermde, waardoor Stein zijn soeverein kon naderen. De Viking nam zijn helm af en stommelde voorwaarts. Toen vervielen de toeschouwers in stomme verbazing. Van de andere kant van het stadion kwam een zwarte hengst aangedonderd die een kleine ruiter droeg, geheel gepantserd in goud en glas. Net toen Stein voor de koning stond, hield Aiken zijn rijdier in en kwam glijdend op een meter afstand tot stilstand achter zijn 'dienaar'.

'En hij deed het helemaal alleen,' zei de grappenmaker. 'Geen enkele hulp van deze machtige Mij.'

De Maarschalk van de Spelen moest vliegensvlug zijn PK gebruiken om te voorkomen dat de in de war geraakte koning ook nog eens bedekt werd onder een wolk opvliegend stof. Daar­na stapte hij haastig naar voren en kondigde aan: 'Stilte voor de accolade door Zijne Ontzagwekkende Majes­teit!'

'Ja,' zei Stein en keek een beetje kwaad naar Aiken. 'Jouw beurt komt nog.'

Thagdal haalde een groot medaillon aan een ketting te voor­schijn waarop het heraldische mannengezicht was aangebracht. Hij hief het boven zijn hoofd. En terwijl de toeschouwers 'Slonshal!' schreeuwden, hing hij het om de nek van Stein. 'Aanvaard deze accolade en wees voor altijd onze trouwe krijgs­man.'

Het volk juichte en koningin Nontusvel liet een geborduurd zak­doekje naar beneden brengen dat door een prachtige, met robij­nen bezette duimring was gehaald. (Het kon Stein niet schelen dat het een beetje bevlekt was door bananen.) De dames van de Tanu gaven uiting aan hun wellust en de heren lieten heel voorzichtig iets van vijandschap zien. Een paardejongen bracht Stein zijn rijdier. Toen Stein wegreed, werd hij gevolgd door Aiken Drum die een uiterst versterkt telepathisch signaal uitzond. 'Dit is mijn kerel!'

Toen Thagdal naar zijn loge terugkeerde, heerste daar een dui­delijke atmosfeer van gekwetste prikkelbaarheid.

'Kom, kom, Thaggie,' suste de koningin.

'Vond je het niet geweldig?' piepte Greggie.

Een enorme donderslag weerklonk. 'Dat zijn exact mijn gevoelens,' gromde de Hoge Koning van het Veelkleurig Land.

'Jullie zullen me allemaal moeten excuseren. Het is tijd voor een koninklijke lekkage.'

'Hij geeft niet echt om de mensen, weetje.' Het vrolijke kinder­gezicht van Heer Greg-Donnet werd even verlicht door tijdelijke helderheid. 'En jij al evenmin, mijn koningin, of wie dan ook van de Clan. De koning verdraagt de mensheid als een noodzakelijk kwaad. Maar liever hadden jullie gezien dat de tijdpoort nooit was geopend.'

'Schaam je, Greggie,' zei Nontusvel, 'een paar van mijn beste vrienden zijn mensen. Je moet zo niet praten, ondeugende jon­gen! Wat moet Bryan wel denken? Hier, neem een lekker hard­gekookt eitje.'

De Meester der Genetica nam het aangereikte zilveren blad aan en staarde er intens naar, blijkbaar ineens verward. 'Eieren? Eieren? Maar dat, mijn geliefde Vrouwe, is de kern van onze twistappel! Een kwart miljoen ervan, weggestopt in menselijke eierstokken. Wat vooruitziend, wat verspillend en hoe genereus van Moeder Natuur om iedere menselijke vrouw met zo'n over­weldigende voorraad eieren op te stoppen!' Hij gluurde zijdelings naar Bryan, pakte vervolgens een ei en doopte dat in een potje Grey Poupon-mosterd voor hij er pein­zend een hap van nam. 'Wist je, meneer Grenfell, dat hier in het Plioceen de naam van Moeder Natuur Tana is? Tenzij je de Firvulag-geloofsbelijdenis bent toegedaan. Dan heet ze Té.' 'Niet met je mond vol praten, lieve Greggie,' zei de koningin. Tranen begonnen langs de wangen van de gek te lopen. 'Als we haar toch maar konden klonen!' Bryan was er zich uitstekend van bewust dat de Meester der Genetica niet langer refereerde aan Moeder Natuur. 'Je zult niet willen geloven, Grenfell, hoe primitief deze uitrusting in werkelijkheid is vergeleken bij mijn ouwe lab thuis.'

'Kijk naar de wedstrijden, Greggie,' maande Nontusvel. 'Zie je? Daar komt Ogmol.'

Vrouwe Eadone, Meesteresse der Wetenschappen, gaf Bryan een waarderende blik. 'Wat voor eerste conclusies heb jij kunnen trekken na een paar weken voorlopig onderzoek? Wij Tanu zijn zelf, even afgezien van de genetische complicaties, een beetje bang dat we al te afhankelijk worden van menselijke hulp en menselijke techniek. Zoals je zelf hebt kunnen zien, voelt nie­mand van onze jonge mensen er meer voor om carrière te maken in de landbouw. En dat zelfde verschijnsel begint zich voor te doen bij andere praktische vakgebieden, architectuur, werktuig­bouw, produktie.'

'Allemaal activiteiten die onder mijn jurisdictie vallen,' kwam Aluteyn ertussen, duidelijk ongelukkig. 'Het Huis van de Schep­pers loopt over van de aanstaande musici, dansers, beeldhouwers en leerling-ontwerpers. Maar weet je hoeveel inschrijvingen ik dit jaar kreeg voor de techniek van bioluminiscentie? Vijf! Nog een paar honderd jaar en we zullen de hele stad moeten verlich­ten met olijfolie of in talg gedrenkte pitten.' 'Er zijn misschien best gronden voor een dergelijke bezorgd­heid,' zei Bryan behoedzaam.

De Meester der Vaardigheden zei verontwaardigd: 'Er wordt nu al over gepraat om wetenschappen en kunsten maar helemaal te scheiden! Een heel nieuw Gilde voor techniek, met natuurlijk mensen aan de top!'

'Dat is allicht weer zo'n idee van Gomnol,' merkte Eadone op, tamelijk berustend.

'Ik ben vanaf de oudste dagen in het harnas geweest,' zei Alu­teyn. 'Ik behoorde tot de Eerstkomers die de federatie verwier­pen en contact zochten met Breede. Er zijn er van ons niet veel meer over onder de Tanu. De Thagdal, Dionket, Mayvar, Vrou­we Eadone, de Heer der Zwaarden, en die arme oude Leyr die zich mopperend in de Pyreneeën heeft teruggetrokken. Daar! Daar heb je het nou! Zelfs ik geef die bergen de naam die de mensen eraan hebben gegeven. Amper zestig jaar sinds die tijdpoort werd geopend en duizend jaar cultuur van Duat is bijna door de goot gespoeld. Zelfs de beste vechters zijn tegenwoordig van gemengd bloed! Onze wereld gaat in een ommezien naar de bliksem.'

'Beheers je, Creatieve Broeder,' zei de koningin. Greg-Donnet grijnsde en liet zijn tanden zien. 'Niemand kan de vooruitgang tegenhouden.' 'Oh nee?' vroeg Nontusvel.

Een bediende schoof de gordijnen open die aan de achterzijde toegang gaven tot de koninklijke loge en kondigde aan: 'De Ver­heven Heer Nodonn, Strijdmeester en zijn gezelschap, Vrouwe Rosmar.'

Een grote gestalte in een pantser van roze en goud stond op de drempel, Bryan bijna verblindend met zijn weerschijn. 'Mijn zoon!' riep de verrukte koningin uit. 'Moeder!'

'Ik ben zo blij dat je op tijd bent voor de test!'

Over het gezicht van de Apollo speelde een ironische glimlach.

'Ik zou het voor niets ter wereld willen missen. Ik heb een klein geschenk meegebracht voor die lieveling van Mayvar.'

De koningin was van haar zitplaats overeind gekomen om haar zoon te kussen. Daarna pakte ze de hand van een menselijke vrouw die gekleed was in een oogverblindend kostuum en een haartooi met een oplichtende gloed en stelde haar voor aan de volkomen verraste antropoloog.

'En hier is dan jouw verrassing, Bryan. Precies zoals we hadden beloofd! Mijn lieve Nodonn zal de arena in willen om van dicht­bij de beproeving van Aiken Drum gade te slaan, dus jullie tweeën moeten bij elkaar gaan zitten en de kennismaking hernieu­wen. Je herinnert je Bryan Grenfell toch wel, of niet, lieve Rosmar?'

'Hoe zou ik hem ooit kunnen vergeten,' zei Mercy. Teder kwam ze naar voren en kuste de antropoloog op de mond. Daarna wierp ze een speelse blik op haar schitterende Heer. 'Wees niet jaloers, mijn demon-minnaar. Bryan en ik zijn oude, zeer oude vrien­den.'

'Geniet van elkaar,' zei de Strijdmeester. Hij opende het deurtje en daalde de trappen af naar de arena. De menigte in het stadion en de donderbui daarboven wedijverden met elkaar in een stormvlaag van enthousiaste begroetingen.

Aiken sloeg van de overzijde van het stadion de gebeurtenis gade en vroeg de Heer der Zwaarden: 'Wie is die kwaadaardige aarts­engel?'

'Dat zul je snel genoeg merken! Ik heb begrepen dat hij iets speciaals uit de moerassen van Laar heeft meegenomen voor jouw test.' Tagan verliet de zijlijn om de Tanu-kampioen te begroeten. Al het vermaak in de arena was tot stilstand gekomen in het tumult dat Nodonns binnenkomst vergezelde. Stein, die zijn wapenuitrusting had afgelegd en op de gerooster­de poot van een grote vogel zat te kluiven, riep vanuit de gang die naar de kleedkamers leidde: 'Hé, jong. Bezoek voor je. Je ouwe vriendje van na Christus.'

Raimo Hakkinen gleed steels naar binnen, zijn bleke ogen dwaalden rond. Geen van de Tanu-krijgers of van de mensen schonk hem enige aandacht, maar toch sprak hij op ongeruste fluistertoon. 'Een minuutje van uw tijd, Heer Aiken. Dat is alles.’

De grappenmaker was volkomen verbluft. 'Heer? Wat is dat voor gezeik, man! Ik ben het, grote Hakker, je kleine kleuter­vriendje.'

Aiken zond een snel signaal uit tot achter die bloeddoorlopen Mongoolse ogen en vond daar niets anders dan chaos. Er was nauwelijks nog een zinnige, coherente gedachte te vinden in dat moeras van uitputting en angst dat nu de geest van Raimo vorm­de. Op de een of andere manier had de zilveren halsring al de persoonlijke duivels in de vroegere houthakker wakker gemaakt. Zijn ervaringen gedurende de afgelopen twee weken, gecombi­neerd met dat ontwaken van negatieve hersenladingen, had zijn hersens op de rand van de ondergang gebracht. 'Die vrouwen, Aik! Die verdomde kerels-verslindende hoerewijven van een Tanu! Ze hebben me uitgeknepen als een citroen!' Stein sloeg zichzelf op een grote dij en liet een wreed gebulder van het lachen horen.

Raimo liet zijn hoofd hangen. Hij zag eruit alsof hij tien kilo was kwijtgeraakt. Het eens zo arrogante Finse gezicht was verkreu­keld en vlekkerig, het blonde haar slierde vanonder een jolige kap naar beneden en het eens zo krachtige lichaam leek geschrompeld in een kostuum dat een parodie was van iets uit de Italiaanse Renaissance, compleet met grote pofmouwen, een hoogsluitende broek en een flap in zijn kruis. Raimo besteedde geen aandacht aan de hoon van de Viking, maar vouwde zijn handen en viel op de knieën voor de onruststoker. 'Om Gods liefde, Aik—help me! Jij kunt het. Ik heb gehoord hoe deze stinkende rotstad uit je hand eet.'

Genezen en herstellen was niet Aikens sterkste punt, maar hij deed zijn best en probeerde te doen wat hij kon voor de gerafelde psyche van Raimo. Enkelen van de Tanu-deelnemers aan de toernooien begonnen nieuwsgierig te staren en dus trok hij Rai­mo mee naar buiten. Stein liep hen achterna, kauwend op zijn poot.

'Ze hebben me van de een naar de ander doorgespeeld,' zei Rai­mo. 'Al die wijven die zelf geen kinderen hebben. En dat is een hele volière vol. Ze proberen ieder nieuweling met een zilveren ring uit en ook sommige grijzen als ze die aantrekkelijk genoeg vinden. Maar als het zo uitkomt dat je ze niet goed genoeg kunt opgeilen, dan zijn ze ineens zo lief niet meer. Dan komen ze aan hun gerief door . . .Jezus, Aik! Heb je enig idee wat ze kunnen uithalen met iedere kerel die zo'n ding om zijn nek draagt?' Aiken zag het. Hij bewoog zich snel door al te vertakkingen van dit vernederde, door heksen bereden brein, sloot pijncircuits af en zette een tijdelijke, verzachtende structuur overeind die een beetje zou helpen. Wanneer het opnieuw erg werd, zou Raimo zich daarachter kunnen terugtrekken om gek worden te voorko­men. Terwijl het zenuwachtig trekkende gezicht van de vroegere houthakker langzaam wat ontspande, pleitte hij: 'Laat ze me niet te pakken krijgen, Aik. We zijn vrienden geweest. Laat die Tanu-hoeren me niet kapot naaien.'

Een plotselinge uitbarsting van gelach en gespreksflarden werd hoorbaar aan het einde van de lange gang. Zes grote verschijnin­gen van bovenaardse schoonheid, een en al veelkleurige zijde en flonkerende juwelen en golvend blond haar en boordevol opge­wonden hormonen, kwamen glijdend en onder veel uitroepen begerig op de drie mannen af.

'We hebben je gevoeld en we wisten dat je je hier had ver­stopt!'

'Ondeugende, lekkere Raimo! Zomaar weglopen!' 'Nu zullen we je toch weer moeten straffen, of niet?' 'Zusters! Zien jullie wie dat is, die grote? Dat is Stein! Laten we hem ook nemen!'

Een haastig geschuifel in een wolk van parfum. Toen de botsing van verzamelde mentale overredingskracht tegen een massief bewustzijnsschild van goud, gevolgd door mentaal gegiechel en losbandig gekwetter dat zelfs Aiken en de Viking op scherp zette hoewel zij achter de psychische barrière van Aiken verscholen zaten. Er klonk nog eenmaal een kreun. 'Laat ze niet hun gang gaan.' Toen was Raimo met de Tanu-vrouwen verdwenen. 'Heilige shit,' fluisterde Stein.

Aiken schudde zijn potsenmakerskop. 'In onze oude wereld zou­den we hebben gezegd, wat een zalige manier om de pijp uit te gaan. Maar je zou het niet geloven als ik je vertelde wat ik bin­nen in de schedel van de arme sodemieter heb gezien. Dat is erger dan de dood! En hij zal het gewoon niet kunnen volhouden met die geile meiden.' Stein zei: 'Jammer dat jij geen les geeft'. 'Aiken Drum!' Vocaal en mentaal kwam het commando van de Heer der Zwaarden. 'Je wordt verzocht om je krachten te demonstreren ten aanschouwe van de koning, al zijn edelen en heel de bevolking van Muriah.'

'Oh, oh. Ik moet op.' Voor één keer was al zijn snaaksheid ver­dwenen terwijl hij Stein aankeek. 'Als ze me daar binnen te pak­ken krijgen, zal Mayvar je naar de plek brengen waar Sukey zich verborgen houdt.'

'Geef ze ervan langs, kerel,' zei de Viking hem.

'Weest zo goed, Ontzagwekkende Majesteiten, om het eerbe­toon te aanvaarden van de mens Aiken Drum, drager van een gouden halsring, een kandidaat gesteund door de Eerbiedwaar­dige Mayvar de Koningmaakster, presidente van het Gilde der Heldervoelenden.'

Aiken reed op zijn zwarte chaliko voorwaarts om zijn respect te betuigen. Het applaus was bijna even enthousiast als dat wat Nodonn de Strijdmeester ten deel was gevallen. Nodonn zelf stond aan de voet van de trap, samen met Tagan en de Maarschalk der Spelen. Hij had zijn hoofd ontbloot en droeg een welwillende uitdrukking op zijn gezicht. Toen de toejuichin­gen geheel waren verstorven, zei hij: 'Aiken Drum, jouw Eer­biedwaardige Patrones heeft ons geïnformeerd over je indruk­wekkende psychische kwaliteiten. Maar dat zijn niet de vaardig­heden die vanavond maatgevend zijn wanneer we je kandidatuur beoordelen. Nu zullen we de fundamentele kwaliteiten onder­zoeken die nodig zijn voor iemand die deel wil uitmaken van onze strijdcompagnieën: moed, doortastendheid, intelligentie! De­monstreer deze eigenschappen terwijl je de tegenstander tege­moet treedt die ik vanavond voor je heb uitgezocht. Zijn naam, overeenkomstig de legenden in Goriah, is Phobosuchus. De meeste van zijn soort zijn al zo'n vijftig miljoen jaar uitgestor­ven. Maar enkele hebben als levende fossielen die ondergang overleefd ten zuiden van de stad die de mijne is, in een groot gebied waar de rivier de Laar doorheen loopt en waar de langgenekte zeemonsters komen om te broeden en zich te koesteren. Door de kracht van mijn geest heb ik één van deze monsters onderworpen en hierheen gebracht om jouw bekwaamheden te beproeven. Maar ik eis van je, Aiken Drum, dat je je onze regels van deze sport herinnert! Het gebruik van mentale kracht is in deze strijd niet toegestaan! Alleen lichaamskracht telt, dapper­heid en gewone scherpzinnigheid! Overtreed onze regels en dan zal de gezamenlijke woede van dit edele gezelschap je volstrekt vernietigen.'

Een sonoor geluid ging door de menigte. Emoties van allerlei aard golfden rondom die kleine figuur in het goud, sommige vijandig, sommige spottend of angstig maar anderen . . . Ik mag verdomd zijn, dacht Aiken, maar ik geloof dat de meesten willen dat ik win!

Toen Nodonn klaar was met zijn raadgevingen, gaf de koning het sein dat de strijd kon beginnen. Met één hand tilde Aiken de lans met de vaantjes omhoog en groette ermee, eerst naar de koninklijke loge, vervolgens naar het overige publiek. Met de andere hand gaf hij zijn chaliko de sporen en draaide rond om het centrum van de arena in het gezicht te krijgen. Voor de Strijdmeester maakte hij met de hand nog eens het gebaar dat ook op zijn blazoen stond afgebeeld.

Er ging een luid gejuich op. Een zwaar gebarricadeerde deur naast de gewone dierenverblijven zwaaide open en onthulde een duistere, grotachtige ruimte. Nodonn riep luidkeels en liet tege­lijkertijd zijn mentale en vocale commando horen. 'Phobosuchus, kom te voorschijn!'

Een draak snelde de arena binnen en stopte midden in het veld om zijn kaken open te sperren en een gesis te laten horen dat klonk als de eruptie van een geyser.

De toeschouwers reageerden met kreten van ontzag en een don­derend applaus voor deze nieuwigheid, want iets dergelijks was nog nooit eerder in de arena van Muriah te zien geweest. Phobo­suchus was een monsterachtige krokodil. Enkel de schedel had al een lengte van twee meter en de tanden in de blauwgrijze bek hadden ieder de afmeting van een flinke banaan. Op zijn gemak hurkte Phobosuchus op zijn achterpoten in het zand terwijl hij met een sardonische, katachtige glinstering in zijn ogen de nade­ring gadesloeg van Aikens zwarte chaliko. Zijn lichaam mat zeker vijftien meter en langs de ruggegraat was het geheel bedekt met beenachtige, gepantserde uitsteeksels. Door een gril van de Strijdmeester was de natuurlijke kleur van het monster, een bandpatroon van bleekgroen en zwart, aangevuld met een schildering in zijn eigen heraldieke kleuren, roze-rood en goud. Opgewonden door het geschreeuw van de menigte, de heldere lampen en de pijnlijke mentale prikkels die Nodonn hem zoeven had toegediend, ging Phobosuchus op zoek naar een prooi die hij kon verslinden. Hij sloeg met zijn gezaagtande staart en liet daarbij een stinkende muskuswalm uit zijn klieren loskomen. Daarna tilde hij zijn grote lichaam van de grond en begon in een stevige galop naar zijn meest voor de hand liggende prooi te rennen.

De quasi Schotse pioniersplaneet Dalradia waar Aiken Drum was grootgebracht, kende helemaal geen krokodillen en de eco­logische ingenieurs hadden deze soort ook geen waardevolle aan­winst gevonden voor het lokale milieu. Zodoende had Aiken geen flauw idee wat voor soort creatuur op hem kwam aangedonderd. Daarom besliste hij dat het een draak moest zijn. Een draak die rennen kon als een racepaard en die bovendien door en door nijdig was. De etikette van de strijd schreef voor dat hij dit monster met koudbloedigheid tegemoet moest gaan. Daarom velde hij zijn lans en stompte zijn gespoorde hakken tegen de brede schoften van zijn rijdier ...

.. .en vergat helemaal om die met zijn geest vast te houden. De zwarte chaliko gaf een luide schreeuw van angst en wierp hem af. Vervolgens rende het dier voor zijn leven naar het andere einde van de arena terwijl de jonge man in zijn goudglazen wapenrusting overeind krabbelde, zijn lans van de grond raapte en er eveneens vandoor ging met Phobosuchus op zijn gemak in de achtervolging.

Na enkele ogenblikken van stomme ontzetting, barstten de toe­schouwers los in een donderbui van hilariteit en de hemel daar­boven vulde dat aan met een kanonnade van donderslagen waar­door de krokodil zich op zijn beurt geïnspireerd voelde tot een rommelende binnensmondse reactie. Ondertussen joeg hij Aiken Drum van de ene kant van de arena naar de andere terwijl de clowns, de scheidsrechters, de dierendrijvers, de mestschoffelaars, de Tanu-edelen in hun met juwelen bezette pantsers en andere eerbiedwaardige autoriteiten, over elkaar heen struikel­den en sprongen of levitatie toepasten tot in de voorste rijen om uit de buurt van het voorbijsnellende monster te raken. Toen hij de trappen voor de koninklijke loge naderde, waar

Nodonn, Tagan en een paar andere toeschouwers van hoge rang als uit steen gesneden schaakstukken toekeken, veranderde Aiken plotseling van koers. Met een scherpe boog week hij af naar het midden van de arena met Phobosuchus, die wat achter adem raakte, twee of drie meter achter zich. Zijn lans als pols­stok gebruikend, die daardoor met het achtereind diep in het zand verzonk, vloog Aiken hand over hand als een gouden raket omhoog en kwam op vijftien meter afstand aan de andere kant van Phobosuchus weer op de grond. Het ondier aarzelde en schrok toen van de wapperende vaantjes en de nog natrillende lans in de aarde van de arena.

Phobosuchus stopte, zijn buik tegen de grond, zwaaiend met zijn gapende bek in de richting van het gouden kereltje dat om zijn flanken danste. Aiken vloog naar het achtereinde van de grote krokodil voor die zijn massa opnieuw kon omkeren en ontdekte eindelijk de blinde vlek van het schepsel. Omhoog fladderend als een herfstblad, rende hij over de knobbelige en bepantserde rug, in balans blijvend als een koorddanser terwijl het reptiel zich wrong en wentelde in een poging erachter te komen wat die hoogst merkwaardige prooi nu van plan was. Plotseling bevroor de krokodil. De menigte hield als één man de adem in. Aiken liet zichzelf voorover vallen op de kleurrijk beschilderde rug en klemde zich uit alle macht vast aan een paar uitstekende schubben van de bepantsering. Phobosuchus ont­plofte in een aanval van steigeren en bokken en draaien, woe­dend en vastbesloten zich van de menselijke plaaggeest te bevrij­den die zich aan zijn rug had vastgeklemd. Zijn kaken klapten open en dicht alsof er bomen werden versplinterd; hij kronkelde en sprong rond met de lenigheid van een klein hagedisje en pro­beerde Aiken van zijn rug te halen door zijn messcherp geklauw­de achterpoten te gebruiken. Ondertussen deed de staart van het reptiel wolken stof en zand omhoogwervelen waar zowel de draak als Aiken soms tijdelijk geheel achter verborgen gingen. Maar toen het beest ten slotte pauzeerde om even bij te komen, lag Aiken Drum nog steeds in positie, op zijn eigen gepantserde buik tussen twee rijen schubben in, net achter de voorpoten. Phobosuchus liet zich weer op zijn buik zakken en siste van uit­putting. Terwijl de bek, bijna zo lang als Aikens lichaam, weer dichtging, sprong de grappenmaker plotseling overeind, rende omhoog langs de nek, tussen de ogen en naar beneden over de hele lengte van die schedel om er bij de snuit af te springen. Het monster leek vol gefascineerde verbazing toe te kijken, terwijl Aiken naar zijn lans rende, die uit het zand wrong en langs dezelfde waanzinnige route terug rende tot op de schouders van het reptiel, terwijl de purperen vaantjes van zijn lans boven zijn stoffig geworden gouden helm wapperden.

'Maak hem dood! Maak hem dood!' trompetterde de menigte. Phobosuchus klapte vertwijfeld zijn bek open en voor Aiken ver­rees de geweldige schedel als een omhooggehaalde brug uit een nachtmerrie. Zijn lans in gereedheid, keek de kleine man in de ondersteboven gekeerde ogen van de draak. Zijn mentale vermo­gen vertelde hem waar de hersens lagen achter die structuur van de benige schedel en onder die dik beklede huid, de twee wandbeenopeningen achter de oogkassen.

Aiken koos voor de rechter, liet zijn lans er diep in verdwijnen en sprong direct van de rug van het monster naar een veilige afstand. Opnieuw brak Phobosuchus los in een orgie van geweld en geschok en dat duurde enige tijd, want draken sterven niet al te gemakkelijk. Maar ten slotte lag het grote lijf krimpend in het stof en Aiken trok de lans met de vernielde vlaggetjes uit de bloedende hersenen. Daarna wandelde hij uiterst langzaam naar de koninklijke loge.

Daar stond koning Thagdal hem op te wachten, geflankeerd door de glimlachende koningin en Nodonn de Strijdmeester bla­kend van glorie. En er stond ook een grote, gebogen figuur in een pruimkleurig gewaad, die zijn stoffige wapenrusting met een gebaar van haar hand schoonveegde en hem een nieuw vaandel en violette pluimen overhandigde en een mantel in purperzwart met lovertjes als een nachthemel voor de huldiging door de koning.

Driemaal moest de Maarschalk tot stilte manen: 'Stilte voor de accolade van Zijne Ontzagwekkende Majesteit.' Pas toen zweeg de menigte.

De Heer der Zwaarden kwam naast de koning staan en hield die een schede voor waaruit Thagdal een zwaard van amethist trok. Met het blad in de ene hand en het gouden gevest in de andere, hield de koning het wapen horizontaal voor het gezicht van Aiken Drum.

'Wij bieden je hierbij deze accolade aan en maken je voor eeuwig tot een trouw ridder. Welke naam kies je om na je inwijding te dragen in de edele strijdcompagnieën van de Tanu?' De mentale stem van Mayvar penetreerde fluisterend de are­na.

Hij mag zijn eigen naam niet kiezen. Ik zal dat voor hem doen op de juiste tijd. Maar die is nog niet gekomen. De koninklijke mond verstrakte en de blonde uiteinden van zijn baard trilden. 'Ik leg mij neer bij het besluit van mijn Eerbied­waardige Zuster, jouw Vrouwe en Patrones. Je zult je eigen naam behouden totdat de tijd die zij... voorziet, gekomen is. Aanvaard dan nu dit zwaard, Heer Aiken Drum en draag het in mijn dienst tegen Delbaeth!'

Grinnikend en lachend accepteerde Aiken het wapen van vitredur. De Heer der Zwaarden bevestigde de schede aan zijn schou­derriem en de toeschouwers schreeuwden: 'Slonshal!' Boven in de koninklijke loge hing Heer Greg-Donnet over de balustrade en morste eigeel naar beneden. 'Goed gedaan! Goed gedaan, jongen!'

Hij keerde zich naar Heer Aluteyn die de ceremonie met uiterste terughoudendheid had gadegeslagen. 'Nu weten we dat zijn moed even groot is als zijn metafuncties. Misschien zat Mayvar er dan toch niet zover naast als we dachten, hè, Aluteyn?' 'Klets niet uit je nek, Greggie. De Vorm van Vuur is er nog. En tegen hem heeft dat jong geen enkele kans.' Greg-Donnet schaterde. 'Dacht je van niet? Er is driehonderd tegen één op hem gewed, dat is waar. Maar dat was voor hij met deze draak afrekende. Kan ik je nu interesseren in een persoon­lijke weddenschap tussen ons tweeën?'

Beneden in de arena omhelsde Mayvar haar beschermeling. De koning en de strijdmeester bestegen de trappen weer. Ze zagen er beiden onverklaarbaar grimmig uit.

'Een weddenschap?' vroeg Aluteyn, eerst verbaasd, vervolgens nadenkend. 'Oh nee, Greggie. Ik denk van niet. Liever niet.' 'Daar was ik al bang voor,' zuchtte de gek. Hij stak zijn hand uit naar nog een eitje.

11

De trimaran zeilde westelijk van het uitstekende deel van Aven, scherend over de ondiepe zoute lagune onder een wind die was opgeroepen door de meta-psychische kracht van Mercy, nadat Bryan geprotesteerd had dat het een veel te kalme dag was om te kunnen zeilen.

Om beurten zaten ze aan het roer en de tijd vloog voorbij. Zij zong dat zo ongewoon vertrouwd klinkende Lied van de Tanu, terwijl het rood witte zeil voor hen opbolde en het verre vasteland en de met sneeuw bedekte oostelijke toppen van de Cordillera voor hen verborgen hield.

Vrremd, dacht hij, terwijl hij genoot van haar nabijheid en hun snelheid en de warmte van de zon. Vreemd om te bedenken dat dit de aarde was. De Drakenhoogte van Aven die eens de heuvels van Mallorca zouden worden, hadden nu lagere hellingen bedekt met wildbossen en vlakten waar hipparions en antilopen en mastodonten graasden op de koninklijke jachtterreinen. Deze taankleurige hoogten, nu af en toe half verborgen in nevels aan stuurboord, zouden binnen zes miljoen jaar in eilanden verande­ren, Ibiza en Formentera. (Maar nooit zou hij meer op een jacht door de azuren golven voor Punta Roya varen, want de wateren van het Plioceen waren bleek als melk en zo zagen ook haar ogen eruit, die de weerschijn van die zee droegen.) Zo vreemd. De massa van het Schiereiland der Balearen rees omhoog door de gestage afzettingen van zout en gips en andere sedimenten die hier terecht waren gekomen gedurende de talrijke overstromin­gen en terugtrekkingen van het Mediterrane Bekken. Riviertjes die ten zuiden van Aven stroomden hadden de minerale afzettin­gen uitgesneden in kloven en pieken, torens en pilaren, pastelkleurig gestreept en fonkelend in hun sprookjesachtige schoon­heid . . . dat zou allemaal verdwenen zijn zonder een spoor ach­ter te laten in de tijd van het Galaktisch Bestel, wanneer onvoor­stelbare hoeveelheden water de bedding van de zee twee kilome­ter dieper naar beneden zou hebben gewerkt, afgronden schep­pend waar nu de Pliocene ondiepten glinsterden in het kielzog van de trimaran. Heel vreemd.

Na een lange tijd varen sloten de laagvlakten hen in en ontvouw­den zich tot verblindende gipsduinen vol schemerende weerspie­gelingen van verweerde pinakels en uitgelopen stollingsgesteen­te. Er waren heuvels en kliffen. De boot zeilde een toverachtige fjord binnen waar het wit plaats had gemaakt voor purper en grijsblauw, waar afgesleten hellingen van oude as en vulkani­sche slakken en sintels dun werden opgevuld met jonge conife­ren. De fjord was diep, met water dat nu uit westelijke richting werd aangevoerd. Maar Mercy's getemde wind liet hen niet in de steek en voerde hen dwars tegen de golven en de stroom in tot ze ten slotte op een grote oppervlakte open zoutmoeras kwamen, een groene en van leven vervulde steppe die zich eindeloos naar het nevelige westen leek uit te strekken. 'Dit is het Grote Brakke Moeras,' vertelde ze hem. 'Een Spaanse rivier brengt er zoet water naar toe vanaf de hoge bergen die wij de Siërra Nevada noemen.'

Het verminderde zoutgehalte van het gebied zorgde voor een omgeving die heel wat minder vijandig tegenover het leven was dan de kusten van het Mediterrane Bekken. Gras en zegge en mangroves gedijden in de ondiepten en er waren talrijke kleine eilanden ontstaan vol struiken en kleine bomen en overal woeke­rende ranken. Meeuwen en duiven zeilden door de lucht. Roze met zwarte flamingo's pikten schelpdieren in de poelen en vlo­gen met toeterende kreten weg wanneer de trimaran dichtbij kwam.

'Hier zullen we stoppen,' zei Mercy. Haar psychokinetische wind stierf uit tot het lichtst denkbare briesje. Ze haalden het driehoekige zeil binnen en koersten naar een prachtige aanleg­plaats waar een grote verhevenheid van kalksteen werd gekroond door laurier en tamarisken die schaduw boden. 'De Zuidelijke Lagune eindigt waar deze fjord begint,' zei ze. 'Dit moeras strekt zich van hier naar het westen zo'n honderdvijftig kilometer uit en daarachter zijn enkel verdroogde meren en zand te vinden, woestijnen vol kalk tot aan de landengte van Gibraltar. Het bevindt zich allemaal beneden het zeeniveau op de vulkaan Alboran na en een paar andere, kleinere kegels. Daar leeft niets anders dan hagedissen en insekten.' Ze rolde de lijnen keurig op en liet het aan hem over de kleinere zeilen in te halen. Zelf ging ze de kleine cabine binnen en haalde de mand met de lunch die hij had klaargemaakt: een fles echte Krug '03, gekocht op de zwarte markt van Muriah, een stuk van de kaas uit de streek, die iets van cheddar weg had, een saus van ganzelevers, zoete boter, een stokbrood en sinaasappels. Het was te laat in het seizoen geweest voor zwarte kersen. 'Als je ginds in de toekomst maar op me had willen wachten,' zei Bryan, 'dan hadden we dit nu bij Ajaccio in de buurt gegeten. Ik had het allemaal al uitgedacht. De tocht zelf, eten onder de maan van Corsica ...'

'Het verplichte spel van de liefde, liefste Bryan?' Haar wilde ogen waren nu opaalkleurig geworden.

'Ik wilde met je trouwen, Mercy. Ik hield van je vanaf de eerste dag dat ik je zag. Ik houd nog steeds van je. Daarom moest ik je achternakomen, zelfs over deze afstand.' Ze stak een van haar handen naar hem uit en raakte zijn wang aan. Het briesje speelde even door de dikke waterval van kastan­jekleurig haar dat van achteren met een klein lint was samenge­bonden. Ze droeg niets van de buitensporige kleding van de Tanu, maar slechts een simpel pakje van groen en wit, gemaakt om in te zonnebaden en naar de mode van haar eigen tijd. Alleen de ring om haar hals in de V-vormige uitsnijding herinnerde hem aan de afstand die Mercy van Rosmar scheidde. Wat deed het ertoe? Wat deden al die veranderingen ertoe, al de intriges van de buitenaardsen of de cynische wijze waarop haar buitenaardse minnaar haar voor deze dag aan hem had toever­trouwd terwijl hij vertrok voor zijn dwaze expeditie. Mercy was hier en werkelijk. Al het andere was een fantasie die vergeten mocht worden ... of tenminste tijdelijk. Ook al verandert de aarde, ook al verandert de hemel, ik zal haar blijven liefhebben .. .

'Hebben ze je gelukkig gemaakt?' wilde hij weten.

Ze sneed het brood met een glazen mes en deelde de kaas in plakjes.

'Kun je dat niet zien, Bryan?'

'Je bent anders. Levendiger. In onze wereld heb ik je nooit horen zingen.' 'Hoe wist jij dat?'

Hij glimlachte alleen maar.

'Ik ben blij dat je hier zingt, Mercy.'

'Ik heb nooit thuisgehoord in de wereld waar wij geboren wer­den. Lach niet! Er zijn onder ons meer wisselkinderen dan jij denkt. Geboren op de verkeerde plaats of tijd. Atavismen. Geen enkele vorm van therapie, van chemisch geknoei met mijn brein, van grondig herstelwerk heeft me ooit geholpen om me goed of tevreden te voelen. Geen enkele man ... vergeef me als dit je pijn doet... geen man heeft me ooit meer gegeven dan een tijde­lijke vertroosting. Ik heb nooit een mens gekend van wie ik wer­kelijk kon houden.'

Hij schonk de champagne in. De woorden die ze sprak beteken­den niets en dus deden ze ook geen pijn. Ze was hier, bij hem. Niets anders deed ertoe.

'Het waren mijn latente vermogens, Bryan. Dat besef ik nu. De mensen hier hebben me geholpen om dat te begrijpen. Al die sterke metapsychische spanningen in mij die nooit een uitweg vonden. Die me naar beneden trokken, begrijp je dat? De werk­zame meta's van het Bestel hebben hun prachtige Eenheid, maar van dat alles was er niets voor mij op de Oude Aarde. Ik hoorde nergens bij, ik vond nergens rust, nergens vrede ... Ik vond iets van troost in drugs, een klein beetje meer in muziek, in mijn werk met de middeleeuwse schouwspelen in Ierland en Frankrijk. Maar het hielp niet echt. Ik voelde me een buiten­staander, een mislukkelinge. Een klein beetje niet levensvatbaar schuim op die beroemde kweekvijver van menselijke genen.' 'Mercy!' Ik zou altijd en overal van je hebben gehouden. Op elke manier.

'Maar genoeg daarover!' Ze lachte luchtig en nam het glas schuimende wijn van hem over. 'Je weet best dat ik een hopeloos geval was, zo hulpeloos en verloren als een nachtvlinder om een straatlantaarn. Ik speelde mijn spelletjes op het kasteel en vond andere verlorenen om mijn bed te delen. En ik verstikte nogal wat pijn in de rook van de sinsemilla. Een klassieke zonde. Je kunt het roken als een sigaret en dan werkt het euforisch. Ik had een paar zaailingen ervan hiermee naar toe genomen zonder te weten natuurlijk dat ik het hier nooit meer nodig zou hebben. Deze plek, deze mensen, alles op deze wereld is waar ik ooit van heb gedroomd en naar verlangd zonder het te weten.' 'Alles wat ik wilde,' zei hij, 'was jou. Als je niet van me kunt houden, dan wil ik je gelukkig zien.'

Ze legde haar vinger op zijn lippen en hief daarna haar eigen glas zodat hij eruit kon drinken.

'Mijn lieverd. Je bent een uitzonderlijke man, lieve Bryan. Op jouw eigen manier misschien even vreemd als ikzelf.' 'Ik zou jou niet lastig vallen als ik wist dat je met hem gelukkig was ..   .

'Stil. Je weet nog niet hoe het hier toegaat. Het is allemaal nieuw. Een nieuwe wereld met nieuwe gewoonten. Een nieuw leven, voor jou net zo goed als voor mij. Wie weet wat er gebeuren kan?'

Hij keek over het glas heen en ontmoette haar opgewonden blik, nog steeds niet begrijpend wat ze zei.

'Weet je wat zij in mij hebben losgemaakt?' riep ze uit. 'Wat deze gouden halsring voor mij heeft gedaan? Ik ben een schepper geworden!.. . Niet het soort dat illusies maakt of dingen uit­vindt of kunst maakt. Een heel wat beter soort! De allerbesten van de scheppende Tanu zijn in staat energie bijeen te brengen en die te kanaliseren. Dat kan ik ook. Lichtflitsen projecteren, elektrische ontladingen, zorgen dat voorwerpen heet of koud worden. Maar ik kan ook andere dingen, dingen waartoe geen enkele Tanu in staat is! Ik kan lucht en vochtigheid en rondzwer­vend stof of ieder soort ouwe rommel die je je maar kunt voor­stellen bij elkaar brengen en dat kneden en transformeren tot iets volkomen nieuws! Kijk .. . kijk alleen maar!' Ze sprong overeind waardoor de boot begon te schommelen en strekte haar handen uit naar de hemel, een godin die wind en modder en zout water opriep en cellulose en suiker en zuren en esters van het gras. Een kortdurende vlam, een explosieve ver­binding ...

Ze hield kersen omhoog.

Bijna lichtzinnig lachend liet ze het donkerrode fruit aan haar vingers bengelen. 'Ik zag ze in jouw geest! Je favoriete vruchten die je op je ware liefde had willen uitgieten! Wel, hier zijn ze dan om de picknick compleet te maken die we zo lang hebben uitge­steld. We zullen ze eten, samen met de gouden appels van de Hesperiden.'

Dit was geen werkelijkheid, vertelde hij zichzelf. Enkel zij was werkelijk in deze wereld. En dus bleef hij kalm en glimlachte terwijl zij de kersen in een groot servet liet vallen dat hij over de kaartentafel had uitgespreid. De vruchten waren koud, gecon­denseerd water glinsterde op de sappige vormen. 'Ik ben nog steeds aan het leren hoe ik die krachten optimaal kan gebruiken. En er is geen garantie dat ik dat vermogen volledig op mijn kinderen kan overdragen, want dit soort eigenschappen zijn onvoorspelbaar. Maar wie weet? Misschien zal ik op een dag in staat zijn zelfs de genen te manipuleren! Nodonn denkt dat dat mogelijk is, hoewel Gomnol en Greggie dat ontkennen. Maar ook zonder dat kan ik wonderbaarlijke dingen tot stand brengen. Echt wonderbaarlijke dingen!'

'Je bent altijd een wonder geweest,' zei hij. (Ach, kinderen. Wiens kind?)

'Ah, sufkop,' zei ze, pretenderend dat ze boos was. 'Die van de Thagdal natuurlijk. De eerste is altijd van hem. Je weet onge­twijfeld over onze ius primae noctis. En maakt jou dat wat uit?'

'Alleen mijn liefde voor jou doet ertoe. Ik zal je altijd liefhebben, onverschillig wat je bent.' 'En wat denk je dat ik ben?'

Ze keek in zijn geest en de woede die nu te voorschijn kwam, was echt. 'Ik ben niet Nodonns maîtresse! Ik ben zijn vrouw! Hij heeft mij genomen en niemand anders.'

En zestien Tanu-vrouwen en vierhonderd mensen met talenten en psychische vermogens voor jou .. . 'Het kan me niet schelen, Mercy. Houd op met mijn gedachten te lezen. Ik kan er niets aan doen hoe mijn gedachten komen. Het heeft niets te maken met mijn liefde voor jou.'

Ze wendde zich van hem af en keek uit over het drassige land. 'Op een dag zal hij koning zijn wanneer de Thagdal te oud is geworden. Wanneer hij voelt dat hij de volledige steun krijgt van de strijders, dan zal hij ondanks Mayvar de oude man uitdagen en winnen in de Ontmoeting der Helden. En ik zal zijn koningin zijn. Geen van zijn andere vrouwen bezaten vermogens die zich met de mijne konden meten. Al die buitenaardsen waren onvruchtbaar, op vijf na die dochters hadden, maar zij stierven. De mensen . .. aha, die waren mooi en wel vruchtbaar, maar niemand had zulke talenten als ik. Ze zijn allemaal aan de kant gezet. Dat zal mij niet gebeuren. Nadat ik een kind voor Thagdal ter wereld heb gebracht, zal ik zwanger worden van Nodonn. Zelfs als ik niet met de genen kan manipuleren, dan nog kan ik er wel voor zorgen dat we tweelingen en zelfs drielingen gaan krij­gen. Met de hulp van Huid kan ik ze pijnloos ter wereld brengen, steeds weer opnieuw. Ik zou er honderden kunnen hebben! En duizenden jaren leven! Wat zeg je daarvan?' 'Als jij dat wilt, dan wil ik het ook voor jou.' Haar verontwaardiging smolt weg toen ze zag hoe verloren en hulpeloos hij scheen te worden onder het aanhoren van haar toe­komstdromen. Hij deed zijn best staande zijn evenwicht te bewaren in de boot die licht schommelde en zij kwam naar hem toe en sloeg haar armen om zijn hals en liet hem haar zachtheid voelen.

'Bryan, Bryan, niet verdrietig zijn. Ik heb je toch gezegd, dit is een nieuwe wereld! Ik kan niet beloven dat ik enkel de jouwe zal zijn, maar je hoeft niet bang te zijn dat ik je zal wegsturen. Niet wanneer je lief bent en een beetje discreet. Niet wanneer je ... me wilt helpen.' 'Mercy!'

Ze sloot zijn lippen met de hare. Haar warmte en stralende hel­derheid vloeiden plotseling over hem heen, de twijfels en de ban­ge inblazingen van zijn logische geest verjagend. Hij kuste haar en sloot haar vurige ogen en zijn eigen visioen van de werkelijk­heid verdween. Terwijl hun geesten zich met elkaar verenigden, volgden hun lichamen en die vereniging was eenvoudig en vol­maakt alsof engelen met elkaar paarden in plaats van man en vrouw. Hij bracht haar in verrukking en zij, door hem te accep­teren, joeg zijn vervoering naar nog groter hoogten totdat ze beiden in elkaar verloren raakten als in een nova van vreugde. 'Zo gaat het hier,' vertelde ze hem. 'Wanneer geest en lichaam in volkomen harmonie zijn, dan is het zo tussen geliefden. En van dat andere wil je nooit meer iets weten.' 'Ja,' stemde hij in, 'ja.' 'En je zult me helpen?' 'Altijd. Hoe je maar wilt.'

'Herinner je je belofte, mijn liefste, als je ontwaakt. Als je echt van me houdt. Ik heb vijanden. Er zijn mensen die me kwaad kunnen doen en ervoor zorgen dat ik nooit datgene bereik wat me is toegezegd. Jij moet me helpen. Ik zal je laten zien hoe. Ik heb je nodig.'

Hij hoorde zichzelf zeggen: 'Als je me maar laat blijven.' 'Natuurlijk.'

De gloed van de zon was afgenomen en het werd zacht en duister terwijl hij naar haar diepten werd gevoerd.

'Je zult bij me blijven en me liefhebben. Zolang je kunt.'

12

Het lichaam in de doorzichtige schrijn lag opgebaard op een verhoging van zwart glas in de grote hal van het Huis der Gene­zers.

Al de Groten van de Koninklijke Tafel waren er om hun respect te betuigen: koningin Nontusvel, Eadone, Dionket de Genezer, Mayvar de Koningmaakster, Heer Aluteyn, Sebi-Gomnol, Heer Bedwinger en Kuhal Aardschudder, een zoon van de koningin, die de rechterhand was van Nodonn en de tweede in kracht onder de psychokinetici. Anderen in dat gezelschap waren Imidol, Riganone, tweede onder de vervoelenden, Culluket, Ondervrager des Konings en Anéar de Liefhebbende; allemaal kinderen van de koningin, vervolgens Katlinel de Donkerogige, halfmenselijke dochter van Heer Leyr, die als Bedwinger afstand van die hoogste positie had moeten doen.

Andere groten waren niet aanwezig omdat zij aan hun expeditie tegen Delbaeth waren begonnen: Thagdal de Hoge Koning, Strijdmeester Nodonn, Tagan, Heer der Zwaarden, Bunone, Meesteresse der Krijgskunst, Fian Hemelbreker, Alberonn Geesteter en Bleyn de Kampioen.

De heersers van het Veelkleurig Land keken neer op de dode Anastasya Astaurova, ze verbonden hun geesten en zongen het Lied.

Er lag een vlies over de wijd open ogen. Onder de gebogen neus­vleugels waren de opeengeklemde tanden zichtbaar tussen de geopende lippen. De sierlijke hals droeg nog steeds de gouden ring. Wit als het zout en koud waren haar prachtige borsten en romp, helemaal bekleed met de kleine bellen die ook benen en armen en de fijngevoelige chirurgenhanden bedekten. Mentale spraak, flitsend en vervuld van allerlei nuances, schoot tussen de verzamelde rouwenden met elektriserende snelheid heen en weer.

nontusvel: Tasha-Bybar, vaarwel. Je was te liefelijk om zo te sterven. Helaas, je was de vreemdste van alle giften die de Aarde ons schonk. Nooit begrepen, nimmer voldaan en altijd ten prooi aan verschrikking die enkel in de dans werd gekalmeerd en tot zo'n grotesk sterven leidde.

dionket: Een variatie op haar sabeldans, maar met een onvoor­zien climax. Was dat het?

gomnol: Ze was een genie! Ze had gered moeten worden! dionket: Een team van mijn herstellers heeft drie weken gepro­beerd om haar in Huid te genezen, maar haar geest was niet meer in staat mee te werken. Er waren te veel omstandigheden tegen: het immense trauma van haar verwonding, haar langduri­ge staat van geestelijk ziekzijn—uitgebrand en uitgeblust door onze liefde en haar onbewuste verlangen naar vernietiging. Zelfs op haar best was ze een onzeker voertuig voor de levenskracht, slecht aangepast en nauwelijks daarin geholpen door haar sek­suele omkering.

aluteyn: Niemand kon zo opereren als zij.

gomnol: Geen enkele Tanu-chirurg was haar gelijke. Geen ander mens kon of wilde doen wat zij deed.

eadone: Zij was degene die de menselijke baarmoeders opende, zij was de garantie voor onze overleving. Voor zij arriveerde, dwaalde ons ras wankelmoedig onder deze vijandige zon, zich veel te langzaam voortplantend. Zij liet ons de weg zien om onze beperkingen te bestrijden, om open te breken in een uitbarsting van leven waardoor we meester zijn geworden over deze planeet. Heil aan de heengegane Tasha-Bybar die ons heeft gered!

aluteyn + gomnol: Heil.

mayvar: We hadden onszelf kunnen redden als er voldoende tijd was geweest.

eadone: Met die plaatsvervangende rama's? Nauwelijks! aluteyn: Zelfs nu, Eerbiedwaardige Zuster, overtreffen de Firvulag ons in aantal met vier tegen één. mayvar: Toch is het waar wat ik zeg.

nontusvel: Luister naar Mayvar. Ze spreekt de waarheid, ook al moge haar visioen dan afwijken van dat van mijn Clan. Oh, ja ... we kunnen en zullen op eigen kracht overleven. Wat het hoe betreft, verwijs ik in alle nederigheid naar de vrucht van mijn eigen baarmoeder, de kinderen van Thagdal en Nontusvel: sterke mannen en vrouwen, pure Tanu zonder enige vermenging met mensen, die aan onze Hoge Tafel zitten en vooraanstaande plaatsen in de Gilden innemen. Zij zijn de werkelijke redding van ons ras! Deze kinderen—mijn Clan—en hun nakomelingen zijn het levende bewijs dat wij Tanu op deze aarde kunnen over­leven, dat ons ras kan blijven voortbestaan. Ik wil niets ten nade­le zeggen van het werk van Tasha-Bybar of de andere positieve bijdragen van mensen. Maar laat ieder zich ervan bewust zijn dat de Tanu in staat zijn tot overleving zonder vermenging met de menselijke genen! De Clan van Nontusvel, een aantal van tweehonderdtweeënveertig, heeft bewezen volledig aan het leven op deze planeet te zijn aangepast!

kuhal + imidol + riganone + culluket + anéar: Laten de woorden van de Koningin-Dame worden gehoord. Onze Clan is de bron van onze overleving!

eadone: Jouw voortplantingsgemiddelde is nog altijd beneden het haalbare en wenselijke, Koningin en Zuster. Maar we zijn het erover eens dat jouw nageslacht het krachtigst is onder de volbloeden.

gomnol: Toch kan niemand ontkennen dat de menselijke genen de Tanu hebben gered. In de zestig jaar sinds onze komst heeft de groei der bevolking zich vertienvoudigd. Onder de gemengd-bloedigen vinden we de beste krijgers, de beste scheppers en het overgrote deel der bedwingers.

culluket: Ondanks dat moet nu toch de vraag ter sprake wor­den gebracht of we onze genetische erfenis verder op deze wijze moeten verdunnen.

imidol: En in de eerste plaats, Overredende Broeder, willen we jouw schema ter discussie stellen dat je voor Elizabeth hebt ont­worpen.

gomnol: Dus dat is het.

anéar: Geliefde Adoptief Broeder: wij van de Clan koesteren niets dan vriendschap voor hen die van gemengd bloed zijn of van uitsluitend menselijke afkomst. Wij omhelzen de dragers van menselijk goud zoals jezelf, die trouw zijn en die ons leven op deze planeet zo hebben verrijkt. Maar we moeten voorzichtig zijn en niet onze erfenis verkwanselen door meer en meer half­bloeden voort te brengen.

riganone: Tana zou beter zijn gediend met een toename van volbloeden. De levenskracht van de Clan heeft laten zien dat de oorspronkelijke vitaliteit van de Tanu kan worden voortgezet, zij het in een langzamer tempo.

kuhal: Rampen wachten ons als we doorgaan ons met mensen te mengen! Onze edele broeder Nodonn heeft ons hiervoor al tientallen jaren geleden gewaarschuwd. Maar we waren zo beto­verd door de voordelen die de mensheid ons bood, dat we er niet naar hebben willen luisteren.

culluket: De kans op kinderen uit gemeenschap tussen Thagdal en Elizabeth dwingt ons nu daartoe.

gomnol: De koning ondersteunt mijn plan volledig. Gretig!

eadone: Dat hebben Aluteyn en ik ook gedaan. En toch ... ik moet een paar vergissingen toegeven die te maken hebben met de rol van de mensheid binnen ons Hoge Koninkrijk. Ook de Thagdal heeft hierover nagedacht. Daarom hebben we de men­selijke antropoloog Bryan Grenfell opdracht gegeven een studie te maken over de gevolgen van het samenkomen van onze twee culturen zodat we de patronen daarvan beter kunnen verstaan, de goede en de slechte.

kuhal: Wij van de Clan hebben geen menselijke antropologie nodig! De instincten van ons ras waarschuwen ons voldoende voor het naderend onheil!

imidol: Wij en onze Moeder hebben beoordeeld wat er moet gebeuren om de erfenis der Tanu te doen overleven. Zodra de genen van Elizabeth zijn vermengd met de onze, zijn de volbloed Tanu ten ondergang gedoemd. Wij zeggen: maak een eind aan deze vermenging! Laten we terugkeren tot onze oude manieren voor het te laat is!

aluteyn: De kinderen met het badwater weggooien? Kolder! Jij en Nodonn zijn alleen maar bang dat jullie kostbare dynastie er in macht op achteruit gaat.

eadone: Ondanks dat, onze overredende broeder Imidol heeft toch een ernstige kwestie aangesneden.

nontusvel: Liefste Zuster—wij zijn ervan overtuigd hoe ern­stig.

gomnol: Oh mijn Adoptieve Verwanten, laten we dit onder­werp toch rationeel beschouwen. Dit hunkeren naar de goede oude dagen van weleer is futiel. Ik heb de verslagen bestudeerd van de Heer Historicus Seniet. Zijn jullie vergeten hoe het wer­kelijk was voor de komst van de mensen? Zouden jullie ander­maal willen leven in primitieve versterkte plaatsen in de wilder­nis? Zouden jullie je willen verlagen tot de barbaarse jagerscul­tuur van de Firvulag? Jullie leefden als wilden voor wij onze techniek en onze genen met jullie deelden!

nontusvel: Niet echt, mijn waarde Gomnol. Het was een sim­peler leven, dat is waar. Bij lange na niet zo groots. Maar we hadden de rama's om ons te dienen. En toen waren onze jonge mensen nog geïnteresseerd in vaardigheden en .. . aluteyn: Dat was wat anders dan die dilettanten van tegen­woordig. Als de mensen en de halfbloeden er niet waren, ging onze hele economie naar de knoppen.

nontusvel: Kom, Aluteyn, je overdrijft. Ik ben een van de Eer­sten, net als jij, ook al ben ik dan pas achthonderd jaar koningin. We hadden een goed leven destijds. We jaagden, niet enkel om de sport maar ook voor voedsel. Er was een beetje handel met de Firvulag, huiden en edelstenen, bruikbare kruiden en dergelijke. Zij kregen daarvoor in ruil onze kostbare weefsels en pantsers. Kun jij je nog herinneren hoe krijgshaftig onze strijders te voet in de Grote Veldslag vochten, man tegen man, zonder menselijke huurlingen tussen hen en de Aartsvijand? Herinner jij je die veldslagen op het Veld van Goud van de Firvulag en hoe we ons verheugden wanneer we het Zwaard van Sharn veroverden en die trofee in triomf mee naar huis namen? Misschien zouden zij het volgend jaar heroveren, maar wij zouden oefenen en plannen bedenken en onze fysieke kracht opvoeren voor de volgende Veldslag en we zouden weer winnen! Dat waren pas dagen, mijn beste! Maar nu ... veertig jaar achtereen hebben we de Firvu­lag verslagen met de hulp van mensen en halfbloeden. Hoe bleekjes zijn onze overwinningen geworden. En wat gaat er gebeuren als onze Aartsvijand zo ontmoedigd raakt dat ze wei­geren te vechten?

Mayvar: Dat zou bewijzen dat tenminste zij een evolutie door­maken.

dionket: Moreel gesproken, mentaal misschien niet.

culluket: Heer Hersteller, ik kan moeilijk zonder protest deze flirt van jou en Mayvar aanzien die ketterij betekent tegen onze glorieuze strijdidealen.

aluteyn: Doop je ketterij maar in chalikodrollen, beste jongen. Ik zeg dat we minder lui nodig hebben die met hersens knoeien en meer technici. De eenvoudige vreugden van een barbaarser leven zijn allemaal goed en wel, maar ik ben degene die ervoor moet zorgen dat de glasovens blijven branden en dat er eten en drinken op de tafels komt. Ik herinner me nog wat een moeite het kostte om van de Tanu ambachtslui te maken omdat ze meer geïnteresseerd waren in vechten en neuken en in de Jacht dan in de dagelijkse arbeid. Oh, jawel, die dagen van vroeger hadden hun charme. Ik heb ook gewenteld in gorigheden en met blik­sems gegooid. Maar je kunt de vooruitgang niet tegenhouden en we kunnen evenmin doen alsof die tijdpoort niet bestaat. Die bestaat! De mensen zijn gekomen. We hebben hen gebruikt. En nu zijn de dagen van vroeger voorbij.

nontusvel: We zouden het beste ervan in ere kunnen herstel­len.

kuhal: We zijn niet tegen materiële vooruitgang, Meester der Vaardigheden. Enkel tegen de afbrokkeling van onze Tanu-idealen en tegen de invoering van ons vreemde menselijke gebruiken. De pacifistische sentimenten van Heer Dionket en Vrouwe May var en zij die zich achter hen scharen zijn goed genoeg bekend. Noem dat ketterij of morele evolutie, wat maakt het uit. Maar de meerderheid deelt hun inzichten niet. Het is een filosofie van zwakkelingen, van halfbloeden, van mensen!

gomnol: Onze psychokinetische broeder vertekent de werke­lijkheid. Alle mensen met een halsring, behalve die paar die niet gunstig reageerden op die mentale versterking, zijn trouw aan de Tanu. Wat de afbrokkeling van jullie idealen betreft... wan­neer zijn jullie ooit sterker geweest? Jullie regeren de wereld! En mijn plan kan jullie heerschappij alleen maar glorierijker maken. Natuurlijk zijn de tijden veranderd, maar dit is niet de planeet van jullie oorsprong. Jullie hebben je aangepast, jullie zullen daarmee doorgaan op Aarde. Dat is volledig in overeen­stemming met de wil van Tana.

kuhal: We zijn dankbaar dat de Heer Bedwinger ons onze eigen religieuze overtuiging wil uitleggen.

gomnol: Jullie angst voor mijn plan is ongegrond. Het is op geen enkele manier een bedreiging voor de dynastie. Zou de Thagdal er anders mee hebben ingestemd? Twijfelen jullie aan het oordeel van je eigen koning?

eadone: Het plan rondom Elizabeth is opwindend. Ik ben gefas­cineerd door het vooruitzicht om de mentale ontwikkeling van ons ras te versnellen door haar erfelijkheid te vermengen met de onze. We zouden vrij kunnen zijn van de kunstmatigheid van de halsringen! We zouden onze kinderen zien opgroeien tot waar­achtige meta's! We zouden gadeslaan hoe hun vermogens gelijk werden aan die van de goden, misschien zelfs groter dan die van de meta's in het Bestel! Geen tragedies meer rondom zwartringen, geen uitgebrande hersenen van jeugdige Tanu die de ver­sterking door de ring niet kunnen verdragen. Met de genen van Elizabeth zouden we een heel stuk van de weg afsnijden, onze evolutie zou een sprong voorwaarts maken. In plaats van duizen­den of miljoenen jaren te wachten zouden we dit in onze eigen tijd kunnen zien gebeuren ...

aluteyn: Ik geef toe, dat is een schitterende droom.

gomnol: Geen droom! Werkelijkheid! Wanneer jullie je niet van mijn plan afkeren uit bijgelovige angst of rassenchauvinisme en kleingeestige politiek. De antropoloog zal bewijzen dat de komst van de mensen naar het Veelkleurig Land meer goed heeft veroorzaakt dan kwaad. Daar durf ik mijn leven onder te verwedden.

imidol: Van mij mag dat.

nontusvel: Kom, laten we ons wel beheersen.

gomnol: De Clan praat over raciale zuiverheid. Een door en door onwetenschappelijke opvatting. Iedere bioloog uit het Bestel zou dat kunnen vertellen. Kijk maar eens objectief naar jullie zogenaamde pure Tanu-erfenis! Elke derde geboorte blijkt een Firvulag-kind te zijn!

kuhal: Wees voorzicht, Heer Bedwinger! Het zaad van onze Clan is onbevlekt. Nooit heeft onze Moeder een Aartsvijand ter wereld gebracht.

gomnol: Als dat waar is, gooien jullie waarschijnlijk precies die erfelijkheden weg die je zou moeten bewaren. En jullie willen de Clan als een eersteklas broedplaats gebruiken! Verdomme, de genen van de Firvulag dragen de werkzame vermogens! Vraag het de Vrouwe der Wetenschappen. Greggie en ik hebben het opgegeven om jullie ervan te overtuigen dat vermenging met de Firvulag een goed ding zou zijn. Maar Elizabeth is een onge­dachte en zeldzame gelegenheid. Een mens met werkzame ver­mogens heeft genen die niet alleen de algemene overleving ten goede komen zoals de latenten dat tot nu toe hebben gedaan, maar zo iemand geeft jullie ook de kans op een evolutionaire sprong die Eadone net heeft beschreven. Mijn plannen voeren naar de vervulling van jullie bestemming!

kuhal: Opnieuw probeer jij uit te maken wat de wil van Tana is.

nontusvel: Het zou passender zijn wanneer de godin enkel door ons Tanu werkte. Je moet begrijpen dat wij bang zijn dat de genen van Elizabeth ons ten slotte in mensen zullen veranderen. Of tenminste in een ras dat niet meer volstrekt Tanu is.

kuhal + imidol + riganone + culluket + anéar: We hebben de mensheid niet nodig. Onze toekomst kan beter ver­vuld worden zonder mensen!

gomnol: Waarom heeft Nodonn zelf dan een vrouw van mijn ras tot echtgenote genomen?

(Verwarring)

gomnol: Misschien moeten jullie je kroonprins nog eens een ophaalcursus laten volgen voor zover het Tana's heilige wil betreft.

nontusvel: Verlaag jezelf niet tot blasfemie, Heer Bedwinger. We hebben duidelijk gemaakt dat wij de voordelen van de men­selijke genen niet ontkennen: krachtiger lichamen, toegenomen vruchtbaarheid, versterking van overredende en scheppende metafuncties. En wat Rosmar betreft, door haar hebben we een zeldzame verrijking meegemaakt van onze creatieve vermogens die daarvoor onder de Tanu niet voorkwam. Zij is degene die uniek is! De waarde van haar genen spreekt voor zichzelf. Haar heten we welkom als een geschikte echtgenote van de toekomsti­ge koning. Nodonn heeft heel wat vrouwen gehad en omdat hij amper achthonderd jaar oud is, zal hij er nog velen meer hebben als hem dat bevalt. Maar laten we niet afdwalen van ons onder­werp. Jouw plan, Adoptief Zoon, gaat veel verder dan wat tot nu toe gebruikelijk was geworden tussen onze twee rassen. De vrouw Elizabeth is geen talentvolle maar latente vrouw. Ze is een volledige meta, van meesterklasse bovendien, wier genen inderdaad onvoorstelbaar moeten zijn. Heer Greg-Donnet heeft gesteld dat naar alle waarschijnlijkheid al haar nakomelingen eveneens werkzame metavermogens zullen bezitten, ofschoon die wellicht niet zo krachtig zullen zijn als die van hun moeder. Hij heeft er tevens op aangedrongen dat, om der wille van een zo snel mogelijk resultaat, haar eicellen in draagmoeders worden overgeplant. Maar niet in rama's. Mensen en Tanu moeten deze wonderbaarlijke kinderen ter wereld brengen! Maar wie geeft ons dan de verzekering dat deze grote nieuwe generatie van halsringloze halfbloeden trouw blijft aan onze idealen? Ze zullen een heel nieuw ras vormen! Het ligt dan voor de hand dat hun trouw allereerst bij hun eigen soort zal liggen.

eadone: Dat gevaar bestaat.

aluteyn: Die mogelijkheid had ik nog niet overwogen. En ik weet zeker dat Greggie nooit kunstmatige implantatie aan de koning heeft voorgesteld. De Thagdal heeft andere ideeën over wat leuk is.

gomnol: Dit is ridicuul! De kinderen van Elizabeth zouden evenveel Tanu zijn als al de andere gemengdbloedigen. Opvoe­ding is daarin het belangrijkst.

kuhal + 1midol + riganone + culluket + anéar: De Clan is het hiermee oneens. Er is maar één manier om de veilig­heid van ons erfgoed te waarborgen. De vrouw moet sterven.

gomnol: Je mag haar genen niet vernietigen! Willen jullie liever miljoenen jaren wachten voor jullie zelf werkzame vermogens hebben ontwikkeld? Toekomstige generaties zouden dat op zijn zachtst kortzichtig noemen en waarschijnlijk erger. En wanneer jullie later je verstand hervinden, kan de zaak niet meer onge­daan worden gemaakt. Het is onwaarschijnlijk dat er nog een keer iemand als Elizabeth door de tijdpoort zal komen. nontusvel: Helaas. Was zij maar niet gekomen.

gomnol: Maar ze is hier nu. Ik zeg dat het Tana's wil is dat zij niet verspild wordt... En begin jij niet weer te kakelen over godsdienst, Kuhal! Niet voor de Godin jou hoogst persoonlijk met een garantiezegel heeft gemerkt. Zolang dat niet het geval jSi zijn de kansen dat mijn plan met de goddelijke wil overeen­stemt even groot als de jouwe.

aluteyn: Ik word ziek van al dat gepraat over werkzame vermo­gens na een paar miljoen jaar. We weten allemaal wat hier over een paar miljoen jaar op aarde gebeurt. De rama's zullen zich tot mensen hebben ontwikkeld. En wij zullen uitgestorven zijn! Daar heb je dan Tana's wil! Misschien heeft de Thagdal toch gelijk. Het zou ons volk in elk geval de kans geven langdurig met psychische vermogens te spelen voor onze kaarsen worden gedoofd. Pomp onze vermogens flink op en dan maken we waar­schijnlijk een goede kans om deze winderige aars van een Aarde te verlaten.

nontusvel: Aluteyn, lieveling. Beheers je.

aluteyn: Als we maar ergens zeker van waren. Die verdomde kostbare genen van Elizabeth ... als ze nou maar niet zo mense­lijk waren.

gomnol: Hoe vaak moet ik mijn motieven tegenover jullie nog waarmaken? Ik heb enkel de belangen van de Tanu op het oog. Dat is vanaf het begin zo geweest.

nontusvel: Daar is nog altijd de brandende vraag van het risico dat we al te afhankelijk van mensen worden. Ik moet toegeven dat ik de resultaten van Bryans onderzoek met de nodige span­ning tegemoet zie.

katlinel: En wat gebeurt er wanneer het onderzoek aantoont dat de invloed van deze cultuurschok in het algemeen niet wen­selijk is geweest? Zal de Clan dan de dood van alle mensen eisen? Zullen jullie halfbloeden als ik ook willen doden? Is dat de geheime oplossing die jullie al die tijd al in je hoofd hadden?

nontusvel: Oh, Katy, hoe kun je zoiets denken?

katlinel: De anderen denken er zo over, Koningin-Moeder.

imidol: Onzin.

culluket: Je bent overwerkt, Scheppende Zuster. Laat mij je iets kalmerends geven.

katlinel: Nee dank je, Broeder Hersteller. Nee, dank je. eadone: Wanneer de Thagdal op tijd voor de Wapenstilstand terug komt, dan moet dit worden uitgepraat. Er moet toch een compromis te vinden zijn.

kuhal + imidol + riganone + culluket + anéar: Nooit over Elizabeth.

aluteyn: Er is een andere factor die niemand nog heeft aange­roerd. We praten maar over genetische bedreigingen. Wat moet er gebeuren met die ander? Doe past hij in het schema van Gom­nol? Of is de Heer Bedwinger onze Aiken Drum vergeten?

gomnol: Ik heb koning Thagdal de verzekering gegeven—en dat zeg ik jullie ook—dat die jongen niet meer is dan een menta­le nova. Zijn geest zal even vlug leegbranden als hij is opge­vlamd. Binnen een maand zal hij van binnen een jengelende idioot zijn.

imidol: Heb je hem dan getest met je psychometrische appa­raatjes met deze uitkomst?

gomnol: Jullie weten heel goed dat Vrouwe Mayvar er niet mee instemde dat ik mij bemoeide met haar voortreffelijke protégé!

imidol: Daar gaan dus onze garanties. Vertel ons eens, Eerbied­waardige Zuster: Op uw eer als Koningmaakster, is de jeugdige Aiken Drum werkelijk een mentale nova?

mayvar: Nee. Maar hij is ook geen bedreiging voor ons ras.

gomnol: Zelfs als hij niet leegbrandt, dan nog is hij niet meer dan een ongevaarlijke lastpak, een grappenmaker met charmes die een tijdje voor velen amusant zijn. Jullie hebben dit soort mensen hier nog niet eerder gezien, dat is alles.

anéar: Nee, gelukkig niet.

riganone: Nodonn oordeelt niet zo licht over Aiken Drum. Waarom zou hij er anders op hebben gestaan hem te vergezellen op de Delbaeth-expeditie?

eadone: Dat is niet de vraag waar het om gaat. Wat wij werke­lijk behoren te weten is waarom deze charmante, ongevaarlijke opschepper door Mayvar de Koningmaakster tot verwant is genomen. Laten we er geen doekjes om winden. Zal Aiken Drum tot de uitdagers behoren in de Grote Veldslag? mayvar: Wanneer het de wil van Tana is dat mijn gouden jon­gen de Delbaeth-Queeste overleeft, dan zal hij dat zeker doen.

eadone: Is Aiken Drum vruchtbaar?

mayvar: Dat is hij.

eadone: Zal hij Nodonn uitdagen?

mayvar: Dat moet je hem vragen.

nontusvel: Een mens? Een mens die mijn Nodonn uitdaagt?

kuhal + imidol + riganone + culluket + anéar: Tana verhoede dat!

eadone: Zijn de psychische krachten van Aiken Drum groot genoeg om de Strijdmeester te kunnen verslaan?

mayvar: Dat weet alleen Tana.

aluteyn: Jullie weten wat er zou gebeuren wanneer de jongen werkelijk wint, is het niet, mijn verwanten? Hij zou vervolgens de Thagdal uitdagen! Is dat het spel dat je speelt, Eerbiedwaar­dige Zuster?

mayvar: Pas op, Aluteyn! Ik speel geen spelletjes! Ik doe mijn heilige werk zoals de Godin dat beveelt en noch jij noch de Clan noch de verzamelde strijders van heel het Veelkleurig Land heb­ben het recht mij te vertellen hoe ik mijn opdracht moet vervul­len... Of wel?

(Afschuw)

aluteyn: Wel, je hebt het eerder mis gehad met Lugonn. Zeker zijn we dus niet.

mayvar: Zekerheid bestaat niet, Meester der Vaardigheden. De Veldslag zal laten zien wat in deze de wil van de Godin is. Maar laat niemand zich bemoeien met wat mijn heilige Taak is.

culluket: Niemand zal dat wagen, zolang je motieven over­eenstemmen met het ideaal van de Tanu. mayvar: Dus opnieuw beschuldigt de jonge hersteller mij van ketterij?

culluket: Je kunt niet ontkennen dat je lange tijd tegen onze strijdfilosofie bent geweest. Wou je ontkennen dat je sympathie hebt gehad voor de verraderlijke ketter Minanonn, die zijn ambt als Strijdmeester besmeurde door te bidden dat Tanu en Firvulag als broeders voor elkaar zouden worden in zon en in scha­duw?

mayvar: De arme Minanonn was zijn tijd ver vooruit en hij was onvoorzichtig. Daarvoor heeft hij nu vijfhonderd jaar lang geboet.

culluket: Maar jij en Dionket zijn twee handen op één buik. Je bent bereid om de tijd te rekken totdat jouw menselijke pion de troon kan bestijgen.

dionket: De Eerbiedwaardige Koningmaakster en ik zijn trouw aan de Tanu en vastbesloten om hun bestemming glorieus ver­vuld te zien. En ik raad je aan wat meer beleefdheid in acht te nemen als je je tot ouderen richt.

nontusvel: Oh mijn hemel. Dit is allemaal zo verwarrend! Cul­luket, mijn zoon, je kunt mensen niet van ketterij beschuldigen alleen maar omdat ze een rustig leven verkiezen boven de Jacht en het gevecht. Er zijn altijd zachtmoedigen onder ons geweest.

imidol: En er komen er steeds meer. Vooral onder de halfbloe­den.

katlinel: Wij halfbloeden zijn trouw aan de Tanu! Het is ons ras! Maar wanneer het ketterij is om de Thagdal ertoe over te halen oude, gewelddadige gewoonten die op een lang vergeten andere planeet zijn ontstaan, te heroverwegen . . . dan zijn we misschien inderdaad schuldig!

nontusvel: Natuurlijk ben je dat niet, Katy. Ik weet zeker dat Cull het zo niet bedoelde. Ik wil maar zeggen, velen van de Clan hebben een vreedzaam temperament dat pas omslaat wanneer de Firvulag uitzonderlijk provocatief te werk gaan.

mayvar: En zelfs dan zijn er die liever rustig thuis blijven en zich de genoegens ontzeggen om schurken als Delbaeth te bestraffen.

aluteyn: Die is voor jou, Cull. Je hebt nooit graag je eigen vuile zaakjes opgeknapt.

nontusvel: Ik wil geen ruzie. En geen gepraat meer over kette­rij. Ik verbied het!

eadone: Onze Ontzagwekkende Koningin is wijs. Luister naar haar.

nontusvel: Er is nog iets belangrijks omtrent Aiken Drum dat we dienen te overwegen. Laten we nog eens naar het plan van Heer Gomnol kijken. Veronderstel dat het in de onvoorziene toe­komst gebeurde dat de werkzame genen van de vrouw Elizabeth niet werden vermengd met het zaad van de Thagdal, maar met dat van deze complete mens?

eadone: Tana bescherme ons! Dat is de werkelijke bedreiging voor ons ras!

aluteyn: De straf op voortplanting tussen mensen onderling is de dood voor beiden en hun kinderen!

nontusvel: Hoe zou dat kunnen worden afgedwongen wanneer Drum inmiddels de Hoge Koning was?

imidol: Een ras van pure meta's strijdend tegen ons!

riganone: We zouden vermorzeld worden.

culluket: Laat de trouwe Vrouwe Koningmaakster dit maar eens wegredeneren!

mayvar: Ik kan alleen maar mijn werk doen zoals de Godin dat ingeeft.

imidol: En Gomnol! Is onze menselijke broeder soms bezig met het lot van ons allemaal te experimenteren, zoals hij ons alle­maal gemanipuleerd heeft sinds hij door de tijdpoort kwam? gomnol: Misschien voel je ervoor mij uit te dagen met het lei­derschap van mijn Gilde als inzet?

nontusvel: Oh nee! Stop nu, jullie allemaal! Er is maar één manier waarop we deze raadselknoop kunnen ontwarren. eadone: Vertel het ons, Moeder en Zuster. nontusvel: We moeten een uitspraak vragen van Breede.

eadone + aluteyn: Uitstekend. De Thagdal zal het daar zeker mee eens zijn.

riganone: Maar we zullen met geen mogelijkheid vooruit weten wat die Oude met de Twee Gezichten zal gaan zeggen! Ze heeft zich nooit met de zaken van het Hoge Koninkrijk bemoeid. Ze is niet eens een echte Tanu! Ze is iets volkomen anders.

anéar: Iets afschuwelijks.

eadone: Luister naar mij, jullie bange jongeren. Breede is de oudste en de wijste, zij was onze gids en onze behoedster toen een heel sterrenstelsel zich tegen ons keerde. Zij kreeg het visioen dat ten slotte leidde tot onze komst hier op Aarde.

kuhal: Dat is waar, Vrouwe der Wetenschappen. Maar laten we ons ook herinneren dat Breede niet enkel de Tanu maar ook de Firvulag naar deze wereld bracht. Op de een of andere onpeilbare wijze is zij verbonden met de lotbestemming van beide ras­sen. We kunnen er niet zeker van zijn ... nontusvel: We kunnen enkel hopen dat zij zal doen wat het beste is voor beide. We mogen zelfs bidden dat haar beslissing het beste zal zijn voor drie rassen!... En nu, mijn geliefden, vraag ik jullie nogmaals jullie geesten met de mijne te verbinden. Maar nu niet voor onze arme, gestorven zuster Bybar, maar voor al de levenden op deze planeet, verbannen en bang.

13

Na bijna twee weken onderweg te zijn geweest op hun zoektocht was dit hun eindpunt geworden: een groot, zwart gat in de ber­gen en een ellendige keus.

'Waarom kunnen we hem niet ondergronds achternajagen?' vroeg Aiken Drum.

Nodonn wierp hem een medelijdende blik toe.

'Te voet? Zonder beerhonden om zijn spoor te volgen en hem af te leiden?'

Ze zaten beiden op door en door uitgeputte chaliko's, wachtend tot de andere leiders in deze grote Jacht de richel voor de grot hadden bereikt. Een paar dozijn amphicyons scharrelden er rond en schreeuwden hun frustratie luidkeels uit. Maar geen van hen waagde zich op meer dan twee of drie meter voorbij de ingang van de grot waaruit een kille dampige wasem naar buiten kwam.

'Laten we even gluren naar wat er binnen is,' stelde Aiken voor. Hij schiep een lichtende bolbliksem en zond die suizend in de duistere spleet. De twee jagers volgden het met hun vérziende vermogens. De bliksem bereikte een geweldige ruimte, bezet met stalactieten en stalagmieten rondom een groot meer. Aan de verst verwijderde zijde bevond zich een gewelfde doorgang die dieper de berg invoerde en Aiken Drum manoeuvreerde de bal van energie door die opening. Er stroomde een ondergrondse rivier. Na ongeveer een halve kilometer versmalde de doorgang en werd het dak lager en ten slotte vloeide de stroom langs een steile helling in een lege diepte die zo zwart was dat zelfs de bolbliksem die niet kon verlichten.

Gedurende enkele seconden konden beide jagers met hun gees­tesoog een waterval waarnemen die in het oneindige niets ver­dween. Toen doofde het licht uit. Een zwak gelach steeg uit de diepten op. 'En voor jou hetzelfde,' zei Aiken tegen de ver verwijderde Vorm van Vuur.

Het rijdier van de koning kwam tegen de rotsige helling opge­klommen, op korte afstand gevolgd door Stein voor wie de koning op deze tocht een zwak had opgevat en door Heer Celadeyr van Afaliah, Vrouwe Bunone, Meesteresse der Krijgs­kunst, en een vijftiental anderen die voldoende PK bezaten om hun rijdieren deze onmogelijke helling op te helpen. Omdat Delbaeth de gewoonte had zijn achtervolgers met vuurballen te bestoken, was een route door de lucht uitgesloten. 'Wel?' gromde de koning. 'Ondergronds verdwenen,' zei de Strijdmeester. De koning zette zijn diamanten helm af, ging gemakkelijker in het zadel hangen en kauwde op zijn gouden snor. 'Mogen ze allemaal naar de hel lopen. En dat terwijl we hem tot hier achterna hebben gejaagd.'

'Dat doet hij steeds weer,' merkte Celadeyr op, zijn met aqua­marijn gepantserde schouders ophalend. 'Hij sleept je van de ene plantage naar de andere. Hij laatje denken dat je hem eindelijk hebt ingesloten, vervolgens duikt hij op buiten je linies, kookt een paar grijzen en ieder ander die onvoorzichtig genoeg is om op dat moment met zijn broek naar beneden te zitten en dan begint de race weer van voren af aan. Het lef te hebben om hem in te sluiten! Zo denkt onze Delbaeth erover. Maar het eindigt altijd op dezelfde manier, in een of ander verdomd gat in de grond en hij ons maar uitlachen.' 'Verdomd slim voor een Firvulag, Celo.' De Heer van Afaliah bracht zijn chaliko door de meute beerhonden voor de grotopening.

'Zou ik hulp gevraagd hebben tegen een willekeurig fantoom? We boffen nog dat Delbaeth een zwervende eenling is die niet meedoet aan de Veldslag! Dit is een nieuwe schuilplaats. We hebben tenminste kans gezien hem verder naar het westen te jagen dan ooit tevoren. Dit deel van de Cordillera is een verdomd eind bij de landengte vandaan.' De koning spoog op de grond. 'Ik zou voor de duivel niet weten waar we zijn, zonder verkenning vanuit de lucht. Steinie, heb jij nog bier over?' De Viking gaf een grote veldfles door.

Celadeyr zei: 'Nu de Vorm van Vuur ondergronds is gegaan, is het veilig om te vliegen als de koning dat zou willen. Hij zal daar verscheidene dagen blijven om uit te rusten. We zouden zonder gevaar naar Afaliah terug kunnen vliegen'. 'Opgeven?' schreeuwde Stein. 'We hebben nog drie volle dagen voor die zeikerige Wapenstilstand! We kunnen hem nog steeds te pakken krijgen.'

Het hele bereden gezelschap lachte. Bunone die er afschrikwek­kend uitzag in haar zilveren maliënkolder waardoor ze op een

roofvogel leek, zei: 'Delbaeth komt heus niet naar buiten. Wil­den jij en je dappere meester hem soms binnen achternagaan?' 'Waarom niet?' zei Stein en opnieuw begonnen al de jagers te lachen.

Aiken zei tegen de koning: 'Ik heb gezegd dat ik hem te pakken zou krijgen. Ik heb het in feite beloofd. Als ik Delbaeth niet neem, dan kan ik de Grote Veldslag wel op mijn reet schrij­ven … of niet?'

'Vreemd uitgedrukt,' antwoordde de koning met een minzame glimlach. 'Maar de gevolgtrekking is niettemin juist. Je hebt ruimschoots de gelegenheid gehad om je blufferige aanbod op deze tocht waar te maken. Wanneer je zonder te slagen naar Muriah terugkeert, zal ik je bod op Stein als je dienaar als van nul en generlei waarde beschouwen. En het zou passend zijn je te straffen voor een bod dat in eerste instantie al zo onbeschaamd was. Maar ik zou ook het herstel van onze computer en een paar andere verdiensten in aanmerking nemen en dat zou me welwil­lend en vergevingsgezind stemmen. Ik zou je, denk ik toch toe­staan om samen met de andere menselijke gouden-halsringdragers in de Hoge Mêlée te vechten. Maar van de Ontmoeting der Helden zou ik je buitensluiten.'

'Zo hoort het ook,' zei Nodonn, opgloeiend in de toenemende schemering. Er begonnen vleermuizen uit de grotopening naar buiten te komen op hun rooftocht in de avond. 'Als we er hiermee ophouden,' zei Celadeyr, 'laten we dan de berg afgaan voor anderen hun rijdieren verpesten in een poging toch omhoog te komen.'

'Wacht verdomme even,' zei Aiken. 'Ik heb niets gezegd over opgeven. We hebben nog drie dagen voor de Wapenstilstand ... Ik ga Delbaeth achterna. De grot in.'

'En ik ga met hem mee,' zei Stein. 'Niemand gaat me nog es in de verkoop gooien alsof ik een fokstier was.' Het mentale en vocale stemgeruis dat hun verklaringen begroet­te, maakte het voor Aiken mogelijk om af te schermen wat Stein niet hardop zei: Wat dan nog als ik eraan ga. Wanneer een of andere Tanu mij als slaaf koopt, zie ik Sukey toch nooit meer. 'Maak je dolzinnige gebaar dan maar, als dat zo nodig moet,' zei Nodonn. 'Laat ons zien, als je kunt, dat je weet hoe je de Vorm van Vuur moet verslaan op zijn eigen terrein.' De meesten van de Tanu op de richel lieten bulderend hun goed­keuring horen bij die opmerking van hun strijdmeester. 'De overigen keren terug naar het kasteel van Heer Celadeyr om zich op te frissen. Daarna vliegen we naar Muriah. Delbaeth zal hier zeker blijven tot na de Grote Veldslag. Mochten we je bot­ten vinden wanneer we ten slotte toch tot zijn leger doordringen, dan zullen we het Lied voor je zingen en de gepaste riten in acht nemen.'

Nog meer gelach, maar nu klonk vanuit hun midden ook een protest.

'Hebben jullie er iets op tegen, Bleyn en Alberonn?' vroeg Nodonn.

Twee ruiters drongen hun dieren naar voren. Bleyn de Kam­pioen, die een halfbloed was en zeer krachtig in psychokinese en overreding en die aan de Hoge Tafel zat, en Alberonn Geesteter, eveneens een halfbloed en een van de beste scheppers van ver­warrende illusies. Ze behoorden beiden tot de bondgenoten van Mayvar en beiden hadden geholpen om Stein en Aiken te trainen voor hun inwijding.

'Het is niet passend dat dit gezelschap van hier vertrekt en Heer Aiken in de wildernis achterlaat terwijl hij afdaalt om Delbaeth uit te dagen,' zei Belyn. 'Schande over degenen die in de dapper­heid van een heldhaftig man redenen zien tot spot.' Nodonn glimlachte enkel.

Alberonn zei: 'Wij tweeën zullen op de terugkeer van Aiken en Stein wachten. We zullen ons kamp precies op deze plaats opslaan en bidden dat ze mogen slagen. We zullen drie dagen wachten, zodat de tijd die oorspronkelijk voor deze expeditie bestemd was, volledig wordt gebruikt'.

'Ook ik zal wachten,' besloot Bunone, 'samen met mijn drie krijgsvrouwen. Aiken Drum is een man van buitengewone talen­ten! Ook wij zullen bidden dat hij overleeft.' De Hoge Koning stak zijn hand op in een gebaar van instem­ming. 'Goed dan! Wat maken drie dagen ook uit. En we hebben een rustpauze wel verdiend na die lange jacht achter dit verdom­de fantoom. Maar als we hier blijven, Celo, dan zul jij voor aan­voer van wat behoorlijk eten en drank moeten zorgen.' De Heer van Afaliah zei: 'We kunnen ons kamp opslaan in de weide beneden, dicht bij de stroom, waar nu onze bedienden met al onze bagage wachten. Mijn zoon Uriet zelf zal een afdeling leviterenden aanvoeren om verversingen te halen'. 'Dat is dan geregeld,' zei de koning. Hij keek woest naar Aiken. 'Drie dagen, niet langer. Hoor je me?'

De gouden jongeling sprong uit zijn zadel, knielde voor de koninklijke chaliko en grijnsde vanonder zijn gouden vizier omhoog. 'Dank voor het geduld, Ontzagwekkende Vader. We zullen Delbaeths ballen meebrengen om er thuis de vloer mee aan te vegen.'

Terwijl de anderen onder doodse stilte toekeken, legden Aiken en Stein hun wapenrustingen af en stapelden die op vlak naast de ingang van de grot. Ze lieten al hun wapens achter behalve het grote bronzen zwaard van Stein. Uit hun zadeltassen haalden ze alleen een voorraadje voedsel, een grote veldfles bier en een smal, gouden doosje niet veel groter dan een penne-étui dat Aiken schielijk onder zijn tuniek wegstak. Terwijl hij een bestraffende vinger naar Nodonn uitstak, zei hij: 'En loer ons niet achterna, Zonnegezicht, en houd je vuurbollen bij je'.

'Dat beloof ik,' zei de Strijdmeester nog steeds glimlachend. 'Goed, vaarwel dan allemaal,' zei Aiken Drum. Een bijna geluidloos klikken in de lucht.

Nog twee vleermuizen voegden zich bij de zwerm die boven de Jacht rondcirkelde. Nadat ze zich een paar minuten de tijd had­den gegund om aan hun vleugels te wennen, doken ze naar bene­den en verdwenen in de duisternis van Delbaeths grot.

'Hé, jong!'

'Sjjtt. Moet er zeker van zijn dat niemand ons achterna voelt. Ik vertrouw die kloterige Aartsengel voor geen cent.'

'Jong, wat doen we nou met dat griezelmonster?'

'Houd nou even je nieuwsgierige muil op de haak. Dit is rotwerk, al deze dingen tegelijk doen.'

'Sorry.'

Ze hingen met hun kleine klauwtjes aan het dak van de tunnel waar de stroom doorheen snelde. De wereld was volkomen en angstaanjagend duister. De waterval maakte een schuimend en sissend geluid terwijl hij in de darmen van de berg spoot. Gerom­mel ver beneden hen liet horen waar het water terechtkwam. Beide vleermuizen konden 'zien' door middel van geluid. Ten slotte zei Aiken: 'Het is in orde. Ze zijn allemaal op weg naar de kampplaats. Niemand doet echt een poging om ons in de gaten te houden. Het allerkleinste schermpje houdt hen nu wel op een afstand. De ellende is, Steinie, dat ik niet helemaal zeker weet hoe goed die grote jongens in dat vérzien zijn. Ik ben er zeker van dat de meesten van die buitenaardsen het ondergronds niet kunnen. Dat is ook de reden waarom de Firvulag in grotten en holen leven. Maar de koning, Nodonn en die Fian die al die PK-stunts doet, zouden misschien toch een manier weten om dwars door een kilometer rots heen iets waar te nemen. Precies zoals ik dat kan.'

'Jezus, godnogantoe. Houd es op met dat gepoch en zoek uit waar dat spook zijn reet in de grond heeft gestoken. Of kan het jou niet schelen om levend verbrand te worden?' 'Wij worden niet verbrand. Delbaeth zit niet in een of andere holte verborgen om ons op te wachten. Hij is thuis. Hij weet dat niemand in deze wereld stom genoeg is om hem in zijn eigen grotten achterna te komen.'

'Ha, ha. Dat is mooi, Aas van me. En nu wij hier dan toch zijn ... waar zijn wij eigenlijk?'

in een betere positie dan tussen dat zootje buitenaardsen. Dit is precies de kans waar ik op heb gehoopt sinds we op deze jacht gingen. Een kans om Delbaeth achterna te gaan zonder dat de rest staat toe te kijken hoe ik hem afmaak.' 'Ga je hem soms om zeep helpen met dat superbrein van je?' 'Verwed er je mooie kontje maar onder van niet. Ik zou tegen Delbaeth geen kans hebben, net zo min als één van de Tanu. Tenzij het volkomen bij verrassing gebeurde. En daar was wei­nig kans op met driehonderd ridders van de Ronde Tafel achter zijn gat. Mooi niet! Er is maar één manier om de Vorm van Vuur te pakken te krijgen. Mijn kleine ouwe liefje, Mayvar, die wist hoe.'

'En hoe dan, in godsnaam.'

'Ik ga de zaak belazeren. Kom op. Laten we een plek uitzoeken waar het vlak is en droog en dan zal ik je het laten zien.' De twee vleermuizen spiraalden door de schacht omlaag. Op de bodem veranderden ze in bleke, oogloze vissen die zich zigzag­gend door de watertunnel werkten, waarbij ze alle bochten en obstakels waarnamen door de drukverandering en de reflectie van de waterstromen. Ze trokken meer dan een kilometer verder voor de stroom uitliep op een grote, met lucht gevulde ruimte. Eén vis sprong omhoog en viel weer terug. Toen sprongen ze beide en veranderden weer in vleermuizen. Een paar ogenblik­ken later waren ze weer mensen, zittend op een rotsrichel naast de ondergrondse rivier terwijl een kleine bol van licht boven hun hoofden hing die de duisternis enigszins verdreef. De zoldering van de grot boven hun hoofden was indrukwekkend behangen met rietdunne kristalformaties, slank en fijn.' Aan elke kegel hing een minuscule druppel water.

Maar Aiken verspilde geen tijd met het bewonderen van de omgeving. Hij nam het gouden doosje uit zijn hemd, knoeide met het deksel op de een of andere psychokinetische manier en liet Stein toen zien wat er binnenin zat: een enkel, smal, grijs voor­werp, misschien twintig centimeter lang, in de verte lijkend op een zilverglanzend stukje droog mos rond een draadachtig steeltje.

Stein fronste. 'Weet je waar dat op lijkt? Toen ik nog een kind was in Illinois, hadden we ...'

'Precies, dat is het. En een van die kleine dingetjes gaat die vuurschijtende Firvulag hardstikke dood maken. Lang geleden heeft een of andere sukkel dit door de tijdpoort mee genomen met het idee het Plioceen wat levendiger te maken. En omdat ze volko­men onschuldig zijn, had niemand bezwaar. Maar toen die jon­gen in Ballingschap uitstapte, werd zijn spul in beslag genomen en alles vernietigd op deze ene na waar Mayvar de hand op wist te leggen. Weet je waarom? Omdat hier deze dingen dodelijk zijn. Niet voor mensen, ook niet voor mensen met een halsring om, maar voor de buitenaardsen.

ijzer!' Stein was haast sprakeloos van verbazing. 'Nergens gereedschap van ijzer hier. Alles is van glas, vitredur, brons of een andere legering, zilver, goud, noem maar op. Maar nergens ijzer! Hel, waarom heeft niemand dat door gehad?' 'Hoeveel ijzer hadden wij in het Bestel op plekken waar je het zien kon? We gebruikten bijna geen ijzer meer. Weet je hoe de Tanu en de Firvulag dit spul noemen? Bloedmetaal! Één prik en ze zijn er geweest. Of, in het geval van dit ding .. .' 'Jezuss . . . ja,' riep Stein uit. Zijn gezicht ging nadenkend staan. 'Het zal je lukken, jong. Eindelijk mijn geloof terug. En nadat we die Delbaeth hebben afgemaakt, ga je me helpen om met Sukey te ontsnappen. En als een of andere stomme Tanu ons probeert tegen te houden ...'

'Jij stommerik! Was je je grijze halsring vergeten? En die zilve­ren van Sukey? De Tanu zouden je overal kunnen volgen. Rus­tig, man. Ik heb andere plannen. We komen er allemaal heus wel uit als jij niet nog meer van die kunststukjes uithaalt als met Tasha.'

Aiken deed het gouden doosje weer dicht en stopte het weg in zijn hemd.

'En nu moet je je waffel houden en stilzitten. Ik moet Delbaeth zien te vinden en deze röntgenmanier van kijken is heel wat zwaarder dan jij denkt. Nog een geluk dat deze rotsen niet van graniet zijn.'

'Mooi niet. Kalksteen, zandsteen, middelzware leisteen en meer van dat in dit deel rond de Middellandse Zee. Vergeet even niet dat ik met deze rotsen gewerkt heb toen ik hier nog boorde.' 'Houd je kop, verdomme.'

Ze zaten beiden in hun ondergoed. De kleine lichtbol van psycho-energie ging uit toen Aiken al zijn aandacht concentreerde op het zoeken. Het enige geluid was dat van het druppelen van water.

Zou ik ook zo buiten mezelf kunnen reiken? vroeg Stein zich af. Sukey had hem verteld dat het zijn liefde voor haar was geweest die de controle van Dedra over hem via de halsring had verbro­ken. Zou liefde sterk genoeg zijn om de duizend kilometer te overbruggen die hem van Sukey scheidde, weggestopt in Muriah in de catacomben van het Herstellingshuis. Visualiseer haar eerst voor je geestesoog. (Makkelijk wanneer je echte oogzenu­wen geen enkele impuls ontvangen.) Daar is ze. Vertel haar nu dat je van haar houdt, dat het allemaal in orde komt, dat je veilig bent, dat je terugkeert, dat je bezig bent te winnen ... 'Ik heb hem, Steinie! Ik heb de stinkerd gevonden!' Het astrale licht ging weer aan. Stein haalde een grote hand over zijn voorhoofd en veegde die af aan zijn heupen. Zijn poging tot vérspreken was niet gelukt. Hij hield er koppijn aan over. Met zijn rode haar overeind alsof het onder stroom stond en met ogen die van opwinding bijna uit zijn kop vlogen, sprong Aiken overeind en wees naar een massieve rotswand. 'Die richting. Misschien acht of negen kilometer en nog een paar honderd meter lager. Een soort wazige vlek. Zijn mentale aura, denk ik. Dat is het enige levende ding hier, hoe ver ik ook kijk. Dat moet hem zijn.'

Stein zuchtte. 'Nu hoeven we alleen nog maar door die rotsmuur te lopen.'

De grappenmaker klonk bijna verontschuldigend. 'Dat kan ik niet, Steinie. Interpenetratie is niet mijn vermogen en ik kan ook geen rotsen verpulveren. We zullen moeten lopen of vliegen of zwemmen. Maar als Delbaeth daar gekomen is, kunnen wij het ook. Dit hele bergmassief is als een honingraat ondergraven door holten en grotten en tunnels. Het zal even duren voor we onze weg erdoorheen hebben gevonden.' Hij keek vastberaden. 'Maar het mag niet te lang duren, anders is de Wapenstilstand begon­nen. Dat is het seizoen waarop er niet meer op de Firvulag mag worden gejaagd tot de Grote Veldslag begint.' Stein keek naar de chronometer om zijn pols. 'Half zeven in de avond, de zevenentwintigste september. Zes miljoen jaar voor Christus.' 'Precies.'

'Vertel me nog één ding voor je die Dracula-stunt gaat uithalen. Veranderen we echt in vleermuizen of vissen wanneer jij je tover­kunstjes uithaalt of is dat een of andere vorm van illusie terwijl we al die tijd ons eigen lichaam behouden?' 'Ik mag verdomd zijn als ik het weet,' antwoordde Aiken Drum. 'Houd je bier en het vreten vast, makker, we gaan!'

Ze zochten.

Droge tunnels en tunnels die overstroomd waren. Grote gale­rijen van eens vloeibaar gesteente en stalactieten; dunne, bewe­gende gordijnen van flinterdunne rots die eruitzagen als bevro­ren creaties van perzik- en vanille-ijs. Ingewikkeld doodlopende hoeken en kwellend lage doorgangen, bezet met tanden van kalksteen: neergestorte rotsmassa's waar een zoldering het begeven had in brokken en hopen als huizen zo groot; deels drooggevallen rivierbeddingen vol glinsterende modder; verlei­delijke doorgangen die nergens toe leidden, behalve in de ver­keerde richting.

Ze aten en na een tijdje sliepen ze enkele uren. Ze werden weer wakker en trokken verder, vliegend, zwemmend, lopend en klim­mend. Tegen het midden van de tweede dag waren het bier en het voedsel op. Er was voldoende water, maar nergens een insekt waar vleermuizen zich te goed aan konden doen, nergens een eetbaar brokje dat geschikt was voor de vissen die ze soms waren om er de maar al te reële honger in hun misschien wel illusoire magen mee te stillen.

Aikens mentale barrière was nu alleen geprojecteerd voor hen uit, tussen hen en die concentratie van psychische energie die Delbaeth moest zijn. Die veranderde nu nauwelijks van plaats: waarschijnlijk gunde de Vorm van Vuur zichzelf langdurige slaapperioden tussen kleine uitstapjes in, of misschien markeer­de die aura wel iets heel anders ...

De vleermuizen scheerden door een lange, aflopende tunnel. Voor het eerst sinds hun afdaling waren ze zich bewust van een luchtstroom tegen de membranen van hun vleugels. De mentale stem van Aiken sprak tegen Stein over de draaggolf die enkel voor mensen geschikt was.

Denk helemaal niets. Houd je geest doodkalm als je leven je lief is. Ik denk niet dat hij mij zo kan horen, maar als jij een mentale schreeuw zou geven, dan zou hem dat pal voor zijn kop komen. De twee vleermuizen, helemaal verborgen achter de zwaarste barrière die Aiken kon maken, kwamen bij een hoek van negen­tig graden in de gang. Ze fladderden rond de hoek en zagen licht voor zich uit, oranjegeel dat zachtjes flikkerde. De doorgang was droog. Er stonden grote voetafdrukken in het zand. Wiekend tussen de rotsformaties, kwamen de vleermuizen aan de rand van dat verlichte gebied. Het was een grote, open ruimte vol overhangende monolieten die enigszins de vorm hadden van in sluiers gehulde menselijke figuren. De vleermuizen vlogen naar de zoldering waar ze een plaats vonden op een richel die ver naar voren uitstak. Daar, verborgen voor het oog van iemand beneden, veranderden ze weer in Aiken en Stein. Stilte. Beweeg je niet. Laat die verdomde schede niet rammelen. Doe helemaal, maar dan ook helemaal niks. Aiken kroop op zijn buik naar de rand van de richel en keek eroverheen. Beneden brandde een groot vuur binnen een zorg­vuldig aangelegde ronde haard. Stapels van hun schors ontdane houtblokken lagen netjes opgestapeld in een alkoof. Andere delen van de grot waren gemeubileerd met een tafel, stoelen, een hemelbed van reusachtige afmetingen dat deels door gordijnen van het fijnste Tanu-brokaat verborgen werd en meerdere met houtsnijwerk versierde kasten en opbergkisten. Leren zakken die uitpuilden van een onbekende inhoud, stonden aan de voet van een pilaar. Tegen een andere stond een stelling met visnetten met houten drijvers. De vloer was bedekt met gladharige pelzen, sommigen donker, anderen gevlekt van kleur. De meeste vuile borden op de tafel leken reusachtige schelpen te zijn.

Dicht bij het vuur stond een overdreven gepolsterde fauteuil, overtrokken met grijs leer. In de stoel, diep in slaap, bevond zich een menselijke gestalte die in grootte de Tanu nog overtrof en die daarbij heel wat robuuster was gebouwd. Op zijn hoofd groeiden steenkleurige manen van verward haar met daaronder een woes­te baard. Hij droeg een leren hemd met veters, dat aan de voor­zijde openhing en dat de roodachtige vacht op zijn borstkas liet zien. Zijn broek was vuurrood. Hij had zijn schoenen uitgetrok­ken en zijn enorme voeten naar het vuur gestrekt. Af en toe bewoog een van de tenen. Een cyclisch geluid dat op het lawaai van een slecht functionerende metaal vergruizer leek, vertelde Aiken dat Delbaeth, de Vorm van Vuur, de formidabelste onder de wilde Firvulag in het zuiden van het Veelkleurig Land, diep lag te snurken.

Aiken opende het gouden doosje en haalde het potlooddunne voorwerp eruit. Terwijl hij het kleine ding omhooghield, leek hij een traject te berekenen. Hij ontstak de punt van zijn geheime wapen met zijn scheppende metavermogen. Het ontbrandde met een hel, wit licht dat gloeiende deeltjes ijzervijlsel uitstootte alsof het meteorietjes waren. Aiken hield het stuk vuurwerk op arm­lengte van zich af.

Diep beneden hen kwam Delbaeth snel uit zijn stoel overeind, met een luid gebrul. Zijn bijna drie meter hoge lichaam veran­derde in een vurige massa waaruit woedende armen omhoogreikten die een bal van vuur begonnen te vormen tussen hun witgloeiende klauwen.

Aiken gooide het vuurwerk naar beneden, dwars door het psy­chische afweerveld dat hijzelf had opgeworpen en gebruikte al de PK die hij kon opbrengen. Delbaeths vuurbal kwam omhoog, recht op zijn doel af en werd afgeweerd. Er weerklonk opnieuw een echoënde kreet van het monster bene­den. Het fragiele vuurwerk raakte zijn brandende vorm en viel daarna op de rotsvloer, nog steeds vonken verspreidend. Del­baeths vuur doofde uit. Hij kromp langzaam ineen, leek bijna in de bodem op te gaan en bewoog toen niet meer. 'Kom op!' schreeuwde Aiken.

Twee vleermuizen fladderden omlaag en werden daar ander­maal mensen. Toen ze naast het afschrikwekkende karkas ston­den, zei Stein: 'Zie je waar je hem geraakt hebt? Pal op zijn voorhoofd, hij keek natuurlijk omhoog. Het is niet meer dan een klein brandwondje van een heet ijzerdraadje'. Er stond een leren emmer vol water naast de tafel. Aiken hief het omhoog en gooide de inhoud over het nog steeds brandende stuk­je vuurwerk. Het had al een gat gebrand in een pels die daardoor voorgoed bedorven was.

'Je hebt het klaargespeeld!' Stein veegde de kleine man op en vermorzelde hem bijna in zijn omhelzing. 'Je hebt het klaarge­speeld!' Terwijl hij Aiken liet zakken, schreeuwde Stein nog eens uitdagend naar de stalactieten. 'Sukey, baby, we hebben het geklaard!'

Aiken fronste nadenkend, toen begon hij luidkeels te lachen. 'Ik mag verdomd zijn, Viking, maar ze heeft je gehoord. Misschien kun jij haar niet horen, maar ik ontvang een heel zwak vérspre­kend gefluister. Ai... dat raad je nooit. Ze houdt van je.' Stein greep de emmer en goot de rest van de inhoud over Aiken.

'Dank je wel,' zei die, 'dat had ik net nodig. Snijd nou zijn kop eraf en laten we maken dat we hieruit komen. We moeten de kortste weg naar buiten zien te vinden om terug te kunnen vlie­gen naar Hunne Koninklijkheden. Dat kan niet al te lastig zijn. We hebben nog een volle dag over!'

Stein begon zijn grote bronzen zwaard uit de met edelstenen bedekte schede te halen. Maar toen het zwaard halverwege was, bevroor die beweging en Stein hield zijn hoofd scheef. 'Luister! Hoor je dat? ... Het is nu een stuk duidelijker dan daarboven met dat snurkende spook onder ons.'

Aiken spitste zijn oren. Een traag en diep boem vibreerde door de rotsen. Een paar seconden verstreken. Boem. Als het luiden van een grote bel werd het geluid herhaald. Boem. Langzaam. Maar niet tegen te houden.

'Weet je wat dat is, jong?' vroeg Stein. 'Da's de branding. Ergens vlak bij aan de andere kant van deze rotsmuur is de Atlantische Oceaan.'