HOOFDSTUK VIJFTIEN

Pinewoods blijft bestaan.

Ik had niet bang hoeven zijn.

Na de bosbrand meer dan twee uur bestreden te hebben, wist de brandweer hem onder controle te krijgen en liep Pinewoods geen gevaar meer af te branden. Babs en ik keken verdoofd toe. Onze ogen deden pijn van de rook en onze keel was kurkdroog. We konden niet ontsnappen aan de scherpe geur van vochtig, smeulend hout. Het was een droevig gezicht. Het gras was geblakerd en de rand van het prachtige bos was verschroeid. Het water uit de brandspuiten had van de grond een modderpoel gemaakt. Drie lijnen slang leidden van het meer naar de brandpompen en er moesten duizenden liters water gebruikt zijn om de brand te blussen.

„De thee is klaar!" riep juffrouw Drew tenslotte vanuit het keukenraam en er werden dampende koppen doorgegeven aan de dorstige brandblussers. Mijnheer Rorkins en beide groepen ruiters veegden hun vuile gezicht af en ontspanden zich, opgelucht dat de strijd tegen de bosvijand - brand - deze keer bevochten en gewonnen was.

„En dat allemaal, omdat een stukje glas het zonlicht opgevangen heeft, of misschien, omdat een wandelaar een nog brandende sigarettenpeuk heeft weggegooid," zei een van de brandweermannen toen hij zijn kop thee leegdronk.

Hij grijnsde naar Babs en mij. „Dus jullie zijn de heldinnen nietwaar? Ik heb gehoord dat jullie het eerst ter plaatse waren en dat jullie daarna meneer Collins in veiligheid gebracht hebben." Op dat moment kwam John naar ons toe en, tot onze verbazing gaf hij ons een hand en klopte op onze schouders.

„Goed gedaan!" zei hij hartelijk tegen ons. „Een geluk voor mij en voor Pinewoods dat jullie de zaak in eigen hand genomen hebben en tenslotte toch niet naar huis gegaan zijn."

We konden onze oren bijna niet geloven. John was werkelijk ingenomen met ons!

„Ik zal met meneer Rorkins gaan praten," zei hij er achter aan, „en ik weet zeker dat hij het goed zal vinden als jullie zin hebben om terug te komen naar

Pinewoods, om hier te blijven zolang we nog draaien. Denk eraan, het is mogelijk dat dat nog maar een week of twee is."

„Terug naar de boomgaard en de caravan!" zei ik tegen Babs. „Jippie!"

Onze harten maakten een sprongetje, toen we twee stemmen hoorden op de oprijlaan - die van Tessa en Susan. Ze moesten net terug zijn uit Birmingham, waarschijnlijk met toestemming van de bankdirecteur om nog een paar weken door te draaien tot het einde van het seizoen.

Verlangend keken we naar de deuropening en daar kwamen Susan en Tessa binnen. We keken vol verbazing naar hen. Susan en Tessa waren niet samen. Ze hadden een meisje bij zich van ongeveer onze leeftijd. Ze had krullend kastanjebruin haar, blauwe ogen, en sproeten op haar neus. „Molly!" zei ik verbaasd.

„Jackie!" Molly kwam op ons toe rennen. Ze leek even opgewonden ons te zien als wij waren, toen we haar zagen. „Babs!"

We sloegen onze armen om elkaar heen, praatten allemaal tegelijk, probeerden de tijd in te halen die we verloren hadden doordat Molly de waterpokken had. „Jullie zijn precies zoals ik me voorgesteld had." Molly deed een stap achteruit om ons om beurten te bekijken. „Wat zullen we veel plezier hebben! En bedankt voor je hulp om te voorkomen dat de boel afbrandde nog voor ik hier was." „We dachten al dat we je nooit zouden zien," zei Babs.

„Ik ook." Molly's ogen schitterden. „Ik heb je brieven telkens en telkens weer gelezen, Jackie." Op dat moment kwamen meneer Rorkins en John, die samen hadden staan praten, naar ons toe. „Susan! Tessa!" riep John door de keuken. „Luister eens. Mijnheer Rorkins heeft een idee."

„En ik weet zeker dat het een goed idee is," zei mijnheer Rorkins glimlachend. „Mijn vrouw en ik hebben het verschillende keren besproken. John heeft me van jullie problemen verteld, dus leek het me beter niet langer te wachten met vertellen wat ik in gedachten had."

Molly, Babs en ik keken elkaar opgewonden aan. Zou Pinewoods toch nog te elfder ure gered worden? John glimlachte ontspannen. Hij keek de oudere man dankbaar aan en zei: „Meneer Rorkins heeft een soort fusie voorgesteld."

„Natuurlijk op een zuiver zakelijke basis," zei meneer Rorkins. „White Heather moet uitbreiden, weet je. De ponykampen worden zo populair dat we boekingen moeten weigeren. We konden alleen plaats vinden voor juffrouw Drew en Helen en Diane, doordat er op het laatste moment een paar afzeggingen kwamen. Pinewoods zou het overschot van White Heather kunnen nemen. Dan zouden jullie nog steeds de leiding hebben en er een goede boterham aan hebben, denk ik."

„Maar dit is fantastisch." Tessa's ogen schitterden. Toen verdween haar opwinding. „Maar hoe moet het dan met de Associatie? Ze hebben ons gecontroleerd en afgewezen."

„Ik zal je een geheimpje vertellen," bekende meneer Rorkins glimlachend. „Ze hebben de White Heather de eerste keer ook geweigerd. Je kunt later opnieuw een controle aanvragen en ik vermoed dat, nadat de White Heather jullie geholpen heeft wat verbeteringen aan te brengen, jullie zonder veel moeite aangenomen worden."

En zo ging het ook. We werden opgenomen in de lijst met aanbevolen kampen en Pinewoods zat vol tot aan het einde van het seizoen, terwijl minstens de helft van de gasten voor het volgende jaar boekten. Babs en ik en Molly hadden het druk met ons werk, maar dat vonden we niet erg.

We genoten van elke minuut van het leven op Pinewoods - het verzorgen en het schoonmaken van het leer en het allerbeste, de voedertijden als het stil was in de stallen op het rustige gekauw van de paarden na.

We maakten nog een heleboel tochten over de bergen en door de bossen: picknickten bij een meer, liedjes bij de open haard toen de avonden kil werden in september.

Natuurlijk waren er ook nog meer ongelukjes en tegenslagen, en soms liep John te mopperen, maar we letten er niet erg op. Oudere broers hebben schijnbaar de gewoonte om boos te worden. We hadden ook films over pony's en lezingen op de White Heather en nog een bezoek van Pam Whyte. Ja, het leven was geweldig, en aan het einde van die onvergetelijke vakantie kregen we de verrassing van ons leven - het voorstel van John dat we - als we werkelijk ons best deden ons verstandig te gedragen - meer vakanties op Pinewoods door zouden brengen om te helpen met de pony's.

Nou, we zijn weer thuis — en Babs en ik moeten weer terug naar school. Voorlopig is Molly weer een correspondentievriendin, die bijna tweehonderd kilometer bij ons vandaan woont. Maar we kunnen uitkijken

naar andere vakanties in de knusse caravan in de boomgaard waar Misty en Patch onder de appelbomen stonden te dromen en twintig pony's van Pinewoods in het veld ernaast.

Dus we hebben nog heel wat gelukkige dagen met pony's voor de boeg!