HOOFDSTUK DRIE

De oorzaak van de moeilijkheden.

„Waarom moest ik zo uitvallen tegen John?" zei Babs kreunend, toen we Misty naar de box leidden en haar teugel afdeden. „Nu worden we zeker naar huis gestuurd."

Ik knikte. Ik voelde me te ellendig om iets te kunnen zeggen.

We hadden die ochtend zo hard gewerkt, om John te laten zien hoe goed we met pony's konden omgaan. We hadden gehoopt, dat hij zou zien dat we werkelijk nuttig konden zijn en dat hij ons goed kon gebruiken in het ponykamp. Nu zag het ernaar uit, dat al onze moeite voor niets geweest was. Waarom, o waarom, had het zo moeten lopen?

„Misty!" ik keek niet begrijpend naar het zachte gezicht van mijn pony. „Hoe kwam je ertoe John te schoppen?"

„En waarom moest ik alles nog erger maken door zo tegen hem tekeer te gaan?" zei Babs kreunend. „Het was al erg genoeg voor hem om plat op zijn rug terecht te komen, zodat hij een figuur sloeg voor de ruiters, zonder dat ik hem een grote mond gaf waar iedereen bij stond."

„Die schop moet hem ook pijn gedaan hebben," zei ik zuchtend. Ik keek weer naar Misty. „Ik weet niet wat jou opeens bezielde, meisje. Ik heb nog nooit meegemaakt, dat je zoiets deed." Op dat moment hoorden we voetstappen op het erf en kwam Susan binnen.

Ook zij leek van streek en leek de grootste moeite te hebben ons niet te zeggen wat ze van ons dacht. „Het spijt me verschrikkelijk, Susan," zei ik verontschuldigend. „Ik begrijp niet waarom Misty dat deed. Ze heeft nog nooit iemand geschopt. Ze heeft zelfs nooit gebeten. Ze is zo lief."

„Dat idee had ik ook," zei Susan. „Daarom begrijp ik er niets van. John ook niet. Hij komt zo naar Misty kijken en ik wil jullie uit de buurt hebben voor hij er is. Ik zou graag willen, dat jullie naar binnen gingen om Tessa te helpen. Ze heeft op het ogenblik een heleboel te doen, ze moet de thee klaarmaken voor alle gasten."

Verslagen gingen we naar de keuken. Wilde dit zeggen dat John besloten had dat hij ons de verzorging van de pony's niet kon toevertrouwen? Tessa, die niet wist dat we in ongenade gevallen waren, keek blij op terwijl ze koude kip stond te snijden en het over de borden verdeelde, die in rijen op de lange tafel stonden.

„Ik ben blij dat ik wat hulp krijg!" zei Tessa glimlachend. „Jullie zijn een stel engelen," zei ze erachteraan. Ze gaf Babs een blikopener en een lepel en wees naar een paar blikken gemengde groenten in mayonaise. „Maak die voor me open en doe op elk bord een flinke klodder. Jackie, wees jij eens lief en was de sla en schud hem goed uit."

We voelden ons alles behalve engelen en lieverds, We hadden ons slecht gedragen en dat wisten we heel goed. De lieve vriendelijkheid van Tessa maakte het alleen maar erger. We maakten ons bovendien ongerust over Misty.

We stonden de sla en de sterkers te wassen, toen Babs opeens mijn arm greep en door het raam naar buiten wees.

„Kijk!" riep ze uit. „John is net naar binnen gegaan in Misty's box om haar te onderzoeken. Wat denk je dat hij zal vinden?"

„Ik weet het niet," zei ik. „En ik schaam me te erg om het hem te vragen."

„Ik niet," verklaarde Babs, en ze liep snel naar de deur.

„Kom terug," drong ik aan, terwijl ik aan haar mouw trok. „John zal Misty niets doen. Hij weet meer van pony's dan wij."

Maar toch was ik zenuwachtig. Zou Misty zich door John laten onderzoeken? Of zou ze hem om de een of andere reden weer schoppen of, wat nog erger was, bijten? En zou hij dan denken, dat ze werkelijk vals was en weggestuurd moet worden? Babs en ik gingen verder met onze keukenwerkjes. Mijn hart zakte in mijn schoenen toen John tien minuten later binnenkwam, terwijl wij komkommer en tomaten stonden te snijden, en kortaf zei: „Babs en Jackie. Kom met me mee naar de stal. Ik wil jullie iets laten zien."

We volgden de grote broer van mijn correspondentievriendin naar de box.

„Kijk hier eens naar!" zei John tenslotte, terwijl hij naar Misty's achterkant wees.

Babs en ik kwamen dichterbij en ik zag een bult onder de huid van mijn pony.

„Zie je deze zwelling?" vroeg John.

„O, hemel!" zei ik geschrokken. „Dat heb ik niet gezien."

„Waarom niet!" wilde hij weten. „Je hebt Misty vandaag geborsteld."

„Ja, maar ik had geen tijd om haar helemaal te doen, dus moet ik dat deel gemist hebben." Ik beklopte Misty's hals om haar gerust te stellen. „Arm meisje! Geen wonder dat je sloeg toen John zijn hand op je rug legde. Die bult moet pijn doen." „Het is jammer," zei Babs. „Maar het bewijst tenminste een ding - dat Misty niet vals is."

„Misschien." John keek van Babs naar mij. „Maar het bewijst ook iets anders - dat jullie niet eens voor jullie eigen pony's kunnen zorgen laat staan voor die van anderen."

Ik was verslagen. Dit had niet mogen gebeuren. Het was mijn schuld. Ik begreep dat de plek veroorzaakt kon zijn, doordat de riem waarmee mijn regenjas vastgebonden zat toen we gistermiddag aankwamen, wat los zat. Misschien had de gesp van de riem over Misty's rug geschuurd.

„Misty kan niet gezadeld worden voor dit genezen is," vertelde John. „Dat betekent dat niemand haar zal kunnen berijden." „Dat weet ik," zei ik knikkend. „Dus het komt hierop neer..." Johns stem klonk geërgerd. Hij vond ons blijkbaar een stel stommelingen. „Jullie zijn hier nog geen vierentwintig uur, maar jullie hebben al twee pony's uitgeschakeld — eerst mijn Daystar, met een wond aan haar been, en nu je eigen Misty."

„Het spijt ons," zei ik met een klein stemmetje. „Echt waar."

„Als je in dit tempo doorgaat, zijn we straks een ponyziekenhuis inplaats van een ponykamp." „We zullen voortaan voorzichtiger zijn," beloofde ik. „Als je de kans krijgt!" zei John en zonder nog iets te zeggen draaide hij zich om en liep de stal uit. We voelden ons erg klein.

Toen we naar de zadelkamer gingen om een emmer en een pak zout te halen, zagen we dat John en Susan nog meer aanwijzingen opgehangen hadden. Ze waren aan de stalmuren vastgemaakt en boven de bakken met voer. Op een bord stond:

GEEF JE PONY ALTIJD WATER VOOR JE HEM ETEN GEEFT - ANDERS KRIJGT HIJ LAST VAN ZIJN INGEWANDEN.

Op een ander stond:

GEEF NIET TEVEEL LEKKERE HAPJES ANDERS BEDERF JE JE PONY.

En op weer een ander:

ALS JE JE PONY BEZWEET VAN EEN RIT BINNENBRENGT ZORG ER DAN ALSJEBLIEFT VOOR DAT HIJ DROOGGEWREVEN WORDT. PONY'S VATTEN SNEL KOU.

En - de mooiste van allemaal - opgehangen aan de binnenkant van de deur van de zadelkamer waar alle ruiters het zouden zien als ze naar buiten gingen, was de volgende:

HOUD JE HOOFD EN JE HART HOOG JE HANDEN EN JE HIELEN GOED OMLAAG JE KNIEËN STEVIG TEGEN DE FLANKEN VAN JE PONY EN JE ELLEBOGEN DICHT TEGEN JE ZIJDEN

Na al die ponywetenswaardigheden in ons opgenomen te hebben gingen we Misty's pijnlijke plek snel betten met zout water. We waren net klaar, toen de grote bel in het portiek luidde om iedereen te waarschuwen, dat de thee klaar was.

„Zo!" zei ik tegen Misty. „Jij blijft hier rustig staan en na het theedrinken zetten we je bij Patch in de boomgaard."

Het eten zag er heerlijk uit. Er was kip met salade, broodjes en boter; schalen met frambozen en kommen met room en borden met Tessa's zelfgemaakte cakes.

De ogen van de ruiters lichtten op. Ze vonden dit blijkbaar een goed begin van hun vakantie. „Jippie!" juichte Ed. „Ze zijn niet van plan ons honger te laten lijden op de Bar X Ranch." Iedereen ging zitten en begon te eten, terwijl Susan en Tessa thee schonken uit grote bruine theepotten. Toen klonk boven het gepraat de stem van Tims moeder opeens toen ze zei: „Er is nog een lege stoel. Zijn we er allemaal?" Babs en ik hadden al gezien wie er ontbrak, omdat we tegen onze volgende ontmoeting met hem opgezien hadden. De kip met salade stond voor de lege stoel -maar John was er niet.

„Ja, die arme John moet hongerlijden," zei Susan. „Hij komt pas veel later aan eten toe." „Waarom, waar is hij dan?" vroeg Ed. „De ronde aan het doen?"

„Zo zou je het kunnen noemen," zei Susan. „Er zijn twee pony's uitgeschakeld en hij gaat de boerderijen langs om te proberen er nog twee te vinden voor de eerste ponyrit morgen."

Elk stukje kip dat Babs en ik aten, leek in onze keel te blijven steken. Op dit moment zou John honger hebben en ons er de schuld van geven!