2
Het was 22 juni 1958. De moordenaar had mijn moeder op een weggetje
naast de Arroyo High School gedumpt. Misschien had hij haar daar
ook gedood. Of hij had haar ergens anders gedood. Het was op een
vroege zondagochtend gebeurd. Dat weggetje was een bekende plek
voor afspraakjes. Het was prima geschikt voor kortstondige privacy.
Het was gemakkelijk bereikbaar. Struiken belemmerden het uitzicht
vanaf de straat.
De moordenaar had haar verkracht of had met haar instemming gemeenschap met haar gehad. Hij wurgde haar met een katoenen koord en haar eigen rechternylonkous. Hij dumpte haar tussen de klimop in een perkje. Ze was geheel gekleed maar zag er verfomfaaid uit.
sheriff's moorddossier #z-483"3ó2 (met hulp bureau el monte).
De politie heeft uitgezocht hoe ze haar zaterdagavond had doorgebracht.
Ze had om acht uur 's avonds het huis
verlaten. Ze was alleen. Ze reed naar Five Points in El Monte. Ze
keek rond in Mama Mia's Pizza - 'alsof ze uitkeek naar iemand'. Ze
was gezien in de Manger Bar. Ze was alleen.
22.30 uur, zaterdag 21-06-58:
Mijn moeder en een zwartharige blanke
man eten bij Stans Drive-In. Ze zitten in zijn auto-een Olds-mobile
van '55 of '56.
23.15 uur, 21-06-58:
Mijn moeder en de Zwartharige Man
gaan naar de Desert Inn - een nachtclub die bezocht wordt door arme
blanken en middelbare dronkelappen. Een blonde vrouw komt samen met
hen binnen. Alle drie drinken, dansen en praten ze. Ze vertrekken
om middernacht.
02.30 uur, zondag 22-06-58:
Mijn moeder en de Zwartharige Man
gaan opnieuw naar Stans Drive-In. Ze zijn alleen. Ze zitten in zijn
auto. De Zwartharige Man drinkt koffie. Mijn moeder eet een hartig
hapje.
10.10 uur, 22-06-58:
Voetgangers zien het lijk van mijn moeder liggen. Heel overzichtelijk, heel lokaal. Haar huis ligt twee kilometer van Five Points vandaan. De pizzatent en de bar liggen even ten zuiden
ervan. Stans Drive-ln ligt in het midden. De Desert Inn ligt zeven straten verderop, in westelijke richting. De dumpplaats ligt drie kilometer verderop, in noordwestelijke richting.
Mijn ouders waren gescheiden. Ik was dat weekend bij mijn vader. Ik heb mijn moeder niet zien weggaan. Ik raakte niet in paniek omdat ze er niet was, ik was niet bang dat ze nooit meer zou terugkomen. Ik was tien destijds. Ik kende de term 'dumpplaats' niet. Ik heb geen door regen verlengde dodenwake gekend, ik heb geen stoffelijk overschot van mijn moeder in ontbinding gezien.
Ik was een ijskoud jongetje. Ik haatte mijn moeder en begeerde haar, en ik pleegde talloze aanslagen op haar door middel van surrogaat-lijkschouwingen. Ik begroef haar in alle haast en dweepte met andere vermoorde vrouwen. De dood van mijn moeder heeft mijn fantasie verpest en aangemoedigd. Ik ben erdoor bevrijd, maar ook ingeperkt. Mijn geestelijke ontwikkeling is erdoor bepaald. Ik had misdaad als hoofdvak, met als bijvak vrouwen op wie vivisectie was gepleegd. Ik werd volwassen en schreef romans over de mannenwereld waardoor hun sterven gesanctioneerd werd.
Ik was gevlucht voor mijn moeder. Ik zorgde voor een afstand van jaren en kilometers tussen ons. Ik ben in 1994 teruggegaan. Ik was toen zesenveertig. Het noodlot was tussenbeide gekomen. Dat had een
confrontatie tot gevolg.
Een vriend had me gebeld. Hij vertelde dat hij een artikel schreef over onopgeloste moordzaken in de San Gabriel Valley. Hij zou de Afdeling Onopgeloste Zaken van het bureau van de Sheriff in het zonnetje gaan zetten. Mijn vriend zou mijn moeders dossier zien en dingen te weten komen die ik niet wist.
Dat telefoontje gaf me een kans. Ik kon mijn moeders dossier gaan inzien.
Mijn vriend had een heftige blind date voor me gearrangeerd. Ik wist nog niet dat ik op een overweldigende manier verliefd zou worden op mijn moeder.
Ik zag haar dossier. Ik las de verslagen en zag mijn moeder dood liggen, bij de Arroyo High School. Het was schokkend, het was een openbaring. Ik wist dat mijn nieuwsgierigheid en mijn gave voor verhalen vertellen door haar dood tot ontwikkeling waren gekomen. Dat wist ik al heel lang. Die wetenschap was koel beredeneerd geweest, en zogenaamd objectief. Nu voelde ik het volle gewicht van die feiten. Ik voelde dat ik haar daarom erkenning en eerbetoon verschuldigd was. Ik voelde dat ik uit haar was voortgekomen, op een manier die alle gemeenschappelijke bloedbanden overbodig maakte. Ik voelde dat ik haar was.
Een rechercheur van Moordzaken liet me het dossier zien. Hij heette Bill Stoner. Hij was drieënvijftig en stond op het punt met pensioen te gaan. Hij had
tweeëndertig jaar op het bureau van de Sheriff gewerkt. Hij had de Cotton-Club-zaak opgelost, en de Mini-Manson-zaak, en hij had gewerkt bij het speciale team voor nachtelijke stalkers. Hij had vijftien jaar bij Moordzaken gezeten.
Stoner maakte indruk op me. Ik taxeerde hem zoals hij ook mij taxeerde. Ik zag een krachtig en ordelijk intellect. Ik voelde dat hij een essentieel gevoel van medeleven in evenwicht wist te houden met een streng oordeelsvermogen. Ik voelde dat ik veel van hem zou kunnen leren.
Stoner ging met voorlopig pensioen. Hij bleef bij de reserve van het bureau van de Sheriff en behield zijn status van politieman.
Ik besloot te beginnen aan een nieuw onderzoek naar de moord op mijn moeder. Ik vroeg of Stoner me wilde helpen. Daar stemde hij in toe.
Het onderzoek duurde vijftien maanden. Ik woonde in L.A. en werkte fulltime samen met Stoner.
We bestudeerden elk vodje papier in het dossier. We zochten contact met nog levende getuigen. We hebben de laatste dingen die mijn moeder heeft gedaan wel tienduizend keer gereconstrueerd, in hypothetische zin. We zetten een gratis telefoonlijn op en kregen honderden waardeloze tips binnen. Op basis van onze vermoedens maakten we jacht op de Zwartharige Man.
Was hij een vertegenwoordiger op doorreis in El
Monte? Had hij weddenschappen voor de paardenrennen afgesloten bij de Desert Inn?Was de Blondine een collegaatje van mijn moeder geweest, of hadden ze regelmatig dezelfde cocktailbars bezocht?
We maakten logische gevolgtrekkingen. We concentreerden ons op gevangenen uit die plaats die levenslang hadden en keerden terug naar de late jaren vijftig. We kamden de hele San Gabriel Valley uit. We gingen naar El Monte, Baldwin Park, Irwindale, Duarte, Azusa,Temple City, Covina, West Covina en Rosemead. We volgden mijn moeder terug naar Chi-cago en het platteland van Wisconsin. We vonden mensen die haar zestig jaar geleden hadden gekend.
De Blondine of de Zwartharige Man vonden we niet. We hoorden de hele godverdomde geschiedenis van L.A. County aan. Mensen vertelden ons allerlei intieme zaken. Ik imiteerde Stoners ondervraagtechnieken en leerde wanneer ik wat moest zeggen en wanneer ik moest luisteren. Ik was een voyeur-annex-waarnemer, met zwaar gecamoufleerde wraakzuchtige trekjes. De politiemensen mochten me omdat ik wist dat ik niet bij hen hoorde en dat ook niet wilde. Ze mochten me omdat ik liefhad en haatte op dezelfde rechtlijnige manier als zij.
Bill Stoner werd mijn beste vriend. Onze betrokkenheid was wederzijds en ging het onderzoek verre te boven. Onze wereldvisies pasten bij elkaar en werden dusdanig verruimd dat ze twee afzonderlijke op-
vattingen konden bevatten. We praatten uren achtereen over misdaden. Bill vertelde verhalen uit zijn leven als politieman. Ik beschreef mijn eigen kleine misdadige activiteiten en de keren dat ik in de bak had gezeten, twintig jaar eerder. We lachten samen. We spotten met absurde macho-opvattingen en gaven toe dat we aan hun voortbestaan meewerkten. Bill heeft me dingen gegeven. Hij heeft de misdaad in L.A. voelbaar voor me gemaakt. Hij verfraaide die met veel verve en stond toe dat ik mijn moeder in dezelfde context plaatste.
We praatten over haar. We deden niet eerbiedig omdat ze een moordslachtoffer was, of mijn moeder. We praatten ronduit over haar alcoholisme en haar voorliefde voor ordinaire mannen. We volgden het spoor van haar leven en brachten de omwegen daarin in kaart. Wat we gemeen hadden was een voorkeur voor vrouwen, die zonder uitzondering de hele sekse gold en volstrekt geïdealiseerd was. Men had ons kunnen aanwijzen als broeders in het kwaad waar het ging om voorkeur voor slachtoffers van moord. Bill genoot van de luxe van een langdurig onderzoek met een waarschijnlijk overleden verdachte en een negatief resultaat. Op die manier kon hij zich helemaal inleven in het slachtoffer, haar leven onderzoeken en haar respecteren.
Het onderzoek liep op niets uit. De Zwartharige Man werd minder belangrijk. We hadden ons gecon-
centreerd op een moordenaar, en we
hadden massa's feiten verzameld over zijn slachtoffer. Ik wilde een
boek schrijven om de wereld mijn moeder te schenken. Wat ik over
haar te weten was gekomen wilde ik gebruiken om een memoriaal van
mijn erkenning en liefde te schetsen.
Ik heb Mijn moordkuil' in zeven maanden geschreven. Ik werkte volgens een duidelijk vooropgezet plan. Ik vertelde de onsmakelijkste details uit mijn moeders leven en maakte niets mooier dan het was. Ik wilde niet dat de mensen dachten dat ik van haar hield ondanks het feit dat zij zich daar niet van bewust was, ondanks haar onconventionele manier van doen, haar nalatigheden. Ik wilde dat de mensen wisten dat ik juist daarom van haar hield-en dat mijn dankbaarheid voortkwam uit het feit dat ze was zoals ze was — en dat de specifieke componenten van haar dubbelzinnige psyche en haar seksuele macht over mij allemaal hebben bijgedragen aan de vorm die ik aan mijn leven heb gegeven, aan de manier waarop ik mijn eigen leven heb gered.
Mijn moordkuil werd een bestseller en critici noemden het een succes. Ik ging op tournee in Amerika en Europa. Bill Stoner was erbij in Frankrijk en in L.A. We namen een cameraploeg mee naar El Monte. We
lieten hen Arroyo High zien, en de plaatsen waar de Desert Inn en Stan's Drive-In hadden gestaan. Ik gaf zesduizend maal een samenvatting van mijn moeders geschiedenis. Ik bracht het verhaal terug tot enkele begrijpelijke kreten. Ik heb haar aan de wereld geschonken in een geest van hartstocht en vreugde.
Het boek bleek aanleiding tot een reeks waardeloze tips. Bill trok ze na. Ik ging terug naar Kansas City en begon aan de research voor mijn volgende boek.
Mijn moeder bleef me bij. Ze bestormde mijn hart op onvoorspelbare momenten. Ik was blij met haar hardnekkige aanwezigheid.
Ik kon Mijn moordkuil niet loslaten. Ik wilde het boek niet loslaten. Ik maakte een tournee toen de paperbackeditie uitkwam. Ik las er opnieuw uit voor, en ik gaf nog meer interviews en bracht mijn moeder weer onder het publiek. Ik vertelde haar verhaal met onverminderde hartstocht. Ik werd niet moe van al die herhalingen. Toen ik naar huis terugkeerde, had ik er nog geen genoeg van. Ik keerde terug naar huis met het verlangen naar iets nieuws, dat tegelijk volkomen vertrouwd was.
Ik miste Bill.
Ik miste de wereld van de politie en mijn rol van waarnemer.
Ik miste El Monte.
In 1958 had ik daar vier maanden gewoond. Ik was er vertrokken op de dag dat mijn moeder was gestor-
ven. Ik was zesendertig jaar weggebleven.
Het was er heel warm, de lucht was vervuild door smog en stof. Arme blanken en illegale Mexicanen maakten er de dienst uit. Mijn vader had het plaatsje 'Shitville, U.S.A.' genoemd.
Mijn moeder was doodgegaan en had me in westelijke richting doen vluchten, naar mijn vader en het centrum van L.A. Haar geest had me weggehouden en me weer teruggehaald.
Arroyo High was nog steeds Arroyo High. Mijn vroegere huis stond er nog. Stans Drive-In was verdwenen. De Desert Inn heette nu Valenzuela's Restaurant.
Ik omhelsde mijn moeder opnieuw in het stadje dat haar vermoord had. Mijn eerste bezoeken daar beangstigden me. Verder contact deed die vrees verdwijnen. Bill en ik sloten vriendschap met de politie en met de man die de eigenaar van mijn vroegere huis was. We aten in de tent waar mijn moeder met haar moordenaar had gedanst. We aten bij Pepe's aan de overkant en kletsten met Oscar De La Hoya.
Ik houd nu van El Monte. El Monte is de zuivere essentie van haar.
Ik wilde El Monte de macht geven mij opnieuw te schokken en te inspireren. Ik wilde mijn moeders lessen ter harte nemen en al mijn aandacht geven aan een vermoorde vrouw. Ik wilde een geschikte zaak vinden en daarover schrijven.
Bill was nog steeds bij de reserve van de Afdeling Moordzaken. Hij vertelde dat hij oude dossiers doorzocht op mogelijkheden voor DNA-onderzoek. De commissaris had een grootscheeps heronderzoek van dossiers bevolen, DNA was een opwindend nieuw gegeven. Heel wat oude onopgeloste zaken zouden nu misschien wél opgelost kunnen worden.
Ik legde hem mijn plan voor. Het stond Bill wel aan. Ik vroeg of hij zijn dossiers wilde controleren op onopgeloste zaken in El Monte.
Hij belde me op en zei dat hij een
gedumpt lijk voor me had. De zaak was net zo overzichtelijk en
lokaal als de zaak-Jean Ellroy.