'Ik word moddervet,' waarschuwde Susanna.
'Word dan maar dik, dan laat ik je meteen vallen.'
'Misschien is het beter als je dan alleen maar een salade voor me bestelt,' zei ze somber.
'Als je een salade bestelt, laat ik je nog veel sneller vallen.'
'Ik geloof dat ik me eens lekker vol wil eten, en daarna ga ik er alles wel weer af trainen.'
'Je moet je enkel rust gunnen.'
'Wat ik ook doe, het is nooit goed, hè?'
'Hou je mond en laat mij maar bestellen.'
'We aten en dronken als vorsten,' vertelde Susanna aan Pete, 'en Hawke stond er zelfs op dat ze de brandende cognac in onze kamer over de crêpes uitgoten. Ik weet nog dat ik alles heb opgegeten, de hele feestmaaltijd, terwijl ik tegen de kussens leunde en Hawke aan een tafeltje zat dat ze naar binnen hadden gereden. We praatten elkaar de oren van het hoofd en het ging allemaal zo vanzelf, net zoals het in die tijd altijd ging.'
'Waar spraken jullie allemaal over?'
'Over zaken, over onze plannen voor het najaar, over hetgeen er in het nieuws gezegd was, alles wat er zo omging. En toen kwam de ober en ruimde af. Daarna bracht hij ons koffie, maar terwijl Hawke die inschonk, ben ik in slaap gevallen.
Ze bleef even zwijgen en Pete wachtte.
'Ik werd wakker uit een nachtmerrie. Hawke was er nog steeds en hij kalmeerde me, zei dat alles in orde was, en dat soort dingen. Hij vroeg me of ik over mijn vader had gedroomd, en ik gaf toe dat dat het geval was. Toen wilde Hawke weten waarom ik zo absoluut zeker was dat het die middag in Wimbledon niet mijn vader had kunnen zijn, en ik vertelde hem dat Matthew Bodine nooit naar Engeland zou zijn gegaan, want daar zou hij te veel zijn opgevallen. Hij was het soort man dat graag in de menigte opging, zodat hij zich kon bewegen zonder dat iemand hem opmerkte.'
'Was dat de keer dat je Hawke vertelde wat er met je vader en Tabitha was gebeurd?' vroeg Pete.
'Ja.'
Pete wachtte weer. 'En?'
'En dat scheen alles te veranderen. Daarvóór waren we elkaar heel na gekomen, maar het was alleen een nauwe samenwerking op zakelijk gebied, of misschien een beetje meer. Eigenlijk zoiets als de alles doordringende warmte en het respect die een uitstekende leraar bij een leerling kan opwekken - maar niets intiemers.
Ik denk dat er een nieuwe schakel in de ketting tussen ons werd gevoegd, doordat ik dat stuk uit mijn verleden aan hem opbiechtte.' Susanna lachte wat weemoedig. 'Hawke vertelde me die avond in de Ritz ook meer over zichzelf dan hij ooit had gedaan. Verhalen over zijn jeugd in Northamptonshire, over zijn vader - dat was een varkensfokker, weet je - en zijn moeder, die portretten van haar familie en hun varkens schilderde en ze in de zaal van het plaatselijke stadhuis tentoonstelde.' Ze lachte weer even. 'Hawke vertelde me ook over zijn eerste liefde, een roodharige onderwijzeres op zijn school, en over zijn eerste seksuele ervaring met een busconductrice in Londen - ben je ooit in Londen geweest, Pete?'
'Twee keer. Ik vond het er heerlijk.'
'Ik ook. Hoe dan ook, de avond verliep eigenlijk vrijwel net zoals je je zou voorstellen. Ik was een beetje tipsy, en het was zo'n vreemde dag geweest, en van het een kwam het ander. Eindelijk zei Hawke dat hij moest gaan, en ik zei dat ik niet wilde dat hij wegging. En toen bleef hij.'
Susanna wist dat geen man tederder en zachter had kunnen zijn dan Hawke die nacht was. Toen hij haar voor het eerst kuste, was het zó heerlijk, zó normaal, dat ze voelde hoe ze tegen hem wegsmolt, tegen zijn soepele, harde, warme lichaam, en ze wist nu dat ze daarnaar verlangd had vanaf de eerste zomer die ze samen in New York hadden doorgebracht. Geen van beiden haastte zich en er werden geen kleren van het hjf gescheurd. Elke fase voelde weloverwogen aan, en toch biologerend, alsof beiden wisten dat ze door een gestage maar alles meeslepende oceaanstroom werden meegesleurd. Alles was nu onvermijdelijk, geen van beiden kon iets doen om het te stoppen, maar dat wilden ze ook niet. Ze wilden dicht bij elkaar zijn, ze wilden het in hen opkomende verlangen, wilden de toenemende warmte en honger, ze verlangden beiden hartstochtelijk naar de eenwording, de band tussen hun lichamen.
'Ik heb je nodig, Susanna,' zei Hawke, vlak voordat hij bij haar binnendrong. Sinds ze waren gaan vrijen, had hij nog nauwelijks een woord gesproken - geen van beiden wilde dat. Ze mompelden alleen zachtjes, bijna ademloos en met een enorme welsprekendheid hoe ze zich voelden, hoezeer ze naar elkaar verlangden.
'Ik heb jou ook nodig,' zei Susanna, en er stonden tranen van liefde en verlangen in haar ogen.
En toen ging alles verkeerd. Naderhand deden ze er luchtig over, waren ze even teder, nog tederder misschien dan tevoren, en geen
van beiden gaf de ander de schuld, want het gebeurde nu eenmaal zo. En als ze er even logisch over hadden nagedacht, dan hadden ze kunnen weten dat het zou gebeuren, gezien het feit dat ze al die jaren hadden kunnen wachten, letterlijk jaren. En wat deed het ertoe dat op het kritieke moment Hawkes erectie hem in de steek liet en Susanna wist dat het vermoedelijk alleen maar was gebeurd omdat zij opeens zo gespannen was. Ze was te gespannen, te droog geweest, ze begreep het eigenlijk niet goed, want ze had gedacht dat ze zo vochtig, zo zelfverzekerd, zo klaar was voor hem.
'Het geeft niet,' zei Hawke, en hij sloeg zijn armen om haar heen.
'Dat weet ik,' zei ze.
'Alles oké met je?' fluisterde hij.
'Prima hoor,' fluisterde ze terug.
'Weetje het zeker?'
'Nog beter dan prima, dan.' Ze glimlachte tegen hem. 'Heerlijk.'
'Je weet dat ik van je hou, hè?' vroeg Hawke haar.
'Ik geloof van wel.'
'En je voelt hetzelfde voor mij.' Het was een opmerking, geen vraag.
'Ja hoor.'
'Daarom ging het niet. Het was tè belangrijk.'
'Dat denk ik ook.'
Hawke trok zich wat terug en keek haar aan. 'Waarom denk jij dat het niet lukte?' Zijn ogen stonden plotseling dodelijk verschrikt. 'Je wilde toch met me vrijen, hè?'
'Meer dan wat ook.'
Hij ontspande zich weer en hield haar stevig vast. 'Ik heb nog nooit in mijn leven iemand zó graag willen hebben, en dat is absoluut de waarheid.'
Susanna sloot haar ogen. 'Ik heb nog nooit iemand behalve jou willen hebben.'
'Dat geloof ik niet,' zei Hawke lachend.
'En toch is het waar.'
'Arme Susanna,' zei Hawke zachtjes. 'Die op mij verliefd wordt.'
'Gelukkige Susanna,' zei ze.
'Was hij je eerste?' vroeg Pete.
'Mijn eerste minnaar?' Susanna knikte. 'Ja, dat was hij.'
Bij de deur lag Steinbeck zachtjes te grommen en hij rolde met zijn ogen, diep in een droom verzonken. Alice zat stil in haar kooi, het kopje schuin, en luisterde. Pete was stijf geworden in zijn yoga- houding en was naar de bank verhuisd, maar Susanna bleef met ge
kruiste benen op het vloerkleed zitten, nog steeds vrijwel opgaand in het verleden. Ze hield haar rug recht, haar hoofd rechtop en haar ogen waren half gesloten.
'Mijn enkel werd beter,' ging ze verder,'en we maakten de opnamen af. De rest van onze groep vloog terug naar huis, maar Hawke en ik bleven nog even om wat vakantie te nemen. Hij huurde een auto en we reden heel Londen door, en als we iets wilden zien, parkeerde Hawke ter plekke. Hij moet minstens twintig parkeerbonnen hebben gekregen, maar hij lachte er alleen om en gooide ze weg. Hij leek heel gelukkig.
'En jij?'
'Ik was in de zevende hemel,' zei Susanna ronduit. 'Totdat hij verdween.'
'Verdween?'
Ze knikte. 'De dag vóór we naar Frankfurt moesten vliegen, zei Hawke tegen me dat hij nog een paar vrienden moest bezoeken, en dat vond ik prima. Ik had in m'n eentje een fijne dag, ging winkelen en kocht cadeautjes om mee naar huis te nemen. Toen ik in de Ritz terugkwam, was er geen spoor van Hawke. Ik maakte me nergens bezorgd om - ik nam een bad en bleef daar heel lang in liggen, waste mijn haren en begon voor Duitsland te pakken. Een tijdje later vroeg ik of er ook boodschappen voor me waren afgegeven, maar er was niets, dus bestelde ik een broodje en ging wat rusten. Ik was nog steeds niet bezorgd - sinds we in Londen waren aangekomen, had Hawke al zijn tijd met mij doorgebracht, en ik vond dat hij nu best wat uren voor zichzelf had verdiend.'
'Wanneer kwam hij terug?'
'Hij kwam niet terug. Toen ik de volgende ochtend wakker werd, was zijn sleutel nog bij de receptie en had hij niet opgebeld.'
'Wat heb je toen gedaan?' vroeg Pete.
'Wat denk je? Ik raakte volledig in paniek.'
Susanna zei de vlucht naar Frankfurt af en belde iedereen op van wie ze dacht dat hij of zij op de hoogte kon zijn van Hawkes verblijfplaats. Zowel Andrea Marantz als Angie Lopez was het met haar eens dat dit niets voor Hawke was; hij had een veel groter verantwoordelijkheidsgevoel dan de meeste anderen in zijn vak. Susanna belde de politie, die haar vertelde dat er geen ongeluk met hem was gemeld, hij was niet gearresteerd en omdat hij een volwassen en onafhankelijke man was, had hij het recht om te verdwijnen als hij dat wenste.
'Wat denk je nu te gaan doen?' vroeg Andrea haar, toen Susanna haar later die dag opbelde om alles te vertellen.
'Ik ga zelf proberen hem te vinden.'
'Hoe wil je in 's hemelsnaam Hawke in Londen vinden, Susanna? Je kent de stad niet eens.'
'Ik weet waar hij me mee naartoe heeft genomen - ik ken het soort plekjes waar hij over praatte en waarvan voorstelde dat ik erheen zou gaan om ze te bekijken.'
'Wat voor plekjes? Warenhuizen? Harrods?' Andrea's stem klonk minachtend. 'Denk je dat Hawke is gaan winkelen?'
'Ik weet niet waar hij heen is gegaan.' Plotseling moest Susanna moeite doen haar tranen te bedwingen. 'Voor zover ik weet, ligt hij ergens in een mortuarium en zijn hem al zijn identiteitspapieren ontstolen.'
'Niemand krijgt de kans Hawke te overvallen, Susanna.' Andrea was nu vriendelijker. 'Als ik jou was, zou ik in het hotel blijven. Doe een flink stel oefeningen, lees een boek, huur een video, maar verknoei je tijd niet door op straat te gaan rondlopen.'
Susanna legde de hoorn neer en liep regelrecht naar buiten. Het regende, waardoor het nog moeilijker werd de gezichten van de mensen te zien, want ze hadden allemaal een paraplu op. Ze wist dat ze dwaas was en er geen enkele kans bestond dat ze Hawke op Piccadilly zou tegenkomen, of in Knightsbridge, Beauchamp Place, Bond Street of Soho Square, maar ze kon er niet meer tegen nog langer in het hotel opgesloten te zitten. Als ze buiten tussen al die vreemden liep, kon ze zich tenminste niet voorstellen wat voor vreselijks hem misschien was overkomen.
Ze vond hem niet, maar toen ze later in de Ritz terugkeerde, hoorde ze dat Hawke die middag had opgebeld en de rekening met een creditcard had betaald. Hij had een boodschap achtergelaten dat zij alvast naar Duitsland moest doorvliegen en dat hij haar zo spoedig mogelijk zou volgen.
Eerst was ze enorm opgelucht, maar toen werd ze boos, en daarna maakte zich een grote teleurstelling van haar meester. Het was nu wel heel duidelijk dat hun relatie niet half zo intiem was als zij gedacht had, en dat de overgang van partners naar minnaars Hawke had afgeschrikt toen hij even tijd nam daar nader over na te denken.
Het zij zo, dacht ze, en pakte haar spullen weer in. Ik zal wel naar Frankfurt gaan, gehoorzaam als ik ben geworden. En als hij zich verwaardigt daar ook op te duiken, zal hij niet te weten komen dat ik me ook maar één moment bezorgd heb gemaakt. En als hij ooit probeert me maar met één vinger te beroeren, bijt ik die waarschijnlijk af.
Ze was al eens in Frankfurt geweest en had het onmiddellijk een lelijke stad gevonden, maar deze keer had Hawke kamers gereserveerd voor hen in een prachtig hotel, dat zo'n kwartier buiten de stad lag. Haar kamer bood uitzicht op een meer in het grote, bijna vijftien hectare omvattende park bij het hotel. Opnieuw werd ze geconfronteerd met het feit dat Hawke haar bleef verzorgen en beschermen, en veel van haar woede verdween.
Toen Hawke twee dagen later zelf kwam, was zelfs het laatste restje boosheid verdwenen, omdat ze zich net weer bezorgd begon te maken.
'Je ziet er vréselijk uit,' bracht ze uit toen hij haar kamer binnenkwam.
'Dank je.' Hij was bleek en had een verkrampt gezicht.
'Je ziet eruit alsof je een maand lang niet hebt geslapen.'
'Maak daar maar drie nachten van en dan heb je gelijk.' Hij probeerde haar te kussen, maar ze trok zich terug. 'Je bent boos,' zei hij, en liet zich op een van de stoelen zakken.
'Ik was het.' Ze ging tegenover hem zitten. 'Wat is er gebeurd?'
'Ik kan het je met vertellen,' zei Hawke vermoeid.
'Wat bedoel je daarmee? Waarom kun je het me niet vertellen?'
'Precies wat ik zeg.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik wou dat ik het je kon zeggen, en ik weet dat ik je in moeilijkheden heb gebracht...'
'Je hebt me een doodsschrik bezorgd.'
'Het spijt me.'
Susanna boog zich op haar stoel naar hem toe. 'Hawke, je móet het me zeggen.'
'Nee, dat doe ik niet.'
Het leek of ze een klap in haar gezicht kreeg. Ze stond stijf op. 'Misschien heb je gelijk. Je hóeft me niets te vertellen.'
'Ik zeg toch, Susanna, dat ik het je graag zou...'
'Maar je dóet het niet,' zei ze koeltjes.
Hij keek naar haar op, te vermoeid om op te staan. 'Het is niet mijn verhaal, en daarom kan ik het je niet vertellen.'
'Juist, ik begrijp het.'
'Nee, dat doe je niet.'
'Nee.' Ze bleef even zwijgen. 'Hawke, was het om ons? Om wat er tussen ons is gebeurd? Heb je er spijt van, omdat, als dat zo is...'
'Nee!' Hij verzamelde al zijn krachten en stond op, kwam naar haar toe en sloeg zijn armen om haar heen. Hij voelde dat ze zich begon los te maken en toen van plan veranderde. 'Geen moment - het had totaal niets met ons te maken - als dat zo was, dan zou ik het je zeggen.'
Ze trok zich verder terug. 'Waarom vertel je het me dan niet?'
Hawke zuchtte. 'Ik zei toch al: het is niet mijn verhaal, en daarom mag ik het je niet vertellen.' Hij keek haar aan en zag dat ze erg teleurgesteld was. 'Susanna, je hebt een verleden waarvan ik nog heel weinig af weet. Ik heb toch niet te veel van je verlangd?'
'Nee,' gaf ze toe, en er kwam een schuldgevoel bij haar boven.
'Er zijn soms dingen waar anderen bij betrokken zijn, waar anderen in meespelen. En daarom kunnen we die niet bespreken met de persoon die we alles het liefst zouden vertellen. Dat ben je toch met me eens?'
'Dat zal wel,' zei Susanna, en het schuldgevoel werd groter.
Hij stak haar zijn rechterhand toe. 'Is alles dan weer goed tussen ons?'
'Dat zal wel,' zei ze weer.
'Geef me dan je hand.'
Dat deed ze.
'Het zijn een paar vreselijke dagen geweest,' zei Hawke zachtjes. 'Erger dan ik me had kunnen voorstellen.'
'Voor jou?' vroeg ze. 'Of voor die ander?'
'Voor hen,' antwoordde hij. 'Voor mij waren ze ook niet zo best.' Zijn ogen stonden nog bezorgd terwijl hij haar aankeek. 'En het spijt me dat ik je niet kan vertellen waar het om gaat, maar daar is de tijd nog niet rijp voor.'
'Goed,' zei ze en alle woede was verdwenen.
Hij bleef haar hand vasthouden. 'Je betekent heel veel voor me, Susanna.'
'Dat weet ik,' zei ze.
Ze gingen naar bed, en Hawke was bijna te uitgeput om te kunnen slapen. Susanna masseerde zijn rug en schouders, streelde hem over zijn haren, en langzamerhand voelde ze de spanning uit hem wegtrekken. Eindelijk rustte zijn hoofd op haar rechterarm en zo vielen ze in slaap.
Midden in de nacht, zo om een uur of vier, werd Hawke met een schok wakker uit een nachtmerrie en Susanna werd ook wakker, kalmeerde hem weer, streelde hem en plotseling werd Hawke enorm opgewonden. Zijn handen en mond dwaalden over haar borsten; hij begeerde haar, wilde met haar vrijen, en zij reageerde gretig, hongerig, en alle angst en woede van de afgelopen dagen en nachten gingen over in één groot verlangen. Op een gegeven moment lag hij dicht tegen haar aan, had een erectie en zij was klaar voor hem, verlangde naar hem - en toen trok hij zich terug, sprong het bed uit en liep naakt en verslagen naar het raam.
'Wat is er aan de hand?' vroeg Susanna buiten adem en in de war gebracht.
'Niets.'
Ze stapte ook uit bed, ging naar hem toe, stak haar hand naar hem uit en hij liet zich door haar beroeren, slaakte een zucht en sloeg toen zijn armen om haar heen om haar heel dicht tegen zich aan te trekken.
'Het spijt me zo,' mompelde hij tegen haar haren. 'Ik kon het gewoon niet.'
'Hindert niet. Het doet er niet toe.' Ze herinnerde zich dat hij dit hun eerste keer, in Londen, ook tegen haar had gezegd, en hij had volkomen gelijk. Want de seks was tenslotte niet zo belangrijk, het enige dat er werkelijk toe deed, was dat ze samen waren, in eikaars armen, met hun lichamen tegen elkaar aan en ook één van geest. Ze wist toen, meer overtuigd dan ooit, hoeveel ze van hem hield.
'Een paar weken na Frankfurt zei Hawke tegen me dat hij wilde dat we gingen trouwen,' vertelde Susanna twee dagen later tijdens hun volgende sessie aan Pete.
'Maar jullie zijn pas een paar jaar geleden getrouwd.'
'Ik wees hem af.'
'Waarom?'
'Om verschillende redenen. In hoofdzaak uit angst.'
'Waarvoor?'
'Mislukking, denk ik.' Het was laat in de middag en ze waren weer in Petes woonkamer, maar Susanna zat nu op de sofa - geen yoga deze keer - en Steinbeck sliep weer naast haar. Af en toe snurkte hij zachtjes. 'Ik lag in die tijd nogal overhoop met mezelf- het leven dat hij me had bezorgd was zó absoluut anders dan wat ik gewend was, en ik was bang mezelf straks niet meer te kennen - de echte ik, wie dat ook was. En ik moest aan Abigail denken. Het ging in hoofdzaak om Abigail.'
'In welk opzicht?' Pete stak een sigaret op. Susanna zei dat zijn roken haar niet hinderde, maar tegen het einde van elke sessie was zijn asbak altijd boordevol, en Pete moest het raam wijd openzetten om de rook naar buiten te laten.
'Zij was mijn kleine zusje,' zei Susanna 'Ik was verantwoordelijk voor haar. Ik had haar al veel te lang alleen gelaten, maar door een huwelijk zou dat blijvend worden.'
'Zou Hawke het niet goed hebben gevonden als Abigail bij jullie kwam inwonen?'
'Hij zou dat onmiddellijk hebben gedaan,' zei Susanna. 'Hawke is dol op kinderen, en hij wist hoeveel ze voor mij betekende. Maar ik moest niet vergeten wat voor haar het beste was, en er bestond geen twijfel aan dat ze beter bij de Van Dusens kon zijn - bij de enige familie die ze ooit had gekend - in haar oude bekende huis. Dat was veel beter voor haar dan met Hawke en mij de wereld rond te trekken.'
'Maar je ging wel met Hawke samenleven?'
'Dat najaar. En anderhalf jaar later zijn we getrouwd. Op 22 maart 1985.' Ze glimlachte. 'Ik ontdekte dat ik zonder hem niet kon leven. Ik probeerde het een tijdje, maar het was voor ons beiden een onmogelijk bestaan. Bovendien zei Connie me dat dit volgens haar ook niet goed voor Abigail was, want ik raakte vreselijk ge- irriteerd als ik van Hawke werd weggehouden.'
'Toch moet het je pijn hebben gedaan om haar achter te laten.'
'Ja.'
Pete wachtte even. 'Wil je erover praten?'
'Eigenlijk niet.'
'Goed.' Pete zweeg even. 'Was een leven met Hawke gemakkelijk?'
'Het was niet moeilijk. We konden beiden goed een ander de ruimte gunnen, en hij was zó blij toen ik toegaf dat hij nooit veel klaagde, over wat dan ook. Dat was eigenlijk wel verbazingwekkend, als je bedenkt dat Hawke altijd alleen had geleefd nadat hij het ouderlijk huis had verlaten.'
'En hoe stond het met de seks? Was die beter geworden?'
'Ja.' Susanna aarzelde. 'We hadden af en toe problemen, maar seks was voor Hawke en mij nooit het belangrijkste.'
'Wil je daarover praten?'
'Er is niets om over te praten,' zei ze luchtig. 'Soms was het fantastisch, soms was het niet zo goed. Maar er was altijd liefde.'
Haar verdriet om het feit dat ze Abigail niet bij zich kon hebben, werd drie maanden na haar huwelijk plotseling veel erger, toen Hawke zei dat hij een paar maanden naar Europa wilde. Het was een wens die hij allang koesterde, en het was zijn bedoeling om zes weken in Engeland te blijven en daarvan minstens twee weken bij zijn ouders te logeren. Daarna wilde hij kalmpjes aan een paar weken door Frankrijk rijden en vervolgens drie hele maanden in Rome blijven - een stad die al een groot deel van zijn leven een belangrijke rol in zijn fantasie had gespeeld. Hij was er enkele keren geweest, maar altijd op doorreis, altijd aan het werk en altijd ge
haast. Nu wilde hij het langzaamaan doen, alle dingen doen die hij leuk vond en waar hij iets van kon leren, en hij wilde Susanna bij zich hebben.
Aan het einde van de zomer was het in Rome vooral heet. Hawke genoot van de hitte, maar terwijl hij zielsgelukkig door de Eeuwige Stad slenterde, met een witte hoed met brede rand elegant op zijn hoofd en zijn gezicht in de schaduw, op zoek naar cultuurschatten, oudheden en sfeer, alles en alles van Rome in zich opnemend, bracht Susanna het grootste deel van die dagen door in de vochtige hitte, met als enig verlangen dat het maar avond zou worden, zodat ze kon ontsnappen naar de koele zaligheid van hun suite in hotel Hassler-Medici.
'God weet dat ik dol ben op Manhattan,' riep Hawke tijdens hun eerste week in Rome uit, toen ze op weg waren om de kerk van San Clemente in Laterano te bezichtigen,'en ik zou nergens anders willen wonen. Maar stel je voor, Susanna, stel je eens voor' - zijn ogen glinsterden van enthousiasme, 'een voorgevel uit de zeventiende eeuw met daarbovenop een basiliek uit de twaalfde eeuw - eronder een kerk uit de vierde eeuw - en onder dat alles is er dan een tempel uit de tijd van Augustus en een tweeduizend jaar oud steegje. Is het niet te fantastisch voor woorden?'
'Fantastisch.' Ze bleef even staan en leunde op een brok stenen muur uit de zestiende eeuw om haar ene voet te wrijven.
'Wil je daar niet heen?' Hij keek verbaasd.
'Natuurlijk wel.'
'Ga dan mee.'
Hawke was onvermoeibaar, het deed er niet toe hoever hij liep, hoelang hij bleef staan luisteren naar stedelijke gidsen uit Rome, of naar beeldhouwwerk, mozaïeken of schilderijen stond te kijken, door ruïnes slenterde, omhoog bleef staan staren naar een kerk- plafond of door poortjes in oude muren sloop. Het werd een dagelijks gevecht voor Susanna om haar man ervan te overtuigen dat gewone stervelingen af en toe moesten zitten of eten of koffie drinken. Ze moest wel toegeven dat ze 's avonds heerlijk dineerden in restaurants overal in de stad - op de Piazza di Spagna werd vis op wel honderd verschillende manieren geserveerd, de heerlijkste spaghetti alla carbonara in Trastevere, bistecca alla fiorentina in het oude Rome. Dan werd Hawke weer een andere man, die blijkbaar geen slaap nodig had, het prettig vond wijn te drinken, te dansen, te praten en te kijken hoe de wereld in de late nachtelijke uren voorbijschoof.
'Ik maak jou doodmoe,' merkte hij op een avond op, toen hij zag
dat Susanna's ogen in de taxi op weg terug naar het hotel dichtvielen.
'Nou en of!'
Hawke zag er plotseling ontsteld uit. 'Je vindt het hier vreselijk!'
'Natuurlijk vind ik het niet vreselijk.' Susanna deed moeite wakker te blijven. 'Natuurlijk vind ik Rome geweldig - ik had dit alles voor geen geld ter wereld willen missen, maar ik geef wèl toe dat ik het graag in een wat langzamer tempo had gezien.'
'Maar we hebben net vier uur lang aan tafel gezeten!' Hawke was werkelijk verbaasd.
'En vandaag zijn we vijf uur lang in de Sint-Pieter geweest,' bracht Susanna hem in herinnering, 'en het was prachtig, allemaal, maar na twee uur hadden we even pauze kunnen houden en een espresso drinken, en dan had ik vast nog meer willen zien, maar nu leek het bijna...' Ze zweeg.
'Bijna wat?'
'Niets.'
'Je houdt niet van kerken, hè?' zei Hawke.
'Wat bedoel je?'
'Ik bedoel dat ik gemerkt heb dat je je in een kerk nooit op je gemak schijnt te voelen.'
'De kerken hier zijn prachtig,' zei ze.
'Daar heb ik het niet over - ik heb dat ook al in Parijs en Engeland gemerkt, toen we die zondag met mijn ouders naar de kerk gingen. Eigenlijk had jij veel liever niet willen gaan.'
'Ik vond het niet erg.' De taxi reed te snel een hoek om en Susanna viel tegen Hawkes schouder aan.
'We hebben samen nooit over godsdienst gesproken,' zei Hawke.
'Sinds wanneer ben jij godsdienstig?' vroeg ze.
'Dat ben ik niet. Ik denk alleen maar dat het vreemd is dat we getrouwd zijn en er nooit over gepraat hebben.'
'Er bestond geen enkele reden voor, want we wilden geen van beiden in de kerk trouwen.' Ze trok zich van hem terug. 'Dat wilde je toch niet, is het wel? Je zei dat je het niet wilde.'
'Het had me niet kunnen schelen,' zei Hawke. 'Maar ik herinner me dat ik jou vroeg of je het wilde, en je was er vierkant tegen.'
'Waarom maak je daar nu zo'n drukte over?' vroeg Susanna.
'Dat doe ik niet,' zei hij rustig. 'Jij bent degene die er nu over begint.'
'Dat bedoelde ik niet,' zei ze. 'Ik zei alleen dat je vijf uur lang in de Sint-Pieter had rondgewandeld, en mijn bezwaar daartegen had
niets met godsdienst te maken.' Ze zweeg even. 'Ik wil dit alles niet voor je bederven,' merkte hij op.
Susanna geloofde hem. 'Het is te veel,' zei ze.
'Wat bedoel je?'
'Dat doe jij hier in Rome, volgens mij.' Onmiddellijk kreeg ze spijt, toen ze de teleurstelling op zijn gezicht zag. 'Hawke, we hebben zó veel tijd,' probeerde ze uit te leggen. 'We hoeven het niet in sneltreinvaart te doen, alsof we toeristen zijn die hier maar vijf dagen met de bus zijn.'
'Je hebt gelijk,' zei hij droog.
'Ik heb het voor je bedorven,' dacht ze hardop.
'Nee, dat is niet waar.'
'Welles, ik zie het aan je ogen.'
Hawke schudde zijn hoofd. 'Je hebt niets bedorven, Susanna. Ik ben heel egoïstisch geweest.'
'Nee, je bent geen egoïst.' Ze nam zijn grote, gevoelige hand en hield die tegen haar wang. 'Je bent alleen verliefd op Rome.'
'En jij niet.'
'Jawel, maar ik heb niet zo veel energie als jij.'
'Het is deze stad.' Hawke haalde zijn hand van haar wang af en kuste haar vingers. 'Misschien doen ze iets in het water. Ik heb steeds het gevoel dat ik geen seconde ongebruikt voorbij mag laten gaan.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik heb het gevoel of ik deze belevenis tot de laatste drop toe moet genieten. Begrijp je me?'
'Jazeker.'
'Heus?' Hij keek haar onderzoekend aan.
'Ik denk van wel.'
'We zullen het wat langzamer aan doen,' zei hij.
'Niet te veel langzamer.' Ze voelde zich schuldig. 'Een beetje maar.'
'Dat beloof ik je,' zei Hawke.'Vanaf morgen gaan we het op jouw manier doen - bij kleine stukjes en beetjes.'
'Ik hou van je Hawke,' zei Susanna.
'Ik hou ook van jou, mevrouw Hawke,' zei hij.
De eerste schaduw viel een kleine week later. Hawke werd wakker met een pijnlijke keel en een kriebelhoest, die in de loop van de dag verergerde, totdat het diep in zijn borst rommelde. Tegen de avond kreeg hij koorts, koude rillingen en pijn in de ledematen. Ze riepen er een arts bij, die griep constateerde en rust voorschreef. Hawke protesteerde, maar bleef in bed, en Susanna hing het bordje niet storen op de deur van de suite. Ze liep op haar tenen rond, want ze wilde dat hij zo veel mogelijk slaap kreeg, omdat ze wist dat Hawke zodra hij zich beter voelde nauwelijks zou zijn over te halen om in het hotel te blijven.
De volgende ochtend, om een uur of drie, werd ze ergens door wakker en ze bleef even in het donker liggen luisteren. Hawke leek wel heel erg moeizaam adem te halen.
Ze ging rechtop zitten. 'Hawke? Ben je wakker?'
Hij kreunde zachtjes. 'Hawke, wat is er aan de hand?' Ze deed het licht aan en zag geschrokken dat hij kletsnat van het zweet was. 'Voel je je erger?'
'Afschuwelijk.' Het was slechts gefluister.
Susanna bevoelde zijn voorhoofd. 'Hemel, je staat in brand!' Ze sprong snel het bed uit en trok haar peignoir aan.
'Ga niet weg,' zei Hawke, hoewel het hem moeite kostte.
'Ik ga alleen de dokter bellen.'
'Ga niet bij me weg,' zei hij.
'Natuurlijk niet.' Ze liep naar zijn kant van het bed, knielde neer en pakte zijn hand. 'Je moet wel heel hoge koorts hebben, schat. Ik ga alleen even naar de andere kamer om met de dokter te praten en dan neem ik meteen wat water voor je mee.'
'Ga niet bij me weg,' zei hij weer.
Er steeg een gevoel van hevige angst bij haar op.
'Nooit,' zei ze.
'Hij moet naar het ziekenhuis,' zei de arts tegen Susanna terwijl ze met hem in de gang voor hun kamer stond.
'Maar het is alleen maar een griep,' zei ze geschrokken.
'Misschien toch iets ergers, signora Hawke.'
'U kunt hem toch wel hier in het hotel behandelen?' vroeg Susanna, die bleek was geworden.
De arts schudde zijn hoofd. 'Ik vrees van niet, signora. Uw man heeft moeilijkheden met zijn ademhaling, en met de juiste behandeling zal hij spoedig beter worden.'
'Maar hij wil vast niet naar een ziekenhuis,' hield ze vol.
'Hij is te ziek om zich te verzetten.' De arts pakte zijn tas op. 'Ik zal het een en ander regelen.'
'U kunt toch wel antibiotica voorschrijven?' probeerde ze nog eens.
De arts keek haar doordringend aan. 'Bent u bang voor ziekenhuizen, signora?'
Susanna zei niets, maar ze was nog steeds doodsbleek.
'Veel mensen delen die angst met u, signora Hawke,' zei de arts vriendelijk. 'Dat is heel normaal. Maar ik beloof u dat er in dit geval niets te vrezen is.' Hij zweeg even. 'Het is een heel goed ziekenhuis, heus!'
Ze zei nog steeds niets en deed haar best de paniek de baas te worden die haar zonder enige waarschuwing had overvallen. Hawke was ziek, hield ze zichzelf voor. De arts had gelijk.
'Mag ik nu gaan telefoneren, signora?'
Ze haalde diep adem en deed zo rustig mogelijk.
'Natuurlijk,' zei ze.
Het ziekenhuis lag in het oosten van de stad, dicht bij de universiteit. Hawkes opname werd soepel en zakelijk geregeld en nog vóór zonsopgang werd er longontsteking vastgesteld. Hawke werd in koele witte lakens gewikkeld, en aan de wand boven zijn hoofd hing een kruisbeeld. Hij had een infuus in zijn linkerarm, een zuurstofmasker op en een paar lieve verpleegsters, nonnen, gleden kalm in en uit zijn eigen kamer. Ze kwamen aldoor terug om hem te controleren.
'Voel je je al wat beter?' vroeg Susanna hem zachtjes, nadat ze een tijdje naast hem had gezeten.
'Ik voel me rot,' zei Hawke tegen haar.
'Ik vind het toch beter dat je hier bent,' loog ze, hoewel dat gedeeltelijk waar was. Het was duidelijk dat hij hier beter behandeld kon worden dan in de hotelkamer, en haar paniek van enkele uren geleden was bijna helemaal weggetrokken.
'Fijn voor je,' zei hij, en greep naar het zuurstofmasker.
Artsen kwamen en gingen, er werd bloed afgenomen, röntgenfoto's werden genomen, speekselproeven gedaan, maar de erytromy- cine die hem was voorgeschreven, verbeterde Hawkes toestand zó snel dat hij erop stond zelf ontslag uit het ziekenhuis te nemen nog voor de resultaten van de bloed- en andere proeven in het laboratorium bekend waren.
'Je kunt niet zonder meer weggaan,' zei Susanna tegen hem, toen ze hem gekleed en wel op haar vond wachten toen ze de tweede avond zijn kamer binnenkwam. 'Je hebt longontsteking, dat is niet niets.'
'Ik ben beter.'
'Beter dan je was, maar niet genezen.'
Hawke zag er geschokt en bleek uit, maar hij kneep zijn lippen vastberaden op elkaar. 'Ik wil graag dat je me helpt met mijn koffer.'
'Pas als de dokter zegt dat het goed is,' zei Susanna. 'En dat zegt hij niet.'
'Daarom wil ik hier niet blijven rondhangen tot een van die kerels terugkomt,' zei Hawke, en hij boog zich over zijn canvastas. 'Ik draag hem zelf wel, als jij het niet wilt doen!'
'Hawke, doe het nou niet.' Ze griste de tas uit zijn handen. 'Je gedraagt je als een groot kind.'
'Ik gedraag me als een man - iedereen weet dat mannen lastige zieken zijn.'
'Ik zeg alleen maar dat we moeten wachten tot de dokter het veilig vindt dat je vertrekt.'
'Natuurlijk is het veilig. Ik was ziek, ze hebben me antibiotica gegeven en nu ben ik beter.'
'Je ziet er vreselijk uit.'
'Dat komt omdat ik longontsteking heb gehad - gehad, hoor je? Geef me de tas.'
'Nee.' Susanna ging op het bed zitten, met de tas op haar schoot en haar armen er stevig omheen. In zeker opzicht moest ze bijna lachen dat zij, die hier zo graag weg wilde, er nu met Hawke om streed dat hij zou blijven.
'Dan ga ik zonder dat ding.' Hawke deed de deur open.
'Ik kan mijn ogen niet geloven. Zó dom ben je toch niet, hoop ik.'
'Gezonde mensen horen niet in ziekenhuizen.' De deur was open. 'Ga je met me mee of niet?'
'Ik ga niet mee.' Ze bleef koppig zitten.
'Goed.' Hij wuifde nonchalant, ondanks dat zijn handen nog trilden, en liep de kamer uit.
'Hawke!'
De deur sloeg dicht.
'HawkeV
'Ik dacht dat hij in Rome wilde blijven,' zei Susanna tegen Pete. 'Verder herstellen in hotel Hassler, of misschien naar een plaatsje op het platteland gaan, maar het was natuurlijk nog steeds heel warm, en plotseling kon Hawke niet meer tegen de hitte. Toen stelde ik voor terug te gaan naar Engeland, al was het maar tijdelijk, maar hij verlangde er erg naar om naar huis terug te keren. Het leek of hij vond dat Europa niet aan zijn verwachtingen had beantwoord, hem verraden had of zo, en ik begreep het allemaal niet. Tóen niet, tenminste.'
'Maar nu wel.'
'O, ja.' Susanna zweeg even. 'Na Rome gebeurde er een tijdje niets meer. Hij vatte wel eind september een zware kou, en ik weet nog dat het me verbaasde dat hij zich door Saul Weinberg een antibioticakuur liet voorschrijven voordat de kou hem problemen met zijn borst bezorgde. Het was allemaal niets voor Hawke - ik had kunnen weten dat er iets aan de hand was.'
'Je had er geen enkel venöoeden van?' vroeg Pete.
'Absoluut niet.' Ze schudde haar hoofd. 'Je weet hoe het toen nog was - het werd nog "de homoziekte" genoemd. Ik had geen enkele reden iets te vermoeden. Mensen van de gezondheidszorg voor homo's hadden af en toe contact opgenomen en Hawke hielp bij werk voor aids-doelen. Maar iedereen die Hawke kende, wist dat hij hetero was en met mij getrouwd, en ik dacht er niet verder over na. En dus vertoefde Hawke in het vagevuur en ik zweefde rond in een soort Utopia.' Ze zweeg weer. "Tot op een dag, ongeveer midden oktober - een week of twee nadat die arme Rock Hudson was gestorven en je nergens anders meer over las - Hawke een stuk glas in zijn studio brak en zich ernstig sneed. Er kwam nogal veel bloed aan te pas en ik holde weg om watten en een ontsmettingsmiddel te halen - ik wilde de wond voor hem schoonmaken en verbinden - maar Hawke duwde me weg, echt heftig, en ik schrok ervan, want Hawke was nooit zo heftig.' Ze hield weer op.
'Ga door,' zei Pete zachtjes.
'Naderhand verontschuldigde hij zich over de manier waarop hij zich had gedragen, en ik hield me voor dat hij geschrokken was van al dat bloed. Ik praatte er niet meer over en Hawke ook niet, maar ik hoorde ergens diep in mijn binnenste een dringende waarschuwing klinken, en na die dag is die stem nooit meer weggegaan.'
'Werd je blootgesteld aan zijn bloed?' Petes stem klonk dof.
'Nee, Hawke keek heel goed uit.'
'En verder?'
'Je bedoelt seks?'
'Ja.'
'In het begin, in Londen, gebruikte Hawke condooms,' antwoordde Susanna, 'en daarna nog een tijdje. Toen kreeg ik een recept voor de pil. Hawke verzette zich daar nogal tegen, beweerde dat hij zich bezorgd maakte om mijn gezondheid, maar mij leek de pil veiliger - ik wilde geen zwangerschap riskeren - en uiteindelijk gaf hij zijn verzet op.'
Haar stem stierf weg, en ze bleef een tijdje stil voor zich uit kijken.
'Hoe laat is het?' vroeg ze ten slotte, toen ze zag dat het buiten al donker werd.
'Bijna vijf uur,' zei Pete. 'Maar ik heb geen haast, Susanna.'
'Weet je het zeker?'
'Ik heb voor vandaag geen verdere afspraken.'
'Ik moet weer terug naar Hawke. Angie is vandaag bij hem geweest, maar ik weet dat ze nu weer gauw weg moet.'
'Nog even?' vroeg Pete. 'Ik laat het aan jou over.'
Ze knikte langzaam.
'Er is nog meer,' zei ze. 'Ik moet je nog meer vertellen.'
'Dat kan morgen ook,' zei Pete.
'Bestaat er een morgen?' vroeg ze.
De dag vóór Thanksgiving in 1985 kwam Susanna om drie minuten voor zes terug op de zolderverdieping van Hawke en vond haar man uitgestrekt in de hangmat voor het grote spiegelraam aan het andere eind van het enorme vertrek.
'Sorry dat ik zo laat ben.' Ze sloot de grote, ijzeren voordeur en kwam op hem toe om hem een kus te geven. 'Lulu had me doodmoe gemaakt, zoveel werk, en daarom ben ik daarna even een massage gaan halen. Hartelijke groeten van Jean-Paul, tussen haakjes. Daarna bedacht ik plotseling dat Lucy Battaglia volgende week jarig is, en ik had nog niets voor haar gekocht. Ik heb toen bij Henri Bendel een beeldige hoed en sjaal voor haar gekocht - Lucy is dol op hoeden. En vanochtend heeft Connie gebeld toen jij uit was om ervoor te zorgen dat we morgen op de vastgestelde tijd beginnen...' Ze zweeg.
'Ik heb niets gemerkt,' zei Hawke. 'Niet dat jij zo laat was.'
Susanna keek hem aan. Hij had een whiskyglas in de hand en ze dacht dat hij misschien iets te veel had gedronken. Hawke dronk vrijwel nooit whisky.
'Wat is er aan de hand?'
Hawke keek niet naar haar op. 'Ik zou graag willen zeggen dat er niets aan de hand is, maar dat accepteer je zeker niet, hè?' Hij keek naar buiten en niet naar haar, hoewel het er eerder naar uitzag, dat hij nergens naar keek.
'Wat is er?' vroeg Susanna zachtjes.
'Ik heb de test bij me laten afnemen.'
Alles stond stil, zo leek het althans. Haar hart, pols, ademhaling. Gevoel. Ze zei niets. Langzaam gingen haar al onvaste handen omhoog om haar favoriete grijze gleufhoed af te zetten, en ze streek automatisch met haar vingers door haar haren. Ze wenste dat ze dit moment kon rekken, dit laatste moment van hoop en van een verhoudingsgewijs normaal leven. Ze wist dat ze het kon doen door stomme vragen te stellen, zoals: Wat voor test? of Wat bedoel jel Maar Hawke had niet gezegd 'een' test, maar 'de' test. En dus zei
Susanna geen woord en probeerde ze in plaats daarvan de tijd terug te draaien, spande haar wil daarvoor in, net zo terug te draaien als je met een videoband deed. Weg van de zolderetage, weer terug in die grote, oude lift in Canal Street.
Zodat zijn volgende woorden niet hoefden te worden uitgesproken.
Hawkes mond, zijn mooie, vastberaden mond, stond hard.
'Ik heb het virus, Susanna,' zei hij.
Hij ontdekte dat hij er bij hen thuis niet over kon praten, en daarom gingen ze een stuk lopen, dieper Chinatown in, op weg naar Mott Street, waar de eerste Chinese zakenman ruim honderdtwintig jaar geleden was begonnen. Ze gingen naar Doyers Street, waar gedurende de eerste dertig jaar van deze eeuw altijd allerlei geruchten de ronde deden over opiumholen en blanke slavinnen, en waar zich bloedige Tong-gevechten zouden afspelen. Naar het hart van de driehoek van straten gingen ze, waar - sinds de oude grenzen waren weggevallen en de moderne New Yorkse Chinezen zich verspreidden, met anderen vermengden en meer ontwikkeld waren dan vroeger - de buitenwereld elke dag en nacht naar toe ging om te delen in de glorie van de theehuizen, restaurants en bakkerijen.
'Ik heb honger,' zei Hawke, terwijl ze voortliepen. 'Vanaf het moment dat Saul het me heeft verteld, moet ik steeds aan eten denken; dat is vermoedelijk mijn wil om te leven die voeding wenst om het te halen.'
'Vermoedelijk,' zei Susanna zachtjes.
'Wil jij eten?'
'Als jij het wilt.'
'Alleen als jij het ook wilt.'
'Natuurlijk wil ik.'
'Waar zullen we heen gaan?' Hij liep daar zoals hij altijd in Chinatown deed. Dan nam hij iets van de aard van de omgeving over, liep soepel en rustig, en niet zo snel. 'Wat denk je van de Mayflo- werl Of misschien Hong Fat - daar is ten minste altijd veel lawaai - en ik wil niet naar iets waar het te stil is. Ik wil ook verder drinken.'
'Ik vind het best,' zei Susanna.
'Kies jij maar. Je vindt het Peking Duck House altijd leuk, hè?' Hij keek haar niet aan; sinds ze was thuisgekomen, had hij haar nauwelijks recht aangekeken.
'Prima,' zei ze. 'Wat je ook wilt, ik vind het goed.'
Uiteindelijk namen ze een taxi over de Brooklynbrug en gingen naar Crisci,een lievelingsrestaurant van Hawke, al jarenlang, waar hij in de rustgevende en eenvoudige, ouderwetse eetzaal gemarineerde garnalen at en er chianti bij dronk, terwijl Susanna met een bord pasta heen en weer schoof; ze moest zich enorm inspannen om het niet uit te gillen.
'Je drinkt niet,' zei Hawke. 'Ik begrijp dat je niet kunt eten, maar ik voor mij vind dat het vanavond de juiste tijd is om dronken te worden.'
'Ga dan je gang.'
'Je bent boos.'
Susanna deed haar mond open om iets te zeggen, maar sloot hem weer en schudde haar hoofd.
'Ik begrijp het best als je boos bent.'
'Je bent heel begripvol,' zei ze zachtjes en enigszins wrang.
'Ik kan er niet meer tegenop,' zei Hawke, en legde zijn vork neer. 'Help me, Susanna.'
'O, Hawke,' zei ze, en ze voelde de tranen, die ongetwijfeld zouden komen, diep in zich ontstaan. 'O, mijn God, Hawke, je móet met me praten; hoe kan ik je anders helpen?' Ze stak over de tafel heen haar hand naar hem uit en nam een van zijn grote handen tussen haar veel kleinere hand. Het was warm in het restaurant, maar zijn vingers waren ijskoud. 'Praat met me,' zei ze weer.
'Je bedoelt dat ik je moet vertellen hoe het gekomen is.'
'Weetje dat?'
'Ja, ik weet het.'
Ze wachtte en bleef zijn hand vasthouden.
Hawke zuchtte. Een lange en verdrietige zucht.
'Wil je hier weg?' vroeg ze. 'Is het buiten gemakkelijker?'
Hij schudde zijn hoofd. 'Het zal nergens gemakkelijker zijn.' Hij keek om zich heen. 'Niemand luistert naar ons,' zei hij.
'Dat bedoelde ik niet,' zei Susanna.
'Toch moetje daaraan denken.'
'Misschien,' zei ze.
Hij trok zijn hand terug, nam zijn wijnglas op en dronk. 'Ik heb een minnaar gehad,' zei hij,'een tijdje, toen ik pas in New York was. We hebben bijna een jaar samengeleefd voor het tot een einde kwam. Dat was begin 1980. Hij was ontwerper en een van mijn beste vrienden in de hele wereld.' Hawke staarde in zijn wijnglas, maar keek Susanna niet aan. 'Ik kende hem al in Londen, en heb altijd geweten dat hij een homo was, evengoed als hij aanvaardde dat ik hetero was. Maar hier, in het begin, werd onze vriendschap zó innig,
zó allesomvattend, dat de grenzen enige tijd vervaagden, denk ik, en onze verhouding werd anders.' Een verdrietig lachje speelde om zijn lippen en verdween toen weer. 'Ik was jonger, had geen vooroordelen en hield van hem. We omhelsden elkaar vaak, vriendschappelijk - dat was natuurlijk, prettig, vertroostend. En op de een of andere manier werden die troostgevende omhelzingen veeleisender, ze werden anders.' Hawke keek Susanna vluchtig aan, toen staarde hij weer in het veilige wijnglas. 'Het verbaasde me wel dat ik dit zo voelde, maar het schokte me nooit. Ik liet het over me komen. Ik wilde dat het gebeurde.'
Susanna schoof haar stoel achteruit en stond op. Haar gezicht was lijkbleek. 'Het spijt me,' zei ze, en haar stem klonk hees. 'Je moet me verontschuldigen.'
Hawke stond ook op. 'Kom je nog terug?'
Ze zag aan zijn ogen hoezeer hij haar nodig had. 'Natuurlijk,' zei ze.
Er was niemand anders in de ruimte bij de toiletten. Ze bleef even naar haar spiegelbeeld staan staren, maar zag niets. Haar maag ging tekeer en ze dacht weer, net zoals daarnet aan tafel, dat ze zou overgeven, maar toen ging dat gevoel voorbij. Langzaam liep ze een toilet in, deed de deur achter zich op slot, ging zitten en drukte haar gezicht in haar handen, maar ze kon niet huilen. Haar ogen bleven droog, ze voelde zich hol en leeggezogen. Ze nam haar handen weg van haar gezicht en zag hoe ze trilden. Ze kon zich niet voorstellen dat ze zich weer zou bewegen, dat ze zou terugkeren naar hun tafel, zou gaan zitten en zeggen dat alles in orde was en hem vragen door te gaan met zijn verhaal. Ze wilde niet dat hij doorging, ze wilde niet meer horen.
Ik wil het niet weten, dacht ze.
En toen stond ze op, liet koud water over haar polsen lopen en deed nieuwe lippenstift op. Daarna liep ze de eetzaal weer in, ging zitten en keek hem aan.
'Ik ben weer oké,' zei ze. 'Ga maar door.'
Hij hield het kort en eenvoudig. Hij at niet door, maar dronk wel. Zo af en toe tijdens het verhaal dwong hij zichzelf haar recht aan te kijken, maar de meeste tijd keek hij naar zijn wijnglas of naar de wand achter haar, of een andere kant op, ergens naar, zomaar. Zijn stem was gedempt en zo effen dat hij bijna eentonig klonk, en Susanna dacht dat het bijna klonk alsof hij het gerepeteerd had, alsof Hawke altijd had geweten dat dit moment eens zou komen, alsof het een hoofdstuk was dat zich steeds opnieuw afspeelde in zijn
hoofd en erop wachtte om verteld te worden, dit verhaal, dat één lange vertelling was, een tedere en nu betreurde episode uit zijn verleden.
Het einde, en de uiteindelijke scheiding, werd - toen het eindelijk zover was - door Hawke ingeluid. Het was voor hen beiden pijnlijk, en de andere man verliet hem met het gevoel gekwetst te zijn. Hij voelde zich ook bedrogen, en Hawke vond dat gerechtvaardigd. Hawkes meeste spijt destijds betrof het feit dat hij vreesde zijn minnaar op een of andere manier gebruikt te hebben, want hij besefte toen al dat een deel van hem ongetwijfeld altijd al had geweten dat de verhouding alleen maar een voorbijgaand iets was - geen experiment, maar een leerzame ervaring omtrent hemzelf en zijn eigen behoeften.
'Ik wist toen niet wat spijt of angst eigenlijk was,' zei Hawke verbitterd. 'Maar nu weet ik het.' Hij schonk zijn wijnglas weer vol uit een tweede fles. Hij begon dronken te worden, langzaamaan. 'Herinner je je nog dat ik twee jaar geleden in Londen plotseling nergens meer te vinden was?'
'Ja, dat herinner ik me.' Het was bijna een half uur geleden sinds Susanna een woord had gesproken.
'Hij en ik hadden elkaar niet meer gesproken, we hadden elkaar zelfs geen kerstkaarten gestuurd nadat het uit was - na al die ruzie had geen van ons beiden de illusie dat we nog vrienden konden blijven.'
'Toch nam je contact op, na Wimbledon, na ons,' zei Susanna.
'Nee.' Hawke schudde heftig zijn hoofd. 'Nee, Susanna, zo was het niet. Het was verleden tijd, klaar, een herinnering, en een belangrijke, maar verder niets.' Hij nam een flinke slok wijn en draaide de vloeistof toen in zijn glas om en om. 'O, Jezus, ik heb me er nooit voor geschaamd, niet voor de relatie zelf, maar ik schaamde me diep voor de manier waarop ik die had aangepakt, de manier waarop ik hem pijn had gedaan. Nadat jij en ik eindelijk waren samengekomen, die avond in de Ritz, was ik zó gelukkig - dat kun je je niet voorstellen.' Hij zweeg even. 'En toen, op die laatste dag in Londen, toen jij ging winkelen, liep ik toevallig een vent tegen het lijf die ik sinds die tijd nooit meer had gezien, en hij vertelde het me.'
Susanna was heel stil. 'Dat je vriend ziek was.'
'Hij zei me dat hij in Londen was en op sterven lag. Hij vroeg of ik hem nog een laatste keer wilde zien.' Hawkes ogen stonden heel somber en hij leek ver weg. 'Ik ging met hem mee. Hij lag in het ziekenhuis, een particuliere instelling, en had een eigen kamer. Hij
was helemaal alleen, en toen ik zag hoe blij hij was om me te zien en hij me vroeg bij hem te blijven, kon ik hem niet in de steek laten.' Hij keek haar aan. 'Ik kon jou niet bellen, Susanna - ik kon het je niet uitleggen, tóen niet. Als het op een ander tijdstip was gekomen, dan misschien - maar zelfs dan denk ik niet dat ik er moed genoeg voor had kunnen verzamelen.'
'Je had het me moeten vertellen,' zei ze.
'Ik weet het. Ik weet nu veel meer dingen.'
'Je wist het toen ook, Hawke. Als je eerlijk bent, zul je dat moeten toegeven.'
'Ja.'
'Ben je tot het einde bij hem gebleven?'
'Ja.'
'Was het heel erg?'
'Ja. Tot hij de moed opgaf. Toen leek het gemakkelijker te worden.'
'En toen kwam je naar Frankfurt.'
'Ja.
'En je weigerde me te vertellen waar je geweest was.' Ook haar stem klonk gedempt, maar er lag nu een zeker ongeloof in. 'En toen, slechts een paar weken later, vroeg je mij met je te trouwen.'
'Ja,' zei Hawke weer.
'Hoe kon je dat doen?'
'Ik hield van je,' zei hij eenvoudigweg. 'Ik wilde je niet kwijtraken.'
Susanna bewoog zich even en keek om zich heen. Het restaurant was inmiddels bijna leeg en er zaten nog maar enkele mensen aan de bar te drinken. Ze keek niet op haar horloge. Ze wist zonder te kijken dat het laat was.
'Ik denk dat we maar eens moeten opstappen,' zei ze.
'Goed.' Hawke riep de ober, en een minuut later kwam de rekening. Hij betaalde contant en vroeg of er een taxi besteld kon worden; daarna leunde hij achterover in zijn stoel.
'Je hebt zijn naam niet genoemd,' zei ze.
'Wil je die horen?'
'Wil je hem vertellen?'
'Het zou hem, of ons, niet helpen,' zei hij.
'Nee,' zei ze.
'Wat voel je nu, Susanna?'
'Ik weet het niet.'
'Veracht je me?'
'Ik weet niet wat ik voel, Hawke. Nog niet.' Ze stond weer op. 'Ik zou nu graag naar huis gaan,' zei ze.
Op weg naar huis zei geen van beiden een woord. Terug op de zolderetage liep Susanna de wenteltrap op naar hun slaapgedeelte. Ze kleedde zich uit, bond haar haren bij elkaar en verwijderde haar make-up, terwijl Hawke beneden zwijgend koffie zette, en toen die klaar was, haar een kop bracht.
'Dank je.' Ze nam de kop van hem aan en zette die op de antieke toilettafel.
'Mag ik blijven, of wil je liever alleen zijn?'
'Ik wil nog een paar minuten voor mezelf hebben,' zei ze. 'Ik kom straks wel naar beneden.' Ze zweeg. 'Tenzij jij naar bed wilt.'
'Nee,' zei hij, en ging weer naar beneden.
Susanna staarde in de spiegel, net zoals ze in het restaurant had gedaan. Een vrouw keek haar daaruit aan. De vrouw van Hawke. Zijn aanstaande weduwe. Ze bracht de koffie naar haar mond en nam een klein slokje, maar slikken was moeilijk. Haar ogen waren nog droog, en ze sloot ze. Er kwamen allerlei beelden bij haar boven. De zak met Rock Hudsons lichaam, die als schandelijk oud vuil uit zijn huis werd verwijderd. Politiemensen die maskers en handschoenen droegen bij ongelukken die dragers van het aidsvi- rus overkwamen. Homo's en vrouwen die demonstreerden tegen het sluiten van de badhuizen.
Van beneden verdrongen de klanken van Yehudi Menuhins El- gar de beelden van de nieuwsberichten uit haar hoofd, veegde dat alles weg en vervulde haar hoofd met de ondraaglijk mooie maar weemoedige muziek. Nu, dacht ze, nu komen de tranen, maar toen wist ze dat ze niet zouden komen, want ze wilde het niet, ze kon zichzelf niet zo'n natuurlijke en gemakkelijke uitlaat veroorloven.
Ze ging naar beneden om zich bij haar man te voegen.
Hawke zat in hun gemakkelijkste leunstoel, diep weggedoken, met een koffiekop in zijn rechterhand geklemd. Hij keek op toen ze dichterbij kwam, en Susanna zag opluchting in zijn ogen, vermengd met angst. Hij leek op de een of andere manier zowel veel ouder als veel jonger dan zojuist.Toen begreep ze dat ergens tussen Brooklyn en Canal Street hun rollen subtiel, maar ook op een verwoestende manier, waren omgekeerd. De alleswetende mentor en gangmaker was een kwetsbaar groentje geworden, en zijn nieuwe terrein, hun nieuwe terrein, van nu af aan tot het einde, zou uit ziekte en angst bestaan, wist Susanna. Het zou alleen aids-land zijn.
Ze knielde op de grond naast hem.
'Ik wil niet zachtaardig zijn,' zei ze. 'Er zal daarvoor nog tijd genoeg zijn.'
Hij zei niets.
'Ik voel me egoïstisch,' ging ze door. 'Misschien zou ik nu alleen maar aan jou moeten denken, maar vóór alles komen er steeds weer twee dingen op in mijn hoofd, aldoor opnieuw.'
Hawke draaide zijn hoofd om en dwong zichzelf haar recht aan te kijken. 'Vertel het me.'
'Dat je het voor me verborgen hebt gehouden. Dat is het ergste.' Maar, net als in het restaurant, bleef ze heel rustig. 'En je hebt met mijn leven gespeeld. Niet alleen met het mijne, maar ook met dat van iedereen van wie ik houd.' Ze zweeg. 'Hoe kon je dat doen, Hawke?'
'Ik weet het niet.'
'Zo gemakkelijk kom je er niet van af.' Ze zag dat hij zijn hoofd weer afwendde, zag hoe zijn ogen probeerden de hare te ontwijken. 'Kijk niet de andere kant op.' Ze stak haar hand uit en raakte zijn gezicht aan; het voelde koud aan, net zoals zijn hand in het restaurant. 'Kijk me aan, Hawke. En geef me antwoord.'
Hij wendde zich tot haar, en zijn ogen stonden gekweld.
'Angst,' zei hij.
'Waarvoor?' vroeg ze, hoewel ze wist dat er veel dingen moesten zijn waar hij bang voor was. 'Zeg het me. Als je wilt dat ik probeer alles te begrijpen, dan moetje het me zeggen.'
'Ik kan niet doen alsof...' Zijn stem brak. Hij nam een slok koffie, maar zijn handen beefden en hij schraapte zijn keel. 'Het heeft geen zin te zeggen dat ik je niet vertelde een liefdesgeschiedenis met een man te hebben gehad, omdat ik dacht dat het allemaal verleden tijd was en het er niet meer toe deed.' Hij hield even op. Zijn kaken waren gespannen, evenals zijn lichaam. 'Ik vertelde het je niet omdat ik wist dat je zou schrikken, en er vermoedelijk door zou worden afgestoten. En al was dat niet het geval, als je dat van me wist, zou het misschien alles veranderen, de manier waarop je me bekeek, naar me keek, je gevoelens voor me.' Hij nam nog een slokje koffie, trok een vies gezicht omdat hij bijna koud was en zette de kop toen aan de andere kant van zijn stoel op de grond.
'Ga door,' zei Susanna.
'Dat was vóór Londen, vóór jij en ik geliefden werden.'
'En dat ging niet helemaal volgens plan, hè?' zei ze rustig.
Hawke keek haar aan. 'Je vraagt je af of ons liefdesspel soms moeilijk was omdat ik biseksueel was?'
'Dat moet jij maar zeggen.'
'Ik denk niet dat dit de reden was. Ik weet het niet volkomen zeker. Ik dacht toen dat het kwam omdat ik zo bijzonder veel van je hield en het zo belangrijk voor me was. Dat denk ik nog steeds.' Hij
zweeg even. 'Heus, ik dacht echt dat het allemaal verleden tijd was. Niet de afwijking, want het was zoveel meer, maar ik dacht dat het allemaal achter me lag.' Hawke slaakte een sidderende zucht. 'Toen ik hem weerzag en hij op sterven lag, en ik wist wat de doodsoorzaak was, wist ik ook dat als ik het jou vertelde, dat het einde van onze relatie zou betekenen, en daar moest ik niet aan denken, dus hield ik het voor je verborgen.'
'Maar je ging verder gewoon door met mij naar bed te gaan.' Er klonk weer ongeloof in haar stem, en dat lag ook in haar ogen te lezen.
'Ze hadden toen het virus nog niet helemaal bekeken,' zei Hawke. 'En we gebruikten condooms. Ik wilde geloven dat het veilig was.'
'Maar toen begon ik de pil te nemen.'
'Ik probeerde je daarvan te weerhouden.'
'Ik wist het niet.' Ze staarde hem aan. 'Ik wist het niet.'
'Zodra ik wist dat er een test voor bestond, nam ik me voor die te ondergaan, maar er waren zoveel mensen die tegen die tests waren, omdat ze nog zo vaak verkeerde resultaten opleverden. Bovendien zouden ze toch niets voor je kunnen doen als je het al had. En ik was gezond, ik was volkomen normaal, en hij en ik hadden al in 1980 een eind aan onze verhouding gemaakt - ik bedoel, het was jaren geleden. In vredesnaam...'
'En dus onderging je geen test.'
'Ik hield mezelf voor dat het onnodig was. Ik kalmeerde en dacht er bijna niet meer aan.' Hij zweeg even. 'En toen werd ik in Rome voor het eerst ziek, en toen we terugkwamen, ben ik ergens heen gegaan en heb bloed laten afnemen. Dat was zo'n instelling waar je zomaar een naam kunt opgeven.'
'En?'
'En ik ben nooit teruggegaan om het resultaat te horen. Ze zeiden dat het ongeveer twee weken zou duren voor ze iets wisten, en in die twee weken maakte ik mezelf weer wijs dat er niets aan de hand was. Als de longontsteking iets te maken had met aids, zou ik er toch niet zo snel overheen zijn gekomen. Zoveel mensen worden ziek, en dan heeft het allemaal niets met hiv te maken. Ik had zo veel goede redenen om niet terug te gaan, Susanna, maar ik gedroeg me gewoon als een struisvogel. Ik was een lafaard.'
Susanna bleef even zwijgen.
'Ik vroeg me af of er iets aan de hand was toen jij je vorige maand zo sneed en je niet wilde dat ik je aanraakte voor het geval ik met bloed van jou in aanraking zou komen.'
'Ja.'
'Dus dan moet je toch gedacht hebben dat je me ergens aan blootstelde.'
'Ja.' Het was niet meer dan gefluister.
'Voelde je je ziek?'
'Toen niet.'
'En nu?' vroeg ze. 'Waarom heb je die test nu laten afnemen?'
'Ik vond een plekje,' zei hij. 'Net twee weken geleden. Een klein, rood plekje, op mijn dij. Jij hebt het niet gemerkt, maar ik was ervan overtuigd dat het Kaposi was.' Hij vertrok wrang zijn mond. 'De grap is dat het zomaar een vlekje was, maar ik vertelde Saul alles en hij nam me zelf bloed af.'
Susanna stond op. Ze kreeg kramp in haar benen van het knielen.
'Waar ga je heen?' vroeg Hawke.
'Nergens.' Ze liep naar het raam en staarde nietsziend naar buiten. 'Ik begin me af te vragen waar ik in vredesnaam ben geweest. De hele tijd leefde jij in een nachtmerrie, en ik heb er zelfs niets van gemerkt.'
'Waarom zóu je?' vroeg hij rustig.
'Die dag waarop jij je sneed, moest ik opeens, in een flits, aan het virus denken, alsof ik het plotseling wist, maar het leek zó ondenkbaar, zó onmogelijk, dat ik het van me afzette. Ik denk dat ik dat het gemakkelijkst vond.'
'Het is toch niet jóuw schuld, Susanna,' zei Hawke, nog steeds diep weggedoken in zijn stoel.
'Dat weet ik,' antwoordde ze. 'Maar ik word toch verondersteld jouw echtgenote te zijn.'
'Dat ben je ook.' Hij stond op, wilde op haar toe lopen, maar bleef toen staan. Ze stond nog steeds naar buiten te staren.
'Je had het me moeten vertellen,' zei ze weer.
'Ja, God, ja.'
Ze waren nu beiden even stil.
'Wil je me nu verlaten?' vroeg hij eindelijk.
'Nee.' Maar ze draaide zich nog steeds niet om.
'Ik zou het begrijpen als je nog van mening verandert.'
'Dat doe ik niet.'
Hij kwam wat dichter naar haar toe en zag haar spiegelbeeld naast het zijne in de donkere ruit. Ze leken een paar geesten, somber en bovennatuurlijk.
En eindelijk begon ze te huilen.
Haar eerste Hiv-test, twee weken daarna, was negatief, en het was zielig te zien hoe opgelucht Hawke was, maar Saul Weinberg vertelde hun beiden dat, al was het resultaat goed nieuws, Susanna over een half jaar nog eens deze beproeving zou moeten doorstaan, en zelfs dan zou een negatieve uitslag nog geen garantie geven dat ze niet besmet was.
Toen Hawke eind 1986 weer ziek werd en ze nu allen zeker wisten dat het absoluut aids was, leek het alsof Susanna's angst om haar eigen gezondheid in het niet verzonk; dat was niet belangrijk meer. Hawke was degene om wie ze zich bezorgd moesten maken, hij was degene die longontsteking had, die vol medicijnen werd gespoten, die zou sterven. Susanna was degene die er goed was afgekomen; haar tweede test had thuis bij de Van Dusens grote vreugde teweeggebracht.
En toch bleef, ergens in haar achterhoofd, de vrees steeds knagen.
Een jaar later, kort voor Kerstmis 1987, schreef Pete Strauss voor het eerst in twee weken weer in zijn dagboek. Hij hield zichzelf voor dat hij het te druk had gehad en 's avonds te moe was geweest om zijn dagboek bij te houden, maar de waarheid was dat zijn gedachten beheerst werden door dingen die hij slechts met grote tegenzin wilde aanvaarden.
Hawke zal het niet lang meer kunnen maken. Hij heeft net een moeilijke tijd achter de rug en voelt zich vrij goed - vergelijkenderwijs - en hij en Susanna zijn met vakantie in Cohasset. Hij ziet er vreselijk uit en weet dat, maar het lijkt of hij opeens vol zit met wat hij zelf'het optimisme van een dode' noemt. Dat komt, volgens mij, ten dele omdat hij nu, althans tijdelijk, bevrijd is van de ergste pijn, maar ook door de hartelijkheid, liefde en zorg van Susanna en de Van Dusens. Maar ik denk dat het in hoofdzaak het gevolg is van een veranderde reactie op de wetenschap dat hij nog maar weinig tijd te leven heeft. Pluk de dag. Door elk moment van elke dag ten volle te beleven en desnoods maar half normaal te zijn, voelt hij zich nu goed, en hij vindt dat het nuttiger is dan al die medicijnen en dat geklets over allerlei psychische toestanden. Ik maak me erg bezorgd om Susanna. Haar echtgenoot zal spoedig sterven, en dan zijn voor hem de pijn en de angst voorbij. Maar ik vrees dat het voor haar dan pas begint. Susanna heeft zo'n groot deel van zichzelf in Hawke geïnvesteerd; ze heeft alles op hem geconcentreerd, heeft een loopbaan gekozen die ze zelf nooit wenste en die weer opzijgezet om voor hem te zorgen nu hij ziek is geworden. Het is allemaal heel simpel en duidelijk. Een verliefde vrouw. Maar wanneer zij Hawkes weduwe wordt, zal ze zich verloren en leeg voelen, zal ze de weg kwijt zijn, zoals de meeste mensen die een geliefde hebben verloren. Als voor de zieke het einde is gekomen, moeten zij verder. Hawke zal sterven, maar Susanna zal alleen moeten doorleven.
Er zijn nog andere dingen die me hinderen. Vooral mijn gevoelens voor haar. Ik trek me haar toestand te veel aan. Ik ben haar therapeut, ben beroepsmatig met haar bezig, maar ik denk te veel aan haar. Tegenwoordig betrap ik me er steeds vaker op dat ik mijn best moet doen om neutraal te blijven - het lukt me, maar het is moeilijk. Op de onmogelijkste momenten duikt voor mijn ogen haar beeld op, dag en nacht, en het gaat daarbij helemaal niet alleen om haar schoonheid of haar karaktervastheid en moed. Ik denk dat het komt door het verdriet dat diep in haar verborgen ligt, en dat ze verdringt. De duisternis waar ze het af en toe over heeft, verwijst daarnaar.
Susanna geeft toe dat er dingen zijn die ze voelt en waar ze onmogelijk over kan spreken. Ik heb weieens vermoed dat Hawke in zeker opzicht een soort tijdelijke ontsnapping voor haar was, een plek waar ze kon schuilen tegen verborgen verdriet, misschien zelfs een excuus. Ik geloof dat ze ernaar verlangt over het verleden te praten, dat ze dat wanhopig graag wil doen. Susanna leefde al achttien jaar vóór ze Hawke ontmoette, jaren waarover ze heel weinig heeft gezegd, en ze heeft nog een heel leven voor zich liggen. Maar als ze niet de kracht vindt achterom te kijken, dan vrees ik dat ze niet in staat zal zijn door te gaan, alleen en vrij, de toekomst tegemoet.
Ik ben haar leven binnengekomen als de therapeut van Hawke. Wanneer hij sterft, is mijn rol afgelopen. Dat is natuurlijk wat ik slechts vol tegenzin toegeef, zelfs tegenover mezelf. Het is mijn grootste angst.
Dat ik haar niet meer zal zien.
Het eerste weekend in februari kwam Tabitha, nu een opvallend mooi meisje van twintig jaar dat aan de Brown University op Rho- de Island studeerde, naar New York om Susanna op te zoeken, en ze nam Abigail met zich mee. Abigail Van Dusen had, nu ze tien jaar was, het gouden haar van haar zus, alleen enkele tinten donkerder, en ogen die volgens de Van Dusens donkerder waren dan de bruine van Matthew Bodine. Abigail was lang en had brede schouders, net als haar zus, maar was verder nogal tenger. Ze had een mooie, zachte stem en een lieve glimlach. Ze was dol op muziek en dansen, boeken en dieren, maar hield bijna nog inniger van de oceaan dan haar zus. Ze was dol op Connie, Bryan, Tabitha en Susanna en Hawke, en ze herinnerde zich niets van haar moeder, noch van haar vader. Daardoor ondervond ze ook geen verdriet om hun verlies of het ontbreken van hen in haar leven. Ze wist dat
zij en Susanna pleegkinderen waren en ze in werkelijkheid Bodine heetten, maar daar had ze het eigenlijk nooit over, en ze stelde geen vragen over vroeger. Ze was niet nieuwsgierig of zelfs onverschillig; ze was gewoon een gelukkig en voldaan mens. De ziekte van haar zwager was het eerste echte verdriet in haar leven, en ze had Tabitha gesmeekt haar mee naar New York te nemen, zodat ze een tijdje bij Susanna en Hawke kon blijven.
'Nee,' zei Susanna die vrijdagavond tegen Abigail, toen het meisje zei dat ze Hawke in het ziekenhuis wilde bezoeken. Ze zaten in de lobby van hotel Westbury op Tabitha te wachten, die een paar handschoenen uit haar kamer was gaan halen voor ze uit dineren gingen.
'Waarom niet?' vroeg Abigail.
'Hij is te ziek voor bezoek.' Hawke was alweer ruim een maand terug in het ziekenhuis en werd opnieuw gekweld met slangen, naalden en medicijnen, waardoor hij moest overgeven, en zijn haar viel weer uit. Oude vrienden, zoals Polly Mellen en Lauren Hutton, die via via hadden gehoord dat Hawke snel achteruitging, kwamen langs om hem te bezoeken, maar Hawke stuurde hen weg, omdat hij absoluut niet wilde dat iemand hem zag zoals hij nu was.
'Jij bezoekt hem wel,' zei Abigail.
'Dat is heel iets anders, schat,' antwoordde Susanna.
'Tabbie gaat bij hem op bezoek.'
'Misschien.'
'Ik wil hem zien.' Abigail keek haar koppig aan. Ze had een heel mooie mond, nog mooier dan die van Susanna, maar als er iets was dat haar niet beviel, had ze een speciaal maniertje om haar lippen op elkaar te persen, en dat was een waarschuwingsteken voor iedereen die haar goed kende.
'Dat weet ik, lieverd.'
'Ik wil hem zien vóór hij sterft,' zei Abigail.
'Abigail, ben je niet wijs!' siste Tabitha, die binnenkwam en het nog net hoorde. 'Hawke gaat niet dood, nog niet in elk geval. En weet je nu nog steeds niet dat er een tijd en een plaats is om over zulke dingen te praten?'
'Susanna wil niet dat wij hem bezoeken,' klaagde Abigail.
'Waarom niet?' Tabitha wendde zich tot Susanna. 'Daarom zijn we gekomen.'
'Ik dacht dat jullie mij kwamen opzoeken,' zei Susanna rustig.
'Dat is ook zo.' Tabitha ging naast haar zitten. 'Natuurlijk is dat zo, maar we houden ook van Hawke.'
'Wij allebei,' voegde Abigail er nog eens aan toe.
Susanna voelde dat haar gefingeerde kalmte haar ging verlaten. 'Ik geloof niet dat jullie er enig idee van hebben hóe ziek Hawke is. Het is heel moeilijk voor hem om met mensen te praten...'
'Wij zijn geen ménsen, wij zijn familie,' zei Tabitha.
Susanna greep haar hand. 'Dat weet ik.' Ze zweeg even. 'Kunnen we het hier later, na het eten, verder over hebben?'
'Ze bedoelt dat ze hier achter mijn rug om met jou over wil praten,' zei Abigail.
'Dat zei ik niet.'
'En zelfs als ze dat wil, komt het alleen omdat jij nog pas tien bent,' zei Tabitha.
'Ik ben geen baby meer, ik weet wat sterven is, en weet ook alles af van aids.'
'Abigail, houd alsjeblieft je mond, wil je!' siste Tabitha weer, hoewel er niemand in de buurt was die hen kon horen.
'Ik dacht dat wij er onderling wel over konden praten,' protesteerde Abigail. 'Pap en mam zeggen altijd dat het verkeerd is dingen te verdringen, dat het niet eerlijk is tegenover mensen als Hawke.'
'Dat houdt nog niet in dat je er in een hotellobby over moet schreeuwen.'
'Ik schreeuw niet.'
'Nee, dat is zo.' Susanna pakte haar mantel en tas op.
'Ik wil Hawke zien.' Abigail was opstandig. 'En ik zal hem zien, of je dat nou goedvindt of niet.'
Susanna stond op. Ze voelde dat ze inwendig begon te trillen, maar ze moest het beheersen, regelmatig ademhalen, een paar keer diep doorademen en het van zich afzetten. Ze had nu al een paar maanden van die angstaanvallen, maar de afgelopen twee a drie weken werd dat getril erger. Het vreemde was dat juist de dingen die haar een beter gevoel zouden moeten geven, rustiger maken, beter in staat alles aan te kunnen, zoals het feit dat Tabitha en Abigail bij haar waren, nu alles alleen maar erger leken te maken.
De meisjes hadden verwacht dat ze op de zolderetage bij Susanna zouden logeren, maar op het laatste moment had ze voor hen drieën een kamer in hotel Westbury gereserveerd. Tabitha en Abigail waren beiden teleurgesteld, want ze vonden dat bohémienach- tige van Hawkes woning juist zo leuk. Maar al had Susanna hun verteld dat ze een hotel had verkozen omdat ze thuis geen plaats genoeg had voor hen alle drie, de waarheid was dat ze hen niet bij zich wilde hebben. Ondanks alles wat ze over de ziekte had ge
hoord en de manieren waarop het virus al dan niet kon worden overgebracht, toen het erop aankwam dat haar geliefde Abigail bij haar zou logeren, merkte Susanna dat ze er niet aan moest dénken haar bij zich thuis te hebben. Stel je voor dat de epidemiologen en artsen het bij het verkeerde eind hadden en er alsnog werd bewezen dat je hiv toch kon opdoen via een handdoek, een glas of een vork. Vóór hun komst had ze haar angsten toevertrouwd aan Pete, die bij uitzondering zijn geduld met haar was kwijtgeraakt, want hoe kon zij, die nu twee jaar lang gevechten met zuster Himmler had geleverd, hoe kon zij Hawke nu zó bedriegen?
'Ik bedrieg hem niet,' had ze rustig geprotesteerd, terwijl ze in het rumoerige voorzaaltje van II Cantinori in Tenth Street zaten te lunchen.
'Natuurlijk doe je dat wèl, en dat weet je ook best.' Pete was zelden nijdig, maar als het gebeurde, was het heel duidelijk. 'Hawke, en allen die zijn zoals hij, zoals jij, Susanna.'
'Ik kan er niets aan doen.' Susanna speelde met haar pasta. Nadat het contract met Grace was misgegaan, bestelde ze tegenwoordig wat ze lekker vond, maar de ironie was dat ze de laatste tijd totaal geen eetlust meer had, en dus was haar figuur nog even slank als altijd.
'Natuurlijk kun je er iets aan doen. Je bent een intelligente vrouw, je bent goed opgeleid en sterk.'
'Ik voel me niet sterk.'
'Ik zei niet dat je niet menselijk was.' Pete kwam weer wat bij. 'Goed, dan heb je uit bezorgdheid om je zusje wat te fel gereageerd, maar dat is niet zo'n ramp. Toch moet het hiermee afgelopen zijn. Zeg die hotelreservering af.'
'Dat kan ik niet doen.'
'Natuurlijk wel.'
'Er is bij ons thuis geen plaats voor drie mensen.'
'Larie. In de slaapkamer kunnen er twee slapen, en dan heb je nog de bank.'
'Ik wil Hawkes bed niet met een ander delen.'
'We hebben het niet over een ander, we hebben het over je zusjes.'
'Het is Hawkes bed. Bovendien is het alleen een Japanse matras op de vloer, en sommige mensen kunnen daar niet op slapen.' Susanna bloosde. 'Goed, dat is niet de ware reden, maar ik kan niets doen aan wat ik voel. Als het om Abigail gaat, word ik soms een beetje gek, dan wil ik haar te veel beschermen. Maar zo sta ik nu eenmaal tegenover haar.'
'Niet Tabitha, alleen Abigail.'
'Tabbie is twintig en Abigail pas tien.'
Pete keek haar een tijdje zwijgend aan.
'Wat is er?' vroeg Susanna.
'Ik denk.'
'Wat?' vroeg ze.
'Dat dit een moment is waarop Hawke vóór Abigail zou moeten komen.'
'Het doet er voor Hawke toch niets toe waar mijn zusjes logeren?'
'Maar het doet er wel toe wanneer Abigail probeert hem te omhelzen, of, God verhoede het, hem te kussen, en jij zou proberen haar weg te trekken.'
'Dat zou ik nóóit doen,' zei Susanna, maar ze voelde zich inwendig verstarren.
'Weet je dat wel zeker?' informeerde Pete.
'Honderd procent zeker.'
Op dat moment was ze al vastbesloten dat, hoewel haar beide zusjes bij de mensen hoorden die Hawke graag zou willen zien, Abigail hem niet zou mogen omhelzen of kussen. Op de zondagmiddag van hun bezoek in New York, toen het duidelijk werd dat ze Abigail alleen van het bed van haar zwager kon afhouden als ze haar in haar kamer aan haar eigen bed vastketende, ging Susanna zo tussen hen in staan dat het voor de tienjarige vrijwel onmogelijk was iets meer te doen dan Hawkes hand te pakken. Susanna wist dat iedereen in de kamer merkte wat ze deed, en waarom, ook Hawke, en ze wist ook dat niemand haar meer kon verachten om wat ze deed dan zijzelf - maar toch zat ze daar, als een rots, tussen haar uitgemergelde stervende echtgenoot en Abigail in, en weigerde zich te bewegen, ook al was het nog maar zo'n klein stukje.
'Hoe kon je dat doen?' vroeg Tabitha zachtjes aan Susanna, toen ze op de lift wachtten die hen naar beneden zou brengen.
'Wat doen?' vroeg Susanna, en haar keel deed pijn.
Tabitha's lichtbruine ogen ontmoetten de hare in een doffe blik.
'Die arme Hawke,' zei ze.
Abigail sprak er niet over, niet toen ze het ziekenhuis verlieten en evenmin toen zij en Tabitha op Penn Station afscheid namen, maar het was in haar ogen te lezen en er lag een harde, niets vergevende trek om haar mond. Susanna wist dat ze het niet gauw, misschien wel nooit, zou vergeten, maar ze wist ook dat - als ze dit bezoek nog eens zou moeten bijwonen - ze precies dezelfde onbuigzame houding zou aannemen.
Een week later stonde de artsen Hawke toe voorlopig naar huis te gaan, nadat hij volgens hen weer voldoende hersteld was. Susanna ging inkopen doen voor een feestelijk etentje en bezocht China- town. Ze kocht verse vis op de drukke markt in Canal Street en groenten bij Lye Yan, en bij Canton Noodle in Mott Street, alles wat verder nodig was om haar eigen won ton te maken. En hoewel Hawke wekenlang niets had gesmaakt en hij zelfs nauwelijks in staat was geweest vast voedsel door te slikken, at hij die avond met iets dat werkelijk op genoegen leek en nam zonder nare gevolgen kleine slokjes sake.
'Wat verrukkelijk,' zei hij met zijn zielig verzwakte stem tegen haar.
'Het is de eerste keer dat ik het weer eens leuk vond om te koken,' zei ze.
'Jij moet goed voor jezelf zorgen.'
'Dat weet ik,' zei ze. 'Dat doe ik ook.'
'Ik maak me zorgen om je.'
'Dat hoeft niet.'
Naderland hielp ze hem de wenteltrap op en was ze zich er pijnlijk van bewust dat het misschien voor het laatst zou zijn, want hij kon zijn benen nauwelijks meer van de ene tree op de andere krijgen. Zijn benen waren zó mager en zijn spieren zó verslapt dat ze het maar met moeite haalden. Toch was het heerlijk de vreugde op zijn gezicht te zien toen hij op hun bed ging liggen, zij naast hem een plaatsje zocht en zich dicht tegen hem aandrukte - er waren nu geen slangen of een infuus meer die elk contact onmogelijk maakten.
'Kun je het me vergeven?' vroeg hij na een tijdje.
'Wat?'
'Dit,' zei hij. 'Dat ik dit heb gekregen en jou er ook aan heb blootgesteld. Dat ik er nu aan zal sterven.'
'Hawke, er valt niets te vergeven,' fluisterde ze vertwijfeld.
'Lieg niet tegen me, Susanna, en ook niet tegen jezelf.'
'Dat doe ik niet. Misschien heb ik er even zo over gedacht, in het begin, maar allang niet meer.'
'Je praat er nóóit over.'
'Nee.'
'Je hebt mij bang gemaakt om er met je over te praten.'
'Dat weet ik.' De enige lichten waren hun leeslampjes boven het bed, maar ze had die willen uitdoen om haar vuurrode gezicht voor hem te verbergen. 'Dat heeft Pete me verteld.'
'Dat is een fijne vent,' zei Hawke.
'Ja, inderdaad. We boffen dat we hem hebben.'
'Ik heb zo'n idee dat hij verliefd op je is.'
'Welnee, dat is niet zo,' zei Susanna.
'Hij zou het je niet laten merken, zelfs als het zo was. Nog niet.'
'Hawke, hou op.' Ze kuste zijn benige schouder, die eens zo krachtig was geweest. Hawke was trots geweest op zijn schouders, ze had hem meer dan eens voor de spiegel in de badkamer aangetroffen als hij bezig was met oefeningen, en ze had hem ermee geplaagd, maar ook zij was dol geweest op zijn kracht, een kracht die hij nooit tegenover haar misbruikte. Zijn gezicht, met de boksersneus en de krachtige kin, was nu erg hoekig geworden, de wangen ingevallen, zodat zelfs het oude litteken in de rimpels was verdwenen. Tegenwoordig vond ze het moeilijk hem lang aan te kijken, want ze voelde dat hij daaronder leed. Hij wist hoe vreselijk hij eruitzag, hoezeer hij veranderd was. Dus wachtte Susanna meestal tot hij sliep, en dan nam ze hem heel intens op, zodat ze zijn gezicht in haar geheugen kon prenten, want een stervende Hawke leefde nu nog steeds, en bovendien hoefde ze hem niet in zijn ogen te kijken als hij sliep, die angstige ogen van de veroordeelde.
Hij wilde nog niet gaan slapen.
'Wil je praten?' vroeg hij.
'Natuurlijk wil ik dat,' antwoordde ze. 'Waar wil je over praten?'
'Over jou. Over mij.' Hij zweeg even. 'Over doodgaan.' Even sloot ze haar ogen. 'Praat maar over wat je het liefst wilt.'
'Dat doe je nu altijd.' Hij was lief, maar het klonk toch beschuldigend. 'Je wilt niet aanvaarden dat ik er behoefte aan heb om te praten.'
'Ik aanvaard het wel,' fluisterde ze. 'Ik wil alleen dat jij begint.'
Hij wachtte even. Het leek of zijn ademhaling moeizamer ging dan eerder die avond.
'Ik ben bang,' zei hij eindelijk.
'Dat weet ik.'
'Dat moet je niet zeggen - je weet het met.'
'Vertel het me dan.'
Hij lachte wrang. 'Eén ding is dat er niet veel meer over is om bang voor te zijn, hoe dan ook. Het ergste is al gebeurd. Ik zal niet bij een vliegramp omkomen, verdrinken of bij een brand het leven verliezen - ik heb al de ergste ziekte die ik zou kunnen krijgen.' Hij hield even zijn mond. 'Ik heb al gezien dat mijn vrouw het niet toestond dat haar zusje mij op mijn wang kuste.'
Susanna had willen gaan zitten, ontsnappen, maar ze dwong zich in dezelfde houding te blijven liggen.
'Ik neem het je niet kwalijk,' zei Hawke.'Ik geloof zelfs datje gelijk had.'
'Nee,' zei ze. 'Ik had géén gelijk.'
Hij trok even zijn schouders op. 'Dat zullen we nooit weten.'
'Ik heb je verdriet gedaan.'
'Een beetje,' gaf Hawke zachtjes toe. 'Maar het was de allereerste keer zolang ik je nu al ken, en dan is het niet zo erg, als je erover nadenkt.'
'Erg genoeg.'
'Ik haal het nu alleen even aan omdat ik weet dat je het jezelf aldoor verwijt sinds het gebeurd is, en nu kun je het van je afzetten.'
'Nooit,' zei ze.
'Ik zei datje het van je moet afzetten. Dat is het verzoek van een stervende.'
'Goed dan.'
Hij bewoog zich even, enigszins pijnlijk, op het bed. 'Hoelang kennen wij elkaar nu al?'
'Acht jaar in mei.'
'Huil je?' vroeg hij.
'Ja.'
'Ik ook.'
Ze keek hem aan en zag dat het waar was. Ze had Hawke nog nooit zien huilen, maar nu liepen er tranen over zijn magere wangen, en dat maakte haar verdriet nog groter, hoewel ze toch, in zeker opzicht, een opluchting waren.
'We hebben een vreemde relatie gehad, hè?' vroeg hij.
'Vreemd? Wat bedoel je?' Ze veegde met de rug van haar hand de tranen af.
'We begonnen zo'n beetje als vader en dochter, weet je wel? Ik wees jou de weg.' Hij sprak in korte zinnetjes, want het werd moeilijker voor hem lang achter elkaar te praten; dan raakte hij buiten adem. 'En toen werd het de omgekeerde wereld. Moeder-zoon. Je hebt mij overal doorheen geholpen.'
'Jij hebt mij ook geholpen, Hawke.'
'Ja, dat weet ik.' Een traan was bij zijn linkermondhoek beland en hij likte hem weg. 'We hebben niet veel tijd gehad om gewoon man en vrouw te zijn, hè?'
'Ik weet niet of ik wel precies weet wat dat is,' zei Susanna.
'Dan denk ik aan Connie en Bryan, een goed voorbeeld.'
'Ja,' mompelde ze. 'Zij zijn een goed stel.'
'Wij waren ook een goed stel,' zei Hawke. 'Zelfs al hielden we dingen voor elkaar verborgen.'
'Dingen?'
'Geheimen.'
Ze zei niets, maar haar hart bonsde en haar lichaam verstrakte.
'Als je het zou willen, zou je me nu van alles kunnen vertellen, Susanna. Ik beloof dat ik nooit iets zal verraden. Zelfs als ik van mening veranderde, zou het vermoedelijk al te laat zijn.'
'Hawke, dat moet je niet zeggen.'
'Ik meen het, schat.' Hij stak zijn rechterhand uit om haar over haar haren te strelen. 'Het kan me niet schelen als je niets wilt zeggen. Ik heb het nooit erg gevonden dat je dingen voor me verborgen hebt gehouden - als ik deze vreselijke ziekte niet had gekregen, had ik jou vermoedelijk ook nooit iets verteld over de man van wie ik die heb gekregen.' Hij zweeg even om op adem te komen. 'Ik heb je nooit zijn naam verteld, hè?'
'Zijn naam kan me niet schelen,' zei Susanna, bijna heftig.
'Dat neem ik je niet kwalijk. Bovendien, wat betekent een naam in feite?'
In de korte hierop volgende stilte keken ze elkaar aan, en beiden dachten aari een moment, jaren geleden, toen ze aan hun relatie waren begonnen, toen ze onderling waren overeengekomen dat ze beiden het recht hadden hun verleden voor zich te houden. Hawkes geheimen waren nu door de diagnose van zijn ziekte aan het licht gekomen. Maar beiden wisten dat die van Susanna in haar verborgen waren gebleven.
'Je hebt dus geen doodsbed-bekentenissen om mijn laatste uren wat te verlichten?' zei Hawke, en keek haar strak aan.
Er sloeg een golf van verlangen door Susanna heen, een intense behoefte haar hart bij hem uit te storten, maar toen verdween dat gevoel weer en werd het vervangen door de intussen bekende zelfbeheersing, en het leek alsof er inwendig een sleutel in haar werd omgedraaid.
Ze zuchtte heel zachtjes. 'Nee,' zei ze.
'Goed.'
'Het spijt me.'
'Hoeft niet.' Hawke was heel lief. 'Ik wilde je alleen maar helpen.'
'Dat weet ik.'
'Komt het voor jou weer allemaal in orde?' vroeg hij.
'Misschien mettertijd,' zei ze.
Susanna had voor de volgende ochtend een afspraak met Andrea Marantz, want een redacteur van Random House was geïnteres
seerd in de verschijning van een verzameling van Hawkes werk; de publicatie zou het volgende jaar plaatsvinden, en de opbrengst was bestemd voor AmFAR. Terwijl Susanna weg was, zou Angie Lopez bij Hawke blijven, maar toen Angie om tien uur opbelde om te zeggen dat ze ongeveer een half uur later zou komen, wilde Susanna Agentschap Marantz bellen.
'Wie bel je?' Hawke lag op de bank met een kop citroenthee naast zich. Toen hij die oppakte, gebruikte hij beide handen en toch trilden ze nog.
'Andrea.'
'Waarom?'
'Ik wil onze afspraak uitstellen.'
'Nee,' zei Hawke.
Susanna hield de draadloze telefoon tegen haar oor.
'Susanna, leg die telefoon neer!' Zijn stem klonk hard.
Geschrokken brak ze het toetsen van het nummer af. 'Waarom?'
'Ik wil niet dat je afzegt.'
'Ik zeg niets af, ik stel onze afspraak alleen uit.'
'Omdat Angie een half uur later komt?'
'Omdat ik liever bij jou blijf,' zei Susanna duidelijk.
'Omdat je bang bent me even alleen en zonder oppas te laten.'
'Natuurlijk niet.'
Hawke had zich niet bewogen. 'Luister eens goed naar me, Susanna. Het is niet leuk te merken dat de mensen bang zijn je zelfs maar een half uurtje alleen te laten voor het geval je hun programma in de war schopt en opeens zomaar doodgaat.'
'Hawke, hoe kün je zoiets zeggen?' Susanna legde de telefoon op het bureau. 'Je bent net gisteren uit het ziekenhuis gekomen - natuurlijk wil ik je niet alleen laten. Misschien zou je iets nodig kunnen hebben.'
'Dat is niet zo, en als ik iets nodig heb, pak ik het zelf wel.' Hij was verbitterd, maar probeerde geduldig te blijven. 'Dit is mijn huis, weet je. Ik weet waar alles hier is.'
'Dat weet ik wel.'
'Nu ben je nijdig op me.'
'Nee, hoor.'
'Bewijs het dan.'
Ze liep naar de bank, boog zich over hem heen en .kuste hem op zijn mond.
'Fijn, maar niet wat ik bedoelde,' zei Hawke.
'Wat bedoel je dan?' V
'Ik wil dat je naar die afspraak gaat.' Hij zweeg even. 'Afgezien
van mijn comfort en veiligheid, is die regeling met dat boek net iets wat ik goed zou kunnen gebruiken - een soort posthume egotrip, om het maar niet te hebben over de royalty's die mijn erfenis meer waarde geven, of wat daar van over is nadat al die vreselijke ziekenhuiskosten zijn betaald.'
'De royalty's gaan toch naar een liefdadig doel,' hielp Susanna hem herinneren.
'Ik zou liever zien dat jij ze kreeg,' zei Hawke.
'Je hebt zelf AmFAR voorgesteld.'
'Dat is zo. Deel van de egotrip.' Hawke reikte haar zijn theekop aan. 'Zet dat ding in de gootsteen vóór je gaat, schat.'
'Weet je zeker dat het kan?'
'Natuurlijk,' zei hij. 'Ik ga even wat slapen vóór Angie komt.'
'Ben je moe?' Ze werd onmiddellijk ongerust.
'Ik ben altijd moe, Susanna. En doe me nu een plezier en ga.'
'Ik bèn al weg,' zei ze.
Toen de taxi haar een kleine twee uur later naar Canal Street terugbracht en stilstond, was er geen enkele aanwijzing dat er iets mis was. Susanna ging het gebouw in, haalde de grote oude vrachtlift omlaag die regelrecht naar Hawkes zolderetage voerde en ging omhoog.
Angie Lopez wachte haar al op, en ze keek ernstig geschrokken.
'Wat is er gebeurd? Waar is Hawke?' Susanna probeerde langs Angie heen te lopen, maar die bleef in haar weg staan. 'Waar is hij?'
'Hij is niet hier.'
'O, God, wat is er met hem gebeurd, Angie? Vertel het me!' Ze staarde de andere vrouw angstig aan, las de doodsangst in haar ogen en kreeg het gevoel alsof er een scherp mes in haar hart werd omgekeerd.' Zèg het me.'
'Ik moest Saul Weinberg bellen...' Nog steeds stond Angie vlak voor Susanna, maar liet haar niet voorbij. 'Hij nam Hawke weer mee naar het ziekenhuis, en ze zijn een paar minuten geleden vertrokken -je hebt hen net gemist.'
'Maar toen ik wegging, was hij helemaal in orde...' Susanna probeerde een stap voorwaarts te doen, maar Angie ging opzij en bleef voor haar staan, net als een verdediger bij basketbal. 'Angie, wat is er aan de hand?'
'Ik moet het je vertellen, vóór je ziet...'
'Wat ziet?' Susanna werd nu boos en duwde haar ruw opzij. 'Wat mag ik in vredesnaam niet zien?'
'Zijn studio,' zei Angie zwakjes.
'Wat?' Susanna liep verder de open kamer in, wendde zich naar rechts en bleef toen stokstijf staan. Ze zei niets.
'Hij moet gek geworden zijn.' Angie stond achter haar.
'Heeft Hawke dat gedaan?' Susanna's stem was niet meer dan een ongelovig gefluister.
'Het was bijna voorbij toen ik hier aankwam...'
'Ik kan met geloven dat hij dit heeft gedaan.'
Susanna deed enkele stappen vooruit in wat zij altijd beschouwd had als Hawkes geliefde en onberispelijke koninkrijk. Een plek waar alles zijn eigen plaats had. De plek waar hij haar het grootste deel had verteld van hetgeen hij van het werken als model af wist, en van fotografie, en van wat papieren beelden maakten tot vitale, ademende, levende beelden. Waar inspiratie samenging met precisie, fantasie met zwaar werk, glans en schoonheid met zweet. Waar Hawkes briljante ogen en vingers en geest zijn camera's hadden verteld hoe ze de waarheid en leugens moesten weergeven. Het was allemaal kapot. De apparatuur verbrijzeld, de verlichting kapotgeslagen, achtergrondgordijnen verscheurd, vergrotingen waren van de muur getrokken en lagen op de grond verspreid. Hawkes lievelingsstoel van linnen en hout lag op zijn kant, en één poot was eraf gerukt.
'Ik gelóóf het niet,' fluisterde ze weer.
'Dat kon ik óók niet.' Angie stond naast haar en huilde nu. 'Toen ik hier binnenkwam, lag hij languit op de grond. Er zat rode inkt aan zijn handen, en ik dacht dat het bloed was. Ik dacht dat hij zijn polsen had doorgesneden, maar het was rode inkt.' Ze keek Susanna aan, en zag dat zij over haar hele lichaam trilde; beschermend sloeg ze een arm om haar heen. 'Kom, ga zitten.'
'Nee.' Susanna schudde haar arm van zich af en deed nog een stap naar al die rommel. Ze zag haar eigen gezicht in wit en zwart, en zó mooi als iemand haar maar kon maken. Nu was er met een mes dwars door het papier heen gestoken, op haar voorhoofd, en de foto lag als oud vuil in een hoek. 'Nee,' zei ze weer.
Angie liep even weg en kwam terug met een van Hawkes Pen- tax-camera's in haar handen. 'Hij had deze vastgeklemd toen ik hem vond. Ik geloof dat hij foto's aan het nemen was van wat hij had aangericht. Ik weet het niet. Hij kon het me ook niet zeggen, Susanna.' Ze stak Susanna de camera toe, en het meisje nam hem automatisch aan. 'Het spijt me zo.'
'Ja.' Susanna drukte de Pentax tegen zich aan, hard, ze wilde dat ze pijn voelde.
'Je wilt nu zeker naar hem toe,' zei Angie zachtjes.
Susanna zei niets.
'Hawke heeft je nodig, Susanna.'
Susanna sloot haar ogen.
'Natuurlijk,' zei ze.
Na die ochtend sprak Hawke nauwelijks meer tegen wie dan ook. De verwoesting van zijn studio had hem sprakeloos gemaakt, en hij was te intens gedeprimeerd om te praten. Het leek alsof deze daad hem zijn laatste fysieke kracht had gekost. Binnen enkele dagen nadat hij opnieuw in het ziekenhuis was opgenomen, kwam alles tegelijk op hem af. De lijst van kwalen groeide als onkruid op braakliggend land: zijn lever was vergroot, toen zijn milt, daarna begonnen zijn nieren het te begeven. Hij kreeg bloedingen, gaf bloed op, en dit alles deed verpleegsters die nog geharder waren dan zuster Himmler hollen om beschermende handschoenen en kleding te halen. Ze spoten medicijncocktails in zijn aderen, en nadat ze er niet in waren geslaagd Hawke zover te krijgen om nieuwe formulieren te tekenen waarin hij hun toestemming gaf datgene te doen wat zij nodig oordeelden om zijn leven te rekken, probeerden ze Susanna te vragen om namens hem te tekenen. Ze weigerde. Ze hield vol dat hij zelf nog wist wat hij deed en ze gingen weer terug naar Hawke, duwden hem de formulieren onder zijn neus, drongen er vriendelijk maar bijna dwingend op aan dat hij tekende, totdat hij eindelijk, met zielig trillende vingers, een nauwelijks herkenbare krabbel zette die niets meer leek op zijn vroegere, krachtige handtekening. Terwijl Susanna in stilte ziedde van woede maar niets kon doen, pompten ze hem vol nieuw bloed, maar slechts enkele uren later zakte Hawke weg in een semi-bewusteloze toestand en dat bleef zo. De eerstvolgende week was hij gelukkig niet in staat te merken wat er in naam van de geneeskunde voor hem werd gedaan.
Vlak na vieren 's middags op de laatste dag van februari, terwijl Susanna net koffie haalde, zat Pete Strauss naast Hawkes bed op het moment waarop deze lang genoeg bijkwam om iets te zeggen waarvan Pete later dacht dat het hem in zijn onderbewustzijn zodanig had dwarsgezeten, dat het hem uit zijn toestand van halfslaap had gewekt.
Hawke sprak moeizaam, maar zijn woorden waren dringend en heel duidelijk.
'Zeg tegen Susanna dat ik nooit de bedoeling heb gehad om haar foto's te vernielen...' Hawkes rechterhand bewoog zich schokkerig op zijn laken. 'De hele rest, misschien, maar dat niet. Zeg het tegen haar.'
'Ze komt zo terug,' zei Pete, en hij voelde tranen in zijn keel prikken.
'Zeg het tegen haar.' Zijn hand balde zich tot een vuist en ontspande zich toen weer.
Pete nam zijn vuist en hield die vast. 'Ik zal het tegen haar zeggen.' De hand werd rustiger.
'Zorg voor haar.' Hawkes ogen stonden plotseling heel helder.
'Dat zal ik doen,' beloofde Pete hem.
'Van binnen heeft ze zó veel verdriet,' zei Hawke. 'Maar ze stopt het weg, zelfs voor zichzelf.'
'Het komt wel in orde met haar.' Pete bleef zijn hand vasthouden.
'Als jij haar helpt,' zei Hawke en zakte weer weg.
Drie uur later stopte zijn hart voor de eerste keer, maar tegen de wil van Susanna in werd er gereanimeerd, hard en hardnekkig, en met alle beroepsliefde en bekwaamheid die ze ook hadden toegepast bij een kind van vijf dat de hele wereld en zijn hele leven nog voor zich had liggen, en zo dwongen ze hem terug.
'Zoek Saul Weinberg op,' smeekte Susanna Pete, terwijl Hawke aan alle levensrekkende apparatuur bevestigd lag. 'Vraag hem om ervoor te zorgen dat ze hem de volgende keer dat dit voorkomt met rust laten.' De tranen rolden over haar wangen en ze hield Pe- tes hand zó stevig vast dat haar vingernagels zich in zijn palm boorden. 'Zien ze dan niet wat ze hem aandoen, dat hij er genoeg van heeft?'
Kort na elf uur bleef Hawkes hart weer stilstaan. Ze reanimeerden bijna een kwartier lang.
En toen lieten ze hem gaan.
Net als met zoveel andere dingen die met zijn ziekte verband hielden, had Susanna het altijd vermeden met Hawke te bespreken wat hij voor wensen aangaande zijn begrafenis had, en evenals met zoveel andere dingen had Hawke het verkozen haar ellende niet nog groter te maken en had hij zijn begrafenisregeling met Pete Strauss besproken.
'Hij zei dat hij gecremeerd wilde worden,' zei Pete, vriendelijk als altijd, op de ochtend na de dood van Hawke. 'Hij had geen behoefte aan een gedenksteen of iets anders blijvends. Hij zei tegen me dat hij geen behoefte had aan wat hij een van die modeverschijnselen noemde waarbij mensen zich verplicht voelen op te staan en allerlei verhalen te doen over hoe fantastisch en begaafd hij wel was. Ik vroeg hem of hij een speciale plek had waar zijn as verstrooid zou moeten worden, maar hij zei dat hem dat ook niets kon schelen - misschien terug naar waar hij vandaan kwam - maar hij zei dat hij zich niet kon voorstellen dat jij dat zou doen.' Pete glimlachte even wat droevig. 'Om het precies te zeggen, zei hij dat als hij er niet bij kon zijn om een stel foto's te maken terwijl je het deed, het allemaal toch geen zin had.'
Hawke had zijn ouders pas met Kerstmis een brief geschreven om hen van zijn ziekte op de hoogte te brengen. Dat was toen ze voor het laatst bij de Van Dusens logeerden en hij zich echt goed had gevoeld. In de brief had hij hun gevraagd niet over te komen, maar thuis te blijven, waar hij zich hen kon voorstellen als altijd. En niet gebogen over zijn ziekbed met door angst vertrokken gezichten. Hij wist dat hetgeen hij van hen vroeg, heel zwaar was, maar hij zei dat hij de egoïstische manier voor zichzelf koos; hij kon overal beter tegen als hij zich niet over hen bezorgd hoefde te maken.
Toen Susanna, gesteund door Bryan, Connie, Tabitha en Abigail met Hawkes stoffelijke resten naar Engeland vloog, begroetten zijn moeder en vader, beiden sterk verouderd door de schok, het verdriet en alle verwarring, haar met alle liefde, warmte en dankbaarheid die ze een dochter zouden hebben geschonken. Op een koude maartochtend begroeven ze zijn as in het familiegraf op hun dorpskerkhof. Het regende, er blies een kille oostenwind door de bomen en in de kale takken van een paar verwrongen eiken krijste een stel eksters, de hele korte dienst lang. Susanna hoorde nauwelijks wat de dominee zei en keek naar het door de regen kletsnatte gras rondom de blootliggende wortels van de boom. Ze dacht aan Hawkes eerste foto's, toen hij zo rustig en op zijn gemak door de straten en parken van New York had gedwaald en daarbij het leven in al zijn vormen, tastbaar en niet tastbaar, had vastgelegd, of het nu solide of alleen maar symbolisch was. En toen alle woorden gesproken waren, had ze Hawkes Pentax gepakt, dezelfde camera waarmee hij foto's van zijn verwoeste studio had gemaakt - zijn laatste en allang verwachte protestactie, zijn verzet tegen zijn lot - en ze fotografeerde zijn graf, de eksters in de oude eik en de gezichten van zijn moeder en zijn vader, en toen knielde ze neer en legde de camera in de koude, natte grond naast hem.
Een maand later trok ze uit Hawkes huis, de zolderetage, zoals ze al geweten had dat ze zou doen, want zonder Hawkes aanwezigheid of enige hoop op zijn terugkomst om de omgeving warmte en licht te geven, was het slechts een omhulsel, een skelet, totaal zonder enig comfort.
'Terug naar Cohasset,' mompelde Pete Strauss, toen ze hem tijdens hun laatste sessie vertelde wat ze had gedaan. 'Denk je dat je het lang zult kunnen uithouden?'
'Natuurlijk,' zei Susanna. 'Daar heb ik toch mijn familie?'
'Die waren daar de afgelopen vier of vijf jaar ook,' merkte Pete op, 'en jij was in Manhattan. Je bent een New Yorkse geworden, Susanna - ik kan me jou niet langdurig in een klein stadje voorstellen.'
'Ik denk dat het me heel goed zal bevallen.'
'Zeker, korte tijd. Ga rust nemen, bijvoorbeeld een maand.'
'En dan?'
'Kom je terug.'
'Waarom?'
'Om weer aan het werk te gaan,' zei Pete.
'Model spelen?' Susanna schudde haar hoofd. 'Andrea heeft al vaak gezegd dat ze verzoeken om mij heeft gehad, maar ze weet dat dit voor mij voorbij is. Voor zover het mij betrof, was het altijd Hawke of niets.'
'Je hebt al heel wat ervaring, Susanna. Die kun je gebruiken.'
'Ik heb nooit model willen worden.'
'Ik heb het niet over een rol als model.' Pete zweeg even. 'Er zijn veel mensen die iets kunnen hebben aan wat jij hebt beleefd.'
'Geld inzamelen?' Susanna knikte. 'Ik heb al tegen AmFAR gezegd dat ik beschikbaar ben om te doen wat ik kan.'
'Goed zo,' zei Pete, 'maar ik bedoelde iets directers dan alleen geld.'
Ze sperde haar ogen wijdopen. 'Denk je dat ik met aidspatiënten zou kunnen werken?' Ze schrok. 'Dat kan ik niet, Pete.'
'Ik geloof datje het heel goed zou doen,' zei hij rustig.
'Nee.'
'Nog niet, natuurlijk.'
'Nooit,' zei ze. 'Ik had totaal geen nut voor Hawke, je weet hoe ik was. Er was zóveel dat hij van me wilde, en ik moest hem keer op keer teleurstellen, omdat ik er niet tegen opgewassen was.'
'Dat is nu precies wat je zo gevoelig zou maken voor de behoeften van een andere patiënt, Susanna.'
'Nee, Pete. Ik ben de laatste om te proberen zulk werk te doen. Ik ben niet zoals jij.'
'Misschien niet.'
'Dat "misschien" kun je wel weglaten.' Ze was koppig.
'Ik zal je missen,' zei hij even later.
'Ik jou ook,' zei ze, en keek strak in zijn groene ogen. 'Je hebt me heel goed geholpen.'
'Fijn.' Hij zweeg. 'Zijn we klaar, Susanna? Beroepsmatig, bedoel ik.'
'Ik geloof het wel,' zei ze. 'Wat denk jij ervan?'
'Het is niet aan mij om dat te zeggen. Jij bent nooit officieel mijn patiënte geweest.'
'O, nee?' Ze glimlachte. 'Ik dacht dat we daar toch eigenlijk in verzeild waren geraakt.'
'Ik zou eerder zeggen dat we in een vriendschap verzeild zijn geraakt,' zei Pete zachtjes.
'Ik had het zonder jou nooit aangekund.'
'Toch wel. Je bent taai, Susanna.'
'Nee, dat ben ik niet,' zei ze. 'In werkelijkheid ben ik dat niet.'
'We zullen het wel zien,' zei Pete.