30
In 1993 werd Laura vijftig en Fenna vijfenzeventig. Ze besloten er samen een geweldig weekend van te maken en huurden huisjes in een vakantiepark in Brabant, in de buurt van Fenna’s geboortedorp. Ze gingen allemaal mee. Laura en Roel met hun kinderen en Ben en Maria met hun kroost. Sommigen hadden al verkering en namen hun vriendje of vriendinnetje mee. Monique was toen twintig en was er heilig van overtuigd dat ze de rest van haar leven met dat vriendje door zou gaan, maar later bleek dat dat een vergissing was.
De zaterdag van dat weekend reden ze achter elkaar aan naar de boerderij waar oma Fenna geboren en opgegroeid was. De kleinkinderen keken hun ogen uit. Ze waren er weleens geweest toen ze nog heel klein waren, maar daar wisten ze niets meer van. Hun overgrootouders waren immers al zeventien jaar dood.
‘Waar zat opa Kees dan verstopt, toen het oorlog was?’ vroeg Peter geïnteresseerd.
Fenna lachte. ‘Hij was niet echt verstopt, maar hij woonde in de stallen bij de koeien. Hij sliep op de hooizolder en als er vreemden kwamen, zat hij daar ook.’
‘En soms kroop u bij hem in het hooi,’ zei Monique lachend.
‘Inderdaad, ja.’ Fenna keek haar ernstig aan. ‘Het was geen mooie tijd. We waren altijd bang dat iemand erachter zou komen dat Kees bij ons was. Hij mocht alleen ’s avonds in het donker vrij rondlopen op het erf en overdag moest hij bijna altijd binnen blijven en als hij al naar buiten moest, moest hij een pet op, zodat hij niet goed herkenbaar was, en hij mocht alleen werken op velden die niet te dicht bij de buren waren.’
‘Omdat u die niet vertrouwen kon?’
‘Zo was dat. Je wilde ze wel vertrouwen, maar je kon het niet meer. Op een dag was er een inval op de boerderij van mijn vriendin. Daar pakten ze vier onderduikers op. Niemand is er ooit achter gekomen hoe ze wisten dat die daar zaten. Het was een angstige tijd.’
‘Mogen we die zolder zien?’ vroeg Monique opgewekt.
‘Ik weet niet wat de huidige bewoners ervan vinden. Bovendien zal de stal wel gemoderniseerd zijn en valt er niets meer te herkennen.’
Ze vroegen toestemming om toch een kijkje te mogen nemen en Fenna werd even overweldigd door de herinneringen die haar zo plotseling bestormden. De angst van de oorlog, de vlucht in Kees’ armen, de dag waarop ze niet ongesteld werd en zwanger bleek, hun huwelijk dat in het geheim gesloten werd door een bevriende ambtenaar van de burgerlijke stand, het gehoon van buurtgenoten omdat ze in hun ogen een ongetrouwde moeder was. ‘Voordat de oorlog uitbrak, was het hier mooi en vredig. De oorlog heeft veel kapotgemaakt,’ zei ze met een weemoedige blik in haar ogen.
‘Maar u hebt er toch twee prachtige kinderen aan overgehouden,’ vond Monique.
‘Precies! Daar ben ik nog alle dagen blij om.’ Fenna keek haar dochter warm aan. ‘Het waren vijftig prachtige jaren. Wat had ik zonder hen gemoeten?’
‘Woont die vriendin hier nog?’ vroeg Laura.
‘Welke?’
‘Die van die inval.’
‘Dat weet ik niet, hoor. Toen we naar Vlaardingen verhuisden, hebben we alle contacten verbroken. Natuurlijk kwam ik hier nog wel met jullie, maar dan was ik alleen bij mijn ouders. Op de een of andere manier had ik geen behoefte meer aan de mensen uit de omgeving.’
‘Maar dat is toch raar?’
‘Raar?’ Fenna keek haar dochter meewarig aan. Ze zuchtte. ‘Als je uitgescholden bent voor hoer, voor slet, dan heb je geen behoefte meer aan contacten. Ik kwam hier alleen nog voor mijn ouders en vooral om de stad te ontvluchten, niet om vroegere kennissen te zien.’
‘Dus u hebt hier verder niets meer?’
‘Nee, maar ik zou wel heel graag even naar de begraafplaats gaan om naar het graf van mijn ouders te kijken.’
Dat deden ze. Ze kochten eerst bloemen en brachten die toen naar het graf. ‘Gek,’ zei Fenna. ‘Vandaag ben ik vijfenzeventig geworden en ergens voel ik me nog steeds zo vitaal, terwijl mijn ouders er in mijn ogen hun hele leven oud uitgezien hebben. Ze zijn tweeëntachtig en drieëntachtig geworden.’
Even was iedereen stil, want niemand kon zich voorstellen dat oma Fenna er over zeven of acht jaar niet meer zou zijn. Monique stak haar arm door die van haar oma. ‘U wordt zeker honderd,’ zei ze zacht.
‘Daar hou ik je aan,’ zei Fenna glimlachend.
Ook op dat moment was je bij me, mijn lief, en ik hoopte dat Monique gelijk zou hebben en dat jij en ik toch nog een paar jaar samen mochten zijn. Misschien allebei met een rollator, misschien allebei te oud om nog te beminnen, maar niet te oud om naar elkaar te kijken, elkaars handen vast te houden en toch nog echt, intens gelukkig te zijn.
‘Hebt u een binnenpretje?’
Fenna keek haar vrolijke kleindochter aan. ‘Ja, ik zag mezelf opeens in een bejaardentehuis zitten en naar buiten strompelen met mijn rollator omdat ik zo graag nog een beetje van de frisse lucht wilde genieten.’
‘Oma, u blijft altijd huppelen. U hebt nooit een rollator nodig.’
‘Ook daar hou ik je aan,’ zei ze, opnieuw glimlachend.
Ze liepen terug naar hun auto’s.
‘Oma?’ Monique was zo heerlijk jong nog en zo enthousiast.
‘Ja, meisje.’
‘Wilt u me vertellen hoe het was in de oorlog? Ik zou er zo graag over schrijven.’
‘Over schrijven?’
‘Ja, ik zit toch op de journalistenschool en ik zoek steeds nieuwe onderwerpen om een artikel over te schrijven.’
Fenna keek haar bedenkelijk aan. ‘Het was geen mooie tijd,’ herhaalde ze.
‘Daarom juist. Dat mogen we niet vergeten! Daar moeten we aan blijven denken, zodat we niet opnieuw oorlog krijgen.’
Fenna keek haar warm aan. ‘Zo was je vroeger ook al. Als tienjarig meisje kon je je er al over opwinden dat er kinderen waren die honger leden.’
Maar een artikel kwam er niet. Hoewel Fenna het niet erg gevonden had om over haar angsten te praten en over de armoede, de kleren van keukengordijnen, ze wist dat ze dan ook zou vertellen over waarom ze in Kees’ armen gevlucht was en dat Monique erachter zou komen dat ze nooit echt van haar opa gehouden had, en dat wilde ze Laura en Ben niet aandoen. Kees was goed voor hen geweest, ze wilde hem geen trap nageven, en ze was het immers zelf geweest die bij hem op de hooizolder was gekropen!
Het werd echt een geweldig weekend, waar iedereen nog lang over napraatte. Ze bleken een hechte familie te zijn en de band werd er nog hechter door. Ze gingen uit eten, toerden rond en genoten van het Brabantse landschap. Er werden veel foto’s genomen, waar nog vaak naar gekeken werd, en Monique stelde voor dat ze het tien jaar later over zouden doen. Als moeder Laura zestig werd en oma Fenna vijfentachtig.
‘Zullen we het niet iets eerder doen?’ vroeg Fenna lachend. ‘Monique, jij hebt je leven nog voor je. Voor jou is tien jaar niets, maar of ik de vijfentachtig haal...’
Waar echter niemand op gerekend had, dat was dat Laura de zestig niet zou halen.