HOOFDSTUK 12
‘Hé, wat ruikt dat lekker, zeg!’ riep Tamara opgetogen uit. ‘Dat noem ik nog eens verwennerij. De hele dag werken en als je thuiskomt, is de tafel gedekt en het eten klaar!’ Ze lachte opgewekt naar Vivian, die in de keuken de laatste hand legde aan de warme maaltijd.
‘Dat is wel het minste wat ik voor je kan doen,’ vond Vivian. ‘Ik woon hier nu al bijna twee weken en al die tijd ben je je huis kwijt aan ons.’
‘Welnee, zo zie ik dat niet. Het is juist gezellig met jou en de kinderen hier,’ was Tamara van mening.
‘Gezellig? Nou ja, hoe dan ook, het is bijna voorbij.’
‘Hoe bedoel je?’ Tamara keek haar zus gespannen aan.
‘Wat is er aan de hand?’
‘Ik kan een flat huren.’
‘Echt? O, geweldig, joh. Wat fijn voor je.’
Vivian glunderde. ‘Vind ik ook! Ik ben er echt zo blij mee. Dan kan alles weer normaal worden.’
‘Precies. En ik bedoel dus niet voor ons, maar voor jullie. Het zou echt goed zijn voor Eloise en Julie als zij ook weer een eigen plekje hebben.’
Vivian knikte. ‘Maar ze gaan er wel op achteruit. Ze moeten daar een kamer delen, terwijl ze in ons oude huis ieder een kamer hadden.’
‘Misschien is dat zelfs wel goed voor ze,’ zei Tamara. ‘Dan hebben ze steun aan elkaar. Het is toch al zo verwarrend voor hen.’
‘En beangstigend,’ vulde Vivian aan. ‘Ik zie heus wel hoe ze steeds schrikken als de telefoon of de voordeurbel gaat. Ze voelen zich nog steeds niet veilig. Ze zijn volgens mij echt bang dat Jan-Paul hen op komt halen.’
‘Tja, daar lijkt het op, maar waarom? Waarom zouden zij daar bang voor zijn? Dat jij het bent, kan ik me voorstellen. Hij heeft immers gedreigd dat jij de kinderen niet zou krijgen. Maar zij?’
‘Ik ben er nog steeds niet achter wat Julienne hen precies heeft wijsgemaakt, dat weekend dat ze bij haar logeerden. Ze waren er immers ook zeker van dat ik boos op hen was en dat ik niet meer van ze hield. Misschien heeft ze wel gedreigd dat Jan-Paul ze zou komen halen als ze niet lief waren.’
‘En lief zijn ze.’ Tamara schudde haar hoofd. ‘Te lief, naar mijn idee.’
Vivian knikte en goot de aardappels af. ‘Het eten is bijna klaar. Nog een paar minuten.’
‘Mooi, ik heb trek. Het ruikt zo heerlijk. O, daar is Bas ook.’ Ze draaide zich om en liep naar de gang om haar man te begroeten.
‘Wat ruikt het hier lekker,’ riep hij ook meteen bij binnenkomst.
‘Zie je?’ zei Tamara lachend. ‘Jij kunt tenminste koken. Bij mij zegt hij dat zelden.’
‘Jij kunt andere dingen beter,’ vond Vivian.
‘O ja? Noem eens iets.’
‘Zeg, wat is dat nou? Jij lijdt toch niet aan een minderwaardigheidscomplex?’ Vivian keek haar onderzoekend aan.
‘Dat deed jij ook nooit.’
‘Nee,’ beaamde Vivian, ‘maar als je jarenlang verteld wordt dat je overal slecht in bent, dan komt dat op den duur vanzelf wel.’ Ze zuchtte, maar glimlachte ook. ‘Het is al een stuk minder sinds ik er die nacht vandoor ben gegaan. Daar ben ik best trots op. Dat ik eindelijk de moed had.’
‘Dat is ook iets om trots op te zijn.’
Vivian bracht de pannen met eten naar binnen. Van Jan-Paul hadden er nooit pannen op tafel mogen staan, maar moest ze alles in schalen doen. Natuurlijk stond dat veel leuker, maar het was ook extra werk en bracht extra afwas met zich mee. Daar had ze nu geen zin in. Ze voelde zich nog steeds moe, al had ze de afgelopen twee weken veel geslapen en uitgerust.
‘Vivian heeft een flat,’ vertelde Tamara aan Bas.
‘Vertel!’ riep hij spontaan. ‘Waar en hoe?’
‘Vlak bij het ziekenhuis. Voor mij ideaal, maar ik had Eloise opgegeven voor de school vlak bij ons vorige huis. Dus ik moet even kijken of ik dat nog kan veranderen. Er is daar ook een school in de buurt en dan hebben we alles bij elkaar: huis, school, crèche en werk. Het is een flat in de vrije sector, want bij de woningbouwvereniging kwam ik op de wachtlijst en die is erg lang.’
‘Maar kun je dat dan wel betalen?’ vroeg Bas bezorgd.
‘Het is een kleine flat en als Jan-Paul zich echt aan zijn woord houdt, betaalt hij alimentatie voor de kinderen.’ En ik heb mijn naaidoos nog, dacht ze in stilte.
‘Denk je echt dat hij dat gaat doen?’ vroeg Bas.
‘Ja,’ zei Vivian, ‘dat denk ik. Als hij niet betaalt, ga ik naar de rechter en ik weet zeker dat hij zich dan vreselijk zou schamen. Bij hem moet alles keurig verlopen. Althans,’ ze lachte schamper, ‘vanaf de buitenkant dan. Wat er achter de gesloten gordijnen en deuren gebeurt, is niet belangrijk. Een rechtszaak is openbaar en als iemand erachter komt dat hij zich niet aan de afspraken houdt... Nee, Bas, daar ben ik niet bang voor,’
‘Waar dan wel voor?’ Hij keek haar onderzoekend aan.
‘Dat hij toch nog de voogdij gaat aanvechten. Ik denk namelijk dat hij in eerste instantie niet wilde scheiden vanwege de buitenwereld. Als hij de kinderen niet krijgt, is dat opnieuw een afgang voor hem. Wat moeten de mensen wel niet van hem denken als de kinderen niet bij hem mogen wonen? Dan zien ze hem als een slechte vader, en dat moet hij voorkomen! Julienne denkt heel slechte dingen over me. Dat heeft hij haar allemaal wijsgemaakt. Dan is het toch wel vreemd dat hij de kinderen niet krijgt. Het kan zijn dat hij ze per se wil, alleen maar om zijn naam te zuiveren, zeg maar.’
‘Maar hij wil ze niet eens,’ zei Tamara. ‘Ze interesseren hem geen barst.’
‘Dat weet ik wel en daar gaat het ook niet om. Hij wil gewoon de perfecte man lijken. Als hij kan zeggen dat hij er alles aan gedaan heeft om ze te krijgen, maar het is toch niet gelukt, ligt het niet aan hem. Zeg, ik ga Eloise en Julie halen om te eten.’
‘Zijn die er wel dan?’ vroeg Bas verbaasd. ‘Ik heb ze nog totaal niet gehoord.’
Vivian liep naar de slaapkamer, waar de meisjes languit op de vloer lagen met hun ogen gesloten. ‘Zijn jullie moe?’ vroeg ze verrast.
Eloise deed één oog open en keek haar moeder aan, maar ze zei niets.
‘Wat is er?’ Vivian zakte door haar knieën en ging bij hen zitten. ‘Zijn jullie zo moe?’ herhaalde ze haar vraag.
‘Nee, we spelen wie het stilst kan zijn,’ fluisterde Eloise. ‘Dat moest van oma.’
Vivian voelde hoe een koude hand zich om haar hart sloot. Wat hadden ze toch meegemaakt bij Julienne? Wat was er gebeurd? ‘Maar jullie zijn nu toch niet bij oma,’ zei Vivian zacht.
Julie deed haar beide ogen open en Vivian zag er angst in staan.
‘Kom, van mij hoeven jullie niet stil te zijn.’
‘Oma zei...’ aarzelde Eloise, terwijl ze rechtop ging zitten.
‘Ja?’
‘Oma zei dat pappa boos zou worden als we niet stil waren.’
‘Meisje toch. Pappa is er helemaal niet.’
‘Maar hij kan zo wel komen en dan moeten we stil zijn,’ hield Eloise vol.
‘Want jullie vinden het niet leuk als pappa boos wordt,’ vulde Vivian aan.
‘Nee, nee!’ gilde Julie opeens en kroop op haar moeder af.
‘Pappa mag niet komen.’
Dat was duidelijke taal en Vivian zuchtte ongemerkt van opluchting. Natuurlijk wist ze al lang dat de kinderen bang voor hem waren, maar dat ze niet wilden dat hij terug zou komen, bevestigde haar in haar standpunt dat ze van hem wilde scheiden. Ze keek hen serieus aan, trok Eloise naar zich toe en zei: ‘Ik denk niet dat pappa komt, maar dat weet ik natuurlijk niet zeker.’ Was het verstandig dit te zeggen, dacht ze. Ja. Ze moest eerlijk zijn en open kaart spelen. Dat was de enige manier om de kinderen haar in elk geval te laten vertrouwen, en dat vertrouwen had ook al een deuk opgelopen door Juliennes toedoen. ‘En dan is het zelfs mogelijk dat pappa boos is, als hij komt, maar daar trekken wij ons niets van aan. Pappa mag zo boos worden als hij wil, ik stuur hem gewoon weer weg.’
‘Weg?’ zei Eloise met een haast onhoorbaar stemmetje.
‘Ja. Ik stuur pappa weg. Ik wil niet meer met pappa in één huis wonen. Pappa doet altijd lelijk tegen ons. Dat wil ik niet meer.’
‘Ik ook niet,’ zei Eloise zacht.
‘Mooi, dat is dan afgesproken,’ zei Vivian zo opgewekt mogelijk, om de kinderen vooral niet de indruk te geven dat zij ook bang voor Jan-Paul was.
‘Moeten we dan altijd hier blijven wonen?’ vroeg Eloise.
‘Nee, mamma heeft een ander huis gevonden. Een flat. Daar gaan wij met zijn drieën wonen. Mamma, Eloise en Julie. Wat vind je daarvan?’
‘Een huis voor ons? En niet voor pappa?’
‘Ja.’
‘Maar mijn poppen dan?’ vroeg ze opeens in paniek. ‘Ik wil mijn poppen hebben.’
‘Die gaat mamma halen, want natuurlijk gaan jullie poppen mee naar dat nieuwe huis.’
‘Dan wordt pappa boos,’ zei Eloise.
‘Misschien, maar pappa speelt toch niet met poppen. Hij heeft ze helemaal niet nodig. Ze zijn van jou en Julie.’
‘Julie ook poppen,’ zei het kleine meisje.
‘Ja. Julie krijgt haar poppen ook. Ik ga ze allemaal ophalen.’
‘Beer ook?’
‘Beer ook.’ Vivian knikte. ‘Nou, wat vinden jullie daarvan. Dat we met ons drieën in een huis gaan wonen?’
‘Pappa vindt dat vast niet goed,’ hield Eloise vol. Tot groot verdriet van Vivian, die nog nooit eerder zo beseft had dat de kinderen als de dood voor hun vader waren. Ze zuchtte zachtjes. Hoeveel kon je je kinderen vertellen? Hoeveel konden ze bevatten en mochten ze weten? ‘Pappa was altijd de baas. Nu zijn wij de baas,’ stelde ze.
Eloise lachte voorzichtig. ‘Echt?’
‘Ja. Echt.’
‘Dus... dus... We gaan ergens anders wonen en jij haalt onze poppen op?’
‘En je kleren en je bed en alles wat van jou is en van Julie. Afgesproken?’
‘Ja!’ Eloise ging staan en nu brak de zon door in haar ogen. Ze zag Tamara in de deuropening staan. ‘Tanteta, we gaan ergens anders wonen.’
‘Ik heb het gehoord en dat vind ik heel fijn voor jullie.’ Vivian kwam ook overeind. ‘We gaan eten. Het staat al op tafel.’ Over de kinderen heen ontmoetten haar ogen die van Tamara.
‘Sorry dat ik voor de deur stond en een deel van jullie gesprek hoorde. Ik begreep niet waar je bleef.’
‘Is goed, joh. Maar nu wil ik eten. Het zal inmiddels wel koud zijn.’
Na het eten en toen de kinderen in bed lagen, wilde Vivian Olga bellen, maar Tamara kwam bij haar op de bank zitten en legde een klein doosje op haar schoot. ‘Ik heb een cadeautje voor je.’
‘O?’
‘Ik ben zo trots op je dat je deze stap gezet hebt, dat ik je graag iets wilde geven als aandenken. Pak maar uit. Ik hoop dat je het mooi vindt. Eerlijk gezegd kan het niet geruild worden.’
‘Oeps, wat riskant.’ Vivians ogen glansden. ‘Spannend, hoor.’ Met haar nagels peuterde ze het papier van het kleine pakje en hield even later een donkerblauw sieradendoosje in haar hand. ‘Een ring?’ zei ze en ze keek naar haar kale rechterhand. Meteen na haar vlucht had ze haar trouwring afgedaan. Toch kon ze nog zien waar die gezeten had. Een witte rand was het bewijs dat ze getrouwd was geweest.
‘Nee, dat durfde ik niet aan,’ zei Tamara. ‘Kijk maar.’
‘Een armband,’ zei Vivian blij. ‘O, wat mooi!’ Ze bekeek de plaatjes die eraan hingen. Op het ene stond de naam van Eloise gegraveerd en op het andere die van Julie. Tranen schoten haar in de ogen. Want ook de armband die ze sinds Eloises geboorte gedragen had, had ze afgedaan. Ze had het niet meer kunnen verdragen een armband te dragen waar de naam van Jan-Paul op stond. Bovendien had hij er nooit de naam van Julie bij in laten graveren. ‘Deze is prachtig,’ zei ze ontroerd. ‘Zus, wat lief van je!’
‘Ja? Dus je wilt hem wel?’
‘Heel graag. Eloise en Julie zullen altijd mijn kinderen blijven. Daar zal nooit iets aan veranderen. Deze armband kan ik tenminste tot mijn dood dragen. Dank je!’ Ze boog zich naar Tamara toe om haar te omhelzen. ‘Echt heel lief van je!’ Ze deed de armband om en bekeek haar pols. ‘Hij staat ook prachtig.’
‘Mooi, ga nu dan maar Olga bellen.’
‘Wanneer wil je trouwens verhuizen?’ vroeg Bas. ‘Dan neem ik ook een vrije dag. Ik denk dat je wel wat extra mankracht kunt gebruiken.’
‘Bas, wat geweldig. Ik denk dinsdag. Ik kan maandag de sleutel krijgen. Ik had zelf gedacht dat ik er dan alleen naartoe ga om te zien hoe het eruitziet en om de flat schoon te maken. Morgen of zaterdag wil ik hier een bed kopen. Dat krijg je toch in losse planken mee. Ik hoop dat-ie met de matras in mijn auto past.’
‘Dan blijf je daar slapen en komen wij op dinsdag met de kinderen,’ zei Tamara.
‘Als Olga en Jaap kunnen, want dat is wel belangrijk. Jaap kon van iemand een busje lenen. De kinderen gaan dan die dag naar de crèche. Dat zullen ze vast wel leuk vinden. Ze hebben de andere kinderen immers twee weken niet gezien.’
Ze toetste Olga’s nummer in. ‘Hoi, met Vivian. Niet schrikken, hoor, maar kunnen jullie me dinsdag al helpen met verhuizen?’
‘Dan al? Meid, wat geweldig voor je. Dus je hebt een woning?’
‘Een flat. Niet groot, maar voorlopig groot genoeg.’
‘Dat is geweldig. Hoe laat verwacht je me dinsdag?’
‘Overdag, Olga. Het moet als Jan-Paul naar zijn werk is. Ik heb echt geen zin om hem tegen te komen.’
‘Stiekem dus?’
‘Niks stiekem. Ik heb er recht op. Ik wil hem alleen niet zien.’
‘Sorry, zo bedoelde ik het ook niet. Natuurlijk heb je er recht op. Je hebt recht op veel meer! Maar wacht even, ik overleg met Jaap.’ Het bleef een moment stil, toen was ze er weer. ‘Jaap vindt het prima. Hoe laat zal hij voor je oude huis staan met het busje?’
‘Elf uur?’
‘We zijn er. Allebei!’
‘Jullie zijn schatten. Tot dan!’ Toen Vivian de verbinding verbrak, zag ze dat haar handen trilden.
Ook Tamara zag het. ‘Wat is er?’
Er volgende een diepe zucht. ‘Nu is het definitief. Nu ben ik echt weg van Jan-Paul.’
‘Spijt?’ Tamara fronste haar voorhoofd.
‘Nee! Maar het is best eng. Nu ben ik een alleenstaande moeder en dat klinkt niet leuk.’
‘Je bent niet alleenstaand,’ vond Tamara. ‘Je hebt mij!’ Vivian keek haar warm aan. ‘Dat weet ik en daar ben ik ongelooflijk blij en dankbaar om, maar het is wel alleen.’ ‘Zie je daar tegenop?’ vroeg Tamara.
‘Ja en nee. Het zal een enorme opluchting zijn als ik niet meer elke dag hoef op te zien tegen het moment waarop Jan-Paul thuiskomt. Ik kan eindelijk mezelf zijn en doen waar ik zin in heb. Maar het is alleen. Niemand om tegen te praten, om mee te overleggen.’
‘Vivian,’ zei Tamara streng, ‘viel er dan met hem te praten en te overleggen? Dat was toch juist wat je zo dwarszat. Hij was de baas. Je kon nooit overleggen, want hij nam de beslissingen.’
‘Je hebt gelijk.’ Ze zuchtte weer. ‘Maar ik was liever gelukkig getrouwd.’
‘Dat spreekt vanzelf,’ was Tamara het met haar eens. ‘Dat zat er alleen niet in. Nu is dus de vraag: ben je liever ongelukkig getrouwd dan alleen?’
‘Nee, nee, anders was ik er niet vandoor gegaan, had ik geen flat gehuurd. Natuurlijk niet, maar...’ Vivian haalde haar schouders op. ‘Nou ja, ik ben dus gewoon alleen nu, en het lijkt me echt meer dan fantastisch zo zonder Jan-Paul verder te leven, maar... Ach, laten we ophouden. Ik zeur.’
‘Wanneer is het trouwens echt over?’ vroeg Bas.
‘Tja, dat is ook zoiets. Ik moet Jan-Paul nog een keer ontmoeten. We moeten samen naar de advocaat om onze handtekening te zetten op een gemeenschappelijk verzoek, zoals dat heet. Daar zie ik vreselijk tegenop. Ik weet nog steeds niet wanneer dat gaat gebeuren. Daarna regelt de advocaat de rest. Officieel moet de rechter het goedkeuren, maar dat is een wassen neus, als we het tenminste erover eens zijn dat de kinderen bij mij komen wonen. Dus die handtekening van Jan-Paul is wel erg belangrijk! Als er dan een beschikking is van de rechtbank, komt er een akte van berusting en die moeten Jan-Paul en ik ook allebei ondertekenen bij de advocaat, maar dat hoeven we niet tegelijk te doen. Die akte is dan ook een inschrijvingsverzoek voor de gemeente om ons huwelijk als ontbonden te registreren. De advocaat stuurt dat verzoek op naar het gemeentehuis en krijgt een paar weken later bericht van de gemeente dat we uitgeschreven zijn als gehuwden. Dat bericht stuurt hij dan weer door naar ons en dan zijn we dus gescheiden.’
De dagen die volgden, waren voor Vivian erg druk. Meteen nadat ze bij Jan-Paul weggegaan was, had ze een nieuwe bankrekening geopend, waar het ziekenhuis haar loon op zou storten en waar ook het ziektegeld op terecht zou komen. Ook had ze vijftienhonderd euro gepind, om tenminste geld te hebben. Ze was ervan overtuigd dat Jan-Paul de rest eraf zou halen. Hun salarissen waren er net op gestort, dus er stond nog voldoende geld op, en Vivian had recht op haar deel. Van dat geld kocht ze een bed voor zichzelf en een matras, die zo stevig mogelijk voor haar werd opgerold, zodat ze die mee kon nemen in haar eigen auto. Natuurlijk een dekbed en een overtrek, want van al die spullen had ze afstand gedaan in het scheidingsconvenant. Olga had dat dom gevonden, maar Vivian wist dat ze toch niet meer onder dat beddengoed wilde slapen, waar ze ook met Jan-Paul tussen gelegen had. Ze wilde zelf niets meer hebben wat nog aan hem deed denken. Nog niet een mes of vork. Dus kocht ze ook eenvoudig bestek en servies. Niet meer dat luxe tienpersoonsservies dat ze hadden aangeschaft voor hun trouwen, maar eenvoudige kopjes en borden. Ze hield zeker van mooi en chic, maar als het financieel niet kon, had ze er echt geen moeite mee om goedkope spullen te kopen.
Op marktplaats.nl bestelde ze een bankstel en een eettafel met vier stoelen. Ook een kast voor in de huiskamer en een voor op haar slaapkamer. Ze had afgesproken dat ze de grootste dingen dinsdagmiddag op kon halen. Ze zou ze dan contant betalen. Ze hoopte dat Jaap van Olga het busje voor de hele dag besproken had. Ze had ook nog gordijnen nodig, maar wist niet de juiste maten. Tamara had haar trouwens gordijnen aangeboden die ooit bij hen voor de ramen gehangen hadden, maar waar ze op uitgekeken waren. Vivian nam alles met beide handen aan. Als ze er eerst maar woonde en als alles eerst maar functioneerde, dan kon ze altijd nog zien of ze geld overhield voor mooiere dingen. Nu was het alleen maar belangrijk om er een gezellige flat van te maken, een echt thuis voor Eloise, Julie en haarzelf.
Dus kocht ze ook de staande lamp die ze in een winkel zag staan. Die zou de kamer in een prettig licht zetten en dat was belangrijk.
Wat er op de vloer lag in de flat, wist ze ook nog niet. Dat was afwachten. Maar desnoods zaten ze een paar weken op beton. Als ze er maar wonen en leven konden. Met het ziekenhuis had ze afgesproken dat ze de maandag na de verhuizing weer kwam werken.
‘Te laat!’ zei het hoofd van de afdeling tijdens dat gesprek over haar ziekteverlof.
‘Hoezo?’
‘Er is hier driftig naar je gevraagd. Iemand heeft je vreselijk gemist.’
Vivians hart sloeg een tel over. Was Jan-Paul geweest? Ze durfde niets te zeggen, bang dat haar angst in haar stem door zou klinken.
‘Weet je nog die blindedarmontsteking? Die man uit de gevangenis?’
Vivian kon haar niet volgen, maar haalde wel opgelucht adem. Het ging niet over Jan-Paul!
‘Anton!’ hielp het hoofd haar.
‘Ja, Anton, wat is daarmee?’
‘Die had zichzelf bezeerd, omdat hij jou weer wilde zien. Hij schreeuwde de hele dag om jou.’
‘Nee, toch!’
Het hoofd lachte. ‘Hij zei dat je beloofd had bij hem op bezoek te komen en dat had je niet gedaan.’
‘Heb ik ook niet!’ riep Vivian verontwaardigd.
‘Wist ik toch wel. Dat is tegen het beleid van het ziekenhuis en ik vertrouw jou volledig. Ik heb gezegd dat je op vakantie was en onbereikbaar. Mocht je hem ooit weer zien, dan weet je dat.’
‘Dank je, maar wat had hij gedaan om opgenomen te worden?’
‘Zijn arm tussen een deur gehouden die elektronisch dichtging. Hij heeft gegild van de pijn. Zijn pols was gebroken en moest gezet worden. Hij loopt nog in het gips, maar hij kon weer terug.’
‘Belachelijk!’ Maar toch moest Vivian erom lachen en gaf het haar een kick. Nee, zelf voelde ze echt niets voor hem, maar dat iemand zoiets voor haar over had, tja, dat gaf haar zelfvertrouwen toch weer een oppepper en die kon ze goed gebruiken. Hoewel, bedacht ze later, hij het vermoedelijk uitsluitend gedaan had om een kans te vinden te ontsnappen.
Op maandagmorgen belde ze vlak voor ze met haar bed en andere spullen zou vertrekken nog snel naar de advocaat. ‘Ik wilde u even melden dat ik vanaf vandaag een nieuw adres heb. Wilt u alle post daarheen sturen?’
‘Doe ik,’ zei de advocaat.
‘En hebt u al enig idee wanneer we onze handtekening kunnen zetten? Ik wil er nu weleens definitief vanaf zijn.’
Er viel een doodse stilte aan de andere kant van de lijn en Vivian had het gevoel alsof een klamme hand haar bij de keel greep.
‘Weet u dat dan niet?’ vroeg de advocaat uiteindelijk.
‘Wat?’ riep ze schor.
‘Uw man heeft zelf een advocaat in de arm genomen, want hij vecht het hele convenant aan.’
Toen viel er aan haar kant een doodse stilte, die de advocaat verbrak. ‘Hebt u geen bericht gekregen?’
‘Nee, ik heb totaal niets meer van Jan-Paul gehoord sinds ik bij hem vertrokken ben. Hij was boos op mij en zei dat hij zo snel mogelijk van me af wilde. Hij zou de papieren ondertekenen en wilde niets meer met me te maken hebben. Dat vond ik prima.’
‘Nou, eh...’ De advocaat schraapte zijn keel. ‘Ik heb hier papieren liggen met een andere verdeling. En hij wil de kinderen toegewezen krijgen.’