HOOFDSTUK 7

Op een dag stond Julienne opeens voor de deur. Vivian was net thuisgekomen van haar werk met Eloise en Julie. Het was lang geleden dat ze haar schoonmoeder gezien had en ze wilde haar verrast begroeten. Ze kreeg echter de kans niet, want voor ze haar mond opendeed, begon Julienne te schreeuwen: ‘Nou moet jij eens goed luisteren, Vivian,’ zei ze met dubbele tong en een verwilderde blik in haar ogen. ‘Ik kan niet doorgaan jullie geld te geven. Je laat dat gat in je hand maar dichtnaaien.’

‘Waar héb je het over?’ vroeg Vivian verbaasd.

‘Doe maar niet zo onschuldig. Jan-Paul werkt zich te pletter om jou je luxe leventje te laten leiden, maar het is nu afgelopen. Van mij krijg je geen cent meer.’

‘Dat zeg je dan maar tegen Jan-Paul zelf,’ vond Vivian, die opeens begreep wat er aan de hand was. Maanden geleden had hij immers gezegd dat hij naar zijn moeder zou gaan om geld te vragen. Vivian had toen geklaagd dat ze altijd rood stonden aan het einde van de maand en daar hield hij ook niet van. Hij was dus inderdaad gegaan. En gaf ze hem nu al die tijd maandelijks geld? Ooit had Jan-Paul haar verteld dat zijn moeder een aardig kapitaaltje geërfd had van haar vader, zijn opa dus, waar ze royaal van kon leven en zelfs van kon delen, maar haar manier van leven kostte natuurlijk handenvol geld en ze was blijkbaar niet van plan om haar eigen geld nog langer uit te geven aan Vivian. Terwijl die er nog nooit een cent van gezien had. Ja, toen ze trouwden, maar daarna niet meer. Dat betekende dat ze het vanaf nu dus financieel echt zwaarder zouden krijgen. Jan-Paul had weliswaar beloofd dat hij zuiniger zou gaan leven, maar als hij geen geld meer van zijn moeder zou krijgen, kon dat weleens een probleem worden. ‘Als iemand een gat in zijn hand heeft,’ zei Vivian tegen Julienne, ‘dan is het die zoon van jou. En nu kun je weer vertrekken.’

Ondanks dat Vivian vond dat Julienne het zelf tegen Jan-Paul moest zeggen, vertelde ze hem ’s avonds toch van het korte, vreemde bezoek. ‘Krijg jij echt elke maand geld van haar?’

‘Ze heeft genoeg,’ ze hij. ‘Ze kan het gemakkelijk missen.’

‘Maar nu wil ze niet meer. Jan-Paul, je had me beloofd zuiniger te gaan doen. Dan kun je dat nu eindelijk bewijzen. Bovendien vind ik het niet lief van je dat je tegen haar gezegd hebt dat ik het geld opmaak. Je weet heel goed dat jij te dure dingen koopt.’

Hij glimlachte haar warm toe. ‘Je hebt gelijk, schat. Ik zal mijn leven beteren.’

Helaas voelde ze dat ze hem niet kon geloven. Hoe lief hij ook tegen haar lachte en hoe verleidelijk hij ook deed om haar bij hem in bed te krijgen, ergens was er iets geknapt. Ze deden niet aan telebankieren. Jan-Paul vertrouwde internet niet zo. En de bankafschriften kwamen maar eens per twee weken. Hij ruimde ze altijd zorgvuldig op, maar natuurlijk wist Vivian waar. Ze had ze immers al zo vaak bekeken. Nu begon ze ze met argusogen te bekijken. Tot haar schrik zag ze dat Jan-Paul elke week vijfhonderd euro pinde, soms zelfs meer. Ze begreep niet waar hij zo veel geld voor nodig had. Zij kon met veel minder toe en moest daarvan vier mensen onderhouden. Ze besloot niets te zeggen, maar kreeg een idee, wat ze niemand zou vertellen, want ze schaamde zich ervoor. Toch was het volgens haar de enige mogelijkheid Jan-Paul te dwingen zuiniger te doen. Want hoe hij ook over geld dacht, hij had er nog steeds een hekel aan om rood te staan. Zeker, ze stonden dat geregeld, maar nooit meer dan vijfhonderd euro. Daar zorgde hij dan toch wel weer voor. Of misschien had Julienne dat gedaan?

Normaal betaalde Vivian haar boodschappen in de supermarkt en in de kledingwinkel met de pinpas, zodat je precies kon zien wat ze uitgegeven had. Ze ging nu hetzelfde doen als Jan-Paul. Ze pinde elke week vierhonderd euro. Veel te veel, maar hij kon er toch weinig tegen inbrengen, dacht ze. Als ze ermee door zou gaan, zouden ze binnen de kortste keren heel erg rood komen te staan. En dat was dus haar bedoeling. Ze moest iets doen om hem de pas af te snijden. Van elk bedrag dat ze pinde, legde ze honderd euro onder in haar naaimandje. Daar zou hij het zeker nooit vinden. Ze kocht vanaf nu ook nog uitsluitend vlees en groente bij de supermarkt. Voor zichzelf kocht ze geen kleren meer, en voor de kinderen ging ze nu naar de goedkoopste winkel die ze vinden kon. Ze nam ze ook niet meer mee naar de kapper, maar knipte ze zelf. Op die manier kon ze wekelijks nog meer geld in haar naaimandje stoppen. En voor de duurste uitgave die ze telkens weer had, bedacht ze een heel sluw plannetje. Jan-Paul wilde immers altijd dure wijn bij zijn eten. Zodra de wijn wat goedkoper was, vertikte hij die te drinken. Maar om eerlijk te zijn vroeg ze zich af of hij het echt proefde of dat het alleen maar een vorm van snobisme was. Elke avond verlangde hij van haar dat de fles die ze geopend had naast zijn bord kwam te staan, zodat hij precies wist wat hij dronk. Ze had nog genoeg oude en lege flessen in de schuur staan, omdat ze er al weken niet toe gekomen was ze weg te gooien. Ze spoelde ze omzichtig uit, zorgde ervoor dat het etiket er smetteloos uitzag en vulde elke dag een oude fles met goedkope wijn uit de supermarkt. Net als altijd schonk ze zijn glas bij het eten vol en zette ze de fles bij zijn bord. De eerste keer was ze als de dood dat hij het door zou hebben, want de fles was er een die vijftien euro gekost had, maar de inhoud nog geen drie. Met trillende vingers had ze haar eten naar binnen gewerkt, maar nadat hij verschillende slokken gehad had en nog niets gezegd had, begon ze weer voorzichtig adem te halen. Later kon ze er zelfs ongelooflijk om grinniken. Al die keren dat hij geschreeuwd had dat ze geen verstand had van wijn. Hij ook niet!

En ondertussen groeide haar spaarpot behoorlijk.

Maar dat niet alleen. Ook haar zelfvertrouwen begon te groeien. Wat Jan-Paul systematisch teniet had gedaan, begon langzaam maar zeker weer omhoog te komen. Al die opmerkingen dat ze ergens slecht in was of geen verstand van had of óók al niet kon, begonnen hun uitwerking te verliezen. Als hij niet eens proefde dat de wijn zo goedkoop was! Ze werd steeds moediger en op een nacht, toen ze zeker wist dat hij sliep, sloop ze naar beneden om zijn mobiele telefoon op te zoeken. Daar ontdekte ze de sms’jes die hij de afgelopen weken ontvangen had. Het waren er tientallen en allemaal van dezelfde persoon: een vrouw die luisterde naar de naam Nynke en die hem aansprak met schat.

Het was niet eens een klap. Ze had het eigenlijk al geweten voor ze de berichtjes vond. Ondanks dat hij lief tegen haar was en de kinderen eens per week een verhaaltje voorlas, ondanks dat hij af en toe de huiskamer stofzuigde, hij werkte veel te vaak en veel te veel over. Afgelopen weekend was hij zelfs weer het hele weekend wezen zeilen. Hij had nota bene het lef gehad om zielig te doen en te zeggen dat hij het toch zo jammer vond dat Vivian watervrees had en niet mee wilde. Hij kon zelf zo genieten van het leven op het water. Ze wachtte in spanning op het volgende bankafschrift. Toen dat eindelijk kwam en ze zag dat hij maar liefst in totaal vijftienhonderd euro had gepind, stond haar besluit vast.

image

‘Kan ik een morgen vrij krijgen?’ vroeg ze het hoofd van haar afdeling.

‘Natuurlijk, je werkt hard genoeg en hebt recht op snipperdagen.’

‘Graag morgen al.’

‘Nou, dat komt wel onverwachts.’

‘Sorry, maar ik wist het niet eerder.’

‘Overleg dan even met Olga of zij kan ruilen met je, want zo snel weet ik niet of het me lukt een vervanger te vinden.’

Vivian had eigenlijk Olga overal buiten willen laten, maar ze begreep dat er nu niets anders op zat. Gelukkig kon Olga wel werken, maar ze was benieuwd waar Vivian zo onverwachts naartoe moest.

‘Ik vertel het je als ik geweest ben, eerder niet. Ik moet het zelf doen, helemaal alleen. Dat moet van mezelf.’

Olga keek haar bevreemd aan, maar vroeg verder niets, tot Vivian de volgende dag weer op haar werk kwam om haar af te lossen. ‘En?’

‘Ik ben bij een advocaat geweest.’

‘Vivian! Echt?’

‘Ja. Maar alleen om informatie in te winnen. Ik ga nog geen stappen ondernemen. Ik wilde echter wel weten waar ik aan toe ben. Hoe gaat het in zijn werk? Moet Jan-Paul toestemming geven? Kan ik de kinderen houden? Dat soort dingen. Ik wilde eerst alles weten voor ik een definitieve beslissing kan nemen.’

‘Heel verstandig van je,’ vond Olga. ‘En hoe ziet het eruit? Wat vertelde hij?’

‘Dat ik Jan-Pauls toestemming niet nodig heb. Als ik vind dat ons huwelijk voorgoed ontwricht is, kan ik van hem scheiden, of hij wil of niet. Daar ben ik blij om. Ik kan, als het moet, de beslissing dus zelf nemen, en hij kan me niet tegenhouden als ik zover ben.’

‘En alimentatie?’

‘Moet hij ook betalen. Niet voor mij, want ik verdien zelf, maar voor de kinderen. Omdat hij veel meer verdient dan ik.’

‘En de kinderen?’

‘Tja, dat is een probleem.’ Vivian zuchtte. ‘Die worden niet automatisch aan mij toegewezen. Daar moet hij het mee eens zijn.’

‘Dat zal hij toch wel? Hij wil ze helemaal niet. Hij wil jongens.’

‘Maar als hij me dwars kan zitten, zal hij het zeker doen. Ik moet er nog eens goed over nadenken,’

‘Dat begrijp ik, maar ik ben trots op je dat je dit gedaan hebt. Echt, ik vind het geweldig van je. En, Vivian, als je erover wilt praten, je kunt me altijd bellen. Dat meen ik.’

‘Ik weet het. Dank je.’

Zelf was Vivian ook trots geweest dat ze de moed gevonden had om de advocaat te bezoeken. Maar of ze ook de moed had om door te zetten, dat wist ze niet. Ze was bang voor Jan-Pauls reactie. Al voelde ze zich nu een stuk sterker dan een aantal maanden geleden, ze wist dat ze nog steeds niet tegen hem opgewassen was. De blik in zijn ogen, die van bruin naar zwart verschoten, zijn bevelende stem, die haar tot haast alles kon dwingen. Ze moest het even laten bezinken, haar bezoek aan de advocaat, maar vergeten deed ze niet. De folders over echtscheiding en de papieren met de berekening die ze van hem meegekregen had, had ze bij haar spaargeld in de naaidoos verstopt en elke keer als ze er weer wat geld in deed, zag ze ze liggen en knikte ze. ‘Eens,’ fluisterde ze dan. ‘Als ik het kan.’

image

‘Hoi Vivian, heb je even?’

Het was de leidster van de crèche in het ziekenhuis die haar aansprak. Vivian schrok. Ze herinnerde zich nog heel goed het vorige gesprek en ze was na die tijd voortdurend bang geweest dat de leidster erop terug zou komen. Want eerlijk is eerlijk, Eloise werd steeds meer een introvert kind dat het liefst alleen speelde en met niemand omging. Maar Vivian keek zo opgewekt mogelijk.

‘Tuurlijk, wat is er?’

‘Heb je Eloise al opgegeven voor de basisschool?’

‘Hoezo? Het duurt nog een halfjaar voor ze vier is.’

‘Sommige scholen hebben wachtlijsten.’

‘Scholen? Dat wist ik echt niet. Speelzalen en crèches, maar scholen toch niet?’

De leidster knikte. ‘Toch wel. Maar het lijkt me goed dat Eloise zo voorzichtig aan eens een halve dag mee gaat draaien op de basisschool. Dan ziet ze eens andere gezichten en een andere omgeving. Ik hoop dat haar dat goed doet, weet je.’

Vivian zweeg. Ze wist wat de leidster dacht. Aarzelend knikte ze. ‘Ik moet erover nadenken. Dat had ik nog niet gedaan. Er is een school vlak bij ons huis. Die lijkt me prima. Dan krijgt ze misschien ook vriendinnetjes in de buurt. Maar vlak bij ons ziekenhuis is ook een school. Dat zou voor mij veel gemakkelijker zijn.’

‘Die beslissing kan ik niet voor je nemen,’ vond de leidster, ‘maar zoals gezegd: het lijkt me goed voor haar. Misschien prikkelt het haar en ik vind dat ze dat nodig heeft.’

Vivian glimlachte en liep inwendig zuchtend van haar weg om de beide meisjes op te halen. Dit was toch eigenlijk het sein waar ze op zat te wachten. De leidster sprak met deze woorden opnieuw haar bezorgdheid uit en die was terecht. Waarom kon Vivian dan niet de stap zetten en van haar man scheiden? Wat was het dat haar nog tegenhield? Vermoedelijk de schaamte, dacht ze. Ze was af en toe zelfs blij dat haar ouders niet meer leefden. Die hoefden het nu niet mee te maken dat hun jongste dochter haar huwelijk verknald had. Zij? Ze bleef staan. Verknalde zij zelf haar huwelijk? Lieve help, geloofde ze Jan-Paul dan dat ze nergens toe in staat was? Dat ze stom en waardeloos was? Ze had gedacht dat ze daar al wat overheen was, maar nu leek het er totaal niet op. Ze werd ook voortdurend heen en weer geslingerd tussen al haar gevoelens. Ze wist met zichzelf en al haar gedachten geen raad! Ze haalde diep adem en liep door. Eloise zat in een hoekje met een pop op haar schoot. Ze kamde zachtjes de haartjes en praatte tegen de pop. Vivian zakte door haar knieën en ging bij haar zitten. ‘Dag liefje, mamma is er weer. Ga je mee naar huis?’

Eloise zei niets, maar krabbelde overeind. Ze liet niet eens merken of ze blij was dat haar moeder er was. Gelukkig reageerde Julie een stuk positiever, maar toch deed ook die ontmoeting pijn. Het meisje sloeg haar armpjes om Vivians nek alsof ze haar nooit meer los wilde laten. Nee, dacht Vivian, alsof ze bescherming bij haar zocht. En natuurlijk zocht ze die bij haar moeder. Als er iemand op aarde was die haar kon beschermen, dan was het haar moeder. Maar deed ze dat ook? Beschermde ze hen eigenlijk wel? Ze wist diep in haar hart het antwoord, en dat was: nee. Als ze hen echt beschermde, was ze al lang weggegaan bij Jan-Paul, want hij was er de oorzaak van dat de kinderen bang en stil waren. Hij? Lag het nu opeens toch weer aan hem en niet aan haar? Zie je, ze werd gek van zichzelf. Ze dacht steeds weer wat anders, maar een knoop doorhakken? Ho maar. ‘Kom, we gaan.’

‘Mamma, eendjes,’ zei Julie.

‘Nee, liefje, daar hebben we nu geen tijd voor.’

‘Eendjes, mamma!’ riep Julie.

‘Ander keertje. Vandaag echt niet.’

‘We zijn bij de eendjes geweest,’ hielp Eloise haar. ‘Met juf.’

‘Echt? Maar dat is leuk. Hadden jullie ook brood mee?’

‘Ja. Brood!’ riep Julie. ‘Eendjes!’

Opeens herinnerde Vivian zich hoe ze aan Olga verteld had dat Jan-Paul mee geweest was naar de eendjes. Dat was dus eens maar nooit weer geweest. Hij vond dat hij zich genoeg uitgesloofd had wat dat betreft. Een verhaaltje voorlezen, dat ging nog net, maar met die twee meiden naar het park wandelen, nee, dat was hem te veel. Eigenlijk was ze daar zelfs blij om, want leuk was het immers niet geweest. Maar zelf ging ze ook niet. Omdat ze er te moe voor was. Ze zuchtte. ‘Wat komen jullie toch een boel te kort,’ mompelde ze, terwijl ze hen meenam naar de auto.

’s Avonds begon ze tegen Jan-Paul over de school. Ze had eerst gegeten met de kinderen en hen in bed gelegd. Daarna, toen hij eindelijk thuis was, hem nog een heerlijke maaltijd voorgezet. En al die tijd hoorde ze een stem in haar achterhoofd: het lijkt wel alsof je zijn slaafje bent. Als hij zo nodig zo laat thuis moet komen, kan hij zelf toch wel een bord in de magnetron zetten? Toch kookte ze apart voor hem en bediende hem in de huiskamer. Nu ging ze tegenover hem zitten. ‘Eloise moet over een halfjaar naar de basisschool. Het wordt de hoogste tijd dat we haar daarvoor opgeven.’

‘En?’

‘Ik wilde met je overleggen naar welke school ze het best toe kan.’

‘Dat is toch volkomen onbelangrijk,’ vond hij.

‘Dat ben ik niet met je eens.’

‘Natuurlijk niet. Je bent het immers nooit met me eens. Je zoekt het zelf maar uit, hoor. Ik ga mijn hersens daar niet mee vermoeien. Ik heb al genoeg aan mijn hoofd.’

‘Is ze zo mollig dan?’ Vivian schrok van haar eigen woorden, want dit had ze dus echt niet willen zeggen, moest vervolgens om haar eigen opmerking lachen, die ze toch best wel grappig vond. Het hoge woord moest er nu maar uit. Het kon gewoon zo niet langer. Niet belangrijk naar welke school zijn dochter ging?

‘Wie?’ Hij keek haar geërgerd aan.

‘Nynke natuurlijk, of heet ze al niet meer zo?’

‘Nynke?’ Hij verslikte zich in de wijn en kreeg een hoestbui, die niet op leek te houden. Ze wist dat hij nu hoopte dat ze op zou staan om hem op de rug te kloppen. Ze wist dat dit een manier was om aandacht te trekken, om meelij op te wekken. Meestal lukte dat ook, maar vandaag niet. Ze bleef doodstil zitten. Ze begreep dat ze zijn maniertjes inmiddels door en door kende en ze voelde tot haar grote opluchting dat hij eindelijk de grip op haar aan het verliezen was. ‘Neem nog een slok,’ zei ze. ‘Dat helpt.’

Hij kwam driftig overeind en haastte zich naar de keuken. Ze hoorde kokhalzende geluiden, maar kwam niet van haar plaats. Ze moest weliswaar moeite doen om te blijven zitten, maar ze hield vol. Toen hij eindelijk terugkwam en met een verwijtende blik in haar richting weer ging zitten, glimlachte ze hem toe. ‘Dure wijn is ook niet alles, wat jij?’

Ze zag de woeste flikkering in zijn ogen die haar zo bang kon maken, maar vandaag leek niets haar te deren. ‘Ik ben bij een advocaat geweest,’ zei ze.

Nu had ze zijn aandacht. ‘Wat?’ Zijn mond viel open en bleef een aantal seconden openstaan.

‘Ja. Ik wil van je scheiden. Jij hebt immers Nynke en je vindt het volkomen onbelangrijk naar welke school Eloise gaat. Je hebt geen enkele band meer met ons. Dan kunnen we net zo goed scheiden.’

Hij schoot in de lach. ‘Belachelijk! Jij kunt niet zonder me.’

‘Ik doe het al jaren zonder je. Ik denk dat het eerder andersom is: jij kunt niet zonder mij, als hulp in de huishouding. Je kunt geen knoop aanzetten, geen overhemd strijken. Je weet niet op welke dag de vuilnis aan de weg gezet moet worden. Jij kunt alleen maar vreemdgaan. Maar daarmee red je het niet op de lange duur. De advocaat heeft uitgerekend wat je ons moet betalen als alimentatie voor de kinderen. Natuurlijk verkopen we dit huis en delen we de opbrengst. Verder hoef je alleen je handtekening maar te zetten en ben je overal vanaf.’ Ze trilde over haar hele lichaam toen ze die woorden zo rustig mogelijk uitsprak. Meende ze echt wat ze zei? En hoe moest dat dan? Kon ze wel zonder hem? Even sloot ze haar ogen en zag ze het gezichtje van Julie voor zich, toen ze zich aan haar vastklampte, bang om naar huis te gaan. Ze moest scheiden. Als het niet voor haarzelf was, dan toch zeker voor de kinderen. Ze had immers niets aan hem. Zelfs in bed was ze alleen, al lag hij naast haar. Hij kwam duidelijk ergens anders aan zijn trekken, en als zij ondanks alles toch zin had om met hem te vrijen, wat ook al haast niet meer voorkwam, draaide hij zich grommend om.

‘Vivian,’ zei Jan-Paul opeens zacht en vleiend. ‘Dat kun je toch niet menen? Alles wat wij samen hebben opgebouwd?’

‘Je hebt je tweede kans gehad en verprutst,’ zei ze dapper.

‘Je zou stoppen met Annet, en dat zal je ook wel gedaan hebben. Nu heb je Nynke. Voor mij is dat één pot nat. Je hebt je kans verprutst.’

‘Maar snap dat dan. Nynke betekent niets voor mij. Als jij niet wilt dat ik haar ontmoet, dan doe ik dat toch niet?’

‘Bel haar op,’ zei ze.

En tot haar grote verbazing en eigenlijk ook schrik pakte hij zijn mobiele telefoon en belde haar op. ‘Met Jan-Paul. Ik ga je behoorlijk teleurstellen, maar het is over en uit tussen ons. Mijn vrouw is erachter gekomen en die wil niet dat ik je nog vaker zie en dus was dit het.’ Hij verbrak de verbinding zonder op een reactie te wachten en keek Vivian triomfantelijk aan. ‘Zie je wel dat ik alles voor je over heb?’ Hij stond op en keek haar vragend aan: ‘Waar stond de stofzuiger ook alweer?’

image

Er stond hem echter nog een verrassing te wachten, die Vivian niet had durven vertellen. Voor hij thuis was gekomen, had ze het bed op de logeerkamer opgemaakt en alle spulletjes van haar nachtkastje op het nachtkastje op de logeerkamer neergezet. Die kamer was op zolder. Een hele verdieping hoger dan hun eigen slaapkamer. Ze had kleren naar boven verhuisd en ze had bloemetjes in een vaasje bij het bed gezet. Jan-Paul vond dat stinken en wilde nooit bloemen op de slaapkamer. Vivian wel. Nu stonden ze er. Als bewijs van haar eigenwaarde. En hoewel ze vreselijk verrast was dat hij zomaar ging stofzuigen, weerhield haar dat er niet van haar plan door te zetten. Hij moest weten dat ze het meende. Hij geloofde toch al niet dat ze echt naar een advocaat geweest was, als ze straks weer gewoon naast hem in het grote bed zou kruipen, zou hij haar helemaal niet meer geloven.

Dus toen de film uit was en de televisie ook, stond ze op om naar boven te gaan. ‘Ik ga douchen en slapen. Welterusten, Jan-Paul.’

‘Tot zo,’ zei hij zonder op te kijken.

Ze trok een grimas en haastte zich naar boven, douchte snel en met de deur op slot, want ze had er geen zin in dat hij haar naakt of halfnaakt in de badkamer aan zou treffen, sloeg haar badjas om en ging de zoldertrap op. Daar trok ze doodstil haar nachthemd aan en kroop ze nog stiller in bed. Als verstijfd lag ze te luisteren naar de geluiden in huis. Dit zou niet goed aflopen. Dit zou schreeuwen worden. Maar het móést tot hem doordringen dat ze het meende, dat hij het echt verknald had tussen hen.

Ze hoorde de huiskamerdeur, de badkamerdeur, de slaapkamerdeur. Eerst bleef het stil. Ze hoorde opnieuw deuren. Die van de kinderkamers? Misschien. Hij zocht haar natuurlijk. Hij leek weer naar beneden te gaan, kwam weer boven. ‘Vivian? Waar ben je? Is dit een nieuw spel?’ Hij gilde iedereen in huis wakker, daarvan was ze overtuigd. Toch hoorde ze geen kik van de kinderen.

Ze stond zacht op, opende de logeerkamerdeur en riep zacht maar duidelijk: ‘Ik ben boven. Ik slaap hier vannacht. Dan kan jij ongestoord van Annet en Nynke dromen.’ Ze deed de deur weer dicht, harder dan ze hem geopend had, zodat hij zou horen dat ze hem gesloten had, maar terwijl ze hem dichtdrukte, trok ze hem weer open om te kunnen luisteren naar zijn reactie. Hij zei niets, hij schreeuwde niet, hij sloot alleen de deur van de slaapkamer en ging blijkbaar gewoon naar bed.

Ze zuchtte opgelucht, maar lag de hele nacht in spanning wakker omdat ze het niet vertrouwde.