Deel 5 - Stille plechtigheden

1

Het was de tweede week van september, een namiddag onder een zon die aan kracht inboette. Een onverwacht vleugje kou, het naderende einde van de zomer, school in de wind die boven de Adriatische Zee was opgestoken. Hij joeg over de grijze golven en geselde hun gezicht toen ze aan de rand van de begraafplaats op San Michele stonden te wachten. Leo Falcone voelde zich altijd slecht op zijn gemak bij begrafenissen, hoewel hij er in de loop der jaren veel had bijgewoond. Nu was hij aan een rolstoel gekluisterd en afhankelijk van anderen op een manier die hij vervelend vond, een manier die hem deed denken aan een jongere Nic Costa, die eens op vergelijkbare wijze was getroffen. Er was geen eenvoudige uitweg, geen excuus om werk voor privezaken te laten gaan. Niets dan de onophoudelijke innerlijke reflectie die hem al minstens een week kwelde.
'Leo?' vroeg Raffaela. 'Ben je zover? Michele was te gierig om voor de terugweg een taxi te bestellen. De laatste boot gaat zo. Die mogen we niet missen.'
'Heel even nog,' zei hij, terwijl hij eraan terugdacht hoe de kist in de verse okerkleurige aarde was gezakt achter de rij ceders die hen van de graven scheidde.
'Ik zat te denken.'
Daar was de laatste tijd zeer veel gelegenheid voor. Nieuw denken. Oud denken, het denken dat had plaatsgevonden voor hij bij kennis kwam en dat nog altijd in zijn hoofd zat, helder en niet bereid weg te gaan. De vraag was, zoals Leo Falcone maar al te goed begreep, wat hij met die sombere, onrustbarende overpeinzingen aan moest.
De teraardebestelling van Uriel Arcangelo, die naar een tijdelijk verblijf in de grond ging, zoals elk lijk op San Michele, om er over tien jaar uitgehaald te worden en plaats te maken voor andere, werd slechts bijgewoond door vijf rouwende personen. De drie Arcangelo's, sinds kort rijk door de verkoop van het eiland aan Hugo Massiter, Falcone en de jurist die de zaken van de familie had behartigd. De stille, overgedienstige, zwartgeklede mensen van de begrafenisondernemer overtroffen de familie in aantal. Om de een of andere reden leek het passend. De Arcangelo's bleven buitenstaanders, zelfs in de dood.
Uriel had tenminste een passender einde gekregen dan Massiter. De macht van de Engelsman was vervlogen zodra hij op de uitgesleten keien van het eiland te pletter viel en de mensen gillend alle kanten op stoven. Toen Massiter overleed, werd een betovering verbroken. De burgers van de stad hoefden niet meer te vrezen dat hun illegale financiele transacties aan het licht zouden komen. De Arcangelo's merkten dat hun eigen geldproblemen van vorm veranderd waren, dat ze van de ene op de andere dag aan de armoede waren ontsnapt en betrekkelijk rijk waren geworden. De toekomst van het eiland was nog altijd even onzeker, maar het was nu het probleem van iemand anders, een architectonische curiositeit in een juridische impasse, deel uitmakend van de nalatenschap van een man zonder familie, voor zover bekend, zonder duidelijke erfgenamen. Er werd in de pers al gemompeld over een campagne om er publiek eigendom van te maken. Ooit zouden er op het Isola degli Arcangeli een hotel en een flatgebouw verrijzen, daar was Falcone van overtuigd. De manier waarop de familieleden, inclusief Michele, zich na het heengaan van Massiter bij het idee hadden neergelegd, duidde er ongetwijfeld op dat hun dagen als armzalige glasmakers tot het verleden behoorden. Toch vond hij het opvallend hoe weinig de naam Hugo Massiter in gesprekken en publieke discussies naar voren kwam. Na de aanvankelijke storm van publiciteit over de arrestatie van Piero Scacchi op beschuldiging van moord, was de aandacht al snel verslapt. De vorige dag had op een binnenpagina van een dagblad een kort artikeltje gestaan waarin werd onthuld dat het lijk van Massiter naar Engeland was overgevlogen voor een uit zijn nalatenschap bekostigde, besloten begrafenis, een gebeurtenis die zou worden bijgewoond door advocaten en accountants, vermoedde Falcone, als er al iemand ging. Op dat moment zou voor Venetie, in een laatste stille plechtigheid, de kwestie van de schuldvraag worden afgesloten, samen met het gebroken lijk van Hugo Massiter worden begraven. Niemand was verantwoordelijk gesteld voor de moord op Gianfranco Randazzo, die, lieten de kranten nu doorschemeren, het gevolg was van een ruzie in de onderwereld over intimidatiepraktijken waar de voormalige commissario bij betrokken was. Niemand scheen nog veel aan het overlijden van Aldo Bracci en Uriel en Bella Arcangelo te denken. Venetie had een talent voor vergeten waar Leo Falcone bijna jaloers op was.
Hij dwong zichzelf zich op het heden te concentreren en keek naar Raffaela Arcangelo met die lichte, egoistische hunkering die een aan een rolstoel gekluisterde man is vergund. Ze zag er in rouwkleding sereen, op de een of andere manier vervolmaakt uit. Ze droeg een lange zwarte jurk, van dure makelij, en een dun kort wollen jasje tegen de kille wind. Haar haar was, waarschijnlijk voor het eerst in jaren, vermoedde hij, door een kapper gekapt en viel nu golvend om haar aantrekkelijke, nauwelijks gerimpelde gezicht. Ze had het voorkomen van een intelligente en elegante docente aan de universiteit, iets wat ze misschien had kunnen worden, bedacht Falcone, als haar familie haar niet uit financiele noodzaak naar huis had gehaald uit Parijs.
'Wat ga je nu doen?' vroeg hij.
Ze glimlachte een beetje timide. 'Het heeft je veel tijd gekost die vraag te formuleren, Leo.'
Er zat geen verwijt in haar zachte stem, hoewel hij dat misschien verdiende. 
Hij trok een boos gezicht, toevallig naar de rolstoel. 'Sorry. Ik was met mijn gedachten elders.'
'Uiteraard,' zei ze. 'Wat onnadenkend van me. We moeten een beetje coulant met je zijn.'
Dat was volgens hem niet zo. Zijn verwondingen waren tijdelijk, iets om te boven te komen, niet iets om ontstemd over te zijn. Bovendien...
'Vergeet mij even, Raffaela. Het ging me om jou. Wat gaat er nu gebeuren?'
Ze keek even naar Michele en Gabriele. Ze stonden al op de steiger op de volgende boot te wachten.
'Zij hebben hun deel van Massiters geld. Ik het mijne. Zij hebben ook het onroerend goed dat hij in het contract had opgenomen. De werkruimte. Een winkel, niet in het beste deel van de stad, maar nu hebben ze de middelen dat te veranderen. Ze zullen weer glas gaan maken. Ik denk niet dat iets hen daarvan kan weerhouden.'
Niets behalve een faillissement, dacht hij.
'En jij?'
Ze draaide haar hoofd naar hem toe en keek hem vrijmoedig, wijs, belangstellend aan. 'Dat weet ik niet. Wat stel je voor?'
De vraag bracht hem van zijn stuk. 'Je kunt toch doen wat je wilt?'
'Zeker,' antwoordde ze en ze knikte. 'Voor het eerst in mijn leven. En toch... Ik weet het niet. Ik ben zo lang alleen maar bezig geweest de familie bij elkaar te houden op dat roteiland. Nu is dat voorbij. Ik ben vrij. Het probleem is dat vrijheid anders aanvoelt dan ik had verwacht.'
De boot was gearriveerd. Haar broers stonden op het punt aan boord te gaan. Ze keken niet eens even om.
'Zullen we de volgende nemen?' zei ze met haar ogen op haar broers gericht.
'Ze hebben me niet meer nodig. Althans, dat denken ze.' Er viel haar iets in. 'Ik kan gaan reizen, denk ik.'
'Ga je dat doen?'
Ze keek hem weer aan, met een blik die Leo Falcone rusteloos en onzeker maakte. 'Waarschijnlijk niet. Ik...'
Dit vond ze kennelijk moeilijk om te zeggen. 'Ik heb iets nieuws geprobeerd,'
bekende ze. 'Over mezelf nadenken voor de verandering. Niet over hen. Over het eiland.'
'Je zegt het alsof het een misdrijf is. Dat is het niet.'
'Dat weet ik. Maar het roept wel pijnlijke gedachten op.'
Haar donkere ogen schoten besluiteloos heen en weer; ze wilde op zijn reacties letten en was bang dat hij misschien iets zou zien.
'Ik besef nu dat ik nooit gewenst ben geweest. Dat is alles. Nooit op het eiland. Daar was voor iedereen enkel plicht. Geen liefde. Dat hebben we geen van allen ooit gehad, zelfs niet in het begin, geloof ik. We maakten deel uit van mijn vaders droom, een droom die over hem alleen ging. Dat hij de naam Arcangelo onsterfelijk zou maken. Het was een stomme, wrede oude man. Ik weet dat ik dat niet hoor te zeggen van mijn eigen vader, maar het is waar. Hij was bereid onze levens op te offeren voor het zijne, en moet je zien waar het ons heeft gebracht. Michele en Gabriele die nog steeds een of andere droombeeld najagen. Ik, een oude vrijster.'
Hij moest lachen. Het was zo'n belachelijk idee. 'Ik denk niet dat iemand je zo zou omschrijven.'
'Ik had het er niet over hoe mensen mij zien,' zei ze ogenblikkelijk. 'Ik had het erover hoe ik mezelf zie.' Ze aarzelde. 'Ik wil gewenst zijn, Leo. Ik wil dat er van me wordt gehouden. Omdat ik het ben. En verder niets. Dat is nog eens egoistisch.'
Hij trok een grimas. 'Ik ben nooit zo'n expert in de liefde geweest,' bekende hij.
'Dan kunnen we elkaar een hand geven,' zei ze.
Er zat een beetje kleur op haar wangen. Make-up misschien. Of een lichte blos.
'Jij hebt hulp nodig,' merkte ze op. 'Dat vind je misschien geen prettig idee, maar het is een feit. Ik heb niets beters te doen. Ik heb nog niet veel van Rome gezien. Ik wil hier zeker niet blijven. We zouden het gewoon vriendschap kunnen noemen. Meer niet. Tenzij... Mensen veranderen van lieverlee. Wie weet?'
Het was verleidelijk, aanlokkelijker dan alles wat Hugo Massiter ooit op tafel had kunnen leggen.
Maar het gegil van het kind galmde door zijn hoofd.
'Je zou weer naar de universiteit kunnen gaan,' opperde hij. 'Je zei dat je het fijn vond in Parijs.'
'Dat is ook zo,' antwoordde ze, nu openlijk blozend. Misschien was ze bang dat ze te ver was gegaan. 'Nu niet meer. Studeren is voor jonge mensen, vind ik.'
'Maar wat iemand leert...' zei hij mijmerend. 'Dat blijft. Je hele leven.'
Het was criminologie in zijn geval. Leo Falcone had nooit getwijfeld aan zijn eigen toekomst.
'Je hebt toch scheikunde gedaan?' vroeg hij.
De vraag verraste haar. 'Had ik je dat verteld?'
Hij sprak tegen het kind in hem en zweeg toen even, blij dat het opeens stil was.
'Nee,' zei Leo Falcone. 'Dat heb ik uitgezocht. Feiten over mensen zijn gemakkelijk te vinden. Begrijpen wat ze betekenen, dat is lastig.'
Ze keek verbluft op hem neer, een beetje geirriteerd door de manier waarop hij het gesprek een andere wending had gegeven misschien. 'Je hebt zo veel vrije tijd momenteel, Leo. Het vleit me dat je een deel daarvan aan mij besteedt.'
'Was het een gemakkelijke keuze? Ik zie in jou eigenlijk geen chemicus.'
'Ik was een Arcangelo,' zei ze. 'We moesten allemaal een bijdrage aan het plan van mijn vader leveren. Ik had liever letterkunde gedaan. Hij was mordicus tegen natuurlijk. Wat hebben boeken en poezie voor nut als je in een oven staat te kijken?'
'Je was een goede student, neem ik aan. Plichtsgetrouw. En getalenteerd ook.'
Ze knikte gevleid. 'Dat hoopte ik altijd wel. Maar ik ben nooit afgestudeerd. Parijs was duur. Er was geen geld. Waarom hebben we het hier eigenlijk over?
Is het relevant?'
'Ik denk dat ik weet hoe je broer is gestorven,' zei hij. 'Wil je het horen?'
Ze staarde hem treurig, teleurgesteld aan. 'Hebben we al niet genoeg tijd aan de dood besteed?'
'Het hoeft niet lang te duren.'
'Prima,' zei ze snibbig. 'Maar als we over de doden gaan spreken, laten we ze dan tenminste de gelegenheid geven mee te luisteren.'
Voor hij kon protesteren, pakte ze de duwstangen van de rolstoel beet en reed hem terug naar de begraafplaats, achter de rij ceders, waar ze al snel bij het graf van Uriel met zijn te witte marmeren steen kwamen.
De begraafplaats was verlaten. Er was niet een grafdelver aan het werk op een van de keurige bruine lapjes grond. Falcone herinnerde zich wat ze over de vaporetti had gezegd. De laatste boot ging aan het einde van de middag. Het dodeneiland had geen behoefte aan nachtelijke bezoekers. 

2

Teresa Lupo zat aan de gehavende tafel. Ze had het koud en voelde zich stom. Ze waren het hele eiland over geweest. Hadden uren lopen zoeken, roepen en hopen. Nu waren ze terug op de plek waar ze telkens begonnen: de verlaten en deprimerende picknickplaats van Piero Scacchi. En waarvoor?
Voor een hond. Een dier dat dacht dat het de lagune kon overzwemmen om aan de gekte op het Isola degli Arcangeli te ontsnappen. Om er, als hij het overleefde, enkel achter te komen dat zijn baas weg was, voor lange tijd, meende ze. Er waren, voor zover de kranten schenen te weten, geen verzachtende omstandigheden die Scacchi kon aanvoeren. Een matto van de lagune had een van de prominenten uit de stad doodgeschoten op het moment van zijn apotheose, toen de helft van de prosecco slurpende beau monde van Venetie stond toe te kijken. Het was onbeschoft. Ronduit onbehoorlijk. Als gek van een eiland aan de rand van de lagune mocht Scacchi blij zijn als hij binnen tien jaar de buitenlucht weer zou zien, hoezeer het jonge stel, Daniel Forster en Laura Conti, ook voor hem pleitten. Zij zouden blijkbaar niet meer worden vervolgd. Daar was ze blij om. Ze zagen eruit als mensen die hadden geleden, onterecht voornamelijk. Uit wat ze had gelezen, had ze begrepen dat ze de dingen die ze verloren hadden, nooit zouden terugkrijgen. Daar hadden Massiters advocaten voor gezorgd. Maar niemand scheen er veel zin in te hebben de arrestatiebevelen die tegen hen waren uitgevaardigd, in stelling te brengen, omdat er dan te veel onverkwikkelijke zaken uit het verleden opgerakeld zouden worden. Het stond het tweetal ten minste vrij een nieuwe start te maken met hun leven.
'Hond! Hond! Xerxes!'
Peroni zat tot aan zijn knieen onder de modder van zijn dwaaltocht door de akkers en het moerassige land. Telkens brulde hij de naam van het dier. Ze vroeg zich af wat hij verwachtte. Zou het beest opeens kwispelend uit de welige, grazige wildernis aan de rand van de lagune komen zetten?
Hij riep nog een paar keer en kwam toen met een grimmig gezicht tegenover haar zitten. Hij was boos op zichzelf.
Ze gaf hem een klopje op zijn grote hand. 'Gianni, het is al een week geleden. Als hij het water heeft overleefd - en dat is nog maar de vraag - kan hij hier van honger zijn omgekomen. We weten dat de mensen in de omgeving hem niet te eten hebben gegeven.'
Ze hadden er genoeg gesproken. Boeren net zo goed als vissers en geen van allen zagen ze eruit alsof ze geneigd waren voor iets te zorgen dat niet tot hun eigen huishouden behoorde. Niemand had zelfs een kleine zwarte spaniel gezien, een mager beest met een hongerige blik, eenzaam en in de war omdat hij niet begreep waarom het hutje waar hij woonde dag aan dag verlaten was. Eigenlijk kon het niemand iets schelen. Alleen Gianni Peroni, die hoopte dat hij met zijn dierenliefde alles kon goedmaken.
'Hij is hier,' hield Peroni vol. 'Dat weet ik gewoon.'
'Daar gaan we weer. Instinct. Wees nou eens realistisch, wil je? Dat arme ding is waarschijnlijk verdronken.'
'Nee! Jij weet niets van honden. Spaniels zijn dol op water. Hij zou heen en weer naar de stad kunnen zwemmen, als hij dat wilde.'
'Daar geloof ik niks van.'
'Geloof het nou maar,' zei hij en hij draaide zich om naar de vlakbij gelegen sprietige rio en begon weer telkens opnieuw de naam van de hond te roepen. Ze wachtte tot hij zweeg om adem te halen en pakte zijn hand steviger beet.
'Is het nooit bij je opgekomen, hondenmens die je bent, dat die rotbeesten soms alleen komen als ze door iemand worden geroepen die ze kennen?'
'Dat is niet waar! We hadden vroeger thuis een hond. Die kwam naar iedereen toe die zijn naam kende.'
Ze dacht even na. 'Hoe heette hij?'
'Guido!'
'Goed. Dan zal ik je eens een beetje dierenpsychologie bijbrengen. Honden gaan af op lettergrepen. Duidelijk van elkaar afgescheiden brokken taal. Guido
- gwie-do - is een uitstekende naam omdat hij uit twee zeer duidelijke lettergrepen bestaat, het ideale aantal voor iets met hersenen ter grootte van een bescheiden aardappel. Bovendien, en dat is heel belangrijk, worden deze lettergrepen van elkaar gescheiden door een harde medeklinker, een medeklinker die wordt uitgesproken wanneer je het middenstuk van je tong omlaagbeweegt, van je verhemelte af.'
Hij keek haar nors aan. 'Ik denk niet dat honden iets van harde medeklinkers snappen.'
'Dan vergis je je. Vraag me niet hoe ik het weet - het is al heel lang geleden
- maar ze begrijpen er alles van. Een hond met een goede naam als Guido weet wanneer iemand hem roept, zelfs als het een volslagen vreemde is. Of hij gehoorzaamt is een tweede natuurlijk.'
'Leidt dit nog ergens toe?' vroeg hij.
'Nou en of. Guido is goed. Xerxes - denk er maar eens aan hoe je dat uitspreekt, kser-kses - is verschrikkelijk. Geen harde medeklinker. Twee rommelige lettergrepen. De hond heeft hem natuurlijk talloze malen gehoord van Piero en door de vele herhalingen en de intonatie in de stem van zijn baasje geleerd wat hij betekende. Uit de mond van iemand anders klinkt hij als een grote brij. Duidelijk?'
'Ja. Wat moet ik dan doen?'
'Mee naar huis gaan. Dan gaan we morgen terug naar Rome en proberen we weer een normaal leven te gaan leiden, voor zover dat met onze disfunctionele persoonlijkheden mogelijk is.'
'En de hond?'
Ze liet zijn hand los en zwaaide vermanend met haar vinger. 'Je kunt niet alles redden, Gianni. Dat gaat gewoon niet. Op een gegeven moment zul jij - en Nic en Falcone - moeten accepteren dat er in deze wereld slachtoffers vallen. Trouwens, stel dat je hem vindt. Wat ga je dan doen?'
Ze zag de schuldbewuste, ontwijkende blik op zijn gezicht en wenste opeens dat ze de vraag nooit had gesteld. Een man die regelmatig dingen redde, wist altijd wel een plekje om ze onder te brengen.
'Nee. Zeg maar niets. Het wordt die nicht in Toscane weer, he?'
'Niet echt,' antwoordde hij en hij haalde een verkreukeld stapeltje papier uit zijn jasje, legde het op de tafel en streek het glad. Het bovenste vel was een fax van een memo uit de Questura in Rome. De rest bestond uit vellen papier met slechte kleurenfoto's van een boerderijtje, niet veel groter dan het hutje van Piero Scacchi, papieren zoals je van een makelaar kreeg.
'Ik was toch al van plan het hierover te hebben. Ze hebben ons een sabbatical aangeboden. Mij, Nic, Falcone. Sabbatsjaren zijn helemaal in in Rome op dit moment. Verfrist de geest. Of zoiets.'
Ze had gehoord dat ze gegeven werden, meestal aan mensen met wie de bazen zich geen raad wisten. Het idee alleen al maakte haar achterdochtig.
'En wat voor soort sabbatical zou dat dan wel zijn? Zoiets als "We hoeven je geen geld te betalen, maar jij rot op en zorgt dat we geen last van je hebben"?'
'De baan is er nog als je hem wilt. Je gaat gewoon weg. Voor zes maanden. Een jaar. Of langer, als je wilt.' Hij zweeg even en likte langs zijn lippen. 'Misschien voorgoed. Mijn neef Mauro heeft nog een tweede boerderij. Varkens. Hij kan hem niet verkopen. Ik zou hem een tijdje voor niets mogen hebben. Om te zien of ik er iets van kan maken.'
Ze haalde diep adem. 'Laat je me in de steek? Voor varkens?'
'Nee!' wierp hij tegen, geschokt door de beschuldiging. 'Ik ga alleen als jij ook een sabbatical kunt krijgen. Dat zal niet zo moeilijk zijn. Ik ken een paar mensen...'
'Ja, hoor eens. Ik ga geen varkens fokken.'
'Artsen hebben ze overal nodig,' zei hij met een schouderophalen. 'Je zou een baan bij het medisch centrum in het dorp kunnen krijgen. Het zijn aardige mensen.'
'Heb je dat al gevraagd?'
'Min of meer. Maar allemaal heel vrijblijvend. Niet...'
Hij zuchtte en kneep in haar vingers. Dikke vingers. In sommige opzichten leken ze op elkaar.
'Het is volgens mij tijd eens iets anders te proberen. Leo zal nog wel een paar maanden uit de running zijn. Nic heeft ook plannen.'
Geen lijken. Geen mortuarium. Geen budgetten. Ze kon het appartement onderverhuren. Ze kon weer een tijdje levende mensen gaan behandelen. Het was best aantrekkelijk. Het probleem was dat er een bepaald soort moed voor nodig was en dat ze niet wist of ze die had.
'Het was maar een idee. Ik had het met jou moeten bespreken voor ik die papieren aanvroeg,' gaf hij toe. 'Sorry. Stom van me.'
'Als het zou lukken, Gianni, weet je wat dat zou betekenen? Dan gaan we misschien nooit meer terug. Geen Rome meer. Geen Questura meer. Geen lijken. Geen pret.'
'Is dit pret volgens jou?'
'Soms wel. We hebben elkaar eraan overgehouden, of niet soms?'
'Ja, maar...'
'Wat nou "ja maar"? We zijn hier goed in. Wij allemaal. Het enige probleem is dat jullie drieen niet weten wanneer je moet ophouden. Jullie gaan er altijd voor de volle honderd procent in en pakken alles aan. Daar moet een einde aan komen.'
Dat vond hij niet leuk. 'Misschien kunnen we het niet anders.'
'Dan wordt het misschien tijd dat jullie dat leren.'
Hij protesteerde niet. Peroni was altijd bereid alternatieven te overwegen. Dat was nog zo'n onvoorspelbare eigenschap van hem die haar aangreep.
'En als ik dat doe, kunnen we dan allebei met sabbatical?'
Ze keek hem recht in zijn gehavende gezicht. 'Wil je dat echt?'
'Dat weet ik niet,' antwoordde hij eerlijk. 'Wat denk jij?'
'Ik denk dat we die hond moeten zien te vinden.'
'Je zei dat hij dood was!'
'Dat is hij waarschijnlijk ook. Maar je moet het probleem eens van een andere kant benaderen. Je hebt de juiste vraag niet gesteld. Ook al weet je hem, sterker nog, ik weet hem, omdat je me al alles over dat beest hebt verteld.'
Hij bleef zwijgend, verbaasd zitten.
'Kom op, zeg,' verzuchtte ze. 'Het ligt toch voor de hand?'
Teresa Lupo stond op en ging op pad naar het kleine hutje. Ze was ervan overtuigd dat het niet op slot zat. Ze was ervan overtuigd, door wat ze van hem wisten, dat Piero Scacchi een man was die van alles wat belangrijk voor hem was een reserve-exemplaar had.
Gianni Peroni bleef gehoorzaam aan tafel zitten wachten en zodra hij haar zag terugkomen, begon het hem te dagen.
Toen ze terug was, legde ze het oude, vieze jachtgeweer voor hem neer en zette ze de doos patronen die ze had gevonden aan haar kant van de tafel.
'Voor mij hoef je niets te doden,' zei ze.


3

'Er zat een stof op de voorschoot,' legde Falcone uit. 'Een industrieel oplosmiddel. Een middel dat overal in laboratoria wordt gebruikt, en ook in enkele productieprocessen. Soms in glasblazerijen. Het heet keton. Heb je er wel eens van gehoord?'
Ze schudde haar hoofd. 'Het is lang geleden dat ik met chemicalien te maken heb gehad.'
'Er moet een voorraadlijst zijn. We zouden het kunnen nakijken.'
Raffaela Arcangelo keek hem kwaad aan. 'Waarom? Uriel en Bella zijn dood en begraven. De hele wereld denkt dat hij weet wie ze heeft vermoord: Aldo Bracci. Nic is het er niet mee eens. Hij denkt dat Hugo Massiter het heeft gedaan en dat hij Massiters redenen ook weet. Wie van de twee het ook is geweest...' Ze haalde haar schouders op. 'We kunnen het ze niet meer vragen.'
'Dat is waar,' zei hij en hij knikte instemmend. 'Maar laten we toch eens over die redenen nadenken. Bella was in verwachting. Niet van haar broer. Dat geloof ik echt niet. Van Massiter. Dat dacht ze tenminste en waarschijnlijk maakte ze de Engelsman het leven zuur. Chantage in een of andere vorm, vermoed ik. Dreigen met moeilijkheden bij het tekenen van het contract. Ik heb de indruk dat Bella altijd precies wist wat een man zijn zwakke plekken waren.'
Ze knikte. 'Je hebt zoals gewoonlijk weer gelijk.'
'Dank je. Maar waar het mij vooral om gaat, is het middel. Bella werd in haar eigen slaapkamer met simpel geweld gedood, of op zijn minst bewusteloos geslagen, en daarna bracht de dader haar naar de oven om van het lijk af te komen. Wreed, maar niet echt ongebruikelijk. Uriel daarentegen...'
Hij tuurde naar het graf. Ze sloeg haar armen over elkaar en keek naar hem.
'Ik begrijp werkelijk niet waar je het over hebt.'
'Het is net of we twee verschillende misdrijven door twee verschillende daders hebben. Het einde van Uriel, die bewerkte voorschoot, is aarzelend, halfslachtig, bijna alsof het niet helemaal opzettelijk was. Uit Teresa's aantekeningen heb ik opgemaakt, dat het slechts een zeer kleine kans van slagen had. Zelfs als de branders van de oven vastzaten, zodat de temperatuur ongewoon hoog was, was de kans zeer klein dat stof die met die substantie was geimpregneerd, vlam zou vatten. Uriel had vreselijke pech. Het is mogelijk dat de aanwezigheid van alcohol de gebeurtenissen heeft versneld. Dat zullen we nooit weten. Toch is het net of de persoon die dat heeft gedaan, niet zeker wist of hij het misdrijf eigenlijk wel wilde plegen. Hij liet het over aan het toeval, liet het lot beslissen of het de voorschoot vlam zou laten vatten en de persoon die opgesloten was in die ruimte, zou veroordelen tot wat op het eerste gezicht een dood door ongeval kon worden genoemd. Was dat werkelijk gebeurd en was Bella niet ook vermoord, dan...'
'Dan?'
'Dan zou het zijn afgedaan als een bedrijfsongeval met dodelijke afloop. Geen twijfel mogelijk. En daarom geloofde ik aanvankelijk ook dat Bella op de een of andere manier medeplichtig moest zijn geweest. Maar toch...'
Hij had zo hard gewerkt om het te begrijpen. Zelfs nu kostte het hem nog moeite alle details op een rijtje te krijgen. Leo Falcone was zich ervan bewust dat zijn hersenen niet meer zo efficient, zo rechtlijnig werkten als vroeger.
'Ik zie het probleem niet,' zei ze.
'Het probleem is dat het contrast met het feitelijke einde van Bella nauwelijks groter had kunnen zijn! Dat was snel, resoluut, bloederig. Opzettelijk, voorspelbaar. Normaal, als je dat woord zou kunnen gebruiken als je het over moord hebt.'
Ze keek achterom naar de uitgang. 'We moeten zorgen dat we hier niet achterblijven. Duurt het nog lang?'
'Nee.'
'Fijn. En je oplossing?'
'Die was eenvoudig, toen ik er eenmaal over had nagedacht. Al die sleutels. Al die lintjes. Jullie zijn een familie die alles zoekmaakt. Mensen die iets pakken terwijl het van een ander is.'
'Iedereen maakt fouten,' zei ze scherp.
'Zeker. En, omdat ook hij wel eens een fout maakte, pakte Uriel die avond de voorschoot die voor Bella was bedoeld en zij die van hem. Ze droeg hem in de glasblazerij en ze vroeg zich af waarom het er zo heet was en de branders zo moeilijk af te stellen waren. Zonder dat haar iets overkwam, tot ze enigszins van slag naar het huis terugging met het gevoel, stel ik me zo voor, dat er iets niet in orde was.'
Raffaela gaf blijk van haar aarzelende instemming door haar wijsvinger op te steken. 'Zoiets zou er gebeurd kunnen zijn, neem ik aan.'
'Zo is het gebeurd. En als ze terugkomt, staat onze weifelende moordenaar, iemand die het lot wilde laten beslissen of Bella blijft leven of sterft, voor een keuze. Berusten of handelen? De klus afmaken of doen alsof er niets is gebeurd?
Dat zal lastig zijn geweest. Er waren natuurlijk geen voorbereidingen getroffen. Maar wat er gedaan moest worden... dat moest in een paar tellen worden beslist, en daarom ging de dader toen er voor geweld werd gekozen, zo overijld te werk. Bella's dood moest snel worden bewerkstelligd, voordat de dader ging twijfelen. Dit was geen beredeneerde, afstandelijke gebeurtenis meer. Het vereiste kracht, vastberadenheid. Die bloedspetters op de muur van de slaapkamer...'
'Voor zover ik weet,' merkte ze op, 'was Hugo Massiter een sterke en vastberaden man.'
'Zeker. Maar er gebeurde ook iets onverwachts. Voor ze wordt vermoord, belt Bella Uriel, die halfdronken, half slapend in het kantoortje zit. Ze vertelt hem dat er iets met de oven is. Dat hij oververhit raakt. Misschien wil ze daar met hem overleggen. Dus gaat hij een beetje vroeger dan anders naar de glasblazerij. Als hij er komt, staat de deur op een kier. Dat is heel normaal, want hij viel nooit goed in het slot, en hij trekt hem achter zich dicht. De oven is nu volkomen op hol geslagen. De val die voor Bella was opgezet, klapt dicht met hem erin, wat absoluut niet de bedoeling was.'
Hij zag dat ze naar het graf blikte en zich toen omdraaide met een radeloze, verdrietige blik in haar ogen. 'Ik heb toch altijd al gezegd dat het een ongeluk was,' mompelde ze.
'Dat klopt. Wat Uriel betreft, heb je ongetwijfeld gelijk. Het spijt me dat dat geen troost voor je is. Ik zou willen dat ik de gebeurtenissen op een andere manier kon interpreteren. Echt.'
Tot zijn verrassing glimlachte ze. 'Jij was de enige met een vriendelijk woord, weet je dat. Van het begin af aan. Het viel me direct al op dat je een bijzondere en nogal ontroerende belangstelling voor andere mensen hebt, Leo, maar heel weinig voor jezelf.'
Hij gebaarde naar de rolstoel. 'Ik heb tijd om te veranderen. Ik zal proberen als een gewoon mens te denken. Niet als een inspecteur van politie.'
'Is dat wat je doet? Ik had meer de indruk dat je als een crimineel dacht.'
Het was een scherpe observatie, tot op zekere hoogte. 'Als je naar verklaringen zoekt, moet je de gebeurtenissen van beide kanten bekijken. Vanuit de dader. En vanuit het slachtoffer. Criminelen interesseren me. Dat geef ik toe. Ik heb nooit zoveel waarde gehecht aan de opvatting dat ze zo geboren zijn. Er gebeurt iets. Ze worden ergens door gevormd. Als ik weet waardoor, dan...'
'Dan word je een beetje zoals zij.'
Het was een constatering, geen vraag. Hij had geen zin een discussie aan te gaan.
'Het is mijn werk. En wie met pek omgaat, wordt ermee besmet. Maar je snapt niet wat ik wil zeggen. Criminelen worden gemaakt, niet geboren. Zelfs een man als Aldo Bracci.'
Haar gezicht lichtte op van verbazing. 'Aldo Bracci was een bruut en een dief!
Hij is al die jaren geleden met Bella naar bed geweest! Dat weet je!'
'Het was een Bracci,' verklaarde Falcone. 'Deed hij niet precies wat er van hem werd verwacht?'
Ze zweeg. Toen ging Raffaela op de bank naast het graf zitten, keek op haar horloge en zei: 'We moeten gaan. De laatste boot vertrekt zo.'
'Ik ben bijna klaar. Aldo Bracci brengt me bijna bij het einde. Waarom denk je dat hij die avond naar het feest van Massiter ging? Met een vuurwapen en Bella's sleutels bij zich?'
Ze schudde haar hoofd. 'Nic zei dat hij dacht dat commissario Randazzo de sleutels in Bracci's zak had gestopt nadat hij hem had neergeschoten. Dat lijkt me zeker een mogelijkheid. Randazzo werd door Massiter betaald. Het ligt voor de hand, nietwaar? De commissario wilde ervoor zorgen dat Bracci de schuld kreeg van de moord op zijn zus, zodat Massiter vrijuit zou gaan.'
Falcone fronste zijn wenkbrauwen. 'Nic is jong en slim, maar hij moet nog veel leren. Ik heb die avond met Randazzo staan praten. Hij had nauwelijks genoeg tegenwoordigheid van geest om de kans te grijpen Bracci te doden. Meer kon hij niet. Aldo had die sleutels bij zich. Iemand, Massiter zelf misschien, of een ander, heeft ze aan hem gegeven. In een anonieme brief, zeg maar. Een brief waarin werd gesuggereerd dat ze op Massiters jacht waren gevonden, of in dat appartement op het eiland, het bewijs dat Bella, zijn eigen zus, door de Engelsman was vermoord omdat ze zwanger was. Bracci was al dronken. Het zou voor hem genoeg aanleiding geweest kunnen zijn.'
'De Bracci's zijn gewelddadige mensen. Ze vereffenen hun rekeningen altijd.'
Falcone viel haar bij. 'Wat iedereen uiteraard wist. En als Aldo stomdronken bij zo'n gebeurtenis verscheen, met de sleutels in zijn zak, en onzin begon te schreeuwen, tegen Hugo Massiter nota bene, wie zou hem dan geloven? Het zou alleen eens te meer bewijzen dat de broer schuldig was, wat hij ook beweerde. Door zijn maatschappelijke positie en zijn karakter zou hij van meet af aan gedoemd zijn. Het is een slimme truc. De boosheid en reputatie van een man tegen hemzelf keren.'
Hij ving haar blik. 'Het was pech dat hij jou het eerst zag. Dat hij jou uitkoos.'
'Ik stond bij de deur. Ik was de eerste die hij tegenkwam. Jij was op dat moment druk bezig met iets anders. Onattent, mag ik wel zeggen.'
'Sorry. Ik wilde dat ik meer tijd met je had doorgebracht. Echt waar.'
Ze vroeg: 'Is dat het? Kunnen we nu gaan?'
'Sleutels,' mompelde hij en het beeld van de blokhut in de bergen kwam weer bij hem op. 'Of beter gezegd, een sleutel. Uriels sleutel van de glasblazerij. Daar begreep ik helemaal niets van. Hij bracht me van de wijs en ik betwijfel het of ik er ooit achter was gekomen zonder...'
Een ontmoeting met zijn jongere ik, op een plaats in hun eigen gemeenschappelijke verbeelding, een terugkeer naar een beslissend moment dat van Leo Falcone de man had gemaakt die hij was.
'Sleutels zijn stukjes metaal,' zei ze. 'Je bent beter met mensen.'
'Er was een deel afgevijld,' ging hij verder. 'Had ik dat al verteld?'
Raffaela keek strak naar haar horloge en zei: 'Leo. De boot.'
'De boot kan wachten. Hij was afgevijld en ik begreep maar niet waarom. Of liever gezegd, ik zag maar een reden, bekeek alles van een kant. Uriel lag dood in een afgesloten ruimte. Iemand had de enige sleutel die hij had, bewerkt om ervoor te zorgen dat hij het niet deed. Het leek allemaal heel rechttoe rechtaan. Dat was gedaan om hem binnen te houden. Een andere reden kon er niet zijn. Maar toch...'
'Leo!' riep ze, op haar pols tikkend.
'Ik ben heel dom geweest.'
Hij keek haar recht in het gezicht en wist nu dat hij zich niet vergiste, dat er op deze verlaten begraafplaats, met het lijk van Uriel Arcangelo een meter diep in de grond naast hem, een soort ontknoping zou volgen, hoewel hij niet wist of het er eentje was die hij wilde en waar hij uiteindelijk toe zou leiden.
'De sleutel was afgevijld om hem buiten te houden, Raffaela,' zei hij en ongewild verhief hij zijn stem. 'Je wilde Bella dood hebben. Niet Uriel. Juist niet. Je wilde haar de glasblazerij in sturen, waar de branders waren vastgezet, zodat ze steeds harder gingen branden, met een voorschoot die vlam zou vatten als het lot het wilde. Je moest ervoor zorgen dat Uriel niet naar binnen kon als hij dat wilde. Dus vijlde je de sleutel af. Uriel zou, als hij erheen ging, het slot of de drank de schuld geven. Daarna zou hij op zoek gaan naar Bella's sleutels en ze nergens kunnen vinden. Uiteindelijk zou hij de persoon wakker maken die hem het meeste na stond. Zijn zus. Jij zou tijd rekken, vermoed ik. Je vermoedde hoelang het zou duren voor de oven zijn werk had gedaan. En tegen de tijd dat jij er was om de deur open te maken, zou Bella dood zijn. Het slachtoffer van een naar bedrijfsongeval dat niemand ooit volledig zou kunnen verklaren, maar dat verder geen achterdocht wekte.'
Ze leunde met gesloten ogen naar achteren op de bank en zei niets.
'Maar Bella, of Uriel, pakte de verkeerde voorschoot. De oven was in slechtere staat dan je dacht. En daar kwam al het andere uit voort. Bella die terugging naar het huis en jouw onvermijdelijke reactie. De noodzaak de schuld eerst op Aldo Bracci te schuiven. Vervolgens, toen jij de gebeurtenissen niet meer in de hand had, de moord op Bracci en die op Gianfranco Randazzo. De dood van Massiter ook, die gelukkig pas overleed nadat het eiland dat je zo verschrikkelijk haat, was verkocht. Zo veel sterfgevallen ten gevolge van zo'n simpele vergissing die niemand had kunnen voorzien, jij al helemaal niet.'
Drie meeuwen, vechtend om een stukje eten, krijsten boven hun hoofd. Toen was het stil. Ze waren nu alleen op de begraafplaats, wist hij, vergeten door een beheerder, belast met het bewaken van dit dodeneiland na zonsondergang, die een stuk verderop in zijn wachthuisje zat.
'Droom je van ze, Raffaela?' vroeg hij.

4

Het had drie dagen geduurd voor de Questura Costa en Peroni liet gaan. Toen het besluit eenmaal was genomen, werkten ze het tweetal in luttele seconden haastig het gebouw uit met de goede raad nooit meer terug te komen. Er zouden geen represaillemaatregelen worden genomen. Zaken als die van Hugo Massiter moesten in hun geheel worden begraven, of niet. Dus nam Nic Costa afscheid van Venetie en pakte, met een mat gevoel van berusting, het eerste vliegtuig naar Rome, een vlucht die hij had uitgekozen omdat hij op Ciampino landde, het kleine vliegveld niet ver van de Via Appia. Een plek die hij miste en vreesde tegelijk, omdat hij niet wist wat hem te wachten stond op de oude boerderij waar hij zich in de veel te korte tijd die ze er samen hadden doorgebracht, eindelijk weer thuis had gevoeld. Emily was buiten bezig met de druiven die als zwart met groene slingers boven het terras hingen, toen de taxi hem voor het huis afzette. Een rieten mand vol fruit stond bij de deur. Ze droeg een spijkerbroek en een oud katoenen T-shirt en haar blonde haar, dat nu een tint lichter was dan het in Venetie was geweest, was uit haar gezicht gekamd.
Hij zette zijn tassen op de oude tegels en hield het boeket omhoog dat hij op de luchthaven had gekocht: rozen en fresia's en alles wat maar lekker rook. Ze keek ernaar en lachte.
'Dat is al het tweede boeket dat ik in een paar weken krijg,' zei ze. 'Ga je me verwennen?'
'Ik weet niet...'
Hij schudde zijn hoofd. Ze wees naar het betimmerde terras. Daar hing het bosje peperoncini dat Gianni Peroni op Sant' Erasmo van Piero Scacchi had gekocht. Het vruchtvlees van de pepertjes was al aan het rimpelen in afwachting van de winter.
Emily knikte naar de mand met fruit en ging toen aan de tafel zitten. Costa voegde zich bij haar.
'Ik dacht dat ik ze maar beter kon plukken. Het zijn er zo veel. Er moet iets aan die druif gedaan worden. Je kunt planten niet jaar in jaar uit hun gang laten gaan. Wat doe je trouwens met al die druiven?'
'Mijn vader maakte er vroeger wijn van. Gewoon vino novello. Simpele boerenwijn. Hij is drie maanden lekker en dan wordt het azijn. Hij heeft nooit tijd gehad me te laten zien hoe het moest. Of ik heb nooit tijd gehad het te leren. Een van de twee. Dat weet ik niet precies.'
'Je hebt nog twee weken vrij. Je zou het nu kunnen leren.'
Nee. Hij had hier al over nagedacht.
'Ik heb je een vakantie beloofd. Waar je maar wilt. In Toscane. Het maakt mij niet uit. Zeg het maar.'
'Hier,' zei ze ogenblikkelijk. 'Nergens anders. Dit is waar we moeten beginnen, Nic. Je moet me de plaatsen uit je jeugd laten zien. Ik wil fietsen kopen, zodat je met me over de Via Appia kunt gaan fietsen. En ik wil wijn leren maken. Vind je dat wat?'
Hij wilde haar in zijn armen nemen, maar durfde het niet. Hij wilde haar vertellen wat hij dacht en kon de woorden niet vinden.
'Ik wist niet of je er nog zou zijn,' zei hij. 'Ik had het je niet kwalijk genomen als je was weggegaan.'
Emily Deacon liet haar hoofd naar achteren zakken, haalde de spelden uit haar haar en schudde het los.
'Je kent me duidelijk nog niet goed genoeg,' zei ze. 'Ik heb niet de gewoonte een man stilletjes te verlaten. Als ik vertrek, zul je geschreeuw horen en taal die je nog nooit met een vrouw uit mijn milieu hebt geassocieerd. Begrepen?'
Hij pakte haar handen over de tafel heen vast.
'Mooi,' ging ze verder. 'Zou je me hebben gehaat? Als ik was weggegaan?'
'Ik zou je hebben gemist. Ik zou mezelf hebben gehaat.' Hij keek in haar scherpe, onderzoekende ogen. 'Het spijt me zo. Ik heb me nooit gerealiseerd hoe diep we erin verwikkeld waren, en wat ik van je vroeg. Kun je me dat ooit vergeven?'
Er verscheen een lichte, wrange glimlach. 'Jou vergeven is nooit het probleem geweest. Het gaat om mij. Ik weet niet of ik mezelf kan vergeven.'
Tijd, dacht hij. Dat was wat ze nodig hadden. Tijd en elkaar. 'Zeg me wat ik moet doen.'
'Wees jezelf. Wees hier als ik je nodig heb.'
Costa dacht aan zijn vader en de turbulente periode die hij in zijn leven had gekend toen hij begin dertig was. Uiteindelijk was er een soort rust gekomen, maar dat was niet zonder verdriet en offers gegaan. Kennelijk hoorde dat bij menselijke relaties, en het was enkel het kind in hem dat wilde geloven dat er een andere, minder zware weg was.
'Dat beloof ik,' zei hij. 'Het valt allemaal niet mee, he?'
'Nee. Maar ik heb het gevoel dat het beter is dan het alternatief.' Ze boog zich naar voren en kuste hem op de wang. 'Dat is de reden dat ik hier nog ben. Zolang ik dat gevoel hou, is dat de reden dat ik zal blijven.'
'Dan mag ik mezelf wel gelukkig prijzen.'
'Nou en of,' beaamde ze. 'Hoe is het trouwens met Leo? Gaat hij straks weer aan het werk?'
Costa had de vorige ochtend met Falcone in het ziekenhuis doorgebracht. 
Het was fijn te zien dat hij vooruitging, hoewel de man op de een of andere manier was veranderd, evenals hun relatie.
'Hij is aan de beterende hand. Leo komt wel weer terug in de Questura. Uiteindelijk.' Hij pakte een trosje druiven dat op tafel lag. 'Voor dit in azijn verandert. We gaan allebei terug.'
'Allebei?'
Ze boog zich vol verwachting en enigszins gespannen naar voren om de rest te horen. Het was goed nieuws. Daar had Costa zichzelf van overtuigd.
'Ik heb eerst nog een kleine opdracht.'
'Waar?' vroeg ze snel.
'In Rome. Alleen in Rome. Met een beetje reizen waar jij volgens mij ook van zou kunnen genieten.'
'Nic...'
Hij had de vorige middag onder een lange en aangename lunch in een duur restaurant ver weg van de toeristische gelegenheden bij de Rialto alles doorgesproken met Luca Zecchini. Het was een onverwacht aanbod, maar de carabinieri en de staatspolitie werden geacht van tijd tot tijd samen te werken. Het was ook een beloning, een verdiende beloning.
'Zecchini's mensen hebben die bestanden gekraakt die jij ze had gegeven. Vrijwel de eerste keer dat ze het probeerden.'
'Dat kan niet.'
'Ze hebben het wachtwoord gevonden. Het was gebaseerd op het telefoonnummer van Massiters vorige huis in Venetie. Blijkbaar -'
'Blijkbaar werken er bij de carabinieri heel slimme mensen,' onderbrak ze hem.
'Wat hebben ze ontdekt?'
'Namen. Bankrekeningen. Routes. Transporten. Alles. Het is een goudmijn. Lees de kranten maar de komende paar weken. Dan zul je het zien. Het is de grootste doorbraak die ze in jaren hebben gehad.'
Ze lachte. 'Hugo leek me altijd al het soort man dat slordig was met dat soort dingen. Hij voelde zich onkwetsbaar. Hij wist dat ze hem nooit zouden aanpakken.'
'Dat hebben ze ook niet gedaan. Ze hebben alleen het slot geforceerd. Zonder jou...'
'Dan...' Emily keek weemoedig maar de tuin met het welig tierende onkruid en de slecht verzorgde groenten. 'Ik wilde bijna zeggen dat het dan de moeite waard is geweest. Maar dat was het niet.'
Nic Costa keek haar aan, zorgde ervoor dat ze wist dat hij er hetzelfde over dacht. Hij had iets geleerd in Venetie. Dat er voortaan een limiet gold voor de prijs die hij zichzelf, of iemand anders, zou laten betalen.
'Nee,' beaamde hij, 'dat was het niet. Er staat voor de lente een kunsttentoonstelling op de kalender. In Rome. De grootste in jaren. Zecchini heeft me voorgedragen als veiligheidsmedewerker. Het is een beloning. Ik krijg zulke mooie dingen te zien. Er komt een Caravaggio uit Londen voor de gelegenheid. Een jongen gebeten door een hagedis. Ik moet ervoor zorgen dat hij heel hier komt en weer terug. Een heleboel andere ook. Jij bent in Londen geweest. Ken je het?'
'Ja, het is prachtig,' zei Emily en haar gezicht drukte weer de vertrouwde vreugdevolle geestdrift uit. 'Er is een jonge, onschuldig uitziende jongen, met een bloem in zijn haar, het soort waar Caravaggio van hield. Hij steekt zijn hand in een schaal fruit. Opeens springt er een kleine hagedis uit en bijt in zijn hand. Hard. Je kunt zien dat hij schrikt en dat het pijn doet, en het is des te wezenlijker omdat hij genot verwachtte. Het is, denk ik, een allegorie van het onverwachte verdriet dat je soms krijgt wanneer je eigenlijk het tegenovergestelde verwacht. Heb je het nooit gezien?'
Schilderijen hadden de laatste tijd geen deel van zijn leven meer uitgemaakt. Hij realiseerde zich nu hoezeer hij ze miste.
'Als je je bagage hebt uitgepakt, kun je me helpen met het fruit,' verklaarde Emily Deacon. 'Caravaggio of niet, ik ben niet van plan al die druiven te laten wegrotten.'
Nic Costa popelde van ongeduld om, met Emily aan zijn zijde, het doek van dichtbij te zien, in het echt, even bezield als op de dag dat het was geschilderd.
'Iedereen wordt wel eens door de hagedis gebeten,' zei hij. 'Het enige wat telt, is wat er daarna gebeurt.'

5

'Waarom ga je hierop door, Leo?'
Hij vond het een merkwaardige vraag. 'Omdat het mijn werk is.'
'Zonder jezelf af te vragen wat het doel is? Of de prijs?'
Ze zat stil, zelfverzekerd op de bank. Hij hoorde de stoot van de hoorn van de vaporetto toen deze van de kade aan de andere kant van het eiland wegvoer.
'Het is mijn werk,' zei hij nogmaals.
'Maar waarom? De Venetiaanse Questura zal niet naar je luisteren. Niemand zal naar je luisteren. Zelfs je eigen mensen niet, denk ik. Heb je het ze verteld?'
'Nee,' gaf hij toe. 'Ik wilde het eerst met jou bespreken.'
'Altijd een heer,' zei ze met een klein glimlachje.
'Er is bewijsmateriaal,' merkte hij op. 'Je hebt het ons zelf bezorgd. Het overhemd met het monogram van Massiter en Bella's bloed. In het tweede dn a-monster op dat overhemd, dat voornamelijk zweet is, zit geen Y-chromosoom. Dat hoorde Teresa kort voordat Massiter werd gedood, te laat helaas om nog van nut te zijn. Het is vrouwelijk dn a. We hebben geen monster van dat van jou, maar ik durf er heel wat onder te verwedden dat het hetzelfde is.'
'Ik deed alle was in dat huis, sommige stukken op de hand,' zei ze half lachend. 'Zou dat zo'n verrassing zijn?'
'Maar dan...'
Leo Falcone had hier tot zijn ontzetting nooit aan gedacht. Hij werd zich er nu plotseling van bewust dat hij in het ziekenhuis meer van zijn scherpte had verloren dan hij had beseft. Maar er was nog een simpel feit onafgedaan.
'Ik heb Teresa gevraagd me dat overhemd te brengen. Het monogram was met de hand geborduurd, wat ongebruikelijk zou zijn voor een man die gewend was zijn overhemden in grote aantallen te kopen, zelfs van de beste kleermakers. De snit was ook niet zo goed. Eerder een overhemd voor Uriel dan dat van een welvarende Engelsman.'
Ze bleef hem verbijsterd aankijken zonder iets te zeggen.
'Jij hebt zelf de letters op Uriels bebloede overhemd geborduurd toen je doorkreeg in welke richting Nic dacht. Je wilde er zeker van zijn dat de schuld op Massiter werd geschoven, als Bracci niet meer verdacht werd, maar natuurlijk niet te snel, want dan kwam het contract in gevaar. Een technisch onderzoek zou dit allemaal kunnen ophelderen...'
'Je bent een man in een rolstoel, Leo. Geen inspecteur die de leiding heeft over een moordonderzoek. Overhemden met een slechte snit? Met de hand geborduurde letters? Denk je nou echt dat iemand naar dit gebazel zal luisteren, behalve ik?'
Hij wist niet zeker of dat hem nog iets kon schelen.
'Ik was blij met deze ontdekking,' ging Falcone verder. 'Als het overhemd echt van Massiter was geweest, kon het alleen hebben betekend dat jij het van tevoren had gestolen, met het idee Bella te vermoorden in gedachten; dat waar ik mee te maken had, een kwestie van voorbedachte rade was, niet een wanhopige improvisatie achteraf. Ik was heel blij dat ik het op dat punt niet bij het verkeerde eind had.'
Raffaela Arcangelo zei niets en zag hoe ongemakkelijk hij zich voelde nu hij zo'n persoonlijke bekentenis had gedaan.
'Mannen denken nooit over dat soort dingen na, he? Wassen. Schoonmaken. Naaien. Al het vervelende werk. Al het sloven. Dat gebeurt gewoon ergens anders, door een paar onzichtbare handen. Mijn broers zagen het geen van allen. Zelfs Uriel niet, hoewel hij van allemaal toch nog het meeste weg had van een echt mens. Ik was gewoon een onderdeel van het mechaniek van dat huishouden. Net een machine of een of andere ondergeschikte van buiten.'
'Het lijkt wel alsof je ze haatte,' zei hij verrast.
Ze zuchtte en keek naar de rij ceders die hen scheidde van de muur van lichte baksteen rondom de begraafplaats en van de lagune. De bomen ruisten in de aantrekkende wind die door de op handen zijnde seizoenswisseling werd aangewakkerd.
'Soms wel. Niet vaak. Meestal voelde ik niets. Helemaal niets. Ik was de vrouw. Ik moest daar aanhoren hoe Michele zijn belachelijke, wilde plannen verzon om ons weer rijk te maken. Ik moest toekijken hoe Gabriele glas produceerde dat nooit verkocht zou worden, terwijl we, met een paar veranderingen, met enige aandacht voor wat de buitenwereld wilde, tenminste nog iets hadden kunnen verdienen.'
'Michele dacht dat dat de taak van de capo was.'
'Inderdaad! En een vrouw zal dat nooit worden, he?
'Sorry.' Falcone was echt geschrokken. 'Ik dacht eigenlijk dat het om simpelere dingen ging.'
Hij wilde niet verdergaan, maar ze keek zo verbijsterd, dat hij onmogelijk kon blijven zwijgen. 'Ik vroeg me af of Bella Massiters enige verovering in het huishouden was. Of er misschien sprake was van jaloezie.'
Ze lachte hardop en liet daarna haar gezicht in haar handen zakken. Toen ze hem weer aankeek, stonden er tranen in haar ogen, tranen van vrolijkheid en verwondering, naar het scheen.
'Dacht jij dat ik met dat creatuur naar bed zou gaan, Leo? Lieve hemel... Hoe kon je zo blind zijn? En je bent zo opmerkzaam in zo veel andere zaken! Soms sta ik echt versteld van je.'
Maar het was makkelijk geweest blind te zijn. Er was sprake geweest van een lichte jaloezie, die de blindheid had uitgelokt. Dat begreep Leo Falcone wel. Gevoelens maakten alles ingewikkeld en hadden dat steeds gedaan.
'Ik ben nog nooit met iemand naar bed geweest,' zei ze. 'Ik ben een zevenenveertig jaar oude maagd die haar hele leven kuis getrouwd is geweest met een enkel geloof: dat de Arcangelo's de grootste glasmakers ter wereld zijn en dat we alleen maar hoeven te wachten, als insecten gevangen in amber, tot de rest van de wereld zover is, dat hij dat feit erkent. Wat nooit zou gebeuren, en dat beseften ze geen van allen, behalve ik. Wat Hugo Massiter ons ook voor het eiland bood,'
- haar bruine ogen keken hem opeens fel aan - 'we zouden het aannemen. Ik was niet van plan die laatste kans verloren te laten gaan. Zeker niet vanwege zo'n kleine slet als Bella die met iedereen het bed in zou duiken en achteraf nog eens langs zou gaan om haar prijs door te geven.'
'Heeft ze je verteld dat ze zwanger was?'
Raffaela schudde verwonderd haar hoofd. 'Natuurlijk! Hoor jij wel wat ik zeg? Ik was de huissloof. De bediende die waste en kookte en schoonmaakte, terwijl Bella om de avond een uurtje of twee in de glasblazerij werkte en de rest van de tijd met heel Venetie naar bed ging. Ze vertelde het me omdat het niet uitmaakte. Al die druk die ze op Massiter uitoefende. De dreigementen het hele contract onderuit te halen. Ze geloofde in Micheles dromen, dat Massiter ons harder nodig had dan wij hem. Die vrouw was te stom om te begrijpen dat ze in feite onze eigen toekomst in gevaar bracht.'
'Je had haar kunnen overtuigen.'
'Je luistert nog steeds niet,' antwoordde ze, opeens bitter. 'Bedienden overtuigen niemand. Als Bella was gestorven, zoals had moeten gebeuren, dan zouden we allemaal beter af zijn geweest. Maar nu... Ja! Ik heb Bracci dat briefje en de sleutels gestuurd. Ik verwachtte dat hij zichzelf en plein public voor schut zou zetten, meer niet, en als hij de schuld kreeg, mij best. Of het kon Massiter worden, als Nic wilde volharden in zijn obsessie. Op voorwaarde dat we eerst zijn geld kregen.'
Ze keek naar het graf, de verse aarde en de splinternieuwe steen met de pas uitgehouwen naam. 'Toen ze terugkwam naar het huis, heb ik haar gedood. Daarna ben ik naar bed gegaan. Er viel verder niets meer te doen. Die arme Uriel maakte altijd fouten. Hij liep altijd de verkeerde kamer in, pakte altijd het verkeerde stuk gereedschap. Ik heb zo vaak zijn hachje gered. Ik kon er niet elke minuut van de dag zijn.'
Ze stak een slanke hand uit naar het witte marmer en ging met een lange wijsvinger over de letters van zijn naam.
'Droom ik van ze?' vroeg ze. 'Niet meer. Het leven is een reeks beslissingen. Goede en slechte. Meestal onomkeerbaar. Ik ga niet achteromkijken, Leo. Daar is niets te zien. Uriels dood was een tragisch ongeluk. De anderen waren ieder op hun manier criminelen, zonder veel genegenheid voor mensen. Wat ik het meeste betreur' - haar hand liet de grafsteen los en strekte zich uit naar de zijne
- 'is wat jou is overkomen. Het was zo onterecht, en het gevolg van zo'n onzelfzuchtige daad. Ik vind het vreselijk. Toen ik zag in wat voor staat Bracci was, dat hij een wapen had, heb ik geprobeerd hem tegen te houden. Je hebt gezien wat ervan kwam.'
Haar vingers sloten zich om zijn hand; haar ogen keken in de zijne. 'En jij wilde me beschermen. Ik heb je zo vaak verteld hoe vreselijk veel spijt ik had, in dat ziekenhuis, als ik naar je keek en niet wist of ik ooit nog die vonk in je ogen zou zien. Daar had ik kapot aan kunnen gaan. Maar aan iets anders niet. Ik was er bijna boos om, weet je. Ik dacht dat ik te oud en te afgestompt was om nog ergens door geraakt te worden. Jij bewees dat ik me vergiste.'
Hij schudde zijn hoofd. 'En al die verwoeste levens?' vroeg hij.
'Welke?' luidde haar snelle reactie. 'Het mijne? Dat van mijn broers? Van Bracci dan? Waag het niet daar een oordeel over te vellen. Wat dacht je van de levens die jij met je halsstarrigheid kapot hebt gemaakt? De jonge Nic, die zijn relatie met die lieve Amerikaanse vrouw op het spel heeft gezet omdat hij dacht dat iets waar jij waarde aan hechtte, een of ander vaag, onduidelijk idee van gerechtigheid, kostbaarder was dan een eenvoudige menselijke emotie als liefde. En jij zelf? Is het niet een beetje ironisch dat het enige waar ik spijt van heb, betrekking heeft op wat jou is overkomen? En dat dat het laatste is waar jij zelf aan denkt?'
'Ik doe wat ik doe!'
Ze stond op en trok de kraag van zijn colbert strakker over zijn overhemd. De wind wakkerde aan. Het was bijna avond. Er lagen stellig koude nachten in het verschiet, weken te vroeg.
'En wat gaat er nu gebeuren, inspecteur Falcone?' vroeg ze bars. 'Je hebt hier een vrouw die bereid is een tijdje voor je te zorgen en, mijn hemel, je zult die zorg hard nodig hebben. Zouden we allebei niet eens voor een keer een beetje egoistisch moeten zijn?'
'Dit gaat niet om jou en mij. Dit gaat om de wet...'
'Ga toch heen met de wet! Welke wet weerhield Hugo Massiter ervan te zijn wat hij was? Aan welke wet voelen al die corrupte politici en politiemensen zich gehouden? Hang de martelaar maar uit als je dat zo nodig moet, maar zoek dan ten minste een betere zaak uit.'
Hij was met stomheid geslagen. En hij voelde zich moe. Dat kwam vaak voor tegenwoordig. Hij was gehandicapt, hoezeer hij zich ook tegen dat idee verzette.
Ze haalde haar mobiele telefoon tevoorschijn. 'Nu moet ik een van die taxidieven bellen. Maar goed dat ik eindelijk een beetje geld heb.'
'We zijn nog niet klaar!' wierp hij tegen.
Raffaela keek hem aan met een gezicht vol sympathie en affectie. Toen wist Leo Falcone het even niet meer. Venetie ging hem de pet te boven, besefte hij, en dat was steeds zo geweest. Het was gewoon zijn eigen arrogantie die hem van het tegendeel had proberen te overtuigen.
'Wat deze kwestie betreft, wel, Leo,' zei ze resoluut. 'Ik neem je nu mee terug naar het ziekenhuis. Volgende week gaan we maatregelen treffen om je naar Rome over te plaatsen. Ik hoop dat je wilt dat ik meega, maar dat is volledig aan jou.'
'Zorg dat ik hier sneller weg kan,' zei hij, bijna zonder erbij na te denken. 'Ik heb genoeg van deze stad.'
Ze glimlachte en boog zich, voor hij er bezwaar tegen kon maken, over hem heen en kuste hem op de wang. Leo Falcone voelde haar zachte lippen vochtig, warm en uitnodigend langs zijn huid strijken en probeerde zich te herinneren wanneer hij voor het laatst door een vrouw was omhelsd.
'Je bent niet de enige,' zei ze. 'Maar dit is voorbij, Leo. Over de dingen die we hier hebben besproken, zal ik nooit meer een woord zeggen. Nooit meer, begrepen? De wereld is voor de levenden, niet voor de doden.'
'Maar -'
Een dunne vinger drukte op zijn lippen.
'Niks maar. Dat is de afspraak. Als je hem niet nakomt... als je op een dag het onzalige idee mocht krijgen mij een politiebureau in te slepen en deze zaken opnieuw ter sprake te brengen, dan doe ik iets waar je spijt van krijgt, dat zweer ik.'
Hij wachtte af.
'Dan beken ik, Leo,' zei ze liefjes, terwijl ze de rolstoel beetpakte en hem naar de uitgang draaide. 'Daar kun je van op aan.'

6

Gianni Peroni stond bij de kleine rio en zei telkens het j-woord, terwijl hij het ongeladen wapen op de avondhemel richtte. Misschien kwam het door het jachtgeweer, of door de mogelijkheid dat er iets zou veranderen. Om welke reden dan ook, Teresa Lupo merkte, toen ze hem zo gadesloeg, dat haar zintuigen buitengewoon scherp waren. Ze kon elke mug in het riet horen zoemen, het gekwaak van kikkers, het onwelluidende gekrijs van ruziende meeuwen en nu en dan, zo zacht, dat het nauwelijks meetelde, de spookachtige weeklacht van een vaporetto, ver weg in de stad.
Toen, dichterbij, iets subtielers. Sluipend, kruipend, een dier dat zich schuilhield in het struikgewas, dat oplette, afwachtte en de informatie die zijn zintuigen doorgaven, probeerde te ontcijferen.
Ze zat aan de picknicktafel en keek met een schuin oog naar het stapeltje papier met bovenop de foto's van de kleine boerderij. Ze was vastbesloten niet naar de details te kijken omdat ze wist dat die haar alleen maar zouden afschrikken. Het was een klein, verwaarloosd bedrijf. Een heel andere wereld dan het drukke centro storico. Een mogelijkheid. Hoger schatte ze het niet in. Peroni riep nogmaals het j-woord. Nog kwam het dier niet.
Ze dacht na over de situatie. De laatste boot naar de stad ging over een halfuur. Ze was niet van plan de nacht door te brengen in het hutje van Piero Scacchi. Er zat echt niets anders op.
'Ik neem het terug,' verklaarde ze. Ze wierp hem de doos met patronen toe, die hij met een van zijn enorme handen en een grote grijns op zijn gezicht opving. 'Geef de hond wat hij wil. Als je dat kunt tenminste.'
Hij liet zijn hoofd schuin zakken. Een glinsterend oog knipoogde naar haar. Ze was verbaasd, en ook een beetje ontzet, toen ze zag hoe vaardig hij een paar patronen uit de doos greep, de rest liet vallen en er vervolgens twee in het wapen stopte zonder te hoeven kijken, waarna hij het jachtgeweer met een besliste, luide knal dichtklapte.
'Als ik dat kan?' vroeg hij. 'Ik ben een jongen van het platteland, hoor. Geboren en getogen. Dat moet je nooit vergeten.'
'Goed dan, plattelandsjongen...' wilde ze net zeggen, toen alles overbodig werd door wat hij deed.
'Hond!' riep hij op dwingende, autoritaire toon.
Binnen een paar seconden kwam er een gevederde gedaante uit het riet. Het sierlijke lijfje, opgejaagd door wat klonk als een rauw, scherp geblaf, schoot als een pijl omhoog. Peroni richtte het jachtgeweer. Een enkel, inmiddels bekend geluid verbrak de stilte van de lagune. Teresa keek geschokt maar vol bewondering, en een beetje verbaasd, hoe het bundeltje veren in elkaar kromp tot een balletje en daarna in een stekelige struik aan de andere kant van de rio viel. Een zwarte gedaante joeg er door het water half zwemmend, half springend achteraan, verdween een moment in de vegetatie en kwam toen met een triomfantelijke, energieke tred tevoorschijn met iets zachts stevig tussen zijn kaken geklemd.
Gianni Peroni ontspande het jachtgeweer, liet de twee patronen, een lege en een scherpe, op de grond vallen, hing het wapen over zijn arm en stak zijn open hand uit over de rio.
'Brave hond,' verklaarde hij luid. 'Brave hond. Kom dan.'
Piero Scacchi's spaniel dook met de dode vogel op uit het riet en paradeerde trots en vol verwachting naar hem toe.
Met zijn samengeklitte, onverzorgde pels zag hij er even mager uit als een in de steek gelaten wees. Het dier wandelde naar Peroni, liet zijn trofee voor zijn voeten vallen en ging zitten, een vermoeide zwarte driehoek met een onzeker kwispelende korte stompe staart, die zijn ogen strak op zijn gezicht gericht hield en volledig opging in de prijzende woorden van de man.
Teresa Lupo keek toe hoe de twee elkaar bewonderden en zei niets. Na verloop van tijd keek Peroni, terwijl hij dat zwarte kopje klopjes gaf, op naar haar met het ernstigste gezicht dat ze van hem kende.
'Je wilt er niet heen, he?' vroeg hij.
'Nee,' zei ze onmiddellijk. 'Nog niet in elk geval.'
Niet wanneer de mogelijkheid reeel werd. Het was ook geen lafheid. Iets zei Teresa dat dromen op eigen terrein nagejaagd hoorden te worden, niet ergens in een of ander Neverland.
Toch was het een lieve hond. Volkomen ongeschikt voor de stad, waar hij doodsbang zou worden van het lawaai en het verkeer en alle drukte.
'Laila zou dol op hem zijn,' ging ze verder. Het meisje was een van Peroni's beschermelingen, een levenslustige tiener die aan het herstellen was op een boerderij in Toscane, iemand die het dier zou verafgoden als ze even de kans kreeg.
'Dat weet ik,' beaamde Peroni zo snel, dat ze besefte dat hij de hele tijd al met de gedachte had gespeeld. Hij zag er helemaal niet teleurgesteld uit. Hij kon zijn gevoelens goed verbergen. Dat wist ze.
Rustig en stil liet Gianni Peroni een oude leren riem om de hals van het dier glijden en hield hem stevig, met liefde vast.
'Kom,' zei hij. 'We gaan.'