Het huis uit de hel
Het was liefde op het eerste gezicht, en niet voor het eerst zou dat mijn ondergang blijken. Ik was al twee jaar op huizenjacht, op zoek naar de volmaakte Venetiaanse woning. Ik wist niet wat voor soort woning ik wilde, ik wist alleen dat het een bovenverdieping moest zijn met aan alle kanten een schitterend uitzicht. Ik keek en keek, en net als de ezel in Winnie-the-Pooh, hoe meer ik keek, hoe minder ik kon vinden. Makelaars hadden me palazzi laten zien, piani nobili, appartamenti, maar niets wat ik gezien had, kon mij ook maar enigszins bekoren.
Tot Mirco, de kruidenier op de hoek, vertelde dat hij gehoord had dat een appartement in het palazzo verderop, het vrijstaande met de tuin, te koop was. Drie telefoontjes later had ik de eigenares gevonden en zij wilde het me wel laten zien.
Als zo veel mensen die door rampen worden getroffen, was ik een bereidwillige handlanger bij mijn eigen vernietiging. Ik ging, liep door de met onkruid overwoekerde tuin, door het vaag naar katten riekende trappenhuis, langs de scheurtjes in de muur, en kwam in het appartement. Ik vond er niets bijzonders aan, tot de eigenares naar de ramen aan de voorkant liep en de luiken nonchalant opengooide. Heel Venetië leek zich voor me te buigen. Ietsje naar rechts was de bovenkant van de voorgevel van de Santi Giovanni e Paolo te zien, recht vooruit in de verte de klokkentoren van de San Francesco della Vigna, een soort miniatuur-San Marco, en links daken en nog meer daken, allemaal glinsterend bruin, zich koesterend in de zon. Door andere ramen zag ik de klokkentoren van de San Marco zelf, een kanaal dat zich glad en groen onder mij uitstrekte, een tuin, meer daken. Omdat ik naar het uitzicht keek, keek ik niet naar de muren: ik zag alleen wat ik wilde zien. En dus kocht ik dat appartement, in mei 1996. Wat zei je? Een bouwkundig rapport laten maken? Het eerst door een architect laten bekijken? Ben je gek? Er kwamen twee vrienden die het appartement bekeken, ze zeiden dat het uitzicht fantastisch was, en toen zette ik de koop door, en was het appartement van mij.
Twee weken later vroeg ik mijn architect om eens te komen kijken, dan konden we het meteen over de werkzaamheden hebben die ik nog in gedachten had: twee badkamers die moesten worden gerenoveerd, een nieuwe keuken, misschien dat het parket een beetje geschuurd moest worden. Hij keek naar het uitzicht, dat hem aangenaam trof, maar omdat hij architect was keek hij ook naar de muren, die hem helemaal niet aangenaam troffen. Hij boog zich uit het raam, keek naar de muur eronder, draaide zich naar mij toe en zei, uiteraard met een metafoor die alleen een Italiaan kon verzinnen: 'Non mi piace quello spanciamento del muro.' 'Die buik in de muur bevalt me niet.'
'Die buik?' vroeg ik, de onschuld zelve.
Hij legde uit wat hij bedoelde en liet het me zien.
Op dat moment begon mijn ondergang, hoewel ik het op dat moment nog niet besefte. Hij verzekerde mij dat het geen probleem zou zijn de andere bewoners van het palazzo over te halen om in te stemmen met structurele verbeteringen, dus waarom niet alvast met mijn eigen verbouwing beginnen terwijl ik daarop wachtte? Zo gezegd, zo gedaan. Ik liet mensen komen die in zeven kamers de gipsen plafonds verwijderden om de originele, zeventiende-eeuwse balken bloot te leggen, balken van dertien meter lang en allemaal niet alleen mooi, maar ook nog intact. Toen kwam de schilder, die alle balken schuurde, en meteen ook de nog gave houten platen ertussen, een klusje waar drie mannen een maand mee zoet waren.
De andere eigenaars lieten zich niet zo makkelijk overtuigen als mijn architect had gedacht en wilden er niet aan dat het gebouw structurele problemen zou hebben. Ze wilden bewijzen zien en daarvoor moest ik een bouwkundig ingenieur regelen om de precieze aard en mate van de tekortkomingen van het gebouw vast te stellen. Zijn rapport onthulde dat er twee eigenaars geleden een restauratie had plaatsgevonden die het gebouw zoveel zwaarder had gemaakt (en wie had de vergunningen afgegeven, en wie had de werkzaamheden geïnspecteerd?) dat het was verzakt. De muren waren daarbij zodanig verzwakt dat zijn rapport bondig besloot met de vaststelling dat het gebouw 'in pericolo' was.
Duidelijke zaak, dacht ik; ik hoefde de andere vijf eigenaars alleen maar uit te leggen dat het gebouw in gevaar verkeerde, en ze zouden, gedreven door de ingevingen van het gezonde verstand, de handen ineenslaan om de boel zo snel mogelijk te laten opknappen. Hoe had ik, na meer dan twintig jaar in Venetië, nou ooit op het gezonde verstand van Venetianen kunnen vertrouwen?
Om kort te gaan (want als ik er te lang bij stilsta, krab ik oude wonden open): we kibbelden anderhalf jaar over de vraag of er nu wel of niet sprake was van een gevaarlijke situatie. Daar kwam ook een andere bouwkundige bij kijken, die de diagnose van de eerste uiteindelijk ten volle bevestigde. Je zou denken dat iedereen hun conclusies zou aanvaarden - maar nee hoor, dit leidde er slechts toe dat er een derde bouwkundige aan te pas moest komen.
Intussen waren de schilders klaar met het schuren van de balken. Drie dagen nadat zij hun werkzaamheden hadden afgerond, arriveerden de twee architectuurstudenten die het dakappartement hadden gehuurd (niet te zien vanaf de straat en niet bewoond toen ik mijn appartement kocht, zodat het bestaan ervan mij helemaal was ontgaan), en elke stap die zij zetten, elke techno-cd die ze draaiden, elke opmerking die ze maakten weergalmde in mijn appartement. Vervolgens begon het te regenen en stroomde water uit hetzelfde appartement bij mij naar binnen, deze keer vanaf het illegale terras dat tijdens de verbouwing was aangelegd. Toen begon het opnieuw te regenen en deze keer kreeg ik wateroverlast door een verstopte afvoer op het dak. Vervolgens barstte er een leiding in de douche van het studentenappartement en kreeg ik nog meer wateroverlast. Het leek wel acqua alta op de derde verdieping.
Vergeet ik nog iets? De dalmatiër van de eigenaar van het appartement op de eerste verdieping die mijn tuin met een tapijt van uitwerpselen bedekte? De kat van de bewoner op de tweede verdieping die de trap in grote lijnen voor hetzelfde doel gebruikte? De tuinmuur waarvan steeds meer brokstukken op de straat voor het palazzo belandden? De boiler die het vertikte zichzelf 's nachts uit te schakelen, wat een gasrekening opleverde van meer dan zeventien miljoen lire in één jaar, waarvan ik 28 procent moest betalen, al had ik er niet eens dat hele jaar gewoond?
Meer dan een jaar leed ik onder dat huis. Ik holde van ambtenaar naar ingenieur, van vergadering naar architect, alles in een poging de andere bewoners zover te krijgen dat ze het officieel vastgestelde en kristalheldere feit dat ons palazzo in gevaar verkeerde eindelijk aanvaardden. Ik dacht nergens anders aan, praatte nergens anders over; mijn vakanties en trips buiten Venetië hadden hoe langer hoe meer direct met het huis te maken. Toen werd ik op een ochtend om een uur of vier gewekt door het geluid van een zware motor, alsof iemand een vrachtwagen in mijn woonkamer had geparkeerd en de motor laten draaien. Ik ging kijken. Er was geen vrachtwagen, maar het geluid was er nog wel. Het bonsde in mijn hoofd. Stress.
De volgende morgen belde ik een makelaar en vroeg haar mijn appartement te verkopen. Nee, ik had geen prijs in gedachten: wat ze er maar voor kon krijgen. Ik had er meer dan een jaar voor betaald en weigerde er nog langer voor te betalen. Een week later belde ze dat ze een slachtoffer, sorry, een koper had gevonden. Hij kwam kijken en ik legde, in chronologische volgorde en zonder één keer in tranen uit te barsten, alle problemen van het appartement aan hem voor. Nee, niet omdat ik zo ongelooflijk eerlijk ben, maar omdat ik niet wilde dat er nog een achterdeurtje open bleef waardoor hij de koopovereenkomst in de toekomst toch nog zou weten te ontbinden. Maar hij wilde het nog steeds kopen.
Volgende maand tekenen we voor de overdracht. Ik woon inmiddels in een huurappartement en ik lees geen advertenties van makelaars meer. Ik slaap goed. Het kabaal is verdwenen. Nog even en hetzelfde geldt voor dat appartement.