STAF SCHOETERS
Coup de foudre
Ze kwam plots opdoemen in Harry's uiterst linkse gezichtshoek, toen hij vertragend voor het stoplicht naar een lagere versnelling schakelde. Haar gejaagde manier van bewegen had zijn aandacht getrokken, maar dat hij bleef kijken, ook toen hij reeds stilstond, had meer te maken met haar voorkomen.
'Moordgriet' was de term die hem spontaan te binnen schoot. In de beslotenheid van de auto zei hij het hardop, wat hem verraste, want hij was niet het type dat zich normaliter in dergelijke bewoordingen uitliet. In andere omstandigheden had hij haar misschien omschreven als een 'schoonheid', maar hier en nu dekte die term geenszins de lading. Bij iedere stap strekte ze haar soepele, slanke lichaam tot in zijn extremiteiten en in haar vlucht kleefde de zijdeachtige stof van haar zomerjurk tegen haar borsten en dijen. Ze leek een boegbeeld in de branding en er ging een niet te miskennen sensualiteit van haar uit.
Op een drafje liep ze het trottoir af naar het kruispunt. Haar lange kastanjebruine haar waaierde voor haar gezicht toen ze, voor ze de zijstraat overstak, achterom keek naar een man die haar met gedecideerde pas achterna-kwam. De man was donker en atletisch. Zijn zwarte geoliede haar, terugwijkend van zijn hoge voorhoofd, lag strak achterover tegen de schedel van zijn gebruinde hoofd, dat als een rotsblok op massieve schouders rustte. Zijn compacte bewegingen hadden de ingehouden kracht van een machine onder stoom. Hij riep de vrouw iets toe wat schor en dreigend klonk. Ze gaf er geen gevolg aan. Toen ze zich weer wegdraaide meende Harry in haar gelaatstrekken woede te bespeuren, of was het angst?
Bars en rendez-vous hotelletjes vormden het decor waartegen het voorval zich afspeelde. Misschien was het probleem inherent aan de buurt en was hij getuige van een verhit argument tussen een straathoertje en een ontevreden klant of pooier. Een plausibele verklaring weliswaar, maar om de een of andere reden hechtte Harry er geen geloof aan. Een luid geclaxonneer maakte een eind aan zijn overpeinzingen.
Hij vervolgde zijn weg, hield de linkerrijstrook aan, maar zijn gedachten bleven hangen bij het voorval. Pas toen het tweetal uit zijn achteruitkijkspiegel dreigde te verdwijnen, viel hij ten prooi aan een onweerstaanbare drang. Het was alsof diep in zijn wezen een elektrische spanning lol ontlading kwam. De stoppen sloegen door. Zonder uiterlijke aanleiding gooide hij het stuur om, overschreed de volle witte lijn, en maakte een perfecte u-turn. Geen wilsbesluit of overweging had het bruuske manoeuvre uitgelokt. Later zou hij aan dit cruciale ogenblik terugdenken en het in verband brengen met de ondoorgrondelijkheid van het noodlot.
Hij negeerde het gesticuleren van verbolgen automobilisten en slak onmiddellijk door naar de rechter rijstrook. Hij minderde vaart en reed tegen de zijberm aan die de boulevard scheidde van de zijlaan. Even voorbij het kruispunt waar hij de vrouw voor het eerst had opgemerkt, kreeg hij het duo opnieuw in de gaten. Ze liepen op de zijbaan langs geparkeerde wagens en voor zover hij kon uitmaken was de wedren nog volop aan de gang. 'Golden Brown' lag ruim drie lengtes voor op 'Oliebol'.
Alle vrijblijvendheid verdween echter uit zijn houding toen hij op gelijke hoogte met haar kwam en ze een fractie van een seconde in zijn richting keek. De paniek en frustratie in haar gelaatsuitdrukking losten op voor de tijd dat ze oogcontact hadden. Vrijmoedig staarde ze hem aan. Het leek wel of ze hem peilde. 'Ben jij iemand op wie ik kan rekenen?' flitste het in haar blik.
De confrontatie joeg adrenaline door zijn aderen. Zijn handen omklemden het stuur. Hij liet het gaspedaal los en de auto rolde verder in tweede versnelling. Even zag het ernaar uit dat de vrouw tussen twee geparkeerde auto's in op hem afstevende. Harry dwong zich uit de Medusa-impasse en, haar vlucht anticiperend, reikte hij over de passagiersplaats en opende het portier. Maar in plaats van verder te komen, hield ze halt bij de donkere Mercedes en morrelde aan het slot. Dat was precies wat haar achtervolger nodig had om zijn achterstand goed te maken. Harry zag het aankomen. De man greep haar langs achter beet, nam haar de sleutels af en ontsloot de auto.
'Klote!' brieste Harry. Hij wierp de deur aan zijn kant open. Een wagen die achter hem aan kwam kon een aanrijding op het nippertje vermijden. Snerpende remmen, de stank van verbrand rubber en een hoofd dat, uit zijn voegen van woede, boven een portierraampje uitkwam en hem verrot schold.
'Bekijk het maar!' riep Harry de bestuurder toe. Het voorval had nauwelijks enkele seconden in beslag genomen, maar toen hij omkeek naar de geparkeerde auto, drong het tot hem door dat hij te laat was. 'Oliebol' had ondertussen de Mercedes gestart. Met zijn ene vrije hand verhinderde hij zijn onwillige passagierster uit te stappen. De man haalde haar hardhandig naar zich toe en er vielen enkele rake klappen. De auto schoot de parkeerplaats af en draaide de zijlaan op. De vaart waarmee dit gebeurde, maakte dat haar hoofd achteruit werd geworpen tegen de hoofdsteun. Andermaal kruisten hun blikken elkaar. Het gaf hem niet zozeer het gevoel dat hij haar kende, dan wel dat hij haar heel zijn leven al had lopen zoeken.
Wat volgde lag in het verlengde van zijn initiële daad. De eerste dominosteen was gevallen en de kettingreactie zou niet uitblijven. Harry ging er achteraan.
De Mercedes reed de zijbaan af in
noordelijke richting tot aan het eerstvolgende kruispunt, waar een
stoplicht voor oponthoud zorgde. Harry kwam op de middenbaan op
gelijke hoogte tot stilstand. Tussen hem en zijn doelwit zat de man
die hem zo-even nog gek had verklaard. Met een malend gebaar ter
hoogte van zijn slaap herhaalde hij zijn standpunt, maar het was
alsof Harry dwars door hem heen keek naar de auto naast hem, waar
'Oliebol eveneens een mimespel opvoerde. De vrouw bleef evenwel
buiten beeld. Het verkeerslicht op de zijbaan sprong het eerst op
groen. De Mercedes schoot vooruit, zwenkte onmiddellijk naar links
en beschreef een halve cirkel over het kruispunt, waarna hij verder
zette in tegengestelde richting. Harry wachtte niet op groen en
beging zijn tweede en derde verkeersovertreding in nauwelijks vijf
minuten tijd. Zijn buur kon het niet velen en luchtte zijn
verontwaardiging met een claxonnade.
Harry's oude Opel was niet opgewassen tegen de paardenkracht die werd losgelaten op de rechte strook. De avondspits was al lang verteerd en de weg lag open en vrij. Dat hij de Mercedes desondanks in zijn vizier kon houden dankte hij aan de synchronisatie van de verkeerslichten. Wie harder reed moest langer wachten. Voor één keer wekte deze wetmatigheid bij hem geen ergernis. Bij oponthoud bleef hij achter en liet hij soms een auto voorgaan, al was dal waarschijnlijk een overbodige maatregel, want 'Oliebol' leek zich helemaal niet bewust van zijn aanwezigheid. Van de vrouw ving hij soms een glimp op in de zijspiegel aan haar kant; scherven van het ideaalbeeld dat hij najoeg. Ze liet niet merken dal ze hem had gezien. Zijn besluit stond vast: wat er ook mocht gebeuren, hij zou haar niet aan haar lot overlaten.
Een eind buiten het centrum sloeg de Mercedes linksaf en reden ze door een buurt met talrijke gerenoveerde oude herenhuizen. De smalle straten met aan weerskanten geparkeerde auto's bemoeilijkten het schaduwen. Als ze hier ergens zouden halt houden, voorzag Harry problemen van praktische aard. Zou hij in dat geval uitstappen en hun zonder meer confronteren, of zou hij afwachten tot de vrouw haar intenties duidelijk maakte? Hij kwam er niet uit, maar rekende erop dat als het zover was, hij gepast zou handelen naargelang van de omstandigheden. Voorlopig werd zijn doen en laten gedicteerd dooide remlichten en richtingaanwijzers van de auto voor hem. De dwangmatige achtervolging liet geen ruimte voor andere overwegingen. Halfweg een straat die uitkwam op het stadspark, zwenkte de Mercedes het trottoir op en stopte voor de garagepoort van een riant patriciërshuis. De poort opende door middel van een afstandsbediening. Harry kwam vol gas aanzetten en ging ter hoogte van het huis op de rem staan. Hij zag nog net hoe de vrouw op het laatste nippertje probeerde te ontkomen door de deur aan haar kant open te gooien, maar 'Oliebol' trok haar bij de haren weer binnen, waarna hij met gierende motor de garage binnenreed.
De poort sloot automatisch. Ze waren opgeslokt als Jonas in de walvis. Alles was hem liever geweest dan deze anticlimax. De gebeurtenissen van het afgelopen kwartier kwamen hem voor als een visioen.
Harry parkeerde de Opel in de straat en keerde toen terug tot voor het huis. Achter de voordeur van glas en smeedijzer lag de hal er verlaten hij. Onder de geelkoperen muurplaat met vermelding 'SHOLTO/Import - Export' zat een huistelefoon zonder verdere indicaties. Met moeite kon hij aan de verleiding weerstaan om aan te bellen. Het zou niets opleveren. Anders dan wanneer hij de man geconfronteerd had op straat, kon hij hem binnen de geborgenheid van zijn huis niet ter verantwoording roepen. Hij keek op naar de ramen op de eerste en tweede etage, waar hij hun aanwezigheid vermoedde achter de dichtgeschoven gordijnen.
Niettegenstaande de vele geparkeerde auto's was er in de straat weinig passage. Hij bleef een tijd staan luisteren, zich afvragend of achter die arduinen gevel een noodkreet kon doordringen tot buiten.
Muziektonen maakten hem attent op
een café schuin tegenover het huis. Harry stak de straat over. Hij
had behoefte aan een plek waar hij in alle rust de situatie kon
overschouwen.
Hij nam plaats bij het raam dat uitkeek op 'SHOLTO/Import -Export' en bestelde een drankje. De alcohol miste evenwel zijn effect, want zijn zenuwen bleven hem parten spelen en van relaxen kwam niets terecht. Zijn aandacht bleef bij de vensters aan de overkant, alsof hij zich elk ogenblik verwachtte aan een aanwijzing: een schaduw of een beweging, voor wat zich daarbinnen afspeelde.
Was hij dan zo bekommerd om het welzijn van die vrouw dat hij rust noch duur kende? Mogelijk, hoewel hij eerlijkheidshalve moest toegeven dat als ze hem was voorgekomen als een del, het incident hem niet het minst zou hebben beroerd. Ze had dus wel degelijk een onuitwisbare indruk bij hem achtergelaten. Zelfs als die man niet was komen opdagen, dan nog zou hij haar hebben achternagezeten, net zoals hij stellig wist dat als hij haar thans niet te zien of te spreken kreeg, hij hier morgen en desnoods alle volgende dagen terug zou staan. Hiermee had hij welis waar de symptomen geduid, de ziekte evenwel was nog lang niet bedwongen. In de luwte die volgde op zijn zelfonderzoek liet hij een tweede borrel aanrukken. Uit de jukebox klonk Frank Sinatra's 'I've got you under my skin'. Het zag ernaar uit dat hij het verdere verloop overliet aan het toeval. De vaststelling benauwde hem niet in het minst.
Het was ondertussen over negen. Hij zou opstappen omstreeks het tijdstip dat de schemering overging in duisternis.
Morgenochtend zou hij dan zijn vigilante hervatten tot hij haar te spreken kreeg en met haar een afspraak had bedongen.
De straatverlichting brandde al geruime lijd en de kelner had hem zojuist een consumptie voorgezet, toen hij in de gaten kreeg dat er aan de overkant licht naar buiten viel door een spleet in het gordijn op de tweede verdieping. De opening werd groter en een silhouet lekende zich af tegen een achtergrond van gelig licht. Hij twijfelde er geen ogenblik aan: zij was het. Ze stond daar onbewogen naar hem te kijken. Toen keerde ze hem haar profiel toe en wendde zich tot iemand in de kamer. Ze verdween en werd afgelost door 'prince charmant' in eigen persoon. Zo te zien was zijn aanwezigheid in het café het onderwerp van hun gesprek. Het gordijn werd weer gesloten en net als voordien verlichtte een zwak schijnsel de rechthoek van het raam.
Hoewel hij al die tijd had zitten wachten op een teken, was hij compleet verrast door hun verschijning. Wat hij gezien had was slechts vatbaar voor één verklaring: zij had de man attent gemaakt op zijn aanwezigheid en niets in haar houding liet vermoeden dat ze in gevaar verkeerde of onder dwang stond. Hun geschil was blijkbaar bijgelegd. Had het hele voorval dan niets meer om het lijf dan gekibbel onder geliefden? Het maakte geen verschil uit,zijn voornemen stond vast. Hij voelde de spanning uit zich wegebben.
Hij dronk zijn borrel en stond op het punt af te rekenen toen hi j de knal hoorde. Het geluid joeg opnieuw zoiets als een elektrische stroom door zijn ledematen. Hij twijfelde geen ogenblik aan de aard of de herkomst van de explosie. De kelner had het eveneens gehoord en mompelde iets over de terugslag van een motor. Harry beaamde meteen zijn veronderstelling. Waarom eigenlijk?
Zodra Harry alleen was ging zijn volle aandacht weer uit naar het venster aan de overzijde. Geen schaduw bewoog en achter de andere ramen bleef het donker. Niets liet vermoeden dat de relatieve rust achter de gevel van het handelshuis was verstoord door een schot. Nadat hij het pand gedurende enige tijd nauwlettend had gadegeslagen, verzocht hij de kelner hem het telefoonboek te brengen.
'SHOLTO/Import - Export' kwam erin voor zonder verdere omschrijving. Hij noteerde het nummer en begaf zich naar de telefoon in de doorgang naar de toiletten. Een rechtvaardiging waarom hij de politie niet verwittigde, als hij dan toch zo zeker was dat er aan de overkant een schot was gelost, had hij klaar toen hij na enig aarzelen de hoorn afnam en het nummer vormde: hij wilde zijn geheim met niemand delen.
Hij liet het toestel vijftien keer overgaan alvorens in te haken.
'Er neemt niemand op. Ik probeer het zo dadelijk nog een keer,' zei hij tegen de man aan de tapkast.
Terug op zijn observatiepost merkte hij tot zijn ontsteltenis dat er licht brandde in de hal. De mogelijkheid dat iemand het pand had verlaten gedurende zijn korte afwezigheid bracht hem in verwarring. Met zijn neus bijna tegen het venster aan en zijn handen als oogkleppen naast zijn gezicht, overschouwde hij de straat. Als zijn vermoeden klopte, was de vogel gevlogen. Hij kon zich tenslotte niet langer bedwingen en gebaarde naar de kelner. Even later bracht die hem de rekening en de mededeling dat meneer aan de telefoon werd gevraagd.
'Spreek ik met de chauffeur van de blauwe Opel, die zoeven nog in "The Forsyte" bij het venster zat?' De stem klonk helder en beheerst. Haar taal en uitspraak waren even onberispelijk als haar verschijning. Hij beaamde. 'Pik me dan over tien minuten op ter hoogte van het huisnummer negenendertig.' Ze legde neer.
Hij had niet eens geïnformeerd of
alles in orde was met haar.
'Rijden maar!' zei ze. 'Het maakt niet uit waarheen!' Ze trok het portier dicht en schikte haar regenmantel onder haar zitvlak vooraleer ze achterover leunde. Ze reden de straat uit. 'Woon je hier in de buurt?' Ze bleef strak voor zich uit kijken.
'De randstad. Niet zo gek ver hiervandaan.' Hij bekeek haar van opzij en zoals ze daar zat, de handen diep weggestoken in de zakken van haar jas die was dichtgeknoopt tot aan de hals, leek ze wel een fotomodel dat even relaxte tussen twee opnamen door.
'Woon je alleen?'
Hij knikte.
'Laten we naar jouw plaats gaan als je geen bezwaren hebt...'
Hij was al te zeer onder de indruk om te reageren.
'Ken ik je ergens van?' Voor het eerst draaide ze hem haar volle gezicht toe.
'Nee.'
'Ik dacht het al.' Haar blik brandde door zijn huid. 'Waarom zat je achter ons aan?'
Hij probeerde zijn gêne te verstoppen achter een glimlach.
'Waarom lachje?'
'Omdat ik er zelf ook geen verklaring voor heb,' zei hij tenslotte. 'Het was alsof ik met een elastiek aan je vastzat.'
En toen een reactie uitbleef: 'Die man...'
'Nu niet... later.' Ze maakte haar
handen vrij en masseerde haar vingers, waarbij ze haar
vingerkootjes een voor een liet kraken. Met zijn rechterhand
beroerde hij haar handen, zodat ze hun nerveuze activiteit
staakten, maar als verkrampt in haar schoot lagen.
Toen ze zijn appartement betraden voelde hij het haarscherp aan: een vrouw van haar kaliber hoorde niet thuis in zijn nederige stulp. Het triviale geconfronteerd met haar verschijning kreeg iets armoedigs. Hij zag haar eerder in een of andere luxueuze flat, omringd met designmeubelen en exquise kunstobjecten. Hij was haar dankbaar dat ze geen lullige opmerkingen maakte in de aard van: 'Je woont hier best gezellig.' In plaats daarvan taxeerde ze met één oogopslag het wrakhout dat zich had opgehoopt op de vloedlijn van zijn leven en liet het daar bij. De sofa vond ze blijkbaar het minst sjofele plekje, want ze ging er zitten.
'Wil je iets drinken, koffie of iets sterkers?'
'Water graag.'
'Trek je regenjas maar uit en maak het je gemakkelijk.' Hij was al weg naar de keuken waar hij tevergeefs zocht naar een fles water. Het zou leidingwater worden, getapt in het zindelijkste glas dat hij aantrof op het aanrecht. Toen hij zich omkeerde stond ze in de deuropening. Zé had haar jas uit. Op haar jurk, ter hoogte van haar taille, zaten donkerrode vlekken die schril afstaken tegen het gestreepte dessin.
'Jezus!' Het was het enige wat Harry op dat ogenblik kon uitbrengen.
'O, het is niets!' De wrange glimlach om haar mond moest duidelijk maken wat ze niet meteen onder woorden kon brengen: dat het niet haar bloed was. 'Is hij dood?' Hij reikte haar tegelijkertijd het glas aan, waardoor het klonk of hij had gevraagd: wil je er ijs bij?
Ze knikte met schokjes, wat het water in haar glas in beroering bracht. Er vielen enkele druppels op het linoleum.
'O, het spijt me,' zei ze.
'Ga rustig zitten.' Hij leidde haar terug naar de salon en liet haar plaatsnemen.
Ze zuchtte en sloeg haar handen voor haar gezicht. Wat ze zei klonk gesmoord: 'Ik deed het uil zelfverdediging...' Ze ging rechter zitten en met een felle gloed in haar bruine ogen zocht ze zijn blik.
'Je hebt hem toch bezig gezien... toen ik bij de auto stond, en ook achteraf... De gore klootzak!'
Zelfs de lijnen die van haar mondhoeken naar haar kin liepen, en die haar iets verbetens gaven, vond hij goed bij haar staan.
Zijn dromerige bewondering voor haar interpreteerde ze als twijfel met betrekking tot haar motieven. 'Ik moest wel, begrijp je? Hij had me anders nooit laten gaan...'
'Het wapen...' begon Harry aarzelend. 'Is het van jou?'
'Nee, natuurlijk niet. Wat dacht je, dat ik met een geladen pistool rondloop?'
'Heeft hij je bedreigd?'
'Hoe bedoel je?'
'Met het pistool...'
'Niet echt... Ik wist gewoon dat het in een lade lag. Het was mijn enige kans. Ik wilde hem alleen op afstand houden, maar hij bleef op me afkomen.' Met een beweging die hij haar eerder op de boulevard had zien maken, duwde ze een haarlok van haar voorhoofd weg. Het gebaar zou voor altijd in zijn geheugen gegrift staan. 'Ik mikte niet eens...'
Harry knikte en wikte het voor en tegen van haar argumenten alsof zijn eigen leven ermee gemoeid was.
'In dat geval is het waarschijnlijk raadzaam dat je je meldt bij de politie. Ik kan getuigen... Ik heb toch gezien hoe hij tekeerging.' In haar schampere oogopslag las hij haar ontgoocheling.
'Ja, ik begrijp het. Je wilt je ervan afmaken,' zuchtte ze en schokte onverschillig met de schouders. 'Ik neem het je niet kwalijk. Met mijn bekentenis en mijn aanwezigheid hier heb ik je al genoeg gecompromiteerd. Je hebt gelijk. Ik weet wat me te doen staat.' Ze kwam overeind.
Hij zou wel nooit ach terhalen of het al dan niet een loos voornemen was, want datzelfde ogenblik stond ook hij op en weerhield haar. Hij schaamde zich, maar meer nog voelde hij paniek bij de gedachte dat hij haar zou moeten afstaan; haar overlaten aan anderen.
'Vergeet alsjeblieft wat ik gezegd heb.' Hij legde beide handen op haar schouders. 'Ik zal je helpen. Wat je ook van plan bent en ongeacht de consequenties.'
Heel even leek ze verrast, toen brak een glimlach door: 'Ik wist het.'
'Hoe wist je dat dan?'
'Ik wist het daarstraks al op de boulevard.'
Dat ze hem feilloos had weten in te schatten stoorde hem niet in het minst. Overigens, had hij in haar niet onmiddellijk een 'moordgriet' gezien? Hij glimlachte op zijn beurt.
'Ik neem aan datje ondertussen ook een plannetje hebt om je hier uit te redden?'
'Reken maar!' Ze duwde hem speels het lege glas tegen de borst. 'En aan jou heb ik in dat verband ook gedacht.'
De vamp die zich nu zowat tegen hem aandrukte had niets gemeen met de vrouw die enkele minuten voordien ontredderd tegenover hem had gezeten. Het voelde niet aan als een verlies, maar het zette hem wel aan tot waakzaamheid.
'Je kende die man al, is het niet?'
'Ik kende hem lang genoeg om te weten dat het een hondse kerel is.'
'Was.'
'Ik wil niet hypocriet zijn,' zei ze. 'Ik ben behoorlijk geschokt door wat er is gebeurd en dat is maar normaal geloof ik, maar ik heb er geen spijt van. Begrijp me goed, ik heb dit alles niet op voorhand gepland, wat niet wegneemt dat hij kreeg wat hem toekwam.'
'En hoe moet het nu verder?'
'Met jouw hulp denk ik me uit de slag te kunnen trekken.'
'Dat is dan wel een aardig toeval, want wat als ik niet achter je aan was gekomen?'
'Inderdaad, van toeval gesproken...' Haar oogleden vernauwden zich en de vleesgeworden onschuld veranderde in een gewiekste intrigante. 'Als jij niet was komen opdagen had ik hem waarschijnlijk geen kogel door zijn bast hoeven te jagen.'
Wat ze zei en hoe ze hel formuleerde deden hem verrast opkijken.
'Verklaar je nader.'
'In het begin hield ik je voor een redder in nood, maar toen ik je opmerkte in het café aan de overkant sloot ik het niet uit dat je een van zijn mannetjes was die hij soms achter me aanstuurde om me in de gaten te houden. Ik maakte er een allusie op. Hij ontkende, maar herkende je wel als de man die achter ons aan was gekomen. Dat bracht hem op de gedachte dat ik er misschien wel een vriendje op nahield en mogelijk plannen koesterde om er met jou vandoor te gaan. Het ene woord bracht het andere mee.'
'De man...?'
Ze sneed hem de pas af: 'Die man liet ik achter in de salon op de tweede verdieping met een kogel in de hartstreek, en daar ligt hij voorlopig goed.'
'Ben je wel zeker dat hij dood is?'
'Voor honderd procent, geloof me.'
'En het pistool?'
'Liet ik bij hem achter.'
'Je gelooft toch niet datje het kunt voorstellen als zelfmoord?'
'Hou je me voor simpel?'
'De knal werd opgemerkt in de buurt... zelfs de kelner van het café aan de overkant maakte me er een opmerking over. Achteraf zullen ze precies het tijdstip kunnen vaststellen waarop hij vermoord werd. Ze zullen omwonenden ondervragen; misschien een buur die jullie bij aankomst gadesloeg...'
'"Als" en "misschien" buiten beschouwing gelaten is er momenteel één zaak van primordiaal belang...' Ze drukte haar gestrekte wijsvinger tegen het puntje van haar neus: 'Mijn auto moet zo snel mogelijk weg uit de garage.'
'Waarom deed je dat niet meteen?'
'Denk eens na,' beet ze hem toe. 'Eens het fatale schot gelost, moest ik rekening houden met het feit dat jij op zijn minst een vermoeden had van wat er was voorgevallen. Indien ik zonder meer buiten was gereden, had jij wel eens de politie achter me aan kunnen sturen... Juist toch!'
'Ga verder.'
'Dus moest ik eerst zien te achterhalen wie ik tegenover me had; aan wiens kantje zou staan en in hoeverre ik op je kon rekenen.'
'Wel, dat weet je nu.'
'Min of meer,' deed ze temerig, maar ze herpakte zich: 'Vandaar dat ik je nu pas confronteer met de vraag of jij mijn auto wilt oppikken.' Met geheven hand weerde ze zijn reactie af: 'Ik neem aan dat je wilt weten waarom ik die klus niet zelf klaar?'
Hij beantwoordde haar retoriek met een minzaam knikje.
'Eén: ik geef graag toe dat ik als de dood ben om dat huis nog een keer te betreden. Twee: ik loop erbij als een slachter en zelfs al sluit ik niet uit dat je komt aanzetten met vrouwenkleren, betwijfel ik of ze zullen passen...' Ze lachte smalend en vervolgde: 'En drie: waarom zou je het ook niet doen? Je parkeert je auto in de buurt, later halen we die samen weer op. Wie zou jouw auto trouwens in verband brengen met wat er is voorgevallen? Het huis ligt er verlaten bij en nieuwsgierige buren hoef je niet te vrezen want in de belendende panden zijn uitsluitend burelen ondergebracht. Het café aan de overkant sluit omstreeks dit uur, dus vanuit die hoek geen pottenkijkers. Je opent de garagepoort met de afstandsbediening, op de auto na raak je niets aan. Je rijdt buiten en sluit op dezelfde manier. Heen en weer, binnen en buiten... hooguit drie kwartier en je staat hier terug...'
'Zo te horen heb je aan alles gedacht.'
'Vind je niet, en dat voor een vrouw... Maar ik neem aan dat je er niets voor voelt?'
'Ik heb zo mijn twijfels.'
'Waarover?'
'Ik houd rekening met de mogelijkheid dat ik ginds word opgewacht door de politie.'
'Uitgesloten,' zei ze. 'De werkster komt niet voor morgenmiddag, en niemand...'
'Dat bedoelde ik niet.'
Haar tot perfecte bogen geëpileerde wenkbrauwen trokken samen.
'O, ik begrijp het. Je verdenkt me ervan dat ik hen zou tippen. Maar waarom? Zodat ze mijn wagen zouden vinden, en boven een lijk waar jij nooit aan of omtrent bent geweest? En van wie heb je dan die afstandsbediening? Heb je me die afgenomen misschien en hondje me hier gegijzeld? Wat mag je motief dan wel zijn? Overigens zat je in het café toen het bewuste schot werd gelost, dat kan de kelner bevestigen. En wat zou je twee uur later nog uitvreten op de plaats van hel misdrijf?' Ze stopte even om-dal ze buiten adem raakte of om hem bedenktijd te gunnen. 'Nu, wat zegje?'
'Dat je je maar eens wat moest opknappen,' zei Harry laconiek. Hij ging haar voor naar de badkamer. Ze volgde hem op de voet. Hij voorzag haar van toiletgerei en regelde de warmwaterkraan. Toen hij zich omdraaide stond ze geheel ontkleed voor hem. Een vrouw als zij, naakt, kende hij alleen van op de middenpagina van mannenbladen.
'Als je nu gaat, doen we straks waar je nu aan denkt,' zei ze.
'Als beloning voor bewezen diensten?'
'Nee, omdat we dan meer tijd hebben en kunnen relaxen. Ik hou niet van een vluggertje, dat vind ik meer iets voor konijnen.'
'Ik ken niet eens je naam.'
'Vita.'
'What's in a name,' zei hij.
Harry reed tweemaal de straat op en neer. Zo op het eerste gezicht had het leven er zich voor de nacht teruggetrokken achter de gevels, die een sombere en verlaten aanblik boden. Zelfs 'The Forsyte' gaf geen teken van leven meer. Nergens een patrouilleauto die geruisloos, maar met flitsend zwaailicht aangaf dat terwijl de burger sliep de politie waakte.
Hij parkeerde twee straten verder. Uit het handschoenkastje haalde hij een zaklamp ter grootte van een balpen en slak die op zak. Met de onverschillige tred van iemand die moe maar voldaan van een laat avondje terugkeert en die niets meer in het schild voert, behalve dan dat hij bij thuiskomst zijn slapende huisgenoten wil verschalken, liep hij dicht tegen de huizenrij aan naar het pand. In het schijnsel van de straatverlichting kwam het huis hem indrukwekkender voor dan daarstraks. De nissen en erkers vormden schaduwen die het geheel iets dreigends gaven, maar misschien kwam dat omdat hij wist wat erachter schuilging.
Met de afstandsbediening in de hand liep hij schijnbaar achteloos aan de ingang voorbij, maar zag toch zijn kans schoon om het mechanisme in werking te stellen. Een elektrisch motortje zoemde; een springveer kraakte en de poort schoof omhoog. Harry vervolgde zijn weg. Pas vier huizen verder gluurde hij achterom. In de huizenrij achter hem zat nu een donker gapend gat. Hij keerde op zijn stappen terug en observeerde de overkant. Nergens licht of beweging. Zonder aarzelen glipte hij de garage binnen en ging tot waar de straatverlichting niet doordrong. Roerloos en in complete duisternis bleef hij minutenlang staan luisteren. Slechts het tikken van een klok was hoorbaar, en juist dat vond hij zo vreemd. Het volgende ogenblik bezorgde hem zowat een hartinfarct, toen het klok-mechanisme de elektrische motor met een dof geratel als van een aflopende wekker opnieuw in werking zette. De heldere rechthoek die de uitgang aangaf werd smaller en verdween tenslotte, wat gepaard ging met een metalen galm. Hij wachtte nog een tijdje alvorens zijn penlicht te gebruiken. De lichtstraal onthulde de grijze Mercedes achterin de garage, die makkelijk ruimte bood voor drie grote personenauto's. Overal kartonnen dozen, opgetast lot piramiden, en dichter naar de uitgang toe ontdekte hij zwaarder tuig: lastwagentjes en een vorkhefkarretje.
De sleutel paste op het portierslot. Het interieurlicht sprong aan. Hij rook de geur van leder en haar parfum. De afstandsbediening hield hij reeds in aanslag tussen duim en wijsvinger, maar plots werd hij veel sterker dan voordien op de boulevard of in het cafe gegrepen door een nauwelijks te bedwingen nieuwsgierigheid. Hij had zich halsoverkop in dit avontuur gestort, te beginnen met drie verkeersovertredingen en nu eindigend met medeplichtigheid aan doodslag. Wat lette hem de zaak grondig uit te spitten? Hij had toch zeker het recht, zo niet de plicht, te weten met wat hij zich inliet? Gewapend slechts met zijn penlicht ging hij op exploratie. De muur aan zijn linkerhand verder naar achter volgend, kwam hij bij het metalen hek van een liftkooi. Het bedieningspaneel vermeldde de tweede etage, maar het vooruitzicht opgesloten te zitten in een liftkoker lokte hem niet. Hij liep verder en kwam bij een deur die uitkwam op de hal. Door het glas van de voordeur viel licht naar binnen. Wit marmeren vloer- en muurtegels, plafondhoge spiegels waarin zijn reflectie hem de stuipen op het lijf joeg, marmeren treden en een smeedijzeren balustrade... Hij beklom geruisloos de trap. Op de eerste verdieping nog meer marmer en smeedijzer. De twee deuren liet hij ongemoeid. Op de tweede etage opende hij de eerste deur op zijn weg, hierbij gebruik makend van zijn zakdoek om geen vingerafdrukken achter te laten. Binnen keek hij aan tegen ladekasten en boekenrekken. In het midden van de parketvloer een ornamentele schrijftafel. Een binnendeur leidde naar het aangrenzende vertrek. Erachter: een salon bestaande uit lederen fauteuils die waren geschikt in een grote rechthoek met centraal een massieve salontafel. Geen lijk...
Hij liep naar een van de ramen, gluurde door een spleet in het gordijn naar buiten en keek uit op de neonreclame van 'The Forsyte'. Enkele uren geleden was zij aan ditzelfde raam verschenen en nadien ook 'Oliebol'. Uit deze kamer had ook het schot weerklonken.
Hij zocht tussen en achter de fauteuils, maar vond zelfs geen bloedspoor, ook niet toen hij zijn terrein verlegde naar de uithoeken van de kamer. Bovenop een barkast vond hij een met zilver omlijste foto van Vila en 'Oliebol'.
Het kwam niet echt als een verrassing, eerder als een bevestiging van een vermoeden dat hij al die tijd had verdrongen. Hij voelde zich plots participant in een spel waarvan hij de regels niet kende, met als inzet zijn leven. Wat had dat wijf in godsnaam met hem voor? Hij vloekte hardop, maar het was nauwelijks het moment en de plaats om zijn gedachten te verzamelen tot een sluitende conclusie, behalve dan deze die voor het grijpen lag: ze had hem belazerd! Het besef introduceerde paniek en angst die gespeend waren van enige logica, maar daarom niet minder dwingend waren: de vrees dat 'Oliebol' hier ergens zou rondhangen, aangeschoten als wild en uit op wraak...
Hij moest hier zo vlug mogelijk zien weg te komen! Hij opende een tweede deur en stond terug op de overloop. Met meer spoed en misbaar liep hij deze keer de trap af. Terug in de garage opende hij de poort met de afstandsbediening, startte de motor en reed de Mercedes buiten.
Hij was de straat al uit toen het
hem te binnen schoot dat hij bij het verlaten van de salon geen
gebruik had gemaakt van zijn zakdoek.
'Je nam er de tijd wel voor,' zei ze toen ze voor hem openmaakte. 'Alles is toch in orde?'
Harry liep meteen door naar de salon maar bleef overeind.
'Heb je mijn auto?' Ze had een T-shirt en een pyjamabroek van hem aangetrokken en zoals zij het droeg leek het een creatie van Armani.
'Je auto staat beneden op de parking.' Hij wachtte tot ze opgelucht reageerde: 'Maar het lijk wordt vermist.'
' Je bent boven geweest?'
'Jullie huwelijksfoto, of wat ervoor moet doorgaan, heb ik wel gevonden.'
'Maakt dat dan enig verschil uit?' zei ze vlak.
'Jezus, je meent het!' Hij liet zich neervallen op de sofa en gaf zijn verontwaardiging de vrije teugel: 'Al die tijd verkeerde ik in de overtuiging dat die man je omzeggens ontvoerd had...'
'Dat lieg je! Ik heb nooit voorgewend dat hij voor mij een onbekende was. Dat weetje best! Maar jij gaf er de voorkeur aan om het zo te interpreteren... Zal ik je zeggen waarom? Jij zag hoe een hond er op straat met een lekkere kluif vandoor ging. Je keek toe en de kwijl liep je uit de bek. Jij dacht: ik ga er even achteraan, wie weet zie ik de kans schoon om hem dat lekker stuk te ontfutselen!'
'Je bent gek!'
'Denk je? Mag ik weten wat je uitvoerde daar in die buurt, omstreeks dat tijdstip...? Ik zag je blik en ik wist het! Je was op de versiertoer. Je liep uit te kijken naar een lekker stuk, en als je mij niet achterna was gekomen, had je de avond besloten met ervoor te betalen!'
'God, wat ben jij uitgekookt!'
'Natuurlijk, als een vrouw haar verstand erbij houdt is ze doortrapt!' Ze nam plaats tegenover hem, trok haar benen op en stak haar voeten onder haar kont. Met haar houding veranderde ook haar toon. 'Goed we waren gehuwd, wat dan nog? Maakt mij dat tot zijn bezit? Verkrachting binnen de gezegende staat van het huwelijk kan dus voor jou?'
'Hoelang was je met hem gehuwd?'
'Eén jaar.'
'Waar ging de ruzie op de boulevard over?'
'Hij was al drie dagen mijn spoor bijster. Ik had mijn toevlucht gezocht in een van die goedkope hotelletjes, maar zijn speurneus kwam het te weten. Je was er zelf geinige van hoe hij me met zijn charmes probeerde te overreden terug te komen.' Ze pauzeerde even. 'Zo, nu weet je alles.'
'Je bent het belangrijkste nog vergeten,' zei hij. 'Heb je hem neergeschoten, of heb je hem alleen maar een lesje willen leren, zodat hij daar nu alles netjes aan kant heeft gezet?'
'O, wees maar gerust: hij is dood.' Ze glimlachte. 'Anders had hij het je zeker laten weten.'
'Ik begrijp je niet.'
'Jij hebt hem hier gebracht, in de kofferbak van de Mercedes.'
Het similileer kraakte toen Harry opveerde uit de sofa: 'Ik geloof je niet!'
'Ga zelf kijken. Ik kan je wel verzekeren dat het een hele verhuis was. Ik drapeerde het vloerkleed over hem en schoof het over de parket naar de lift. In de garage maakte ik gebruik van zo'n hydraulisch vorkhefkarretje om hem tot op hoogte van de kofferbak te tillen...'
'Je hebt me er mooi ingeluisd,' zei Harry, die enige bewondering voor haar niet geheel uit zijn stem kon weren.
'Geef toe, dat als ik je had verteld dat hij in de auto stak, je niet had toegehapt.'
'Je gebrek aan vertrouwen ontgoochelt me.'
'Ik beloof het weer goed te maken,' zei ze.
Hij stond op.
'Wat ga je doen?'
'Ik kom zo.' Hij liep naar de keuken en keerde terug met een plastic vuilniszak. 'Hier dumpen we straks zijn kleren en spullen in, maar eerst... zijn pistool, en als ik me niet vergis steekt dat in jouw regenjas.'
Daar keek ze van op.
'Super,' zei ze. 'Ik hou van een man die van aanpakken weet.'
Ze haalde het wapen en wilde het hem in handen geven, maar Harry hield met beide handen de zak voor haar open.
'Gooi er maar in. Ik wil daar mijn vingerafdrukken niet op. De zak begraaf ik wel, op een plaats die ik alleen ken.'
'Chantage?'
'Gewoon als verzekering dat jij na verloop van tijd ook met mij geen spelletje gaat spelen. Want ik mag jou dan voorkomen als een man die zijn stijve pik achternaloopt, zo af en toe denk ik ook nog aan wat anders.'
Ze gaf hem een schalkse knipoog en tegelijk neigde ze dichterbij en tastte hem in het kruis.
'Bluffer!' zei ze plagend, maar nadat ze even doende was kwam er verandering in de toestand. Ze vrijden in de salon, waarna ze het nog een keer overdeden in de slaapkamer. Achteraf, in de ontspannen sfeer van de postcoïtus, overlegden ze samen. Hij zou 'Oliebol' onderstoppen zonder dat er gevaar voor bestond dat hij ooit nog eens zou bovenkomen. Zij van haar kant bedacht ter plaatse een plan waarbij, door gebruik te maken van een vals internationaal paspoort en haar volmacht op buitenlandse rekeningen, Harry het voor een poosje van 'Oliebol' zou overnemen, waarna deze laatste voorgoed in 'den vreemde' zou verdwijnen.
Dat ze niet alleen fysiek het einde
was, maar dat ook haar ideeën zeer valabel waren, stemde Harry
hoopvol wat betreft hun relatie. Toen even een schaduw dreigde bij
de opmerking dat hun samenwerking thans bezegeld was met de
liefdesdaad, en hij opwierp dat liefde op zich wel erg broos en
vergankelijk was, aangezien er altijd wel iemand kon komen opdagen
die aantrekkelijker of verstandiger was dan hij of zij, stilde zij
hun wederzijdse onrust door te stellen dat geen handeling hun
beider levens inniger aan elkaar kon klinken, dan samen, met
vereende krachten, een ander te laten verdwijnen...