Mysterie in Market Basing
'Er gaat toch maar niets boven het platteland, vindt u ook
niet?' zei inspecteur Japp, diep ademhalend op de voorgeschreven
manier: inademen door de neus en uitademen door de mond.
Poirot en ik waren het hiermee van harte eens. Het was een idee van
de inspecteur van Scotland Yard geweest om voor het weekend met ons
drieen naar het provincieplaatsje Market Basing te gaan. In zijn
vrije tijd was Japp een hartstochtelijk botanist; met een
enthousiasme dat nog groter was dan wanneer hij over zijn werk
sprak, hield hij dan hele verhandelingen over piepkleine bloemetjes
met ongelooflijk lange Latijnse namen (die wat wonderlijk werden
uitgesproken).
'Niemand kent ons en wij kennen niemand, ' legde Japp uit, 'en dat
is de hoofdzaak. '
Dit bleek echter niet helemaal het geval. Het trof namelijk zo dat
de plaatselijke politieagent in diens vorige standplaats, een
dorpje dat ongeveer twintig kilometer verderop lag, in verband met
een geval van arsenicumvergiftiging had samengewerkt met de
inspecteur van Scotland Yard. Zijn opgetogenheid over de hernieuwde
kennismaking met deze hooggeplaatste functionaris droeg echter
alleen maar bij tot Japps tevreden stemming. We verkeerden trouwens
allemaal in een uitstekend humeur toen we zondagmorgen in de
eetzaal van het dorpshotelletje aan het ontbijt zaten; de zon
scheen en de kamperfoelie drong met haar ranken door het raam naar
binnen. De eieren met spek waren uitstekend, de koffie was matig,
maar drinkbaar en gloeiend heet.
'Wat een leventje, ' zei Japp. 'Als ik gepensioneerd word, wil ik
ergens buiten gaan wonen. Ver weg van de misdaad, zoals hier
bijvoorbeeld!'
'Le crime, il est partout!' merkte Poirot op; hij nam een boterham
en wierp een afkeurende blik op een brutale mus die op de
vensterbank was neergestreken.
Opgewekt citeerde ik:
'Dat konijntje heeft een leuke snuit, maar toch is het een
schavuit. Ik zal je dan ook niets vertellen van al die
konijnen-lellebellen. '
'Tsjonge, ' zei Japp, zich eens flink uitrekkend, 'ik geloof dat ik
best nog een ei lust en misschien ook nog wel een paar plakken
spek. En jij, Hastings?'
'Ik doe mee!' zei ik enthousiast. 'Jij ook, Poirot?'
Poirot schudde het hoofd. 'Men moet zijn maag nooit zo volstoppen
dat het verstand weigert te werken, ' merkte hij op.
'Ik durf er nog wel iets bij te stoppen, ' zei Japp lachend. 'Ik
heb een grote maat maag! Tussen haakjes, monsieur Poirot, u bent
beslist ook aangekomen. Juffrouw, nog twee eieren met spek
alstublieft!'
Op datzelfde moment verscheen een imposante gestalte in de
deuropening. Het was agent Pollard.
'Ik hoop, heren, dat u het mij niet kwalijk neemt dat ik de
inspecteur even kom lastig vallen, maar ik wilde graag zijn raad
vragen. '
'Ik heb vakantie, ' zei Japp haastig. 'Alsjeblieft geen
dienstzaken! Wat is er aan de hand?'
'De meneer die op Leigh Hall woont heeft zich een kogel door het
hoofd geschoten. '
'Ja, zulke dingen gebeuren nu eenmaal, ' zei Japp prozaisch.
'Volgens mij is het: of geld of een vrouw, 't Spijt me dat ik je
verder niet kan helpen, Pollard. '
'Ja, maar de kwestie is dat hij zichzelf niet kan hebben
doodgeschoten, ' zei de agent. 'Tenminste, dat zegt dokter Giles.
'
Japp zette zijn kopje neer.
'Zichzelf niet kan hebben doodgeschoten? Hoe bedoel je dat?'
'Dat zegt dokter Giles, ' herhaalde Pollard. 'Hy zegt dat het
absoluut onmogelijk is. Het is hem een volkomen raadsel. Weliswaar
was de deur aan de binnenkant op slot en zat de knip op het raam,
maar hij houdt pertinent vol dat de man geen zelfmoord gepleegd kan
hebben. '
Dat gaf de doorslag. Met een handgebaar werd te kennen gegeven dat
de inmiddels gebakken eieren met spek niet meer nodig waren en een
paar minuten later wandelden we zo snel mogelijk in de richting van
Leigh Hall. Onderweg stelde Japp de agent honderd-en-een
vragen.
De overledene heette Walter Protheroe en was een man van middelbare
leeftijd; hij leefde erg afgezonderd. Acht jaar geleden was hij
naar Market Basing gekomen en had Leigh Hall gehuurd -- een in
verschillende stijlen opgetrokken oud herenhuis dat zo in verval
was geraakt dat het op instorten stond. Hij bewoonde er een klein
gedeelte van. Er werd voor hem gezorgd door een huishoudster die
met hem meegekomen was -- een zekere juffrouw Clegg, een keurige
vrouw, algemeen geacht in het dorp. Sinds enige dagen had Protheroe
een paar loges, een zekere heer en mevrouw Parker uit Londen. Toen
juffrouw Clegg die morgen Protheroe was gaan roepen, had ze geen
antwoord gekregen; toen bovendien de deur op slot bleek te zitten,
maakte ze zich ongerust en belde de politie en de dokter. Agent
Pollard en dokter Giles waren gelijktijdig gearriveerd. Met
vereende krachten waren ze erin geslaagd de slaapkamerdeur te
forceren.
Protheroe lag op de grond. Hij had een schot door het hoofd en had
het pistool in zijn rechterhand geklemd. Het leek een duidelijk
geval van zelfmoord.
Na het lichaam te hebben onderzocht, stond dokter Giles echter voor
een raadsel. Tenslotte had hij de agent terzijde genomen en hem op
het verwarrende van de situatie gewezen, waarop Pollard
onmiddellijk aan Japp had gedacht. Hij had de dokter bij het
slachtoffer gelaten en was zo snel mogelijk naar het hotel
gekomen.
Tegen de tijd dat de agent zijn verhaal beeindigd had,
waren we aangekomen bij Leigh Hall - een groot, troosteloos
huis, omgeven door een onverzorgde tuin vol onkruid. De voordeur
stond open; we liepen naar binnen, de hal in en vandaar naar een
kleine huiskamer waaruit stemmen klonken. In het vertrek waren vier
personen aanwezig: een nogal opzichtig geklede man met een
onbetrouwbaar, onsympathiek gezicht, die ik van het eerste ogenblik
af niet mocht; net zo'n type vrouw, hoewel zij op een ordinaire
manier wel knap was om te zien; verder nog een vrouw, keurig in het
zwart, die zich wat afzijdig hield -- ik nam aan dat zij de
huishoudster was; tenslotte een lange man, in een sportief tweed
kostuum, met een intelligent, aantrekkelijk gezicht; hij had
kennelijk de leiding.
'Dokter Giles, ' zei de agent, 'dit is inspecteur Japp van Scotland
Yard, met twee vrienden van hem. '
De dokter begroette ons en stelde ons voor aan het echtpaar Parker.
Daarna vergezelden we hem naar boven. Op een wenk van Japp bleef
Pollard beneden om de aanwezigen daar in het oog te houden. De
dokter ging ons voor de trap op en de gang door. Aan het eind
daarvan was een deuropening; er hingen splinters aan de
scharnieren; de deur lag nog op dezelfde plaats waar hij in de
kamer was neergekomen.
We gingen naar binnen. Het lichaam lag nog op de grond. Protheroe
was een man van middelbare leeftijd, met een baard, en haar dat aan
de slapen begon te grijzen. Japp knielde bij het lichaam neer.
'Waarom hebt u hem niet laten liggen zoals hij lag?' mopperde
hij.
De dokter haalde zijn schouders op.
'We dachten eerst dat het een duidelijk geval van zelfmoord was.
'
'O!' zei Japp. 'De kogel is het hoofd binnengedrongen achter het
linkeroor. '
'Precies, ' zei de dokter. 'Het is totaal onmogelijk dat hij hem
zelf afgevuurd heeft. Daarvoor zou hij zijn hand helemaal over zijn
hoofd hebben moeten wringen. Dat kan eenvoudig niet!'
'Toch hebt u hem gevonden met het pistool in zijn hand geklemd,
nietwaar? Tussen haakjes, waar is dat gebleven?'
De dokter knikte in de richting van de tafel.
'Maar hij hield het niet in zijn hand geklemd, ' zei hij. 'Het lag
wel in zijn hand, maar de vingers waren er niet omheen gesloten.
'
'Naderhand erin gestopt, ' zei Japp, 'dat is wel duidelijk. ' Hij
bekeek het wapen aan alle kanten. 'Een patroon afgeschoten. We
zullen het op vingerafdrukken laten onderzoeken, maar ik betwijfel
of we er nog andere op zullen aantreffen dan de uwe, dokter Giles.
Hoe lang is hij al dood?'
'Vanaf gisteravond. Ik kan niet op het uur nauwkeurig zeggen hoe
lang -- zoals die knappe dokters uit detectiveverhalen dat kunnen
-- maar ik schat zo ruwweg dat hij al een uur of twaalf dood is.
'
Tot nu toe had Poirot zich wat afzijdig gehouden. Hij was naast mij
blijven staan; hij sloeg Japp tijdens het onderzoek gade en
luisterde naar zijn vragen. Alleen had hij van tijd tot tijd haast
ongemerkt de lucht opgesnoven, alsof iets daaraan hem bevreemdde.
Ik had ook al eens geroken, maar kon niets bijzonders ontdekken. De
lucht leek volkomen fris en er was geen enkel geurtje te
onderscheiden. En toch bleef Poirot van tijd tot tijd keurend
snuiven, alsof hij met zijn fijne neus iets rook dat mij
ontging.
Toen Japp bij het lijk vandaan liep, hurkte Poirot erbij neer. De
wond scheen hem niet te interesseren. Eerst dacht ik dat hij
nauwkeurig de vingers van de hand waarin het pistool gezeten had,
bekeek; maar even later zag ik dat zijn belangstelling uitging naar
een zakdoek, die in de mouw zat. Protheroe had een donkergrijs
colbertkostuum aan. Tenslotte stond Poirot weer op, maar zijn blik
gleed steeds weer naar de zakdoek -- alsof hij iets niet
begreep.
Japp vroeg hem of hij even wilde helpen om de deur overeind te
zetten. Prompt maakte ik van de gelegenheid gebruik, hurkte op mijn
beurt neer, haalde de zakdoek uit de mouw en onderzocht die heel
zorgvuldig. Het was een effen wit batisten zakdoek; er zat
geen enkel merk, geen vlek of wat ook op. Ik stak hem weer op zijn
plaats. Hoofdschuddend moest ik bekennen dat ik voor een raadsel
stond.
De anderen hadden de deur overeind gekregen. Ik ontdekte dat ze op
zoek waren naar de sleutel. Ze zochten vergeefs.
'Dat is dus wel duidelijk, ' zei Japp. 'Het raam zat op de grendel.
De moordenaar is dus de deur uitgegaan; die heeft hij achter zich
op slot gedaan en de sleutel meegenomen. Hij heeft natuurlijk
gedacht dat men wel zou aannemen dat Protheroe zichzelf had
opgesloten en zelfmoord pleegde en dat de sleutel niet gemist zou
worden. Bent u het daarmee eens, monsieur Poirot?'
'Ja, maar het zou toch veel eenvoudiger en handiger zijn geweest de
sleutel onder de deur door weer naar binnen te schuiven. Dan zou
het de indruk gewekt hebben dat hij uit het slot was gevallen.
'
'Nou ja, u kunt natuurlijk niet verwachten dat iedereen uw
lumineuze ideeen heeft. Het zou een ramp geweest zijn als u het pad
van de misdaad had gekozen! Hebt u nog iets opgemerkt, monsieur
Poirot?'
Het leek wel of Poirot met zijn houding niet goed raad wist. Hij
keek het vertrek eens rond en merkte toen een beetje
verontschuldigend op: 'Deze monsieur rookte veel. '
Dat was beslist een feit. In de open haard lagen een heleboel
sigarettepeukjes en ook de asbak op het tafeltje naast de grote
leunstoel was vol.
'Hij moet gisteravond wel een stuk of twintig sigaretten gerookt
hebben, ' zei Japp. Hij bukte zich en onderzocht de inhoud van de
haard zorgvuldig; toen richtte hij zijn aandacht op de asbak.
'Allemaal hetzelfde merk, ' was zijn commentaar, 'en door een en
dezelfde man gerookt. Dat brengt ons niets verder, monsieur Poirot.
'
'Dat heb ik ook niet beweerd, ' mompelde mijn vriend.
'He!' riep Japp uit. 'Wat hebben we hier?' Hij schoot op iets af
dat helder glinsterde en naast de dode op de grond lag. 'Een
kapotte manchetknoop. Ik vraag me af van wie die is. Dokter Giles,
ik zou graag willen dat u naar beneden ging en de huishoudster
hierheen stuurde. '
'En de Parkers? Hij zit op hete kolen - zegt dat hij dringende
zaken in Londen heeft. '
'Dat kan wel zijn, maar die moeten dan maar zonder hem afgehandeld
worden. Naar het zich laat aanzien is het heel waarschijnlijk dat
er hier dringende zaken zullen zijn waarbij zijn aanwezigheid
gewenst is! Stuurt u de huishoudster maar naar boven en zorg dat
geen van de beide Parkers u of Pollard ontsnapt. Is er vanmorgen
iemand uit het huis hier binnen geweest?
De dokter dacht na. 'Nee, ze stonden buiten op de gang, terwijl
Pollard en ik naar binnen gingen. '
'Bent u daar zeker van?'
'Absoluut zeker. '
De dokter ging weg om te doen wat hem gevraagd was.
'Een fijne vent, ' zei Japp met een goedkeurend knikje in de
richting van de deur. 'Je hebt onder die sportieve dokters prima
kerels. Tja, ik vraag me af wie deze man heeft doodgeschoten. Het
ligt het meest voor de hand dat het een van de drie mensen hier in
huis is geweest. De huishoudster verdenk ik er eigenlijk niet van.
Ze heeft acht jaar de tijd gehad om hem dood te schieten, als ze
dat wou. Wat zouden die Parkers toch voor mensen zijn? Het is geen
erg innemend stel. '
Op dat moment kwam juffrouw Clegg binnen. Ze was een magere,
hoekige vrouw; haar grijze haar, met een scheiding in het midden,
was keurig gekapt; ze was bezadigd en rustig in haar optreden, maar
maakte een doortastende indruk die respect afdwong. Op Japps vragen
vertelde ze dat ze veertien jaar in dienst was geweest bij de
overledene. Hij was altijd royaal en attent geweest. De heer en
mevrouw Parker had ze nog nooit gezien voordat ze drie dagen
geleden onverwacht waren komen logeren. Ze had de indruk dat ze
zichzelf uitgenodigd hadden - meneer had niet erg blij geleken met
hun komst. De manchetknoop, die Japp haar liet zien, was niet van
meneer Protheroe -- daar was ze zeker van. Toen Japp haar
ondervroeg over het pistool, antwoordde ze dat ze dacht dat
meneer zo'n soort wapen in zijn bezit had gehad. Hij bewaarde het
achter slot en grendel. Een paar jaar geleden had ze het wel eens
gezien, maar ze kon niet zeggen of dit hetzelfde was. Ze had de
vorige avond geen schot gehoord, maar dat zei nog niets, want het
was een groot, onregelmatig gebouwd huis en de kamers van haar en
van de Parkers lagen aan de andere kant. Ze wist niet hoe laat
meneer Protheroe naar bed gegaan was - hij was nog op geweest toen
zij om half tien naar haar kamer was gegaan. Het was niet zijn
gewoonte direct naar bed te gaan zodra hij op zijn slaapkamer was.
Hij bleef dan gewoonlijk de halve nacht zitten lezen en roken. Hij
rookte erg veel.
Poirot interrumpeerde: 'Sliep meneer Protheroe in de regel met het
raam open of dicht?'
Juffrouw Clegg dacht hier even over na. 'Het raam was doorgaans
open, in ieder geval het bovenraampje. '
'Maar nu is het gesloten. Hebt u daar een verklaring voor?'
'Nee, tenzij hij vond dat het tochtte en het daarom heeft
dichtgedaan. '
Japp vroeg haar nog een paar dingen en liet haar toen gaan.
Vervolgens sprak hij met de beide Parkers afzonderlijk. Mevrouw
Parker was haast hysterisch en bij het minste of geringste barstte
ze in tranen uit; haar man raasde en tierde als een bezetene. Hij
ontkende dat de manchetknoop van hem was, maar daar zijn vrouw deze
al herkend had, maakte dit de zaak voor hem niet beter. En toen hij
ook nog ontkende ooit op Protheroe's slaapkamer te zijn geweest,
was Japp van mening dat hij over voldoende bewijzen beschikte om
een arrestatiebevel aan te vragen.
Japp liet Pollard in het huis achter en haastte zich terug naar het
dorp, waar hij telefonisch contact opnam met het hoofdbureau.
Poirot en ik wandelden terug naar ons hotel.
'Je bent bijzonder stil, ' zei ik. 'Interesseert het geval je
niet?'
'Au contraire, het interesseert me geweldig. Maar ik kan niet
zeggen dat ik er iets van begrijp. '
'Het motief is niet duidelijk, ' zei ik nadenkend, 'maar ik ben er
zeker van dat Parker niet deugt. Het bewijsmateriaal tegen hem
lijkt me nogal overtuigend, behalve dan dat het motief ontbreekt,
maar dat kan later altijd nog aan 't licht komen. '
'Is je niet iets bijzonder opmerkelijks opgevallen - iets dat Japp
over het hoofd heeft gezien?'
Nieuwsgierig keek ik hem aan.
'Houd je weer eens wat voor me verborgen, Poirot?'
'Vraag liever wat de dode verborgen hield in zijn mouw... !'
'O, je bedoelt de zakdoek. '
'Precies, de zakdoek!'
'Zeelui dragen hun zakdoek in de mouw, ' zei ik nadenkend.
'Een uitstekende opmerking, Hastings, maar dat bedoel ik niet.
'
'Wat dan wel?'
'Ik kom steeds weer terug op die geur van sigaretterook. '
'Daar heb ik niets van geroken!' riep ik verwonderd uit.
'Ik ook niet, cher ami. '
Argwanend keek ik Poirot aan. Je weet nooit of hij je voor de gek
houdt, maar nu was hij volkomen ernstig, leek het; hij fronste het
voorhoofd.
Twee dagen later had het vooronderzoek plaats. Er waren in die
tussentijd nog meer bewijzen aan het licht gekomen. Een zwerver had
bekend dat hij over de muur in de tuin van Leigh Hall geklommen
was, waar hij vaak in een schuurtje sliep dat nooit op slot zat.
Hij verklaarde dat hij om twaalf uur twee mannen luidkeels had
horen ruzie maken in een kamer op de eerste verdieping. De een had
een groot geldbedrag geeist; de ander had op boze toon geweigerd.
Verscholen achter een struik, had hij de beide mannen heen en weer
zien lopen langs het verlichte venster. Van de een wist hij zeker
dat het Protheroe was geweest, de bewoner van het huis; hij
beweerde positief dat de ander Parker was geweest.
Het was nu wel duidelijk dat de Parkers naar Leigh Hall waren
gekomen met het doel Protheroe te chanteren. En toen later bleek
dat de ware naam van de overledene Wen-dover was en dat hy
marine-officier was geweest - in welke functie hij betrokken was
geweest bij het opblazen van de kruiser Merrythought in 1910 - leek
dat tot een snelle opheldering van de zaak bij te dragen. Men
veronderstelde dat Parker, op de hoogte van de rol die Wendover had
gespeeld, hem op het spoor was gekomen en zwijggeld had gevraagd,
wat de ander geweigerd had te betalen. Tijdens de ruzie had
Wendover zijn revolver getrokken. Parker had hem die uit de hand
gegrist en hem doodgeschoten; daarna had hij getracht te doen
voorkomen dat het zelfmoord geweest was.
De zaak tegen Parker werd naar de openbare terechtzitting van de
arrondissementsrechtbank verwezen; zijn verdediging stelde hij tot
dat tijdstip uit. Wij hadden het vooronderzoek bijgewoond. Bij het
weggaan knikte Poirot een paar maal met het hoofd.
'Het moet maar, ' mompelde hij bij zichzelf. 'Ja, het moet nu toch
maar. Ik kan het niet langer uitstellen. '
Hij ging het postkantoor binnen en schreef daar een briefje dat hij
per expres verstuurde. Ik kon niet zien aan wie het gericht was.
Toen liepen we terug naar het hotelletje waar we dat gedenkwaardige
weekeinde hadden doorgebracht.
Poirot was rusteloos -- hij liep maar steeds naar het raam.
'Ik verwacht bezoek, ' legde hij uit. 'Zou ik -- zou ik het dan
toch bij het verkeerde eind hebben gehad? Nee, gelukkig niet, daar
is ze. '
Tot mijn stomme verbazing kwam even later juffrouw Clegg het
vertrek binnen. Ze was niet zo kalm als anders; ze hijgde alsof ze
hard had gelopen. Ik zag angst in haar blik toen ze naar Poirot
keek.
'Gaat u zitten, mademoiselle, ' zei hij vriendelijk. 'Ik had het
bij het rechte eind, niet?'
In plaats van te antwoorden barstte ze in tranen uit.
'Waarom hebt u het gedaan?' vroeg hij zacht. 'Waarom toch?'
'Ik hield zoveel van hem, ' antwoordde ze. 'Ik was zijn
kindermeisje toen hij nog klein was. Ach, heb toch medelijden met
me. '
'Ik zal doen wat ik kan. Maar u moet wel begrijpen dat ik niet kan
toelaten dat een onschuldige hiervoor zal hangen -ook al is hij een
vuile schurk. '
Ze ging rechtop zitten en zei zacht: 'Misschien zou ik het
tenslotte ook niet gekund hebben. Doet u maar wat u meent dat goed
is. '
Toen stond ze op en verliet haastig het vertrek.
Vol verbijstering vroeg ik: 'Heeft zij hem doodgeschoten?'
Poirot schudde glimlachend het hoofd.
'Nee, hij heeft zelfmoord gepleegd. Herinner je je dat hij zijn
zakdoek in zyn rechtermouw had? Daaruit maakte ik op dat hij links
was. Na zijn stormachtige gesprek met Parker joeg hij zich - uit
angst voor ontmaskering -- een kogel door het hoofd. Toen juffrouw
Clegg hem 's morgens als gewoonlijk kwam roepen, vond ze hem dood
op de grond. Zoals ze juist vertelde, kent ze hem al sinds hij een
kleine jongen was. Ze haatte de Parkers, die hem zo'n schandelijke
dood hadden ingejaagd. Ze beschouwde hen als moordenaars, en toen
zag ze opeens haar kans hen te laten boeten voor de daad die zij
ook eigenlijk op hun geweten hadden. Zij was de enige die wist dat
hy links was. Ze stopte hem het pistool in de rechterhand, sloot
het raam en deed het op de grendel, liet het stuk van de
manchetknoop vallen, dat ze in een van de kamers beneden had
gevonden, verliet het vertrek, deed de deur op slot en nam de
sleutel mee. '
Enthousiast riep ik: 'Poirot, je bent geweldig! En dat alles alleen
maar naar aanleiding van een zakdoek!'
'En de sigaretterook. Als het raam dicht was geweest, zou de kamer,
na al die opgerookte sigaretten, vol verschaalde tabakslucht hebben
moeten hangen. Maar het rook er, integendeel, fris, waaruit ik
onmiddellijk opmaakte dat het raam de hele nacht had opengestaan en
pas 's morgens was gesloten. Hierop voortbordurend kwam ik tot
interessante conclusies. Ik kon me geen situatie indenken waarin
een moordenaar er de voorkeur aan zou hebben gegeven het raam dicht
te doen. Het zou alleen maar in zijn voordeel zijn het open te
laten, om te doen voorkomen dat de moordenaar daarlangs ontsnapt
was - voor het geval men de zelfmoordtheorie niet zou accepteren.
Toen ik de verklaringen van de zwerver hoorde, bevestigden ze
alleen maar mijn vermoedens. Hij zou het gesprek nooit hebben
kunnen afluisteren, als het raam niet had opengestaan. '
'Fantastisch!' zei ik en ik meende het. 'Wat dacht je van een kopje
thee?'
'Je verloochent je landsaard niet, ' zei Poirot met een zucht. 'Het
lijkt me niet waarschijnlijk dat ik hier een glaasje limonade kan
bemachtigen, dacht je wel?'