57
Een verzwakte Mao begint zich in te dekken
(1973-1976; 79-82)
Tijdens de laatste twee jaren van Mao’s leven kwam er een formidabele ‘oppositie’ tegen zijn beleid op in de gedaante van een bondgenootschap rond Deng Xiaoping, de man die later, na Mao’s dood, een groot deel van zijn erfenis zou ontmantelen. Mao had Deng in 1966, aan het begin van de Culturele Revolutie, weggezuiverd maar hem in 1973 aan de top teruggebracht.
Deng, die in 1904 in Sichuan was geboren en dus elf jaar jonger was dan Mao, was in 1920 op zestienjarige leeftijd via een werk-en-studieprogramma naar Frankrijk gegaan en daar communist geworden, waarna hij onder Zhou Enlai had gewerkt. Aan zijn vijfjarige verblijf in Frankrijk had hij een levenslange verzotheid op veel Franse zaken overgehouden: wijn, kaas, croissants, koffie en cafés – alles, zo leek het althans, wat met eten te maken had. In zijn latere leven vergeleek hij Franse cafés dikwijls vol heimwee met de theehuizen in zijn geboorteprovincie Sichuan, en haalde herinneringen op aan een klein café aan het Place d’Italie in Parijs.
Zijn mede-Chinezen in Frankrijk herinnerden zich Deng, die net iets langer dan één meter vijfenvijftig was, als een gezette bal energie, vol grapjes. Sindsdien had een leven van tientallen jaren in de partij een gedaanteverandering bij hem teweeggebracht: hij was nu een zeer gereserveerde man die maar weinig woorden gebruikte. Een voordeel van deze zwijgzaamheid was dat hij gesprekken kort hield. De eerste zitting van het comité dat de leiding had over Zuidwest-China duurde slechts negen minuten – een scherp contrast met de vergaderingen onder de wijdlopige Zhou Enlai, die een keer negen uur achtereen had gesproken.1 Deng was een gedecideerde figuur met het vermogen rechtstreeks tot de kern van gecompliceerde kwesties door te dringen, wat hij soms deed terwijl hij zat te bridgen, waarvoor hij een hartstocht had opgevat.
Deng was weliswaar in Frankrijk bij de communisten gegaan, maar zijn basis lag in Rusland, waar hij een jaar had verbleven nadat hij Frankrijk uit was geschopt en waar hij een partijtraining had gekregen. Toen de Lange Mars in 1934 was begonnen was hij al de belangrijkste secretaris van de partijleiding, en tijdens de Chinees-Japanse oorlog van 1937-1945 was hij een van de hoogste bevelhebbers van het leger. In de burgeroorlog na 1945 werd hij de leider van de helft van het communistische leger dat later de beslissende Huai-Hai-campagne won, waardoor de rode overwinning mogelijk werd, en veroverde vervolgens een groot deel van China ten zuiden van de Yangzi. Hierna kreeg hij de leiding van verschillende provincies, met inbegrip van zijn geboortegrond Sichuan, waarna Mao hem in het begin van de jaren vijftig tot lid van de kernleiding in Peking promoveerde.
Hij stond ook buitengewoon loyaal tegenover Mao, en gedurende de onderdrukking van intellectuelen in de antirechtse campagne in 1957-1958 was hij Mao’s belangrijkste luitenant. Hij bereikte echter een breekpunt en steunde de pogingen van Liu Shaoqi om een einde te maken aan de door Mao veroorzaakte hongersnood in het begin van de jaren zestig. Hij probeerde enige afstand tot Mao te bewaren – een feit waar Mao nota van nam en dat hem de opmerking ingaf dat Deng ‘een eerbiedige afstand tot me bewaart, alsof ik een duivel of een godheid ben’.2
Toen Mao in 1966 de Culturele Revolutie lanceerde probeerde hij Deng met allerlei verlokkingen aan boord te houden, maar hierin slaagde hij niet.3 Deng werd nu als ‘de op één na grootste kapitalistische-wegger’ na Liu gebrandmerkt en in 1967 onder huisarrest geplaatst, en zijn kinderen en stiefmoeder werden uit hun huis gezet. Hij werd aan aanklachtenbijeenkomsten onderworpen, hoewel deze met veel minder fysieke mishandelingen gepaard gingen dan bij Liu het geval was geweest. Mao bepaalde de intensiteit van de bestraffingen van zijn vijanden nauwgezet. Hij haatte Deng niet zoals hij Liu haatte, dus gaf hij opdracht dat Deng ‘aangeklaagd moet worden (…) maar maak een onderscheid tussen hem en Liu’.4 In tegenstelling tot Liu werd Deng niet van zijn vrouw gescheiden, wat hem het gezelschap bezorgde dat vaak het verschil tussen leven en dood uitmaakte.
Maar zelfs de ‘betere’ behandeling door Mao was een hel. In mei 1968 werden Dengs oudste zoon en dochter geblinddoekt naar de universiteit van Peking gebracht en kregen opdracht hun vader te ‘ontmaskeren’. Meer dan zestig mensen die hier gevangen waren gezet hadden zelfmoord gepleegd of waren doodgemarteld. Dengs vierentwintigjarige zoon, Pufang, sprong korte tijd later uit een raam op een bovenverdieping en raakte vanaf zijn middel blijvend verlamd. Deng en zijn vrouw kregen dit pas een jaar later te horen, toen ze kort voor hun verbanning uit Peking in oktober 1969 toestemming kregen hun kinderen even te zien. In ballingschap werkte Deng in een tractorfabriek in de provincie Jiangxi, waar hij met een gewapende bewaker onder huisarrest woonde.
Dengs vrouw huilde dagenlang toen ze het verhaal over Pufang had gehoord. Later vertelde ze Dengs stiefmoeder dat ze bijna de wil om te leven had verloren.5 Deng mocht zijn verlamde zoon niet zien en was diep geraakt door wat zijn kinderen was overkomen. Eenmaal, nadat zijn jongste zoon, die zelf in ballingschap had gemoeten, stervend van de honger en in vodden gekleed plotseling was komen opdagen, viel Deng flauw op de fabrieksvloer. In juni 1971, toen de verlamde Pufang aankwam, was Deng zichtbaar geschokt. Zijn zoon was een enthousiaste jongeman geweest. Deng verpleegde Pufang toegewijd, hielp hem zich om de twee uur in bed om te draaien om doorligplekken te voorkomen, wat geen licht werk was (Pufang was een grote man) en waste zijn lichaam ettelijke keren per dag met een spons omdat het klimaat in Jiangxi heet en vochtig was.
De jaren van de Culturele Revolutie, zo zou Deng later zeggen, waren de pijnlijkste tijd van zijn leven geweest.6 De druk drong tot in zijn slaap door. Op een nacht wekte hij het hele gebouw met zijn geschreeuw toen hij een nachtmerrie had.7 Deze jaren van ballingschap hielpen hem echter ook na te denken over het systeem dat de CCP China had opgelegd. Als gevolg hiervan wendde hij zich af van de kern van het maoïsme en het stalinisme en gooide na Mao’s dood het roer in China om. In ballingschap hield Deng zijn mond dicht, probeerde gezond te blijven en wachtte op een kans om naar het politieke centrum terug te keren.
Na twee jaar, in september 1971, kwam er een straaltje hoop. Dengs zoon, Pufang, was whizzkid in elektronica en had een radio in elkaar geknutseld waarmee kortegolfuitzendingen konden worden opgevangen. Dit deed hij met instemming van zijn ouders, ook al was het luisteren naar buitenlandse radiostations een overtreding waar gevangenisstraf op stond (een straf die zijn vader nota bene had helpen invoeren). Aan de hand van deze buitenlandse radio-uitzendingen begonnen de Dengs voor het eerst te vermoeden dat Lin Biao dood was.
Het regime zag nauwkeurig toe op de druppels informatie over Lins dood die het liet doorsijpelen. Deng hoorde het nieuws officieel twee maanden later, toen er voor de arbeiders in zijn tractorfabriek een document werd voorgelezen. Het document maakte melding van Lins ‘misdaden bij de vervolging van veteranen-kameraden’. De functionaris die de bijeenkomst voorzat zei: ‘Voorzitter Mao zou nooit oude kaderleden de dood in hebben gejaagd’ (dat wil zeggen zoals Lin had gedaan) en richtte zich tot Deng: ‘De oude Deng zit hier, hij kan hier een eed op doen. Oude Deng, zou jij niet hetzelfde zeggen?’ Deng wees de uitnodiging Mao’s onschuld te bevestigen hardnekkig van de hand en hield zich volkomen stil, waarbij er niets aan zijn gelaatsuitdrukking veranderde.8
Toen hij die dag thuiskwam stond Deng zichzelf toe zijn opwinding te laten blijken en veroordeelde hij Lin expliciet, wat voor hem werkelijk uitzonderlijk was omdat hij met zijn gezinsleden nooit over politiek praatte. Twee dagen later schreef hij voor het eerst sinds zijn val vijf jaar daarvoor een brief aan Mao waarin hij om een baan vroeg. Nu Mao’s belangrijkste tweede figuur was verdwenen had hij het gevoel dat Mao de Culturele Revolutie misschien zou moeten herroepen.
Er kwam geen antwoord. Een machtsherstel voor de man die hij in het openbaar als ‘de op één na grootste kapitalistische-wegger’ had veroordeeld zou op het toegeven van een fout neerkomen. Zelfs toen bij Zhou Enlai in mei 1972 kanker werd geconstateerd en Mao niemand anders van het kaliber van Deng meer overhad om zijn geweldige koninkrijk te besturen was hij niet bereid Deng te laten komen.
In plaats hiervan benoemde Mao Wang Hongwen, de vroegere leider van de Rebellen in Shanghai, een van de producten van de Culturele Revolutie. Wang was een uitdrukkingsloze knappe man van zevenendertig jaar, die voor de zuivering veiligheidsman in een textielfabriek was geweest. Hij was intelligent en had, zoals veel Rebellenleiders, een zekere flair als het erom ging tot trouw aan een bende te inspireren. Mao liet hem naar Peking komen, begon hem op te leiden en een jaar later, in augustus 1973, stelde hij hem aan als zijn nummer drie, na Zhou.
De Beschermeling was echter een maatje te klein voor Zhous schoenen, vooral wanneer het op contacten met buitenlanders aankwam. De Australische ambassadeur, Stephen FitzGerald, die hem en Mao in november 1973 sprak, merkte op dat hij extreem zenuwachtig was en gedurende de hele ontmoeting geen woord uitbracht, behalve aan het einde. De Australische premier Whitlam had de communistische ‘Nanchang-opstand’ van 1927 ter sprake gebracht en opgemerkt dat de tamelijk jonge man in die tijd nog niet geboren kon zijn. Toen het gesprek achter de rug was piepte de Beschermeling nerveus: ‘Premier, u zei dat ik in de tijd van de Nanchang-opstand nog niet was geboren. Maar ik maak al erg lang revolutie.’9 Dit was zijn enige bijdrage aan het gesprek.
Mao voelde dat hij behoefte had aan permanente assistentie. Dus toen in februari 1973 Zhou’s kanker erger werd liet Mao Deng naar Peking brengen en stelde hij hem aan als vice-premier, voornamelijk om bezoekende buitenlandse staatslieden te ontvangen.10 Hoewel Deng aanzienlijk minder gepolijst was dan Zhou en tijdens gesprekken voortdurend spuugde, wat heel wat van zijn gespreksgenoten flink uit hun evenwicht bracht, kwam hij wel overtuigend over.
Eind van dat jaar gingZhou’sgezondheid drastisch achteruit. Mao nam de belangrijke beslissing Deng met de leiding van het leger te belasten (waarvoor Deng weer een plaats in het Politbureau kreeg). Deng was de enige die stabiliteit in het militaire apparaat kon garanderen, waar Mao’s Beschermeling geen enkele invloed had. Maarschalk Ye, de man die na de dood van Lin Biao door Mao tot legerleider was benoemd, legde niet genoeg gewicht in de schaal.
Het was een gok Deng zo veel macht te geven, maar het bleek een juiste beslissing te zijn. Tijdens Mao’s leven ondernam Deng niets tegen zijn persoon, en zelfs na Mao’s dood stond hij erop dat Mao niet persoonlijk mocht worden aangeklaagd, hoewel hij de kern van Mao’s erfenis grotendeels ongedaan maakte.
Zodra Deng de macht had overgenomen begon hij zijn eigen programma door te drukken. Een wezenlijk aspect hiervan was het terugdringen van de Culturele Revolutie. Hij probeerde weggezuiverde kaderleden massaal te rehabiliteren en weer in dienst te nemen, enige cultuur te laten herleven en de levensstandaard te verhogen – een zorg die als ‘revisionistisch’ was veroordeeld. Mao beschouwde de Culturele Revolutie als zijn grootste prestatie sinds zijn machtsovername in 1949 en hield vier resterende pitbulls uit de Culturele Revolutie in functie om Deng tegen te werken: Madame Mao, Zhang ‘de Cobra’, mediachef Yao en Beschermeling Wang – een groep die Mao ‘de Bende van Vier’ noemde.11 (Kang Sheng was inmiddels buiten gevecht gesteld door kanker in het laatste stadium en zou in 1975 overlijden.) Dit was Mao’s eigen bende, die zijn werkelijke beleid vertegenwoordigde.
Hiertegenover had Deng, kort nadat hij in de lente van 1973 naar Peking was teruggekeerd, zijn eigen tegenbondgenootschap met legerleider maarschalk Ye en premier Zhou Enlai gevormd.12 Van dit trio hadden Deng en Ye zwaar te lijden gehad tijdens de zuivering, terwijl Zhou met Mao had samengewerkt. Zhou had zelfs de naam van zijn huis veranderd in ‘Hof Aangetrokken tot de Zon [dat wil zeggen Mao]’. Als Mao er opdracht toe gaf stuurde Zhou onverschillig wie de dood in. Zhous enige geadopteerde kind, Sun Weishi, was gevangengezet omdat ze een heel hooggeplaatste Russische tolk was geweest en tal van Russische leiders had ontmoet, inclusief Stalin, waardoor Mao argwaan tegen haar koesterde, zoals tegen de meesten die dergelijke connecties hadden.13 Bovendien haatte Madame Mao haar omdat ze heel mooi was en Mao ooit een oogje op haar had gehad. Zhou, van wie in brede kringen werd gedacht dat hij verliefd op haar was, verroerde geen vinger om haar te redden. Ze stierf in de gevangenis, en zelfs bij haar overlijden gedroeg hij zich weerzinwekkend gedistantieerd.
Deng stond tamelijk koel tegenover Zhou, en zei na Mao’s dood in het openbaar dat Zhou tijdens de Culturele Revolutie ‘veel dingen tegen zijn hart had gedaan’, hoewel Deng ook beweerde dat ‘het volk hem had vergeven’.14 Deng besloot echter persoonlijke gevoelens opzij te zetten en een bondgenootschap met Zhou aan te gaan. Op 9 april, kort na zijn terugkeer in Peking, ging hij Zhou opzoeken – hun eerste ontmoeting in bijna zeven jaar.15 Aanvankelijk zaten ze alleen maar zwijgend tegenover elkaar. Uiteindelijk begon Zhou te spreken. Het eerste dat hij zei was: ‘Zhang Chunqiao heeft de partij verraden, maar de voorzitter verbiedt ons er onderzoek naar te doen.’ Zhang, ‘de Cobra’, was een grote ster van de Culturele Revolutie. Met deze woorden veroordeelde Zhou de Cobra niet alleen, maar klaagde hij ook over Mao. Dit was van de supervoorzichtige Zhou geen indiscretie; het was zijn manier om duidelijk te maken dat hij aan de kant van Deng stond en tegen de Culturele Revolutie was. Dit, plus het feit dat Zhou door Mao’s toedoen dodelijk ziek was geworden, deed het ijs tussen hem en Deng smelten. Vanaf dat moment waren ze bondgenoten.
Het was een mijlpaal: de twee belangrijkste collega’s van Mao hadden een bondgenootschap gevormd waartoe ook legerleider maarschalk Ye behoorde. Mao was tientallen jaren lang in staat geweest een verbod op bondgenootschappen tussen zijn collega’s af te dwingen, maar hieraan was nu een einde gekomen. En met dit einde was hij ook zijn angstaanjagende greep op hen kwijt.
Mao kon zo in het nauw worden gedreven omdat zijn gezondheid – hij was nu begin tachtig – snel begon te verslechteren. Hij moest het roken, iets waaraan hij zijn hele leven verslaafd was geweest, opgeven. Begin 1974 was hij bijna blind. Dit werd, net zoals zijn andere kwalen, strikt geheimgehouden. Door het verlies van zijn gezichtsvermogen werd Mao uiterst gevoelig waar het zijn eigen veiligheid betrof, en dus kreeg zijn staf speciaal opdracht ‘luidruchtig te lopen om hem duidelijk te maken dat er iemand aankwam, zodat hij niet zou schrikken’.16
Bovendien kreeg hij depressies omdat hij niet kon lezen. Hij had opdracht gegeven voor een speciale druk van enkele verboden werken uit de klassieke literatuur. Er werden twee kleine drukkerijen gebouwd, een in Peking en een in Shanghai, om het drukwerk te verzorgen; elke druk bestond uit vijf exemplaren, alle voor Mao bestemd, naast enkele extra exemplaren die achter slot en grendel werden bewaard. Zelfs de mensen die bij de redactie van de teksten betrokken waren geweest werd verboden een exemplaar te houden.17 Naarmate zijn gezichtsvermogen afnam maakte men de karakters groter, tot ze uiteindelijk twaalf millimeter hoog werden. Toen Mao ten slotte merkte dat hij helemaal niet meer kon lezen, zelfs niet met een vergrootglas, stortte hij in en barstte in huilen uit.18 Vanaf dat moment had hij personeel nodig om hem voor te lezen en soms om documenten voor hem te ondertekenen.
Vanwege zijn toestand wilde Mao, om geen kwetsbare indruk te maken, niet meer op bijeenkomsten verschijnen, en dus verliet hij op 17 juli 1974 de hoofdstad en vertrok naar het zuiden. Niet veel later vertelde men hem dat hij last had van staar, die, eenmaal gerijpt, met een simpele operatie verwijderd kon worden. Dit nieuws was een enorme opluchting, ook al betekende het dat hij bijna een jaar nauwelijks zou kunnen zien. Inmiddels bleef hij weg uit Peking – alles bij elkaar negen maanden, op wat zijn laatste reis zou blijken te zijn.
In dezelfde periode werd nog iets ontdekt: dat hij leed aan een zeldzame en ongeneeslijke ziekte aan zijn motorische neuronen, amyotrofysche laterale sclerose genaamd, ook wel bekend als de ziekte van Lou Gehrig.19 Door deze ziekte raken de spieren van armen, benen, keel en tong geleidelijk verlamd, waardoor het spraakvermogen wordt afgesneden, voedsel niet meer de juiste route omlaag kan volgen en uiteindelijk de dood wordt veroorzaakt door falen van de ademhaling. De diagnose luidde dat hij nog ongeveer twee jaar te leven had.
De artsen vertelden dit Mao niet. Hun communicatiekanaal was zijn kamerheer en baas van de Pretoriaanse Garde, Wang Dongxing, die alleen Zhou Enlai op de hoogte stelde. Zhou begon nu veel doortastender op te treden.
Zhous bondgenoten, Deng en maarschalk Ye, werden van Mao’s gezondheidstoestand op de hoogte gesteld. Ze besloten het niet aan de Bende van Vier te vertellen, zelfs niet aan Mao’s vrouw, die sowieso voor anderen een levende aansporing was bij haar uit de buurt te blijven.20 Twee jaar daarvoor, nadat Mao bewusteloos was geraakt, had ze de medische staf ervan beschuldigd ‘spionnen’ en ‘contrarevolutionairen’ te zijn. Toen Zhou met haar over Mao’s ziekte had gepraat had ze hem voor de voeten geworpen dat hij probeerde Mao te dwingen zijn macht over te dragen. De beslissing om haar buiten te sluiten werd echter door meer ingegeven dan alleen maar door het feit dat ze altijd voor problemen zorgde. Het besluit was politiek gemotiveerd.
Mao zelf werd niet op de hoogte gebracht. Als Mao zou weten dat zijn dagen geteld waren kon niemand voorspellen wat hij zou doen. Hij werd dus gerustgesteld dat hij in goede gezondheid verkeerde en nog lang zou leven. Als dubbele verzekering dat hij er niet achter zou komen kreeg ook niemand van zijn dagelijkse staf iets te horen. Een arts die eruit had geflapt: ‘Ik vrees dat de ziekte van de voorzitter moeilijk te behandelen is (…)’ werd meteen verwijderd. Mao’s symptomen werden als onschuldig afgedaan. Hij geloofde dit niet, maar kon niets beginnen.
Nu ongeveer bekend was hoe lang Mao nog te leven had en Zhous gezondheid gestaag verslechterde nam het bondgenootschap Deng-Zhou het initiatief om er bij Mao op aan te dringen Dengs rol als plaatsvervanger en opvolger van Zhou te formaliseren en een groot aantal oude kaderleden die tijdens de zuivering waren ontslagen weer op hoge posten te benoemen. In december 1974 stond Zhou op van zijn ziekenhuisbed en vloog naar Changsha om met Mao over een hele lijst kandidaten voor nieuwe benoemingen te praten. Mao wist van de Bende van Vier, die namens hem in Peking de boel in de gaten hield, van de activiteiten van het bondgenootschap. Madame Mao had geschreven dat ze ‘geschokt en verbijsterd’ was over de ontwikkelingen.21 Mao verkeerde echter niet in de positie om een veto over de lijst van Zhou en Deng uit te spreken. Hij kon het land niet overgeven aan de Bende van Vier en evenmin kon hij een poging ondernemen zich van het bondgenootschap te ontdoen – als hij tenminste in zijn bed wilde overlijden. De Bende van Vier had geen enkele macht in het leger en Mao beschikte over niemand in het militaire apparaat die namens hem het bondgenootschap te lijf kon. En zelf was hij fysiek te zwak om een nieuwe macht te creëren die het bondgenootschap kon overtroeven.
De ziekte van Lou Gehrig had voortdurend aan zijn lichaam geknaagd. Aan het begin van zijn reis naar het zuiden, in de zomer van 1974, had Mao nog wandelingen in de tuin kunnen maken; enkele maanden later kon hij echter alleen nog maar korte stukjes schuifelen. Op 5 december ontdekte hij dat hij het zwemmen, dat zijn hele leven zijn hartstocht was geweest, vaarwel moest zeggen.22 Hij was een paar keer in zijn binnenzwembad in Changsha geweest, maar die dag was hij bijna verdronken, waardoor het zijn laatste zwempartij was geworden. De man die zevenentwintig jaar zijn lijfwacht was geweest hoorde hem een lange melancholieke en berustende zucht slaken, iets wat hij nooit eerder had gehoord en zich van Mao ook niet kon voorstellen.
Omdat de coördinatie van zijn spieren het liet afweten begon Mao steeds onverstaanbaarder te spreken en kwam er voortdurend eten in zijn longen terecht, waardoor hij bijna stikte en ontstekingen kreeg. Hij moest op zijn zij liggen om voedsel toegediend te krijgen. Het leven werd kwellend oncomfortabel.
In deze omstandigheden moest Mao wel met Zhous lijstje akkoord gaan, vooral met de promotie van Deng tot eerste vice-premier en plaatsvervanger van Zhou. Mao bevorderde echter ook een lid van de Bende van Vier, de Cobra, en benoemde hem tot tweede man na Deng in het leger en de regering. Bovendien stond hij erop dat de media in handen van de Bende bleven, zodat alleen zíjn boodschap tot het land in zijn geheel zou doordringen.
De strategie van het bondgenootschap was erop gericht de Cobra en Madame Mao te verwijderen door hun minder dan smetteloze verleden te gebruiken. Op 26 december, Mao’s eenentachtigste verjaardag, vertelde Zhou Mao dat ze in de jaren dertig banden met de Nationalistische inlichtingendienst hadden onderhouden. Het antwoord van Mao luidde dat hij altijd van hun verleden had geweten en hij zei met zoveel woorden dat niets hem minder interesseerde.23
Dat Zhou Mao recht in zijn gezicht vertelde dat zijn vrouw en een van zijn hoogste volgelingen ervan werden verdacht vijandelijke agenten te zijn was voor Zhou een ongehoorde handelwijze. Mao zag dat de strijd nu werkelijk was begonnen en dat hijzelf en de Bende van Vier recht tegenover het bondgenootschap van Deng, Zhou en Ye en de oude kaderleden stonden die nu op massale schaal opnieuw in dienst werden genomen.
Mao probeerde enig terrein terug te winnen door de Bende van Vier in maart 1975 een mediacampagne te laten beginnen om afbreuk te doen aan het gezag van de weer in dienst genomen kaderleden. In april, nadat Mao naar Peking was teruggekeerd, zei Deng Mao eens goed de waarheid en vroeg hem een einde aan de campagne te maken. Mao was gedwongen toe te geven en gaf de Bende van Vier de schuld. Op 3 mei gaf Mao ten overstaan van het Politbureau bevel de campagne te beëindigen en zei dat hij ‘een fout had gemaakt’.24 Dit was een nooit eerder vertoonde capitulatie, een gevolg van het feit dat hij duidelijk kwetsbaar was. Zoals iedereen op de bijeenkomst kon zien was hij buitengewoon zwak, volledig blind, en nauwelijks verstaanbaar. Het was zijn laatste optreden op een vergadering van het Politbureau.
Bij deze gelegenheid leverde Mao zich, voor de eerste maal sinds hij aan de macht was gekomen, geheel over aan de genade van zijn collega’s en smeekte hun geen coup te overwegen. Steeds weer vroeg hij: ‘Geef je niet over aan revisionisme; splits je niet; smeed geen complotten.’25 Het eerste punt betekende: blijf de Culturele Revolutie trouw. De rest betekende: smeed geen complot tegen mij. In deze periode vertelde hij Deng en zijn bondgenoten ettelijke malen een historisch verhaal waarvan de impliciete maar onmiskenbare boodschap was: als jullie aan een coup denken, pleeg die dan tegen mijn vrouw en de bende, na mijn dood.26
Mao moest zich tot dergelijke smeekbeden verlagen omdat hij de controle over het leger vrijwel kwijt was. Het bondgenootschap had veel generaals gerehabiliteerd die slachtoffer van Mao waren geweest en hen op hoge posten benoemd. Als het op een algehele confrontatie aankwam zou Mao in het leger geen topmensen hebben die zijn kant zouden kiezen. Hij had geprobeerd zijn eigen mensen, namelijk twee leden van de Bende van Vier, op toonaangevende posities in het leger onder te brengen, maar deze waren totaal geboycot.
In juni 1975 maakte het leger een machtig uitdagend gebaar tegen Mao. De aanleiding was de zesde gedenkdag van de dood van maarschalk He Long, de man tegen wie de Russische minister van Defensie Malinovski tien jaar daarvoor had gezegd dat hij ‘Mao moest zien kwijt te raken’. Als gevolg van Mao’s argwaan was maarschalk Ho in 1969 in afgrijselijke omstandigheden in de gevangenis om het leven gekomen. Het leger besloot nu een herdenkingsdienst voor hem te houden, wat zowel een signaal van de veranderende tijden als een enorme vernedering voor Mao was. Mao kon niet voorkomen dat de dienst plaatsvond maar gaf wel bevel dat hij buitengewoon sober zou zijn – zelfs zonder kransen of toespraken. Met steun van het hoogste echelon schreef Ho’s familie Mao met het dreigement de dienst te zullen boycotten als de restricties niet werden opgeheven en zei er nadrukkelijk bij dat Ho nog tal van levende trouwe kameraden had.27 Mao moest inbinden. Het enige dat hij nog voor elkaar kon krijgen was dat het nieuws over de dienst buiten de media werd gehouden.
De dienst stond in het teken van bittere emoties, en de sfeer werd nog meer gespannen door de buitengewoon ostentatieve rouw van Zhou Enlai, die was opgestaan van wat duidelijk zijn sterfbed zou worden om de dienst bij te wonen en die de grote toespraak met loftuitingen hield. Toen hij de zaal betrad riep hij de naam van de weduwe van de maarschalk, omhelsde haar luid snikkend en zei haar dat het hem ‘heel erg speet’ dat hij haar echtgenoot ‘niet had kunnen beschermen’.
Zhou had tijdens de Culturele Revolutie de leiding gehad van het onderzoek naar Ho dat in Ho’s dood had geresulteerd en naar aanleiding waarvan een massa ondergeschikten van Ho gevangen waren gezet en waren gemarteld, sommigen tot de dood erop was gevolgd. Er was sprake van sterke ressentimenten tegen Zhou, die zich hiervan bewust was, en zijn verontschuldiging aan Ho’s weduwe was gedeeltelijk een poging zichzelf vrij te pleiten en de schuld bij Mao te leggen.28 Hierdoor, en door het feit dat hij kwam opdagen terwijl hijzelf stervende was – wat hij de aanwezigen nadrukkelijk vertelde – vervloog een groot deel van de woede van de aanwezigen, die deze nu op Mao richtten.
Mao, die altijd de schuld op anderen had afgeschoven, vond het maar niets dat hetzelfde nu hem overkwam en haalde op zijn beurt naar Zhou uit – zodra hij zijn gezichtsvermogen terug had. Op 23 juli liet Mao de staar uit zijn linkeroog verwijderen. Als begeleiding bij deze zeven minuten durende operatie koos hij een stuk hemelse muziek om zichzelf moed te geven.29 Hij was opgetogen hoe soepel de operatie verliep en vroeg de chirurg het jaar erop zijn andere oog te behandelen. Inmiddels liet hij twee speciale brillen maken. De ene had een linkerpoot en de andere een rechter-, en ze werden door een bediende verwisseld als Mao zich in bed omdraaide, zodat de zijkant van zijn gezicht nooit op een poot van zijn bril zou rusten.
Doordat hij meer kon zien kreeg Mao een hernieuwd gevoel van zelfvertrouwen. Binnen twee weken had hij een mediacampagne tegen Zhou opgezet.30 Mao verkondigde dat een van de beroemdste klassieke Chinese romans, De waterkant, in werkelijkheid over ‘capitulationisten’ ging, die het verdienden veroordeeld te worden. De term ‘capitulationisten’ was een toespeling op het vervalste ‘desertiebericht’ uit 1932 dat Zhous naam droeg. Zhou maakte zich zulke zorgen dat Mao zijn naam door het slijk zou halen, vooral na zijn dood, dat hij op het allerlaatste moment voor een zware operatie aan zijn kanker, toen hij de medicijnen voor de operatie al had gekregen en men op het punt stond hem de operatiekamer binnen te rijden, met alle geweld een uur respijt wilde hebben om een zelfverdediging over het bericht te schrijven. Hij stapte pas op de wachtende brancard nadat hij het document met trillende hand had ondertekend en aan zijn vrouw had gegeven. Deng veegde Mao de eerstvolgende keer dat hij hem zag de mantel uit over de campagne, en Mao moest alweer bakzeil halen. Hij probeerde zijn vrouw de schuld te geven en gebruikte de voor hem kenmerkende taal. ‘Dat stuk schijt!’ zei hij over haar. ‘Blaffen tegen de verkeerde boom!’31 De campagne stierf een stille dood.
Al die tijd probeerde Deng de praktijken van de Culturele Revolutie ongedaan te maken en de levensomstandigheden van de mensen te verbeteren. In dit jaar, het vijfentwintigste van Mao’s bewind, leefden de meeste mensen nog steeds in uiterste armoede en ellende. In de stedelijke gebieden, die bevoorrecht waren, was er nog steeds een uiterst strenge rantsoenering van voedsel, kleding en vrijwel alle dagelijkse levensbehoeften van kracht. Families van drie generaties woonden dikwijls opeengeperst in een kleine kamer aangezien de stedelijke bevolking onder Mao met honderd miljoen mensen was gegroeid en er toch heel weinig huizen waren bijgebouwd; bovendien was er geen sprake van onderhoud. Mao’s prioriteit – en de kwaliteit van het leven – kan worden opgemaakt uit het feit dat de totale investeringen in stedelijke voorzieningen (met inbegrip van water, elektriciteit, vervoer, riolering enzovoort) in de elf jaar tussen 1965 en 1975 minder dan vier procent van die in de wapenindustrieën bedroegen.32 Gezondheidszorg en onderwijs ontvingen ruim minder dan de helft van het al piepkleine percentage van de investeringen die ze aan het begin van Mao’s bewind hadden ontvangen.33 Op het platteland leefden de meeste mensen nog steeds op de grens van de hongersnood. Op sommige plaatsen waren er volwassen vrouwen die helemaal geen kleren meer hadden en gedwongen waren naakt rond te lopen.34 In Mao’s oude hoofdstad, de stad Yan’an, waren de mensen armer dan toen de communisten er veertig jaar daarvoor waren aangekomen.35 De stad wemelde van de hongerige bedelaars, die, als er buitenlanders kwamen om Mao’s oude basis te bewonderen, werden geboeid en opgesloten en vervolgens weer naar hun dorpen werden gedeporteerd.
Mao wist zonder enige twijfel hoe slecht de toestand was. Hij bleef buitengewoon goed op de hoogte door dagelijks de rapporten te lezen (of ze zich te laten voorlezen) van een netwerk van informatiekanalen dat hij had ingesteld. In september 1975 vertelde hij Le Duan, de partijchef van Vietnam, dat net dertig jaar onafgebroken oorlog achter de rug had, met inbegrip van verwoestende Amerikaanse bombardementen: ‘Het armste land ter wereld zijn nu niet jullie maar wij.’36 Toch gaf hij de media opdracht een aanval te lanceren op Dengs pogingen de levensstandaard te verhogen met absurde leuzen als: ‘Het onkruid van het socialisme is beter dan de oogsten van het kapitalisme.’
Deng probeerde hiernaast het vrijwel algemene verbod op boeken, kunsten en vermaak op te heffen dat bijna tien jaar van kracht was geweest. Om te beginnen probeerde hij een aantal films vrij te geven om de bevolking enig amusement te kunnen bieden. Hoewel al deze films veilig binnen de grenzen van het socialistisch realisme vielen had Madame Mao namens haar echtgenoot geprobeerd ze terug te laten trekken op de beschuldiging dat ze ‘misdadig’ waren omdat er mooie actrices in voorkwamen.
Mao zelf had een overvloed van vermaak. Een ervan was in de comfortabele omgeving van zijn huis naar zijn favoriete Pekingopera’s kijken. Hiervoor werden operasterren uit hun kampen teruggeroepen om door ploegen cameralieden die ook uit ballingschap waren teruggeroepen in de nu lege televisiestudio van Peking gefilmd te worden.37 Na een jarenlang verblijf op het platteland waren ze hun routine kwijtgeraakt en werden dus eerst maandenlang geïsoleerd gehouden met de opdracht hun verloren gegane kunst terug te vinden en geen vragen te stellen. Omdat niemand hun wilde uitleggen waarom ze deze nog steeds verboden – en daarom buitengewoon gevaarlijke – ‘giftige planten’ moesten uitvoeren, brachten de meesten deze maanden in een toestand van grote vrees door. De films werden vervolgens voor Mao uitgezonden vanuit een televisieauto die naast zijn huis stond geparkeerd. Hij keek ook naar films uit de pre-communistische tijd, uit Hongkong en het Westen.
Mao weigerde echter de bevolking ook maar een druppel te gunnen van datgene waarvan hij zelf genoot. Deng had vaak ruzie met Mao’s vrouw, schreeuwde soms tegen haar en sloeg met zijn vuist op tafel – een behandeling die ze van niemand behalve haar echtgenoot gewend was. Bovendien klaagde Deng het optreden van Jiang Qing tegenover Mao aan en moedigde mensen, zoals filmregisseurs, aan Mao brieven met klachten over haar te schrijven.38 Mao wilde een einde aan Dengs initiatieven maken door hem over te halen een verklaring op papier te zetten dat hij zich aan de praktijken van de Culturele Revolutie zou houden. In november 1975 eiste hij dat Deng een resolutie voor de partij zou opstellen waardoor de Culturele Revolutie zou worden vereeuwigd.39
Deng weigerde dit niet alleen maar deed het ook nog eens openlijk, ten overstaan van ongeveer honderddertig hogere kaderleden, waarmee hij Mao op een niet mis te verstane manier uitdaagde. Mao moest van de resolutie afzien. Voor hem was de maat nu vol. Hij besloot zich van Deng te ontdoen.
Zhou en Ye hadden er bij Deng op aangedrongen zich niet te confronterend tegen Mao te gedragen: ze wilden dat hij Mao gewoon naar de mond praatte en wachtte tot hij zou sterven.40 Deng kon echter niet wachten. Hij ging uit van de berekening dat hij Mao kon dwingen te slikken wat hij deed, mits hij hem niet persoonlijk kwaad zou doen.
Mao’s toestand verslechterde snel. De verlamming was opgerukt naar zijn vitale organen, met inbegrip van zijn keel, wat ernstige gevolgen had voor zijn voedselopname. Onder zijn verkruimelende pantser huisde echter nog steeds zijn fenomenale vastbeslotenheid zich niet te laten verslaan.
Mao’s moment kwam op 8 januari 1976, toen Dengs belangrijkste bondgenoot, Zhou Enlai, op achtenzeventigjarige leeftijd overleed. Mao kwam meteen in beweging. Hij ontsloeg Deng, stelde hem onder huisarrest en klaagde hem publiekelijk bij name aan. Tegelijkertijd schorste hij maarschalk Ye, het derde belangrijkste lid van het bondgenootschap, onder het mom dat Ye ziek was. Als opvolger van Zhou benoemde Mao een tot dan toe onbekende discipel van het middenniveau, Hua Guofeng. Een even onbekende generaal van lage rang, Chen Xilian, werd als leider van het leger aangewezen. Mao koos deze relatief neutrale nieuwe gezichten in plaats van leden van de Bende van Vier om zo weinig mogelijk negatieve reacties uit de partij en het leger te krijgen, waar de meeste mensen een hekel aan de Bende hadden.
De dood van Zhou maakte echter iets los wat tot dan toe in Mao’s China niet had bestaan: de publieke opinie. Het voorgaande jaar, onder Deng, was er via de netwerken van herbenoemde communistische functionarissen en hun kinderen voor het eerst informatie naar buiten gekomen over wie aan de top welke standpunten had, en deze informatie had de ronde gedaan in het land. Het publiek kreeg nu te horen dat Zhou was vervolgd (terwijl het niets vernam over zijn smerige rol tijdens de Culturele Revolutie). Het bericht van Zhous dood ontketende een nooit eerder vertoonde uitbarsting van openbare rouw, vooral daar de media er zo weinig mogelijk aandacht aan besteedden. Op de dag dat zijn lichaam van het ziekenhuis naar het crematorium werd overgebracht stonden er meer dan een miljoen mensen langs de straten van Peking opgesteld. Het was de eerste keer onder Mao dat er bij benadering zo veel mensen bijeen waren zonder dat het was georganiseerd. Op de dag van de herdenkingsdienst voor Zhou opperde zelfs Mao’s uiterst voorzichtige verpleegster annex secretaresse dat hij de dienst misschien moest bijwonen, een idee dat Mao van de hand wees.41 De mensen vatten Mao’s afwezigheid als een belediging aan Zhous adres op, en toen er enkele dagen later bij Mao’s residentie in Zhongnanhai ter gelegenheid van Chinees nieuwjaar vuurpijlen werden afgeschoten, begon het personeel te fluisteren dat hij de dood van Zhou vierde.
Overal in China braken nu protesten uit onder de bevolking, en de bres die door Zhous dood was geforceerd werd gebruikt om uiting te geven aan de afkeer van Mao’s politiek. Begin april kwam de vulkaan tot uitbarsting tijdens het Grafbezem Feest, als de Chinezen traditioneel hun doden eer bewijzen. Menigten vulden spontaan het Tiananmenplein om met kransen en gedichten om Zhou te rouwen en de Culturele Revolutie aan de kaak te stellen. Nog verbazingwekkender was dat menigten in het hart van de hoofdstad de politiewagens vernietigden die per luidspreker het bevel gaven het plein te verlaten en dat het hoofdkwartier van de militie, die door de Bende van Vier was georganiseerd en probeerde met geweld de demonstranten te verspreiden, in brand werd gestoken. Deze uitdaging aan het adres van Mao’s bewind vond op een steenworp afstand van zijn huis plaats.
Het regime onderdrukte de protesten met veel bloedvergieten. Madame Mao begroette dit als een overwinning en Mao schreef: ‘Fantastisch voor het moreel. Goed. Goed. Goed.’42 In het hele land volgde nu een golf van geweld, maar Mao was niet meer in staat een grote terreur te organiseren zoals hij vroeger had gedaan.
Hoewel Deng niets met de organisatie van de demonstraties uitstaande had verkondigde een bepaald voorwerp zijn populariteit: de massa kleine flesjes die aan de naaldbomen rond Tiananmen hing. Dengs voornaam, Xiaoping, wordt op dezelfde manier uitgesproken als ‘flesjes’. Mao voelde zich extreem bedreigd door dit teken. Dat het publiek de kant van zijn tegenstanders in de partij koos was nog nooit vertoond. Mao liet Deng uit zijn huis halen en in een ander deel van Peking opsluiten.
In plaats van Deng te bestraffen met dezelfde wrede methoden die hij andere vijanden had aangedaan liet Mao hem echter ongemoeid. Hij deed dit niet omdat hij zo dol was op Deng. Hij kon eenvoudigweg niet het risico nemen een situatie te creëren waarin de vele aanhangers van Deng in het leger zich gedwongen zouden kunnen voelen tot actie over te gaan. Hoewel Mao Dengs bondgenoot maarschalk Ye had laten schorsen bleef Ye een vrijwel volledige controle over het militaire apparaat uitoefenen.43 In zijn huis in de exclusieve woonwijk in de Westelijke Heuvels ontving hij een stroom generaals en topofficieren, die hij uitdagend vertelde dat hij, in tegenstelling tot wat Mao had beweerd, helemaal niet ziek was. Tegenover zijn vrienden noemde Ye Mao nu niet meer ‘de voorzitter’, wat de gewone respectvolle aanduiding voor hem was, maar de na-mo-wen, de Chinese transcriptie van het Engelse ‘number one’, dat oneerbiedig was. Legerleiders bespraken vrijwel openlijk wat hun te doen stond. Een van hen, die de bijnaam ‘Baardige Generaal’ had, drong er bij Ye op aan meteen op te treden en de Bende van Vier ‘eenvoudigweg te grijpen’. Ye, die uit angst voor microfoons niet hardop wilde praten, stak zijn duim omhoog, schudde hem een paar keer heen en weer en draaide hem toen omlaag, waarmee hij bedoelde: wacht nou maar tot Mao dood is. De ‘Baardige Generaal’ praatte hierop even met het hoofd van de Pretoriaanse Garde, Wang Dongxing, een vroegere ondergeschikte van hem, en gaf opdracht dat Deng goed beschermd moest worden.
Mao wist wat er in de Westelijke Heuvels gaande was, maar zijn nieuwe uitvoerders in het leger verkeerden niet in de positie een conflict met de veteranen aan te gaan, en zelf was hij te ziek om iets te doen. Hij moest het accepteren. In deze gefrustreerde gemoedstoestand kreeg hij begin juni 1976 een zware hartaanval, die hem op de drempel van de dood bracht.
Het Politbureau en Mao’s belangrijkste artsen werden op de hoogte gebracht. Iemand anders die meteen door een sympathiserende arts werd geïnformeerd, was de vrouw van Deng, die in Ziekenhuis 301 was opgenomen, een speciaal ziekenhuis voor topleiders, zelfs voor hen die in ongenade waren gevallen. Het was een signaal dat Mao’s greep verslapte dat een dergelijk topgeheim nieuws over zijn toestand naar zijn politieke vijanden kon uitlekken. Zodra Deng het bericht zelf had gehoord schreef hij Mao, op 10 juni, en vroeg om toestemming naar huis terug te gaan; in feite vroeg hij om zijn vrijlating.
Mao moest wel ‘Ja’ zeggen; dit deed hij ook, nadat zijn toestand aan het einde van de maand was gestabiliseerd.44 Dengs vrijlating werd echter nog enkele dagen vertraagd door een andere gebeurtenis die Mao een onveilig gevoel gaf. Op 6 juli overleed maarschalk Zhu De, de hoogste legerleider, voor wie iedereen enorm respect had, op negentigjarige leeftijd. Mao vreesde dat de dood van Zhu tot massale protesten kon leiden, zoals die welke op Zhous dood eerder dat jaar waren gevolgd – en dat Deng erbij betrokken zou kunnen raken. Zhu was heel vroeger, aan het eind van de jaren twintig, Mao’s eerste tegenstander geweest. Mao had hem tijdens de Culturele Revolutie te pakken genomen maar had hem niet willen wegzuiveren. Uiteindelijk, toen er na Zhu’s dood geen onrust ontstond, mocht Deng op 19 juli naar huis – per auto door verlaten straten en in het holst van de nacht.
Dengs detentie had maar drie maanden geduurd. Hoewel hij nog steeds onder huisarrest stond was hij nu weer bij zijn familie. Mao had hem niet kunnen vernietigen en Deng stond heel erg klaar voor het volgende gevecht.