7

Ik bracht ons naar die spookachtige hal die altijd de grootste verrukking van de oude Sawall in het doolhof was. Het was een beeldentuin zonder lichtbronnen van buiten en slechts geringe verlichting rond de voeten van de kolossale beelden, waardoor het stukken donkerder werd dan mijn favoriete hal. De vloer was oneffen-holrond, bolrond, trapvormig, geplooid waarbij de dominante kromming holrond was. Het was moeilijk om zijn grootte te schatten, want het leek van andere afmeting en contour afhankelijk van de plaats waar men stond. Gramble, Lord Sawall, had ervoor gekozen om het zonder enig plat oppervlak te creëren en ik vond het werkstuk getuigen van unieke beheersing van schaduw.

Ik stond naast iets dat leek op een complexe tuigage bij afwezigheid van een schip of een ingewikkeld muziekinstrument dat door reuzen bespeeld kon worden en het licht kleurde de lijnen, die binnen een half zichtbare omlijsting levensecht van duisternis naar duisternis verliepen, in zilveren tinten. Andere stukken staken uit de wanden en hingen als stalactieten. Terwijl ik verder liep werden wat mij eerst wanden leken een vloer voor me. De stukken die eerst leken te staan staken nu uit of hingen.

De ruimte veranderde terwijl ik ging van vorm, een tocht blies erdoor heen en veroorzaakte gezucht, gebrom, gezoem en geklingel. Gramble, mijn stiefvader, schiep een zeker behagen in deze hal, waar het voor mij lange tijd voor een oefening in moed stond om me over zijn drempel te wagen. Toen ik ouder werd leerde ik het waarderen, deels vanwege de huiver die het mijn puberjaren nu en dan bezorgde. Nu echter, nu wilde ik slechts een poosje dwalen om oude herinneringen op te halen, terwijl ik mijn gedachten ordende. Er waren er zoveel van. Dingen die me gedurende mijn volwassenheid bezig hielden leken nu dicht bij een verklaring. Ik was niet gelukkig met alle mogelijkheden die door mijn geest tolden. Toch zou het ongeacht wat boven zou komen drijven afrekenen met onwetendheid.

'Pa?'

'Ja?'

'Wat is dit eigenlijk voor plek?' vroeg Spook.

'Het is een deel van de grote kunstverzameling hier in Sawallwegen.' Legde ik uit. 'Mensen komen van de Hoven en nabijgelegen Schaduw om het te bezichtigen. Het was een passie van mijn stiefvader. Toen ik nog een kind was zwierf ik vaak door deze hallen. Er zijn veel verborgen wegen op deze plek.

'En deze ruimte in het bijzonder? Er is iets mis mee.'

'Ja en nee,' zei ik 'Ik denk dat het afhangt van wat je met mis bedoelt.'

'Mijn gewaarwordingen worden hier op een vreemde manier beïnvloed. '

'Dat komt doordat de ruimte zelf hier is opgevouwen, als een vreemde origami figuur. De hal is veel groter dan hij lijkt. Je kunt er vaak doorheen dwalen en elke keer een andere reeks uitstallingen aantreffen. Misschien speelt een innerlijke beweging zelfs een rol. Daar was ik nooit zeker van. Alleen Sawall wist dat met zekerheid.'

'Ik had gelijk. Er is iets mis mee. '

'Ik mag het eigenlijk wel.'

Ik ging op een zilveren stomp naast een warrige zilveren boom zitten.

'Ik wil zien hoe het gevouwen is,' zei hij tenslotte.

'Ga je gang.'

Terwijl hij wegzweefde dacht ik aan mijn recente gesprek met mijn moeder. Ik herinnerde me alles wat Mandor had gezegd of gesuggereerd over het conflict tussen het Patroon en de Logrus, over mijn vader als kampioen van het Patroon en toekomstige koning van Amber. Had ze dit geweten, als feit in plaats van speculatie? Ik stelde me voor dat ze dat kon hebben geweten, omdat ze een speciale verhouding met de Logrus leek te onderhouden en deze zou zeker op de hoogte zijn van zijn tegenstanders belangrijkste besluiten. Zij had toegegeven dat zij niet van de man hield. Het leek dat zij hem benaderd had om het genetische materiaal dat het Patroon zo interessant vond. Had zij werkelijk geprobeerd een kampioen voor de Logrus voort te brengen?

Ik gniffelde toen ik het resultaat overwoog. Ze had me goed met wapens leren omgaan, maar ik was in geen enkel opzicht mijn vaders gelijke. Ik had een voorkeur voor toverij maar tovenaars waren er dertien in een dozijn in de Hoven. Uiteindelijk had ze me verscheept om te studeren op die Schaduw Aarde waaraan de Amberieten de voorkeur gaven. Maar een graad in Computer Science van Berkeley zou me ook maar weinig geschikt maken om het vaandel van Chaos te verdedigen tegen de krachten van Orde. Ik moet een teleurstelling voor haar zijn geweest.

Ik dacht terug aan mijn kindertijd, aan enkele van de vreemde ondernemingen waarvoor deze plek als vertrekpunt had gediend. Gryll en ik zouden hier komen, met Glait langs onze voeten glijdend, om een been gekruld of meeliftend tussen mijn kleding. Ik zou die vreemde jammerende schreeuw slaken die ik in een droom geleerd had en soms zou Kergma zich bij ons hebben gevoegd voortschietend uit de vouwen van duisternis, uit een rafelig gebied van verwrongen ruimte. Ik was er nooit zeker van wat Kergma precies was, of zelfs van welk geslacht, want Kergma was een gedaanteveranderaar en vloog, kroop, sprong of rende in een opeenvolging van interessante vormen.

In een opwelling slaakte ik die oude kreet. Natuurlijk gebeurde er niets en ik zag een paar tellen later waar hij voor stond: een jammerklacht om een verdwenen jeugd, waarin ik me tenminste gewenst had gevoeld. Nu, nu was ik niets – noch een Amberiet, noch een Chaosiet – en zeker een teleurstelling voor mijn verwanten aan beide zijden. Ik was een mislukt experiment. Ik zou nooit gewenst zijn om mezelf maar om iets dat zou kunnen gebeuren. Plotseling werden mijn ogen vochtig en hield ik een snik in. En ik zal nooit weten in welke gemoedstoestand ik terecht zou zijn gekomen, doordat ik op dat moment werd afgeleid.

Er kwam een flits van rood licht vanaf een punt hoog op de muur links van mij. Het was in de vorm van een kleine cirkel rond de voeten van een menselijke gedaante.

'Merlin!' riep een stem uit die richting en de vlammen schoten hoger. Bij dat licht zag ik dat bekende gezicht, dat me een beetje aan dat van mij herinnerde en ik was blij met het doel die het net aan mijn leven had gegeven, zelfs als dat doel de dood was.

Ik hief mijn linkerhand boven mijn hoofd en riep een blauwe lichtflits op van de wielring.

'Hierheen, Jurt!' riep ik, terwijl ik ging staan. Ik begon de lichtbal te vormen die zijn afleiding zou worden terwijl ik de slag voorbereidde die hem zou elektrocuteren. Bij nader inzien leek dat de veiligste manier om hem te doden. Ik was de tel kwijt van het aantal pogingen van hem om mij te doden en ik had besloten om de volgende keer het initiatief te nemen. Zijn zenuwstelsel braden leek de beste manier om hem koud te maken, ondanks wat de Fontein voor hem gedaan had. 'Hierheen, Jurt!'

'Merlin! Ik wil praten!'

'Ik niet. Ik heb het te vaak geprobeerd en ik heb niets meer te zeggen. Kom hierheen en laten we dit afhandelen – wapens, handen, magie. Het maakt mij niets uit. '

Hij hief beide handen omhoog, met de palmen naar voren.

'Wapenstilstand!' riep hij. 'Het zou niet goed zijn om het hier in Sawall te doen.'

'Doe niet alsof je daar scrupules over hebt, broer!' riep ik, maar mee dat ik dat zei realiseerde ik me dat er iets in zou kunnen zitten. Ik kon me herinneren hoeveel de goedkeuring van de oude man voor hem betekende en ik realiseerde me dat hij Dara in dit huis niet graag tegenwerkte. 'Wat wil je nu eigenlijk?'

'Praten. Ik meen het,' zei hij. 'Wat moet ik doen?'

'Kom daar naar me toe,' zei ik en ik wierp mijn lichtbal om boven een bekend object te schijnen dat er uit zag als een enorm kaartenhuis gemaakt van glas en aluminium dat licht vanuit honderden vlakken weerkaatste.

'Prima,' kwam het antwoord.

Ik begon in die richting te lopen. Ik zag hem van zijn kant naderen en ik boog mijn koers zo dat onze wegen niet zouden kruisen. Ook versnelde ik mijn tred zodat ik voor hem aan zou komen.

'Geen trucs,' riep hij uit. 'En als we toch besluiten om het uit te vechten, laten we dan naar buiten gaan.'

'Okee.'

Ik betrad de structuur op een punt om de hoek van zijn nadering. Onmiddellijk ontmoette ik zes spiegelbeelden van mijzelf.

'Waarom hier?' kwam zijn stem van ergens dichtbij.

'Ik neem aan dat je nooit een film hebt gezien met de titel Lady from Shanghai?'

'Nee.'

'Het kwam bij mij op dat we hierin rond kunnen dwalen en praten en dat de plaats veel kan doen om te voorkomen dat we elkaar bezeren.'

Ik ging een hoek om. Er waren meer van mij op verschillende plekken. Een paar ogenblikken later hoorde ik een scherpe inademing van ergens dichtbij. Het werd bijna onmiddellijk gevolgd door gegrinnik.

'Ik begin het te begrijpen,' hoorde ik hem zeggen.

Drie stappen en weer een draai. Ik stopte. Er waren twee van hem en twee van mij. Hij keek echter niet naar mij. Ik reikte langzaam naar een van de beelden. Hij draaide en zag me. Zijn mond opende zich, terwijl hij terug trad en verdween.

'Waar wil je over praten?' vroeg ik terwijl ik bleef staan.

'Het is moeilijk te weten waar te beginnen. '

'Zo is het leven.'

'Je hebt Dara behoorlijk overstuur gemaakt. . . .'

'Dat was snel, ik heb haar tien of vijftien minuten geleden nog gezien. Verblijf je hier in Sawall?'

'Ja En ik wist dat zij met jou lunchte. Ik zag haar zonet even in een flits.'

'Wel, zij plezierde mij ook niet.'

Ik draaide weer een bocht om en passeerde op tijd een deurpost om hem vaaglijk te zien glimlachen.

'Soms is ze zo. Ik weet het, ' zei hij. 'Ze zei me dat de Logrus langs kwam voor het toetje.'

'Ja.'

'Ze zei dat het jou zou hebben gekozen voor de troon. '

Ik hoopte dat hij mijn schouderophalen zou zien.

'Daar leek het op. Daar verlang ik echter niet naar.'

'Maar je zei dat je het zou doen.'

'Alleen als er geen andere manier is om een zeker machtsevenwicht te herstellen. Het is in geval van nood. Ik weet zeker dat het niet zover zal komen.'

'Maar het heeft jou gekozen.'

Weer een schouderophalen.

'Tmer en Tubble gaan voor mij.'

'Dat doet er niet toe. Ik verlangde er naar, weet je.'

'Ik weet het. Het lijkt me geen slimme beroepskeuze.'

Plotseling was hij om me heen.

'Zo lijkt het nu,' gaf hij toe. 'Het zat er echter al een tijd aan te komen voordat je aangewezen werd. Elke keer dat we elkaar troffen dacht ik in het voordeel te zijn en elke keer kwam je er dichter bij mij te doden.'

'Het werd inderdaad steeds slordiger.'

'Die laatste keer – in de kerk – in Kashfa was ik er zeker van dat ik je eindelijk kon uitschakelen. In plaats daarvan scheelde het verdomd weinig of je maakte mij af.'

'Stel dat Dara of Mandor Tmer en Tubble zouden elimineren. Dan zou je weten dat je zelf met mij moest afrekenen; maar hoe zit het met Despil?'

'Hij zou voor mij opzij stappen. '

'Heb je het hem gevraagd? '

'Nee. Maar ik weet het zeker.'

Ik bewoog verder.

'Je nam altijd teveel aan, Jurt.'

'Misschien heb je gelijk,' zei hij, verschijnend en weer verdwijnend. 'In ieder geval maakt het niet uit.'

'Waarom niet?'

'Ik kap ermee. Ik doe niet meer mee. Ik heb er genoeg van.'

'Hoe dat zo?'

'Zelfs al had de Logrus zijn bedoelingen niet kenbaar gemaakt, ik begon nerveus te worden. Het was ook niet alleen dat ik bang was dat je me zou doden. Ik begon over mezelf na te denken en de troonsopvolging. Wat als ik de troon zou halen? Ik ben niet meer zo zeker dat ik in staat ben hem te bekleden.' Ik draaide weer, ving een glimp van hem op waarbij hij zijn lippen likte en zijn wenkbrauwen fronste. 'Ik zou het rijk ernstig kunnen schaden, ' ging hij verder, 'tenzij ik goede raad had. En je weet dat die uiteindelijk zou komen van Mandor of Dara. Ik zou een marionet worden, niet waar?'

'Waarschijnlijk. Maar je hebt me erg benieuwd gemaakt. Wanneer begon je er zo over te denken? Viel dat toevallig samen met je behandeling in de Fontein? Zou mijn onderbreking die dichter in de juiste richting hebben gestuurd?'

'Het is mogelijk, er zit iets in,' Zei hij.

'Ik ben nu blij dat ik niet het hele traject gevolgd heb. Ik vermoed dat het mij gek zou hebben gemaakt, zoals het Brand is overkomen. Maar het zou misschien helemaal niet zo zijn gegaan. Of ik weet het niet.'

Er was stilte terwijl ik zijwaarts langs een gang liep en mijn verwarde spiegelbeelden aan beide kanten gelijke tred hielden.

'Ze wilde niet dat ik jou doodde,' gooide hij er tenslotte uit van ergens rechts van me.

'Julia?'

'Ja.'

'Hoe gaat het met haar?'

'Ze is Herstellende. Vrij snel, eigenlijk.'

'Is zij hier in Sawall?'

'Ja.'

'Luister, ik zou haar willen zien. Maar als zij dat niet wil, kan ik het begrijpen. Ik wist niet dat zij het was toen ik Masker neerstak en het spijt me.'

'Zij wilde je nooit echt verwonden. Zij had ruzie met Jasra. Met jou was het een ingewikkeld spel. Zij wilde bewijzen dat zij even goed of misschien beter dan jij was. Zij wilde je laten zien wat je had weg gegooid.'

'Sorry,' mompelde ik.

'Vertel me een ding, alsjeblieft,' zei hij. 'Hield je van haar? Heb je ooit echt van haar gehouden?'

Ik antwoordde hem niet direct. Ten slotte had ik me die vraag mezelf vele keren gesteld en ik moest ook op het antwoord wachten.

'Ja,' zei ik eindelijk. 'Alleen realiseerde ik dat niet tot het te laat was. Slechte timing van mijn kant.'

Wat later vroeg ik, 'En hoe zit dat met jou?'

'Ik ga niet dezelfde fout maken die jij maakte, ' antwoordde hij. 'Zij was het die me over al deze zaken deed nadenken. . . .'

'Ik begrijp het. Als ze me niet wil zien, zeg haar dan dat het me spijt over alles.'

Er kwam geen antwoord. Ik stond een poosje stil in de hoop dat hij me zou inhalen maar dat deed hij niet.

Toen, 'Okee, ' riep ik uit. 'Ons duel is wat mij betreft beëindigd.'

Ik begon weer te lopen. Na een poosje kwam ik bij een uitgang en ik stapte erdoor.

Hij stond buiten en keek naar een massief porseleinen gezicht.

'Goed,' zei hij.

Ik kwam dichterbij.

'Er is meer,' zei hij terwijl hij nog steeds niet naar mij keek.

'Oh?'

'Ik denk dat ze de kaarten steken,' verklaarde hij.

'Wie? Hoe? Waarom?'

'Mam en de Logrus, ' vertelde hij. 'Om je op de troon te zetten. Wie is de bruid van het Juweel?'

'Ik denk dat dat Coral zou kunnen zijn. Ik meen dat ik Dara ooit die term heb horen gebruiken. Waarom?'

'Ik hoorde haar laatste cyclus orders geven aan enkele Hendrake verwanten. Zij zend een speciaal team om deze vrouw te kidnappen en haar hier te brengen. Ik heb de indruk dat zij jouw koningin moet worden.'

'Dat is belachelijk,' zei ik. 'Zij is getrouwd met mijn vriend Luke. Zij is koningin van Kashfa.'

Hij haalde zijn schouders op.

'Ik vertel maar wat ik hoorde,' zei hij. 'Het had te maken met dat machtsevenwicht.'

Ik had inderdaad niet aan die mogelijkheid gedacht, maar het was heel logisch. Met Coral zouden de Hoven automatisch het Juweel des Oordeels in het bezit krijgen of het Oog van de Slang zoals het hier bekend was en het evenwicht zou zeker beïnvloed worden. Een verlies voor Amber en een winst voor de Hoven. Het kon voldoende zijn om te bereiken wat ik wilde, de harmonie die de catastrofe voor onbepaalde tijd zou uitstellen.

Jammer genoeg kon ik dit niet laten gebeuren. Het arme meisje was teveel heen en weer gesleept, doordat zij toevallig op het verkeerde moment in Amber verbleef en mij toevallig was gaan mogen. Ik kan me herinneren dat ik eens in het abstracte filosofeerde en besloot dat het gerechtvaardigd was om een onschuldige op te offeren voor het algemeen belang. Dat was in de schoolbanken en had iets te maken met principes. Maar Coral was mijn vriendin, mijn nicht en technisch gezien mijn geliefde – hoewel onder omstandigheden die nauwelijks telden. En een snelle toets van mijn gevoelens, om niet weer achter de feiten aan te lopen, gaf aan dat ik op haar verliefd kon worden. Dat alles betekende dat filosofie weer een ronde had verloren in de echte wereld.

'Hoe lang geleden zond zij deze mensen uit, Jurt? ' 'Ik weet niet wanneer zij vertrokken of zelfs of ze al vertrokken zijn,' antwoordde hij. 'En wat dat betreft: met het tijdverschil kunnen ze misschien al zijn gegaan en teruggekomen.'

'Dat is waar,' zei ik en 'Verdomme!'

Hij draaide zich om en keek me aan.

'Het is ook in allerlei andere opzichten belangrijk, neem ik aan? ' vroeg hij.

'Dat is het voor haar en zij is het voor mij, ' antwoordde ik.

Zijn uitdrukking veranderde in een van verwarring.

'In dat geval,' zei hij, 'waarom laat je hen haar niet gewoon naar jou brengen? Als je de troon moet accepteren zal het de zaak veraangenamen. En als je het niet doet heb je haar toch bij je.'

'Gevoelens zijn moeilijk geheim te houden zelfs onder niet-tovenaars,' zei ik. 'Zij zou als gijzelaar kunnen worden gebruikt om mijn gedrag af te dwingen.'

'Oh. Ik vind het vervelend te zeggen dat dit me deugd doet. Wat ik bedoel is . . . het doet me deugd dat je om iemand anders geeft.'

Ik liet mijn hoofd zakken. Ik wilde hem aanraken maar deed het niet.

Jurt maakte een brommend geluid zoals hij soms deed toen hij als kind over dingen peinsde. Toen, 'Wij moeten haar te pakken krijgen voordat zij dat doen en haar naar een veilige plek brengen,' zei hij. 'Of haar van hun afnemen als zij haar reeds hebben.'

''Wij'?'

Hij glimlachte, een zeldzame gebeurtenis.

'Je weet wat ik ben geworden. Ik ben sterk.'

'Dat hoop ik,' zei ik. 'Maar je weet wat zal gebeuren als er getuigen zullen zijn om te zeggen dat twee Sawall broers erachter zitten? Heel waarschijnlijk een vendetta met Hendrake.'

'Zelfs als Dara hen ertoe overhaalde? '

'Men zal denken dat zij hen belazerd heeft.'

'OK,' zei hij. 'Geen getuigen.'

Ik had kunnen zeggen dat het vermijden van een vendetta veel andere levens zou redden maar dat zou hypocriet zijn overgekomen zelfs al meende ik het niet zo. In plaats daarvan opperde ik, 'Die kracht die je in de Fontein hebt verkregen geeft je iets dat sommigen een 'levende Troef' effect noemen. Het lijkt me dat je in staat was om Julia en jezelf ermee te transporteren.'

Hij knikte.

'Kan het ons snel van hier naar Kashfa brengen?' Het verre geluid van een enorme gong vulde de lucht.

'Ik kan alles doen wat de kaarten kunnen,' zei hij, 'en ik kan iemand met me mee nemen. Het enige probleem is dat de Troeven zelf dat bereik niet hebben. Ik zou ons daar in een serie sprongen naar toe moeten brengen.'

Weer luidde de gong.

'Wat gebeurt er?' vroeg ik.

'Dat lawaai?' zei hij. 'Dat is de aankondiging dat de begrafenis gaat beginnen. Het kan overal in de Hoven worden gehoord.'

'Slechte timing.'

'Misschien, misschien niet. Het geeft me een idee.' 'Vertel me erover.'

'Het is ons alibi als we een paar Hendrakes moeten doden.'

'Hoe dat?'

'Het tijd verschil. We gaan naar de begrafenis en worden gezien. We glippen er tussen uit, doen onze boodschappen, komen terug en wonen de rest van de dienst bij.'

'Denk je dat de stroom dat zal toestaan.?'

'Ik denk dat er een goede kans is, ja. Ik heb een boel in het rond gesprongen. Ik begin een echt gevoel voor stromen te krijgen.'

'Dan proberen we het. Hoe meer verwarring hoe beter.'

De gong, alweer.

Rood, de kleur van het levensvuur dat ons vult, is de kleur van de rouw gewaden in de Hoven. Ik gebruikte de wielring liever dan het Teken van de Logrus om geschikte kleding voor mezelf op te roepen. Ik had de wens om elke handeling, zelfs de meest eenvoudige, met die Macht voorlopig te mijden.

Jurt troefde ons naar zijn verblijfplaats waar hij geschikte kleding van zichzelf had van de laatste begrafenis die hij bijwoonde. Ik had een kleine wens om mijn oude kamer weer te zien. Een andere keer misschien als ik niet gehaast was. . . .

We wasten, kamden, knipten en kleedden ons snel. Ik nam dan een veranderde vorm aan net als Jurt en we namen het ritueel op dit niveau weer door voordat we ons kleedden voor de gelegenheid. Overhemd, pantalon, jacquet, mantel, enkelstukken, armbanden, sjerp en hoofddoek – we zagen er brandgevaarlijk uit. Wapens mochten niet meegenomen worden. We planden om ze terug te halen als we vertrokken.

'Klaar?' vroeg Jurt me.

'Ja.'

Hij greep mijn arm, we werden getransporteerd en kwamen aan bij de binnenwaartse rand van het Plein aan het Einde van de Wereld, waar een blauwe lucht donker werd boven een vuurzee van rouwenden die ronddwaalden langs de route die de ’ zou volgen. We liepen tussen ze door in de hoop door zoveel mogelijk mensen te worden gezien. Ik werd gegroet door een paar oude bekenden. Helaas wilden de meeste stoppen en praten omdat ze me een poos niet meer hadden gezien. Jurt had vergelijkbare problemen. De meesten vroegen zich ook af waarom we hier waren in plaats van achter bij de Thelbane, de massieve glazen naald van Chaos ver achter ons. Met tussenpozen trilde de lucht wanneer de gong zijn trage galmen herhaalde. Ik voelde het ook in de grond omdat we dicht bij zijn standplek waren. We liepen langzaam over het Plein naar de massieve staak van zwarte steen bij de rand van de Put, zijn toegang een overdekte galerij van bevroren vlammen zoals ook de trap naar beneden, elke trede in de tijd opgesloten vuur, elke leuning hetzelfde. Het ruwe amfitheater onder ons was ook vuurbekleed, zelfverlicht, gericht naar het zwarte blok aan het einde van alles, geen muur erachter, maar de open leegte van de Put en zijn singulariteit vanwaar alle dingen kwamen.

Niemand ging nog naar binnen en we stonden bij de poorten van vuur en keken terug langs de route die de stoet zou volgen. We knikten naar vriendelijke demonengezichten, huiverden op de toon van de gong en zagen de lucht nog een beetje donkerder worden. Plotseling werd mijn hoofd gevuld met een krachtige aanwezigheid.

'Merlin!'

Ik kreeg onmiddellijk een beeld van Mandor in een veranderde vorm, langs zijn roodbeklede arm kijkend, waarvan de hand onzichtbaar was. Hij bekeek me waarschijnlijk door mijn Troef met op zijn gelaat een uitdrukking die sinds een lange tijd het dichtst kwam bij irritatie.

'Ja?' zei ik.

Zijn blik ging langs me heen. Zijn uitdrukking veranderde plotseling, de wenkbrauwen gingen omhoog en de lippen van elkaar.

'Is dat Jurt die bij je is?' vroeg hij.

'Dat klopt.'

'Ik had begrepen dat jullie niet op goede voet stonden,' zei hij langzaam, 'uit ons laatste gesprek.'

'We kwamen overeen om onze meningsverschillen gedurende de begrafenis opzij te zetten.'

'Hoewel het erg beschaafd lijkt, ben ik niet zeker hoe verstandig het is,' zei hij.

Ik glimlachte.

'Ik weet wat ik doe,' vertelde ik hem.

'Werkelijk?' zei hij. 'Waarom ben jij dan bij de kathedraal in plaats van hier bij Thelbane?'

'Niemand heeft me verteld dat ik verondersteld werd bij Thelbane te zijn.' 'Vreemd, ' antwoordde hij. 'Je moeder zou jou en Jurt informeren dat jullie aan de begrafenisstoet zouden deelnemen.'

Ik schudde mijn hoofd en wendde me af.

'Jurt, wist je dat we in de stoet moesten zijn?' vroeg ik.

'Nee,' zei hij. 'Aan de ene kant is het logisch. Aan de andere kant is er de behoedzaamheid die aan zou raden om niet al teveel op te vallen. Wie zegt je dit?'

'Mandor. Hij zegt dat Dara het ons zou hebben laten weten.'

'Zij heeft het mij niet gezegd.'

'Heb je het meegekregen?' vroeg ik Mandor.

'Ja. Het maakt nu niet uit. Kom erdoor jullie beiden.'

Hij strekte zijn andere hand uit.

'Hij wil ons nu,' zei ik tegen Jurt. 'Verdomme!' grimaste Jurt en kwam naar voren.

Ik reikte en greep Mandor's hand op het moment dat Jurt opdoemde en mijn schouder vastgreep. We bewogen toen naar voren in het gladde blinkende interieur van de grote hal van Thelbane op de begane grond, een studie in zwart,grijs, mosgroen, diep rood, kroonluchters als stalactieten, vuurmozaieken aan de muren, geschubde huiden daarachter opgehangen, drijvende bollen water midden in de lucht waarin schepsels zwommen. De plaats was gevuld met edelen, verwanten en hovelingen die zich als een veld van vuur rond het rouwpodium in het centrum van de hal bewogen. De gong gonsde weer net toen Mandor iets tegen ons zei.

Hij wachtte totdat de trillingen luwden en sprak opnieuw: 'Ik zei dat Dara nog niet is aangekomen. Ga je opwachting maken en laat Bances je plaatsen toewijzen in de begrafenisstoet.'

Naar het rouwpodium kijkend kreeg ik in de buurt zowel Tmer als Tubble in het vizier. Tmer sprak met Bances, Tubble met iemand met zijn rug naar mij toe. Een vreselijke gedachte kwam bij me op.

'Wat,' vroeg ik, 'is de veiligheidssituatie van de begrafenisstoet?'

Mandor glimlachte.

'Er zijn nogal wat gardesoldaten verspreid in de groep hier, ' zei hij, 'en meer langs de route geplaatst. Iemand zal je elke seconde in het oog houden.'

Ik gluurde naar Jurt om te zien of hij dat had gehoord. Hij knikte.

'Bedankt.'

Onhoorbaar vloekend liep ik naar de doodskist met Jurt achter me aan. De enige manier die ik kon bedenken om een dubbelganger te creëren zou zij het Patroon te vragen een geest van mijzelf te sturen om mijn plaats in te nemen. Maar de Logrus zou de geprojecteerde energie van de oproep meteen merken. En als ik zomaar vertrok zou niet alleen mijn afwezigheid opgemerkt worden maar ik zou waarschijnlijk getraceerd worden – mogelijk door de Logrus zelf als Dara een overleg zou oproepen. Dan zou duidelijk worden dat ik vertrokken was om de poging van de Logrus te dwarsbomen de orde te herschikken en de bronnen van de Goot zijn van een wrede en verraderlijke omvang. Ik zou niet de fout maken mezelf onmisbaar te achten.

'Hoe gaan we dit aanpakken, Merle?' vroeg Jurt zachtjes toen we onze weg zochten naar het einde van de langzaam bewegende rij.

De gong gonsde opnieuw waardoor de kroonluchters trilden.

'Ik zie niet hoe we het kunnen doen,' antwoordde ik. 'Ik denk dat het beste waarop ik kan hopen is een boodschap terwijl ik meeloop.'

'Van hieruit kan het niet met een Troef gedaan,' antwoordde hij. 'Wel, misschien onder optimale omstandigheden, ' corrigeerde hij, 'maar niet met al deze afleiding.'

Ik probeerde een formule te bedenken, een zending, een agent om me hierin te helpen. Spook zou ideaal geweest zijn. Natuurlijk was hij weggedreven om de ruimtelijke asymmetrie van de Beelden Hal te onderzoeken. Dat kon hem een lange tijd bezighouden.

'Ik zou er vrij snel kunnen komen,' bood Jurt aan, 'en met het tijdverschil terug kunnen zijn voordat iemand het bemerkte.'

'En je kent precies twee mensen in Kashfa aan wie je het zou kunnen vertellen,' zei ik. 'Luke en Coral. Allebei ontmoetten ze je in de kerk toen we elkaar probeerden te doden en je stal het zwaard van Luke's vader. Ik zou zomaar zeggen dat hij je zonder waarschuwing zou proberen te doden en zij zou om hulp gillen.'

De rij schoof wat vooruit.

'Dan vraag ik niet om hulp,' Zei hij.

'Hmm, ' zei ik hem. 'Ik weet dat je sterk bent, maar Hendrakes zijn professionals. En ook zou Coral je reddingspogingen sterk frustreren.'

'Jij bent een tovenaar,' zei Jurt. 'Als we te weten komen wie de bewakers zijn, zou je dan geen betovering op hun kunnen leggen zodat zij denken ons te zien gedurende de hele afloop. Dan verdwijnen we niemand weet ervan.'

'Ik heb het vermoeden dat Moeder of onze grote broer beschermende bezweringen op de bewakers hebben gelegd. Op zo'n ideaal moment voor een moord zou ik dat doen. Ik zou niet willen dat iemand met de hoofden van mijn mensen zou kunnen sollen als ik de veiligheid zou bewaken.'

We schuifelden een beetje verder. Door naar een kant te leunen en mijn nek uit te steken kon ik een paar vluchtige blikken werpen op de gebroken demonische gestalte van de oude Swayvill, luisterrijk gekleed met de roodgouden slang op de borst daar in de vlamvormige doodskist, Oberon's oude onverslaanbare tegenstander die hem eindelijk ging vergezellen.

Terwijl ik dichterbij kwam kwam het bij me op dat het probleem op meer dan een manier benaderd kon worden. Misschien verbleef ik te lang tussen de magische onnozelaars. Ik had de gewoonte verloren om te denken aan magie tegen magie aan meervoudige vermengde bezweringen. Dus wat als de bewakers beschermd waren tegen elke manipulatie van hun perceptie? Laat het zijn. Zoek een weg erom heen.

De gong gonsde weer. Toen de echo wegstierf leunde Jurt naar mij toe.

'Het gaat om meer dan alles wat ik heb gezegd,' fluisterde hij.

'Wat bedoel je?' vroeg ik.

'Een andere reden dat ik terugkwam naar Sawall was omdat ik bang was,'

Antwoordde hij.

'Waarvoor?'

'Tenminste een van hen – Mandor of Dara – wil meer dan een evenwicht, wil een totale overwinning van de Logrus, van Chaos. Dat geloof ik werkelijk. Het is niet alleen dat ik daaraan niet wil deelnemen. Ik wil niet dat het gebeurt. Nu dat ik Schaduw kan bezoeken wil ik het niet vernietigd zien worden. Ik wil geen overwinning voor een van de partijen. Totale controle door het Patroon zou waarschijnlijk net zo slecht zijn.'

'Hoe weet jij zeker dat een van hen dit werkelijk wil?'

'Ze probeerden het al eerder met Brand, niet waar? Hij was van plan om alle orde te vernietigen.'

'Nee,' zei ik. 'Hij was van plan om de oude orde te vernietigen en dan te vervangen door die van hem. Hij was een revolutionair, geen anarchist. Hij ging een nieuw Patroon scheppen in de Chaos die hij bracht – dat van hem, maar toch het echte ding.'

'Hij werd bedrogen. Hij zou zo een zaak niet hebben aangekund.'

'Tot hij het probeerde kon niemand het weten en hij kreeg de kans niet.'

'In ieder geval ben ik bang dat iemand de stekker uit de werkelijkheid gaat halen. Wanneer deze ontvoering wordt uitgevoerd zal het een grote stap in die richting zijn. Als je niets kunt verzinnen om onze afwezigheid te verhullen, denk ik dat we toch moeten gaan en de gok wagen.'

'Nog niet,' zei ik. 'Wacht even. Ik heb een plannetje. Wat denk je hiervan? Ik lokaliseer en hallucineer de bewakers niet. Maar ik verricht een transformatie. Ik laat twee andere mensen op ons lijken. Jij troeft ons eruit op het moment dat ik dat doe. Dat zal voor niemand een hallucinatie zijn. Iedereen zal hen als ons zien; we kunnen onze zaken afhandelen – en ons weer invoegen als dat moet.'

'Jij doet het en ik zal ons hiervandaan halen.'

'Okee, ik doe het met de twee jongens voor ons. Wanneer ik klaar ben zal ik zo'n gebaar maken,' zei ik, mijn linkerhand van schouder naar heuphoogte brengend, 'en we bukken ons alsof een van ons iets heeft laten vallen. Dan breng je ons weg.'

'Ik ben klaar.'

De wielring maakte het gemakkelijker dan een transformatiebezwering te formuleren. Het was als een bezweringprocessor. Ik voerde de twee eindproducten in en het probeerde in een wip duizenden variaties en overhandigde me het eindproduct – een paar bezweringen die me een hele poos zouden hebben gekost om op traditionele wijze te formuleren. Ik hief mijn hand op toen ik ze aanhief en een van de vele krachtbronnen benaderde die het ding in Schaduw aansprak. Ik voegde wilskracht aan de conceptie, zag de verandering plaatsvinden, liet mijn hand zakken en bukte voorover.

Er volgde een moment van duizeligheid en toen ik weer overeind kwam waren we weer terug in Jurt's appartement. Ik lachte en hij sloeg me op de schouder.

Toen veranderden we ons onmiddellijk terug naar onze menselijke gestalte en kleding. Toen dat was gedaan greep hij mijn arm weer vast en troefde ons naar Vuurpoort. Een moment later sprong hij ons weer, deze keer naar een bergtop met uitzicht op een blauwe vallei onder een groene lucht. Dan weer naar het midden van een hoge brug boven een diepe kloof, terwijl de hemel sterren verborg of bestreed.

'Okee, nou.' Zei hij en we stonden boven op een grijze stenen muur vochtig van dauw, mogelijk zelfs de resten van een noodweer. Wolken kleurden rood in het oosten. Er was een lichte zuidelijke bries.

Dit was de muur die het centrum van Jidrash omringde, Luke's hoofdstad in Kashfa. Er waren vier enorme gebouwen onder ons waaronder het paleis en de Tempel van de Eenhoorn van daaruit direct aan de overkant van het Plein alsook een aantal kleinere gebouwen. Dwars over de weg van waar we stonden was de vleugel van het paleis van waaruit Gryll me had meegenomen (hoe lang geleden?) van mijn afspraakje met de koningin. Ik kon zelfs het gebroken luik van ons raam onderscheiden in een expansie van klimop.

'Daar,' zei ik wijzend. 'Daar zag ik haar voor het laatst.'

Een ogenblik later stonden we in de kamer als enige aanwezigen. De kamer was aan kant gebracht, het bed opgemaakt. Ik nam mijn Troeven terug en vond die van Coral. Ernaar kijkend tot zij koud werd voelde ik haar aanwezigheid en reikte ernaar.

Zij was er en toch was ze er niet. Het was het verwarde gevoel van aanwezigheid dat men tegenkomt in dromen of bedwelming. Ik streek mijn hand over de kaart en eindigde ons ijle contact.

'Wat gebeurde er?' vroeg Jurt.

'Ik denk dat ze gedrogeerd wordt,' antwoordde ik.

'Dan lijkt het erop dat zij haar al hebben,' zei hij. 'Is er een manier om haar in die toestand op te sporen?'

'Zij zou ook in het volgende gebouw onder medicatie kunnen liggen,' zei ik. 'Zij voelde zich niet lekker toen ik vertrok.'

'Wat nu?'

'We moeten in ieder geval met Luke praten,' zei ik zoekend naar zijn kaart.

Ik bereikte hem direct na het onthullen ervan. 'Merlin! Waar ben je in hemelsnaam?' vroeg hij. 'Wanneer je in het paleis bent, ben ik een deur verder,' zei ik.

Hij ging van wat ik toen realiseerde de rand van een bedstee staan en pakte een groen overhemd met lange mouwen en trok het aan daarmee zijn verzameling littekens bedekkend. Ik dacht iemand in het bed achter hem te bespeuren. Hij mompelde iets in die richting maar ik kon het niet verstaan.

'We moeten praten,' zei hij terwijl hij met zijn hand door zijn rode haar streek. 'Breng me erdoor.'

'Okee,' zei ik. 'Maar eerst kun je maar beter weten dat mijn broer Jurt hier is.'

'Heeft hij het zwaard van mijn vader?'

'Eh.. Nee.'

'Ik denk dat ik hem niet meteen dood,' zei hij zijn overhemd onder zijn gordel stoppend.

Bruusk stak hij zijn hand uit. Ik greep hem. Hij stapte naar voren en hij voegde zich bij ons.