Misschien helpt dat. Al toen ik twaalf was, ontdekte ik dat hij slippertjes maakte. Of... beter gezegd, dat hij zich anders gedroeg dan andere vaders. Hij bracht een meisje mee naar huis en zei tegen mijn moeder dat zij bij ons kwam wonen. Er ontstond een vreselijke ruzie waar ik bij was en toen die was afgelopen, gaf mijn vader mijn moeder vijfhonderd pond.' Ze haalde het sigarettepeukje uit haar pijpje en deed er een nieuwe sigaret in. Dit achter elkaar roken was het enige teken van emotie. 'Hij kocht haar om, zoals u zult begrijpen. Het ging op een directe, openlijke manier. "Laat haar blijven, dan krijg jij dat geld." Zo ging dat. Het meisje bleef zes maanden. Twee jaar later kocht hij voor mijn moeder een nieuwe auto en omstreeks dezelfde tijd betrapte ik hem op kantoor met zijn secretaresse.' Ze inhaleerde diep. 'Op de vloer,' zei ze kil. `Daarna was het een vanzelfsprekende zaak dat, als mijn vader het met een nieuwe vriendin wou aanleggen, hij mijn moeder overeenkomstig ervoor betaalde. Ik bedoel hiermee, zoveel als het meisje hem waard was. Hij wou niet dat mijn moeder wegging, omdat ze een goede gastvrouw was en het huishouden uitstekend beheerde. Toen ik achttien werd, ging ik naar Oxford.

Toen ik was afgestudeerd, heb ik mijn moeder te kennen gegeven haar te kunnen onderhouden en gezegd dat ze van mijn vader moest scheiden. Haar antwoord was een ontkenning van alles en ze raadde mijn vader aan mijn toelage in te trekken. Dat weigerde hij... in hoofdzaak omdat mijn moeder het vroeg, denk ik. Ik heb er sinds twee jaar geen gebruik meer van gemaakt, maar...' Ze sloeg een snelle blik op haar tas en op haar horloge en liet er met op elkaar geklemde lippen op volgen: kunt niet altijd weigeren cadeaus aan te nemen, niet van je eigen moeder althans, en niet als je enig kind bent.'

`En dus nam u een baan in Duitsland aan?' vroeg Wexford. ja, het leek me beter weg te gaan.' Ze bloosde weer, de vlekkerig rode kleur flatteerde haar niet. 'In januari,' zei ze aarzelend, `heb ik kennis gemaakt met een man, een zakenman, die voor zijn werk vanuit ons land reizen maakt naar Keulen.' Wexford, die verwachtte een liefdesgeschiedenis opgedist te krijgen, hoorde haar tot zijn stomme verbazing zeggen: 'Ik zei mijn baan op en ging terug naar Londen om met hem samen te gaan wonen. 

Toen ik hem duidelijk maakte dat als we zouden trouwen, ik mijn vader geen penny zou vragen... kreeg ik de bons.'

`En bent u toen teruggegaan naar uw ouders?' Nora Fanshawe keek op en voor het eerst zag hij dat ze glimlachte, een afstotend lachje vol zelfspot. `U bent bikkelhard, nietwaar?' zei ze verbaasd.

Ik had de indruk dat u een afschuw had van sympathie, mevrouw Fanshawe.'

'Dat is misschien wel zo. Nog een kopje koffie? Nee, ik ook niet. Ja, ik ging naar mijn ouders terug. Ik had nog steeds medelijden met mijn moeder, begrijpt u. Ik dacht: mijn vader is ouder geworden en ik ook... Weer thuis wonen zou ik nooit meer kunnen, dat wilt ik zeker... maar ik dacht... Familieruzies zijn zo primitief, vindt u ook niet? Mijn moeder leed er onder. Ze zei altijd naar een volwassen dochter te hebben verlangd, met wie ze als een vriendin kon omgaan.' Nora Fanshawe trok afkeurend haar neus op. `Zelfs een terughoudend mens als ik heeft zwakke ogenblikken, inspecteur, ik ging met ze mee naar Eastover.' `En dat verschil van mening?'

`Dat komt nog. Tot dat tijdstip hadden we het wonderbaarlijk goed met elkaar kunnen vinden. Mijn vader noemde mijn moeder een of twee keer schat, en ze hadden iets over zich van het oudere echtpaar, dat door dik en dun bij elkaar blijft. Ze vroegen belangstellend of ik een andere baan wilde nemen en alles liep gesmeerd. Zo gesmeerd, dat nadat we in de bungalow wat hadden gegeten en een paar glazen wijn hadden gedronken, mijn moeder iets deed wat ze nog nooit had gedaan Mijn vader was naar bed gegaan en opeens begon ze me te vertellen hoe haar leven met hem was geweest, dat hij haar had omgekocht en vernederd en ga maar door. Ze praatte werkelijk tegen me alsof ik een vriendin van haar eigen leeftijd was, haar hartsvriendin. Dat ging zo een uurtje door en toen vroeg ze of ik al "amoureuze plannen had". Dat vroeg ze letterlijk. En gek die ik was; ik heb haar verteld van de man met wie ik had samengewoond. Gek die ik was, zeg ik. Als ik niet zo gek was geweest, zou ik misschien nu verongelukt zijn.'

`Reageerde uw moeder dan niet sympathiek?' Haar ogen rolden bijna uit haar hoofd,' antwoordde Nora cynisch. `En toen... voor ik haar kon tegenhouden, haalde ze mijn vader uit bed en vertelde hem het hele verhaal. Ze hebben me beiden uitgemaakt voor alles wat lelijk is, mijn moeder was hysterisch. Ik heb het even aangehoord en heb toen, moet ik bekennen, tegen hem gezegd: Gelijke monniken, gelijke kappen, en dat ik in ieder geval niet getrouwd was.' Met een zucht haalde ze haar vierkante schouders op. `Wat dacht u dat hij zei?'

`Dal het voor een man iets anders is,' zei Wexford. `Hoe raadt u het! Maar goed, dit keer vormden mijn ouders een gesloten front. Nadat mijn moeder in mijn bijzijn slaafs al mijn vertrouwelijkheden aan hem had verraden, zei hij die man wel te zullen gaan opzoeken om hem te dwingen met me te trouwen. Tussen haakjes, hij beet Michael. Ik kon het niet langer aanhoren en sloot me op in mijn slaapkamer. De andere morgen ben ik naar Newhaven gegaan en heb daar de boot gepakt. Van mijn moeder heb ik, zo goed en zo kwaad als het ging, afscheid genomen. Mijn vader was weggegaan.'

`Ik ben u dankbaar voor uw openhartigheid, mevrouw Fanshawe. Lag het in uw bedoeling mij erop te wijzen dat het verongelukte meisje de vriendin van uw vader kon zijn?'

`Komt het u als onmogelijk voor dat mijn vader met zijn vrouw en zijn vriendin naar Londen reed? Voor hem was het doodeenvoudig niets anders dan een meisje meebrengen, mijn moeder zeggen dat ze mee zou rijden, en haar ruimschoots betalen voor de veroorzaakte last.'

Wexford wendde zijn ogen van het gezicht van Nora Fanshawe af. Ze was zo totaal anders dan Sheila. Het enige wat ze gemeen hadden was hun jeugd. Haar vader was dood. Als in een flits schoot het door hem heen dat hij liever dood zou zijn dan dat zijn dochter zulke dingen moest zeggen.

Met vlakke stem zei hij: Zover ik uit uw verhaal heb begrepen, was er op dat tijdstip behalve uw moeder geen andere vrouw in het spel. Hebt u er enig idee van wie dat meisje kan zijn?'

`Ja., die indruk had ik. Ik moet het mis hebben gehad.' `Het is duidelijk, dat het meisje geen bekende of buurvrouw uit Eastover was die gewoon met uw ouders meereed naar Londen. In dat geval zou haar familie naar haar hebben geInformeerd en was er een drama geweest over het ongeluk.'

`Natuurlijk, dat zou opgaan voor wie ze ook was.'

Dat hoeft niet. Ze kan iemand zijn geweest zonder vast adres of iemand van wie vrienden en bekenden aannamen dat ze juist in dat weekend wegging. Ze kan ergens als vermist opgegeven zijn en het zoeken kan nog uitgesteld zijn, omdat het blijkbaar heel gewoon was dat ze zo af en toe onvindbaar was. Met andere woorden: het kan een meisje zijn geweest met een nogal beweeglijk leven dat overal baantjes aannam en dan met die en dan weer met die man optrok. Laten we eens aannemen dat ze het weekend aan de zuidkust had doorgebracht en met uw vader mee naar Londen liftte?'

`Mijn vader nam nooit lifters mee. Hij en mijn moeder moeten niets van lifters hebben. U doet alsof iedereen die in de auto zat, nu dood is, inspecteur. Vergeet u dat mijn moeder springlevend is? Ze is aan de beterende hand en haar geest heeft er niet onder geleden. Ze houdt vol dat alleen zij en mijn vader in de auto zaten.' Nora Fanshawe sloeg haar ogen naar hem op en liet er met een heel wat minder zekere stem op volgen: 'Het is mogelijk dat ze psychisch een schok heeft... dat ze wil geloven dat mijn vader was veranderd en dat er geen meisje bij hen was. Ze kan zich hebben wijsgemaakt dat ze samen waren.'

`Ik weet wel bijna zeker dat het zo is.' Wexford stond op. `Goedenavond, mevrouw Fanshawe. Bedankt voor de koffie. U blijft hier zeker een paar dagen?'

`Ja, ik bel u wel. Goedenavond inspecteur.' Onder het naar huis wandelen bedacht hij dat hun volgende stap moest zijn, de lijsten van vermiste personen naslaan. Om te beginnen in de vakantieplaatsen en als dat niets opleverde ook in Londen. Dat was routinewerk waarmee hij niets had te maken. Waarom verdiepte hij zich eigenlijk zo in dat autoongeluk, terwijl het niet eens in zijn rayon had plaatsgevonden? Om de Hattonaffaire niet onder ogen te hoeven zien? Of omdat er zoveel onverklaarbare kanten aan zaten die hij niet van zich af kon zetten?

Het zou er wel op neerkomen dat het verongelukte meisje iemand was die Jerome Fanshawe in het weekend tegen het lijf was gelopen en waar hij wel zin in had. Wat Nora Fanshawe op zo'n dramatische manier had verondersteld, hoefde helemaal niet te zijn gebeurd. Waarom zou Fanshawe niet gewoon tegen zijn vrouw hebben gezegd: `Zij heeft de laatste trein gemist en omdat ze ook in Londen woont, geven we haar een lift?' Maar in dat geval hoefde mevrouw Fanshawe de aanwezigheid van het meisje niet te ontkennen.

Er zat meer achter. Neem de handtas bijvoorbeeld. Camb had die tas omgekeerd en er alleen maar wat make-up spullen en een beetje geld in aangetroffen. Dat was niet gewoon, stelde Wexford vast. Waar waren de sleutels bijvoorbeeld? En als je er verder op inging, waar waren alle andere dingen die vrouwen meestal in hun tas proppen: een zakdoek, een pen... brieven, kaartjes, bonnetjes van gekochte kleren, kwitanties? Die spullen die ze aantroffen waren nietszeggend, dat wat ze niet aantroffen was juist datgene waaraan je iemand kon identificeren.

Wexford draaide het slot van zijn huisdeur om en Clytemnestra sprong uitgelaten op hem af.

Wat zou jij doen,' vroeg Wexford zijn vrouw, als ik een jong meisje in huis haalde en jou duizend pond gaf als ze kon blijven?'

`Je hebt geen duizend pond,' zei mevrouw Wexford. `Je hebt gelijk, er is altijd wel iets dat de zaak bederft.' `Over jonge meisjes en geld gesproken: meneer Vigo heeft een gepeperde rekening gestuurd voor de tand van je dochter.'

Wexford keek ernaar en kreunde. Een pergola,' zei hij. Chinees Chippendale! Ik mag hopen dat een van mijn bajesklanten zijn planetarium jat. Is er bier in huis?'

Zijn vrouw die een lachje onderdrukte, stapte over de nu slapende hond die op een in elkaar gedraaide wolbaal leek heen en ging de keuken in om een blikje bier open te maken.

De volgende uren besteedde Wexford met een tinnen bierpul naast zich, aan de ontcijfering van Hattons zakdoekje en de bloc-note van mevrouw Hatton.

Het was vooral de week voorafgaand aan de 21e mei die hem interesseerde. Op de 22e had Hatton vijfhonderd pond op zijn bankrekening gestort en twee dagen ervoor was hij eveneens in het bezit geweest van een flinke som geld want de 21e, een dinsdag, had hij zijn nieuwe gebit besteld.

De blocnote van mevrouw Hatton bleek een agenda te zijn, de linkerbladzijden toonden Engelse landschapsbeelden en daarop toepasselijke citaten. De rechterbladzijden waren onderverdeeld in zeven vakjes. Aan de linkerkant stonden de dagen van de week en de ruimte voor kleine notities bedroeg niet meer dan vijf centimeter.

Wexford sloeg het boekje open op de 12e mei, een zondag. De foto toonde een boomgaard in Kentish en er stonden enkele regels uit As You Like It geciteerd: mannen zijn april als ze vrijen, december, als ze trouwen; maagdjes zijn mei als ze maagd zijn, maar de lucht verandert zodra ze vrouw zijn geworden.' Niet van toepassing op de Hattons, dacht hij. Nu eens kijken wat mevrouw Hatton in die week had gedaan.

Op zondag niets. Maandag 13 mei: C. naar Leeds. Moeder op de thee. Dinsdag 14 mei: Gasbedrijf bellen. C. 3 uur thuis, bios. In het zakboekje van Hatton stond de rit naar Leeds eveneens vermeld. Hij had op de heenweg tweemaal gestopt, bij het Norman Cross om te lunchen in het café Merrie England en in de buurt van Retford om thee te drinken bij Dave's Diner. Hij had een kamer in Leeds genomen bij een zekere mevrouw Hubble op de Ladysmith Road 21 en op de terugweg was hij maar een keer gestopt en weer bij Merrie England. Het zakboekje gaf Wexford tot nu toe geen enkele reden lang bij de gebeurtenissen stil te staan. Hatton had de reis in de kortst mogelijke tijd afgelegd en een gelegenheid voor activiteiten die het daglicht niet mochten zien, was er niet in te passen. Hij nam de agenda weer ter hand.

Woensdag 14 mei: C. thuis. Dokter opgebeld. Mem, N.H.S. parti-culler; Interessant dat Hatton ziek was geweest en op dat tijdstip niet in het fonds was. Donderdag 16 mei: C. zomergriep, Jack en Marilyn bellen, etentje afzeggen: Vrijdag 17 mei was blanco. Zaterdag 18 mei: C. beter; dokter laatste keer, bezoek van Jim en moeder.

Hiermee was de week uit. Wexford sloeg een blaadje om en las: zondag 18 mei: C. naar Leeds. Mem, zal om 8 uur bellen: J. en M. kwamen borrelen en kaarten. Op de linkerbladzijde stond een afbeelding van een groot buitenhuis en de spreuk: 'Het is wijd en zijd bekend dat een vrijgezel in het bezit van een groot fortuin, een vrouw naast zich nodig heeft'. Wexford lachte grimmig in zichzelf. 20 mei: C. weer niet lekker. Laat uit Leeds. 10 uur thuis. 

Vlug controleerde Wexford het zakboekje. Ja, daarin stond dat Hatton zich te ziek had gevoeld om voor de middag de terugreis te beginnen. Hij was langzaam naar huis gereden en was twee keer gestopt, bij de Hollybush in Newark en bij de Merrie England. De vraag was: was hij echt ziek geweest of had hij gedaan alsof om in Leeds meer tijd te hebben? Want hoe hij dat geld ook binnen had gekregen, het moest op 19 of 20 mei zijn gebeurd, daar was Wexford zeker van.

Dinsdag 21 mei: C. weer beter. Vrije dag. Naar Jack en Marilyn. Afspraak tandarts 2 uur.

Een pietje precies die mevrouw Lilian Hatton, al gebruikte ze dan weinig woorden. Het was onmogelijk vast te stellen of ze iets wist. En dat in de agenda aantekenen was wel het laatste geweest wat ze zou hebben gedaan.

Het zag er niet naar uit dat Hatton die maandagmorgen in Leeds veel had kunnen uitvoeren, maar je kon nooit weten. De nacht van zondag op maandag zat er ook nog tussen. Er kon in die stad en op dat tijdstip een bankoverval zijn geweest, dat moest worden nagegaan. Het maakte hem kriegel dat die Fanshawe-affaire zich steeds opnieuw aan hem opdrong en hem afleidde. Hij vroeg zich of waarom en opeens wist hij het.

Fanshawe was op maandag 20 mei over de kop geslagen met zijn auto; een niet geidentificeerd meisje was op 20 mei verongelukt en Charlie Hatton had een buitenkansje gehad, eveneens op 20 mei.

Maar er kon geen verband tussen die gebeurtenissen zijn. Fanshawe was een rijke makelaar met een flat in Mayfair en afgezien van zijn frivole uitspattingen, viel er niets op hem aan te merken. Charlie Hatton was een gewiekste vrachtrijder die waarschijnlijk nooit een voet in Mayfair had gezet.

Het was niets anders dan een toevallige samenloop van omstandigheden dat Hatton was vermoord op de dag na die waarop mevrouw Fanshawe uit Naar coma kwam.

Wexford dronk zijn derde pul leeg en sloeg de beide boekjes dicht. Hij was moe en kreeg hersenschimmen omdat hij te veel bier had gedronken. Geeuwend zette hij Clytemnestra aan de achterkant van het huis buiten de deur en bleef starend naar de wolkeloze sterrenhemel staan wachten tot ze terug kwam.

11

`Goedemorgen, mevrouw Thompson,' zei Wexford hartelijk zonder het te menen.

`Mevrouw Pertwee, graag.' Ze pakte een mandje van de stapel die aan de ingang van de supermarkt stond en keek hem strijdlustig en uit de hoogte aan. 'Jack en ik zijn gistermiddag in alle stilte getrouwd.'

`Mag ik dan een van de eersten zijn om u geluk te wensen?' `Dank u wel. We hebben het tegen niemand gezegd en zijn met z'n tweeën naar de kerk gegaan. Jack is zo in de war over die arme Charlie. En wanneer denkt u de moordenaar te zullen pakken? Maar jullie zullen je wel niet zo uitsloven, denk ik, hij was maar een gewone vrachtwagenchauffeur. Als hij uit uw kringen was, zou het anders liggen. Ik zou wel willen spuwen op het kapitalisme om me heen, gewoon spuwen.'

Wexford die bang was dat ze de daad bij het woord zou voegen, deed een stapje achteruit. Ze keek hem vanonder haar aangeplakte wimpers nijdig aan: jullie mogen je wel schrap zetten,' drensde ze nietsontziend door. `De galg is nog te goed voor de vent die Charlie heeft vermoord.'

`O, lieve hemel,' zei Wexford toegevend, 'en nou dacht ik nog wel dat jullie progressieven zo tegen het strafrecht van het kapitalisme waren.'

Ze kloste de supermarkt in en Wexford liep wrang glimlachend verder. Toen hij het politiebureau binnenkwam, nam Camb hem een beetje voorzichtig op. 'U hebt geloof ik veel belangstelling gekregen voor de zaak-Fanshawe, is het niet? Ik kwam Nora Fanshawe op weg hierheen tegen.'

Ja, zoveel belangstelling dat ik rechercheur Loring erop uit stuur om na te gaan wie er in de vakantieplaatsen wordt vermist,' antwoordde Wexford. `Misschien is het bovendien de moeite waard ook in Londen navraag te doen.'

Burden was naar Stamford en terwijl Wexford met de lift omhoog ging, besloot hij persoonlijk met Londen contact op te nemen. Jonge meisjes begonnen hem op de zenuwen te werken. Er liepen er zoveel op twee benen rond dat het hem voorkwam evenveel last van ze te hebben als van inbrekers. De tank was voor hem wat beneden zijn waardigheid, maar tot Burden en agent Martin hem wat inlichtingen hadden bezorgd, was er toch weinig anders voor hem te doen en in ieder geval kon hij er op die manier zeker van zijn dat het goed gebeurde.

Tegen het lunchuur was hij met het onderzoek zover gevorderd dat er van de tientallen vermiste meisjes uit Londen en omgeving nog drie over waren die in aanmerking kwamen. Het eerste was een zekere Carol Pearson uit Muswell Hill die voor hem van belang was omdat ze als hulpkapster in Eastcheap had gewerkt. Het kantoor van Jerome Fanshawe lag in Eastcheap en de kapsalon was er vlak naast. Ze was eveneens van belang omdat ze zwart haar had en op 17 mei als vermist werd opgegeven.

Het tweede meisje, Doreen Dacres, had net als Carol Pearson zwart haar en zij was twintig jaar oud. Zij kwam in aanmerking omdat ze op 15 mei haar kamer in Finchley had opgezegd om in Eastbourne te gaan werken. Daarna had niemand nog iets van haar gehoord, in Finchley niet en evenmin op het adres in East-bourne.

Bridget Culross heette het laatste meisje met wie hij zich dacht te moeten bezighouden. Zij was tweeentwintig en als verpleegster werkzaam geweest in de Princess Louise-kliniek in New Cavendish Street. Zaterdag 18 mei was ze met een onbekende man vertrokken om een weekend in Brighton door te brengen. Ze was niet in de kliniek teruggekeerd. Ook zij had donker haar; ze leidde een wisselvallig bestaan en haar enige familie was een tante in County Leix.

Meisjes! dacht Wexford geërgerd terwijl hij aan zijn eigen dochter dacht die hem al het geld uit de zak klopte om in een verre ongewisse toekomst eventueel zonder complexen voor de camera's te kunnen glimlachen.

De lange dag kroop voorbij en het werd heter en heter. Donkere wolken pakten zich samen en hingen als dreigende paddestoelen boven de daken van de stad. Maar de hitte werd er geen steek minder door, integendeel, het was alsof het wolkendek als een verstikkend deksel werkte. De zon had zich achter de klamme nevel verstopt.

Op een buitenstaander had Wexford waarschijnlijk de indruk gemaakt dat hij net als zoveel andere mensen uit Kingsmarkham, zat te wachten tot de storm zou losbarsten. Hij deed niets. Hij lag languit in een stoel voor het open raam met zijn ogen dicht en liet de warme benauwde lucht over zich heen gaan zoals hij in het koele jaargetij de warmte uit het rooster lager op de muur over zich heen liet gaan. Niemand kwam hem storen, wat hem plezier deed. Hij zat na te denken.

In Stamford, waar het regende, ging adjudant Burden naar een villa die bewoond zou zijn door een zekere McCloy. Hij trof het huis verlaten aan met gesloten deuren en een overwoekerde tuin. Buren waren er niet en niemand kon hem vertellen waarheen McCloy was vertrokken.

Rechercheur Loring reed over de boulevards van de zuidkust, informeerde bij politiebureaus en schuimde vooral die cafés en clubs of waar meisjes in en uit dartelen. Hij ontdekte een clubhuis waar Doreen Dacres zou komen werken, maar waar geen Doreen Dacres was komen opdagen en dat bemoedigde hem. Hij belde Wexford zelfs op om het hem te vertellen, zijn triomf verschrompelde een beetje toen hij hoorde dat de inspecteur daar al drie uur vroeger was achtergekomen.

Om vijf uur brak de storm los. Een tijdje ervoor hadden de zware wolken zich samengepakt en was de hemel in het westen donkerpaars geworden. Tegen de reusachtige stapelwolken hadden de huizen zich vreemd scherp afgetekend en de bomen er spookachtig bijgestaan. Ondanks de kleffe hitte haastten zich de winkelende mensen naar huis. Maar de regen die op regendagen zo overvloedig neerdaalde, bleef nu na veertien dagen droogte uit, alsof het water uit de wolken moest worden geperst door de handen van een reus. En alsof het wolkendek niet ook uit waterdamp bestond, maar uit ondoordringbare zakken die het vocht moesten vasthouden.

De eerste aarzelende windvlaag spoelde als een hete adem over Wexford heen en hij deed het raam dicht. De bomen in High Street zwiepten eerst nog bijna onmerkbaar heen en weer. De uitstalling van de groentewinkel en de bloemist was al naar binnen gehaald, de zonneschermen werden nu opgedraaid en wat afgedekt moest worden, werd onder waterdichte zeilen gestopt. De wind rukte aan de ramen van Wexfords kantoor. Hij bleef ervoor staan kijken naar de donkere lucht in het westen en de inkt-blauwe stapelwolken die nu helderwitte randen hadden.

Het onweer barstte los. Vurige strepen doorsidderden de diep zwarte hemel en vanuit het westen rolden de donderslagen naderbij.

Wexford vond dit weer prachtig. Dit keer volgde een donderslag die klonk als een pistoolschot en tegelijk begon het te regenen alsof de overvolle zakken waren doorboord.

Als koperen geldstukken kwamen de eerste druppels neer op het plaveisel en op de roze bloemen in de kuipen voor het politiebureau. Even scheen de regen nog te aarzelen en leek het of de dikke druppels zich ontmoedigd een weg baanden naar de stoffige goten langs de stoep waar ze als kwikzilver doorheen rolden. Maar toen, na een aantal daverende donderslagen, aarzelde de regen niet langer en gutste omlaag als een wijd opengedraaide douche. Het water stroomde tegen de ramen en waste ze schoon met grote zwiepende slagen. Wexford kon niet langer naar buiten kijken, de plotselinge zondvloed die meer weg had van een golfslag dan van een bui, verduisterde het raam alsof het nacht was.

Hij hoorde een auto met veel gespat stoppen en portieren dichtslaan. Het kon Burden zijn. De huistelefoon ging en Wexford nam op.

Cullam is hier, meneer.' Het was de stem van Martin. `Zal ik hem boven brengen? Ik dacht dat u misschien met hem wou praten.' Maurice Cullam was bang voor de storm, en dat was Wexford niet onwelkom. Een beetje spottend keek hij naar het bleke gezicht van de man en zijn magere, niet al te vaste handen.

`Bang, Cullam? Niet nodig, hoor, als de hemel valt gaan we allemaal tegelijk dood.'

leuk hoor,' zei Cullam die zijn gezicht vertrok toen er een donderslag boven hun hoofd los barstte. `Zo hoog zitten, lijkt me niks veilig. Als kind heb ik in een huis gewoond dat werd getroffen door de bliksem.'

Maar jij bleef ongedeerd, he? Nou ja, onkruid vergaat niet, zeggen ze immers. Waarom hebt u hem bij me gebracht, hoofdagent Martin?'

`Hij heeft die ijskast gekocht,' antwoordde Martin. 'Plus een straalkachel plus nog een hoop andere elektrische toestanden. Betaalde contant... het was iets minder dan honderdtwintig pond.' Wexford draaide het licht aan; achter de dampende ramen was de hemel zo donker als op een winteravond. `Zo, Cullam, hoe kwam je aan dat geld?'

Dat heb ik gespaard.' `Mooi. Wanneer heb je die wasmachine gekocht, je weet wel waarin je je kleren waste na de dood van Hatton?'

`In april.' De storm was minder geworden en alleen in de verte was nog wat gerommel hoorbaar. In elkaar gezakt en met doffe ogen, zat Cullam erbij. dat was in april.'

Dus dan heb je in twee maanden weer honderdtwintig pond bij elkaar gespaard. Wat verdien je per week? Twintig pond? Tweeëntwintig. Jij met je vijf kinderen en je hoge huishuur, heb jij dat in twee maanden gespaard? Toe maak 'em nou, Cullam. Ik krijg het

nog in geen zes maanden bij elkaar en mijn kinderen zijn groot.' `U kunt niet bewijzen dat ik het niet bij elkaar heb gespaard.' Cullam kromp even ineen toen de lamp boven zijn hoofd uit en weer aan flikkerde. Een gedreun als het tromgeroffel van een groot hoempa-orkest kondigde, eerst veraf en toen dichter en dichterbij, de terugkeer van de storm aan. Cullam beet op zijn lip en schoof onrustig op zijn stoel heen en weer.

Wexford glimlachte toen een bliksemflits het vertrek plotseling in lichtelaaie zette. Honderd pond, dat is een zielig bedragje voor een mensenleven,' zei hij. Wat is het jouwe waard, Martin?' `Ik ben voor vijfduizend pond verzekerd, meneer.'

Dat bedoelde ik niet precies, maar alla! Een moordenaar wordt betaald in overeenstemming met wat hij zelf waard is, zie je. Wat het slachtoffer waard is, doet er minder toe. Als een straatveger de koning vermoordt, krijgt hij niet dezelfde beloning als een generaal. Dat verwacht hij ook niet. Zijn maatstaven liggen anders. Als je dus een moordenaar in de arm neemt en je bent een akelige vrek dan zoek je de minste van de minsten om het vuile werk op te knappen. Let wel: erg goed wordt het er dan niet afgebracht.' Wexfords laatste woorden werden door een donderslag overstemd. `Wat wilt u zeggen met, de minste van de minsten?' Cullam sloeg zijn ogen, die een strijdlustige uitdrukking hadden gekregen, naar hem op.

Wie de schoen past, trekke hem aan, is het niet? Iemand die dieper is gezonken dan jij, zullen ze niet zo gauw vinden, Cullam. Je drinkt een borrel met iemand... whisky die hij betaalde... en wacht hem dan op om hem naar de andere wereld te helpen.' `Ik heb Charlie Hatton niet vermoord!' Bevend over zijn hele lichaam sprong Cullam overeind. Een bliksemflits verlichtte zijn gezicht en terwijl hij zijn ogen met een van zijn handen bescherm-de, zei hij wanhopig: 'In godsnaam kunnen we niet naar beneden gaan?'

`Ik geloof dat Hatton gelijk had jou voor een oud wijf uit te maken, Cullam,' zei Wexford minachtend. 'We gaan naar beneden als ik dat wil. Jij doet je mond open en als je me hebt verteld waar McCloy zit en wat hij je betaalde, dan mag je naar beneden om je hachje te redden.'

Cullam die nog steeds stond, zocht steun aan het bureau en fluisterde met hangend hoofd: 'Het is een leugen. Ik ken McCloy niet en Charlie Hatton heb ik met geen vinger aangeraakt.'

`Waar kwam het geld dan vandaan? Ga toch zitten, Cullam. Wat ben jij voor een vent, die bang is voor een beetje onweer? Het is lachwekkend, bang voor storm, maar niet bang om in het donker je vriend bij de rivier op te wachten en hem de hersens in te slaan. Schiet op, voor de dag ermee. Eens zal je het toch moeten opbiechten en die storm kan uren duren. Hatton lag overhoop met McCloy, is het niet zo? En toen stopte McCloy jou wat in de hand om Hatton op weg naar huis onverhoeds aan te vallen. Hoe en waarmee je het zou doen, was jouw zaak. Vreemd dat je zelfs te gierig was om een echte ploertendoder aan te schaffen.'

`Leugens, allemaal leugens,' herhaalde Cullam. Hij ging scheef in zijn stoel zitten en met zijn hoofd in zijn handen om het raam niet te zien. 'Ik Charlie de hersens inslaan met een van die stenen? Ik zou er niet eens opkomen... ik zou...'

`En hoe weet je dan dat hij met een steen uit de rivier werd ver- moord?' slingerde Wexford hem triomfantelijk toe. Langzaam tilde 

Cullam zijn hoofd op, zijn gezicht glom van het zweet. Dat heb ik je niet verteld.'

Ik ook niet, meneer,' zei Martin. 'Verdomme,' zei Cullam met onzekere stem. Het zwarte wolkendek vertoonde een scheur en bleekgroene flarden schoon gewaaide hemel waren zichtbaar geworden. De aanhoudende regen beukte nog tegen de ruiten.

Bij de politie van Stamford was niets bekend over een zekere Alexander James McCloy. Bij de gemeente bleek dat hij woonde in de Moat Hall, het kleine buitenhuis dat Burden leeg had aangetroffen en waar hij maanden geleden moest zijn uitgetrokken. Door de regen sukkelde Burden van de ene makelaar naar de andere en ten slotte trof hij de naam Moat Hall aan in de boeken van een klein kantoor aan de rand van de stad. Het huis was in december door McCloy verkocht aan een Amerikaanse weduwe die zonder ooit in het huis te hebben gewoond, ervan afzag en het weer in handen gaf van de makelaar. Ze verdween daarna om de zomer in Zweden door te brengen.

McCloy had bij hen geen adres achtergelaten. Waarom zou hij ook? De transacties waren tot ieders tevredenheid afgehandeld; hij had het geld van die Amerikaanse dame geincasseerd en was vertrokken.

Nee, in het gedrag van McCloy was nooit iets geweest dat hun echt aanleiding gaf aan te nemen dat hij geen integer iemand zou zijn.

Wat bedoelt u met "echt"?' vroeg Burden. `Alleen het feit dat de Moat Hall nooit goed werd onderhouden, niet op de manier zoals het behoort. Het was een schreeuwend schandaal te moeten aanzien hoe alles werd verwaarloosd. Maar, hij was vrijgezel en stond er alleen voor.'

Moat Hall lag verscholen tussen de heuvels, misschien twee kilometer van de hoofdweg. 'Was hij altijd alleen als u hem thuis bezocht?' vroeg Burden.

`Een keer waren er een stel mannen bij hem. Volgens mij nou niet direct van zijn soort.'

`Werd u door het hele huis en door de hele twin geleid toen u een rapport opmaakte, of wat u dan ook deed?'

`Zeker. Alles werd open en bloot getoond ... het was er niet al te schoon, maar dat terzijde. lk mocht van meneer McCloy gaan en staan waar ik wilde met uitzondering van de twee grote bijgebouwen. Die dienden als opslagplaats en dus had het voor mij weinig zin erin te kijken. Er zaten bovendien, vertelde hij, hangsloten op de deuren en alleen de buitenkant bekijken was voor mij voldoende.'

`Niet gezien of er vrachtwagens in en uit reden?' `Bij mijn weten niet.'

`Maar in de bijgebouwen zouden ze kunnen staan?' `Het is mogelijk,' zei de makelaar weifelend. 'Een van de twee is zo groot als een hangar.'

Dat heb ik gezien.' Burden bedankte hem kortaf, Hij was er bijna zeker van de man te hebben gevonden en dat hij kon zeggen: `Onze McCloy heeft hier gezeten,' en toch had hij niet veel meer bloot gelegd dan een partje van McCloys leven. De man had hier gewoond en was vertrokken. Het enige wat ze nu als laatste wanhopige poging konden doen was Moat Hall binnenstebuiten keren om te kijken of die verlaten troep toch nog de tegenwoordige schuilplaats was van de vroegere eigenaar.

`Word ik ervan beschuldigd hem te hebben vermoord?' vroeg Cullam slapjes.

Ja, jij en McCloy en misschien nog een paar anderen als jij me hebt verteld wie het zijn. Medeplichtigheid aan moord, zal de aanklacht luiden. Niet dat het veel verschil maakt.

`Maar ik heb vijf kinderen!' `Het vaderschap heeft tot nu toe nog nooit iemand uit de gevangenis gehouden, Cullam. Je wilt toch niet als enige achter de tralies komen, he? Je moet er toch niet aan denken, neem ik aan, dat McCloy vrijuit gaat en in zijn vuistje lacht terwijl jij vijftien jaar moet uitzitten? Hij krijgt namelijk dezelfde straf. Hij zal er niet makkelijker afkomen omdat hij jou alleen opdracht gaf Hatton te vermoorden.'

'Dat heeft hij niet gedaan,' schreeuwde Cullam woest. 'Hoe vaak moet ik u nog zeggen dat ik die McCloy niet ken?'

`Nog heel wat keren voor ik je geloof. Waarom zou jij Hatton zomaar vemoorden? Je hoeft toch een mens niet naar de andere wereld te helpen omdat hij meer geld heeft en een mooier huis dan jij?'

'Ik heb hem niet vermoord!' Cullam stond bijna op het punt in tranen uit te barsten.

Wexford draaide het licht uit en een kort ogenblik leek het heel donker in de kamer. Maar toen zijn ogen zich hadden aangepast, merkte hij dat het niet donkerder was dan op elke andere zomeravond na een regenbui. Het licht had een koud blauwe glans en het was koeler geworden. Hij zette het raam open en een fris briesje stroomde naar binnen. De bloemen in de bakken beneden voor het gebouw, waren een kledderige roze massa geworden. `Luister goed, Cullam,' zei hij, `jij was ter plaatse. Jij verliet de brug tien minuten voor Hatton opstapte. Het was tien over half elf toen je afscheid nam van Hatton en Pertwee en zelfs als je op je dooie gemak had gelopen, was je tegen elven thuis geweest. Maar je kwam pas om kwart over elf het huis binnen. De volgende ochtend heb je het overhemd dat je aan had gewassen en ook je broek en je pullover. Je wist dat een steen uit de rivier was gebruikt om Hatton te vermoorden en vandaag gaf je honderdtwintig pond uit aan luxueuze huishoudelijke artikelen jij, die twintig pond per week verdient en nooit een rooie duit over heeft. Leg het me maar uit, Cullam, leg het me maar rustig uit. De storm is voorbij en je hoeft nergens meer bang voor te zijn, alleen voor vijftien jaar gevangenisstraf.'

Cullam boog zich voorover en balde zijn grote slecht gevormde handen tot vuisten. Het zweet op zijn gezicht was opgedroogd. De spieren om zijn mond en op zijn voorhoofd scheen hij maar met moeite onder controle te kunnen houden. Wexford die veronderstelde dat hij niet in staat was te spreken, wachtte geduldig af. Angst had zich van de man meester gemaakt en zijn stembanden verlamd. Hij wachtte geduldig, maar zonder een spoor van medegevoel.

`Die honderd pond en zijn loonzakje,' stootte Cullam er ten slotte met rauwe stem uit, 'heb ik heb ik uit zijn zak gehaald toen hij al vermoord was.'

12

`Waar had hij het voor nodig, die verdomde Charlie Hatton? Ik ben bij hem thuis geweest, ik heb gezien wat hij allemaal heeft. U hebt zijn vrouw toch ontmoet, he? Opgedirkt als een stet loopt ze erbij met haar mooie jurken en haar sieraden en al die rommel op haar gezicht. En de hele dag geen moer te doen dan kijken naar de kleuren-tv en haar vriendinnen opbellen. Kinderen hadden ze niet, zij hadden geen gezeur en gedonder aan hun kop vanaf het ogenblik dat je een voet over de drempel zet en zij lagen niet halve nachten wakker omdat de kinderen tanden moeten krijgen. Zal ik u eens vertellen wanneer mijn vrouw voor de laatste keer een nieuwe jurk kocht? En wanneer we voor het laatst een avond uitgingen? Het antwoord is: nooit meer... vanaf de eerste baby. Mijn vrouw moet als ze kleren voor de kinderen koopt het goedkoopste van het goedkoopste kopen, en als ze een paar nylons nodig heeft, koopt ze die als er een spaarkaart vol zegeltjes is geplakt. Fijn he? Lilian Hatton heeft meer mantels dan een filmster en toch moest ze zo nodig voor Pertwee's bruiloft wat nieuws aanschaffen... hup: weer dertig pond. Honderd pond? Die zou ze niet eens missen. Die zijn goed om haar sigaretjes mee aan te steken.' Het hek was van de dam en nu gooide de gesloten, zwijgzame Cullam er alles uit wat hij op het hart had zonder er omheen te draaien. Wexford die erbij zat of hij nauwelijks luisterde, was een en al oor. Wanneer Cullam in staat was geweest het menselijk gedrag te peilen, had hij de inspecteur voor verveeld of verstrooid gehouden. Maar Cullam wilde alleen maar praten. Of er iemand luisterde, kon hem niet schelen. Het enige dat gold was de voor hem ongewone luxe van stilte en rust en een bijna leeg vertrek.

`En ik had het nog wel kunnen verkroppen als hij niet zo'n opschepper was geweest,' zei hij. Hou jij je geld maar in je zak, Maurice," zei hij dan. "Jij hebt het harder nodig dan ik," en dan vertelde hij dat hij voor zijn vrouw een mooie ketting had gekocht. "Waar dit vandaan komt, is nog veel meer te halen," zei hij. Grote god en ik weet niet waar ik het geld vandaan moet halen om voor mijn kinderen nieuwe schoenen te kopen! Ik had al twee kinderen toen ik zo lang was getrouwd als Hatton. Is dat eerlijk? Is dat gelijk verdeeld? Zegt u het maar.'

`Ik heb dat gewauwel tijdens politieke uitzendingen op de radio vaak genoeg gehoord,' zei Wexford. Jouw afgunst doet me niets. Dat soort afgunst is een prachtmotief voor moord.'

`O ja? En waarom zou ik hem om zeep helpen? Ik stond echt niet in zijn testament. Ik heb u gezegd wat ik deed. Hij was al een lijk toen ik dat geld pakte. Vijf kinderen heb ik en de melkboer komt pas om elf uur. Hebt u wel eens geprobeerd melk voor vijf kinderen goed te houden als het heet is?' Hij zweeg een ogenblik en vervolgde toen zenuwachtig en gejaagd: `Weet u wat Hatton die zaterdag had gedaan als hij niet was vermoord? Eerst naar de trouwerij, naar de bruiloft van Pertwee... Hatton met een hoge hoed en zijn opgedirkte vrouw. En daarna een beetje winkelen, niet om iets aan te kopen, nee, zomaar wat geld over de balk smijten. Charlie vertelde me wel eens dat het voor hen heel gewoon was eventjes twintig pond uit te geven... wat rondsnuffelen in de winkels: hier een flesje wijn, daar wat smeerlapperij voor haar gezicht. 's Avonds naar de bios en op de beste plaatsen. Wel wat anders dan in mijn geval, he? Als ik een beetje wil uitrusten, ga ik in de tuin zitten of ergens anders waar ik de kinderen niet hoor krijsen. '

Moest dat van iemand, die kinderen, Cullam?' Die vraag verbaasde hem. Hij had waarschijnlijk een fellere reactie verwacht; hij haalde dus alleen zijn schouders op en mompelde op achterdochtige toon: 'Nee.'

'Kom dan niet aandragen met je grote gezin. Niemand schrijft jou voor kinderen te hebben. Wel eens van de pil gehoord? Grote hemel, ze wisten al twintig, dertig jaar voor jij werd geboren hoe een gezin moest worden gepland.' Wexford die nu op een van zijn stokpaardjes zat, ging op meedogenloze toon verder: 'Kinderen hebben is een voorrecht, een vreugde, dat moest het althans zijn... en ik zweer je dat als ik je nog een keer een kind van je zo'n oplazer zie verkopen, ik je de politie op je dak stuur! Je bent een beest, Cullam, zonder datgene wat beesten... Ach, last ik ophouden, wat heeft het voor zin? Wat zit je eigenlijk hier te doen... kabaal te schoppen, mijn tijd te verknoeien? Hou op met dat gejammer en vertel me wat er die avond is gebeurd. Wat gebeurde er nadat je Hatton en Pertwee op de brug had achtergelaten?'

De politie van Stamford had Burden alle mogelijke hulp toegezegd en ze hielden zich aan hun woord. Een agent en een hoofdagent gingen met hem mee terug naar Moat Hall om de hangsloten op de beide bijgebouwen te forceren.

Binnen troffen ze olie op de betonnen vloer aan en in die olie afdrukken van autobanden. Buiten dat wees niets erop dat de ruimte op verdachte wijze was benut behalve dan twee verfomfaaide kartonnen dozen in een van de hoeken. Er hadden blikjes perziken ingezeten.

`Hier valt niets te beleven,' zei Burden tegen de hoofdagent. Hij smeet de stukken karton weer op de grond. `Zulke dingen liggen er bij mij thuis ook in de garage. Ik krijg ze vrijdags op de supermarkt om de boodschappen van mijn vrouw in mee te nemen.' Hij ging naar buiten en liep over de lege binnenplaats. In zijn verbeelding zag hij ze komen aanrijden, zag hij hoe de gestolen vrachtauto's naar binnen werden gereden. De grote deuren zouden open en weer dichtgaan en McCloy en de mannen `niet direct van zijn soort' zouden ze leeghalen en de lading hier opslaan. En een lol dat ze zouden hebben! Charlie Hatton zou met hem mee naar binnen gaan voor een borreltje en om `een hapje te eten' voor hij weer met de vrachtwagen weg reed en die ergens aan zijn lot over laten.

`Ik zou graag het huis uitkammen,' zei hij, 'man inbreken ligt me niet. We zullen moeten wachten op toestemming van de dame die naar Zweden is uitgeweken.'

Cullam stond op en liep naar het raam. Hij keek alsof hij verwachtte dat Wexford hem zou tegenhouden, maar Wexford zei niets.

`In de Dragon deed hij niets anders dan opscheppen met dat geld. Ook toen we naar de brug liepen, bleef hij erover bezig.' Cullam was bij het raam blijven staan en staarde strak naar de weg die hij in gezelschap van Hatton en Pertwee had afgelopen. 

Het natte plaveisel glom op in het licht van de lantaarns. Wexford wist dat de Kingsbrook nu zou zijn gezwollen en dat de stenen diep in het water lagen. 'Pertwee zei dat ik op Charlie Hatton moest wachten,' ging Cullam verder. 'Maar daar had ik geen zin in. Ik was kotsmisselijk van hem en zijn geld.' Langzaam streek hij met zijn hand over zijn dunne vlashaar. 'Ik zei u al dat ik me niet zo goed voelde. Ik liep in het donker over het pad naar huis.' En dacht aan wat je thuis wachtte, dacht Wexford, en wat Hatton wachtte. Er zou daar geen ander geluid te horen zijn geweest dan het kabbelen van het water. En boven Cullam, boven het netwerk van zware takken, de schitterende melkweg, een dak van sterren. Hebzucht en afgunst konden een mens beheersen... al het andere in hem vernietigen... over bleven: hebzucht en afgunst. Als Cullam onder het lopen iets had gezien, moest het de drijvende massa rommel zijn geweest die de rivier op zijn tocht door de landerijen had verzameld en meegevoerd.

`Heb je hem opgewacht?' `Niks ervan!' zei Cullam driftig. `Waarom? Ik kon die vent niet zien.' Hoe lang was het geleden dat iemand in dit kantoor zoveel haat had gespuid in zo'n korte tijd, vroeg Wexford zich af. 'Ik werd toen zo misselijk dat ik onder de bomen heb staan overgeven. lk voelde me hartstikke ziek.' Hij huiverde even en of dat was door de herinnering aan het braken bij de waterkant of door iets veel ergers, had Wexford niet kunnen zeggen. Hij hield de man scherp in de gaten zonder zich iets aan te trekken van zijn ongelukkige gezicht en zijn trillende handen. 'Ik ben geen whisky gewend. Een kleintje pils is eerder iets voor mij.'

`Daarin ben jij de enige niet,' zei Wexford. `Wat gebeurde er toen? Hoorde je Hatton aankomen?'

Ja, in de verte. Ik hoorde hem fluiten... dat stompzinnige ouderwetse liedje uit 'n musical dat hij ook had gefloten toen we met z'n drieën naar de brug liepen.'

Wexford keek op en zag een bepaalde blik in de ogen van de man. Werd de herinnering hem te machtig? Zou hij door de knieën gaan?

`Toen gebeurde het,' gooide Cullam eruit. Zijn stem trilde. zult het toch wel niet geloven, he?'

Wexford haalde alleen zijn schouders op. 

`Het is de waarheid. Ik zweer dat het de waarheid is.' `Bewaar je eed maar voor de rechtbank, Cullam.' `Verdomme...' Struikelend over zijn woorden, stootte hij eruit: `Het fluiten hield op. Ik hoorde een geluid alsof...' De kunst om iets te vertellen bezat hij niet, zijn woordenschat beperkte zich tot afgezaagde gemeenplaatsen. 'Of er iemand stikte... naar lucht hapte... o god, het was verschrikkelijk! Ik voelde me toch al zo belazerd. Na een tijdje ben ik eh... ben ik teruggelopen... trillend van angst. Het was daar zo griezelig. Ik kon niks zien en ik... ik struikelde over hem. Hij lag op het pad. Kan ik een beetje water krijgen?'

Stel je niet zo aan,' snauwde Wexford hem toe. `U hoeft niet zo tegen me te keer te gaan,' jammerde Cullam. 'Ik vertel u toch alles... ik hoef het u niet te vertellen.'

Dat moet je wel, Cullam.' 'Ik stak een lucifer aan,' mompelde hij. `De schedel van Charlie was ingeslagen. Ik draaide hem om en ik kreeg bloed aan mijn kleren.' Zijn stem zakte weg en hij hakkelde: 'Ik weet niet meer wat er toen met me gebeurde. Ik stak mijn hand in zijn binnenzak en haalde de portefeuille eruit. Er zat honderd pond in, precies honderd pond. Het was nog helemaal warm...'

Wexford staarde hem met afgrijzen aan. 'Hij was toch zeker wel dood, he?'

Ik weet het niet... ik weet het niet... o god... ja, hij was dood! Hij moet dood zijn geweest. Wat wilt u me in de schoenen schuiven?' Zijn schouders schokten en hij greep met beide handen naar zijn hoofd. Wexford pakte hem hardhandig bij zijn jasje en gaf hem een duw zodat hij met een ruk opkeek. De tranen op Cullams wangen maakten hem ziek en woedend, hij moest zich inhouden hem geen draai om zijn oren te geven. 'WI is alles... alles,' fluisterde Cullam. 'Het lijk rolde de helling af en het water in,' liet hij er met onzekere stem op volgen. 'Ik ben toen naar huis gehold, als een gek heb ik gerend.' Hij drukte zijn vuisten tegen zijn ogen als een kind. 'Het is de waarheid,' zei hij.

`En de steen dan Cullam, hoe verklaar je die steen?' `Die lag naast hem. Bij zijn benen. Ik weet niet waarom, maar ik heb hem in het water teruggegooid. Er zat bloed op en haar... plukken haar en ook nog... iets anders...'

`Een beetje laat om daarover van streek te raken, vind je niet?' snauwde Wexford hem onbarmhartig toe. De uitwerking van zijn woorden bleef dan ook niet uit. Cullam vloog overeind, schreeuwde met zijn vuisten op het bureau beukend: 'Ik heb hem niet vermoord... nee... nee...! U moet me geloven.'

Toen Wexford als een stier uit de lift schoot, kwam Burden net binnen. Hij was nat en keek ontevreden.

Waar is Martin?' `Dat moet u mij niet vragen. Ik ben net met een vaart van honderdvijftig hierheen gevlogen en ik...'

'Laat maar zitten. Cullam is boven op mijn kamer en die heeft me een fijn verhaal opgedist.' Hij beheerste met moeite zijn stem en bracht Burden kort verslag uit. `Zegt dat hij het geld pakte toen Hatton al dood was. Misschien was dat het enige wat hij deed. Ik weet het nog niet.'

'Maar u houdt hem toch zeker vast? U kunt hem toch hier houden op beschuldiging van diefstal van honderd pond en het loonzakje?'

Ja, zoiets. Dat moet Martin maar opknappen. Ik wil dat jij, Loring en nog een man spoorslags naar Sewingbury gaan en het huis van Cullam doorzoeken.' Voor het geval hij het geld van McCloy ergens heeft verborgen?'

`Mike, ik begin me zo langzamerhand of te vragen of die McCloy niet een fictie is, een loos verhaaltje,' zei Wexford mat. 'Cullam is een verdomde leugenaar en wat we van McCloy weten, berust op wat hij heeft gezegd. Waarom zou hij die McCloy niet hebben verzonnen om de aandacht van andere zaken of te leiden?' Hij zuchtte. 'Het is alleen jammer dat hij geen fantasie heeft.'

`Die McCloy bestaat, reken maar,' zei Burden met grote nadruk. `Een beetje ongrijpbaar mannetje, maar hij bestaat wel degelijk.' Het was elf uur toen Wexford naar huis ging. Ze hadden Cullams huis doorzocht, onopgemaakte bedden overhoop gehaald, propvolle klerenkasten die naar eten roken doorgesnuffeld, en laden omgekeerd die alleen kapotte rommel bevatten. Ze hadden niets vergeten. Het enige geld dat werd gevonden, waren een paar shilling in de tas van mevrouw Cullam, een tas van wit plastic met vettige zwarte strepen. Verder constateerden ze blauwe plekken en kneuzingen op de benen van een van de kinderen.

`Mag ik een potje muskus van u, waarde apotheker,' zei Wexford tegen Clytemnestra, om mijn gemoedsrust terug te krijgen.' Clytemnestra die aannam dat ze werd geprezen, kwispelde met haar grijze pluimstaart. De deur ging open en Sheila kwam binnen. 'Wat doe jij op woensdag thuis?' vroeg haar vader onhartelijk.

'Dat ding op mijn tand was los gaan zitten. lk zat een Milky Way te eten en toen bleef het eraan hangen. Ik moest dus naar Vigo.' Ze gaf hem een kus op zijn wang en glimlachte ontwapenend. Haar haren waren opgemaakt als een piramide van dikke krullen en ze zag eruit als een lichtekooi uit vroeger jaren of een wulpse hofdame die bereid was zich in een hoekje te laten pakken.

`En, heeft hij het er weer kunnen opplakken?' Ja hoor, direct. En hij zei dat hij het me niet in rekening zou brengen.'

'Jou in rekening brengen? Mij zal je bedoelen. God geve van niet.'

Wexford die de gladde woorden van Cullam uit zijn gedachten had weten te barmen. grinnikte en zei: Ja, als je valse tanden hebt, kun je beter geen toffees eten.'

'Ik heb geen valse tanden, alleen een kroon. Wilt u ook een kopje koffie-choc? Oploskoffie en chocolademelk door elkaar, lekker hoor.'

`Nee liefje, dank je wel.' `Vigo en ik zijn vrienden geworden,' zei Sheila. Ze ging languit op haar buik op de vloer liggen en keek, steunend op haar ellebogen naar hem op. 'We hebben thee gedronken in die Chinese kamer van hem. Ik durfde me bijna niet te verroeren. Hij is gek met die spullen, dat zie je zo. Then zijn vrouw binnenkwam, sloeg ze de deur met een klap dicht en hij werd razend omdat at het porselein rammelde. Hij zei: ze heeft er geen gevoel voor.'

`Typisch dat is weer eens iets anders.' `Nee paps, er zit iets heel anders achter. Toen ik wegging, liep zijn assistente met me naar de stad terug. Ze vertelde dat Vigo alleen om het geld was getrouwd. Zijn vrouw had een erfenis gekregen van honderdduizend pond en Vigo had hard geld nodig om die Chinese spullen te kopen. Hij blijft alleen bij zijn vrouw om de baby. De meeste weekends gaat hij weg. Soms komt hij pas maandagavond heel laat terug. Die assistente denkt dat hij in Londen een vriendin heeft. Ze leek me een beetje jaloers. Weet u wat ik denk dat hij ook met die assistente naar bed gaat.'

Wexford die zijn gezicht in de plooi hield, keek zijn dochter geamuseerd aan. Hij was niet ontzet door wat hij te horen had gekregen, het verbaasde hem alleen dat het van zijn dochter kwam. In zekere zin stemde het hem dankbaar en trots. Het was bijna veertig jaar geleden dat hij Sheila's leeftijd had. Zou hij dat tegen zijn vader hebben kunnen zeggen? Nee, hij zou nog liever zijn gestorven.

Sheila rekte zich uit en stond daarna lenig op. 'Nou ik toch thuis ben, zal ik maar braaf mijn plicht doen,' zei ze. Voel je wat voor tien minuutjes aan de waterkant, hondjelief?'

Vlug zei Wexford. 'Nee kind, daar niet.' Stel je voor dat hij zijn dochter toestond in haar eentje langs de donkere rivier te lopen! `Ik laat hem wel uit.'

`Heus?' Schiet op, ga naar je bed. Dat haar van je ziet eruit alsof je er nog uren werk aan hebt.'

Sheila giechelde. 'Wilt u eens lachen?' Perplex staarde hij haar aan toen ze de pruik als een hoedje van haar hoofd nam en hem over een glazen stolp drapeerde.

`Allemachtig, welke vader kent tegenwoordig zijn eigen dochter nog!' Wantrouwig keek hij naar haar wimpers en lange nagels. Wat kon ze nog meer uitdoen'? Wexford, een man die zelden of nooit uit zijn evenwicht raakte door dingen uit zijn vak, werd doorlopend door zijn eigen dochter van zijn stuk gebracht. Met een wrang lachje, pakte hij de riem en trok Clytemnestra uit de gemakkelijkste fauteuil.

Het was koel buiten, de storm had de hitte verjaagd. Sterren waren bijna niet te zien want de hemel was overdekt met een dunne waas en sneeuwwit van de maan die aan een schoon gewaaid stuk van het firmament stond. Het hoge gras dat hij met een tapijt had vergeleken op die vroege ochtendwandeling, was gemaaid en het land leek nu een kale stoppelige steppe. Het was koud voor de tijd van het jaar. Toen hij bij de rivier kwam, zag hij dat het water heel hoog stond. Op veel plaatsen waren de stenen helemaal bedekt door de snel stromende rivier.

Wexford floot de hond en stapte stevig door. De brag was al zichtbaar, hij zag de stenen balustrade glanzen en de hoge varens eromheen trilden in het maanlicht als zilverkleurige waaiers. Er hing iemand over de brugleuning die in het water stond te kijken. Het duurde even voor Wexford kon uitmaken of het een man of een vrouw was en toen hij zag dat het een vrouw was riep hij luid-keels en opgewekt goedenavond' om haar niet aan het schrikken te maken.

`Goedenavond, inspecteur.' De lage ironische stem herkende hij direct. Wexford liep naar Nora Fanshawe toe die zich omkeerde en hem aankeek.

`Toch een mooie avond geworden na al die storm,' zei hij. 'Hoe gaat het met uw moeder?'

`Zij redt het wel,' zei het meisje koeltjes. Een afweer die voor een deel te danken was aan haar antipathie voor hem maakte haar gezicht ondoorgrondelijk. Wexford kende die blik. Hij had hem honderden keren aanschouwd op het gezicht van mensen die dachten te veel te hebben gezegd, zich te veel te hebben laten gaan. Vermoedelijk dachten ze dan dat hun confidenties voor hem reden waren hen met minachting, medelijden of afkeer te bekijken. Begrepen ze maar dat wat zij vertelden niets anders dan steentjes waren voor het bouwsel dat hij in elkaar wou zetten, sporten van de ladder naar opheldering en grillige stukjes van de puzzel waarmee hij bezig was.

`Is haar nog iets nieuws te binnen geschoten?' `Als u bedoelt over het meisje in de auto... nee, ze houdt vol dat er geen meisje in de auto heeft gezeten. Ik weet wanneer ze de waarheid spreekt.'

`Een mens herinnert zich nooit wat er gebeurde vlak voor hij een klap op zijn hoofd kreeg,' zei Wexford monter, 'en zeker niet als hun schedel werd beschadigd. Dat staat medisch vast.'

`O ja? Maar laat ik u niet langer ophouden, inspecteur. Uw hond loopt midden op straat, dat is niet zo best.'

Wexford trok Clytemnestra vlak voor een aankomende auto van het weggedeelte af. De bestuurder draaide zijn raampje omlaag en dreigde vloekend de politie in te lichten.

Weet je wat jij bent,' zei Wexford tegen de hond die hij weer aan de lijn nam, `een nagel aan mijn doodkist.' Hij zag het meisje in het maanlicht terugwandelen naar de Olive and Dove; haar donkere spichtige schaduw volgde haar.

13

Agent Loring verheugde er zich op een dagje in Londen te kunnen doorbrengen. Hij was doodsbang voor Wexford die hem voor zijn gevoel rechtvaardig maar onverbiddelijk streng behandelde. Iemand had Loring eens verteld dat de inspecteur een bijna vaderlijke genegenheid had gehad voor zijn voorganger, Mark Drayton, en hoe teleurgesteld hij was geweest toen Drayton ontslag moest nemen. Dat had iets te maken gehad met een meisje en steekpenningen. Drayton had zijn haar lang gedragen, was hem verteld en ook dat hij sarcastisch en humeurig was en getapt bij de meisjes. Loring daarentegen droeg zijn haar uitzonderlijk kort geknipt en hij was opgewekt en vrolijk en zo ijverig als hij maar zijn kon. Bekwaamheid kwam later wel, was zijn overtuiging. Op het ogenblik kon hij nog niet wedijveren met Wexford en Burden die de hele dag lieten merken hoe pienter en spits ze wel waren. En wat de meisjes aanging... Loring was een gezonde jongen. Hij vond het machtig naar Londen te moeten op zoek naar drie vermiste meisjes. Wat een voldoening zou het voor hem zijn als hij de goede vond en als een dankbare Wexford hem dan Peter zou noemen, dacht hij naief'. Drayton was altijd met zijn voornaam aangesproken.

Toch was Loring ondanks zijn naviteit en dromerijen een bekwaam politieman. Hij had fouten gemaakt, maar daar was hij eerlijk voor uitgekomen. Op zijn eenentwintigste jaar was hij ruim een meter tachtig en nog net zo mager als toen hij veertien was. Verder hunkerde hij naar de dag dat zijn puberteitspuistjes zouden zijn verdwenen, die overigens veel minder opvielen dan hij dacht. De meisjes die hij vroeg een avondje met hem uit te gaan, namen zijn invitatie heus wel aan en als hij wat oudere dames vragen moest stellen, voelden die meestal even aan hun kapsel en glimlachten tegen hem als hij begon. Met een beetje geluk, dacht hij wel eens, als ik wat dikker word en die rotpuistjes eindelijk weg zijn, ga ik misschien een beetje lijken op John Neville. De ontvangst bij de kapper op de Eastcheap verbaasde

hem niet alleen, maar stelde hem ook teleur. Carol Pearson heette het vermiste meisje met wie hij zich bezighield en een bezoek aan haar moeder in Muswell Hill had hij al achter de rug. Een hupse vrouw van een jaar of veertig die zich kleedde als een teenager en zich ook als een teenager probeerde te gedragen. Ze had een geaffecteerd toontje tegen hem aangeslagen en hem gin aangeboden. Je was immers maar een keer jong! Mevrouw Pearson had een blik die bewees dat ze meer dan eens jong wilde zijn... en als Carol zin had om er een paar maanden met een vriendje tussenuit te trekken, zou zij haar niet tegenhouden. Dat vriendje was getrouwd, wat kon die arme Carol dus anders doen? De waarheid was dat ze schoon genoeg had van haar baantje en elk ogenblik het plan had ermee op te houden. Wist Loring hoe slecht het loon van die meisjes was en dat ze eigenlijk moesten rondkomen van de fooien? Die vriend had geld. Een zakenman die veel reisde, zei mevrouw Pearson vaagjes. Maar zijn naam wilde haar niet te binnen schieten, ze had die ook niet aan de politie kunnen opgeven toen ze ernaar vroegen. Jack, noemde Carol hem. Brieven schrijven deed ze nooit. Ze was luchthartig, net als haar moeder en mevrouw Pearson gaf hem een uitnodigende blik. Ze zou op een goeie dag wel weer opduiken.

Loring was vervolgens met de metro naar Tower Hill gegaan. Na een paar keer misgelopen te zijn, liep hij de Eastcheap op waar hij het kantoor van de overleden Fanshawe snel vond door de koperen plaat op het manner van de deuropening. Roma, de kapsalon waar Carol Pearson had gewerkt, was er vlak naast en Loring stapte naar binnen.

Zo'n verschijning als die van de receptioniste, had hij nog nooit van zijn leven gezien. Niet het soort meisje dat je zou durven kussen als je dat zou willen. Haar haren waren een kunstzinnig opgebouwde massa rode krullen en het gezicht eronder was een wonderbaarlijk knap stukje schilderwerk: een artistieke prestatie van lichte en donkere schaduwen met smeltende ogen en was-bleke lippen. Ze had een zwarte rok aan die bijna tot haar enkels reikte, open rode laarzen en een korte rode met gouddraad geborduurde kaftan.

Toen Loring binnenkwam, ratelden haar beide witte telefoons aan een stuk door. Ze pakte eerst de ene en toen de andere haak op en beantwoordde beide op dezelfde manier: `Goedemorgen, Roma, een ogenblikje alstublieft.' Daarna legde ze ze allebei op een levensgrote agenda. 'Kan ik u helpen'?'

Loring zei dat hij van de politie was en liet zijn kaartje zien. Ze toonde zich niet verbaasd. Ten ogenblikje alstublieft.' De telefoongesprekken werden afgehandeld en afspraken werden genoteerd. Loring keek de salon rond. ln Kingsmarkham was een dergelijke inrichting iets ongekends. Zo open en modern. De lampen waren zwart met zilveren mobiles en de vloer leek het meest op een roze ijsvlakte. Het grootste gedeelte van het personeel bestond uit mannen, vermoeid uitziende, overwerkte jongemannen in lichtgewicht kostuums met haren in alle kleuren van de regenboog.

`Als uw komst samenhangt met Carol Pearson,' zei de receptioniste uit de hoogte, `zult u meneer Ponti moeten hebben. Nog een ogenblikje, graag.' De linkertelefoon begon weer te ratelen. `Goedemorgen. Roma. Een ogenblikje alstublieft. Hij is in de herensalon... aan het modelknippen, u kan hem dus niet... Een ogenblikje.' Ze pakte de haak weer op. `Goedemorgen. Roma. Een ogen...' `Bedankt voor uw medewerking,' zei Loring. Hij ging weer naar buiten en stapte de deur binnen van de barbier zoals hij het zou hebben genoemd.

Ponti zag er eerder uit als de directeur van een kostschool dan als een kapper. Hij was lang en stank en hij had een effen donker, bijna ascetisch kostuum aan. De enige aanduiding dat hij aan het modelknippen was, waren de ogen van een schaar die uit zijn borstzakje staken en die Loring eerst voor brilleglazen hield, zo overheersend was de schoolmeesterachtige indruk.

Toen hij zich langs de stoelen een weg baande naar de baas, week het overige personeel eerbiedig uiteen. ln het daglicht dat door de deur naar binnen viel, zag Loring toen hij dichter bij hem kwam dat zijn wangen bruin gepoederd waren.

`Carol? De politie is hier al geweest,' zei hij met een stem die een bijna onmerkbaar Italiaans accent had, 'en ik heb hun gezegd dat wij niets voor ze kunnen doen.' Hij pakte de zwarte leren handtas van Loring aan en voelde eraan. Trachtige kwaliteit, heel mooi,' zei hij goedkeurend. Met een ruk schoof hij een vouwdeur dicht die de zaak gedeeltelijk aan het gezicht onttrok. Hoort u eens hier... ik wil geen kwaad van haar spreken, maar ze was een meisje van niets. Geen stijl, niet elegant. Haha!' Hij haalde de lippenstift in het afgebladderde hulsje en het goedkope poederdoosje uit de tas. Ja, echt iets voor haar, die goedkope rommel.' Zijn lange spitse neus trilde van verachting.

Loring die hem een afstotende man vond, vroeg: 'Was een zekere Jerome Fanshawe een van uw klanten?'

Het was duidelijk dat hij de naam kende. ' U bedoelt de makelaar van hiernaast? Ik heb gehoord dat hij een autoongeluk heeft gehad. ' Loring knikte. 'Nee, die is hier nooit geweest.'

`Weet u dat zeker?' `De naam van een cliënt vergeet ik nooit. Ik ken al mijn cliënten met naam en toenaam.' Ponti knipte de tas dicht en ging met een verveeld gezicht tegen de toonbank staan. `Zou Carol Pearson hem hebben gekend?' zei Loring die bedwelmd door de geur van zijn aftershave achteruit deinsde. `Sprak ze wel eens over hem of heeft u haar wel eens zijn kantoor in zien gaan?'

`Ik weet van niets.' Ponti schoof de deur weer open en knipte met zijn vingers. 'Die foto's van Carol,' riep hij op bazige toon. Tegen Loring zei hij: 'Die heb ik al aan de vorige rechercheur laten zien, maar misschien stelt u er ook prijs op ze te bekijken.' Zijn lichtbruine ogen zwierven naar Lorings haardos die hij aandachtig en met lichte afkeer bestudeerde.

De foto's werden om de hoek van de deur aangereikt en Loring pakte ze aan. Een keer heb ik haar als model gebruikt,' zei Pon-ti. `Ze voldeed helemaal niet, het leek naar niks.'

Maar Loring dacht er anders over. Wat vrouwelijk schoon betrof had hij een eenvoudige smaak, hij was al tevreden als een meisje er aardig, fris en opgewekt uitzag. Voor deze opnamen was Carol Pearsons haar gekapt als een grillige piramide van pijpekrullen, die hier en daar tot op haar schouders neerhingen. Ze keek ongelukkig alsof ze in plaats van haar eigen haar een metalen helm op haar hoofd had. Haar ogen, die zenuwachtig lachten alsof ze onder het gewicht van het kapsel bezweek, waren zwaar opgemaakt met lange strepen die vanaf haar ooghoeken naar haar oren met de enorme oorbellen liepen. Maar onder dit masker was ze een knap meisje, had ze gewoon een aardig gezichtje en Loring moest er niet aan denken dat zij misschien zo de dood had gevonden... onherkenbaar verminkt door vlammen.

`Geen steek heeft ze ervan terechtgebracht,' herhaalde de kapper.

Doreen Dacres was weer boven water gekomen. Het was een zonderling verhaal dat Loring in Finchley van haar zuster kreeg te horen. Doreen was naar Eastbourne gegaan voor haar nieuwe baan in een club. Ze was er al vroeg en had moeten wachten in een verlaten ontvangsthal. Een werkster die goed op de hoogte scheen te zijn, had haar toen verteld waaruit haar werkzaamheden zoal zouden bestaan en Doreen die de schrik om het hart was geslagen, had gemaakt dat ze weg kwam.

Haar hele bezit was vijf pond geweest. Haar baan in Londen en ook haar kamer waren opgezegd en daar stond ze dus. De getrouwde zus had haar onomwonden gezegd dat ze bij haar en haar man niet kon intrekken en haar ouders woonden in Glasgow. Naar die stad ging Doreen in ieder geval niet terug, dat had ze zichzelf plechtig beloofd. Ze had ten slotte haar bagage meegenomen en had een pension opgescharreld waar ze zich uit angst dat de club haar zou vinden, liet inschrijven als Doreen Day. Onder dezelfde naam nam ze een baantje aan in een winkel. Pas toen ze wat kleren nodig had, zes weken later, belde ze haar zus. Opgelucht streepte Loring haar naam op zijn lijstje door. Zijn laatste bezoek gold de Princess Louise-kliniek in New Cavendish Street waar hij door de portier naar het zusterhuis werd gebracht. Het was een mooi oud gebouw van twee verdiepingen met witte pilaren naast een helder blauwe voordeur die rijkelijk was versierd met koperwerk. Een vrouw die zich als hoofd van het huis voorstelde, kwam naar hem toe en legde voor Loring nog een mond had kunnen open doen, een roze vinger op haar lippen.

`Muisstil alstublieft. De hele nachtploeg geniet nu een welverdiende rust, dat mogen we niet vergeten, he?'

In de hal was het doodstil en er hing een aangenaam geurtje dat niets te maken had met de zware antiseptische luchtjes in het ziekenhuis zelf. Het deed Loring denken aan jonge meisjes, die in die ruimte een mengelmoes van parfums achterlieten: jasmijn, Russisch leder, Chanel 5 en lavendel. Op zijn tenen sloop hij achter de forse in het donkerblauw geklede vrouw aan die hem een combinatie leek van een gevangenbewaarster en een moederoverste, naar een kleine zitkamer waar met chintz overtrokken stoelen stonden. Er stonden bloemen en een oude televisie.

`Het meisje dat de kamer naast zuster Culross had, kan u het beste helpen,' zei de matrone. `Ze heet Lewis, maar er is natuurlijk geen sprake van dat we haar wakker maken als ze slaapt.' Ze bekeek hem kritisch. Geen sprake van,' herhaalde ze. 'Al zou u de directeur in hoogsteigen persoon zijn, dan zou ik het nog niet doen.' Ze verwachtte hoogstwaarschijnlijk protest, maar toen Loring haar onbewogen bleef aankijken, nam haar bazige houding wat af en zei ze: Ik zal eens gaan informeren, maar beloven doe ik niets. Wilt u wat to lezen hebben intussen?'

Ze bedoelde de tijdschriften die er lagen. De conversatiezaal van de Princess Louise-kliniek was minder mondain dan Vigo's wachtkamer en in plaats van Nova en Elle lagen er de Nursing Mirror en twee edities van Nursery World. Toen hij alleen was, ging hij naar buiten zitten kijken.

Naast de kliniek was een aparte kraaminrichting, die los stond van het grotere gebouw. Loring zag een Bentley voorrijden waaruit een jonge vrouw stapte die zwaar op de arm van haar man leunde. Haar buik was dik en vormloos en het was duidelijk dat de weeën al waren begonnen. Er verstreken tien minuten, toen arriveerde er een Jaguar. Er speelde zich een soortgelijk tafereel af, maar deze aanstaande moeder was ouder en haar positiekleding verried nog duidelijk welke couturiere ze had geleverd. De Princess Louise-kliniek had het druk met de geboortes van de betere stand.

Het liep al tegen vijven toen de deur behoedzaam werd opengedaan en zuster Lewis binnen kwam. Ze had dikke oogleden en maakte de indruk dat ze net wakker was. Ze was niet opgemaakt en zag er smetteloos uit, haar bloes was nog stijf en kreukloos alsof hij zo gestreken was en haar lichte, geelblonde haar was vochtig en streperig alsof er net een grove kam doorheen was gehaald.

`Neemt u me niet kwalijk dat ik u zo lang heh laten wachten. Ik zit in de nachtploeg, ziet u.'

`Het doet er niet toe,' zei Loring. 'lk heb ook wel eens nachtdienst, ik weet wat het is.'

Zuster Lewis ging zitten. Haar blote benen glommen en haar roze tenen waren kindertenen in kindersandaaltjes.'

`Wat wilt u weten? lk heb al met de politie gesproken.' Met een ernstig lachje liet ze erop volgen: Ik heb ze alles wat ik van Bridie Culross wist, verteld. Veel was het niet. Bridie had geen behoefte aan vriendinnen, ze ging liever met mannen om.'

Ik zou graag alles van u willen horen wat u weet, mevrouw Lewis.' Ze laten praten, had hij van Wexford geleerd. `Wat voor soort meisje ze was. Had ze veel vriendjes?'

`Ja ziet u, dit is geen universiteitsziekenhuis en dus zijn er geen studenten in de medicijnen. Binnen het jaar nadat ze haar diplo-ma's had gehaald, was ze met alle mannelijke collega's uitgeweest.'

Loring schreef het op. Ze was het meest gesteld op ... ja, zijn naam heb ik nooit precies geweten. Ze noemde hem Jay.'

`Als een soort afkorting, bedoelt u, voor John, of James ... of Jerome?'

Ja, dat denk ik wel. Ik heb dat al aan de politie verteld. Het kon ze niet veel schelen.'

`Om vermiste meisjes maken we ons meestal niet zo druk begrijpt u.'

`En waarom nu dan wel?' `Zullen we dat even laten rusten, mevrouw Lewis? Wat weet u nog meer van die Jay?'

Ze sloeg haar blote benen over elkaar. 'Ik heb hem nooit ontmoet,' zei ze. 'Ik denk dat hij getrouwd was. Maar van die dingen trok Bridie zich niet veel aan. O ja, en zijn vrouw is hier eens patiënte geweest, herinner ik me nu.'

Fijntjes, dacht Loring... op bezoek komen bij je zieke echtgenote en het aanleggen met een van de zusters.

`Ik weet wat u denkt,' zei zuster Lewis. `Ja, het was min. Hij had een hoop geld, een mooie auto en dat soort zaken. Bridie...' Ze aarzelde en kreeg een kleur. 'Bridie eh... leefde met hem.'

Leefde met hem? In zijn huis?'

`Nee, dat bedoel ik niet precies.' `O, ik begrijp het.' Wat waren verpleegsters die dagelijks met het leven werden geconfronteerd, toch enorm preuts, dacht hij. 'Enne... ze ging op zaterdag 18 mei weg om een weekend met die man door te brengen, he?'

'Ja, met Jay.' Zuster Lewis bloosde weer, bij de gedachte aan dat weekend. `Ze kwam niet terug en ik heb gehoord dat onze hoofdzuster zei dat ze haar dit keer niet terug zou nemen als ze weer kwam opdagen.'

`Wilt u daarmee zeggen dat ze het al eerder had gedaan?' `Nou ja, ze was vaak te laat teruggekomen en ze kwam ook ijskoud midden in de nacht terug. Ze beweerde altijd dat ze niet van plan was haar hele leven met po's te slepen en patiënten klaar te maken voor een operatie. Zij voelde meer voor een gemakkelijk leventje, zo noemde ze dat. Ik dacht dat ze er met Jay vandoor was om gewoon bij hem in te trekken.'

`Weet u of ze cadeaus van hem kreeg? Had ze een kostbare zwarte handtas bijvoorbeeld met het merk van de firma Mappin en Webb? Deze?'

`Ja, ja, die kreeg ze van hem voor haar verjaardag. Toen ze tweeentwintig werd. Maar...' Ze kneep haar ogen half dicht en boog zich naar hem toe. 'Hoe kan dat? Hebt u wel haar handtas gevonden en haar niet?'

`We hebben nog geen zekerheid,' zei Loring, maar hij wist wel beter.

Wexford zou het maar zozo vinden als hij alleen met deze inlichtingen terugkwam en niets meer. Loring was graag nog een dag in Londen gebleven, maar dan zou Wexfords woede geen grenzen kennen. Hij ging het hoofdgebouw van de kliniek in en drukte op de bel die op het bureau van de receptionist stond. Onder het wachten keek hij om zich heen. Zo'n ziekenhuis had hij nog nooit gezien. Hij had de indruk dat hij de eerste bezoeker in jaren was die minder dan vijfduizend pond per jaar had te verteren. Zijn gedachten dwaalden naar het ziekenhuis in Stowerton waar de fondspatiënten uren op harde stoelen zaten te wachten, waar de verf van de muren bladderde en iedereen haast scheen te hebben .

 Hier was het omgekeerd, hier heerste een weldadige rust. Een heel licht ziekenhuisluchtje werd bijna helemaal verdrongen door de geur van de boeketten, bosjes lathyrus in koperen kannetjes en een enkele roos in een Blank glazen vaasje op het bureau. Op de vloer lag een donkerrood tapijt.

Loring zag de receptionist van de brede trap komen en vroeg hem toen hij beneden was om een lijst van alle patiënten die in het afgelopen jaar in de Princess Louise-kliniek werden opgenomen. Zijn verzoek werd met een beledigd gezicht aangehoord. Het kostte hem een half uur, waarin hij van de ene functionaris naar de andere werd geloodst, voor hij kreeg wat hij wilde hebben.

Het was een Lange, indrukwekkende lijst met namen. Zeker de helft van de namen was voorzien van een titel en bij de gewone familienamen viel hem de naam op van een steenrijke fabrikant, een oud-minister en iemand van de televisie die iedereen van naam kende. Onder de vrouwen bevonden zich een hertogin, een balletdanseres en een beroemd fotomodel. Maar de naam van Dorothy Fanshawe kon Loring niet ontdekken. Hij nam de lijst twee keer door omdat hij ervan overtuigd was dat ze erop moest staan. Maar het was niet zo.

Een J van Jerome? Maar toch ook van John, James, Jeremy, Jonathan, Joseph. Was Bridie's minnaar de echtgenoot van de hooggeboren mevrouw John Frazer-Bennet van Wilton Crescent of de echtgenoot van lady James Fyne van de Boltons? Loring kwam tot de conclusie dat hij de overleden man van Dorothy Fanshawe wel zou zijn, in de hoop dat Wexford er net zo over zou denken. 

14

De jonge Pertwees brachten hun wittebroodsweken door in het huis van Jacks vader. Ze hadden het hotel afgezegd en wilden nog niet naar hun flat.

Wexford trof het paar dus daar aan. Marilyn die hem opendeed, haalde als groet alleen haar schou-ders op. Maar ook hij kon kortaf en kort en bondig zijn en toen Jack dus stuntelig opstond, zei Wexford alleen: 'Ik kom om met u over McCloy te praten.'

`Praat u dan maar. U bent op de hoogte.' Marilyn, die hierom lachte, zei: `Geef me een sigaretje, Jack.' Ze wierp haar man een trotse vertederde blik toe en zei terwijl ze dichter naar Wexford toe schoof: 'Vertelt u ons eens een verhaaltje, daar zijn we dol op. We willen best luisteren, he Jack, we hebben toch niets anders te doen.'

'Dat is niet zo best voor je wittebroodsweken.' Mooie wittebroodsweken,' zei Jack nijdig. `Denkt u soms dat ik me die zo had voorgesteld?'

Wexford ging zitten en keek hen aan. 'Ik heb Charlie Hatton niet vermoord,' zei hij. 'Ik kende hem niet eens. U wel. U was zijn beste vriend, wordt gezegd.'

Zijn hoogrode kleur verdween toen hij op een pijnlijke manier weer aan Charlie werd herinnerd. Met een zucht pakte hij de hand van zijn vrouw en zei: is dood. Je kan niet bevriend zijn met een dode. Het enige dat overblijft is de herinnering aan hem.'

`Laat me in die herinnering delen, meneer Pertwee.' Jack keek hem recht in de ogen, zijn kleur kwam terug. `U goochelt altijd met woorden, u verdraait ze... altijd de knapperd uithangen...'

Zijn vrouw viel hem in de rede: 'Om maar te laten merken wat een goede opleiding u hebt gehad.'

Laat maar, liefste, ik voel het ook zo aan, maar wat heb je eraan. Het is... U neemt maar voor alle zekerheid aan dat Charlie een oplichter was, he? Het helpt geen steek als ik u zou vertellen hoe hij in werkelijkheid was: goedhartig, vrijgevig, iemand van wie je altijd op aan kon. Maar dat doet er immers niets meer toe, he'?' `Of het zou helpen bij het vinden van de moordenaar, betwijfel ik.'

`Hij heeft ons aan de flat geholpen,' zei Jack. 'Weet u wat hij deed? De vent die er nu in zit, wou sleutelgeld hebben. Tweehonderd pond en Charlie kwam ermee aanzetten. Als lening natuurlijk, maar rente wilde hij niet hebben. Dat was op eenentwintig mei. Die datum zal ik nooit meer vergeten zolang als ik leef. De dag ervoor had Charlie de hele dag achter het stuur gezeten, hij kwam uit het noorden. Maar de volgende morgen kwam hij hierheen om te zeggen dat hij die flat voor ons had weten te bemachtigen. Ik moest werken, maar Marilyn kreeg een paar uur vrij en ging er met hem naar toe. Hij beloofde die vent het geld, hij gedroeg zich meer als een vader voor haar dan... zomaar een vriend.' 21 mei. De dag waarop Charlie Hatton zijn gebit liet maken. Vlak na de zogenaamde roofoverval. Opnieuw een bewijs van wat Hatton had gedaan met het vele geld dat hij op de een of andere manier van McCloy los kreeg.

Je kunt het krijgen wanneer je maar wilt," zei Charlie. "Zeg het maar." U had hem moeten zien toen wij het direct wilden hebben! lets geven maakte hem, geloof ik, echt gelukkig.'

`Ons Leven,' zei Marilyn voor haar doen zachtzinnig, 'is zonder Charlie Hatton niet hetzelfde meer.'

Sentimenteel gewauwel, dacht Wexford hardvochtig. `Waar had hij al dat geld vandaan, meneer Pertwee?'

`O, dat had ik hem moeten vragen? Gewoon moeten vragen, he? Nou, ik mag dan een gewone werkman zijn, maar ik ben goed opgevoed. Ik weet hoe ik me moet gedragen. Laat me er dus in godsnaam buiten.'

Meneer Pertwee?' Hij moest wel antwoorden, dacht Wexford. Hij had te veel gezegd en te veel zelfbeheersing getoond om dit keer met zijn verdriet te schermen. Jack drukte zijn vuist tegen zijn voorhoofd. `Waar had hij het vandaan? Tweehonderdvijftig pond voor zijn gebit, tweehonderd voor u... Dat liep op! Geld voor zijn meubilair, de kleren van zijn vrouw, uw huwelijkscadeau, het geld dat 

hij wekelijks op de bank zette. Hij verdiende twintig pond per week. Wat verdient u?'

Bemoeit u zich met uw eigen zaken.' `Kalm maar, liefste,' zei Pertwee op rampzalige toon. Hij beet op zijn lip en keek Wexford aan. 'lets meer,' zei hij. Als ik een goede week heb wat meer.'

`Zou u uw beste vriend tweehonderd pond kunnen leven?' Mijn beste vriend is dood.'

`Draai er niet omheen,' zei Wexford scherp. U weet welk leven Hatton leidde. Vertel me nou niet dat u zich nooit hebt afgevraagd waar hij het geld vandaan haalde. U hebt het niet alleen uzelf afgevraagd, maar het hem ook gevraagd. Hoe kwam het dat Hatton op eenentwintig mei opeens zo rijk was?'

Het gezicht van Pertwee helderde op. Hij zuchtte en in zijn ogen was iets van triomf te bespeuren. weet ik niet. U kunt het me vragen tot sint juttemis. U vroeg immers naar McCloy, he?' zei hij. 'Charlie kreeg op eenentwintig mei geen geld van McCloy. Dat was onmogelijk.'

Daarna onderwierp Wexford hem aan een langdurig verhoor waarbij hij alley probeerde wat een ondervinding van jaren hem had geleerd. Maar Pertwee die de hand van zijn vrouw bleef vasthouden, schudde alleen zijn hoofd, antwoordde met ja of nee en zweeg ten slotte helemaal.

Bij de eerste rechtszitting van de zaak werd Maurice Cullam schuldig bevonden honderdtwintig pond te hebben gestolen uit de zak van het lijk van Charlie Hatton. Hij bleef in hechtenis. Burden liet doorschemeren dat er meer klachten tegen hem konden worden ingediend.

Hij geloofde niet dat Cullam een moordenaar was. Zijn huis was van boven tot onder doorzocht en geld was er niet gevonden. Cullam bezat geen bankrekening en had maar een paar shilling op de spaarbank. Het enige resultaat van de huiszoeking was geweest dat aan het licht was gekomen hoe ernstig de kneuzingen waren op de benen van Samantha Cullam en het bleek dan ook noodzakelijk haar toe te vertrouwen aan de zorg van een kindertehuis. Een aanklacht tegen haar vader zou worden ingediend, maar die stond los van de beschuldiging van diefstal, eventueel moord. 

`En wat zal onze volgende stap zijn'?' vroeg dokter Crocker toen hij terugkwam na de blessures van het meisje te hebben bekeken. Ten onmens die een kind zo mishandelt, deinst niet voor een moord terug, als je het mij vraagt.'

`Dat hoeft niet zo te zijn.' `De kwestie met jullie politiemensen is dat je altijd op zoek bent naar verwikkelingen. Hij is de baas van het zaakje. Zeg, ik heb net aan Mike gevraagd of er geen vacature is in jullie staf... gezien de hulp die ik bij het onderzoek heb geboden... '

Wexford keek hem giftig aan. 'Cullam is geen moordenaar.' Misschien niet. Hij heeft het meer op vrouwelijke slachtoffers die wat klein van stuk zijn.' De dokter barstte los in een heftige aanval op de gearresteerde man.

`Ik walg van die rotgeschiedenis,' schreeuwde Wexford opeens. lk heb mijn hele ochtend eraan besteed iets uit Pertwee los te krijgen. Sentimentele gek! Iedereen weet dat Hatton een dief was en een bedrieger, maar Pertwee wil zijn mond niet opendoen om de herinnering aan die knaap niet te bezoedelen.'

`Geen slecht principe,' vond Burden. `Geen enkel principe deugt, Mike, als het in de praktijk betekent dat een moordenaar vrijuit gaat. Hatton deed karweitjes voor McCloy en in een bepaald weekend in mei is hij begonnen zijn vroegere baas uit te zuigen. En dat deed hij niet half, neem dat van mij aan. Tweehonderd pond voor Pertwee, tweehonderdvijftig voor Vigo ... O, laat ik ophouden met die herhalingen.'

`Zozo, je geeft het dus op?' vroeg de dokter. Burden, die zwaar geschokt keek, klakte met zijn tong. Maar Wexford zei kalm: `Ik ga het van een hele andere kant aanpakken voorlopig en daarbij reken ik op jou, jij moet de weg effenen. Ten slotte ben jij dokter.'

Toen ze in het ziekenhuis kwamen, was mevrouw Fanshawe alleen en lag niet in haar bed. Gehuld in een negligé van zwarte nylon — die Crocker later een peignoir noemde — zat ze in een gemakkelijke stoel Fanny Hill te leven.

`Hier zijn de inspecteur, een adjudant en een dokter die met u willen praten,' zei zuster Rose. Mevrouw Fanshawe schoof Fanny Hill onder de laatste editie van Homes and Gardens. Ze wist nu zo langzamerhand dat zuster Rose een verpleegster was en geen dienstmeisje en dat ze in het ziekenhuis lag. Mevrouw Fanshawe wist wat haar toekwam. Bovendien straalde ze een zelfvertrouwen uit van iemand die dagenlang diep werd gewantrouwd en die nu aan alle kanten gelijk had gekregen. Nora was in leven; Nora was hier, dat wou zeggen: vlak in de buurt, in Kingsmarkham. Hoogstwaarschijnlijk waren deze mensen door de een of andere instantie gestuurd om de zaak recht te zetten en excuses aan te bieden.

Snel griste ze een handjevol ringen uit het juwelendoosje dat haar zuster had meegebracht, en dus kon ze Wexford bij zijn binnenkomst gracieus een hevig vonken schietende hand toesteken. Maar Wexford zag een ontevreden gezicht tegenover zich met een slappe kin en neergetrokken mondhoeken. Met kille heldere ogen en ijskoude stem zei mevrouw Fanshawe: 'Ik ben niet krankzinnig zoals u ziet. Dat dacht iedereen toen ik beweerde dat mijn dochter in leven was. Nu zullen ze hun excuses wel willen aanbieden, neem ik aan.'

`Zeker, mevrouw Fanshawe, onze welgemeende verontschuldigingen.' Verontschuldigingen kosten niets. Poeslief glimlachte hij tegen het ontevreden gezicht tegenover zich en opeens schoot door hem heen wat de dochter van deze vrouw hem had verteld: dat ze zich door haar man liet betalen zodat hij zijn vriendinnen in huis kon nemen. 'Niemand heeft u voor krankzinnig gehouden,' zei hij. 'Maar u bent bij een ernstig ongeluk betrokken geweest.' Ze knikte zelfvoldaan en Wexford dacht: ze is niet gekker geworden dan ze altijd al was. Maar kwam dat niet op hetzelfde neer? Ze zal wel nooit erg intelligent zijn geweest.

Zuster Rose kwam met twee extra stoelen aangedraafd en toen de drie mannen haar uitvoerig bedankten, giechelde ze uitgelaten.

`Geef mij eens een extra kussen,' zei mevrouw Fanshawe. 'Nee, niet eentje van het bed, een divankussen. En daama mag je mijn dochter opbellen.'

`Over tien minuten, mevrouw Fanshawe,' zei zuster Rose opgewekt al was ze doodop.

Jij zegt het maar.' Mevrouw Fanshawe wachtte tot ze weg was en merkte toen schamper op: Dit moet de klasse-afdeling voorstellen... nou, aan de nonchalante behandeling zou je het niet zeggen. Als je belt doen ze net of ze gek zijn.'

Langs zijn neus weg vroeg Wexford: 'Bevalt het u hier dan minder goed dan in de Princess Louise-kliniek?'

`Wat stelt dié vraag nou weer voor?' 'Ik heb gehoord dat u vorig jaar in de Princess Louise-kliniek in Cavendish Street in Londen hebt gelegen.'

`Dan hebt u verkeerd gehoord. De enige keer dat ik in een ziekenhuis heb gelegen was bij de geboorte van mijn dochter.' Ze zuchtte geirriteerd toen de deur openging en zuster Rose met thee voor vier personen binnenkwam. 'Ik dacht dat jullie met een personeelstekort zaten? Deze heren zijn hier ambtshalve, ze komen niet op visite.'

Maar dokter Crocker zei: 'Welbedankt, beste meid.' Hij lonkte openlijk naar zuster Rose en vroeg: 'Wilt u de honneurs waarne-men, mevrouw Fanshawe, en ons thee inschenken?'

Ze schonk met veel gemanipuleer van haar ringen thee in en keek hem argwanend aan. `Mijn dochter leeft dus en ik heb nooit in de Princess Louise-kliniek gelegen. Wat is er nog meer van uw dienst?'

Wexford wierp Burden een blik toe en Burden zei: `Zeker, uw dochter is in leven, maar naast het wrak van uw auto lag het lijk van een meisje. Hebt u er enig idee van wie zij kan zijn? Zegt de naam Bridget Culross u iets?'

`In het geheel niet.' `Zij was verpleegster.' Mevrouw Fanshawe snoof om hem duidelijk te maken hoe zij over verpleegsters dacht. `Ze was tweeën-twintig en zij kan het meisje zijn dat dood naast uw man op de weg lag.'

Ze heeft nooit levend naast mijn man in de auto gezeten.' `Bent u er heel zeker van, mevrouw Fanshawe,' zei Wexford zijn woorden voorzichtig kiezend, `dat u niemand een lift hebt gege-ven uit Eastbourne... uit Eastover?'

`O, ik word er doodziek van,' zei Dorothy Fanshawe. 'Hoe vaak heb ik u nou al gezegd dat er niemand in de wagen zat, behalve wij tweeën.'

Hij keek haar aan terwijl hij dacht: `Zou je het me vertellen? Schaam je je omdat je man je met die vrouwen de ogen uitstak? 

Je afkocht? Of komt het omdat je je er niets van aantrekt, je je er al jaren niets meer van aantrekt of dat er werkelijk geen derde in de auto zat?'

Dorothy Fanshawe keek naar haar ringen die schitterden in het zonlicht. Ze ontweek de blik van die vervelende mensen. Die hielden haar voor gek of een leugenaarster. Nora had ze ingelicht. Nora was niet zo fatsoenlijk en tactvol om de kwalijke gewoonten van Jerome voor zich te houden.

Wat een stommelingen waren die drie mannen! Wat keken ze vroom en verlegen. Zouden ze echt denken dat het haar wat kon schelen wat Jerome had gedaan? Jerome was dood en lag onder de groene zoden... goddank. Al het geld was nu van haar en van Nora en het was meer dan dat idiote drietal hun Leven lang zou verdienen. Dat wil zeggen: als Nora tenminste geen stomme streek uithaalde door met die Michael te trouwen, was er geen vuiltje aan de lucht.

Dorothy Fanshawe dronk haar kopje leeg en zette het hardhandig neer. Daarna drukte ze op het belletje en zei toen de deur open ging: `We moeten nog wat heet water hebben.'

Bijna had ze er alsjeblieft aan toegevoegd, maar ze slikte het woord haastig in. Opeens had die jonge, blozende en mollige zuster Rose er precies zo uitgezien als het dienstmeisje dat door Jerome gepakt werd als ze de bedden opmaakte. Ze moest toch lachen, Jerome was dood en waar hij nu was, waren geen dienstmeisjes of verpleegsters met zacht jeugdig vlees.

`Op laten graven!' riep Burden uit. Dat kunt u toch niet doen.' 'O, toch wel, Mike,' zei Wexford rustig. `Dan krijgen we zeker toestemming voor. Alleen... ze is al zo lang dood, haar gezicht was toen al zwaar verminkt en... O god, ik kan die Camb zijn nek wel omdraaien!'

`Die tante was zo zeker,' zei Burden. `Het beste dat we kunnen doen is zuster Lewis uit de Princess Louise-kliniek laten komen om haar de kleren te laten zien. Maar stel dat het meisje Bridie Culross was, wat deed ze dan in de auto van Fanshawe en met zijn vrouw erbij?'

' Ik geloof mevrouw Fanshawe, meneer.' ' Ik ook, Mike, ik ook.' Wexford zei het twee keer om zichzelf te overtuigen. 'Ik zie die Fanshawe er wel voor aan het meisje mee naar de bungalow te nemen en met haar naar bed te gaan terwijl zijn vrouw in huis was. En ik zie er mevrouw Fanshawe voor aan dat ze daar best tegen kon. En wat het meisje betreft... van haar weten we niet voldoende om dat te zeggen. Maar Nora Fan-shawe wist er niets van en Nora Fanshawe was tot zaterdag bij ze. Haar ouders dachten dat ze zou blijven. Hoe passen we die Culross er dan in? En waar hadden ze haar die vrijdagavond zo lang gelaten?'

Ik vind het allemaal erg onsmakelijk,' zei Burden met een gezicht of hij iets heel vies rook.

`Dat zal me een zorg zijn. Laat de ethiek er maar buiten. Het is beter je te concentreren op de aanwijzingen. Hoe meer ik te ho-ren krijg, hoe meer ik terugkeer naar mijn eerste conclusie.' `En dat is?'

'Aan de hand van de laatste inlichtingen, het volgende: Bridget Culross heeft Fanshawe nooit gekend. Zijn vrouw heeft nooit in de Princess Louise-kliniek gelegen en dus is hij niet die Jay. Waarschijnlijk ging ze met Jay naar Eastbourne of Brighton, kreeg ruzie met hem en probeerde op haar eentje naar Londen terug te gaan. Ze kan hebben gelift. Een vrachtrijder zette haar af bij de parkeerhaven van Stowerton, ze stak haar duim omhoog tegen Fanshawe... wie weet, kwam hij de wagen uit of misschien kon hij niet bijtijds stoppen, reed hij haar ondersteboven en sloeg over de kop. Wat denk je daarvan?'

Burden keek dubieus. Dat zou dus betekenen dat ze op de middenberm met haar duim in de lucht heeft gestaan...'

`En iedere normale lifter gaat bij de ingang van een parkeerhaven staan wachten tot er iemand oprijdt.'

`Tja... maar aan de andere kant weten we ook dat mevrouw Fanshawe haar man vlak voor het ongeluk "o god" hoorde roepen; dat was het laatste wat hij heeft gezegd.'

`Laten we hopen dat die kreet door de Voorzienigheid is gehoord en voor een smeekbede om vergiffenis werd gehouden,' zei Wexford. Hij grinnikte sarcastisch. `Dus: hij ziet het meisje staan, slaakt een kreet, wijkt van de weg af en rijdt haar onder-steboven. En waarom heeft ze dan alleen maar wat klein geld in haar tas? Geen sleutels om maar wat te noemen, niets om haar te identificeren? En waarom zou een vrachtrijder haar, bom!, midden op de autoweg afzetten en niet in de stad?'

`Het is uw theorie, inspecteur.' Zeg dat verdomme wel,' zei Wexford. Maar hij kon die vrachtwagenchauffeur niet uit zijn gedachten zetten. Een kwartier voor het ongeluk was Charlie Hatton voorbij die plek gekomen. Hij kon het ongeluk niet hebben zien gebeuren. Had hij het liftende meisje gezien? Of was hij de vrachtwagenchauffeur die haar daar had achtergelaten? Maar de moeilijkheid was dat Charlie Hatton in de tegenovergestelde richting had gereden.

Het was op 20 mei gebeurd en op 21 mei had Charlie Hatton zo dik in zijn geld gezeten. Er moest verband tussen dit alles zijn. En McCloy... hoe paste hij in het geheel?

Elke politieagent in Engeland en Wales had inmiddels opdracht uit te kijken naar Alexander James McCloy: lichtbruin haar, 42 jaar, van middelbare lengte en het laatst woonachtig: Moat Hall bij Stamford in Lincolnshire. En dank zij Burdens laatste bevin-dingen, keken ze nu ook in Schotland naar hem uit.

Ditmaal liet Pertwee senior hem binnen. Hand in hand zaten de jonggehuwden naar de televisie te kijken.

`He god, moet dat nou?' zei Marilyn kwaad toen haar man opstond en de uitzending van een politieke partij afzette. Wat is er nu weer?'

Wexford zei: vorig jaar november wist uw vriend Hatton het voor elkaar te krijgen dat de vrachtauto die hij voor zijn baas, meneer Bardsley, bereed werd leeggeroofd. Ik zeg: voor elkaar te krijgen, omdat ik ermee bedoel dat hij het deed op bevel van zijn andere baas: Alexander James McCloy. Hatton kreeg een tikje op zijn hoofd en werd vastgebonden... om het voorval ge-loofwaardiger te maken. Gelukkig was Bardsley verzekerd. Toen het in maart weer gebeurde, was hij dat echter niet. Die keer was de schade voor zijn rekening, natuurlijk zonder dat het hem bekend was dat een flink percentage ervan regelrecht in de zakken van Hatton verdween.'

Hij zweeg en keek naar het bleke gezicht van Jack Pertwee. 

Jack bleef hem even aankijken en verborg toen zijn gezicht in zijn handen.

`Je geeft niets toe, hoor Jack,' zei Marilyn fel. `Op 19 mei reed Hatton naar Leeds,' vervolgde Wexford. 'Hij was ziek geweest en deed het op z'n gemak. Pas de volgende dag, 20 mei, een maandag, keerde hij terug. Terwijl hij in Leeds was, ontmoette hij McCloy, het kan ook onderweg zijn geweest. Hij ontmoette hem of kwam iets over hem te weten... iets dat voor McCloy niet zo gunstig was. Het was in ieder geval voldoende om hem de gelegenheid te geven McCloy te chanteren voor een bedrag van enkele duizenden ponden.'

'Dat is een vuile smerige leugen,' zei Jack met verstikte stem. `Heel goed, meneer Pertwee. Ik had graag dat u met mij mee naar het bureau ging... '

`Maar hij is pas een paar dagen getrouwd,' kwam zijn vader ertussen.

`Mevrouw Pertwee mag mee als ze dat wil. We verkeren momenteel in de situatie dat er stelselmatig informatie wordt ach-tergehouden bij het onderzoek van een moordzaak. Mag ik u verzoeken, meneer Pertwee?'

Jack verroerde zich niet. De handen die hij tegen zijn ogen hield gedrukt, begonnen opeens te trillen en Marilyn sloeg haar armen beschermend, maar verre van teder om hem heen. Ze trok met haar mond alsof ze Wexford het liefst in het gezicht had gespuwd. `Chanteren?' hakkelde Jack. 'Charlie?' Hij liet zijn handen zakken en Wexford zag dat hij huilde. 'Dat is waanzinnig!'

'Ik geloof van niet, meneer Pertwee,' `Maar dat kan hij niet hebben gedaan,' zei Jack, hij mompelde er nog iets achteraan dat Wexford niet helemaal verstond.

Wat zegt u?' Dat hij het niet kan hebben gedaan. McCloy zit achter slot en grendel. U bent toch van de politie, he? Dan weet u toch waar ik het over heb. McCloy zit in de bajes.'

15

Bijna tegelijk met Jacks onthulling kwam er bericht uit Schotland. Alexander McCloy was twee maanden geleden op 23 april in de gevangenis opgesloten op beschuldiging van inbraak in een supermarkt in Dundee, na sluitingstijd en met de hulp van nog twee mannen. Er waren goederen gestolen tot een waarde van twaalfhonderd pond en een conciërge had lichte verwondingen opgelopen. Wanneer McCloy geen blanco straflijst had gehad, zou hij zeker een zwaardere veroordeling hebben gekregen. `Dus toen Hatton dat weekend in mei in Leeds was,' zei Wexford de volgende morgen, zat McCloy al veilig en wel een maand in Schotland achter de tralies.'

Ja, het ziet er wel naar uit,' zei Burden. 'En dat betekent niet alleen dat hij niet beschikbaar was om te worden gechanteerd, maar tevens dat Hattons... eh bron — ik had bijna gezegd: echte — bron van inkomsten, was afgesneden. Feitelijk moet Hatton in mei krapper in zijn geld hebben gezeten dan ooit te voren.'

Ja, mevrouw Hatton zei dat hij de week ervoor, toen hij ziek was, niet voor eigen rekening de dokter wilde laten komen. Omstreeks die tijd had hij vermoedelijk dus alles uitgegeven wat hij in de wacht had gesleept met het leegroven van Bardsleys vrachtwagen dat in maart gebeurde.'

Ja, dat ligt voor de hand als je zo met geld smijt als hij deed,' voegde Wexford eraan toe. 'Het zal hem wel een beroerd gevoel hebben bezorgd. Van paniek, zou je kunnen zeggen. Haal je die man voor de geest, Mike, een toekomst zonder dat hij in de Dragon al die rondjes kon weggeven, niet meer op zaterdagmiddag met zijn vrouw de winkels afgrazen of een mooi figuur slaan bij het huwelijk van zijn vriend.'

Ik kan me heel best voorstellen dat hij koortsachtig op zoek was naar een andere bron van inkomsten.'

'We gaan naar de verkeersheuvel bij Stowerton,' zei Wexford die op stond. 'de boel daar eens verkennen. Onze beide zaken komen 

op dat punt bij elkaar, Mike, en ik moet het wel erg mis hebben als niet heel gauw blijkt dat ze met elkaar in verband staan.'

`Een koffer was er niet,' zei hoofdagent Martin, 'maar ik had graag dat u de kleren die ze droeg, bekijkt. Ze zien er vreselijk uit. Probeert u kalm te blijven.'

Margaret Lewis was als verpleegster gewend zich te beheersen. Martin nam haar mee naar een ander vertrek, waar de verbrande kleren als een hoop vodden op tafel lagen.

De bovenstukken van de jas en de jurk waren verschroeide resten, maar de rok was nog bijna helemaal intact en tussen de ver-brande plekken was het oranje-gele patroon van de stof nog te zien. De bh van het meisje was een ellips van metaaldraad waarop geen snippertje stof of kant was te zien. Margaret Lewis, die haar handen op haar rug hield, rilde. Daarna raakte ze voorzichtig de oranje schoenen aan en de wine kanten panty die zo fijn en doorzichtig was als een haarnetje. Ze begon te huilen en Misterde: 'Die panty heeft ze van mij gekregen... op haar verjaardag.' Van de panty was alleen het slipje verbrand maar er liep een lange bruine veeg tot aan de knie waar een vlam langs had gespeeld. Martin pakte het meisje bij de elleboog en leidde haar weg.

'Ik zal alles vertellen wat ik van Bridie weet,' zei ze terwijl ze gulzig het kopje thee leegdronk dat Martin haar had gegeven. `En ook alles wat zij mij van Jay vertelde. Ze maakte kennis met hem in oktober toen ze zijn vrouw verpleegde. Die vrouw lag lang in het ziekenhuis met een hardnekkige bloedvergiftiging en Bridie ging met hem uit nadat hij een bezoek aan zijn vrouw had gebracht. Haar dienst was om half negen afgelopen, ziet u, en dan stond hij op het punt om weg te gaan.

Toen zijn vrouw uit het ziekenhuis kwam, liet hij haar schieten en ik dacht dat alles nu was afgelopen. Maar dat was niet zo. In mei kwam hij weer aanzetten en alles begon opnieuw. Bridle begon over trouwen te praten. Het was afschuwelijk, heus... ik luisterde dan ook maar half. Daar heb ik nu spijt van.'

`Hebt u hem ooit ontmoet, mevrouw Lewis?' Margaret Lewis schudde haar hoofd. Ze had haar gewone kleur weer teruggekregen en toen ze met een smetteloze zakdoek haar ogen afveegde, werd die niet zwart van de mascara. 'Wij werkten niet op dezelfde afdeling, begrijpt u. U zult de andere meisjes ook moeten ondervragen. Bridie zei dat hij een stuk ouder was, en dat was het enige dat eh... haar tegenhield, zal ik maar zeggen.'

`U kunt dus niet zeggen of hij het was?' Martin liet haar een foto van Jerome Fanshawe zien, gemaakt op een diner met veel mensen. Een gezicht met zware jukbeenderen, zelfbewust en ongevoelig dat ondanks de leeftijd niet onaantrekkelijk was voor vrouwen door de arrogante, mannelijke blik.

Ze keek ernaar met een afgrijzen dat alleen voor de jeugd is weggelegd en zonder op zijn vraag te antwoorden, zei ze: `Ik heb u toch verteld dat ze op achttien mei voor een weekend naar Brigh-ton gingen, he?' Loring knikte. 'Bridie had met hem bij de Marble Arch afgesproken. Ik zag haar weggaan in die gele mantel. Ze vertelde nog dat ze zichzelf overdag zou moeten vermaken omdat Jay een conferentie had. Daarom ging hij erheen, ziet u, voor die conferentie.'

Loring glimlachte haar nog maar eens bemoedigend toe. Dat soort dingen wilde Wexford graag weten. Opeens herinnerde hij zich de lijst van de patienten die hij had gecontroleerd en hij zei zorgelijk: 'De naam van de man die wij voor ogen hadden, konden we niet op de patientenlijst vinden. En zijn vrouw ontkent er ooit te hebben gelegen.' Het meisje nam de foto in haar hand en keek verbijsterd naar hem op.

'Maar hoe oud is ze dan in vredesnaam?' `Die vrouw? Vijftig... vijfenvijftig.' Margaret Lewis bloosde. `Wat stom van me... mijn fout. Jays vrouw lag in de kraamkliniek. Het gewone ziekenhuis en de kraamafdeling zijn altijd gescheiden, begrijpt u. Altijd. Bridie had haar ooievaartje en heeft Jays vrouw verpleegd toen ze ziek was voor de geboorte van de baby en ook toen de baby kwam.' Burden zat achter het stuur en Wexford zat naast hem met de schets van het ongeluk op zijn knie. Hij keek op en zei: 'Stop maar in de volgende parkeerhaven, Mike, dan gaan we lopend verder.'

Toevallig stond op de plek waar het ongeluk was gebeurd een oud mijlpaaltje, nog uit de tijd toen dit de route van de diligence naar Londen was geweest. Vanaf dat punt helde de bodem geleidelijk of naar de vallei.

De autoweg die een jaar geleden in gebruik was genomen, was voorzien van een middenberm begroeid met gras waarop dunne berkeboompjes stonden. De Jaguar van Fanshawe had een van die berkjes geraakt, was over de kop geslagen en in brand gevlogen. Wexford en Burden lieten twee auto's en een vrachtwagen passeren voor ze de rijbaan overstaken naar de middenberm. Een groot deel van het gras was verbrand geweest, maar er waren alweer nieuwe plaggen neergelegd en dus toonde nu alleen nog een versplinterd zwart boomstronkje aan waar de botsing had plaatsgevonden.

`Laten we er eerst maar vanuit gaan,' zei Wexford, 'dat het meis-je bij de Fanshawe's in de auto zat en dat ze het liefje was van Jerome Fanshawe die haar mee terugnam naar Londen. Wie zit waar? Mevrouw Fanshawe op de achterbank en het meisje naast Don Juan of andersom?'

`Enige show zal er toch wel zijn geweest,' zei Burden die zijn neus laatdunkend optrok. Alles zal toch niet open en bloot in zijn werk zijn gegaan. Het meisje zal wel op de achterbank hebben gezeten.'

`De plaats naast de bestuurder noemen ze altijd de dodenzit, Mike, en zo je weet, is het meisje dood en leeft mevrouw Fanshawe. Als het meisje in de auto zat, heeft ze voorin gezeten.' Wexford maakte een weids gebaar met zijn rechterhand. 'Hup, daar hebben we Fanshawe, rijdend als een gek... ver over de honderd. Niets wees op een klapband of dat de voorruit was gesprongen. Wat zag Fanshawe dat hem "o god" deed schreeuwen en het stuur omgooien?'

'Iets op de weg?' `Ja, maar wat? Een stuk ijzer of een kist? Over een stuk karton was hij natuurlijk gewoon heengereden. Bovendien hebben ze achteraf niets op de weg gevonden.'

`Een hond?' `voor een hond was Fanshawe niet tegen een boom opgevlogen. En hij heeft geen hond overreden, want er is niets gevonden.' `Dan moet hij het meisje hebben gezien,' zei Burden langzaam. 

Ze kwam van de middenberm om hem aan te houden.' `Maar we gingen er toch vanuit dat het meisje in de auto zat. Ben je het nu met me eens dat ze er niet in gezeten kan hebben?'

Burden verwijderde zich een beetje van hem en bleef staan bij het stompje berk. Als het meisje hier op de weg stapte,' zei hij terwijl hij een paar passen in de richting van de rijweg liep, 'en Fanshawe was bang haar te zullen overrijden, waarom week hij dan niet naar links uit, naar de middelste rijbaan in plaats van naar rechts? De weg moet leeg zijn geweest want getuigen van het ongeluk waren er niet. Hij week uit naar de andere kant, naar rechts, vloog de middenberm op en raakte de boom.'

Wexford haalde zijn schouders op. Er schoot een auto met grote snelheid langs hen heen. Voel je wat voor een experimentje, Mike?' vroeg hij grinnikend. `Stap dan de weg op, zwaai met je armen en kijk wat er gebeurt.'

'Ga uw gang, als het zo nodig moet,' zei Burden die onwillekeurig een stap achteruit deed. Ik blijf liever in leven.'

Vreemd, dat meisje dacht er blijkbaar anders over. Mike, zou het doodgewoon zelfmoord zijn geweest?'

Peinzend antwoordde Burden: `Daarvan zou je kunnen uitgaan. Stel dat ze Fanshawe niet kende, stel dat ze met een ander vriendje naar de zuidkust ging die haar liet schieten zodat ze moest liften en tot hier kwam. De automobilist die haar hier afzette, kan dat op haar verzoek hebben gedaan. Ze steekt de weg over naar de middenberm, wacht tot er een snelle wagen aankomt en gooit zich er voor als die vlak bij is. Dat verklaart natuurlijk niet waarom Fanshawe naar rechts uitweek in plaats van naar links.'

`En het verklaart evenmin waarom alles dat haar had kunnen identificeren, uit haar tas was gehaald. Als ze zelfmoord pleegde, ligt het niet voor de hand dat ze het zelf heeft gedaan. Maar je schijnt te hebben vergeten waarom we in de eerste plaats hierheen zijn gegaan. Het ongeluk gebeurde om tien voor tien en Hatton reed hier op de andere weghelft in tegenovergestelde richting om tien over half tien voorbij. Een Hatton die aan de grond zat, die wanhopig zocht naar een manier om de financiën weer bij te spijkeren. Neem aan dat hij wat later voorbijkwam en het meisje te voorschijn zag komen? Als Fanshawe nog leefde en het meisje had doodgereden zonder schade aan zijn auto op te lopen en gewoon was doorgereden, dan zou Hatton hem hebben kunnen chanteren. Maar Fanshawe is dood, Mike.'

Het was nu Burdens beurt de schouders op te halen en raadselachtig te kijken. Hij tuurde over de andere weghelft die naar het zuiden leidde, de afrastering erlangs en de weilanden erachter. Ongeveer veertig meter verder naar het noorden vanaf de plek waar ze stonden, vormde de weg een helling en boven die bult was alleen de bleekblauwe hemel zichtbaar.

`Als er boos opzet in het spel was,' zei hij nadenkend, 'als het meisje bijvoorbeeld, de weg werd opgeduwd... O, ik weet dat het fantastisch klinkt, maar hebt u ook niet iets dergelijks in uw hoofd? Als ze erop werd geduwd en Hatton het zag terwijl hij over die helling kwam aanrijden, waarom zag degene die dat deed hem dan niet eerst? Zijn vrachtwagen was uitzonderlijk groot en iemand die hier stond, moet de bovenkant van de vrachtauto over die helling hebben zien aankomen, seconden eerder dan dat de man achter het stuur hem kon zien. Kijk, daar komt net een vrachtwagen aan.'

Wexford keek in de richting van de helling. Het dak van de vrachtwagen was zichtbaar en er schenen enkele seconden voorbij te gaan voor de wagen helemaal opdoemde.

`Het was donker,' zei hij. Iemand die hier stond, moet de koplampen hebben kunnen zien op hetzelfde moment dat de chauffeur hem zag.'

Alsof hun tegelijkertijd dezelfde gedachte door het hoofd flitste, liepen de beide mannen naar de helling. Onder hen lag Sussex, de vruchtbare weilanden, groen en goud, de dichte blauwachtige schaduwen van de bossen en daartussen boerderijen met hier en daar een spitse toren van een kerk. Als een dubbel lint slingerde de weg zich door het landelijke gebied, over heuvels en door het dal, of en toe aan het oog onttrokken door het groene, hoger gelegen land. Nog geen vijftien meter achter de helling, verbreedde de weg zich en op die ruime parkeerhaven zaten de inzittenden van twee auto's te picknicken.

Misschien heeft hij hier geparkeerd,' zei Burden, 'en is hij die kant opgelopen om eh... een plas te doen of zomaar om wat frisse lucht te happen. Hij was immers pas ziek geweest.'

Maar Wexford keek naar het uitzicht en zei alleen: Waar het verschiet een lust is voor het oog en alleen de mens een wanklank vormt.'

De reusachtige Amerikaanse auto met de wijduitstaande vinnen deed alle andere wagens op het parkeerterrein van de Olive op speelgoedwagentjes lijken. Terwijl Wexford in gezelschap van Burden naar de ingang liep, zag hij dat de auto bij nadere be-schouwing niet nieuw was en ook niet goed onderhouden. Een van de koplampen was kapot en aan het roest op de chroomrand kon je zien dat het lang geleden was gebeurd. De blauwgroene lak van de spatborden zat vol krassen. Op de kleine parkeerplaats van het provinciestadje was de opzichtige wagen niet veel meer dan een logge massa metaal die zonder twijfel een hoop benzine verslond zonder dat je er veel plezier van had. Hij nam veel plaats in beslag, maar veel ruimte om te zitten was er niet in.

`Doet me denken aan een voorhistorisch monster,' zei Wexford, kracht genoeg, hersens, ho maar.'

Moet eens iets geweldigs zijn geweest.' `Ja, dat zeggen ze van de dinosaurus ook.' Ze gingen in de bar zitten. In een hoekje zat Nora Fanshawe op een leren bank naast een grote blonde man met een klein hoofd. Zijn gezicht was nietszeggend en hij had kolossale schouders. Nog een dinosaurus, dacht Wexford. Hij wist bijna zeker dat hij de eigenaar van de auto was.

`We blijven tegen elkaar oplopen, he mevrouw Fanshawe?' `Laten we zeggen dat u tegen mij oploopt,' zei het meisje droog. Ze had weer een van haar chique getailleerde mantelpakjes aan, dit keer een marineblauw met stiksels, dat zo sober en praktisch was als een uniform. `Mag ik u voorstellen aan Michael Jameson. U herinnert zich misschien dat ik over hem heb gesproken.' De hand die Wexford kreeg aangeboden, was klammig. `Leuk plaatsje, een beetje afgelegen.'

' We wilden net weggaan,' zei Nora Fanshawe. Haar kloeke, wat mannelijke stem trilde bijna onmerkbaar toen ze erop liet volgen: `Ben je zover, Michael?' Opeens was ze een kwetsbare vrouw. Wexford kende die blik. Hij had die blik opgemerkt in de ogen van weinig aantrekkelijke vrouwen: een uiting van aandoenlijke angst te worden gekleineerd die ze alle zekerheid ontneemt waardoor ze nog onaantrekkelijker worden.

Jameson stond traag en met tegenzin op; hij gaf Wexford een knipoogje dat veelzeggender was dan woorden.

`Gaat u op bezoek bij uw moeder, mevrouw Fanshawe?' Het meisje knikte.

'Kom, laten we gaan Michael.' Ze schoof haar arm door de zijne en omklemde die stevig. Wexford die hen nakeek, schold zich uit voor een idioot omdat de ontmoeting hem dwars zat. Goed... ze was nors, niet erg vrouwelijk en weinig toeschietelijk, maar ze was ook uitgesproken eerlijk. Wexford twijfelde er geen moment aan dat ze wist dat die man eigenlijk niet geschikt voor haar was: wat intelligentie betrof, karakter en eerlijkheid. Maar hij was knap en zij had geld.

`Wat een kaffer,' vond Burden. Wexford schoof het gordijntje opzij, tussen de platen door zag hij Jameson in de grote auto stappen en de motor starten. Nora Fanshawe behoorde niet tot het soon vrouw dat vindt recht op goede manieren en beleefdheid te hebben. De wagen had zich al in beweging gezet voor ze goed en wel zat. Jameson had niet eens het portier aan de binnenkant voor haar opengemaakt.

16

`Ik had graag dat u zich alles duidelijk voor de geest haalt,' zei Wexford. `Zeg niet dat het zo lang geleden was en dat u zich niets herinnert. Het is pas zes weken terug gebeurd. Het zal u verbazen wat u zich met een beetje inspanning allemaal kunt herinneren.' Ze waren in de flat van Lilian Hatton, en Wexford zat tegenover het drietal op de bank. Mevrouw Hatton was weer in het zwart. Haar bleke gezicht was nog steeds vertrokken en nat van de tranen, die rijkelijk hadden gevloeid toen Wexford haar de bron van inkomsten van haar man had onthuld. Was het een onthulling of had ze het altijd al geweten? Wexford wist het niet. Met haar minirok, haar make-up was ze nog geen vrouw van deze tijd. Kritiekloos had ze alles van haar man geaccepteerd.

U hebt nu volop de tijd gehad, mevrouw Hatton, na te denken over de reis van uw man naar Leeds op zondag negentien mei en zijn terugkomst op de twintigste. Vertelt u me alles wat u zich herinneren kan.'

Ze schraapte haar keel en gluurde tersluiks naar Jack Pertwee, alsof ze van hem steun en instructies verwachtte.

`Niet bang zijn Lily,' zei Marilyn. 'Ik ben bij je.' 

Jaja, ik zou niet weten wat ik zonder jullie zou moeten beginnen. Nou, het was zo... Charlie was ziek geweest en ik wou niet dat hij ging, maar hij zette door.'

`Had hij geldzorgen?' `Met dat soort dingen viel Charlie me nooit lastig. O, wacht eventjes... ja toch... hij zei dat de dokter maar even op zijn geld moest wachten. Ik herinner me dat hij zoiets zei. Moet ik nog meer vertellen over die zondag?'

Wexford knikte. "s Avonds kwamen Jack en Marilyn een kaartje leggen.' Ja, dat is zo,' zei Marilyn, 'en toen wij hier waren, belde Charlie op uit Leeds.'

Mevrouw Hatton keek haar vol bewondering aan. Ja, inderdaad.' Wat zei hij tegen u?'

`Niets bijzonders. Alleen eh... hoe ik het maakte en of ik hem miste.' Ze slikte even en beet zich op de lip. 'We vonden het vre-selijk als we niet bij elkaar waren. We konden niet slapen als we zo ver van elkaar weg waren.'

`Ze waren nog altijd jong en verliefd,' zei Jack terwijl hij zijn arm om haar schouders sloeg.

`Zei hij dat hij zich nog steeds niet lekker voelde?' Ja, een beetje gammel. Anders was hij die avond wel teruggekomen.'

`Klonk zijn stem opgewekt of tevreden?' `Nee, meer of hij in de put zat.'

`Hoe laat kwam uw man thuis, die maandagavond erna, bedoel ik? Geef een zo nauwkeurig mogelijk antwoord, alstublieft.' Zonder een ogenblik te aarzelen, zei ze: `Klokslag tien uur. Dat had hij de avond ervoor beloofd en ik had een kip voor hem in de grill gedaan. In maart had ik van Charlie een kookwekker gekregen, maar die deed het niet en ik heb hem in de winkel voor een andere geruild. Het was de eerste keer dat ik die wekker gebruikte. Ik zette hem op tien uur en hij liep of precies op het ogenblik dat Charlie de sleutel in het slot stak.'

`Hoe was hij bij zijn thuiskomst?' `Hoe hij eruitzag, bedoelt u? Hij was weer ziek geworden, zei hij, hij had onderweg een paar keer moeten stoppen. Als hij dat niet had gedaan, was hij vroeger thuis geweest. Hij wilde vroeger thuis zijn, begrijpt u, om mij te verrassen.' Het werd haar te machtig en ze haalde diep adem om haar tranen te bedwingen. `Ik... Hij... hij zei dat het om te stikken was geweest in de vrachtauto en dat hij een beetje frisse lucht had moeten happen op de parkeerhaven van Stowerton. Hij heeft een tijdje buiten gelopen omdat het daar zo heerlijk koel was.'

`Nu even goed nadenken, mevrouw Hatton. Zei hij iets bijzonders te hebben gezien toen hij buiten wandelde?'

Ze keek hem stomverbaasd aan. 'Nee, hij zei alleen dat het hem goed had gedaan. Hij voelde zich goed, zei hij en dat was hem aan te zien. Die avond was hij een ander mens, weer helemaal fit. Na-dat hij had gegeten, hebben we over het huwelijk van Jack gepraat.' Haar stem werd schor en ze leunde nog zwaarder op Jacks arm. 'Charlie wilde dat ik alles nieuw kocht, een mantel, een jurk, een hoed, alles. Hij zei... hij zei: "Je bent mijn vrouw, ik moet eer met je inleggen."

`En dat was altijd zo, lieverd. Charlie was trots op je.' `Wat is er de dag erna gebeurd?' vroeg Wexford. `Toen hebben we het er een beetje van genomen.' Ze beet op haar lip. 'Charlie stond om negen uur op en heeft toen een kennis van hem opgebeld die uit zijn flat zou gaan. Charlie zei dat hij na het ontbijt kwam kijken en dat heeft hij ook gedaan. Vertel jij maar verder, Jack, nu is het jouw beurt.'

Jack trok zachtjes zijn arm weg en gaf de weduwe een klopje op haar hand.

`Charlie kwam naar de zaak, maar ik kon niet weg. Ik moest de elektrische leidingen gaan aanleggen in de nieuwe flats op Pomfret Way. Hij zei dat hij een flat voor ons had kunnen bemachtigen en toen zei ik: laat Marilyn maar met je meegaan. Ik zie hem nog voor me staan: zo trots als een pauw en stralend zoals altijd wanneer hij wat voor je deed. Uitgelaten als een aap op een stokje.' Hij zuchtte en voegde er hoofdschuddend aan toe: `Arme Charlie.'

Wexford wendde zich ongeduldig tot Pertwee's vrouw: `U ging dus met hem mee?'

Ja, hij kwam naar Moran.' Moran was de grootste manufacturenzaak van Kingsmarkham. ouwe kreng van een hoofd-verkoopster wou me eerst niet laten gaan. En dat terwijl er op dinsdagmorgen bijna geen klanten komen. "Ik ga toch over een maand weg," heb ik gezegd, "en als het u niet aanstaat, neem ik op staande voet ontslag." Ik zei het midden in haar gezicht en ze sloeg natuurlijk een figuur tegenover Charlie. Ze zei niets meer. Charlie en ik gingen de flat bekijken en die ouwe sok vroeg tweehonderd pond sleutelgeld voor hij hem aan ons wilde afstaan. Charlie zei dat hij ermee akkoord ging en dat het geld er zou komen. Hij had allang gemerkt dat ik weg was van die flat.' `Betaalde hij meteen?'

`Stel je voor! Hij zei zoiets van: "Met Jack overleggen", al wist hij best dat als ik het graag wou, Jack er net zo over dacht. We gingen weg, ik was nog steeds woedend. "Ik zorg dat het geld er komt," zei Charlie toen we buiten waren, "en jullie betalen het me terug als jullie in je rijke dagen zijn." Wat zegt u daarvan, he?' 

`Ja,' zei Jack, wat zegt u daarvan?' Heeft Hatton u teruggebracht naar de zaak'?' `Welnee, natuurlijk niet, ik heb geen kindermeisje nodig. Hij liep met me mee tot de Olive en zei toen dat hij iemand moest opbellen. Hij ging naar de telefooncel voor de Olive en ik zag hem pas een paar dagen later weer terug.'

`Waarom ging hij in een cel opbellen als hij thuis telefoon heeft, denkt u?'

Jack en Marilyn dachten wat hij onder andere omstandigheden ook zou hebben gedacht. Een getrouwde man die thuis telefoon heeft, belt vanuit een cel zijn vriendin op. Mevrouw Hatton zat er met een onschuldig gezicht bij, ingetogen en gevangen in haar herinneringen. Opeens stootte Marilyn een ruw lachje uit. `U bent niet goed wijs als u denkt wat ik vermoed dat u denkt! Charlie Hatton?'

Wat bedoel je, Marilyn?' vroeg de weduwe. lk denk niets,' zei Wexford. `Kwam uw man thuis lunchen?' `Ja, tegen half een. Ik vroeg wat hij 's middags ging doen en hij zei dat hij naar zijn gebit wilde laten kijken. Hij kreeg voedsel onder zijn plaat, begrijpt u. Hij schaamde zich erg voor dat gebit, omdat hij nog zo jong was. En ook tegenover mij... Hij dacht dat ik het erg vond. Stel je voor: ik! Het had mij niets kunnen schelen als hij geen tand... ach, wat heeft het voor zin? Ik zei dus dat hij zijn gebit zou laten nakijken, dat had hij al zo vaak willen laten doen. Hij had ook al zo vaak gezegd dat hij zo graag een echt mooi gebit wilde laten maken. Als hij het eraf kon nemen, dan ging hij naar tandarts Vigo, zei hij.'

`Die had ik hem eigenlijk aangeraden,' kwam Jack ertussen in. `U?' vroeg Wexford abrupt.

Jack keek op en kreeg een vuurrode kleur. Ik wil niet zeggen dat ik voor mijn gebit bij hem ben geweest,' mompelde hij. 'Ik ben een paar keer in dat huis geweest voor elektriciteitsaanleg en ik had Charlie verteld hoe het er daar uit zag. Over de tuin en al die ouwe dingen, die hij heeft en die kamer vol Chinese spullen.'

Mevrouw Hatton, die zat to huilen, veegde haar ogen of en lachte door haar tranen heen bij de herinnering. Wat hebben Charlie en Jack daar dikwijls om gelachen,' zei ze. 'Charlie zei dat hij het graag eens wilde zien. Graag eens een kijkje in dat huis wou nemen, zei hij en Jack zei dat Vigo stikte van het geld. Dan moest hij wel een goeie tandarts zijn, he, als hij zoveel verdiende? Charlie vond hem dus de aangewezen man en hij belde hem met-een op. Je kan vandaag toch geen afspraak meer met hem maken, zei ik nog, maar het kwam wel voor elkaar. Er had iemand afgezegd en Vigo kon hem om twee uur behandelen.'

`En toen?' `Charlie kwam om vier uur terug en vertelde dat Vigo een nieuw gebit voor hem zou maken. Die meneer Vigo was een aardige vent, zei hij, helemaal geen drukte. Hij had hem een borrel aangeboden in die Chinese kamer en Charlie zei dat als hij rijk werd, hij ook zulke spullen zou kopen, kamers vol... vazen en prulletjes en... o ja, een schaakspel en... o God, dat zal hij nou nooit meer krijgen!'

'Kalm Lily, kalm liefje.' `Wanneer kreeg u van Charlie Hatton dat sleutelgeld voor die flat van u?'

`Het was een lening,' zei Marilyn Pertwee verontwaardigd. `Goed, wanneer leende hij het u dan?'

`Hij heeft het woensdag bij Jack thuis afgegeven.' `Dus op de tweeëntwintigste?'

`Ja, dat zal wel. We hebben het die ouwe man overhandigd en hadden de flat de volgende dag.' Jack Pertwee keek Wexford vierkant in het gezicht. Zijn doffe ogen waren glazig geworden en hij zag bleek. Wexford voelde een rilling langs zijn rug lopen. God moge de man bijstaan die Charlie Hatton heeft vermoord, als Pertwee hem te grazen krijgt voor wij het does, dacht hij. `Wordt het zo zoetjesaan geen tijd dat we dat mormel kwijtraken?' Sheila verwijderde Clytemnestra uit haar vaders stoel en keek peinzend naar de dotten haar die de hond op het kussen had achtergelaten. `Ja, ik krijg ook een beetje genoeg van haar,' zei ze. `Sebastian zou haar vanavond komen halen.'

`God zij dank.' `En mag ik dan de auto hebben om hem naar het station te brengen?'

`Hoezo, durft hij niet alleen door de weilanden? Bang voor de boze wolf zeker... Ik kan de auto nodig hebben. Hij is jong en gezond, laat hem maar gaan wandelen.'

`Hij heeft een eeltknobbel,' zei Sheila. `Omdat hij veertien dagen geleden heen en terug moest lopen toen hij de hond bracht. Ik had een afspraak met hem... nu...' Ze keek haar vader verwijtend aan, 'maar u hebt altijd de auto.'

`Het is mijn auto,' antwoordde Wexford fier en omdat het een spelletje was geworden van hem en Sheila liet hij erop volgen: `Het is lekker mijn auto en toen ik nog op vrijersvoeten ging... Je krijgt hem niet al zat die jongen... '

`Van onder tot boven vol met eeltknobbels! O paps, je bent een schat, een echte schat. Daar is Sebastian al.'

Mevrouw Wexford, die op haar gemak de tafel aan het dekken was, zei tegen haar echtgenoot: `Zeg niets van zijn haar, alsjeblieft. Hij heeft een vreemd hoofd met haar en ik ken jou.'

Sebastians haar leek op dat van Clytemnestra, alleen was het niet grijs. Het hing in slordige krullen tot op zijn schouders.

`Ik hoop dat mijn handenbindertje niet al te lastig is geweest, meneer Wexford.'

Wexford die zijn mond al opendeed om een antwoord te geven, kwam niet aan het woord omdat. Clytemnestra bij het zien van haar baas elk gesprek onmogelijk maakte. Ze sprong tegen zijn lange benen op en klauwde aan zijn jasje, een kledingstuk dat Wexford met verbazing bekeek en kwalificeerde als een onderdeel van het gala-uniform van een bevelhebber van het Noorse leger.

`Blijf je eten?' vroeg mevrouw Wexford. Als het niet te veel moeite is, graag.' `Hoe was het in Zwitserland?'

Fijn. Duur.' Wexford, die al bezig was onvriendelijk te overwegen dat de vakantie nog duurder zou zijn uitgevallen als hij een kennel had moeten betalen, voelde zich door Sebastian volkomen ontwapend toen de jongeman een grote doos chocolaatjes voor zijn vrouw uit zijn plunjezak te voorschijn haalde.

Wat aardig van je,' zei zijn vrouw. Hierdoor aangemoedigd, maakte Sebastian korte metten met de rosbief en de chocoladepudding. Zo nu en clan liet hij zijn hand onder de tafel glijden om de oren van Clytemnestra te aaien. 

'Ik breng je met de auto naar het station,' zei Sheila terwijl ze haar vader een onbeschaamd lachje toewierp.

Fijn zeg. Dan gaan we met Clytemnestra naar dat Olive-geval. Ze is gek op bier, het zal echt een uitje voor haar zijn.'

`Niks ervan,' zei Wexford flink. 'Maar paps!'

`Het spijt me kindje, maar rijden en drinken gaat niet samen.' De uitdrukking op Sebastians gezicht was een mengeling van adoratie voor de dochter en het verlangen de vader voor zich te winnen. 'We lopen er wel heen.' Hij haalde zijn schouders op. `Het is wel een roteind naar dat station hier.' Hij sloeg een blik op de pudding. Ja, ik lust nog wel een stukje. De moeilijkheid is dat ik Sheila weer terug moet brengen, tenzij ze over de straatweg naar huis loopt,' voegde hij er onhoffelijk aan toe. `Zelfs in Zwitserland werd over die moord hier gepraat. Is hier achter gepleegd he, in die weilanden?'

Wexford praatte thuis zelden over zijn werk. Misschien zat die jongeman hem niet uit te horen, maar je kon nooit weten. Hij knikte maar om ervan of te wezen.

`Gek idee, dat ik veertien dagen geleden door diezelfde weilanden naar het station liep.'

Wexford die de blik van zijn vrouw opving, keek een andere kant uit en zei niets. Sheila deed het voor hem.

`Hoe laat was dat, Seb? Een uur of tien?' `lets later. Ik kwam geen sterveling tegen, gelukkig maar.' Hij liet zijn vingers door de dikke krullen van de hond glijden. 'Als ik toen niet als een haas opzij was gesprongen, had jij je baas nooit meer teruggezien, Clytemnestra. Een grote Amerikaanse slee reed me bijna ondersteboven.'

Je bedoelt zeker bij het station,' zei Sheila. `Niks hoor, helemaal niet bij het station. Op de open vlakte. In dat laantje vlak bij de brug. Er kwam een grote groenige wagen met een rot vaart die laan op en ik moest gewoon de heg induiken. Ik heb het nummer nog opgeschreven, maar door al dat gedoe om mijn vakantie, ben ik het papiertje waarop het stond,  kwijtgeraakt. '

'Zeker een vrijend paartje?' vroeg Wexford luchtig. ' Kan zijn. lk had het te druk met het opnemen van het nummer om te kijken wie erin zat en ik was bang dat ik mijn trein zou missen.'

Nou ja, vanavond gaan we niet door de weilanden en ik kom wel over de straatweg terug, paps, om jou een plezier te doen.' `Neem de auto maar,' zei Wexford. 'En je houdt het in de Olive bij iets fris he, afgesproken?'

17

'Ik zal u mijn theorie voorleggen,' zei Burden. ziet maar. Ik heb er ernstig over nagedacht en het is de enige oplossing van het vraagstuk. We hebben heel wat getheoretiseerd over gehuurde moordenaars, maar in deze zaak was de enige die daarvoor in aanmerking kwam Charlie Hatton. Hij was gehuurd door het vriendje van Bridget Culross.'

`Klinkt goed,' zei Wexford, 'man verklaar je nader.' Burden schoof zijn stoel wat dichter naar Wexford en de dokter. Het zonlicht en de wind toverden dansende blaadjes op de muren van het kantoor. is rijk, dat moet wel als hij de verpleging in die kliniek kan betalen, alleen omdat zijn vrouw een gecompliceerde zwangerschap heeft.'

`Geld in het water gooien,' vond de dokter. 'In een gewoon ziekenhuis kan dat even goed.'

`Hij is rijk genoeg om een ander een moord voor hem te laten opknappen. Ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat hij een vroeger vriendje van McCloy was. Hij spreekt met Hatton af dat deze moet wachten op de parkeerhaven waar hij het meisje wil afzetten als ze terugrijden van dat congres.'

`Wat was dat voor een congres, Mike? Zijn we nagegaan welke congressen er in dat weekend in Brighton werden gehouden?' Ja. Een van de journalistenfederatie en een van een historisch genootschap over Edward Gibbon en zijn werk,' antwoordde Burden prompt.

`En die Jay nam een meisje mee naar Brighton, maar liet haar de hele dag aan haar lot over om over Gibbon te kletsen?' zei Wexford peinzend. `Nou ja, er gebeuren gekkere dingen. Ga verder.' `Hij zette op de terugweg naar Londen in de auto een ruzie met haar in elkaar en gooide haar in zijn woede uit de wagen. Hatton wachtte haar op, reed haar te pletter, haalde haar handtas leeg en smeerde hem weer naar zijn vrachtwagen. De volgende dag betaalde Jay hem zijn bloedgeld. Volgens mij belde Hatton vanuit de cel op om Jay te zeggen dat het karweitje was opgeknapt. En niemand was erachter gekomen als Hatton niet zo hebzuchtig was geweest en Jay begon uit te persen.'

De dokter trok een spottend gezicht. 'Nem me niet kwalijk, maar ik als doodgewone leek vind het een hoop onzin. Ik beweer niet dat het meisje niet dood kan zijn geweest voor de vrachtwagen over haar heen reed. Dat kan. Maar waarom zou Hatton haar op de weg hebben gelegd? Hij kon er niet met zekerheid van op aan dat er een auto zou aankomen om over haar heen te rijden. Bovendien had iedereen hem gemakkelijk kunnen zien. En hij was een tengere man. Was hij sterk genoeg om haar over de rijweg te dragen? En waarom zou-ie ook? Als haar dood de indruk moest geven het werk te zijn van de een of andere loslopende maniak, waarom zou hij haar dan niet achter de heg hebben vermoord en haar daar hebben laten liggen?'

`Hoe zit het dan volgens jou in elkaar?' vroeg Burden gepikeerd. Crocker keek hem uit de hoogte aan. Ik hoef er geen theorieën op na te houden. Voor zulke diagnoses word ik niet betaald.' `Daal af van je hoge zetel, Paracelsus,' zei Wexford, 'en ga eens even in onze schoenen staan. Doe zo maar eens een gooi.'

`Weet je wat het met jullie is? Jullie geloven alles wat je te horen krijgt. Ik weet het niet... uit ervaring weet ik dat mensen de waarheid verdraaien omdat ze bang zijn, of psychisch geremd of al te hulpvaardig willen zijn. Ze laten dingen weg omdat ze onkundig zijn en als je ze voorhoudt alles te willen weten, bepalen ze voor zichzelf wat dat alles is. En dat hoeft niet het "alles" te zijn voor de vakman die de vragen stelt.'

`Dat weet ik allemaal allang hoor,' zei Wexford ongeduldig. `En als mevrouw Fanshawe beweert dat het meisje niet in de auto zat, is dat niet omdat ze iets verdringt maar omdat ze het echt is vergeten. Natuurlijk zat ze in de auto. Ze kreeg een lift enkele kilometers voor het ongeluk en die hele periode is in mevrouw Fanshawe's herinnering weggevaagd. Alleen het woord "meisje" werkt al op haar als een rode lap op een stier. Jullie breken je hoofd over het feit dat er in die dure handtas geen sleutels zaten of iets anders dat haar kon identificeren. Die zaten in zijn koffer en die koffer bleef in Jays auto achter.'

Waarom?' `Omdat Jay weer terug moest om haar op te halen. De koffer lag op de achterbank en na te zijn doorgereden, zou dat tot hem doordringen en zou hij omkeren. Zo was althans haar redenering. Toen dat niet gebeurde, wist ze dat ze die koffer ook later terug zou kunnen krijgen. Ze wist immers waar Jay woonde. In extremis zou het een excuus zijn met hem of te rekenen en zijn vrouw erin te betrekken.'

`Maar Jay kwam niet terug, ze kreeg genoeg van het wachten en liftte verder met Fanshawe.'

Ten doodnuchtere verklaring, vinden jullie niet?' `Uit wat jij zegt, kan je dus de gevolgtrekking maken dat Jay niets anders is dan een onschuldige overspelige echtgenoot. Waarom meldde hij zich dan niet toen we het meisje vonden?' De dokter lachte sarcastisch en zelfingenomen. 'Dank zij een kleine vergissing van een zeker iemand, kreeg de pers van jullie te horen dat het verongelukte meisje Nora Fanshawe was. Waarom zou Jay dus voor het voetlicht komen? Als hij het meisje in de buitenwijk van Stowerton uit de auto gooide, was het omdat hij haar nooit meer wilde zien. Het ziet er niet naar uit dat hij te voorschijn komt om jullie bij het onderzoek te helpen.'

`En hoe past Charlie Hatton in het geheel?' vroeg Wexford rustig. `Mag ik die vraag met een vraag beantwoorden? Waarom ben je er zo heilig van overtuigd dat hij geen bron van inkomsten had die losstond van McCloy of Fanshawe of Jay?'

Wexford die naar Burden keek, zag dat de adjudant minder zeker scheen. Het was uitgesloten dat hij ook twijfel liet blijken. `Hij was achter die heg,' zei hij botweg. 'Hij heeft gezien dat het meisje op de rijweg werd gegooid.'

Ach, hou toch op man.' `Begrijp me goed... niet bij de middenberm.' Wexford zweeg even om het effect te vergroten. De schaduwen van de blaadjes trilden zachtjes en werden uitgewist toen de zon achter een wolk verdween. `Ze werd uit een auto gegooid,' zei hij.

De zon scheen met tussenpozen en Wexford, die alleen was achtergebleven, keek naar de wolken boven de daken in High Street die hun bewegende schaduwen dan hierop en dan daarop wierpen. Om de zon die zo nu en dan zichtbaar was, zat een gouden stralenkrans waardoor alles in gloed werd gezet.

Hij pakte zijn spoorboekje uit de la van zijn bureau om te kijken hoe laat de treinen naar Londen in de middag vertrokken. Om kwart over twee ging een sneltrein.

De lift stond met de deur wijd open uitnodigend op hem te wachten en Wexford die zijn angsten intussen de baas was, stapte erin en drukte op het knopje voor de begane grond. De deur sloot met een zucht en de lift zoefde omlaag.

Er moest iemand op de eerste verdieping op de knop hebben gedrukt, want het liftje schokte even en de vloer scheen lichtelijk omhoog te komen. Nog een schok en de lift stond stil. Wexford wachtte tot de deur zou opengaan, maar er gebeurde niets.

Het was een stevige deur uit een stuk zonder ruit of traliewerk. Wexford die ongeduldig stond te trappelen, zag tot zijn verbazing dat het vakje voor de eerste etage niet was verlicht. Misschien was daar toch niet op de knop gedrukt of duurde het degene die wachtte te lang en was hij gaan lopen. Maar waarom brandde het lichtje dan niet? Hij drukte met zijn duim op het knopje voor de begane grond. Er gebeurde niets.

Was er gebeurd waarvoor hij altijd al bang was geweest? Was het verdomde ding stuk? Of vast blijven zitten? En natuurlijk tussen twee verdiepingen. Een gevoel van paniek overviel hem, wat hij onderdrukte met een hartgrondig gevloek en een vinnig gebons op de deur.

Was dat ding geluiddicht? Wexford had nooit veel vertrouwen gehad in geluiddichte ruimten, in het begin van zijn loopbaan had hij achter elkaar in flats gewoond die door de eigenaars vurig werden aanbevolen om het zeegras dat zogenaamd tussen de muren en plafonds was aangebracht om het geluid te dempen. Maar het had niet kunnen verhelpen dat hij bijna stapelgek was geworden van de piano naast hem en het onafgebroken geluid van kindervoetjes boven hem. Ze konden een woonhuis niet geluiddicht maken, dacht hij woest. Maar het zou wel echt iets voor `ze' zijn een geluiddichte lift in elkaar te prutsen. Hij bonsde weer op de deur en drukte toen de alarmknop in. Maar het zwart gouden hokje scheen er alleen nog onbeweeglijker door te worden.

Tegen de muur zat een leren klapbankje zoals in de trein als extra zitplaats. Wexford klapte het omlaag. Het kraakte onder zijn wel als een rat in de val te zitten, als een vos in een dicht gestopt hol. Sheila verscheen voor zijn geestesoog. Weg ermee, zo werd je krankzinnig...

Kwart over twee. Wexford haalde zijn zakboekje en een balpen te voorschijn. Hij zou alles maar opschrijven... voor alle zekerheid.

Ik begrijp niet waar hij zijn fantastische denkbeelden vandaan haalt,' zei de dokter tactloos. Burden glimlachte neutraal. Als ik in jouw schoenen stond, nam ik de proef op de som of heb je vanmiddag iets anders te doen?'

`Nee, Martin en Loring kunnen het wel zonder mij af.' `Zullen we dan met mijn wagen gaan?'

`Heb je geen spreekuur?' vroeg Burden. `Nee, ik heb vandaag mijn vrije middag. Een beetje rotzooien in zo'n onderzoek vind ik wel leuk.'

Burden niet, hij vroeg zich af wat Crocker zou zeggen als hij voorstelde mee naar zijn patiënten te gaan. `Goed,' zei hij met tegenzin, 'maar in vredesnaam niet naar de autoweg.'

`We gaan naar het vliegveld Cheriton,' zei de dokter. Het terrein was in jaren niet gebruikt. Het lag bij een bos achter Pomfret en was de uitverkoren plek voor lesauto's. Teenagers die nog te jong waren voor een rijbewijs plachten hun ouders ertoe te bewegen naar de ongebruikte startbanen te rijden, waar zij dan betrekkelijk veilig heen en weer konden tuffen.

Vandaag lag het terrein verlaten. De groenstroken tussen de startbanen waren omgeploegd en gebruikt voor de aanplant van koolraap en suikerbieten. Achter de nette rijen bieten strekte het naaldbos zich uit over het zacht glooiende heuvelland.

`Rij jij maar,' zei de dokter. 'Ik neem de rol van het slachtoffer wel op me.'

`Jij liever dan ik,' zei Burden die zijn nieuwe sportjasje aan had. Hij liet zich achter het stuur glijden. De startbaan was zowat even breed als de autoweg bij Stowerton.

`We mogen aannemen,' zei Crocker, `dat ze een gezond stevig meisje was. Zo iemand kan je niet uit een rijdend voertuig duwen als ze gewoon bij haar positieven is. Hij moet haar eerst een klap hebben gegeven.'

Quasi rustig keek hij om zich heen om de grootte van het liftje te schatten... één bij één meter. Zover hij kon nagaan was er geen rooster om zuurstof binnen te laten of koolzuur af te voeren. Hij spitste zijn oren... maar hij had evengoed stokdoof kunnen zijn, de stilte was ondoordringbaar.

Hoe lang kon iemand van zijn omvang in leven blijven in een ruimte van een bij een? Hij had er geen flauw idee van. Het was tien voor twee. Hij stond op, het klapstoeltje vloog tegen de muur terug. Hij schrok van het geluid. Met twee vuisten begon hij op de panelen te beuken. De lift schokte en dat bracht hem tot bedaren. Zover hij wist hing zo'n ding aan één enkele kabel. Hij kon misschien beter hard roepen. Maar wat? 'Help, laat me eruit!' Hij dacht er niet aan, dat was te vernederend.

Is daar iemand?' riep hij, en omdat die kreet hem in de oren klonk als die van het medium bij een seance, schreeuwde hij er achteraan: 'Hé, de lift zit vast!'

Misschien was het in deze omstandigheden beter zijn adem te sparen. De meeste vertrekken waren hoogstwaarschijnlijk verlaten. Burden, Martin en Loring waren weg. Camb zou wel beneden (beneden!) zitten achter de balie. Daar zat in ieder geval iemand. Het was een uitgemaakte zaak dat zijn geschreeuw niet werd gehoord.

De schrik sloeg hem om het hart bij de gedachte dat, als Burden niet een paar uur eerder terugkwam dan hij had gezegd, niemand van de lift gebruik zou maken. Camb was op zijn post en Martin zat in Sewingbury. Het was Wexford niet ontgaan dat de meeste uniformdragers zich liever bij de trap hielden. Tegen theetijd zat hij er dus nog in, zou hij tegen theetijd ook nog in leven zijn? Twee uur. Als hij er binnen vijf minuten niet uit was, miste hij die trein. Dat deed er niet veel toe. Zonder navraag te doen in de Princess Louise-kliniek was hij bijna zeker van het antwoord. Het was misschien gissen, maar hoe! Als hij doodging, zouden ze nooit weten...

Ziek van het schreeuwen, klapte hij het stoeltje weer naar beneden. Misschien verbeeldde hij zich alleen dat de lucht in het klei-ne hokje slechter werd. Geen paniek, dat hielp helemaal niet, daaraan kon hij zich niet overgeven. Zonder dat besefte hij toch...,

Wil je daarmee zeggen dat hij een meisje naast zich had zitten dat buiten kennis was?' `Ze hadden ruzie en hij gaf haar een mep,' zei de dokter laconiek. `Goed ik zit hier en ik ben flauw gevallen. De weg is leeg. Denk erom: niet op de rechterrijstrook. Er kan iets komen aansuizen en dat zou lelijk zijn. Neem dus de middenbaan. Schiet op, daarheen.'

Burden reed naar het midden van de startbaan. Dat bietenveldje komt aardig overeen met de middenberm,' zei hij.

Fanshawe zwenkte naar rechts om haar te omzeilen.' Dat zegt hij, ja.'

`En wat nu? Moet ik het portier vast opendoen?' Ja allicht. En nu zachtjes doorrijden en me eruit duwen.'Crocker sloeg zijn armen om zijn knieën en rolde zich als een egel in elkaar. Burden durfde niet hard te rijden. Met een slakkegangetje van nog geen vijf kilometer reed hij verder. Hij boog zich over Crocker heen, gooide het portier wijd open en gaf hem een zetje. De dokter rolde moeiteloos naar buiten. Hij krabbelde overeind en Burden stopte.

`Zie je wel?' Crocker klopte gnuivend het stof van zijn kleren. 'Ik zei je toch dat hij niet goed wijs is. Zag je waar ik terechtkwam? Op de linkerrijstrook. En de auto stond bijna stil. Onze grote onbekende reed met een bloedvaart. Het meisje moet ver naar links zijn gerold, bijna tot op de grasrand.'

`Wil je het nog eens proberen ... op de autoweg?' `Een keer is genoeg,' zei de dokter resoluut. Je hebt kunnen zien wat er kon gebeuren. Het meisje hoefde niet op de linkerrijstrook terecht te komen, maar in ieder geval was ze midden op de weg beland. Je kunt vanuit een rijdende auto een mens niet op de rechterrijstrook duwen.'

Je hebt gelijk. Omdat ze er aan de linkerkant werd uitgegooid, moet ze naar links zijn gerold en dus zou Fanshawe die op de rechterrijstrook reed, rechts langs haar heen hebben kunnen rijden.' `Of onze grote onbekende zat op de rechterrijstrook en het meisje kwam daarop terecht; in dat geval was Fanshawe naar links uitgeweken om haar te ontwijken en had hij nooit dat berkje op de middenberm omver gereden. Er is maar één mogelijkheid en die hebben wij nu aangetoond.'

Burden, die er schoon genoeg van kreeg de les te worden gelezen, zei haastig: `Akkoord. Als het meisje er aan de rechterkant zou zijn uitgeduwd en met haar hoofd op de middelste rijstrook had gelegen en met haar voeten naar de middenberm, dan alleen zou Fanshawe naar rechts zijn uitgeweken. Dat zou hij instinctief hebben gedaan om haar hoofd niet te raken.'

'Maar we weten nu dat het onmogelijk is. Als je achter het stuur zit, kun je iemand er alleen uitduwen die links van je zit en niet van de achterbank en dat betekent dat het slachtoffer altijd links van je neerkomt.'

'Ik ga terug om het hem uit te leggen,' zei Burden peinzend. Hij liet de dokter achter het stuur plaatsnemen om terug te rijden over de startbaan tussen de begroeiing door.

`Is de inspecteur weggegaan?' Burden die uit Wexfords kantoor kwam, liep in de gang Loring tegen het lijf.

'Ik weet het niet. Is hij niet op zijn kamer?' `Denk je soms dat hij zich onder het bureau heeft verstopt of zich in de archiefkast heeft opgeborgen?'

`Nee, dat niet.' Loring trok een van de gele zonneschermen op. `Zijn wagen staat er.'

Ja dat weet ik.' Burden was via de trap naar boven gekomen. Hij liep naar de lift en drukte op het knopje. Toen hij een minuutje had gewacht, haalde hij ongeduldig zijn schouders op en liep naar de begane grond. Brigadier Camb was in gesprek met een vrouw die haar Siamese poes kwijt was. Hij draaide zich om en zei: `Nee, Wexford is niet weggegaan.'

'Maar waar zit hij verdomme dan?' Camb staarde hem aan. Burden vloekte nooit of te nimmer. 'Hij was van plan naar Londen te gaan. Met de trein van kwart over twee, dacht ik.'

Het was half vier. `Misschien is hij door de achterdeur weggegaan.'

`Waarom? Dat doet hij nooit, alleen als hij naar de rechtzaal moet.'

`Blauwe ogen,' zei de vrouw, 'en een koffiekleurig vlekje op zijn rug.'

Camb zei met een zucht: 'Alle Siamese poezen hebben blauwe ogen, mevrouw, en bruine vlekken op hun rug.' Hij pakte zijn balpen en zei tegen Burden: 'Om u de waarheid te zeggen: ik ben de hele middag bezig geweest een monteur te pakken te krijgen om de lift na te kijken. Adjudant Letts zei dat hij niet kwam als hij op de knop drukte. Hij zit misschien tussen twee verdiepingen vast.'

`En ik zeg je dat Wexford erin zit.' `Grote god, dat zou best kunnen.' `Geef op die telefoon. Besef je wel dat hij er meer dan twee uur in zit? Schiet op met die telefoon!'

In het Stowerton-ziekenhuis was het de tijd van het middagbezoek. De doktoren hielden ook spreekuur en dat betekende een grote autodrukte. Vandaag was een grote blauwgroene auto met beschadigde vinnen echter dwars op de oprijlaan neergezet, waardoor de uitrit werd geblokkeerd. De wagen was op slot en niet te verplaatsen. Erachter was een grote chaos ontstaan van dicht op elkaar gepakte voertuigen.

Vier ziekendragers hadden tevergeefs geprobeerd de wagen op te tillen om hem voor het hekje van de portiersloge te zetten. Op dit ogenblik stapte Vigo, de tandarts, uit zijn wagen om een handje te helpen. Hij was groter en sterker dan een van de ziekendragers, maar zelfs met vereende krachten kregen ze de wagen niet van de grond.

`Hij is misschien van iemand die op bezoek is op de klasseafdeling,' zei Vigo tegen de gynaecoloog die achter hem met zijn auto tot stilstand was gekomen.

`Een portier moet maar even naar de klasseafdeling bellen.' Ja, en een beetje gauw ook,' zei Vigo. `Zulke mensen moest je wat doen. Ik heb om vier uur een afspraak.'

En het was vijf voor vier toen zuster Rose op de deur van mevrouw Fanshawe klopte. 'Neemt u me niet kwalijk, meneer Jameson, maar uw auto blokkeert de uitrit. Wilt u hem even wegrijden, alstublieft? Het zijn niet alleen bezoekers die weg willen.' Haar toon die eerst verontwaardigd was geweest, werd nu beleefder. 'Het is een dringend verzoek van meneer Vigo en meneer Delanney, als u dus even ...'

Michael Jameson kwam op z'n gemak overeind. Ik ken die knapen niet.' Hij keek zuster Rose lang en diep in de ogen. 'Maar ik wil jou geen moeilijkheden bezorgen, liefje. Ik zal hem ergens anders neerzetten.'

Nora Fanshawe legde haar hand op zijn mouw. Je komt me toch halen, he Michael?'

`Natuurlijk, maak je niet bezorgd.' Zuster Rose deed de deur voor hem open en voor haar uit liep hij de gang op. ' Stomvervelend, zo'n ziekenbezoek,' hoorden de vrouwen in de kamer hem zeggen.

Mevrouw Fanshawe had zich voor het eerst sinds ze uit haar coma was, opgemaakt. Ze deed nu nog wat lila lippenstift op haar dunne lippen en wreef over de oogschaduw die zich vettig had vastgezet in de rimpels van haar oogleden. `Nou en?' vroeg ze. Wat: nou en, moeder?'

`Je gaat zeker trouwen met hem?' Ja, en u zult zich erbij moeten neerleggen.' Je vader had er nooit toestemming voor gegeven als hij nog in leven was.' zei mevrouw Fanshawe, die met haar ringen speelde. `Als mijn vader nog leefde, zou Michael niet met me willen trouwen. Dan zou ik geen geld hebben, weet u. Ik speel open kaart, dat hoort u zeker wel. Ik dacht altijd dat ouders dat van hun kinderen verwachtten: eerlijkheid.' Ze haalde haar schouders op en pakte met duim en wijsvinger een haar van haar blauwe jasje. Haar stem was bits, gevoelloos en effen. `Ik heb hem geschreven dat mijn vader was gestorven.' Ze lachte. 'Als een haas is hij hierheen gekomen. lk heb hem gekocht,' zei ze.

Mevrouw Fanshawe was er niet van ondersteboven. Ze had haar ogen niet van haar dochters gezicht afgewend en geen enkele emotie getoond. `Goed, ik kan je er toch niet van weerhouden,' zei ze. `Ik wil geen ruzie met je maken, Nora. Jij bent alles wat ik heb, alles wat ik ooit heb gehad.' Haar stem was vast gebleven. `Dan is er geen enkele reden waarom we niet een gelukkig paar zouden zijn.'

`Gelukkig maar! Je mag dan eerlijk zijn, maar je bedriegt jezelf. Hij kan zijn ogen al niet van die verpleegster afhouden.'

`Ik weet het.' `En jij denkt dat je hem hebt gekocht!' Al had mevrouw Fan- shawe zich nog zo goed onder controle, toch kwam haar bitterheid nu boven. Mensen kopen! Je bent helemaal je vader, Nora. 

God weet hoe ik heb geprobeerd jou bij te brengen wat goed en kwaad is, maar hij heeft het je geleerd, van hem leerde je dat mensen te koop zijn.'

`O nee, moeder,' zei Nora Fanshawe zonder een spoor van opwinding. `Ik heb het van u geleerd. Zullen we nog wat thee laten brengen?' En ze drukte op het belletje.

Om kwart over vijf zakte de lift naar de begane grond. De deur gleed langzaam open. Burden, die last van zijn darmen had en doodmisselijk was, durfde nauwelijks naar binnen te kijken. Twee monteurs kwamen de trap afgestormd.

De hal was vol mensen: Griswolf, de korpschef was er, de adjudanten Lewis en Letts, de agenten Martin, Loring, Camb en vlakbij de lift dokter Crocker.

De deur was nu open en Burden moest wel kijken. Hij duwde wat mensen opzij en deed een stap naderbij.

`Ruimte maken,' zei de dokter. Met een grauw gezicht kwam Wexford gesteund door de dokter naar buiten. Zijn voeten bewogen zich log.

`Ingemetseld,' zei hij, `net als in de oudheid.' `God, hoe is het ermee?'

'Alles staat in mijn boekje,' zei Wexford naar lucht happend. Ik heb het allemaal opgeschreven. Niets... niets is beter voor het denkwerk dan ijle lucht. Die lift is goedkoper dan de Everest beklimmen.'

En toen zakte hij in elkaar, opgevangen door de armen van Crocker en Letts.

Ik heb mijn dienst er net opzitten,' zei zuster Rose, 'en de nachtdienst is in de keuken, maar u kunt het alleen wel vinden, he?' In het zwakke licht van de gang, keek ze hem aan. 'O, u komt niet voor mevrouw Fanshawe. Ja, dat dacht ik al. Hij ligt een deur verder dan zij, kamer vijf. Dan vindt u het wel, he?'

Burden bedankte haar. Toen hij de hoek om sloeg, stond hij oog in oog met mevrouw Wexford en Sheila.

`Hoe gaat het met hem?' Uitstekend. Geen naweeën. Ze houden hem vannacht alleen voor alle zekerheid hier.'

`Goddank!' U hebt echt in angst gezeten om paps, he'?' Als ze lachte, kon hij haar wel om de hals vliegen, zo leek ze op haar vader. Waanzinnig, echt waanzinnig dat dit allerliefste snuitje in wezen het evenbeeld was van dat grauwe gerimpelde gezicht, dat hem had achtervolgd vanaf het ogenblik dat hij de arrestatie had verricht en de beschuldiging uitgesproken. Maar hij wou niet voor sentimenteel worden gehouden en dwong zich opgewekt te lachen. Hij verlangt er alleen maar naar u te zien,' zei ze. `Wij zijn maar bijzaak.'

Wexford lag in bed in een kamer die precies gelijk was aan die van mevrouw Fanshawe. Hij had een oude geruite kamerjas om zijn schouders en uit zijn openstaande pyjamajasje puilde een verwarde massa grijs haar. Een grijnslachje speelde om zijn lippen en zijn ogen twinkelden.

Op zijn tenen sloop Burden naar het bed. Iedereen loopt in een ziekenhuis op z'n tenen, behalve het personeel en hij deed het dus ook. Zenuwachtig keek hij rond. Het etensluchtje en de geur van desinfecteermiddelen die in de gang hingen, werden hier verdrongen door de anjers die mevrouw Wexford voor haar man had meegebracht.

`Hoe voelt u zich?' `Prima natuurlijk,' zei Wexford ongeduldig. `Al die rotbloemen maken er hier een dodenkamer van. Ik was er allang uit geweest als die verdomde Crocker en zijn collega's me niet vasthielden en mijn krachten ondermijnden.' Hij ging met een ruk overeind zitten en snauwde: 'Trek een blik bier open, alsjeblieft. Sheila heeft ze voor me meegebracht. Een goed kind, heeft een aardje naar haar vaartje.'

Burden spoelde het glas om van Wexfords dienblad en nam zelf het glas van de wastafel. 'Kamer alleen, he? Geweldig.'

Wexford grinnikte. `Heb ik niet bedacht, Mike. Ze waren al op weg naar de mannenzaal toen Crocker zich herinnerde dat Mon-key Matthews er lag voor zijn spataderen. We begrepen dat het geen aangename verrassing voor hem zou zijn mij te zien, nadat ik hem een paar jaar geleden heb laten opsluiten omdat hij zich gevonden voorwerpen had toegeëigend. Maar ik zal het hem wel onder de neus wrijven wat het me heeft gekost zijn zenuwen te sparen, geloof me.' Hij keek voldaan om zich heen. 'Acht pond per dag, die kamer. Het is maar goed dat ik niet langer in die lift heb gezeten.' Hij dronk van zijn bier en veegde zijn mond of met een groot formaat papieren zakdoek. `En, heb je het afgehandeld?'

Ja, om half zes.' `Jammer dat ik er niet bij was.' Hij rilde opeens. 'The skin of my teeth'. Hij lachte. `Tanden!' zei hij. `Dat is gek.'

Op de gang klonken beslist geen geruisloze voetstappen en Crocker marcheerde de kamer binnen. `Wie heeft jou permissie gegeven om te zuipen?'

`Ga zitten, nee ... niet op het bed. Mag niet van zuster Rose. We wilden net met het postmortem beginnen. Zin om het te horen?' De dokter haalde een stoel uit de lege kamer ernaast en liet zich erin vallen. 'Ik heb bij geruchte gehoord wie het is. Grote god, ik stond perplex.'

`Heel gezond voor je,' zei Wexford, hij keek de dokter aan en zag dat deze popelde om het naadje van de kous te weten. Dat zag hij graag en hij zei uitdagend: Moordenaars tref je meer aan onder de heren medici. Denk maar eens aan Crippen ... Buck Ruxton. Dit keer was het toevallig een tandarts.'

18

`De moeilijkheid is altijd,' zei Wexford, waar moet je beginnen? Waar is het begin? Ik denk vaak dat schrijvers mijn moeilijkheden delen... of beter gezegd: ik weet het wel zeker. lk heb een vent gekend die boeken schreef. Hij zei altijd: "Het einde is gemakkelijk, het middengedeelte komt vanzelf, maar ik weet nooit hoe ik moet beginnen." Hoe ver moet je teruggaan in het bestaan van een mens om te weten waarom hij zus of zo deed? Naar zijn kindertijd, zijn ouders... Adam en Eva?'

`Laten we zover vooral niet teruggaan,' zei Burden. `Dan zitten we hier tot morgenochtend.'

Wexford grijnsde. Hij stompte tegen zijn kussens en nestelde zich ertegen aan. `Ik begin tien jaar terug,' zei hij. maak je niet druk, je weet toch hoe de tijd vliegt.'

`Vigo woonde hier tien jaar geleden nog niet.' `Nee, toen ging hij trouwen. Trouwen met een rijk meisje, waarschijnlijk niet alleen om haar geld. Maar met het geld kon hij hier een praktijk beginnen en een huis kopen. Ze kregen een kind.' Ja, een mongooltje,' zei de dokter. `Het is al in een inrichting vanaf dat het zes maanden was. Vigo heeft het zich heel erg aangetrokken.'

Ja, wie zou dat niet?' zei Wexford. 'Bekijk die Vigo nou eens... Een blonde, knappe, sexy man.'

De dokter knorde instemmend. `En als jij Vigo was, zou je dan niet verwachten een volmaakte stamhouder te verwekken?'

'Dat doet iedereen.' `Misschien. Laten we zeggen: iedereen hoopt het en soms heeft iemand geluk van wie je het helemaal niet verwacht.' Hij lachte even en dronk het restje bier op. U veronderstel dat Vigo zijn vrouw de schuld gaf. Zeg niet dat dat unfair was. Het leven is unfair. In de acht jaar daarna kregen ze geen kinderen meer.'

De dokter boog zich naar hem toe. `Ze hebben nu een zoon.' En met een zucht liet hij erop volgen: 'Arm kind.'

`Dat hij een "arm kind" is, is de schuld van zijn vader,' snauwde Wexford. 'Kom niet met die sentimentele onzin aan. Dit is het echte begin... de tweede zwangerschap van mevrouw Vigo. Ze had een te hoge bloeddruk en ze kreeg bloedvergiftiging.'

Dat zal wel een verwaarloosde bloedvergiftiging zijn geweest,' corrigeerde de dokter hem op pedante toon.

Jij je zin, maar wat het dan ook mocht zijn, ze werd twee maanden voor de bevalling opgenomen in de Princess Louise-kliniek in New Cavendish Street. Je kunt je voorstellen hoe Vigo eraan toe was. Wat zou er nu weer misgaan?'

`Van bloedvergiftiging krijg je geen mongoloide baby.' `Ach, schei uit!' zei Wexford nijdig. 'In zulke aangelegenheden is een mens redeloos. Hij was bang en depressief en hij legde het aan met een van de verpleegsters die hij had leren kennen bij het bezoek aan zijn vrouw. Misschien is hij van huis uit wel een versierder... ik heb er alle reden voor dat te zeggen.'

`In uw aantekeningen,' zei Burden die het zakboekje open op zijn knieën had liggen, schrijft u dat hij Bridget Culross liet schieten na de geboorte van de baby die gezond en normaal was.'

'Daar heb ik maar naar geraden. Laten we zeggen dat hij te veel in beslag werd genomen door het kind... hij is er gek op... om zich nog om andere dingen druk te maken. Heb je in de kliniek navraag gedaan?'

Ja. Mevrouw Vigo werd vorig jaar oktober in de kliniek opgenomen en bleef er tot twee weken na de geboorte van het kind, tot eind december. Bridget Culross werkte op de afdeling waar haar kamer bij hoorde van een november tot een januari.'

Wexford leunde achterover in de kussens. 'Het moest iemand zijn van wie de voornaam met een J begint, zie je. Eerst dachten we aan Jerome Fanshawe, maar dat kon niet omdat mevrouw Fanshawe niet meer de leeftijd had om een kind te krijgen. Ik heb serieus overwogen of het Michael Jameson kon zijn. Het zou me helemaal niet verbazen als hij ergens een vrouw had zitten.' Met gedempte stem omdat mevrouw Fanshawe twee deuren verderop zat, vervolgde hij: 'Michael Jameson kan zich evengoed Jay als Mike laten noemen, bovendien had hij het juiste soort auto. Maar daar kom ik straks op terug. In ieder geval: ze waren het geen van beiden. Het was Jolyon Vigo. Als je zo heet, heb je gewoon recht op een gemakkelijke afkorting.' `U zegt dat hij het meisje liet schieten. Waarom begon hij dan weer opnieuw met haar?'

Een man krijgt een zoon,' zei Wexford. Als hij die verafgoodt, kan hem dat dichter bij zijn vrouw brengen. Maar zulke dingen gaan over. Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken, zeggen ze immers. Het meisje dacht dat er kans bestond dat hij met haar zou trouwen. Zonder twijfel heeft hij dat wel eens over-wogen als hij bedacht dat zijn vrouw hem nooit meer een kind zou geven. Maar nu wilde hij best een avontuurtje hebben zonder zijn zoon eraan op te offeren. Hij keek wel uit. En dat was de moeilijkheid.'

De dokter ging verzitten en sloeg zijn benen over elkaar. 'En hoe past Charlie Hatton in dit alles?'

Wexford gaf hem niet onmiddellijk antwoord, maar zei: 'De affaire tussen Vigo en Culross was er een met tussenpozen. Waarschijnlijk omdat het meisje over trouwen bleef zeuren, liep het niet zo vlot. Hij kreeg er genoeg van.'

`Hoe kunt u dat weten?' wierp Burden er tegenin. Uit de hoogte antwoordde Wexford: 'Ik ken de mensen. Bridget Culross had achttien mei een lang vrij weekend en toevallig had de Blake Society in Brighton op hetzelfde tijdstip een driedaags congres. Vigo haalde Culross op bij de Marble Arch en reed met haar naar Brighton in zijn auto, een grote Plymouth.'

`Hoe weet u dat het het congres van de Blake Society was en niet dat van het Historisch Genootschap waar Vigo heen ging?'

`Omdat Vigo's hele huis vol hangt met gravures van Blake. Heb je ontdekt waar ze logeerden?'

Ja, in de Majestic en onder hun eigen naam. Twee kamers naast elkaar. Ze bleven er tot maandagmiddag, maandag twintig mei.' Wexford knikte. `Misschien was het hun eerste weekend samen. Bridget Culross maakte van de gelegenheid gebruik Vigo ertoe te pressen van zijn vrouw te scheiden. Of ze probeerde het. lk weet niet wat er is gebeurd. Hoe zou ik ook? Ik neem nu maar aan dat ze wist op de terugweg naar Londen door Kingsmarkham te ko-men of althans in de buurt ervan en dat ze Vigo probeerde over te halen haar mee te nemen naar zijn huis aan Ploughman's Lane om samen zijn vrouw voor het fait accompli te zetten.' Hij schraapte zijn keel. `Mannen houden niet van zulke dingen,' zei hij. `Ze kregen ruzie. Wil je weten waar? Ik wed dat ze de meeste druk op hem uitoefende op dat punt van de weg waar Kingsmarkham het dichtst in de buurt is. En dat is ongeveer vijf kilometer van de plek waar het lijk werd gevonden. Zonder twijfel zijn ze uit de auto gestapt en ik veronderstel dat het meisje heeft gezegd in haar eentje naar Ploughman's Lane te zullen gaan als hij niet mee wilde. Vigo is een grote sterke kerel. Ze vochten, zij viel en kwam op haar hoofd terecht. Nu zat hij met een bewusteloos, wie weet dood, meisje opgescheept. Begrijp je in welk dilemma hij zat?'

`En wat hij ook zou doen,' zei Burden, zijn vrouw zou erachter komen, van hem scheiden en het kind toegewezen krijgen.'

`Precies. Hij moest hals over kop een beslissing nemen. Het eer-ste wat hij deed was alles wat haar kon identificeren uit de dure handtas halen die hij haar had gegeven. Natuurlijk wisten allerlei mensen waar ze naartoe zou gaan, maar ze had hem verzekerd dat niemand zijn naam kende. Vigo is intelligent, hij heeft gestudeerd en weet wat af van de methodes van de politie. Naar een meisje met een reputatie als Bridget Culross, die bovendien geen familie had die zich iets van haar aantrok, zouden ze niet op zoek gaan. Als ze nu eens dood op de weg werd aangetroffen, overreden door een passerende auto? Men zou aannemen dat ze ruzie had gekregen met haar vriendje, naar Stowerton wilde liften en bij het oversteken van de weg werd aangereden. Hij zette haar naast zich op de voorbank met haar hoofd op zijn schoot om geen bloed op de bekleding te krijgen, waarschijnlijk op een krant of een oude plaid om zijn kleren te beschermen goed, in ieder geval lets dat hij bij zijn thuiskomst kon verbranden.

Hij kwam op de autoweg waar op dat uur van de nacht niemand was te zien. Hard rijden durfde hij niet... je kunt met een hoge snelheid geen portier openen en een mens naar buiten gooien... hij bleef dus op de linkerbaan voor het langzame verkeer.'

`En toen?' Apes verliep volgens plan. Hij reed door, niet harder dan veertig, vijftig kilometer en toen er geen enkel ander voertuig in zicht was, stootte hij het meisje uit de wagen en zoals hij had verwacht, ze belandde met haar hoofd op de rechterrijbaan.'

`Hé, hé... wacht eens eventjes,' zei de dokter vinnig. `Dat is onmogelijk. Dat kan niet. We hebben het uitgeprobeerd en...' Een ogenblikje alsjeblieft,' zei Wexford en in schandalig slecht Frans liet hij erop volgen: 'Pas devant les infirmieres.'

`Thee, koffie of ovaltine?' vroeg een opgewekte stem achter de ruit in de deur.

`Ja, ovaltine lijkt me heerlijk,' zei Wexford minzaam. 'Wel bedankt.'

'Maar zo je weet, je verrader slaapt nooit,' zei Wexford. 'Met andere woorden: Charlie Hatton.' Met een ondoorgrondelijke uit-drukking op zijn gezicht slurpte hij met kleine slokjes zijn ovaltine op. `Hij had zijn vrachtwagen op de parkeerhaven neergezet, precies over de weghelling en liep aan de andere kant van de afrastering op de open vlakte een luchtje te scheppen.'

`Wil je soms zeggen dat hij heeft gezien dat Vigo het meisje uit de wagen gooide en dat hij er niets aan deed?'

`Het hangt er maar vanaf wat je met "niets" bedoelt. Ik weet uit ervaring dat de Charlie Hattons van deze wereld niet zo happig zijn om met de politie in aanraking te komen, zelfs niet als onschuldige getuige. Hatton deed wel degelijk iets. Hij chanteerde Vigo.'

`Mag ik wat van die druiven van je?' vroeg de dokter. 'Dank je. De enige druiven die ik ooit eet zijn de gegapte druiven van mijn patiënten.' Hij stak er een in zijn mond en slikte hem met pitten en al door. 'Kende hij Vigo dan?'

`Van gezicht misschien ... of anders zijn auto. Jij krijgt nog een blindedarmontsteking als je zo doorgaat.'

`Onzin, ouwewijvenpraatjes. Bovendien is mijn blindedarm er al uit. En wat toen?'

Wexford pakte een papieren zakdoekje om zijn mond af te vegen.

`Hatton ging naar huis, naar zijn vrouw. Vijf minuten later kwam Jerome Fanshawe als een gek aangereden, zag het meisje te laat op de weg liggen en schreeuwde: "mijn god!". Zoals je weet, lag ze dus met haar hoofd op de linkerrijbaan en lag de rest van haar lichaam op de middelste rijstrook. Fanshawe gooide zijn stuur om. Is het in een dergelijke situatie niet logisch dat je instinctief probeert het hoofd te ontwijken? Hij maakte dus een zwenking naar rechts, vloog het gras op van de middenberm en raakte een boompje. Dat is volgens mij alles wat de Fanshawes met deze zaak te maken hebben. Voor een keer in zijn Leven was Fanshawe het onschuldige slachtoffer.'

Burden die instemmend knikte, vervolgde het relaas. `De volgende ochtend,' zei hij, `dacht Hatton eens ernstig over het een en ander na. Hij hield dat telefoongesprek over de flat van Pertwee en ging er met Marilyn heen om hem te bekijken. Er werd direct een beroep op zijn portemonnee gedaan. De bewoner van de flat wou tweehonderd pond sleutelgeld.'

`En dat gaf de doorslag,' zei Wexford. Hij nam van Marilyn afscheid bij de Olive and Dove waar zij hem in een telefooncel zag verdwijnen. We kunnen er zeker van zijn dat hij Vigo opbelde en een afspraak maakte voor diezelfde middag.'

Ik dacht dat je zei dat hij later vanuit zijn eigen huis opbelde om een afspraak te maken?' zei de dokter.

`Thuis belde hij weer op. Dat was een smoesje ter wille van zijn vrouw. Je kunt ervan op aan dat hij Vigo al duidelijk had gemaakt wat hij wou en ook dat hij nog eens zou opbellen om gewoon een afspraak te maken. Natuurlijk ging het zo in zijn werk. Als dat niet het geval was geweest, denk je dan dat Vigo nog voor diezelfde dag een afspraak had gemaakt... al een uur later? Hij heeft het druk en zit al weken van tevoren vol. Charlie Hatton was niet eens een patiënt van hem. Voor mij staat vast dat Charlie hem 's morgens heeft gezegd dat hij zwijggeld wou hebben en het beste gebit dat Vigo kon leveren. Voor niets, natuurlijk.'

`Wat zal die Vigo geschrokken zijn,' zei Crocker peinzend. `De avond tevoren had hij alles zo fijn in elkaar gezet en zijn eerste ingeving gevolgd. Toen was de kans groot dat alles toch uitkwam. Het ongeluk van Fanshawe was voor hem een onverwachte meevaller. En toen hij 's morgens in de krant keek, zag hij dat het meisje was geIdentificeerd als Nora Fanshawe. Het kon niet beter voor hem. Tegen de tijd dat de echte Nora Fanshawe kwam opduiken, zou alles wel zo door elkaar zijn gelopen dat de waarheid waarschijnlijk nooit meer aan het daglicht kwam. Wie had zich kunnen voorstellen dat wat hij deed, werd gezien?'

Natuurlijk kwam hij met geld over de brug,' zei Wexford. 'Hij betaalde en. Ik denk dat Hatton hem in het eerste telefoongesprek dwong onmiddellijk duizend pond van de bank te halen. Dat bedrag moest hij Hatton overhandigen en dat gebeurde tijdens zijn bezoek aan Ploughman's Lane op de middag van de eenentwintigste mei. Dat zal me een bezoek zijn geweest! Het zweet zal de tandarts wel in de handen hebben gestaan, toen hij Hatton behandelde. Ik kan het me zo voorstellen: de chanteur in de stoel met wijd open mond terwijl zijn slachtoffer hem met de moed der wanhoop laat happen voor een nieuw gebit.'

`We weten dat Hatton de dag erop, tweeëntwintig mei, vijfhonderd pond op zijn rekening zette, tweehonderd pond apart hield voor het sleutelgeld van Pertwees flat en de resterende driehonderd besteedde aan lopende uitgaven: meubels, kleren en allerlei wissewasjes. De wekelijkse betaling van vijftig pond ging meteen in. Ik vermoed dat Hatton met Vigo de afspraak maakte het geld ergens op een vastgestelde plek neer te leggen, een plek bij de rivier omdat Hatton daar elke vrijdagavond langs kwam als hij van de dartsclub naar huis ging. En die vrijdagavond...,

Ja, waarom juist die vrijdag?' `Op welk moment een slachtoffer van chantage precies ten einde raad is, kun je nooit vooruit zeggen.'

`Mevrouw Fanshawe,' kwam Burden er onverwacht tussen. `...Wat u zei over de Fanshawe's klopt niet helemaal, ik bedoel dat hun aandeel in het drama was opgelost. Mevrouw Fanshawe ontwaakte uit haar coma op de dag voordat Hatton werd vermoord. Het heeft in het ochtendblad gestaan, goed niet meer dan één regel, maar het stond erin.'

Inderdaad, Mike, daar zeg je zoiets. Nora was nog steeds niet terecht, maar Vigo kon geloven dat mevrouw Fanshawe, zodra ze weer zou kunnen praten, de politie ging vertellen dat het lijk van het meisje niet dat van haar dochter kon zijn. Hatton was niet alleen een belangrijke getuige, maar had nu ook iemand die zijn verhaal kon bevestigen. Als hij eenmaal binnen had wat hij uit Vigo kon halen dan...

De dokter was opgestaan en bekeek een ogenblik aandachtig Wexfords bloemen. 'Een mooi verhaal,' zei hij, `maar het kan gewoon niet. Het kan zo niet zijn gebeurd.' Wexford keek hem lachend aan en Crocker ging geprikkeld verder: hoeft niet zo te lachen. Ik zeg je dat er een zwakke plek in zit. Als iemand een mens uit de auto gooit, komt die links terecht, zelfs als de voeten eerst buiten de wagen belanden. Vigo had op de grasstrook moeten rijden, wilde het meisje met haar hoofd op de rechterrijbaan terechtkomen. En wat jij zegt, dat hij haar hoofd op zijn schoot had gelegd om geen bloedvlekken op de bekleding te krijgen, is klinkklare onzin. Op die manier zouden haar voeten op de rechterrijbaan hebben gelegen en had Fanshawe naar links moeten uitwijken om haar hoofd niet te raken.' Hij snoof uitdagend en zweeg toen de zuster binnenkwam met een slaaptablet.

`Nee, dat wil ik niet hebben,' zei Wexford. Hij gleed onderuit in zijn bed en trok de dekens over zich heen. 'Ik ga slapen, ik ben moe.' Hij gluurde even boven het laken uit en zei: `Aardig dat jullie me zijn komen opzoeken. O ja, nog even tussen haakjes: het was geen Engelse wagen... linkse besturing. Welterusten.' 

19

`De elektricien,' zei Pertwee op de stoep. Ik moet een defecte schakelaar voor u nakijken.'

`Niet voor mij,' zei het meisje. 'Ik werk hier alleen maar. Wacht even ... Is dit het soms?' Ze scharrelde tussen de losse blaadjes papier die op een tafeltje onder het raam laken. Met een kleur van verontwaardiging liet ze erop volgen: U zou vorige week al zijn gekomen?'

`Toen had ik vakantie. Ik ben pas vandaag weer begonnen. Maak je maar niet zo druk, ik ben hier al eens geweest, ik weet de weg.' Zijn eerste werkdag... het eerste karweitje op zijn eerste werkdag, het eerste begin van het normale routinewerk na de ramp. Jack begreep zelf niet waarom hij hier naar toe was gegaan... er stonden twaalf namen op zijn lijstje waar hij zijn moest. Misschien knaagde in zijn onderbewustzijn een onduidelijke niet te beschrijven honger die schreeuwde om bevrediging en die moest worden gestild door het kijken naar mooie dingen. Misschien omdat dit huis in zijn bestaan iets unieks was, zo verschillend van alles waar hij ooit met Charlie was geweest.

Maar zoals altijd wanneer hij in het huis in Ploughmans Lane was, nagelde een gevoel van lompheid hem aan de grond en was het alsof hij twee linkerhanden had. Hij voelde zich als een barbaar die een verlaten Romeinse villa was binnengetreden en verdwaasd bleef staan, overrompeld door al het onbekende. Hij liep door de hal en terwijl hij deed alsof hij niet precies wist waar de defecte schakelaar zat, deed hij de ene deur na de andere open om met verwondering naar de kostbaarheden te kijken. Er was niemand te zien, en anders zou hij wel een excuus gestameld hebben. Zogenaamd dan. En dus kon Jack zich ongestoord later bedwelmen door fluweel en zijde, zwarte tafeltjes ingelegd met ivoor, schilderijen in vergulde lijsten, met bloemen beschilderde porseleinen vazen waarin echte bloemen prijkten, een bronzen buste en een reukbal waarvan de oranje-bloesemgeur hem in de neus drong.

Hij was later nooit in staat te verklaren wat het precies was geweest dat hem Charlie zo levendig voor de geest had gebracht. Was het omdat de herinnering aan zijn gestorven vriend hem zelden verliet? Of door de tilling van verdriet, sterker en pijnlijker dan hij ooit had gevoeld, die hem deed wankelen toen hij de deur van de Chinese kamer opende'? Hier, vlak om de hoek van de deur lag zijn taak, maar toen hij over de drempel kwam, bleef hij een ogenblik doodstil staan, overweldigd door de vreemde rijke kleurenpracht. De zon had de achterkant van het huis op dit uur nog niet bereikt, maar zelfs in de schaduw vlamden het rood en goud, het wonderlijke zeegroen en citrusgeel van de omgeving van alle kanten op hem toe. Jack zette zijn gereedschapskist op de vloer en keek overdonderd om zich heen. Hij was hier al eerder geweest en toch kwam het hem nu voor of hij de kamer nog nooit had gezien. Het was of al zijn zenuwen bloot lagen en hij onbeschermd de prikkeling van die prachtige, maar onverdraag-lijke kleuren als een reeks elektrische schokken over zich heen moest laten gaan.

Half in trance liep hij naar het schaakspel dat Charlie een strijdmacht had genoemd en in het hoofd van een van de stukken, een rood riddertje op een paard, zag hij opeens haarscherp de trekken van zijn dode vriend... scherp, vriendelijk, slim en overmoedig. Een verlangen het te hebben, te hebben, te bewaren bekroop hem, maar hij durfde het fijn bewerkte jade niet eens aan te raken en hij hoorde dat een wanhopige snik hem ontsnapte.

Was zijn kinderlijke, geimponeerde beschrijving van dit huis voor Charlie de reden geweest erheen te gaan? Zoals Jack mis-schien naar een kruidenierswinkel was gestapt, was Charlie hier-heen gegaan om het beste van het beste te kopen. Het verdriet van Jack ging over in bewondering voor de moed van zijn vriend. Ook Charlie was in dit museum doorgedrongen, maar niet als werkman of leverancier, maar als patiënt. Vigo was met hem naar deze kamer gegaan om een borrel te drinken. Jack zag Charlie helemaal voor zich: zelfverzekerd en op z'n gemak, hij had zeker de moed gehad een kopje op te pakken of zo'n zijden wanddoek te betasten en onbeschaamd te praten over de waarde ervan en het genot van een dergelijk bezit. Had hij zichzelf gezien in het hoofd van dat rode schaakstuk? En de Filistijnen vermoordden Jonathan... En de machtigen zijn gevallen en hun wapens werden vernietigd!

Jack keerde zich of van de scherp gesneden kopjes die hem onderzoekend schenen aan te kijken, hij maakte zijn kist open en ging er op zijn hurken bijzitten. Hij voelde zich leeg, doodop en het was pas tien uur in de ochtend. De stem van het meisje deed hem opschrikken.

lk dacht dat u wel trek in een kop thee zou hebben.' Hij besefte hoe zijn gezicht er moest uitzien en om zich groot te houden tegenover het dienstmeisje vroeg hij met afgewend hoofd: `Is meneer of mevrouw thuis? Ik had graag een van de twee ge-sproken.'

`Maar heeft u het dan nog niet gehoord'? Zij is weggegaan, met de jongen. Gisteren heeft de politie hem gearresteerd voor de moord op die vrachtwagenchauffeur.'

Jack, die tranen in zijn ogen had, voelde hoe zijn oogleden begonnen te branden zoals soms het geval was als hij en Charlie een avond in de rokerige Dragon waren geweest. Hij staarde naar zijn gereedschap zonder het te zien. Al het bloed was hem uit het hoofd gevloeid. Hij stond op met een hamer in zijn hand, al kon hij zich niet herinneren die uit de kist te hebben gepakt. De rode gloed voor zijn ogen veranderde in een groot krankzinnig spectrum van rood, goud en zeegroen, dat over hem heen raasde en loeide, alsof een kaleidoscoop een geluid kon voortbrengen dat even grillig en fantastisch was als de wisselende figuren van de draaiende stukjes glas. Achter hem gierde een nog veel schriller geluid. Het meisje was gaan gillen.

`Een olifant in een porseleinwinkel,' zei Wexford. Hij baande zich een weg door de brokstukken op het tapijt en bleef zo nu en dan staan om tussen duim en wijsvinger een scherfje doorschijnend porselein op te rapen. Zijn gezicht vertoonde geen enkele emotie, maar hij voelde zich warm worden toen hij bij het tafeltje kwam waarop het schaakspel had gestaan. Er was geen stuk van heel gebleven, maar tussen de rode en witte splinters zag hij bier en daar een fijn speertje dat nog werd vastgehouden door een afgehakte hand of een ivoren paardenhoefje zo teer als kant.

Burden lag op zijn knieën de verscheurde resten van de zijden wandkleden glad te strijken. Een grote lompe voetafdruk had de schubben van de geschilderde vis beschadigd, een afdruk van dezelfde voet die de Japanse kopjes tot poeier had gestampt. `Angstaanjagend, he?' zei Wexford. `Razernij is angstaanjagend. Ik ben blij dat ik niet weet...,

Wat al die spullen waard waren?' vulde Burden aan. `Nee, dat bedoel ik niet precies. Ik ben blij dat ik niet weet hoe oud alles was en hoe uniek, de werkelijke waarde; roof moet iets dergelijks zijn, moedwil wraakzucht.'

U noemde Charlie Hatton een roofridder, is het niet?' `Ja. Heeft het zin te gaan praten met zijn vriend? Ik denk dat het wel zal moeten.'

Jack Pertwee zat in de keuken onder de hoede van hoofdagent Martin. Hij hing met wijd uitgespreide armen als een zoutzak over de tafel. Wexford schudde hem hardhandig door elkaar en rukte zijn hoofd achterover. Ze keken elkaar aan en Wexford, die de elektricien nog bij de kraag hield, bleef schudden als iemand die een vernielzieke hond de baas wil worden. De kaken van Jack trilden en zijn tanden klapperden.

Jij bent een grote gek, Pertwee,' zei Wexford. Hierdoor raak je je baan nog kwijt. En waarvoor? Voor een vriend die dood is en geen dankjewel kan zeggen?'

Bijna onhoorbaar zei Jack: 'De beste... beste vriend die iemand zich maar kan wensen. En ik... ik was het die hem hierheen stuurde.' Hij balde zijn vuisten en liet ze met een smak op de tafel neerkomen.

Ach Martin, breng hem maar weg.' Met moeite hees Jack zich overeind. Hij ontspande zijn vuisten en er viel iets op de vloer dat voor de voeten van Wexford rolde. Het was het hoofd van het rode riddertje. Op het venijnige scherpe kopje met de ontblote tanden, scheen door een speling van het zonlicht een brede grijns te liggen.

`Charlie,' fluisterde Jack. Hij wilde de naam herhalen, maar zijn stem werd gesmoord door hartverscheurende snikken.


EINDE!!