Hoe het begon

Jaren geleden dreef er op een enorme grote blauwe zee een kleine licht gekleurde parasol. De parasol dreef op zijn kop en in het midden zat een klein meisje. Het meisje was ongeveer tien jaar oud en had een klein hondje in haar armen. Het hondje keek op naar het meisje en zei: Ik moet zo nodig plassen, wanneer zijn we er?
Celine, want zo heette het meisje, keek om zich heen en zag alleen maar water. Sorry Daisy, zei Celine, want zo heette de hond, er is alleen maar water om ons heen. Kijk dan nog eens goed, zei Daisy lachend, want ik zie na al die dagen eindelijk land! Celine schrikt blij op van deze woorden en kijkt nog eens goed rond. En ja, honden hebben schijnbaar niet alleen goede oren maar ook goede ogen! In de verte ziet ze vaag de contouren van een berg.
Oh, Daisy, eindelijk! Trek deze zwemvliezen aan en doe je halsband om, dan kan je ons naar het land trekken! Celine pakt de halsband en doet deze voorzichtig om de hals van de hond, ze pakt de vier kleine zwemvliezen en doet er voorzichtig één aan elke poot.
De hond, hij is trouwens wit met bruine stippen, kijkt of de zwemvliezen goed vast zitten en springt aan de rechterkant van de parasol af. Celine heeft de halsband goed vast en de hond zwemt tegen de stroom in richting het eiland met de berg. Celine denkt na hoe zij al weer dagen geleden verzeild was geraakt in deze situatie.
Ze herinnerd zich nog dat zij Daisy had opgehaald bij de buren van haar oma. Net als zij wel vaker deed ging zij met de hond wandelen. En ook net als zo vaak was dat over de dijk richting kinderboerderij. Deze keer was zij echter onvoorzichtig en gleed ze met de hond van de gladde dijk af het water in. Gelukkig kon ze zwemmen maar ze weet nog goed dat ze niet meer de gladde dijk op kon komen.
Ook gelukkig voor haar en Daisy was dat ze de parasol kon bereiken die waarschijnlijk door de wind uit een tuin in het water was gewaaid. Maar toen ze samen met Daisy de parasol in was geklommen werd deze gegrepen door de wind. De parasol kwam los uit het water en voor ze er erg in hadden zweefden Celine en het hondje honderd meter hoog boven het Wateringse veld.
Onder haar zag ze snel het huis van haar oma voorbij gaan, ze zag haar oma en haar moeder op het terras zitten terwijl Peter een worstje van de barbecue haalde. Ze zag nog gauw hoe haar vader stond te poetsen aan zijn nieuwe auto. Celine riep nog: Help, Help! Maar de parasol was al te hoog en niemand hoorde haar. Onder haar zag ze de brug met zijn blauwe lampjes voorbij gaan en even later zag ze haar eigen huis.
Ze zag nog gauw dat Amber aan de voordeur stond om te vragen of Celine buiten kwam spelen. Amber! riep ze, maar ook Amber kon haar niet horen, ze waren te hoog. De parasol vloog bijna al tweehonderd meter boven de grond. In de verte zag ze de pier van Scheveningen en de zee, De pier schoot onder hun door en al gauw zag Celine alleen nog maar zee, eerst grijs maar later steeds mooier blauw.
Af en toe zag ze een bootje maar na bijna drie uur gevlogen te hebben zag ze alleen nog maar water, water en nog eens water. Wel voelde ze dat de parasol aan hoogte begon te verliezen. Eerst langzaam maar daarna steeds sneller en sneller. Uiteindelijk raakte de parasol met een harde plons het water en dreef Celine samen met Daisy in de parasol op de grote blauwe zee. Dat was al weer een paar dagen geleden.
Honger hadden ze niet gehad, zoals vaker had Celine namelijk voordat ze naar buiten ging om de hond te halen een hand vol koekjes en chocolaatjes van haar oma gekregen. Ook had zij van haar oma twee Yogi Drinks voor onderweg uit de koelkast gekregen. Het laatste koekje was echter een uur geleden al aangebroken en het werd dus inderdaad tijd dat ze weer land zouden zien.

Naar het eiland

Daisy zwemt of zijn leven er vanaf hangt, het valt niet mee. Het hondje is niet zo groot en de stroming is sterk. Ondanks dat hij vier zwemvliezen aan heeft word hij na een uurtje toch moe. Zijn tong hangt uit zijn kleine bekje. Hier Daisy, zegt Celine, neem een slokje van mijn Yogi Drink.
Het eiland wordt steeds beter zichtbaar, Celine vraagt zich af welk eiland het is. Ze zijn al zo dichtbij gekomen dat ze een grote groene berg kan zien en hier en daar baaien met witte stranden. Plotseling hoort ze een luide plons achter de parasol, gelijk gevolgd door een klikkend geluid. Celine kijkt om en roept gelijkertijd naar Daisy dat hij moet stoppen met zwemmen.
De parasol komt tot stilstand en tot grote verbazing ziet Celine een enorme vis achter zich uit het water komen. Een dolfijn! roept ze hard. Ja, een dolfijn roept de dolfijn. Je ziet het goed, waar moet je naar toe? Celine verteld snel hoe ze hier verzeild zijn geraakt en dat ze naar het land met de berg willen omdat ze honger beginnen te krijgen.
Ze vertelt ook dat Daisy zo moe is dat hij bijna niet meer kan zwemmen. Trek de hond maar weer in de parasol, zegt de dolfijn. Ik zal jullie wel naar het eiland brengen. De dolfijn springt uit het water en komt een paar meter verder met een grote sprong weer uit het water. Voor de tweede keer duikt hij het water in en nu voelen Celine en Daisy hoe de parasol uit het water komt.
Celine kijkt over de rand van de parasol en ziet dat de dolfijn half uit het water zwemt, de parasol met Daisy en de hond balancerend op zijn neus! Op deze manier zwemt de dolfijn naar het eiland en binnen tien minuten staat Celine met de hond op een mooi wit strand. De dolfijn zwemt nog in de zee, duikt onder en komt weer boven terwijl hij roept! Loop naar het Noordoosten!
Daarna verdwijnt de lieve dolfijn weer onder water. Zo, zegt Daisy. Nu kan je mij eindelijk uitlaten en kan ik eindelijk plassen. Ja, zegt Celine lachend, dat had je net toch ook in zee kunnen doen. De hond lacht terug en zegt, nee, Celine. In het water mag je nooit plassen, heeft jouw moeder dat nooit verteld?
Celine kijkt weer naar de zee, en denkt, zal je dat plasje ooit terug vinden in al dat water? Maar goed, hier je band weer om en zoek maar een boom. Terwijl zij om zich heen kijkt valt het op dat er alleen maar palmbomen staan, grote bomen, van wel tien meter hoog! Waar zouden ze zijn, het lijkt bijna wel op dat eiland wat ze altijd op de foto’s van haar oma ziet. Curaçao. Dat eiland ligt echter bijna aan de andere kant van de wereld, zover hebben ze toch niet gevlogen en gevaren?

Het Noordoosten

Kom, zegt Daisy, laten we gaan lopen, we moeten naar het Noordoosten en dat klinkt ver weg. Hoe weten we nou welke kant we op moeten zegt Celine. Nou, de zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen, het is al vijf uur in de middag en je ziet dat de zon al laag staat, dus dan moet dat het westen zijn.
We lopen dus de andere kant op, naar het oosten en dan houden we een klein beetje links aan, terwijl Daisy dit zegt begint hij die kant op te lopen. Hoe weet hij dat allemaal, denkt Celine. Echter na twee minuten lopen, komen ze al een hek tegen en kunnen ze niet verder. Dit schiet niet op, zegt Celine. Laten we maar gewoon de weg volgen, dan zien we wel waar we uitkomen.
Celine pakt de halsband van Daisy vast en samen lopen ze de weg af. Het is warm en ze krijgen al snel dorst. We moeten water hebben, Celine, zegt Daisy, wat is het hier heet. In de verte zien ze een houten winkeltje. TOKO staat er boven de deur. Laten we daar vragen om water, zegt Celine.
Ze beginnen te rennen en gaan door de deur de winkel binnen. Heeft u wat water voor ons vraagt Celine aan de oude mevrouw in de winkel. Water? Ik heb wel limonade, lekker koud. Uit een grote oranje koelkast haalt de mevrouw een grote fles met groene limonade. Alsjeblieft, drink maar lekker op en een goede reis.
Oh ja, hier, de mevrouw geeft Celine een op een grote ronde steen lijkende glanzende pit. Het is een Joekelpit. Als je er over wrijft mag je een wens doen. Let echter op: Je mag totaal maar drie wensen doen en dan doet hij het niet meer, je kunt hem dan weg gooien of natuurlijk bewaren als souvenir.
Dank u wel, Mevrouw zeggen Daisy en Celine in koor. Ze pakken de grote fles groene limonade en de Joekelpit en lopen de winkel uit. Wat zullen we wensen, Daisy. Jij mag een wens doen en ik mag twee wensen doen. Dat is precies drie. Hm, waarom jij nu weer twee wensen en ik maar één?, zegt Daisy.
Ik doe wel twee wensen en dan wens jij maar één ding. Wil je nog wat limonade, vraagt Celine aan de hond. Ja, doe maar, het is alweer bijna op. Wel lekker! Doe mij het laatste slokje zegt Celine. Zo samen pratend lopen ze verder over de weg. Mag ik alsjeblieft los lopen, vraagt Daisy. Ja, goed maar blijf wel bij me.
We moeten elkaar nu niet kwijt raken. Na een paar minuten lopen zegt Celine: Ik heb trek in snoep en we hebben niets bij ons. Maar terwijl ze dat zegt laat Celine de Joekelpit op de grond vallen, hé, kijk nou uit, Celine zegt Daisy, straks zijn we hem kwijt.
Kijk nou, hij is helemaal vies! Geef hier, ik wrijf hem wel weer schoon. Terwijl Daisy de pit weer glanzend schoon wrijft, zegt Celine: Ik wilde dat we echt hééél veel snoep hadden, ik heb honger! Nog voordat ze het woord “honger” heeft uit gesproken, begint het ineens toverballen te regenen, grote ronde snoepjes in allerlei kleuren.
Au, au, wat is dat, roept Celine, Het regent snoepjes, zegt Daisy, we moeten schuilen! Ze rennen samen naar een palmboom met grote bladeren, de gekleurde snoepjes blijven maar uit de lucht vallen. Het geluid van de vallende snoepjes, is oorverdovend. Zowel Daisy als Celine houden hun handen tegen hun oren gedrukt om het geratel van de vallende snoepjes maar niet te horen.
Maar plotseling is het stil. Doodstil. De snoepregen is op gehouden en overal liggen nu snoepjes, ronde ballen in allerlei kleuren, rood, blauw, oranje, lichtgroen. Witte ballen afgewisseld met zwarte ballen, ze lopen er door heen, tot hun enkels lopen ze in de snoepjes. Hier neem er nog één, zegt Celine met volle mond tegen Daisy. Daisy pakt drie ballen tegelijk en stopt ze in zijn bek. Celine bukt en pakt twee handen vol met snoepjes en gooit ze in de lucht.
Joehoe! Roept ze. Snoep, snoep, snoep! Daisy wil er weer drie in zijn bek stoppen maar bedenkt zich. Stop maar Celine, straks worden we misselijk. Ja, ik voel me nu al niet lekker, waar kwam dat ineens vandaan, Daisy? Door dat wrijven over de pit hebben we waarschijnlijk een wens gedaan, we moeten voorzichtig zijn anders valt er niets meer te wensen, we hebben nu nog maar twee wensen over.

Het Carnaval

Kom, Celine, we moeten naar het Noordoosten, dat heeft de dolfijn gezegd, laten we door gaan. Straks wordt het donker. Celine pakt de halsband van Daisy en samen lopen ze de weg af richting Noordoosten. En inderdaad, al snel wordt het donker, zo snel als ze thuis nooit hebben meegemaakt.
Binnen dertig minuten is de zon helemaal onder. Celine hoort in de verte muziek. Hoor je dat Daisy? Daisy houdt zijn kop scheef en steekt één oor in de lucht. Ja, ik hoor het ook. Ik hoor trommels en andere muziek. Laten we doorlopen. Al gauw zien ze in de verte lichtjes en heel veel mensen. De muziek horen ze nu heel duidelijk.
Kom, rennen zegt Celine. Het is een optocht! Celine en Daisy wringen zich tussen de mensen. Omdat ze niet zo groot zijn staan ze al gauw vooraan bij de weg. Voor zich zien ze de optocht. Allemaal grote gekleurde wagens met daarop grote luidsprekers waar de keiharde muziek uit komt. Cool! Zegt Celine. Kom Daisy, we springen op de wagen, dan hoeven we niet te lopen.
De optocht gaat de goede kant op, naar het Noordoosten. Celine pakt Daisy en binnen een minuut staan ze samen op de wagen. Naast hun staat een meisje met een hele mooie jurk, REINA staat er op de krans op haar hoofd. Als het meisje lacht dan klappen alle mensen langs de kant. Wat betekent REINA, vraagt Celine aan het meisje. Dat betekent Koningin, ik ben de Koningin van het eiland, zegt het meisje.
Dat zou ik ook wel willen, fluistert Celine tegen Daisy, jij niet? Ja, zegt Daisy. Jij de koningin en ik de Koning. Ik heb een idee, Celine! Pak de Joekelpit, wrijf er met je mouw over en wens dat wij de Koningin en Koning zijn en niet dat meisje! Oh, wat ben jij gemeen zegt Celine. Maar ze pakt toch de Joekelpit en zegt zachtjes:
Ik wens dat Daisy en ik de Koning en Koningin van dit eiland zijn. Ineens horen ze een hard geluid, zien ze een flits en staan ze midden in een soort witte rook. Als de rook is opgetrokken zien ze het Koninginnemeisje in haar gewone kleren tussen het publiek naast de wagen staan.
Zelf staan Celine en Daisy boven op de wagen in een soort van ronde zilveren ton. Celine ziet dat Daisy er prachtig uit ziet. Hij heeft een gele broek aan met een rood shirt. Boven op zijn hoofd staat een gouden kroon en in zijn poot heeft hij een zilver met gouden stok, er staat “scepter” op. Celine kijkt naar beneden en ziet dat zij een schitterende jurk aan heeft. De jurk lijkt wel van satijn welk is afgezet met duizenden diamantjes.
Op haar hoofd voelt zij een kroon en ook heeft zij een soort staf in haar hand. Het is gelukt zegt Celine tegen Daisy. Wij zijn nu de Koningin en Koning van Curaçao. Ze kijken om zich heen en overal zien ze de mensen naar hun zwaaien en juichen. Koningin Celine! Roept een Meneer heel hard. Ja, Ja, Ja roepen andere mensen. Koningin Celine en Koning Daisy! Hoezee, Hoezee. Leve de Koning en Koningin!
Nog maar één wens Celine, zegt Daisy. We moeten nu wel zuinig zijn. Ja, zegt Celine, maar voorlopig gaan we de goede kant op, naar het Noordoosten. Celine en Daisy hebben het nu helemaal naar hun zin. Al de juichende mensen, de muziek en al die lichtjes. Het lijkt wel Carnaval, roept Celine.
Twee uur later stopt de optocht en stappen Celine en Daisy van de wagen. Hoogheid, roept een mevrouw, waar wilt u naar toe? De dolfijn heeft ons gezegd naar het Noordoosten te gaan, dus daar gaan wij naar toe, zegt Daisy. Maar Koningin, zo een lang stuk kunt u toch niet lopen in het donker. U kunt beter samen met Koning Daisy tot morgenochtend bij mij slapen.
Daarna kan ik u met de auto naar het Noordoosten brengen! Celine is eigenlijk wel moe en het lijkt haar wel een goed idee. Komt u maar mee, Koningin, dan breng ik u naar uw bed. Met zijn drieën lopen ze de weg af naar een klein huisje. Het huisje ligt midden tussen de palmbomen en andere mooie planten.
Mijn naam is trouwens Lotje zegt de vrouw en ik woon hier in dit kleine huisje. Het huisje is leuk ingericht en in het midden staat een heel groot bed. Hier kunnen jullie wel een paar uur slapen, zegt Lotje. Celine trekt haar Koninginnejurk uit en legt deze samen met haar kroontje in hoek op een kastje. Daisy doet hetzelfde met zijn kroon en Koningspak. Kan ik hier mijn tandenpoetsen, vraagt Celine aan Lotje.
Ja natuurlijk, Koningin Celine, hier is de badkamer en hier heeft u een nieuwe tandenborstel. Na het tandenpoetsen springen Daisy en Celine in het grote bed en vijf seconden later zijn beide in dromenland. De volgende dag zijn Celine en Daisy al weer vroeg op, ze lopen snel naar de buiten en zien Lotje al onder een grote palmboom aan een tafel zitten, lusten jullie wat fruit, vraagt ze?
Zonder op antwoord te wachten plukt Lotje twee grote bananen uit een boom. Kijk, hier heb ik ook nog een heerlijke rijpe mango. Je ziet, hier groeit alles wat lekker is gewoon aan de boom. Weet u misschien waar mijn oma woont?, vraagt Celine. Zij heeft een geel huis met zwembad op Curaçao en daar zouden we eigenlijk nu wel heen willen. Ben jij dan de kleindochter van Oma Joke, vraagt Lotje verbaasd aan Celine? Hoe kom jij dan hier op Curaçao? En dan nog wel als Koningin?
Dat is een lang verhaal en dat zal best nog wel eens in boekvorm uitkomen, ik ga dat dus nu niet vertellen. Maar inderdaad, ik ben Celine, de kleindochter van Oma Joke. Weet jij of mijn oma ook op Curaçao is? Nee, zegt Lotje, dat weet ik niet, maar ik weet wel waar het gele huis is, dus we kunnen er naar toe gaan.
Mag ik daar dan ook samen met de hond zwemmen, vraagt Celine aan Lotje. Nou, je oma wil geen honden in het zwembad maar ik weet zeker dat jij daar wel mag zwemmen. Daisy kijkt nu een beetje zielig, mag ik dan niet zwemmen? vraagt hij aan Lotje.
Ja natuurlijk, maar wel in de zee. Honden mogen nu eenmaal nooit in het zwembad. Wel heeft Oma Joke daar een echte hondenbak waar je uit kunt drinken en ook heeft Oma Joke daar een bordje aan het hek hangen met jouw naam er op. Dus je hoeft niet zielig te kijken, het wordt echt wel leuk!

De raceauto

Kunnen we dan vandaag naar het gele huis, Lotje, vraagt Celine. Natuurlijk kan dat, alleen moet ik zo naar mijn werk dus dat wordt dan wel vanavond. Hm, zegt Celine tegen Daisy, dan moeten we hier de hele dag wachten en daar heb ik geen zin in. Zullen we de laatste wens doen met de Joekelpit?
Wat wil je dan wensen Celine? Ik wens gewoon een auto en dan gaan we er zelf wel naar toe. Ja, en jij kunt zeker auto rijden, zegt Daisy lachend. Ja, natuurlijk kan ik dat, bij Oma en Peter thuis zit ik vaak achter de computer en daar staat: “Need for Speed” op.
Ik heb daar al in de snelste auto’s gereden, beter dan Peter want die kan er helemaal niets van! Ok dan, zegt Daisy. Wrijf jij over de Joekelpit en wens een mooie snelle auto, dan zijn we misschien over een uurtje al bij het gele huis.
Celine pakt de Joekelpit en wrijft hem drie keer over haar T-shirt. Ondertussen spreekt ze de wens duidelijk uit: Ik wil een hele mooie rode snelle “Need for Speed” auto! Met een luide fluittoon gevolgd door een knal verschijnt er ineens een hele mooie rode snelle auto voor het huis. Ohhh, roepen Celine en Daisy tegelijkertijd, dat lijkt precies op de auto in het computerspel, Kom!!
Celine springt achter het stuur en Daisy springt er via de andere deur naast. Celine kijkt rond in de auto, hij ziet er schitterend uit en ruikt nog helemaal nieuw. We hebben echter een probleem, Daisy. Bij Peter kan ik de auto besturen met de pijltjes van het toetsenbord maar hier zit een echt stuur in en daar heb ik nog nooit mee gereden. Terwijl ze dat zegt, verdwijnt het stuur met een luide “plof” en heeft ze ineens een toetsenbord op haar knieën.
Hè, ik dacht dat de wensen op waren, we hebben er één extra gehad, lacht Celine. Ok, daar gaan we! Celine drukt op het pijltje “naar voren” en met een sprong schiet de auto vooruit. Zo, die is snel. Hij rijdt net als de auto in het spel. Daisy zegt niets, hij heeft met één poot de hendel boven de deur beet en kijkt angstig naar de grond.
Niet zo hard, Celine. Kom op, zegt Celine, ik kan dit echt goed en ze geeft nog meer gas. Ze vliegen bijna over de weg nu. De ene na de andere auto rijden ze voorbij. Voetgangers springen verschrikt aan de kant. Celine geeft nog wat gas bij en ze gaan nu zo snel dat ze de huizen niet meer kunnen zien. Waar gaan we heen, schreeuwt Daisy?
Ik weet het niet, we gaan zo hard dat ik de borden niet kan lezen. Gaan we wel goed? Geen idee, maar ik rem wat af. Op dat moment ziet Celine ineens drie politiewagens voor haar op de weg staan. Oh, jee, dat is ook al net als in het spel. Die komen straks achter ons aan en dat kunnen we nu niet hebben. Celine geeft weer gas en rijdt met grote snelheid rechtsaf een asfaltweg op. “Weg naar Westpunt” kan ze nog net lezen op een bordje. Achter haar hoort ze de loeiende sirenes van de politiewagens.
Celine rijdt nu weer zo hard dat ze de bomen bijna niet meer kan zien. We raken ze kwijt, geloof ik, Celine, zegt Daisy. Ja, ik zie het, ik heb net weer extra punten gekregen. Ze drukt op het pijltje “naar beneden” waardoor de auto wat in snelheid afneemt en ziet een bordje waarop “Westpunt” staat. Waar moeten we heen, Daisy?
Volg de weg naar links maar, dit is het einde van het eiland, ik zie de zee namelijk voor ons. Celine geeft weer gas en ze vliegen weer over de weg. Na vijf minuten rijden, de politieauto’s zijn ze al lang kwijt, zien ze ineens een enorme brug in de verte verschijnen. Ohhh, niet te hard Celine. Maar het is al te laat. Celine rijdt zo hard de grote brug op dat ze loskomen van de weg.
De brug was al hoog maar door het loskomen van de weg lijkt het of ze wel honderd meter hoog vliegen. We vliegen, Daisy! Kijk om je heen of je het gele huis ziet. Daisy kijkt rechts uit het raampje en ziet ver onder de auto wel honderd gekleurde huisjes, ik weet het niet, Celine, ik zie overal leuke huisjes, in allerlei kleuren en verder zie ik alleen de zee en bootjes. Celine kijkt nu links uit het raampje, daar ziet ze alleen maar palmbomen en cactussen.
Nee, ik zie ook geen geel huis, waar moeten we nu heen? Wacht! Celine stuurt met de pijltjes van het toetsenbord de auto iets naar links en dan ziet ze het duidelijk. In de verte, het is echt nog ver weg, ziet ze een geel huis met een blauw zwembad. Dat moet het zijn, Daisy. Kijk maar. Ja, ik denk het ook, zegt Daisy.
Celine stuurt de auto nog wat verder naar links en probeert de auto langzaam wat lager te laten vliegen. Ik denk dat het nog vijf minuten vliegen is en dan zullen we ergens moeten landen, Daisy. Ja, maar waar, Celine. Ik zie nog steeds alleen maar palmbomen, cactussen en zee. Celine maakt nu een scherpe bocht naar rechts. Ik draai even een rondje, kijken of we iets kunnen vinden wat op een landingsbaan lijkt. Ja, daar, Celine!
Daar loopt een hele lange weg, er rijdt niemand op, misschien kunnen we daar op landen. Ik zie het Daisy, ik ga het proberen. Celine drukt zachtjes op het pijltje “naar beneden”. De auto verliest langzaam snelheid en Celine stuurt precies op de weg af. Ik wist niet dat ik dit ook kon, zegt Celine. Autorijden op de computer heb ik vaak gedaan maar vliegen nog nooit. Nou, je doet het goed, alleen moet je iets meer naar rechts. Ja, ik zie het, hou je vast, we naderen de grond. Celine kijkt aandachtig naar de weg, ze vliegen er nu precies boven. Daar gaat ie, Daisy.
Met het pijltje “naar beneden” haalt ze de snelheid van de auto nog verder naar beneden. De auto zakt nu snel en met een zachte plof raken de wielen de weg. Remmen Celine, roept Daisy. Ja, maar hoe dan, dat doe ik nooit in tijdens het racen, ik rij altijd alleen maar hard! Probeer de spatiebalk, terwijl Daisy dat roept drukt ze zelf met haar linkerpoot de spatiebalk in.
Binnen vijf seconden staat de auto nu stil. Zo, dat was op het nippertje, zegt Celine, goed dat je dat van die spatiebalk wist. Ik ga er gelijk uit, ik rij voorlopig nooit meer zelf in een auto! Daisy kijkt om zich heen. Waar zijn we, Celine. Ik zie het gele huis niet meer. Nee, maar dat kan niet ver weg zijn. Ik denk dat als we deze weg aflopen naar het Noordoosten, dat we er dan vanzelf komen. Kijk een bordje! “Weg naar Santa Catharina” staat er op.
Dan zitten we goed, Daisy. Volgens mij hebben Oma en Peter in dat dorpje het gele huis gekocht. Hier ik doe je halsband om en dan gaan we maar weer lopen.

Kip met mayonaise

Gezamenlijk lopen Celine en Daisy de “Weg naar Santa Catharina” af. Het is gelukkig geen drukke weg. Af en toe komt er een auto voorbij maar de meeste tijd zijn ze met ze tweeën. Ik heb honger zegt Daisy, wanneer gaan we eten? Geen idee, Daisy. Ik zou niet weten waar ik nu eten vandaan moet halen.
Maar je hebt gelijk, we moeten wat eten, misschien dat we straks wat tegen komen. Is dat niets, Celine? Daar staat een huisje met zo een bordje “TOKO” er op. In zo een huisje hebben we toen toch die joekelpit gekregen? Als we zo een ding nu weer vragen kunnen we misschien kip met mayonaise voor jou en een blik hondenvoer voor mij toveren. Ok, dat is geen slecht idee, laten we naar binnen gaan en vragen om een joekelpit.
Bij het huis aangekomen blijkt het niet mogelijk te zijn om naar binnen te gaan, deze TOKO heeft alleen een klein raampje met tralies waarachter een mevrouw staat. Het raampje zit zo hoog dat ze de mevrouw amper kunnen zien.
Mevrouw, Mevrouw, roept Celine, Heeft u voor ons een joekelpit? We hebben honger. De mevrouw kijkt door de tralies naar beneden en zegt: Nee, meisje en hond, joekelpitten verkopen wij niet. Ik heb wel kip voor jullie en hondenvoer. Dat is ook goed, zegt Celine. Geeft u mij maar een bakje kip met mayonaise en voor Daisy een bakje hondenvoer. Mayonaise? Hoe oud ben je, je moet nu nog geen mayonaise eten, daar krijg je een dikke kont van. Ik eet altijd mayonaise, dat mag van mijn mama. Dus graag een portie kip met veel mayonaise.
Je krijgt daar spijt van meisje. Op dit eiland moet je geen mayonaise eten op jouw leeftijd. Moet er ook mayonaise op het eten van de hond? De hond heet Daisy en “Nee” die hoeft geen mayonaise. De mevrouw schudt haar hoofd en mompelt: Dan moet je het zelf maar weten. Vijf minuten later komt ze met een portie hondenbrokken en een portie kip aan. Daar staat de spuitbus met mayonaise, je moet het er zelf maar op doen.
Maar ik heb je gewaarschuwd, meisjes van jouw leeftijd moeten geen mayonaise eten. Jeetje, wat een chagrijnige mevrouw fluistert Celine tegen Daisy. Nou, fluistert Daisy terug, maar zou je nu die mayonaise wel nemen. Misschien kan dat echt niet op dit eiland. Celine pakt de spuitbus en loopt met haar portie kip naar een tafeltje buiten in de hoek. De mensen die in de buurt van de tafel staan en zitten kijken verschrikt op. Niet doen, Meisje, zegt een Meneer tegen Celine. Geen mayonaise!
Ik mag van mijn moeder altijd mayonaise en terwijl ze dat zegt, draait ze de fles om en spuit de mayonaise over haar kip. Wat er op dat moment gebeurd is niet voor te stellen. Er komt een enorme straal mayonaise uit de fles en binnen drie seconden zit het hele bakje en de tafel vol.
Celine probeert de fles snel om te draaien maar de fles blijft spuiten. Celine ziet uit haar ooghoeken de mensen om hun heen met grote snelheid weg rennen. Help, Help, roept Celine, maar de fles blijft mayonaise spuiten. De hele tafel zit onder, de grond zit onder en het houdt maar niet op.
De mevrouw in de “TOKO” schudt weer haar hoofd: Ik heb het toch gezegd, kleine meisjes moeten geen mayonaise eten. Celine is nu helemaal in paniek, ze zit onder de mayonaise, van Daisy zijn alleen nog zijn oren te zien. De berg mayonaise is nu zo groot als drie grote vrachtwagens, alles zit onder, de Toko is nog maar voor de helft te zien, alle auto’s op de parkeerplaats zijn verborgen onder de mayonaise en de weg is spiegelglad geworden.
Daisy is nu helemaal niet meer te zien en de fles blijft maar spuiten. Celine gooit de fles van haar af en rent hard weg, ze glijdt uit over de mayonaise en valt er midden in. Daisy, Daisy, huilt ze, waar ben je. Van onder de grote berg mayonaise hoort ze zachtjes: Hier Celine, pak me alsjeblieft. Celine die onder de mayonaise zit probeert de glibberige hond te pakken, gelukkig voelt ze zijn halsband.
Ze doet haar ogen dicht en zonder te kijken waar ze loopt, rent ze weg, achter haar een glibberig spoor trekkend van mayonaise. Als ze vijf minuten gelopen heeft durft ze pas weer te stoppen. Ze kijkt achterom en ziet de fles nog steeds mayonaise spuiten, de berg mayonaise is nu vijftig meter hoog, alle huizen en auto’s zijn niet meer te zien.
Ik had moeten luisteren, Daisy. Ik eet nooit mayonaise meer, ik word er trouwens toch ook dik van! Daisy heeft ondertussen al wat mayonaise verloren en is weer te herkennen als hond. Ik zie daar een autowasserij, Celine, misschien kunnen we vragen of we ons daar mogen schoon maken.
Ben je gek geworden, Ik ga daar niet in zegt Celine, al die borstels, dat doet zeer! Je hebt gelijk, Celine. Maar ik bedoelde dat we misschien de waterslang kunnen gebruiken. De aardige mevrouw heeft er geen problemen mee dat Celine en Daisy haar waterslang gebruiken en na een half uurtje zijn ze weer schoon.
Zo, zegt Celine, nu even drogen en dan gaan we weer verder. Jammer dat we nu nog steeds niets gegeten hebben. De zon schijnt altijd hard op het eiland en het is er altijd warm, na vijftien minuten zijn ze dan ook zo goed als droog. Lopen maar weer, Daisy. Misschien heeft oma straks wel iets te eten voor ons.

De struisvogel

Daisy en Celine lopen gezamenlijk weer de weg af, ze worden ondertussen wel een beetje moe. Het is verder dan ik dacht, Daisy, zegt Celine. Ik hoop dat we er wel voor het donker zijn. Plotseling zien ze een groot beest op de weg staan.
Zowel Daisy als Celine schrikken zich rot. Het beest is bijna twee meter groot, het lijkt op een vogel maar dan één zo groot als ze nog nooit gezien hebben. Ayo, zegt de vogel. Waar gaan jullie heen, de vogel kijkt dreigend uit zijn ogen, zijn stem klinkt echter best aardig. Wat ben jij nu voor een beest, vraagt Celine.
Een struisvogel van de struisvogelfarm, zegt het beest. En terwijl hij dat zegt stopt hij zijn kop in het zand. Ra, Ra waar ben ik nu, horen ze uit de grond komen. Nou, gewoon voor me met je kop in de grond, zegt Celine. Daar ben ik weer, zegt de vogel, je zag mij niet, hé? Celine zegt tegen Daisy, hij ziet er misschien een beetje gevaarlijk uit maar volgens mij is hij niet zo slim.
Nee, volgens mij ook niet, lacht Daisy. Maar misschien weet hij hoe ver het nog is naar oma. Ja, als hij hier in de buurt woont, zal hij dat wel weten, zegt Celine. Kan jij ons naar oma brengen?, vraagt Celine. Tuurlijk, stap maar achter op, dan breng ik jullie wel even naar het gele huis waar je oma woont.
Terwijl hij dat zegt zakt de struisvogel door zijn poten en klimmen Celine en Daisy op de rug van de grote vogel. Houd je vast! Zegt de struisvogel, daar gaan we! Met zijn hoofd omhoog gericht en met grote passen rent de struisvogel over de weg. Houd je goed vast, Daisy, anders vallen we.
Celine heeft haar armen om de nek van de struisvogel geslagen terwijl Daisy zijn poten om het middel van Celine heeft geslagen. De struisvogel loopt nu heel hard terwijl hij met zijn heupen zwaait. Je gaat toch wel naar het Noordoosten? Vraagt Celine. De struisvogel kijkt achterom en zegt, Ja, ja, maak je geen zorgen ik weet waar het is.
Hé, kijk uit zegt Daisy, een plas. Snel kijkt de struisvogel weer naar voren en ziet dat ze op een grote plas aflopen. Houd je vast! Met een grote sprong vliegen ze over de plas heen, dat ging maar net goed. Aan het einde van de weg zijn we er, Celine en Daisy.
Twee minuten later staan Celine en Daisy voor een groot hek. De struisvogel heeft zich al omgedraaid om weer terug te gaan. Kom eens naar de Farm, zegt hij. Wij serveren daar een heerlijke struisvogelbiefstuk! Uggh, zegt Celine, laat maar. Maar bedankt voor het brengen. Doei!
Celine en Daisy steken hun hoofd door de spijlen van het hek, Oma!, Oma! Celine ziet haar oma aan de rand van het zwembad staan. Ze is bezig met het schoonmaken van het bad. Oma, Oma! Nu kijkt haar oma op en Celine hoort haar verheugd roepen: Celine! Haar oma gooit de waterstofzuiger in het zwembad en rent zo snel mogelijk naar het hek. Waar komen jullie vandaan? Jullie zijn dagen weg geweest!
Ja, zegt Celine, we weten het, we hebben heel veel mee gemaakt. We zijn door de wind in zee gewaaid en zagen jou en Peter nog op het terras staan. En we zijn gered door een dolfijn en we zijn koningin en koning van het eiland geweest en de mayonaise spoot heel hoog in de lucht! Rustig maar Celine, en jij ook Daisy. Wat een fantasie. Kom, we gaan wat drinken en daarna gelijk je moeder bellen en jouw baasje. Die zijn heel ongerust.
Plons en nog een plons, hoort oma, en ja, hoor. Celine en Daisy liggen al in het zwembad. Bel maar even, oma. Zeg maar dat we over drie weken weer naar huis gaan! Wij blijven nog even op Curaçao! Heb je limonade voor ons?

Einde

Celine en Daisy op Curacao
titlepage.xhtml
text_part0000.html