11

 

 

 

 

 

 

Toen ik weer naar beneden ging, kwam ik in een herhaling van de gebeurtenissen van mijn eerste dag terecht. Ik duwde de keukendeur open en zag Peter aan de keukentafel zitten. Jess hield zich afzijdig bij de Aga en keek naar de vloer. Ik had de auto van Peter niet gehoord en verstijfde van schrik toen ik hem zag. Hij glimlachte me geruststellend toe. ‘Ik zal het me niet persoonlijk aantrekken als je zegt dat ik op moet donderen, Marianne. Jess heeft tegen me gezegd dat ik als de gesmeerde bliksem hierheen moest komen. Ze zei dat het een noodgeval was, maar zoals je inmiddels ongetwijfeld weet, is een diagnose stellen niet haar sterkste punt.’ 

   Jess keek hem kwaad aan. ‘Je moet met iemand praten,’ zei ze plompverloren tegen mij. ‘En Peter is waarschijnlijk de meest geschikte persoon, zolang je je maar geen medicijnen voor laat schrijven. Als hij je in een zombie verandert, ben je een eitje voor elke psychopaat die maar langskomt.’

   Peter fronste zijn wenkbrauwen waarschuwend. ‘Houd je mond, Jess. Als dit jouw idee van tact is, dan is het geen wonder dat je vriendenkring uitsluitend uit wezels bestaat.’

   ‘Ze is er bang voor.’

   Hij kwam overeind en gebaarde naar de andere stoel. ‘Kom binnen, Marianne. Je kunt er zeker van zijn dat hier niemand anders is dan Jess en ik. Ik heb haar ervan kunnen overtuigen dat dit niet het moment is om jou van je angst voor honden te genezen… dus je hoeft je niet druk te maken over een stelletje mastiffs.’

   Nu keek Jess kwaad naar mij. ‘Jij mag het zeggen, maar het is handiger als je een waakhond in de buurt hebt. Ik wil Bertie graag aan je uitlenen. Hij was vroeger van Lily, tot zij het niet meer aankon, dus hij zal het hier prima vinden, als jij hem eten geeft… en zolang je maar niet zo spastisch met je handen wappert. Je hoeft maar een paar commando’s te leren en dan verdedigt hij je tegen ieder gevaar.’ Ze keek iets vriendelijker. ‘Denk er maar eens over. Je hebt veel meer aan hem dan aan antidepressiva.’

   Peter glimlachte nogal grimmig. ‘Wat ben jij af en toe toch verschrikkelijk vervelend.’

   ‘Ik noem alleen maar wat mogelijkheden.’

   ‘Nee, dat doe je niet. Je spuit alleen maar weer wat wilde theorieën, zoals gewoonlijk. Ik stel voor dat we verder gaan met plan A…’ hij klemde zijn kiezen op elkaar, ‘en dat was: Marianne de kans te geven ons te vertellen of we haar op de een of andere manier kunnen helpen.’ Hij ving mijn blik op en deed een dappere poging de irritatie in de zijne te onderdrukken. ‘Kan ik je overhalen de keuken in te komen? Of wil je liever dat een van ons of wij allebei weggaan…?’

   Ik wist dat zijn irritatie niet mij gold, maar toch voelde ik mijn hart van schrik tegen mijn ribbenkast bonken. Op ieder teken van mannelijk ongeduld of ontevredenheid reageerde ik met een angstgolf. Er waren te veel associaties, niet alleen met MacKenzie. Tijdens de gesprekken met de politie in Bagdad – die me steeds meer onder druk gingen zetten – was ik zo gaan trillen dat de Amerikaanse adviseur de boel stopzette en vroeg of ik liever met een vrouw wilde praten. 

   Ik wees dat voorstel zo heftig af dat hij verbaasd zijn voorhoofd fronste. ‘Maar je bent van streek, Connie. Ik dacht dat je je meer op je gemak zou voelen met iemand van je eigen sekse.’

   Ik had mijn hand al uitgestoken naar het glas water, maar veranderde toen van gedachte want ik wilde niet dat mijn tanden tegen de rand zouden klapperen. ‘Ik ben moe,’ wist ik er met droge mond uit te krijgen. ‘En als ik opnieuw begin met iemand anders, dan mis ik mijn vliegtuig. Ik wil echt naar huis, naar mijn ouders in Engeland.’

   Hij was niet onvriendelijk. Onder andere omstandigheden had ik hem aardig gevonden. ‘Dat begrijp ik, maar ik wil je niet van streek maken, en ik heb het gevoel dat ik dat wel doe. Wil je dat er een vrouwelijke agent bij komt zitten?’

   Ik schudde mijn hoofd. Ik was bang voor het medeleven van een vrouw, en nog banger voor haar intuïtie. Het was makkelijker tegen mannen te liegen. Ik liet mijn tong langs de binnenkant van mijn mond glijden en produceerde een overtuigend glimlachje. ‘Alles is goed met me, ik ben alleen maar uitgeput. Het was beangstigend… en je slaapt niet als je bang bent.’

   Hij keek naar mijn gezicht toen Dan een arm om mijn schouders sloeg om me te troosten. Ik bleef glimlachen – met moeite – maar ik kon er niets aan doen dat mijn ogen wijd opengingen. Misschien hebben mannen net zo’n goede intuïtie als vrouwen, want de frons kwam onmiddellijk terug. ‘Het zit me niet lekker, Connie. Weet je zeker dat je ons alles verteld hebt?’

   Ik kon hem alleen maar aanstaren. Mijn hele lichaam verzette zich tegen de nabijheid van Dan. Dat was de eerste keer dat ik moeite had met ademhalen, hoewel het toen meer een gedwongen vorm van mijn adem inhouden was – twintig seconden geblokkeerd – dan de paniek die later kwam. Het schijnt een tijdje te duren voor de bom van doodsangst zonder waarschuwing afgaat. Misschien functioneren we vlak na een trauma op de automatische piloot, en ervaren we alleen angst als het lichaam rust nodig heeft en de geest die vraag overstemt uit angst om weer overrompeld te worden. 

   Dan kwam me te hulp. ‘Laat haar even met rust, Chas. Ze heeft je alles verteld. De mannen die haar uit de taxi haalden droegen bivakmutsen, en haar ogen zijn meteen met tape afgeplakt. Toen ik haar vond had ze zo lang in het donker gezeten dat ze haar ogen niet open kon krijgen… en dat was nog geen vier uur geleden. Je moet blij zijn dat ze überhaupt met jullie wilde praten. Als het aan mij had gelegen, had ze op het eerste het beste vliegtuig naar Londen gezeten en hadden jullie daar om inlichtingen moeten vragen.’

   ‘Dat weet ik wel.’

   ‘O ja? Je hebt de dokter gehoord. Die zei dat ze vierentwintig uur de tijd zou moeten krijgen om bij te komen voordat ze jullie vragen kon beantwoorden, dus was het veel handiger geweest als jullie het aan Londen hadden overgelaten. Dan had je je informatie nog steeds gekregen… maar het oponthoud had die info minder waard gemaakt. Connie begrijpt dat en daarom is ze hier.’

   ‘Ik weet het en ik waardeer het, Dan, maar helaas is Connie niet in staat geweest ons ook maar iets te vertellen.’ Hij richtte zijn aandacht op mij. ‘Weet je of er een video van je gemaakt is? De home-movie schijnt het handelsmerk te zijn van gijzelnemers… ze willen hun vijftien minuutjes roem, net zoals westerlingen. Weet je nog of je een camera hebt horen lopen?’

   Ik slaagde erin ‘nee’ te zeggen, en te glimlachen, maar mijn hart ging als een razende tekeer. Het hele idee was te verschrikkelijk om onder ogen te zien. Ik zou nog iets van mijn waardigheid behouden hebben, als er niet was vastgelegd wat ik had gedaan. Hij had close-ups van mijn gezicht genomen – ‘laat zien dat je het lekker vindt, veertje…’ – dus zat er op het gehoorzame lappenpoppenlijf een herkenbaar menselijk gezicht, ook al waren de ogen afgeplakt. 

   Wat wilde hij doen met die tape? Hoeveel mensen zouden hem zien? Was ik herkenbaar als Connie Burns? Zou Dan hem zien? Mijn ouders? Mijn vrienden? Mijn collega’s? Al het andere leek triviaal vergeleken met een publieke onthulling in de bazaars van Bagdad, of nog erger, op al-Jazeera tv of internet. Is het leven wel de moeite waard als je erom hebt moeten smeken? Hoe kun je nog functioneren als je geen gevoel voor eigenwaarde meer hebt? Waar vind je de moed om naar buiten te gaan? 

   ‘Waarom ben je volgens jou zo snel vrijgelaten, Connie? Dan heeft ons gezegd dat er niet onderhandeld is, omdat Reuters niet wist wie je gevangen hielden… Wij ook niet… en geen enkele religieuze groepering wist het. Waarom hebben ze je vrijgelaten?’

   ‘Ik weet het niet.’

   ‘Tegenwoordig duurt een gijzeling gemiddeld twee weken. Aan het eind van die periode, afhankelijk van hoeveel druk er is uitgeoefend, worden gijzelaars óf vrijgelaten óf onthoofd. We denken dat de meesten worden meegenomen naar Fallujah – of een van de andere verboden gebieden – maar jij bent blijkbaar in Bagdad vastgehouden… en na drie dagen vrijgelaten zonder actieve bemiddeling. Dat past niet in het patroon dat we kennen, Connie.’

   ‘Dat spijt me.’

   ‘Ik verwijt jou niets,’ zei hij zuchtend. ‘Ik probeer duidelijk te maken waarom we ieder flintertje informatie nodig hebben dat je ons kunt geven. Ons enige aanknopingspunt is die chauffeur – en die is verdwenen – dus we hebben geen idee met wie we te maken hebben. Misschien is het het begin van een nieuw patroon… of een nieuwe groep, wiens enige verdienste is dat ze nog niet hebben geleerd om te doden.’ Hij zag mijn ogen wijd opengaan toen Dan uit solidariteit mijn schouder onhandig drukte. ‘Je wilt toch niet dat iemand anders hetzelfde als jou overkomt, Connie?’

   Ik kon niets uitbrengen, zelfs als ik dat gewild had.

   ‘Wat is dat nu voor vraag?’ zei Dan kwaad. ‘Je weet verdomme heel goed dat de kans om die klootzakken te pakken te krijgen, nul is. Er staat een beloning van tien miljoen op Zarqawi… en niemand heeft hem aangegeven. Als je er vijfentwintig miljoen van maakt, doen ze het nog steeds niet. Wat kan Connie jou vertellen om daar verandering in te brengen?’

   ‘Wat Zarqawi betreft, niets. Ik ben best bereid aan te nemen dat ze gepakt is om door te verkopen, maar als dat zo is, waarom heeft hij haar dan niet gekocht?’ Hij keek mij even aan en wendde zich toen weer tot Dan. ‘Er valt heel wat te halen met vrouwelijke journalisten. Hun collega’s kennen hen, en vrouwen die bedreigd worden zijn goede kopij. Connie en Adelina hebben samen meer tekst opgeleverd dan alle andere gijzelaars bij elkaar.’ Hij wierp weer een blik op mij. ‘Waarom zou Zarqawi – waarom zou welke terrorist dan ook – zulk soort publiciteit laten lopen? Ik begrijp er geen bal van.’

   Dan ook niet, maar hij verdedigde mij zoals hij beloofd had. Ik had krediet bij hem, omdat we elkaar al jaren kenden. Ik had hem in Zuid-Afrika leren kennen toen ik bij de Cape Times kwam werken als eindredacteur, vers van Oxford, en hij daar verslaggever was. We waren een jaar collega’s, waarna hij naar het buitenland vertrok om voor Reuters te werken, maar we zagen elkaar regelmatig als hij voor een reportage naar Afrika werd gestuurd. Hij kwam uit Johannesburg, maar zijn vaste adres, volgens zijn belastingopgave, was County Wexford in Ierland, waar hij met zijn Ierse vrouw Ailish en hun dochter Fionnula ‘woonde’. 

   Het was een vreemde relatie. Zijn bezoeken aan Ierland waren nog spaarzamer dan de incidentele opdrachten die hem en mij bij elkaar brachten. Ik had hem een keer gevraagd hoe het kwam dat hij met een Ierse was getrouwd, en hij zei toen dat het een moetje was geweest toen ze zwanger was geraakt. ‘Ze studeerde in Londen en ze durfde niet zonder ring thuis te komen. Haar vader gelooft in hel en verdoemenis. Hij had haar het huis uit geschopt.’ 

   ‘Waarom liet ze geen abortus plegen?’

   ‘Omdat Ailish nog meer dan haar vader in hel en verdoemenis gelooft.’

   ‘Toch is ze met jou naar bed gegaan.’

   ‘Tja… sommige zonden zijn minder erg dan andere…’, hij grijnsde, ‘en wellicht kwam het door mijn charme. Uiteindelijk heeft het heel goed uitgepakt. Fee is een geweldig kind. Het zou een misdaad zijn geweest haar te laten aborteren.’

   ‘Maar als je er zo over denkt, waarom doe je dan niet je best om haar vaker te zien?’

   Hij haalde zijn schouders op. ‘Dat geeft zo veel problemen. De familie heeft nooit ruzie, alleen als ik er ben. Ze vinden mijn maandelijkse toelage prima, maar mijzelf niet.’

   ‘Woont ze bij haar ouders?’

   ‘Niet echt. Drie huizen verderop. Ze zijn erg aan elkaar verknocht. Ze heeft drie broers die op minder dan drie kilometer wonen en die met z’n allen aan komen zetten als ik langskom om ervoor te zorgen dat ik mijn verantwoordelijkheden niet ontloop. Als ik daarheen ga voel ik me een beetje als Daniël in de leeuwenkuil.’

   Ik vond het allemaal heel vreemd. En nogal triest. ‘Slaap je nog steeds met Ailish?’

   Er verschenen lachrimpeltjes in zijn ooghoeken. ‘Ik mag in de logeerkamer slapen, verder gaat de gastvrijheid niet… en ze houdt zolang ik er ben haar minnaar buiten de deur.’

   ‘Je bent gek,’ zei ik ongelovig. ‘Waarom ga je niet scheiden?’

   ‘Waarom zou ik? Er is niemand met wie ik wil trouwen… behalve met jou… en jij wilt me niet hebben.’

   ‘Je kunt niet koken.’

   ‘Dat kun jij ook niet.’

   ‘Precies, en daarom zouden we zo’n beroerd stel zijn. We zouden verhongeren.’ Ik grijnsde mijn tanden bloot. ‘Weet je zeker dat het geen zwendel is om geen inkomstenbelasting te hoeven betalen? Iedereen weet dat schrijvers en schilders in Ierland vrijgesteld zijn.’

   ‘Alleen schrijvers van literatuur… en je moet zes maanden per jaar in het land doorbrengen om ervoor in aanmerking te komen. Journalisten vallen erbuiten.’

   Dat leek me voor hem geen onoverkomelijk probleem. Hij had ergens in zijn carrière bij Reuters op de economische redactie gezeten en beweerde dat hij alle manieren kende om belasting te ontduiken. ‘Ben je van plan daar te gaan wonen als je je grote roman schrijft?’

   ‘Daar heb ik wel eens aan gedacht.’

   ‘Met Ailish?’

   Dan schudde zijn hoofd. ‘Ik heb liever een huisje in Kerry, met uitzicht op Dingle Bay. De vorige keer dat ik daar was heb ik Fee er mee naartoe genomen… en het was prachtig. We hebben langs het strand gelopen. Tegen de tijd dat ik die stap zet – als ik hem al zet – dan is zij volwassen. Wat zou ze dan van haar vader vinden? Zou ze nog steeds met me over het strand willen lopen?’

   Hij zei het op dezelfde geamuseerde toon die hij de hele tijd had gebruikt, maar de woorden deden anders vermoeden. Gevoelens voor zijn kind die hij beantwoord wilde zien. Het verbaasde mij. Ik dacht dat hij net als ik was, dat hij zich absoluut niet wilde binden omdat dat de enige manier is om niet gek te worden in een zwervend bestaan. Misschien had zijn dochter hem wortels gegeven. Ik benijdde hem plotseling.

   En ik benijdde Fee. Wist ze wat Dan voor haar voelde? Wist ze wie hij was? Wat hij gedaan had? Wat hij geschreven had? Hoe er tegen hem aan gekeken werd buiten het kleine kringetje van de familie van haar moeder?

   ‘Ze zou een rare vrouw zijn als ze dat niet zou willen,’ zei ik. ‘Het ligt in de aard van de vrouw om nieuwsgierig te zijn… omdat we eeuwenlang niets anders te doen hadden dan het mannelijk gedrag analyseren. En wat ze van je zal vinden…’ ik zweeg even, ‘ik hoop dat je voor haar altijd een mysterie zult blijven, Dan. Op die manier zal ze steeds terugkomen om meer te horen.’

   Hij maakte nog een vluchtige opmerking over dat gesprek van ons toen hij op Baghdad Airport met me op mijn vlucht wachtte. ‘Hoe kan ik je bereiken? Ik heb alleen het nummer van je mobiel… en die is weg. Ik merk nu dat ik eigenlijk heel weinig van je weet, Connie. Ik moet het adres van je ouders hebben.’

   Ik dwong mezelf te glimlachen. ‘Ik heb hun adres en telefoonnummer op het notitieblok in je flat geschreven toen ik ze belde,’ loog ik, ‘en je kunt ze altijd in de personeelsadministratie vinden, onder naaste familie.’ In feite had ik die gegevens niet laten bijwerken sinds het vertrek van mijn ouders uit Zimbabwe, dus was het enige adres dat bekend was dat van de Japera Farm, en ik zag de maat van Mugabe de post nog niet doorsturen. 

   Dan knikte. ‘Goed. Is alles naar je zin geregeld? Harry Smith komt je op Heathrow afhalen en helpt je met de persconferentie. Daarna zal hij de pers verzoeken je met rust te laten… hoewel ze je zeker zullen bellen wanneer Adelina Bianca vrijgelaten wordt, áls ze tenminste vrijgelaten wordt.’ Hij pakte mijn hand. ‘Kun je dat aan?’

   Ik probeerde niet te laten merken hoe erg ik het vond om aangeraakt te worden. ‘Ja.’

   ‘Ze zullen je vragen hoe lang je bent vastgehouden. Dat onderwerp is interessant voor ze. Waarom maar drie dagen? Heb je te horen gekregen waarom je bent vrijgelaten? Wie heeft je vrijlating bewerkstelligd? Is er losgeld betaald?’ Hij drukte mijn hand geruststellend. ‘Misschien handig om daar tijdens je vlucht al over na te denken. Het is je goed recht om over het meeste te zeggen dat je het niet weet, maar ze zullen willen weten wat je tegen je ontvoerders hebt gezegd en of je denkt dat dat invloed heeft gehad op de manier waarop je behandeld bent.’

   Zes meter verderop gaf een vrouw een peuter een klap tegen zijn achterhoofd. Ik kon niet zien wat hij gedaan had, maar de harde klap leek buitenproportioneel voor welk vergrijp van een tweejarige dan ook. Ik voelde verdriet in mijn keel opwellen – voorbode van tranen – maar ik kon niet meer huilen en keek met droge ogen naar Dan terwijl ik mijn hand onder die van hem uit werkte en mijn schouders in mijn geleende jasje optrok. Ik droeg nog steeds mijn ‘ontvoeringskleren’: een katoenen rok en bloes, die ik had gewassen vóór Dan me naar het politiebureau bracht. Ik had het jasje van een vrouwelijke collega gekregen voor het geval het koud was in Londen. 

   ‘Bedoel je dat ik iets moet verzinnen?’

   Hij keek een andere kant op. ‘Ik raad je aan met een kloppend verhaal te komen, Connie. Je hebt tegen de politie gezegd dat je niet kon praten omdat er tape over je mond zat, maar even daarna zei je dat je regelmatig water kreeg. Dat kan alleen maar als de tape werd weggehaald, dus waarom heb je toen niets gezegd?’

   ‘Omdat dat niets had uitgemaakt. Als ze me hadden willen doden, dan hadden ze me gedood.’

   ‘Goed, ja,’ zei hij plotseling ongeduldig, ‘dan bedoel ik inderdaad dat je iets zult moeten verzinnen. Je weet hoe het gaat. Zij willen de krant vullen, dus geef ze het beste verhaal dat je hebt.’

   Ik duwde mijn handen diep in mijn zakken. ‘En anders?’

   ‘Ze zullen je met Adelina vergelijken, Connie, en kijken of je blauwe plekken hebt. Ze zullen vragen naar de bevindingen van de arts – je mankeerde niets – alleen wat blauwe plekken op je polsen en de huid om je mond en ogen was rood vanwege de tape – en ze zullen willen weten waarom je er zo gemakkelijk van af bent gekomen. Wat ga je ze vertellen?’

   Ik liet mijn tong langs mijn lippen glijden. ‘Ik weet het niet.’

   ‘En als ze je vragen wat je droeg – en dat zullen ze zeker vragen – wat zeg je dan?’

   Ik trok het jasje strakker om mijn middel en heupen. ‘Wat ik aanheb.’

   ‘Houd je dan aan het verhaal dat we tegen de politie hebben opgehangen… dat je je kleren hebt gewassen omdat je niets anders had om te dragen. Ik zal de kritiek wel over me heen laten komen,’ besloot hij nogal grimmig, ‘hoewel ik er als een absolute idioot op sta.’

   Hij had de wind van voren gekregen van Chas, omdat hij had toegelaten dat ik mijzelf en mijn kleren waste voor we naar het politiebureau gingen. Het was al erg genoeg dat hij mijn vrijlating drie uur lang geheim had gehouden, en nog erger dat hij niet stil had gestaan bij de implicaties die het vernietigen van het bewijsmateriaal zou hebben. Voor mijn gedrag waren er excuses, ik was getraumatiseerd, maar voor Dan gold dat niet. Hij had beter moeten weten. Hoe konden de autoriteiten tot een veroordeling komen als er geen forensisch bewijsmateriaal was?

   Dan had me gesteund – in zoverre dat hij de kritiek gelaten aanhoorde en niet zei dat hij had geprobeerd me tegen te houden – maar nu hield hij zijn achterdocht niet langer voor zich. ‘Waarom moest je die kleren trouwens wassen?’

   ‘Ze waren vuil.’

   Maar we wisten allebei dat dat niet zo was. Ze hadden niet eens gestonken, en daarom had ik ze gewassen. Ik had met de gedachte gespeeld om te zeggen dat ik een oranje overall had gekregen, net zo een als Adelina op haar video droeg, maar ik was bang dat dat alleen maar tot meer vragen zou leiden. Waarom zaten er geen oranje vezels op mijn huid of in mijn haar? Waarom zouden ze me als een gevangene hebben gekleed als er toch geen video werd gemaakt? Het was minder traumatisch ervan beschuldigd te worden bewijsmateriaal te hebben vernietigd, dan toe te geven dat ik niets had gedragen.

   Ik vroeg me af of Dan de waarheid vermoedde, want hij ging niet verder op het onderwerp door. In plaats daarvan vertelde hij me wat hij van plan was te zeggen als hij mijn vrijlating aan de pers in Bagdad zou melden. Hij zou benadrukken dat ik volledig met de politie had samengewerkt, dat ik niet te veel wilde zeggen uit angst Adelina’s leven in gevaar te brengen, en dat ik ‘moedig en professioneel’ was geweest. Duidelijk een instructie om me in Londen aan dat verhaal te houden, zodat Reuters in Bagdad niet door iets onverwachts overvallen kon worden. 

   Ik wierp af en toe tersluiks een blik op de klok die de seconden wegtikte voor het moment waarop ik met goed fatsoen naar de gate kon gaan. De enige bagage die ik had was een stoffen heuptasje (van Dan geleend) met daarin mijn ticket, instapkaart en noodpaspoort (door Reuters betaald), en vijfentwintig pond in prachtige Engelse biljetten van vijf, uit de fondsen van Reuters in Bagdad.

   ‘Hoor je me wel, Connie?’

   Ik knikte weer. Maar omdat ik niet van plan was voor de pers op te treden, deed het er niet toe of ik het wel of niet hoorde. Als ik niet op kwam dagen, zou de enige informatiebron de persconferentie van Dan zijn, en zonder foto’s zou het verhaal naar de laatste pagina’s worden verwezen. Misschien zou er gespeculeerd worden waarom en waar ik me schuilhield, maar het zou niet veel om het lijf hebben. Verhalen zonder inhoud en zonder plaatjes bloedden dood op de redactie.

   Ik had besloten de benen te nemen toen ik mijn ouders vanuit Dans appartement belde om te vertellen dat ik in veiligheid was. Mijn moeder nam op in het Swahili. Letterlijk. Als kind had ze de taal van Adia, haar Keniaanse kindermeisje, geleerd en wat ze zich nog herinnerde had ze weer aan mij doorgegeven. Ze sprak voor ik iets kon zeggen. ‘Jambo. Si tayari kuzungumza na mtu mie.’ Hallo, ik kan op dit moment met niemand spreken. 

   Het was een truc die we gebruikten toen we moeilijkheden kregen op de boerderij. Mijn vader was ervan overtuigd dat hij afgeluisterd werd, direct en via de telefoon. Swahili wordt in Zimbabwe niet algemeen verstaan. Engels is daar de officiële taal en de inheemse talen zijn het Shona en het Ndebele. Ik nam aan dat mijn moeder een telefoontje van mijn vader verwachtte en hem waarschuwde dat er iemand bij haar in de kamer was.

   Ik antwoordde: ‘Jambo, mamangu. Mambo poa na mimi. Sema polepole!’ Hallo, moeder van mij. Alles is in orde met me. Wees voorzichtig met wat je zegt. 

   Even bleef het stil. ‘Bwana asifiwe. Nakupenda, mtoto wangu.’ Godzijdank. Ik houd van je, mijn kind. Er klonk emotie door in haar stem, die ze onmiddellijk onderdrukte. ‘Sema fi kimombo.’ Jij kunt Engels spreken. 

   Dat was, in de weken na mijn vrijlating, het moment dat ik er het dichtst bij was om me te laten gaan. Als zij bij me in de kamer was geweest was ik weer haar ‘mtoto’ geworden, en had ik haar, weggedoken in haar warme omhelzing, alles verteld. Toen ik haar in Londen zag, was die gelegenheid voorbij. Ik haalde diep adem. ‘Wie is er bij je?’

   ‘Msimulizi.’ Een journalist. 

   ‘Jezus! Niet laten merken dat ik het ben.’ Ik hoorde de bibber in mijn eigen stem. ‘Niemand weet nog dat ik bevrijd ben… behalve Dan… Ik ben in zijn flat. Ik heb tijd nodig om… begrijp je dat?’

   ‘Ni sawasawa.’ Het is in orde. Ze klonk zo geruststellend dat ik denk dat ze glimlachte naar degene die in de kamer was. ‘Nasikia vema.’ Ik begrijp het volkomen. 

   ‘Vanavond vertrek ik, ik vlieg via Amman, en morgenochtend vroeg ben ik in Londen.’ Ik keek naar de deur van de kamer, vroeg me af of Dan meeluisterde. ‘Die journalist, is dat er een, of worden jullie voortdurend lastiggevallen?’

   Het bleef weer even stil, terwijl ze nadacht hoe ze dit zou aanpakken. ‘Inderdaad, het is veel makkelijker voor me om Engels te spreken. Ik vind het heel fijn dat u me van Connies krant in Kenia belt. De hele wereld toont zijn belangstelling. Op dit moment staan er drommen journalisten en fotografen voor onze deur… allemaal berichten ze over Connies toestand. We zijn bijzonder dankbaar dat iedereen ons zo steunt en helpt.’

   De moed zonk me in de schoenen. ‘Maken ze het jullie erg lastig?’

   ‘Ja.’

   ‘En hoe houdt pa zich?’ Ik herstelde me meteen omdat ik wist dat ze daarop geen antwoord kon geven. ‘Laat maar, ik kan het wel raden.’ Na de gebeurtenissen op de boerderij had mijn vader nog maar een heel kort lontje wanneer er inbreuk op zijn leven werd gemaakt. Hij vond het vooral verschrikkelijk als hem gevraagd werd wat er was gebeurd, alsof andere mensen het recht hadden zijn vernedering te aanschouwen. ‘Wordt hij kwaad?’

   ‘Ja. Mijn man zit vandaag op de Zimbabwaanse ambassade. De Britse overheid weigert te onderhandelen met gijzelnemers, maar er is een kans dat Robert Mugabe wil bemiddelen, omdat Connie een dubbele nationaliteit heeft. Brian probeert alles.’

   ‘O god!’ Mijn vader zou nog liever zijn arm afhakken dan Mugabe om hulp vragen. Hij haatte die kleine dictator meer dan wie dan ook. ‘Wat erg! Wat een ellendige klotetoestand.’

   ‘Haidhuru. Kwa kupenda kwako.’ Het hindert niet. Hij doet het omdat hij van je houdt. Weer bleef het even stil. ‘Misschien is het handiger als u met Brian praat? Hij kan u veel meer vertellen dan ik. Hebt u een nummer dat hij kan bellen als hij terugkomt? Misschien een mobiel?’ 

   ‘Nee… die is gestolen… en ik weet niet waar ik de komende uren zal zijn. Kunnen jullie wachten tot ik in Londen aankom?’ Ik keek weer naar de deur. ‘Dan regelt een persconferentie op Heathrow…’ Ik zweeg en hoopte dat ze begreep waarom.

   ‘Wordt dat moeilijk voor u?’

   ‘Ja.’

   ‘Is uw collega nu bij u?’

   ‘Dat weet ik niet zeker. Het kan.’ Ik zweeg even. ‘Reuters houdt het nieuws van mijn vrijlating nog even vast tot de persconferentie… en dat betekent dat jullie moeten doen alsof jullie nog niets van me gehoord hebben. Het is belangrijk, mam. Ik wil niet dat er allemaal camera’s staan als ik aankom. Beloof je me dat je niemand iets zegt tot je van me hoort?’

   ‘Natuurlijk. Het enige wat we willen is de behouden terugkeer van Connie.’

   Ik wilde dat ik haar kon vertellen dat ik niet naar hun flat kon komen zolang er nog fotografen voor hun deur stonden maar ik wist niet of Dan meeluisterde of hoe goed zijn Swahili was. Ik zei niets en hoopte maar dat ze de hint zou begrijpen. Ik lachte trillerig. ‘Ik begin te begrijpen hoe pa zich voelde toen jullie van de boerderij weg moesten. Weet je nog wat hij het ergste vond?’ (‘Erover praten. Wat moet ik zeggen? Voelen mensen zich beter als ik toegeef dat ik bang was?’) 

   Mijn moeder aarzelde even voor ze nogmaals zei: ‘Nasikia vema.’ Ik begrijp het volkomen. ‘U wilt een gesprek onder vier ogen. In een hotel, wellicht… bila wasimulizi na maswala. Zonder verslaggevers en vragen. Klopt dat? Heb ik goed begrepen wat u wilt?’ 

   ‘Ja.’

   ‘Mijn man wacht uw telefoontje af. Ik verzeker u dat hij zijn uiterste best zal doen u te helpen. Onze dochter heeft alle steun nodig die ze krijgen kan.’

   Ik haalde nogmaals diep adem om niet te trillen. ‘Het gaat echt goed met me, hoor… ga je nu niet van alles in je hoofd halen… het enige wat er gebeurd is, is dat ik drie dagen geblinddoekt ben geweest. Geef pa een knuffel, ik zie jullie morgen.’

   ‘Tutaonana baadaye, mtoto wangu. Nakupenda.’ We zullen elkaar gauw weer zien, mijn kind. Ik houd van je. 

   Het is nogal verschrikkelijk als je er op je zesendertigste achter komt dat je meer empathie hebt voor je moeder dan voor de man aan wie je de afgelopen vijftien jaar je lichaam gegeven hebt. Ik vroeg me af wat er gebeurd zou zijn als de rollen omgedraaid waren geweest en het Dan aan de andere kant van de lijn was geweest. Zou hij net zo subtiel en vlug van begrip zijn geweest als mijn moeder? Of zou hij er meteen overheen gewalst zijn zoals hij nu deed.

   ‘Ik weet dat je dit niet wilt horen, Con, maar een paar tranen zouden geen kwaad kunnen. De afgelopen dagen heeft iedereen erg met je meegeleefd, maar dat zal snel veranderen als je weigert je best te doen voor de camera’s. Niemand zal geloven dat je de afgelopen drie dagen gekneveld en geblinddoekt bent geweest, als je je niet een beetje kwetsbaar opstelt.’

   Ik richtte met moeite mijn aandacht weer op hem. ‘Maak je geen zorgen, als het moet, doe ik dat wel. Ik kan heel goed acteren.’

   Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Bedoel je daar iets mee?’

   Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik heb de rol van vriendin heel goed gespeeld, Dan. Geen eisen. Geen verwachtingen. Goedkoop. Me nooit met je liefdesleven bemoeid als ik er niet was. Nooit reden tot zorgen gegeven.’ Ik glimlachte naar hem. ‘Je zou er toch op moeten vertrouwen dat ik een goede voorstelling zal geven. Ik heb meer slachtoffers gezien in mijn leven dan jij.’

   Hij deed een onhandige poging zijn armen om me heen te slaan, maar ik stapte naar achteren. ‘Ga je me nog vertellen wat er aan de hand is?’ vroeg hij dwingend. ‘Ik heb alles gedaan wat je vroeg… en ik word als vuil behandeld. Wat is er? Iets wat je me niet verteld hebt?’

   ‘Nee.’

   ‘Wat is het probleem dan?’

   ‘Niets,’ zei ik onverschillig. ‘Ik ben een herstellende gijzelaar.’

   Hij zuchtte. ‘Praat er dan over. Je weet dat ik luister.’

   Dit hadden we in zijn flat ook al meegemaakt. Hij betuttelde me, moedigde me aan mijn angsten onder woorden te brengen, zei me dat hij gevraagd had of Londen een therapeut voor me wilde regelen, vertelde van zijn eigen schuldgevoelens nadat zijn vriend voor zijn ogen doodgeschoten was. Zelfs als ik in de verleiding was geweest hem de waarheid te vertellen – wat niet zo was – dan zou de verstikkende manier waarop hij aandrong me weerhouden hebben. Wat zou ik nog overhebben als hij – als wie dan ook – alle geheimen uit me getrokken had? 

   ‘Er valt verder niets te vertellen. Het was beangstigend zolang het duurde, maar ik heb meer geluk gehad dan Adelina.’ Ik produceerde met moeite nog een glimlachje. ‘En daarom kan ik misschien geen krokodillentranen voor de camera’s tonen, Dan. Ik leef… ik ben ongedeerd… en er is me weinig overkomen. Het zou nogal min zijn om te doen of het anders was, vind je niet?’

   ‘Ja,’ zei hij langzaam. ‘Dat is wel zo.’

   En daar bleef het bij, vijftien jaren sporadische intimiteit lagen aan scherven op de vloer van een door oorlog geteisterd vliegveld. Dan hield zijn persconferentie in Bagdad, en ik ontliep de mijne door in een groep toeristen van een andere vlucht langs Harry Smith te glippen. De belangstelling was al heel snel voorbij. Afgezien van de aankondiging van mijn bevrijding was er weinig meer behalve de speculaties in een aantal Iraakse kranten dat ik mijn ontvoering verzonnen had. Mij kon het niet schelen. Ik kwam er heel snel achter dat het leven draaglijker was als iedereen dacht dat ik geluk had gehad… of een bedriegster was. 

   De mensen die mijn verhaal geloofden, die kon ik niet verdragen, dat was het probleem. Het is een vorm van verraad als mensen die je na staan direct geloven wat je ze vertelt.

   Zouden ze je niet beter moeten kennen…? 

 

 

 

 

Fragmenten uit aantekeningen, opgeslagen als ‘CB15 – 18/05/04’

 

 

… Ik heb nooit beseft hoe breekbaar vertrouwen is. Kan een enkele persoon in zijn eentje werkelijk andermans geloof in iedereen en alles vernietigen?

 

… Als ik van wraak droom is het altijd als vergelding voor de relaties die mij ontstolen zijn. Wat geeft iemand het recht om mij achterdochtig te maken jegens mensen die ik aardig vond en van wie ik gehouden heb? Of hen jegens mij?

 

… Ik kan rationaliseren tot ik een ons weeg, maar ik weet dat niets ooit meer hetzelfde zal zijn. Wat er ook gebeurt, ik ben niet meer de persoon die ik was …