26/5

Voel me een beetje zoals Mrs. Dalloway. Getting everything ready for her party. Putting on her mermaid dress. Verwacht honderd mensen om Herman te herdenken. Verwacht ook hem. But he won’t come. Casteleintje gisteren om middernacht nog naar mij vertrokken. Casteleintje een beetje gek. (Steve noemde ik Smithie, Herman de Coninckje, en Bart Casteleintje – dat is dan tenminste een constante in mijn mannenbestand.)

Denkend aan Charlotte die nu zonder Henny moet leren leven. Me afvragend wat dat met die kinderen doet, de oudste bijvoorbeeld, nu zestien, die zijn vader plotseling met een ander ziet. Hallo, jongen, papa houdt niet meer van mama, papa houdt nu van deze mevrouw. Beseffend dat ik ook ben weggegaan; Kathy aan vrijers van mij heb voorgesteld.

Heb een twaalftal poëziebundels doorgenomen met het oog op jurering gedichtendag. Heel wat bloedeloze gedichten, maar moois van Gerrit Krol en Peter Holvoet-Hanssen. Stel je voor dat Bart [Moeyaert] en Onno juist die gedichten sterk vinden waar ik niets mee heb. Of omgekeerd. Onno buddy-t erg met Bart. Bart vertelde dat Brouwers hem onlangs had gezegd: ‘Jij bent de nieuwe Claus!’ Dat vind ik met permissie meer dan lichtjes overdreven. Maar Onno’s gebuddy bewijst wel dat Bart in de lift zit. Liftboy Bart.

Vraag me soms af wat zo’n journalist denkt als hij moet voorlezen dat Duquesne besloten heeft om bepaalde wetten strenger toe te passen, zoals het verbod op het maaien van je gazon op zondag. Moet een hele kunst zijn om je gezicht daarbij in de plooi te houden. En je stem.

27/5

The day after. After my party. Of Hermans party. Is uiteindelijk een tuinfeest geworden. Mensen in kringen op het gras, zacht geflikker van kaarsen. Mezelf opgelegd dat dit zijn laatste begrafenis moet zijn geweest. Besef ook dat ik hem met al die vieringen en herdenkingen in leven probeer te houden. En dat ik dus absoluut niet verdraag – laat staan aanvaard – dat hij dood is.

Tegen Bart na afloop gezegd: als ik nog eens een feest geef dan is het omdat ik met jou trouw.

27 mei is ook de dag waarop Stephen en ik voor de wet zijn getrouwd. Althans: drieëntwintig jaar geleden.

Heb me gisteren moeten bedwingen om niet aan iedereen te vragen: Missen jullie hem ook zo?

Net als ik besloten heb om hem eindelijk finaal te begraven, ontdek ik in de koelkast het kaartje aan de asperges die An en Frank gisteren als cadeautje hebben meegebracht.

26 mei 2001
Kristientje,
Om je te verwennen ‘the day after’, en omdat het laatste gesprek dat ik met Herman had over ASPERGES ging…
Zoen, An

onze vriendschap houdt hem hier, in een of andere vorm van
leven –
kus, frank

Beetje gehuild.

Nogal wat mensen vroegen me gisteren: ‘En ben jij gelukkig, nu?’

Sigrid: ‘Wij zijn eigenlijk geen gezin, geen ouders met een kind. Wij zijn met ons drieën.’

Hoe je categorieën van mensen hebt: zij die snel bevestigen dat ze komen, zij die daar tot op het laatste ogenblik mee wachten, de enkeling die helemaal niets van zich laat horen, zij die zeggen dat ze zullen komen maar niet komen opdagen, zij die vroeg arriveren en laat weggaan, zij die vroeg arriveren en vroeg weggaan, zij die uitgebreid afscheid nemen, zij die ongemerkt verdwijnen.

Iemand zei ook nog: ik hou zo van je essays, ik vind die ontzettend goed, ik heb er al twee gebruikt voor mijn lessen. En ik die daarin hoor: maar die romans van je vind ik kut met peren. En vervolgens boos op mezelf ben omdat ik dat erin hoor.

28/5

En dan zijn er de mensen die een mailtje sturen om te bedanken voor het feest, of een kaartje, of een faxje. Maar zij vormen de grote minderheid.

Me mateloos aan Yvonne Kroonenberg geërgerd. Zat samen met haar in praatprogramma nav sensualiteit en seksualiteit. En maar meningen afvuren en veralgemeningen verkondigen. Een waar orakel! Mannen zijn zus, vrouwen zijn zo, daar zijn studies over verschenen, zij weet het want zij heeft jaren als psychologe en als seksuologe gewerkt. Takketakketakketak, net een machinegeweer. Mijn leuke vijand, noemde ze me achteraf.

Lieven Vandenhaute – derde gast – over seksualiteit en knusse huiselijkheid. Dat die twee niet samengaan. Seks hoort spannend te zijn. Een tikkeltje gevaarlijk of in elk geval risicovol. En dus kun je je minnaar beter niet temmen.

Lieven zei ook: bij hetero’s is het altijd neuken of niet neuken. Er bestaan geen tussenvormen, zoals vriendschap met een beetje seks, of af en toe seks. Homo’s experimenteren op dat vlak meer. Homo’s die langdurig samen zijn worden broertjes voor elkaar. Passie zoek je dan buitenshuis. Althans volgens Lieven.

Betty Mellaerts, die het gesprek modereerde, droeg een affreuze jurk waarvan ik durf te wedden dat ze er veel geld voor had betaald.

Een niet politiek-correcte uitspraak: homo’s worden er niet knapper op met de jaren. They do not age well. Althans in mijn heteroogen.

Onmacht: waar mannen een hekel aan zouden hebben en wat vrouwen hun zouden aandoen.

29/5

Grote bedrijvigheid in jodenland. Veel gezeul met baby’tjes en kindertjes. Klote dat je dan absoluut niet weet wat er gaande is.

Naar de alom bejubelde Leenane-trilogie gaan kijken. In pauze het pand verlaten, maar toen zaten er al twee uur en tien minuten op. Schitterende Wim Opbrouck en Fedja van Hûet of Huêt (het programma geeft beide, alsof je mag kiezen). Dikwijls eerder een performance dan een toneelvoorstelling. Mensen die vooral reet, kut en lul zeggen; die zuipen, janken, lachen, giechelen, vechten, vloeken, over de grond rollen. Gefrunnik aan hun kruis en masturbatiegebaren. Gerotzooi met doodskoppen en aarde en rode verf en een indrukwekkende hoeveelheid rekwisieten. Leuke sketches, botte pret, lol. Een stoet clichés ook, maar het leven staat bol van de clichés natuurlijk. De voorstelling begint met Stefan Perceval boven op een muur. Scheurt vuilniszakken gevuld met aarde stuk en schudt ze een voor een leeg. Dat gaat zo een minuut of vijf door. Misschien zelfs langer. Ge moet uzelf al erg schoon en interessant vinden om mensen te dwingen daar naar te kijken. Stefan Perceval is in het bezit van een opvallend mooie torso waar hij merkbaar trots op is. Trots op zijn torso. Deel twee hoefde voor mij niet meer, zeker niet na korte nacht van gisteren. Kort vanwege bezoek Casteleintje.

Bart op het antwoordapparaat. Dat vlak voor zijn neus een ongeluk is gebeurd waar hij net niet op ingereden is. Zelf al fietsend door een vuilniswagen lichtjes aangereden; later hard op de remmen van mijn auto moeten gaan staan om vrouw te ontwijken. Zelfmoordvrouw, zo leek het wel.

30/5

Maar het leven, madame, dat is een performance.

(Zit in Thalys naar Keulen waar ik trein naar Bielefeld zal nemen. In the middle of nowhere, so I’ve been told.)

Ga nu versie drie van de toneelbewerking van De tuin der onschuldigen lezen. Boek komt me eerlijk gezegd de strot uit. Heb ook al een Duitse vertaling nagelezen, en de eerste twee toneelversies. Dus.

Schuin tegenover mij een echtpaar van in de zestig. Zij grabbelt in haar tas, haalt er een pak koekjes uit, scheurt het open, geeft een koekje aan haar man, neemt er zelf eentje, bergt het pak weg, waarna ze in grote rust en tevredenheid solidair knabbelen. Vrouwen die hun man voedsel toestoppen. Eeuwige moeders, eeuwige kinderen.

Bielefeld en opnieuw wordt iets duidelijk wat ik allang wist: dat Duitsers veel meer dan Belgen talent voor het extreme gebaar hebben. Meteen op het stationsplein een man met roze haar en ontbloot, zwaar getatoeëerd bovenlijf. Belgen zijn allicht het minst radicale volk ter wereld. Onze kracht én onze zwakte.

Denken aan Bart die hier op zijn fiets is geweest. Kan me niet voorstellen hoe het voelt om in je eentje in zo’n kleurloze stad te arriveren waar je eigenlijk niets te zoeken hebt. Je hoeft natuurlijk niet lang alleen te blijven.

In de trein Tocqueville gelezen, een negentiende-eeuwse Franse aristocraat die in de onvermijdelijke noodzaak en wenselijkheid van democratie geloofde, ondanks zijn hekel aan middelmatige mensen. Of liever: zijn gebrek aan interesse voor hen:

I have always thought that mediocre men as well as men of merit, have a nose, a mouth, and eyes, but I have never been able to fix in my memory the particular form of these features in each one of them. I am constantly asking the names of these unknowns whom I see every day, and I constantly forget them, only I consort with them little, I treat them as commonplace. I honor them, for they lead the world, but they bore me profoundly.

Een totaal gemetamorfoseerde Dirk van Bastelaere die mij bij wijze van begroeting zelfs een kus geeft en vervolgens heel onderhoudend over koetjes en kalfjes praat. Wij worden allen oud.

Drie man komen opdagen voor onze lezing in de bibliotheek, waaronder twee uitgemergelde lijkbleke studenten. Wij besluiten geen lezing te houden en begeven ons naar een Biergarten. Ontdekken dat lezing verkeerd is aangekondigd. Er waren twee lezingen gepland, allebei nav het Europese jaar van de talen. De ene in de bibliotheek – wij dus – de andere in het gemeentehuis. Voor beide lezingen is het gemeentehuis als lokatie opgegeven. Dirk klampt zich aan de mogelijkheid vast dat ‘ons’ publiek bij de andere lezing is verzeild. Optimistische Dirk. Hoe dan ook gezellige avond. Boeiend verhaal van bibliothecaresse die in 1982 uit Oost-Duitsland naar Bielefeld is verhuisd. Twee broers, een zus en haar moeder woonden er al, maar toch is ze zes jaar lang maandelijks ondervraagd om de motivatie voor haar vertrek te peilen. Ten slotte mocht ze gaan, maar haar dochter niet. En nog later mochten ze allebei het land uit. ‘Das war ein Kulturschock!’ Ze ging werken in de bibliotheek van de universiteit maar kon niet wennen aan de chaos en de nonchalance. Bij de stadsbibliotheek ging het beter. Ze werkt er nog altijd. Onlangs heeft ze haar dossier van de Stasi opgevraagd. ‘Alles wisten ze over ons, maar wij wisten niet dat ze het wisten, en dus leefden we onbekommerd.’ Zij en haar dochter hoorden bij de groep van vijf- à zeshonderd ossies die naar het Westen mochten in ruil voor Guillaume, de spion die Willy Brandt de das heeft omgedaan.

Later zei ze: Men heeft ons onze geschiedenis afgenomen. Veertig jaar in één klap uitgewist. Van de ene dag op de andere mocht het zelfs niet hebben bestaan. Zo had de Zwitserse schrijver Peter Bichsel het geformuleerd, toen hij bij haar in de bibliotheek een lezing kwam geven. Maar nu wordt de band met die periode stilaan hersteld, zei ze. Deed me denken aan iets wat Geert van Istendael me ooit vertelde: dat in Oost-Berlijn (of heel Oost-Duitsland?) in een daad van grote zelfhaat op een nacht alle Oost-Duitse producten uit de winkelrekken zijn gehaald en door West-Duitse vervangen. Alles wat Oost-Duits was moest weg, vernield, ontkend. Extreem volkje, inderdaad.

Schurmann – de cultuurambtenaar die Dirk en mij hier heeft uitgenodigd – vertelde over het bezoek van een IJslandse schrijver. Op IJsland haalde hij een oplage van zeventigduizend, wat duizelingwekkend is voor een bevolking van tweehonderdvijftigduizend, maar in Bielefeld was andermaal niemand komen opdagen. Ook die keer werd dan maar naar de Biergarten afgezakt, waar beide mannen tot hun grote vreugde de vele overeenkomsten tussen een jeugd in Bielefeld en eentje in Reykjavik ontdekten.

31/5

Paarse vlek op mijn rechterbovenarm van die vuilniswagen eergisteren.

Op mijn hotelkamer al zappend in een show terechtgekomen waarin een mollige blote vrouw één van drie aan haar zicht – maar niet aan dat van de kijkers – onttrokken blote mannen mocht kiezen. O, zei Elli [mijn vertaalster], dat is de blote Big Brother. Dat was het niet, maar die bestaat hier dus blijkbaar. Dirk en ik zijn het er roerend over eens dat het allemaal moet kunnen. Sociologisch en democratisch interessante experimenten. Dirk bekijkt het zelfs allemaal. Wist te melden dat onlangs tijdens Date café twee vrouwen langdurig hebben getongkust. Was blijkbaar een primeur voor Vlaanderen.

Wat loop ik hier nou weer te doen, dacht ik gisteren. En ik pakte mezelf eens goed vast.

Elli over haar ervaringen als Duitse in Nederland, waar ze dus Nederlands met een Duits accent spreekt. Onlangs zei een man tegen haar: ‘Je spreekt erg vlot, maar je moet begrijpen dat je accent pijnlijk voor me is. Ik ben van joodse afkomst.’

The Guardian nav Bill Clintons en Paul McCartneys aanwezigheid op het Hay-on-Wye-festival: ‘It isn’t anything to do with literature, but literature has to sing for its supper these days.’ (dixit D.J. Taylor, die niet naar Clinton is gaan luisteren)

En: ‘There might be a danger that writers become like performance artists, and selling themselves becomes as important as what they have written.’ (dixit Nicholas Lee, redacteur van het Bookseller Magazine)

Als je het mij vraagt, is dat nu al het geval.

Elli leest Die Zeit (in trein naar Aachen):

Es gibt viele Möglichkeiten Philosophie zu definieren. Eine davon geht so: Philosophie sei, sagt der Theologe, wenn jemand in einem absolut dunklen Raum mit verbundenen Augen eine schwarze Katze sucht, die gar nicht da ist. Filosofie is dus in een donkere kamer geblinddoekt naar een zwarte kat op zoek gaan die er niet is. Theologie aber ist, erwidert der Philosoph, wenn jemand in einem absolut dunklen Raum und mit verbundenen Augen eine schwarze Katze sucht, die gar nicht da ist, und ruft: ‘Ich habe sie.’

Elli moet daarbij denken aan hoe ze Connie Palmen ooit het verschil tussen autobiografie en roman hoorde definiëren: lot versus plot.

Aachen: gruwelijke hotelkamer, eenpersoonsbed, slecht eten, grauwe straten maar indrukwekkende Dom.

Elli en ik over hoe heel wat vrouwen hun man betuttelen, hem als een kind behandelen, en die mannen die zich dat eigenlijk laten welgevallen. Waarop ik haar vertel over een vriendin die me zaterdag op ‘mijn’ feest vroeg of ik het niet vervelend vond dat Bart in short was komen opdagen. Ik: een beetje. Zij: en of ik hem daar dan iets over zou zeggen. Ik: Ach nee, hij is er toch. Waarop zij dus het heft in handen nam en er zelf een opmerking tegen hem over maakte. Waar hij uiteraard van baalde.

Ik: Soms zou ik graag een uurtje een vrouw zijn met een normaal leven.
Elli: Wat is een normaal leven?
Ik (lachend): Trouwen op je drieëntwintigste, man met geld, twee of drie kinderen, twee auto’s, hond, twee vakanties per jaar. (ernstig): Ik zou graag al was het maar even weten hoe het zou voelen om mezelf te zijn indien mijn zus niet ziek was geworden, die twee jongens niet waren gestorven, er geen echtscheiding was geweest en ook geen weduwschap.
Elli: Ja, dat heb ik ergens gelezen. Twee dode kinderen! Ik dacht dat het een drukfout was.
Ik: Ik ook.

1/6

Dirk in Mexicaans restaurant na afloop van onze lezing een enthousiast betoog over Aachens interessante ligging, het kruispunt van drie culturen. Waarop ik, praktisch, nuchter en realistisch als altijd: ‘Maar ze leven wel alle drie met hun rug naar elkaar.’

3/6

Altijd erg moe als ik bij Bart geslapen heb, hoe diep ik ook slaap. Vuil gevoel ook. Letterlijk. Of ik een douche neem of niet. Betekent misschien gewoon dat ik honkvast ben; mijn eigen bed, badkamer en ontbijttafel nodig heb. Mijn plek.

Jij gaat niet voorbij.

Depri. Zal er me maar weer eens doorheen moeten worstelen, zeker? Vraag me af of het hormonaal is. En of het zou helpen als ik dat wist. Misschien ben ik gewoon moe. Moet me aan die mogelijkheid vastklampen.

Wat ik ook haat: An en Frank komen straks nog even langs om iets af te geven. En dan ben ik me daar de hele tijd van bewust: dat ze misschien langskomen, nee, zeker langskomen maar ik weet niet hoe laat. Zolang ze niet langs zijn geweest kan ik me niet laten gaan. Maar wil ik me dan laten gaan? En hoe zou ik me laten gaan?

4/6

Fax van Flair. Of ik wil reageren op een interview dat ze met Laura Doyle hebben gehad, auteur van The Surrendered Wife. Doyle heeft haar huwelijk gered door alle controle uit handen te geven en zich aan het gezag van haar man over te geven. Nooit geeft ze hem een woord van kritiek, altijd onderwerpt ze zich aan zijn wil. Ik ken iemand die meteen voor zo’n totale overgave wil tekenen. Maar of ik hem die wil geven is uiteraard een ander paar mouwen.

Huwelijk Tomas en Vera in pure soap-opera-stijl beëindigd. Grotere knoop in mijn buik dan ik had verwacht. Vera met de Bambi-ogen.

Hij zal aan de telefoon zeggen dat hij is gaan fietsen of gaan lopen. Dat hij bij die of die is langs geweest en wat hij bij wie heeft gegeten.

5/6

Dagen waarop ik zelfs niet de tijd heb om de krant open te slaan, laat staan hem te lezen.

Op de trap in Teirlinck Stef Bos gekruist. Dag Kristien. Dag Stef. En dat hij op aandringen van een vriendin Taal zonder mij had gelezen. Dat hij er huiverig tegenover stond maar dat de vriendin hem over de streep had gehaald. En daar was hij blij om want hij vond het echt goed.

De wereld wordt er niet beter op als ik hem door mijn bril bekijk. Zeker een bezoek aan de Delhaize is moordend. Gauw bril weer afgezet. Wereld weer wazig en draaglijk.

6/6

En ge voelt dat iemand aan u zuigt gelijk een teek en ge weet dat ge u moet losrukken want ge hebt geen energie voor twee.

Die keer, zoals we toen neukten, wist ik dat het liefde was, echte liefde, en ik wist dat ook hij het wist.

(Ik begin te schrijven zoals mijn studenten van Teirlinck – in het Vlaams.)

Een vreemde wetmatigheid ontdekt: de studenten die denken dat ze kunnen schrijven presteren het minst, terwijl degenen die het schrijven ‘ontdekken’ prachtige dingen gaan maken. Heeft alles te maken, denk ik, met de bereidheid om te leren. Te groeien ook. En met het gebrek of het teveel aan pretentie.

Het mooiste is natuurlijk studenten die zeggen: u heeft me aan het schrijven gezet. Ik wist niet dat ik het in mij had.

Laura’s laatste examen. Waar is de tijd? Hier is de tijd.

De dictatuur van poëzie: dat wie het leest er maar in moet komen. De betweterigheid en gelijkhebberigheid. Weigering om met publiek rekening te houden. Te communiceren.

Vanmorgen aan Zizi Jeanmaire gedacht. Aan het boek over haar leven dat ik als kind las. Les petits rats de Paris. Jonge meisjes die een balletopleiding volgen. De trappenhal op Teirlinck deed me plotseling aan die balletschool denken die ik dus nooit gezien heb, alleen gelezen. Maar dat heb ik ook met alle Pitty(?)-boeken gehad. Ah, kon ik nog maar eens zo dol op een boek zijn als ik ooit op Pitty ben geweest. En op Dik Trom. En Merel. En Biggles. En last but not least Panokko van Anne de Vries. Dat is het allermooiste boek dat ooit is geschreven.

Wat is Nederland toch een schoon land in de Vlaamse én Nederlandse betekenis van het woord, bedenk ik terwijl ik Winterswijk binnenrijd. Word te oud voor die verre tochten. Lezing moet nog beginnen en ben al uitgeput. Dan terugrijden, en morgen weer vroeg op om mensen van watermaatschappij binnen te laten. Komen meter plaatsen. Tot nu toe betaalden wij per kraantje een forfaitair bedrag. Een beetje zoals mensen vroeger belast werden voor elk raam in hun huis. Dus metselden ze hun ramen dicht.

Te veel gewicht op mijn schouders, te veel verantwoordelijkheidsbesef. Schouders overbelast. Schouders in opstand.

Studente schrijft in haar dagboek over ontmoeting in de trein met een vrouw. Vrouw is vierentwintig jaar gelukkig getrouwd geweest, heeft drie kinderen. Van de ene dag op de andere is haar man op een andere – veel jongere – vrouw verliefd geworden. Hij kan het niet helpen, begrijpt zelf niet wat hem overkomt, zoals een personage in een Russische roman ook niet kan verklaren waarom hij nu eens opgewekt is, dan weer melancholisch.

De andere studenten noemen het een sterke, overtuigende passage. Ja, zeg ik, soms krijg je dit soort cadeautjes. Daarom moet je goed kijken en luisteren, alert en opmerkzaam zijn. Waarop het meisje in tranen uitbarst en zegt: die vrouw is mijn mama, die man mijn papa!

Het regent in Winterswijk.

Heftige discussie met studenten over concreet en abstract, algemeen en specifiek, praktijk en theorie. Kom al pratend op het idee om volgend jaar als opdracht kijk- en luisteroefeningen te geven. Loop rond, geef je oren en ogen de kost, probeer zo levendig en accuraat mogelijk te noteren wat je hoort, wat je ziet. De woorden ‘ik voel’ en ‘ik vind’ zijn hierbij taboe. Geen gevoelens of meningen benoemen of beschrijven, maar door een goed neergezette scène evoceren. En daarnaast mag er misschien een ik-boek komen. En een dromenboek.

Zou het kunnen dat vrouwen werken vanuit wat is – de praktijk dus – terwijl mannen zich door de droom, het ideaal, de utopie laten meeslepen? Wat dan ook verklaart waarom mannen potentieel destructiever én creatiever zijn? Je moet een man zijn om een machtige rivier door een vallei te zien meanderen en te zeggen: laten we de loop van de rivier verleggen; laten we een dam bouwen. Of ook: zie hier mijn ideologie, en nu zal ik eens een hele maatschappij naar mijn visie kneden.

Na een halfuur in Winterswijk weet ik: ik zou sterven als ik hier woonde. Schoon of niet schoon.

7/6

In gedachten noem ik hem soms mijn god – daarbij denkend aan die regel van Leon: ik ben je prul, je God, je vod (of zoiets). Kan me niet herinneren dat ooit bij Herman te hebben gehad. Maar Herman begint erg lang geleden te zijn.

En soms denk ik ook: hij is mijn zonen die eindelijk zijn teruggekeerd.

8/6

Haar zeden waren zo licht, ze woog bijna niets.

9/6

Mijn bruine wollen sjaal om mijn schouders geslagen en kan me niet herinneren of ik die nu voor of na Hermans dood heb gekocht. Weet nog wel waar ik hem heb gekocht. Bij de Zara. En hij kostte zeshonderd frank.

12/6

Mooi zou ook zijn om in mijn agenda een extra week te ontdekken. Zo eentje waar niemand anders weet van heeft, helemaal alleen voor mij.

Vergadering op het AMVC [Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven] met mensen die zich over de ‘ontsluiting’ van Hermans archief zullen ontfermen. Herman in dozen op een kantoortje onder het dak. Een van de ‘ontsluiters’ bleek een jongen aan wie ik nog les had gegeven. Verwarde hem met een oud-student die als begrafenisondernemer had gewerkt. Waar ik ook kom, altijd is er wel iemand die een broer, zus, lief, nicht, neef, vader, moeder, buur van een oud-student is; of een oud-student zelf natuurlijk.

Soms wou ik dat er een einde aan dit eindeloze begraven kwam, maar het houdt niet op, zeker niet met een actie als vandaag waarop hij van een magazijn naar een kantoor verhuist, uit een kelder wordt opgediept, weer helemaal wordt opengelegd. Niet begraven, maar opgraven.

Lenzen opgehaald. Twee uur gedragen – mocht niet langer de eerste dag. Wereld voortaan weer ontluisterend scherp afgetekend. Tenzij ik die lenzen uitlaat natuurlijk.

13/6

Kathy en ik vanmorgen nog in de badkamer als we de werkster in de keuken aan de slag horen gaan. Ik lach omdat ik me herinner hoe Herman op de dag dat de werkster kwam meteen nadat hij veel te laat was opgestaan, het huis uit glipte en met de krant onder de arm luidruchtig weer naar binnen liep opdat ze zou denken dat hij van kantoor kwam.

Mailtje van Heddy met berichtje dat haar man, van wie ze al jaren gescheiden leefde maar die ze vanwege hun zoon regelmatig zag, aan de gevolgen van kanker is overleden. Koppige man die zich niet wilde laten behandelen, zichzelf zou genezen. Gesprek met Heddy over onze eerste mannen schoot me te binnen. Heddy over Frans: Hij heeft me een paspoort gegeven. Ik over Steve: Hij heeft me een taal gegeven. En een dochter, natuurlijk.

Diederik onlangs: ‘Je bent zeker trots op Kathy.’ – Ik, na enige aarzeling: ‘Trots is niet een woord dat ik met haar associeer. Het zou impliceren dat ik haar bezit. Dat ze van mij is. Mijn werkstuk. Of dat ik iets van haar verwacht: gedrag, prestaties waar ik vervolgens trots op kan zijn.’ – ‘Wat ben je dan wel? Blij?’ – ‘Ik zie haar gewoon ontzettend graag. Ze is een deel van mij, van mijn leven, maar ze is niet ván mij.’