Uit de gebeurtenissen van de jaren 2326 en 2327 bleek bijzonder duidelijk, hoe weinig men nog weet van de diepten van de Melkweg met zijn myriaden zonnen en planeten, hoewel duizenden Explorerschepen al jaren lang voortdurend bezig zijn met onderzoek. Hoewel de Terranen onder leiding van Perry Rhodan nu al meer dan enkele eeuwen de ruimtevaart beoefenen, aanvankelijk met hypersprongruimteschepen, daarna met de Kalupschepen, ontdekte men pas in het jaar 2326 door puur toeval de springwormen en springrupsen. Vooral de springwormen vormen een groot gevaar voor de Melkweg, omdat deze monsterlijke wezens afgrijselijke wapens bezitten en bovendien vrijwel onkwetsbaar zijn. Speciale Terraanse commando's, geleerden, soldaten, specialisten en mutanten, hebben bij de poging om de geheimen van de springwormen te ontsluieren, al zware klappen te incasseren gekregen, totdat tenslotte vier mannen van de USO, de door bevel voerend admiraal Atlan geleide 'Galactische brandweer' erin slagen contact te krijgen met de jonge springworm van de planeet Euhja. Deze springworm geeft het geheim van zijn soort prijs en sluit met de Terranen een verbond tegen zijn heren, de 'Genadigen', die in de oostelijke sector van de Melkweg een groot sterrenrijk beheersen met hun onkwetsbare, met Molkex gepantserde ruimtevloten. De 'Genadigen' krijgen het Molkex van de springwormen! Als men dus de springwormen zover kon krijgen, dat ze de 'Genadigen' niet meer hielpen, dan zouden deze spoedig geen gevaar meer vormen, denkt Perry Rhodan en stuurt het CONTACTSCHIP TERRANIA er op uit.
HOOFDPERSONEN VAN DEZE ROMAN:
Tyll Leyden - Astronoom, natuurkundige en flegmaticus.
Perry Rhodan - De opperregent verleent een jonge, man buitengewone volmachten.
Majoor Fils Crouget - Commandant van het contactschip Terrania.
Dr. Salor Neev - Een bioloog, die Tyll Leyden vergezelt.
Pietje - Hij kan 'hard' of 'zacht' denken.
Ooff - Een oude springworm.
1.
De Explorerschepen zweefden als nietige, glanzende metalen bollen in een schijnbaar ondoordringbare, uit zonnen bestaande, lege bol. Op de grote panoramische schermen in de centrale was te zien hoe de ruimte rondom eruit zag. Het wemelde van de sterren. Allemaal verspreidden zij een andere gloed; de een was donkerrood, de ander lichtblauw; ergens zweefde een witte dwerg, een puntvormige lichtbron, die pijn deed aan de ogen, als men er te lang in keek. De zeven Explorers bevonden zich voor de eerste keer zo dicht bij het centrum van de Melkweg. Ze waren hier niet pas sinds gisteren, maar sinds de dag, waarop een zonnestelsel met catalogusnummer EX-2115-485 door zwaartekrachtbommen was vernietigd en weggeslingerd was in de hyperruimte. Samen met deze zon waren de reuzenplaneet Hercules en zijn zeventien manen verdwenen. De plek, waar deze planeten zich bevonden hadden, was nu leeg. Zelfs het grootste gedeelte van de straling, die ontstaan was door het primaire effect van de explosies, was zodanig afgenomen, dat men die niet meer serieus hoefde te nemen. Toch bleven zeven onderzoekschepen deze sector controleren. Dag en nacht werden er op alle schepen observaties uitgevoerd, en steeds opnieuw werd de baan opgezocht, waarlangs Hercules zich nog enkele dagen geleden voortbewogen had.
Al deze inspanningen concentreerden zich op de vraag: Is bij de vernieling van het stelsel ook het Suprahet vernietigd?
Veel mannen op de zeven schepen waren ook nu nog niet in staat om zich een voorstelling te maken van de reusachtige ontvanger, die bovendien een levend organisme was. Ze begrepen nog minder dat de bijna onkwetsbare Molkexstof een andere, inactieve vorm van het Suprahet was.
Vele mannen huiverden bij de gedachte, dat dit Suprahet ongeveer 1,2 miljoen jaar geleden binnen de Melkweg reusachtige sterrenhopen 'opgevreten' had.
Sinds een paar weken hoorden alle bemanningsleden van de Explorers van 's morgens vroeg tot 's avonds laat het woord Suprahet! Hoe meer dagen er verstreken, hoe duidelijker het werd, dat het gigantische, gedeeltelijk vierdimensionale, gedeeltelijk vijfdimensionale monster niet alleen met het sterrenstelsel uit het Einsteinuniversum de hyperruimte in geblazen was, maar bij zijn val uit de normale ruimte ook ten gronde was gegaan aan 'overvoeding'. Maar niet alleen de Terranen waren geïnteresseerd in de veranderde situatie in deze sector van de Melkweg, maar ook de Genadigen met hun niet-geometrische ruimteschepen. Steeds opnieuw werden ze door de Explorers gelokaliseerd en steeds opnieuw trokken zij zich terug in de tussenruimte om de bemanningen van de Molkexschepen geen aanleiding te geven om aan te vallen. Het werd een zenuwslopend kat-en-muis spelletje, hoe meer eenheden de Genadigen in deze sector van de ruimte samentrokken. Spoedig stond het ondubbelzinnig vast, dat de partners van de springwormen probeerden uit te vinden, waarom de reuzenplaneet Hercules verdwenen was.
Explorer-7443, het commandoschip van de onderzoekseenheid, stond voortdurend in verbinding met de commandocentrale in Terrania en eveneens met het inpotronische reuzenbrein op Luna, waaraan men alle gegevens dadelijk doorgaf. Toen de Explorer-7443 een Molkexeenheid, bestaande uit meer dan duizend schepen, peilde en deze observatie doorgaf aan Terra, kwam een kwartier later het verrassende bevel: 'Naar Terra terugkeren!' De commandant van de Explorer-7443 kon niet vermoeden, dat dit bevel veroorzaakt was door een bericht, dat waarnemingsschepen vanuit het Eastside-stelsel naar Terrania hadden verzonden. Ze hadden vastgesteld, dat sinds de vernietiging van Hercules de ondergang van het Suprahet de toestand in het Eastside-stelsel geconsolideerd was. Toen de Terraanse schepen vlootconcentraties van de Genadigen waarnamen, sloegen ze met hun bericht automatisch alarm voor het hele imperium en bewerkstelligden verder, dat zeven Explorers in de sector van het vernietigde zonnestelsel naar Terra teruggeroepen werden. De centrale op aarde gaf de kruisers die in het Eastside-stelsel opereerden, bevel om door te gaan met de waarnemingen, maar om ieder gevechtscontact met Molkexschepen te vermijden. De eenheden van de imperiale vloot die aan de andere kant van het Melkwegcentrum gevechtsklaar afwachtten, veroorzaakte het door Terra doorgegeven alarm geen paniek. Meer dan tachtig procent van de hele vloot had zijn posities betrokken tussen de sterren en was door krachtige eenheden van Posbi-ruimteschepen tot een geweldige armada geworden, zoals de Melkweg nog nooit eerder gezien had. Geen enkele commandant kon zich voorstellen, dat de Molkexschepen erin zouden slagen, hun enkele rijen dikke frontlinie te doorbreken. In Terrania was men niet zo optimistisch. De tijd was allang voorbij, waarin men de fout had gemaakt, om een onbekende tegenstander te onderschatten. Atlan beschouwde deze situatie als bijzonder gevaarlijk voor het imperium. Dat bleek alleen al uit het feit, dat hij al enkele dagen voortdurend in gezelschap van Perry Rhodan werd gezien. In Rhodans omgeving zag men een nieuw gezicht. De astronoom en natuurkundige Tyll Leyden behoorde sinds kort tot de centrale Terraanse onderzoeksstaf. Als pionier te midden van zijn collega's was hij de erkenning deelachtig geworden, waarnaar iedereen in feite streefde. De jonge Leyden met zijn asblonde haar en zijn opvallend heldere ogen was lid geweest van de bemanning van de Explorer-2115. De Melkweg had het aan hem te danken, dat er geen Suprahetmonster meer was. Hij had ingezien, dat Molkex en Suprahet twee verschijningsvormen waren van een en dezelfde zaak, een stof, die onder bepaalde condities twee extreem verschillende vormen kon aannemen. Leyden was niet in het minst veranderd door deze eervolle benoeming. Hij was nog steeds een grote flegmaticus, hij deed nog steeds zijn mond niet open. Als hij iets moest zeggen, dan beperkte hij zich tot het meest noodzakelijke. Hij was allesbehalve een genie. Zijn successen waren steeds een product van ingespannen arbeid. Hij maakte nooit ergens veel ophef van en ook hier in Terrania bleef hij dezelfde bescheiden, gereserveerde persoon. Maar Perry Rhodan had ingezien, welke capaciteiten deze jongeman bezat. Hij was zich ervan bewust, dat Tyll Leyden zijn volgende opdracht misschien niet tot een goed eind zou brengen. Maar hoe langer Rhodan de jonge man gadesloeg, hoe meer hij ervan overtuigd raakte dat Leyden ook dit probleem de baas zou worden.
Tyll Leyden had de springworm Pietje leren kennen. Hij zou nooit het moment vergeten, waarop hij de springworm voor het eerst had gezien. Op hetzelfde tijdstip had Leyden kennis gemaakt met de muisbever Gucky. Het was puur toeval, dat hij tegelijkertijd twee intelligente wezens met een zeer verschillend uiterlijk ontmoette, een uiterlijk, dat niets menselijks had. Het contact met Pietje werd snel beter en intiemer.
'Leyden, bestudeer Pietje!' had Rhodan tegen hem gezegd. Bijna drie weken lang had hij iedere dag vele uren doorgebracht met de springworm en via de symbooltransformator met hem gecommuniceerd. De jonge reuzenworm, die in de hangar van een Explorer verbleef, begroette ook Leyden steeds vriendelijker, hoe vaker hij bij hem kwam. Zijn grote ogen waren bijzonder expressief.
Leydens wantrouwen ten opzichte van dit reusachtige wezen was al in de eerste week verdwenen. Hij had ingezien, dat Pietjes vriendelijkheid en verdraagzaamheid echt waren, evenals de vurige wens van de springworm om Leyden zoveel mogelijk te vertellen over zijn ras. Maar deze welwillendheid kende zijn grenzen, want Pietje had nog nooit een andere springworm gezien. Toch was het ongelooflijk wat hij op grond van overgeërfde instinctieve kennis wist te vertellen. Pietje bleef erop hameren dat het een biologische wet was dat ieder intelligent wezen gedwongen was om te verbergen, dat hij zelf intelligent was.
Op Leydens vraag, waarom hij, Pietje, deze wet dan had verbroken, had de springworm dadelijk geantwoord: 'De wet van de drift tot zelfbehoud van mijn soort is in dit geval superieur ten opzichte van de biologische wet, omdat ik ervan overtuigd ben dat mijn ras door de Genadigen verhinderd werd zich uit te breiden.'
Leyden moest onwillekeurig denken aan de planeten die kaalgevreten waren door springrupsen, toen Pietje het had over uitbreiding van zijn ras. Hij vond dit toekomstbeeld niet in het minst aanlokkelijk. Toch bleef hij doorgaan over hetzelfde onderwerp. 'Pietje, wil dat zeggen, dat je bereid bent met ons mee te vliegen naar je vaderland om jouw volk te vertellen dat de Genadigen dubbelspel spelen? Vergeet je ook niet, dat jij beschouwd wordt als een verrader, die een van de belangrijkste wetten heeft geschonden?' 'Als de biologische omstandigheden veranderd zijn, ondergaan ook de biologische wetten een verandering.
Men is slechts een misdadiger als men er zich van bewust is, dat men een misdaad heeft gepleegd!' luidde het antwoord.
Niet alleen Leyden stelde vragen, ook de springworm wenste alle details te horen, over de belevenissen van de mensen met de vertegenwoordigers van zijn soort met de Genadigen. Leyden kon hem daarover niet inlichten. Toen hij Perry Rhodan hiervan op de hoogte bracht, offerde deze drie middagen op om de leergierigheid van de springworm te stillen. Rhodan verzweeg niets. Pietje moest een extra zintuig hebben, waarmee hij exact kon vaststellen wat waarheid en wat leugen was. Hij betreurde het, dat hij geen contact had gehad met de Genadigen en daar dus niets over kon vertellen. Toen hij in verband hiermee beweerde dat de Genadigen zijn ras uit egoïstische motieven uitbuitten, klonk dit voor Rhodan en Leyden niet in het minst ongeloofwaardig. Maar hoe kwam de springworm aan deze kennis?
Tyll Leyden kreeg het voor elkaar, dat een vijftig tal geleerden van de Terraanse onderzoeksstaf zich op dit raadsel wierpen. Tot zijn team behoorde een tiental artsen. Hij vroeg parapsychologen om raad, hij verschafte zich informatie bij logici, hij ondervroeg iedere collega, van wie hij meende dat deze hem passende inlichtingen kon verschaffen. Zo gebeurde het, dat Tyll Leyden de man was, die meer van de mentaliteit van een springworm afwist, dan alle anderen bij elkaar.
Collega Dr. Salor Neev, bioloog, had alle experts, die meewerkten aan Leydens probleem, met vragen bestookt, nadat hij Leyden inlichtingen had gegeven over twee punten. Plotseling zag de nieuwsgierige bioloog een arbeidsterrein voor zich, dat hem mateloos begon te boeien. Salor Neev was een oude man. Zijn kale hoofd was omgeven door een witte krans haar. Zijn kleding hing slobberig om een mager lichaam. Wie hem niet kende, zou niet vermoeden dat hij een fanatiek werker was. Maar dat was hij nu eenmaal en het kwam vaak voor, dat men Dr. Neev moest afremmen, omdat medewerkers van hem er schade van begonnen te ondervinden. Perry Rhodan en Atlan hadden dit punt met elkaar besproken, toen steeds duidelijker werd dat Leyden absoluut een medewerker nodig had. Tyll Leyden had de bioloog Neev aanbevolen en zich er over verbaasd dat de chef niet dadelijk ingegaan was op zijn voorstel. Toen zijn verzoek tenslotte toch ingewilligd werd, verbaasde Leyden zich voor de tweede keer. Atlan waarschuwde hem. 'Salor Neev is gewetenloos als het erom gaat een probleem op te lossen. Leyden, kijk uit dat Neev met zijn uiterst onconventionele methodes onze springworm niet met een hersenspoeling te lijf gaat. Als Neev denkt, dat hij op grond van zijn leeftijd bepaalde rechten heeft, bewijs hem dan het tegendeel.'
'Hoezo, sir, ben ik weer chef? De moeilijkheden op Impos waren alleen maar toe te schrijven aan deze omstandigheid. Zo'n functie leidt mij alleen maar van mijn werk af.' Atlan keek Rhodan veelzeggend aan. Rhodan glimlachte heimelijk.
Toen Tyll Leyden het vertrek had verlaten ging de Arkonide met beide handen door zijn haar. Een gebaar, waarmee hij wanhoop uitdrukte. 'Perry, ik heb in de afgelopen tienduizend jaar zoveel mensentypen leren kennen, maar deze Tyll Leyden is uniek! Een man zonder professionele eerzucht! Een man, die het ons kwalijk neemt dat we hem op Impos chef maakten. Een man, die liever werkt, dan dat hij chef speelt.' 'En die zich precies aan zijn etenstijden houdt!' onderbrak Rhodan hem glimlachend.
'Ja, dat ook nog! Ik kan goed begrijpen, dat Bully met Leyden geen contact krijgt.'
'Dat is de laatste dagen wel veranderd, Atlan. Die dikke vindt Leyden een patente kerel. Dat wil heel wat zeggen voor Bully.' 'Hij drijft op de wind mee,' spotte de Arkonide. 'Ja, nu begrijp ik ook iets.' Verbluft schudde Atlan zijn hoofd.
'Mag ik vragen wat?' 'Natuurlijk mag je dat weten. Bully heeft mij vier dagen geleden overgehaald om honderdduizend Solar te schenken voor een monument, dat hij wil oprichten voor Toge Falton. Met mijn honderdduizend Solar heeft Bully zich natuurlijk verontschuldigd ten opzichte van Leyden, omdat hij hem op de Eric Manoli zo hard heeft aangepakt. Die witte!' 'Je vergist je, Atlan. De dikke heeft zich niet verontschuldigd tegenover Leyden! Wat denk je eigenlijk wel van hem! Hij heeft, precies zoals jij, ingetekend voor honderdduizend Solar. Ik heb dezelfde som geschonken en bovendien moest ik eerst een instructie uitvaardigen, zodat er het een en ander uit de wereld geholpen werd, dat ons als topmensen het schaamrood op de kaken joeg! Tyll Leyden heeft voor de komende jaren afgezien van zijn honorarium, heeft de som laten activeren met het doel het te gebruiken voor het oprichten van een monument voor de Arkonide Toge Falton, die zesduizend jaar geleden gestorven is!' Atlan staarde zijn vriend sprakeloos aan. Daarna haalde hij diep adem en zei verlegen: 'Warm hier, niet waar?'
De temperatuurinstallatie werkte vlekkeloos.
Faltons theorie was meer dan zesduizend jaar vergeten geweest, totdat Terraanse onderzoekers hem opgegraven hadden en zich ermee bezig gingen houden. Maar men had deze theorie voor een hersenspinsel gehouden. Slechts een persoon had het gewaagd om hem aan de praktijk te toetsen; en deze ene persoon had hierdoor niet alleen Impos en het planetarium ontdekt, maar ook ontdekt, dat Molkex inactief Suprahet was!
Terwijl Rhodan en Atlan elkaar nog zwijgend aankeken, ging de deur open en kwam Tyll Leyden binnen. 'Stoor ik?'
'Nee, helemaal niet!' Atlan zei het net iets te haastig en een ietsje te vriendelijk. Maar de flegmatische Leyden merkte dat niet. 'Hier!' zei Leyden alleen en overhandigde Rhodan een vel papier. Rhodan bestudeerde het. 'Ja, en? Dat zijn de coördinaten van Hercules, Leyden. Wat moet ik daarmee?'
'Eigenlijk is er niets aan de hand, Sir. Alleen maar dat Pietje vanuit zijn hangar in het ruimteschip Hercules gepeild heeft of juister uitgedrukt: De plek heeft gepeild, waar Hercules, toen hij ontplofte in de hyperruimte verdwenen is!' Dat was voor Leyden een bijzonder lange redevoering geweest. Toch kon hij er niet omheen om zowel van Rhodan als van Atlan een hele reeks vragen te beantwoorden. 'Denk je, dat Pietje de thuisplaneet van zijn soortgenoten kan peilen en in coördinaten kan vastleggen?' 'Ja,' zei Leyden.
'Wat vindt hij van de vernietiging van de reusachtige Molkexmassa?' 'Pietje meent dat de vernietiging van de Molkexmassa in Hercules voor hem een 'vrijbrief' is bij de landing op zijn thuisplaneet. Meer heeft de springworm niet gezegd.' Rhodan en Atlan keken elkaar veelbetekenend aan. Ze geloofden maar de helft van wat Leyden zei. Niet dat ze dachten dat hij verkeerde informatie had gegeven, maar ze hadden het vermoeden dat het woord 'vrijbrief' voor hem veelzeggender was dan voor hen.
'Leyden, was dokter Neev erbij, toen je dit gesprek met Pietje voerde?' vroeg Atlan. 'Ja!'
Een seconde later riep Atlan doktor Neev op.
De bioloog was buiten adem toen hij binnenkwam. Hij had zich ingespannen om Atlan en Rhodan niet te laten wachten.
'Dokter, wij zouden graag een samenhangend verslag van u willen hebben over uw bezoek van vandaag aan onze springworm.' Neev keek Leyden even verbaasd aan, concentreerde zich daarna en begon zijn verslag. Hij sprak niet over een vrijbrief, dus begon Rhodan daarover. Neev zweeg, draaide zijn hoofd om, bestudeerde Tyll Leyden, die met een uitdrukkingsloos gezicht naar de muur staarde en met zijn gedachten overal, behalve in deze ruimte was. Neev schraapte zijn keel. Dat betekende, dat hij opgewonden was. 'Collega!' Dat klonk zeer scherp. Collega Leyden zei vragend: 'Ja?' 'Hebt u soms een keer, terwijl ik notities maakte, de geluidsterkte van de symbooltransformator veranderd?'
'Ik? Nee! Pietje dacht zacht!' Tyll Leyden mocht blij zijn, dat Reginald Bull niet aanwezig was. Rhodan stond op. Perry Rhodan keek hem met zijn grijze ogen dringend aan. 'Wilt u dat nog een keer herhalen, Mister Leyden! Of wilt u uw uitspraken corrigeren?' 'Corrigeren? Nee, Sir. Pietje heeft me verklaard, dat hij zachtjes kan denken. In dat geval fluistert de symbooltransformator alleen nog maar. Misschien heeft collega Neev zijn woorden niet verstaan.' Rhodan en Atlan keken elkaar verbluft aan. Ook Salor Neev keek niet al te intelligent.
Begreep Tyll Leyden niet, dat hij onzin vertelde en de onzin van de springworm herhaald had? Zacht of hard denken bestond niet!' Atlan kwam bij hem staan. 'Leyden, je bent toch een verstandige kerel! Denk nu nog eens na over wat je net gezegd hebt!'
'Er valt verder niet over na te denken! Toen ik vertelde, dat Pietje de thuisplaneet van zijn ras kon peilen en de coördinaten ervan kon bepalen, hebt u iets, dat eigenlijk onvoorstelbaar is, zonder meer geaccepteerd. De bewering van de springworm, dat hij zachtjes gedacht heeft, wilt u niet accepteren, alleen vanwege het feit, dat wij tot nu toe nog nooit gehoord hebben van zacht denken.'
'Wil je daarmee zeggen,' zei Rhodan, 'dat de springworm in staat is om door middel van zijn gedachte-impulsen het functioneren van een symbooltransformator zichtbaar te beïnvloeden?'
'Ik hoop, dat hij niet in staat is tot nog veel meer dingen, die wij ons niet kunnen voorstellen!' 'Hm,' bromde Atlan. 'Doktor, wat zegt u daarvan?'
De kaalhoofdige geleerde haalde zijn schouders op. 'Het is mogelijk en misschien is het onmogelijk, Sir. Ik geloof dat we steeds voor ogen moeten houden, dat het lichaam van een springworm bestaat uit een ander soort Molkex. Ook zijn organen zijn dus veranderd Molkex. Met dit feit moet men rekening houden bij het bestuderen van alle biologische functies. Ik zou niet graag de uitspraak over het zachte denken steunen, maar de mogelijkheid verwerpen doe ik ook niet.' Rhodan keek de jonge Leyden onopvallend aan. En terwijl Neev verder sprak en Atlan naar hem luisterde, nam Rhodan de jonge Leyden terzijde en zei: 'Zeg tegen Pietje, dat ik hem vandaag wil bezoeken. Ik zou graag willen dat u bij dit gesprek aanwezig bent. Laten we zeggen, om twintig uur.'
Tyll Leyden knikte en keek Rhodan vragend aan. 'Leyden, je kunt gaan.'
Tyll Leyden gaf een kort knikje, terwijl hij langs Rhodan naar de deur liep.
Pietje spande zijn reusachtige rupslichaam op alsof hij wilde springen, toen hij Perry Rhodan met Tyll Leyden zijn hangar zag binnenkomen. De symbooltransformator werd geactiveerd.
Pietje verblufte Rhodan met de vraag: 'Moet ik zacht of hardop denken?'
Tyll Leyden begon schaterend te lachen. Dat had hij ook niet verwacht. Na een kort gesprek bleek dat de vertaler zijn rol vlekkeloos had vervuld en dat Pietje inderdaad in staat was om met zijn gedachte-impulsen, die behoorlijk van elkaar konden verschillen, de weergave in de symbooltransformator te beïnvloeden.
Rhodan maakte de jonge springworm opmerkzaam op het feit, dat hij een enorm risico zou lopen, als hij mensen naar zijn thuisplaneet bracht. 'Tyll Leyden zal je vergezellen, Pietje. Tyll zal je soortgenoten zeggen, dat we weten hoe verstandig ze allemaal zijn. Daarmee ben jij de eerste van je volk die een biologische wet heeft geschonden. Je loopt het gevaar, dat men je doodt.' Pietje was het daar niet mee eens. 'Men zal mij niet doden, Perry!' 'Hoe kun je dat weten? Je bent toch op een vreemde planeet geboren. Je hebt de planeet, waarop jouw soortgenoten leven, nog nooit gezien en verder heb je nog nooit een van je soortgenoten zelf gezien. En toch beweer je dat men jou, als overtreder van de wet niet zal doden?' De neutrale stem van de symbooltransformator werd hoorbaar. Hij vertolkte Pietjes antwoord. 'Vaak is het erg moeilijk, jullie mensen te begrijpen, omdat ik jullie gedachten en overwegingen nauwelijks kan volgen. Wat heeft het ermee te maken, dat ik op een vreemde planeet ben geboren en nog nooit iemand van mijn ras heb gezien of gesproken? Niemand heeft mij gezegd, waar mijn volk leeft, en toch ken ik de wereld, die ook mijn thuis is. Precies zoals ik weet, waartussen de sterren die planeet rond een zon cirkelt, zo weet ik ook dat men mij niet zal doden. Voel jij dan niet, de planeet, waarop Terranen leven, Perry?'
Deze antwoordde waarheidsgetrouw: 'Nee, Pietje, dat kunnen wij niet. Wij hebben dat talent niet. Maar goed! Misschien heb je wel gelijk en maken we ons voor niets zorgen. Maar kun je begrijpen dat Leyden tegen jouw rasgenoten moet zeggen: 'Wij weten, dat jullie intelligent zijn. Wij weten waarom jullie je intelligentie tot nu toe met succes verborgen hebt gehouden!' Begrijp je dat, Pietje? Anders is het zinloos, dat een van ons jou vergezelt naar je planeet.'
Daarna werd het stil in de hangar. Pietje gaf geen gedachte-impulsen meer door aan de symbooltransformator. Rhodan en Leyden beschouwden de springworm niet als een monster, maar zagen in hem een verstandig, gelijkwaardig wezen, een goede vriend.
Pietje keek even op, liet toen zijn hoofd weer zakken, keek Rhodan en Leyden met zijn grote glanzende ogen aan en begon daarna gedachte-impulsen door te geven aan de symbooltransformator. 'Tyll, ben je niet bang gedood te worden door een van mijn soortgenoten?'
Leyden kromp ineen. 'Bang wel, Piet. Maar die angst is onbelangrijk. Vele Terranen zijn bang voor hun opdracht, die ze moeten vervullen, en toch probeerden ze deze opdrachten tot een goed einde te brengen. Zolang mijn denken en handelen niet verlamd worden door angst, is angst juist de impuls die mij vaak op ideeën brengt, waar ik anders nooit opgekomen zou zijn.' Hij wist niet of de springworm hem begrepen had. Het antwoord dat Pietje hem had gegeven, maakte een nieuwe vraag noodzakelijk. 'Jij bent zo klein en zwak en waagt het desondanks om mijn volk te ontmoeten. Zou ik het dan, een lid van mijn eigen volk, niet wagen om ze te ontmoeten?'
Rhodan mengde zich in het gesprek: 'Pietje, de wereld van jouw volk kan je graf worden. Je bent nog jong; je hebt weinig ervaring. Je put je kennis uit in jouw onderbewustzijn opgeslagen ervaringen. Daarom moet ik je waarschuwen voor de mogelijke gevolgen. Ik denk dat je anders bent dan al je soortgenoten en daarom moet je niet teveel verwachten van het uitspreken van de bewering dat de Genadigen jullie misbruikten. Je hebt er geen bewijzen voor. En daarom zal je volk vragen.' De springworm rekte zich uit. De beide mannen wachtten op Pietjes antwoord.
'Ik heb begrepen waarom je me waarschuwt, Perry. Ik heb ook Tyll begrepen, die bang is om mijn thuisplaneet te betreden. Maar levert jullie eerlijkheid voor mij niet de verplichting op om zelf dapper te zijn en de volle verantwoordelijkheid op me te nemen voor het feit, dat ik een van de belangrijkste wetten geschonden heb? Terranen, jullie kunnen slechts op een voorwaarde de planeet van mijn volk betreden, namelijk wanneer jullie je bereid verklaren mij daar naartoe te vliegen. Ik zal pas onderweg, als we op het centrum van de Melkweg afkoersen, aangeven in welk gedeelte van de Melkweg de planeet te vinden is!' 'Tombstone!' Onwillekeurig had Perry Rhodan deze woorden geuit. Tombstone, grafsteen! Was het een voorteken? Rhodan keek Tyll Leyden aan. De jonge geleerde zat roerloos naast hem en staarde naar de symbooltransformator. Zijn voorhoofd werd doorgroefd door talloze plooien. 'Geen mooi woord, Sir!' Het klonk misprijzend. 'Maar acceptabel. Laten we naar Tombstone vliegen. Wanneer?'
Rhodan had het alleen aan zijn buitengewone mensenkennis te danken, dat hij Leydens woorden precies begreep, zoals de geleerde het wilde. Tyll Leyden was niet iemand die begon te beven als hij zich in gezelschap van een man bevond, die machtiger en invloedrijker was dan hij.
Voordat Rhodan op zijn vraag inging, richtte hij zich voor de laatste keer tot Pietje. Uit de symbooltransformator klonken de woorden: 'Ik blijf bij mijn besluit, Perry!' De opperregent keek naar de klok. Het gesprek duurde al meer dan anderhalf uur. Hij stond op. 'Leyden, ik heb je nog helemaal niet gevraagd of je wel mee wilt naar Tombstone?' Leyden stond op en rekte zich uit. 'Is dat geen overbodige vraag, Sir?' 'Goed! Je krijgt alle mogelijke volmachten. Je zult niet alleen zijn. Ik stel voor, dat doktor Neev met je meegaat.'
'Geef hem de volmachten maar, Sir!' Pietje meldde zich via de symbooltransformator: 'Neev is een oude man en niet zo'n erge goede man!' De springworm had zich al een oordeel gevormd over de bioloog. Met een vluchtige glimlach draaide Rhodan zich om naar Pietje: 'Daarom zal ik Tyll Leyden ook de volmachten geven en niet dokter Neev. Maar in feite is de doktor niet slecht. Hij overschrijdt vaak de ethische grenzen, doordat hij zo ijverig is. Mister Leyden zal er wel voor zorgen, dat Neev deze grenzen niet overschrijdt.'
'Ook dat nog,' bromde Leyden. 'Goed, zoals u wilt, Sir.' Ze namen afscheid van de springworm en verlieten de hangar. Toen ze over de loopbrug liepen, vroeg Rhodan: 'Leyden, interesseert het je niet, met welk schip ik je naar Tombstone stuur?' 'Dat zal best een goed schip zijn, Sir,' klonk het antwoord. 'Je zult vertrekken met de Terrania. De snelste en modernste kruiser van de Stedenklasse. Het moet jou als natuurkundige toch wel wat zeggen, dat het ruimteschip een graad van versnelling van 720/sec2 ontwikkelt.' 'Ja. Maar waarom moet ik die volmachten op me nemen, Sir? Collega Neev is veel ouder dan ik. Hij zal denken, dat ik hem overtroefd heb.' 'Leyden,' Rhodans stem klonk scherp, 'weet je eigenlijk wel waar het om gaat?' 'Ongeveer, Sir.'
Abrupt ging Rhodan een andere kant op. Hij was niet in het juiste humeur om deze zwijgzame man nog langer te kunnen verdragen. 'Goedenavond, Leyden!'
De toestand in het centrum van de Melkweg kon het best vergeleken worden met een naderende onweersbui.
De Molkexschepen ontplooiden steeds intensievere activiteiten. De vormeloze ruimteschepen werden overal aan het front gepeild. Het was natuurlijk begrijpelijk dat ze probeerden de Terraanse schepen uit het Eastside-stelsel te verdrijven. Ze zetten steeds meer ruimteschepen in. Het was intussen al zover gekomen, dat een normale observatie van dit stelsel door Imperiumschepen niet meer mogelijk was. Reginald Bull zag in zijn functie als vlootchef als eerste in, dat in het oprukken van de Molkexruimteschepen systeem zat. Op de grote 4-D-projectiekaarten in zijn hut kon hij zien, wanneer en waar de schepen van de Genadigen opgedoken waren. Toen Bully vroeg of de koerslijnen stuk voor stuk geprojecteerd konden worden, hadden de technici hem aangekeken of hij gek geworden was.
De officieren stonden versteld toen Bully de veranderde kaarten toonde. Met een blik zagen ook zij, dat de Genadigen met hun verkenningsvluchten wilden vaststellen hoe breed en hoe diep de linies van de Imperiale vloot tussen de sterren waren. Bully werd door middel van een kort bericht, dat na ontcijfering een bericht van een half uur bleek te zijn, op de hoogte gesteld van het plan Tombstone.
'Die zien we nooit meer terug,' mompelde hij toen hij hoorde dat Leyden naar de onbekende springwormplaneet zou vliegen. 'Jammer van dat mooie nieuwe schip!' Hij schrok op, toen Perry Rhodan hem de route van de Terrania beschreef en in dit verband gewag maakte van Pietjes eisen. Met een blik op de kaart zag hij dat de Stedenkruiser hun stelling op een afstand van ongeveer honderd lichtjaren zou passeren. 'Dat redt het schip nooit!' Dat was het oordeel van een man met gevoel voor verantwoordelijkheid en veel ervaring. Bully stopte de weergave, zette de intercom aan en liet zich verbinden met de hyperradiocentrale van zijn schip. 'Bericht aan chef, techniek bekend! Tekst: Raad dringend af om Terrania berekende koers te laten vliegen! Molkexschepen maken juist dit gedeelte van de Melkweg onveilig. Ben nauwelijks in staat om slagvaardige eenheden in te zetten voor de bescherming van de Terrania. Wie heeft die idiote koers vastgesteld? Vermoedelijk Leyden! Klopt mijn vermoeden? Wacht op antwoord, Bully.
'Tekst herhalen en dan weg met dat bericht. Schiet op, ik luister!' De tekst van het bericht werd herhaald en daarna vervormd en uitgezonden naar Terra. Vijf minuten later arriveerde het antwoord. Aan de chef van de Imperiale vloot, Reginald Bull.
Terrania reeds vertrokken. Vliegt met absolute radiostilte. Koers niet meer te veranderen. Definitieve route wordt vastgesteld door springworm Pietje . . .
Bully drukte een knop in en veegde met zijn hand over zijn voorhoofd. 'Ik word gek! Is het nu al zo ver, dat springwormen bevorderd worden tot commandant van een ruimteschip! Zo'n antwoord kan Perry nooit opgesteld hebben!' Bully liet de band verder spoelen. Leydens schip staat onder commando van majoor Fils Crouget. Opgelet . . .
Weer drukte Bully op de stopknop. Achter zijn voorhoofd dansten duizenden vragen rond. Hij dacht ingespannen na en riep toen uit: 'Die tuinkabouter heeft het contact verbroken! Wacht maar, Gucky!' Voor de derde keer begon de band te lopen.
Opgelet, hyperfrequentie 13/5 b bijzonder goed in de gaten houden. Automatische noodzender van de Terrania is er op ingesteld. Getekend, Gucky, sinds enkele eeuwen luitenant, handelend in opdracht van Perry.
Bully wist, wanneer de muisbever zich een grap permitteerde en wanneer hij het ernstig meende. Gucky's instructie, de hypercomfrequentie 13/5 b bijzonder goed in de gaten te houden, betekende dat men in Terrania op het ergste voorbereid was. 'Zou Leyden wel de juiste man op de juiste plaats zijn?' vroeg Bully zich af. 'Maar ja, hij is in ieder geval dapper. Ik hoop dat hij ook het begrip kan opbrengen om als dat nodig is, voorzichtig te zijn in plaats van dapper.'
2.
De commandant van de Terrania, majoor Fils Crouget, was afkomstig van de planeet Epsal. Mensen, die op Epsal geboren waren, zagen er niet meer uit zoals de gewone Terranen, maar zoals de Zwaarwichtigen van het volk van de Springers. Ze hadden zich compleet aangepast aan het milieu van hun planeet, waardoor hun uiterlijk danig veranderd was en iedere Epsalees of het nu een man of een vrouw was, in een reus veranderd was. Door hun ongelooflijke intuïtie, hun buitengewone reactiesnelheid en een onbeschrijflijk gevoel voor de vrije ruimte, waren ze allen voorbestemd om ruimteschipcommandant te worden.
Majoor Crouget draaide zijn stuurstoel om, toen hij iemand de centrale hoorde binnenkomen. Hij zag een jonge en een oude man op zich afkomen.
'Salor Neev,' stelde de oude man met het kale hoofd zich voor. Majoor Crouget dempte zijn stem, die gewoonlijk een veel groter volume bezat, omdat zijn spraakorganen zo sterk ontwikkeld waren. Toch deinsden zijn beide bezoekers terug, toen hij zich voorstelde. 'Tyll Leyden,' zei de jonge man als laatste. Heeft de chef u op de hoogte gesteld?'
Crouget grijnsde. 'Dat had dan wel eens de nodige tijd kunnen kosten. Ik heb van het Quinto-center alleen de instructie gekregen om me te houden aan uw bevelen.' Leyden trok een argwanend gezicht. 'Moet ik u bevelen geven?'
Het scheen de majoor niet veel te kunnen schelen, wie hem bevelen gaf. 'Wie anders? Quinto-center heeft mij verteld dat u over verregaande volmachten beschikt. Zou ik ze mogen zien?' Hij keek de documenten door, waarna hij ze weer aan Leyden overhandigde. 'Onze start vindt over acht minuten plaats. Drie minuten later landt de Dover op deze plek. Geeft onze gast, de springworm ons werkelijk geen moeilijkheden?' 'Niet in het minst, majoor.' 'In orde. Als vrijwilligers voor deze bijzonder gevaarlijke actie houden we rekening met kwade verrassingen. Wilt u mij verontschuldigen.' Hij draaide zijn stoel weer om. De start van de Terrania was een routinezaak. De havencontrole gaf vertrekpermissie. Precies op tijd steeg het ruimteschip op. Het telescopische landingsgestel werd ingetrokken. In de centrale brachten officieren rapport uit aan hun majoor. Op het panoramascherm was te zien, hoe de grote stad Terrania snel kleiner werd.
Voor de bioloog Salor Neev was dit zijn eerste ruimtevlucht, voor Tyll Leyden was het niets nieuws. Toch keek hij met gemengde gevoelens uit naar het einde van hun vlucht. De vlucht naar de onbekende planeet Tombstone was een sprong in hel duister. Het enige wat niet onzeker was, was het feit, dat de eerste ontmoeting met de springwormen dodelijke gevaren zou kunnen opleveren. Leyden begreep niet, dat Pietje dit moment zo kalm tegemoet zag.
Alsof het de normaalste zaak van de wereld was, was Pietje veranderd van verblijfplaats en was hij overgestapt op de Terrania, waarna hij het zich gemakkelijk maakte in de grote hangar.
'Tot ziens!' had hij bij het afscheid tegen Rhodan gezegd en geknikt met zijn reusachtige ronde kop. Intussen raasde de Terrania dwars door het zonnestelsel op de Plutobaan af. Het schip had een bijzondere uitrusting gekregen voor deze speciale vlucht. Verschillende hutten, die anders bestemd waren voor officieren, had men ontruimd voor Leyden en Neev, die ze daarna hadden volgepropt met wetenschappelijke apparaten.
Vlak voor het vertrek had men een grote plastic container in Leydens woonvertrek neergezet. Hij bleef gesloten in de hoek staan. Leyden had geen antwoord gegeven op Neevs nieuwsgierige vragen. Mopperend was de bioloog naar zijn hut gegaan. Het leek er veel op, dat Neev en Leyden nooit goede partners zouden worden. Leyden sloot de deur van zijn hut, nadat de bioloog verdwenen was, hoorde dat de Terrania de tussenruimte in zou duiken, koers zou zetten naar de rand van het Galactische centrum en ging liggen. Maar hij piekerde er niet over om te gaan slapen. Hij onderging een hypnotraining. De leerstof was afkomstig van Nathan, het inpotronische reuzenbrein op Luna. Alles wat Nathan wist over het Molkex, over de ontwikkeling van de springrupsen en Pietjes gedrag, werd hem door middel van een Arkonidisch hypnoproces medegedeeld. De mysterieuze samenwerking tussen de Genadigen en de springwormen was een belangrijk thema. Het onderwerp 'de Genadigen' daarintegen nam slechts zeer korte tijd in beslag. Hier bleek weer eens hoe weinig de Terranen wisten van dit onbekende en kennelijk zeer agressieve ras.
Tijdens deze training werd Leydens kennis over psychologie opgefrist en gedeeltelijk uitgebreid. Het laatste gedeelte van de leerstof sloeg op de kunst om de reacties bij onbekende wezens met een zeer grote waarschijnlijkheid op de juiste wijze te interpreteren. Toen Leyden weer wakker werd gemaakt door het leerapparaat, meende hij dat hij diep geslapen had. Een blik op het horloge overtuigde hem ervan, dat hij zeven uur lang leerling geweest was. Hij geeuwde luid en rekte zich uit, duwde met een hand het hypnoleertoestel opzij en kwam overeind.
Hij keek nog een keer op zijn horloge. Volgens het algemene dienstplan was het nu tijd om te ontbijten. Hij hoorde het gerommel in zijn maag en voelde dat zijn honger toenam. Precies op tijd ging hij naar de kantine, liep naar een lege tafel en gaf zijn bestelling op aan de toegesnelde robot.
Tyll Leyden grijnsde genietend, toen hij de smakelijke maaltijd voor zich zag van Ladanese melk met drie gebakken broodvruchten van de Nortonplaneet, een paar hapjes Shillog en een schaal met Kiss. Hij wist best, dat dit geheel zelfs voor drie personen rijkelijk veel was. Hij kon deze hoeveelheid best alleen aan. Hij begon zijn ontbijt met een hapje Shillog, om zijn eetlust te prikkelen. Leyden werd bij zijn ontbijt niet gestoord. Toen hij de kantine verliet, stonden er alleen nog maar lege schotels op zijn tafel. Hij slenterde langzaam het dek op, ging met de antizwaartekrachtlift naar de volgende verdieping en bezocht de radiocentrale van de Terrania. Hier kwam hij er pas achter, dat het ruimteschip van het Quinto-center een zendverbod had gekregen. De radio-officier wilde niet geloven, dat hij het nog niet wist. 'Jouw zaak,' zei Leyden en liep naar de centrale.
Majoor Fils Crouget had een paar minuten geleden het stuur weer overgenomen van zijn copiloot. Hij stond voor het mobiele beeldscherm van de reliëftaster en controleerde de koers van zijn ruimteschip, die met superlichtsnelheid door de pararuimte raasde. Hij keek even op, toen Leyden naast hem kwam staan. 'Over ongeveer vier uur stappen we over op de normale ruimte. Dan hebben we de rechtervleugel van onze frontlinie bereikt en passeren we hem op een afstand van zeventig lichtjaren. Hier bevinden we ons op dit moment. Daar, daar is de doelster, dat is EX-66-198.' Hij wees naar het indirect verlichte scherm van de reliëftaster, waardoor men in de normale ruimte kon kijken. 'De reus EX-66-198 schijnt door onze vloot als navigatiehulp beschouwd te worden. Wat staatsmaarschalk Bull daarvan vindt, ik heb geen idee. Hier, Leyden, lees de radioberichten maar eens en u zult begrijpen wat ik bedoel.' Leyden begreep de Epsalees al zeer snel. In het stelsel van het reusachtige hemellichaam zwierven schepen van de Genadigen rond. De afgelopen drie uren waren drie grote eenheden slagschepen van het imperium naar EX-66-198 gestuurd om een doorbraak van de Molkexruimteschepen te voorkomen. De tekst was helemaal niet geruststellend. 'Waarom blijven we niet in de pararuimte, majoor?'
'Omdat we hier niet kunnen blijven. Uw vriend, de springworm, zal spoedig een staaltje van zijn vakmanschap laten zien en de koers aangeven. Ik heb geen zin om aan het andere uiteinde van de Melkweg terecht te komen en te verdwalen. Ik stel voor, dat u een bezoek aflegt bij dat beest en de nodige informatie probeert los te krijgen.' Leyden stond versteld. De ironie en het ongeloof van Crouget waren onmiskenbaar. 'Denk jij, dat Pietje niet in staat is om zijn thuisplaneet te lokaliseren?'
'Pietje! Alleen de naam al!' riep de majoor bulderend door de centrale. 'Als ik aan dat reuzenbeest denk, Pietje! Wat een naam! Hebt u Pietje als eens geaaid, en heeft het beest toen vol welbehagen geknord?' 'Gelooft u niet aan zijn capaciteiten, majoor?' herhaalde Leyden. 'Ronduit gezegd, nee!' 'En toch hebt u en de hele bemanning van de Terrania zich vrijwillig gemeld voor deze expeditie? Rekent u er soms op, dat we onverrichter zake terugkeren?'
'Als u zulke exacte vragen stelt, krijgt u van mij ook een exact antwoord: Ja, wij rekenen er allemaal op, dat deze missie mislukt!' Leyden zweeg.
'Daar staat u versteld van, nietwaar?' riep de Epsalees. De overige officieren in de centrale keken nieuwsgierig toe.
De astronoom en natuurkundige haalde zijn schouders op. 'Iemand die gelooft, laat zich niet dwingen.' Dat was zijn opinie over deze zaak en vertrok.
Pas toen de deur dicht was, schreeuwde majoor Fils Crouget: 'Wat is dat voor kerel?' Tyll Leyden scheen niet erg populair te zijn bij de bemanning van de Terrania.
Hij zocht Pietje op. Toen hij de hangar in stapte, lag de kop van de reuzenworm vlak voor de symbooltransformator. De springworm keek Leyden even aan en scheen zich toen alleen nog maar voor het vertaalapparaat te interesseren. Onwillekeurig was Tyll Leyden blijven staan. Hij wist heel goed, dat hij vlak voor het vertrek van de Terrania de springworm had verlaten toen de symbooltransformator was uitgeschakeld. Nu functioneerde het apparaat. Wie had het aangezet? De springworm met zijn twee paar grijptangen aan zijn ronde kop? 'Tyll, waarom blijf je daar staan?' vroeg de reuzenwurm door de vertaler. 'Ik heb me de afgelopen uren verveeld en daarom een beetje met het apparaat gespeeld. Vind je ook niet dat het zeer traag functioneert?' Leyden kon zijn oren niet geloven. De springworm uitte via de symbooltransformator een kritisch oordeel en noemde bovendien de manier van functioneren traag? Wilde dat zeggen, dat Pietje de technische constructie van het apparaat ontdekt had?
Aan de andere kant van de vertaler zeeg Leyden op een stoel neer. Hij was in de war. Pietje had opnieuw een bewijs geleverd van zijn ongelooflijke capaciteiten. Wat voor verrassingen zouden de oude springwormen op Tombstone hem te bieden hebben? Zou hij, Tyll Leyden, wel in staat zijn om zich te handhaven? 'Pietje, wie heeft je verteld hoe de symbooltransformator aangezet moet worden?'
Keek de springworm hem met zijn grote, scherpzinnige ogen medelijdend aan?
'Tyll, als men weet, zoals ik, dat mijn soort ouder is dan jullie Melkweg, wat kan deze Melkweg ons dan nog voor verrassingen te bieden hebben?'
Leyden was verbluft! Ouder dan deze Melkweg? Was hier niet een oorzakelijk verband aanwezig met het Suprahet, dat volgens de notities van het planetarium van de Oldtimers opgedoken was uit de diepten van de ruimte, 1,2 miljoen jaren geleden om de ene sterrenhoop naar de andere op te vreten? Hij moest aan de uitspraak van zijn collega Dokter Neev denken, die in Terrania beweerd had, dat de springwormen pas door de mensen begrepen konden worden als de mensen in staat waren om zich te bevrijden van traditionele voorstellingen met betrekking tot intelligent leven. Bij de springwormen moest ervan uit gegaan worden, dat hun metabolisme minder met biologie te maken had dan met hyperenergetische functie.
Dokter Neev was gestuit op ongeloof en tegenspraak. Spottend had men van hem geëist dat hij toch wel met bewijzen voor de dag moest komen. Geërgerd had de bioloog zich teruggetrokken en vanaf dat moment alleen nog maar met Tyll Leyden erover gesproken, die partij voor hem gekozen had.
Was hier niet ondubbelzinnig sprake van een manier van denken op basis van hyperenergie? Van het ene moment op het andere was Leyden de speurende geleerde geworden. 'Pietje, kun je mij de basisconstructie van de symbooltransformator beschrijven?' Hij kende hem zelf alleen maar in grote trekken. Hij was dus met al zijn kennis niet in staat om de springworm de exacte technische details te vertellen, die de symbooltransformator tot zo'n uniek apparaat maakten.
In tien minuten legde Pietje hem de schakelwijze en de manier van functioneren van het vertaalapparaat uit.
Leyden veegde het zweet van zijn voorhoofd. 'Pietje, waarom heb je ons niet meer bewijzen van je kunnen gegeven?'
'Hoe had ik dat kunnen doen, Tyll? Wat wekte ik op in jullie, toen jullie me zagen? Haat, afschuw, angst, ellende! De schuld ligt niet alleen bij jullie, mensen, maar ook bij mijn soortgenoten, die zich voordeden als wilde dieren en hun intelligentie niet verraadden. Ook al heb ik gezegd dat jullie Melkweg mij geen verrassingen meer te bieden heeft, toch moet deze bewering relatief gezien worden. Perry Rhodan, Bully, Atlan, Gucky, en niet in de laatste plaats jij, jullie zijn voor mij een verrassing, omdat jullie je niet alleen ingespannen hebben om het te begrijpen, maar ook geprobeerd hebben in mijn banen te denken.' 'Dat zal ons nooit lukken, Pietje!' zei Leyden.
'Tyll, jij bent op weg om het te leren! Je bent daarin verder gevorderd dan ieder ander mens. Daarom heb ik zo graag dat je me komt bezoeken.'
De springworm drukte al zijn emoties uit.
Leyden werd duizelig toen hij besefte, dat deze emotionele uitbarsting plaats vond op basis van hyperenergie. En dat betekende, dat gevoelens niet altijd op biochemische processen gebaseerd hoefden te zijn! Betekende dat, dat in mensen ook hyperenergieprocessen plaatsvonden? Leyden durfde deze vraag niet te beantwoorden. Hij moest steeds meer denken aan de samenhang tussen Molkex en Suprahet. Was het in de meest letterlijke zin van het woord onvoorstelbaar geweest, dat hij de samenhangen herkend had, misschien alleen met behulp van de Falton theorie?
Leyden besefte, dat hij deze overwegingen moest laten varen. Het gevaar dreigde dat hij zijn gezonde verstand verloor en daarmee het overzicht over de situatie. Hij vertelde Pietje waarvoor hij kwam.
Over ongeveer drie uur zou de Terrania in de buurt van de tussenruimte zijn. Leyden wilde weten, of de springworm zich intussen de voor hem onbekende wereld van zijn soortgenoten beter kon voorstellen, dan het hem op de ver verwijderde aarde mogelijk was geweest. Pietje verplaatste zich in de richting van de symbooltransformator. 'Tyll, de verbinding is noch sterker, noch zwakker geworden. Hij veranderde ook niet, toen het schip de tussenruimte in ging. Jij bent gekomen om de nieuwe koers te horen.' Leyden bracht een verbinding tot stand met de centrale. Majoor Fils Crouget moest ook luisteren naar datgene, wat de springworm te zeggen had. Ook voor Leyden werd het een verrassing.
'Dat is waanzin!' brulde Crouget over de boordomroep. 'We controleren nu al voor de derde keer de sterrenkaarten. Er zijn daar geen planeten. De coördinaten van die Pietje kunnen onmogelijk kloppen!' 'Majoor, hebt u ook de sterrenkaarten geraadpleegd, die gemaakt werden op het planetarium op Impos?' vroeg Leyden.
Crouget brulde nog harder met zijn goedontwikkelde spraakorgaan: 'Er zijn toch geen andere kaarten, dan de onze! De sector van de Melkweg, waar wij naar toe vliegen, is nog nooit door Akonen en ook niet door Arkoniden bezocht. Ik pieker er niet over om op grond van een gereconstrueerde weergave van volkomen onbekenden zo ver op te rukken in het centrum van de Melkweg. We maken rechtsomkeert, beste vriend!' 'We maken geen rechtsomkeert, majoor! Wij vliegen naar ons doel!' antwoordde Tyll Leyden toonloos. 'Dan ben je een vervloekte dwaas, Leyden!'
'Dat werd op Impos ook al van me gezegd. U vertelt me dus geen nieuws, majoor.'
'Komt u maar mee naar de centrale en bestudeert u de sterrenkaarten. Ik ben benieuwd, of u dan nog het lef hebt deze sterrensoep in te vliegen.' 'Wat zegt u?'
'Ik zeg sterrensoep. Jawel, en daar blijf ik bij! Of uw op Impos vervaardigde kaarten zijn vals. Dat zou nog erger zijn! Ik zeg u een ding: We maken rechtsomkeert, Leyden!' Tyll Leyden verbrak de verbinding. Hij vroeg aan Pietje: 'Zou je nog een keer de opgegeven coördinaten willen controleren?' 'Tyll, ze kloppen.'
'Maar majoor Crouget heeft beweerd, dat er op de aangegeven plek geen planeet voorkomt. Hij zal zich vast niet vergist hebben.' 'Dan kloppen de sterrenkaarten niet, Tyll. Er bevindt zich daar een planeet.'
'Een maar, Pietje?' 'Dat weet ik niet, maar wel een planeet, waarop mijn volk leeft.' Leyden stond op. 'Ik ben zo weer terug.'
Hij verplaatste zich niet sneller dan anders. Opvallend nonchalant ging hij de centrale van de Terrania binnen.
'Kijk toch eens, Leyden!' riep Crouget tegen hem. Hij wees naar drie geprojecteerde sterrenkaarten. Toen Leyden daar een blik op wierp, begreep hij waarom Crouget over sterrensoep had gesproken. Op iedere kaart was door een rode verlichte cirkel de sector aangegeven, waar de onbekende planeet van de springwormen zich kon bevinden. Op grond van deze projectie was er in het sterrengewemel geen plaats voor een planeet. Leyden kon zich niet herinneren ooit zo'n concentratie van zonnen gezien te hebben. Hij tuurde naar de kaarten en probeerde zich voor te stellen hoe het planetarium op de Zingende Berg op Impos eruit gezien had. Het gedeelte van de Melkweg, wat hier werd geprojecteerd, was hem op Impos nog nooit onder ogen gekomen. Iedere commandant van een ruimteschip zou zeggen dat het zelfmoord was om zo'n sterrenhoop binnen te vliegen.
'Zo, ben je het ermee eens, dat we rechtsomkeert maken Leyden?' vroeg Crouget met bulderende stem. Leyden vroeg andere kaarten. Bereidwillig liet Crouget ze projecteren. Voor het grootste gedeelte waren ze afkomstig van het grote archief in Terrania; de originele exemplaren bevonden zich in de afdeling Oud-Arkon.
Deze kaarten waren onbruikbaar. Er bleek ondubbelzinnig uit, dat de Arkoniden dit gedeelte van de Melkweg nog nooit bezocht hadden. Terugvallen op Akoonse gegevens bleek eveneens een verkeerde aanpak te zijn.
Tyll Leyden keek majoor Crouget vragend aan. 'Wanneer bereiken we EX-66-198?'
Hij wierp een blik op de bedieningsapparatuur, bestudeerde de gegevens en antwoordde: 'Over twee uur, veertig minuten.' 'Bedankt. Laten we het dan nog een keer over de nieuwe koers hebben. Hebt u vastgesteld, hoe ver de aangegeven coördinaten verwijderd zijn van de aarde?'
'Nee, Leyden. Maar dat is zo gebeurd. En toch vliegt mijn Terrania niet die soep in. Ogenblikje.' Het duurde enkele minuten voordat de computer de afstand had berekend.
Op de plastic strook stond als aantal lichtjaren: 68.414.
'Niet zo erg ver,' was Leydens enige commentaar.
De Epsalees rekte zich dreigend voor hem uit. 'Mister Leyden, uw volmachten ontslaan mij niet van mijn verantwoordelijkheid over honderd vijftig mannen aan boord van mijn schip. Of uw doel ver is of niet, speelt voor mij ook geen rol. Maar ik vlieg niet deze sterrenhoop in! Dat kan alleen een idiote, onverantwoordelijke commandant doen! En u hoeft niet aan te komen met die Impossterrenkaarten. Voor de duivel, wijs die planeet dan aan. Schiet op, laat hem zien!'
Tegen zijn zin liep Leyden nog een keer naar het projectieapparaat. Hij vroeg om een maximale vergroting. Tenslotte was op het beeldscherm alleen nog de roodomrande cirkel met het sterrengewemel te zien. Maar in de verste verte geen spoor van een planeet, wel echter een paar honderd zonnen, die ongelooflijk dicht op elkaar stonden. Leyden nam de Epsalees van top tot teen op, wees daarna naar de sterrenhoop en verklaarde kalm: 'Als u blijft weigeren om naar dit doel te vliegen, doorbreek ik de radiostilte en breng de chef op de hoogte. U kunt kiezen. U hebt nog een paar uur om na te denken, voordat we EX-66-198 bereiken.' Op weg naar de deur hoorde hij Fils Crouget mopperen: 'Die is gek! Dat is waanzin!'
Tyll Leyden piekerde er niet over om daar op in te gaan. Hij zocht Pietje op, zoals hij beloofd had.
Drie slagschepen van de Stardustklasse hadden de naderende Terrania gepeild en ontmoetten elkaar op een afstand van 59 lichtjaren van het stelsel EX-66-198. Twee van de drie slagschipcommandanten waren overgestapt. Majoor Fils Crouget prees zich gelukkig dat hij ze alleen kon spreken. Hij maakte hen deelgenoot van zijn zorgen, liet hen de sterrenhoop zien, waar hij met zijn schip op af moest vliegen en vergat niet te vermelden, dat het kaartenmateriaal een reproductie van het planetarium op Impos was. 'Wij hebben gehoord van de buitengewone volmachten, waar Mister Leyden over beschikt,' reageerde een van de Stardustcommandanten. 'Dat dwingt mij echter niet mijn schip met honderd vijftig man op het spel te zetten!' De Epsalees had de indruk dat hij van de beide commandanten van de achthonderd meter lange slagschepen niet de steun zou krijgen, die hij zich voorgesteld had. De ander waarschuwde hem openlijk. 'Crouget, als de chef één enkele man zoveel volmachten geeft, dan doet hij dat niet onbesuisd. Denk maar eens. . .'
De gepantserde deur van de centrale ging open en Tyll Leyden stapte naar binnen. Hij keek even naar de drie mannen, van wie hij alleen Crouget kende. Hij liep naar de peiler en vroeg de officier, waar de Terrania zich bevond.
'Negenenvijftig lichtjaren ten oosten van het EX-66-198-stelsel, Mister Leyden. We kunnen op het moment niet verder. Drie slagschepen van de Stardustklasse liggen langszij. Twee van de commandanten zijn op dit moment met majoor Crouget in gesprek.'
'O . . .' Hij draaide zich om, aarzelde en liep toen langzaam naar hen toe. 'Leyden,' stelde hij zich kortaf voor, waarna hij zich onmiddellijk tot Fils Crouget richtte. 'En, hoe denkt u erover?'
Majoor Crouget keek de beide commandanten vragend aan. Die onthielden zich echter van adviezen. De Epsalees rekte zich uit. 'Goed! Ik wil niet het risico lopen dat men mij een lafaard noemt. Maar, bij alle goden, Leyden, er zwaait wat als ook maar een enkele man aan boord van de Terrania door deze waanzinnige onderneming een haar gekrenkt wordt!'
'In orde, wanneer vliegen we verder?'
Nu begonnen de commandanten zich met de zaak te bemoeien, omdat ze meenden, dat ze Tyll Leyden moesten waarschuwen voor de Molkexschepen. 'In deze sector wemelt het van de schepen van de Genadigden, Mister Leyden. U moet de zaak niet te licht opnemen. Wij weten, dat u natuurkundige en astronoom bent. Wat voor natuurkundige verschijnselen in die buitengewoon hechte sterrenhoop optreden, is u natuurlijk zeer goed bekend.' 'Majoor Crouget is commandant van de Terrania, mijne heren, ik niet. U kunt rustig verder spreken met de majoor. Brengt u mij op de hoogte, majoor, als de vlucht voortgezet wordt. Goedendag.' Twee verblufte slagschipcommandanten keken hem na. 'Vreemde jongeman. Nauwelijks te geloven, dat hij de hele Melkweg gewaarschuwd heeft voor een onbeschrijflijk gevaar. Commandeert hij u dan gewoon, majoor?'
'Hij en commanderen? U heeft toch zoeven gehoord, hoe mild hij zich uitdrukt. Zo gaat het al de hele tijd, sinds hij een voet op dit schip heeft gezet.' De Epsalees werd steeds meer opgewonden. 'Maar drukte hij toch zijn wil door, ondanks zijn zachtaardig optreden, majoor?' vroeg de ander. 'Moet ik het risico nemen, om als lafaard gebrandmerkt te worden?' tierde Crouget. 'Vertelt u me maar hoe ik me gedragen moet!' 'Majoor, voor uw geval zijn er geen regels. U moet van geval tot geval steeds opnieuw beslissingen nemen. Een andere vraag: Weet u, welk doel met deze vlucht bereikt moet worden?'
'Natuurlijk. Quinto-center heeft ons niet in het ongewisse gelaten, toen wij ons vrijwillig meldden voor een gevaarlijke expeditie. Wij moeten Mister Leyden en doktor Neev naar de thuisplaneet van de springwormen brengen, naar Tombstone! We hebben toch al zo'n exemplaar aan boord, dat kereltje, Pietje!' Dat wisten de beide commandanten niet. Ze konden niet verheimelijken dat ze schrokken. 'Wie heeft die springwormplaneet de naam grafsteen gegeven? Wat een huiveringwekkende naam!'
De ander viel in: 'Dat zijn toch maar bijzaken. Ik zou graag details willen kennen. Wie gaat er aan land op de springwormplaneet?' 'Alleen Leyden en Neev. Wij hebben het uitdrukkelijke bevel, het schip niet te verlaten,' verklaarde de majoor.
Als uit een mond zeiden de bezoekende commandanten: 'Dan adviseren wij u om Mister Leydens instructies te volgen.' 'Mooi vooruitzicht! En hoe staat het met de Molkexschepen? Kunnen we eigenlijk wel door hun linies heen breken?'
De bezoekers keken elkaar aan. De een haalde zijn schouders op, de ander zei met temende stem: 'Hoe wij onze kansen taxeren? Van de duizend schepen redden misschien tien het. Die hebben zich met hun mannen inderdaad gemeld voor een hemelvaartscommando. Wij kunnen u alleen maar veel geluk toewensen.'
Tyll Leyden hoorde via de boordomroep: 'We vertrekken voor de tweede etappe!'
'Bedankt,' zei hij, waarna hij verder luisterde naar de woorden van zijn collega.
Doktor Neev had geprobeerd om de hyperpeil-impulsen op te vangen, die de springworm de weg naar Tombstone wezen. Omdat hem dit niet lukte, had hij Leyden als fysicus om raad gevraagd. Zonder resultaat hadden zij een paar minuten geleden het experiment afgebroken. De impulsen, die Pietje van Tombstone opving, waren niet te ontvangen met hun apparatuur.
'Leyden, je had toch groot succes met de theorie van Falton, toen je de samenhang tussen Molkex en Suprahet ontdekte. Is er geen mogelijkheid om deze theorie ook toe te passen op ons probleem?' Leyden schudde zijn hoofd. Zijn gedachten dwaalden af. 'Neev . . .' Op dit moment loeide het alarm door het schip. Voordat Salor Neev nog een woord had kunnen zeggen, was Leyden uit de hut verdwenen. Enkele seconden later stormde hij al de centrale binnen. De Epsalees zat in de stuurstoel en was overgegaan op handbesturing. Acht Molkexschepen naderden de Terrania. Deze omstandigheid had het alarm veroorzaakt. Crouget verdween met zijn stedenkruiser in de tussenruimte, versnelde maximaal en wachtte ongeduldig op het resultaat van de boordcomputer.
Het resultaat werd in verlichte symbolen bekend gemaakt op een beeldscherm voor hem. Crouget stootte een vloek uit en zei met tegenzin: 'Dat begint goed. Tyll, ben je er al achter, waar de Genadigen ons heen willen drijven?'
De coördinaten zeiden hem niet veel. Hij had de sterrenkaarten in zijn hoofd. 'Geen idee.' 'Die afschuwelijke ruimteschepen naderden van drie kanten. Goed idee was dat van die kerels om ons in een Nova, die ongeveer dertig jaar geleden ontstaan is, uit de tussenruimte te laten komen!' De lineaire tussenruimtevlucht was een speciaal onderdeel van de natuurkunde. Om er iets van te begrijpen, moest men zeer lang studeren. De Epsalees was met deze techniek vertrouwd op grond van zijn ervaring als ruimtecommandant. Hij bracht weer eens hulde aan zijn planeet Epsal, toen hij bewees, dat hij nog het 'Fingerspitzengefühl' had om in te zien, welke duivelse val men opgesteld had voor zijn schip. Leyden vroeg hem niets. Hij zag alleen hoe Crouget beheerst zijn stuurapparaat bediende, op de knop van de computer drukte en het boordbrein een nieuw probleem om op te lossen gaf.
Steeds verder raasde de Terrania door de tussenruimte. Het antwoord kwam even later. Drie seconden later dook de stedenkruiser de normale ruimte in. De Kalupmotor werd afgelost door impulsmotoren. Het positronische brein signaleerde: Onbekend gedeelte van de Melkweg!
Dat was voor Tyll Leyden iets nieuws. Voordat men hem benoemd had bij de Terraanse onderzoekstaf, had hij dienst gedaan op de Explorer-2115. Het was de voornaamste taak van dit schip om onbekende gebieden van de Melkweg op te sporen en te onderzoeken. Het was anders gesteld met de bemanning van de Terrania. Het schip had zich nog nooit zo ver in de sterrenjungle gewaagd. Men werd bevangen door die zenuwslopende spanning die alleen optreedt in gevallen, waarin men geconfronteerd wordt met iets nieuws. Niemand kon later zeggen, uit welke richting enkele honderden ruimteschepen van de Genadigen de Terrania genaderd waren. 'Wat is er met de peilers aan de hand?' donderde Crouget, terwijl hij zijn schip de tussenruimte in joeg. Toen hij niet dadelijk antwoord kreeg, stelde hij de vraag een tweede keer.
Tyll Leyden was naar de peilers gegaan. Hij zag de vertwijfelde gezichten van de officieren, maar ook de diagrammen van de laatste tien minuten. Op geen enkel diagram werd de nadering van ruimteschepen gesignaleerd.
'Tyll,' klonk het in de luidspreker van de boordomroep. 'Hoor je me?' 'Ja. . . ja. . .' Hij zei het twee keer tegelijk. Hij kon het niet begrijpen. De springworm had niet alleen opnieuw de symbooltransformator in werking gesteld, hij had ook de intercom aangezet en meegeluisterd. De woorden, die kriskras door de centrale geroepen werden had Pietje die ook verstaan? 'Het gaat alweer beter, Tyll, maar zoeven was het afschuwelijk voor mij. Hebben jullie dan niet begrepen, dat het schip zich in een instabiele sector voortbeweegt? Het effect daarvan is zo verschrikkelijk voor mij, dat ik het contact met Tombstone heb verloren. Nu heb ik weer contact.'
En toen was duidelijk in de intercom te horen, dat de springworm in zijn hangar de verbinding verbrak. 'Doet hij dat allemaal alleen?' stamelde de Epsalees verward. 'Nog veel meer dan dat, majoor. Hij heeft me vandaag de werking van de symbooltransformator verklaard, zonder dat hij het apparaat uit elkaar heeft genomen!' Fils Crouget was sinds dit voorval bereid alles van iedere springworm te geloven.
'Wat zei hij over een instabiele constante, Leyden? Bestaat zoiets dan?' 'Theoretisch wel. In de praktijk hebben we ze nog nooit ontdekt. Begrijp je nu waarom de peilers in gebreke bleven? De basis, waarop de apparatuur functioneert, werd door de instabiliteit verstoord.' Crouget keek verbeten naar zijn instrumenten. 'We kunnen toch niet continu door de lineairruimte blijven voortrazen, Leyden. Een ongelukje met de Kalup en we zitten midden in de sterrensoep en weten niet meer hoe we naar huis moeten komen! We worden allemaal gedegradeerd als we zonder nieuwe sterrenkaarten terugkomen.' Hij was verliefd geworden op de uitdrukking sterrensoep. Tyll Leyden was zo openhartig om toe te geven dat er voor deze opeenhoping van zonnen, die doordrenkt was met gloeiend waterstof, geen betere naam te bedenken was. Individuele zonnen kon men nog wel herkennen door middel van de reliëftasters. Ze schenen in deze sector bij bosjes vlak achter elkaar, naast elkaar en boven en onder elkaar te staan.
'Afstandsmeting!' zei Tyll Leyden, die het beeld op het scherm angstaanjagend begon te vinden. De springworm en de inpotronische apparatuur hadden als afstand aarde-Tombstone 68.414 lichtjaren vermeld. De afstand die nu genoemd werd, was een schatting. Tot een waarschijnlijkheid van 20 procent plusminus werden 3.070 lichtjaren vermeld. Diepte van de sterrenhoop ongeveer 2.000 lichtjaren en diameter slechts 3.500 lichtjaren. 'Dan ligt Tombstone daarachter,' zei Crouget en zuchtte. 'Is dat het middelpunt van onze Melkweg? Mijn hemel, daar zou ik niet graag willen leven. Leyden, waarom zegje niets?' Hij gaf antwoord, maar ging niet in op de laatste opmerking van de Epsalees. 'Als we rekening houden met de fout van plusminus twintig procent, dan ligt Tombstone ongeveer 2.400 lichtjaren achter die sterrenhoop. Crouget, wanneer we nu naar de normale ruimte gaan, hoe lang duurt het dan voordat we de coördinaten exact bepaald hebben?' 'Tussen de tien minuten en de tien uren, Leyden. Vergeet de zone met de instabiele constante niet. Misschien kunnen we die spoedig exact vaststellen. Vertel eens, zou Pietje ons daarbij niet kunnen helpen?' Voor de eerste keer keek Leyden hem vriendelijk aan. 'Ik zal het aan hem vragen. Maar wat spreekt u de naam Pietje netjes uit, majoor. Werkelijk zeer netjes.'
Leyden was niet verbaasd, dat hij zijn collega bij Pietje aantrof. Doktor Neev had door robots meer dan vijftig toestellen naar de hangar laten brengen, waarmee hij de organen van de springworm meette. De bioloog keek niet eens op, toen hij achter zijn rug stappen hoorde. 'Alle vier de grijptangen sluiten en dan weer open laten springen!' Leyden zag, dat Pietje iedere instructie gewillig opvolgde. Op de hoornachtige, violette bovenkant van de reuzenworm had hij een serie aansluitingen gemaakt. Drie grote kabels liepen Pietjes brede muil in. 'Linker grijptang bliksemsnel sluiten, weer openen. Nog een keer, tot ik ho zeg.'
Pietje liet alles met zich doen. Het leek wel alsof hij Tyll Leyden met een oog een knipoog gaf. Deze begon te kuchen. Het stonk in de hangar naar doorgebrande relais, gesmolten metaal en bioponblokken. Toen Leyden om Pietje heen liep, zag hij een verbrande dikke kabel en een zwarte hoop schroot, die voorheen uit zeven toestellen bleek te hebben bestaan. Onverwachts klonk via de omroep de stem van de Epsalees: 'Leyden, kan je ons helpen? En hoe komt het dat we die vervloekte Genadigen weer achter ons aangekregen hebben, zo gauw we onze neus weer in de normale ruimte steken? Vraag dat ook maar eens.' Razend, zo had Tyll Leyden zijn collega nog nooit meegemaakt, brulde de oude bioloog: 'Kan men in dit gekkenhuis niet ongestoord werken? Nu heeft die lummel mijn hele experiment bedorven!'
De lummel had via de intercom meegeluisterd. De lummel richtte zich tot Doktor Neev. Op dit moment begon Tyll Leyden de Epsalees met andere ogen te bezien. 'Doktor Neev,' zei Fils Crouget, in een poging zijn stem een vleiende klank te geven, 'als u liever door de Genadigen geroosterd wilt worden, dan hoeft u het mij maar te zeggen, dan kunt u in mijn eenmansjager stappen. Deze lummel waagt het echter te betwijfelen, of u nog de kans zult krijgen om nogmaals een experiment uit te voeren! Nou, Leyden, hoe staat het ermee? Kan Pietje ons helpen?' Leyden bracht het voorstel aan de springworm over. Hele reeksen coördinaten kwamen uit de symbooltransformator. Leyden hield zijn adem in. Wat hij hoorde, had hij niet verwacht. Pietje begrensde met zijn opgaven de sector, waarin een constante instabiel zou blijven. En als klap op de vuurpijl gaf hij de afstand van het middelpunt van de instabiele sector tot de aarde. Achter de komma volgden nog drie cijfers. Fils Crouget was overdonderd door de enorme kennis van de springworm. 'En waarom kunnen we die Molkexschepen niet van ons afschudden? Vraag het eens, Leyden.' Pietje antwoordde: 'Dat weet ik niet.'
De commandant bedankte hem en verbrak de verbinding. Trillend van woede bleef Salor Neev voor Leyden staan.
'Kijk nou eens,' krijste hij en wees naar de vernielde apparaten. 'Dat was de eerste misser. Ik had uitstralingspolen in Pietjes muil geklemd en hem tegelijkertijd geadviseerd een probleem te overwegen, dat zelfs voor hem bijzonder moeilijk was. In de volgende seconde was er alleen nog maar een hoop nagloeiend schroot over. Daar heb ik me toen bij neergelegd, maar zoeven, bij de laatste test van een nieuwe reeks experimenten, heeft die Epsalees alles bedorven. Nu weet ik net zoveel als voorheen, niets!' Tyll Leyden kreeg de tijd om zijn collega onopvallend te bestuderen. Zijn fantasie beviel hem niet. Nog minder bevielen hem de levensgevaarlijke experimenten met Pietje, met name wat betreft de straalpolen, waarmee de springworm energieflitsen van vijfhonderd meter kon afschieten.
'Collega,' probeerde hij hem op zijn gemak te stellen, 'u moet de majoor niet onrechtvaardig behandelen. Het gaat op dit moment om ons leven en daar is de scheepscommandant nu eenmaal verantwoordelijk voor. Maar als ik die gesmolten apparaten zie, dan kan ik u niet het verwijt besparen, dat u lichtvaardig gehandeld hebt. Daarom moet ik u ook verzoeken om de kabels uit Pietjes muil te halen.'
Angstaanjagend kalm, maar met vertrokken gezicht, antwoordde Neev:
'U mag mij dit soort verzoeken doen, alleen zal ik er niet op in gaan. De contacten in de muil van de springworm . . .'
Drie kabels vlogen vlak langs Doktor Salor Neevs hoofd. Pietje had ze eenvoudig uitgespuwd en als werpgeschut gebruikt. Dat was zijn reactie op de uitdrukking springworm geweest. Verder was er geen spoor van emoties en ook de symbooltransformator zweeg. Salor Neev was ineengekrompen. 'Verdwijn, collega. Dat is beter voor je!' zei Leyden. In stilte bedacht hij: Ik hoop dat Neev zich bij Pietje verontschuldigt.
Zijn wens ging in vervulling. Salor Neev maakte plotseling rechtsomkeert en verliet de hangar. De springworm keek hem na, totdat de bioloog verdwenen was. Nauwelijks was de deur achter hem dicht of uit de vertaler klonk het volgende: 'Tyll, voor jouw collega ben en blijf ik een dier, een monster, een angstaanjagend wezen. Wat een onheil zou jouw collega aanrichten, als hij op Tombstone mijn soortgenoten ontmoet en ze laat weten, dat hij ze beschouwt als moordlustige monsters! Zou ik dan in staat zijn om zijn leven te redden?' Leyden probeerde niet om Pietje te overtuigen, dat hij zich vergiste in zijn beoordeling van Neev. 'Als dat te verwezenlijken is, dan zal ik met jou alleen Tombstone betreden. Ik kan het je niet beloven, dat weet je. Neev is bioloog. Daar weet ik niets vanaf, en je weet evenals ik, dat we alleen jou, maar je rasgenoten niet kennen. Kun jij me vertellen hoe men jou en mij op Tombstone zal ontvangen?'
'Ja, Tyll! Eerlijkheid wordt met eerlijkheid beantwoord. Sinds korte tijd ontvang ik steeds krachtigere impulsen, die vol van een doffe dreiging zijn, tegen allen en alles!' 'Ben je bang, Pietje?' De ogen van de jonge springworm begonnen te fonkelen. Er stonden menselijke emoties in te lezen. Voordat de woorden uit de vertaler kwamen, wist Tyll Leyden al wat de inhoud ervan was.
'Ik ben niet bang, Tyll. Voor mezelf in ieder geval niet. Des te meer voor jou. Ik word getroffen door een breed impulsveld, dat afkomstig is van Tombstone. Het wordt van de ene seconde op de andere krachtiger. Ik maak het voor het eerst mee, en toch komt het me vertrouwd voor. Mijn soortgenoten hebben ook de Terrania gepeild.' 'Hoe kun je dat weten?' 'Ik weet het.'
Daar moest Leyden zich mee tevreden stellen. Veel dingen kon de springworm zelf niet verklaren. De jonge geleerde veranderde van onderwerp. Hij wees naar de stapel gesmoorde toestellen. 'Hoe heeft dat kunnen gebeuren, Pietje?' 'Tyll, ik ben niet meer in staat intensief na te denken. De dreigende impulsen brengen me in de war. Maar ik zal jouw vraag nog beantwoorden. Je weet, dat Neev me heeft getest. Hij is helemaal niet zo dom als hij zich voordoet. Hij meent een samenhang gevonden te hebben, tussen mijn denkproces en de uiteindelijke capaciteit van mijn stralingspolen. Toen hij mij adviseerde om na te denken over een moeilijk probleem en ik daarmee begon, stonden de kabels en apparaten plotseling in vuur en vlam. Er moet dus een verbinding bestaan tussen mijn straalpolen en mijn denkcentrum. Ik kan niet lang meer denken. Tyll, het golvenfront wordt krachtiger. De dreiging, de dreiging daarin, ik weet niet, wat het is. Tyll, laat me alleen. Tombstone moet ons niet. Ze willen de Terrania niet zien en mij ook niet. Wat, wat afgrijselijk kan mijn soort zich gedragen.' Leyden wist, dat niemand de springworm kon helpen en met tegenzin verliet hij de hangar. Hij wist te weinig van datgene, wat Pietje opving als vage dreiging. Maar het had geen zin om te blijven. Het grote wezen had zijn ogen gesloten en spande zijn grote lichaam steeds meer.
3.
Majoor Fils Crouget was de wanhoop nabij. Het was onmogelijk om de Molkexschepen af te schudden. Nauwelijks bevond de Terrania zich in de normale ruimte, of van alle kanten doken krachtige eenheden van de Genadigen op. De stedenkruiser vloog onder krachtige peildekking, het hielp niets. Steeds opnieuw werden ze gelokaliseerd en moesten ze terug naar de lineairruimte.
Tyll Leyden bevond zich in de centrale. Zijn poging om met Neev tot een compromis te komen, was mislukt. De bioloog had zich opgesloten in zijn hut.
Weer doorkruiste de Terrania de tussenruimte, legde een afstand van meer dan honderd lichtjaren af, en dook daarna weer op in de normale ruimte.
'Als die lelijke Molkexschepen meteen weer opduiken, dan pas ik, Leyden! Kerel, we komen nooit meer thuis. We staan op het punt om te verdwalen in deze sterrenzee. Jullie Impossterrenkaarten vertrouw ik ook niet.'
'Dat komt geheel voor uw eigen rekening.'
De majoor beheerste zich uit alle macht. Hoofdschuddend draaide hij zich om naar de stuurstoel. Zijn copiloot, een magere man van dertig jaar, bestuurde het schip. 'Opgelet, verandering van ruimte binnen dertig seconden.' Leyden liep naar de massataster. Naast het beeldscherm dat nu grijs was, was het verloop van de tijd zichtbaar. Bij minus 2 kromde Leyden even zijn rug. De overgang van de ene ruimte naar de andere, ging altijd gepaard met een zwakke schok.
Bij X minus nul gloeide het scherm van de massapeiler aan. Tegelijkertijd werd het panoramascherm van de Terrania actief.
'Grote hemel!' riep een man en staarde verbijsterd naar het beeld. Meer dan vijftig grote zonnemonsters schenen de Terrania te willen platdrukken.
'Jaloezieën maximaal gesloten!' Toch was het onnatuurlijk licht in de centrale. 'Geen peiling!'
Fils Crouget knikte grimmig. Zo ging het altijd. Eerst geen spoor van Molkexschepen, en plotseling wemelde het ervan.
Hij was nu op iedere verrassing voorbereid.
'Derde minuut, geen peiling!' De verrassing was compleet. Zou het schip het actiegebied van de Genadigen achter zich gelaten hebben?
Rechts van het boordrekenbrein bij de zwaartekrachtmeter ontstond enige beroering. Drie mannen schenen het niet met elkaar eens te kunnen worden over bepaalde gegevens. De copiloot had ook enkele instrumenten met aandacht bestudeerd. 'Majoor, onze veiligheidsschermen zijn niet in orde! Snelle val. Peildekking afgelopen . . .' Verder kwam hij niet. Een van de drie mannen schreeuwde: 'Majoor, of ons apparaat is kapot, of we bevinden ons inderdaad in een sector, waar waanzinnige zwaartekrachtverhoudingen heersen!' 'Cijfers, mijne heren, cijfers!' riep Crouget.
De boordomroep meldde zich. Pietje sprak uit de hangar via de vertaler: 'Jullie vliegen in een zwaartekrachtval. Jullie vliegen recht op een zwaartekrachtcentrum af, dat gevormd wordt door vijf onzichtbare zonnen!'
Met een snelheid, die men achter de Epsalees niet gezocht zou hebben, rende hij naar zijn stevige stuurstoel, nam plaats en had met een druk op de knop de bediening van het ruimteschip overgeschakeld naar zijn stuurstoel. Hij werkte met de snelheid en precisie van een robot. Hij gaf opnieuw blijk van het verbazingwekkende reactievermogen van de Epsalezen. Waarschuwend gloeide een rode lamp aan: dat was de blokkering van alle zekeringen. Met alle beschikbare energie versnelde de majoor zijn schip. In de machinekamers brak de hel los. Het geluid trok zich niets aan van het isolerend materiaal. Crouget probeerde de Terrania op een andere koers te brengen. Alleen aan zijn maskerachtige, starre gezicht was te zien, dat hij wist hoe gevaarlijk deze situatie was.
De Terrania veranderde niet van koers!
Uit de machinekamer kwam de melding: 'Sir, alle zwaartekrachtgeneratoren zijn tot driehonderd procent overbelast! Wat is er toch aan de hand?'
De eerste ingenieur vroeg het vol ontzetting.
'Kunnen we tot vijfhonderd gaan?' bulderde Crouget door de microfoon.
'Niet langer dan tien minuten. Daarna vliegt alles uit elkaar!' Uit de vraag van zijn majoor had de eerste ingenieur kunnen opmaken in welke uiterst gevaarlijke toestand het schip verkeerde. Een generator tot vijfhonderd procent belasten, dat betekende in normale gevallen vragen om narigheid!
De waarschuwingslichten op de schakeltafel voor Crouget flikkerden in een hels ritme. In de centrale kon men zijn eigen woorden niet meer verstaan, zo'n duivelse herrie maakten de loeiende aggregaten in de machinekamer.
Nog afgrijselijker was de abrupte overgang naar de stilte. Bovendien werd het panoramascherm helemaal donker.
De zonnenzee was verdwenen en alleen het gedonder van de Kalup was nog te horen.
Majoor Crouget had het klaargespeeld met zijn Terrania in de lineairruimte terecht te komen. Het schip raasde verder, terwijl de Epsalees uitgeput met zijn hand over zijn voorhoofd wreef en somber riep: 'Leyden, kom eens hier! Wat is een zwaartekrachtcentrum? Jij als natuurkundige moet het weten en het mij kunnen uitleggen! Wat is dat voor een vervloekt ding?'
'In deze vorm is het voor mij ook nieuw, majoor. Vijf onzichtbare sterren, die een gemeenschappelijke zwaartekrachtpool vormen, jammer, maar zoiets heb ik nog nooit meegemaakt.'
'In goed interkosmo: Jij weet dus ook niets, nietwaar?' vroeg Crouget verbeten. 'Zonder Pietjes waarschuwing zou het met de Terrania gedaan zijn geweest. Maar hoe wist hij iets van die vijf zonnen af? Leyden, kan die springworm door muren heen kijken? Wat weet je daarvan af? Spreek op!'
'Majoor, ik kan alleen maar met theorieën voor de dag komen.' Crouget werd kwaad. 'En met theorieën wil jij op Tombstone de springwormen te lijf gaan? Waarom pak je eigenlijk geen strop en hang je jezelf op? Waarom eerst de moeite genomen om op Tombstone te landen?'
Maar ook met zijn vinnige vragen en suggesties lokte hij Leyden niet uit zijn tent. Crouget interpreteerde zijn zwijgen op de juiste manier. 'Mister Leyden, wil dat zeggen, dat deze helse vlucht niet gestaakt wordt?'
De eerste ingenieur meldde zich. 'Sir, de antizwaartekrachtgeneratoren twee, vier en vijf, mogen slechts tot zestig procent belast worden. Verdere belasting is pas mogelijk na een bezoek aan de werf. Ik adviseer daarom dringend om de vlucht te staken.'
'Ik houd u op de hoogte,' antwoordde Crouget en verbrak de verbinding. Leyden stond bij de zwaartekrachtmeter en sprak met drie officieren; dat wil zeggen, hij had een vraag gesteld en luisterde nu naar de antwoorden.
'De meter is defect, Leyden. Daar heeft alleen nog een schroothandelaar iets aan. Weet u hoe zwaar de Terrania zoeven binnen de zwaartekrachtactieradius van de vijf onzichtbare zonnen was? Vijf maal het gewicht van een superslagschip' 'Rechtsomkeert, Leyden! Kerel, wees toch verstandig,' riep Crouget, die ook meegeluisterd had. De deur ging open en de bioloog kwam de centrale binnen. Hij hoorde nu pas in wat voor gevaar ze verkeerd hadden. Crouget meende dat Neev hem zou helpen om Tyll Leyden tot andere gedachten te brengen.
De oude man glimlachte verbeten. 'Rechtsomkeert maken, majoor? Nu we ons vlakbij ons doel bevinden? Dat gaat toch niet.' De Epsalees hapte naar adem, daarna bulderde zijn stem door de centrale: 'Mijne heren, ik heb twee narren aan boord!' Daarbij keek hij zowel de bioloog als Leyden uitdagend aan.
De beide mannen negeerden deze belediging.
'Majoor, wanneer zou de Terrania ongeveer boven het doel arriveren?' Het geduld van de Epsalees was ten einde. 'We zullen ons doel nooit bereiken, omdat er op die plek geen planeet is. Zelfs op de Impossterrenkaart staat op die plek geen planeet genoteerd!'schreeuwde hij. 'Zo.' zei Leyden verbaasd. 'Zijn de Impossterrenkaarten opeens wel betrouwbaar geworden, majoor?' Deze mompelde iets, dat verdacht veel op een vloek leek. Demonstratief draaide Fils Crouget zich om. Hij wilde voorlopig niets meer met de twee geleerden te maken hebben. Nee.
Salor Neev was zijn woedeaanval in de hangar vergeten. Hij bracht Leyden uitvoerig op de hoogte van zijn vermoedens omtrent Pietjes organisme. Dat de springworm in geval van dreigende impulsen gek dreigde te worden, scheen hem niets te zeggen. Hij was alleen maar geïnteresseerd in de wetenschappelijke resultaten.
Tyll Leyden moest zich echt inspannen om Neevs uiteenzetting te kunnen volgen. Pietjes nonchalante gedrag baarde hem meer zorgen dan het zwaartekrachtavontuur, dat de Terrania letterlijk met inspanning van al zijn krachten had doorstaan. De dreigende impulsen, die de springworm voortdurend opving en waar hij kennelijk niet onderuit kon, hadden hem passief gemaakt. Zijn waarschuwing voor de vijf onzichtbare zonnen was het laatste teken van intelligentie geweest. Hun poging om deze dreigende impulsen met de apparatuur van de Terrania op te vangen, was jammerlijk mislukt.
Neev doceerde: 'Dit onverklaarbare geheugen van Pietje moet dus gebaseerd zijn op zijn substantie. Als men dit vermoeden toepast op ons mensen, dan zou dat betekenen dat alles wat wij herinnering noemen zich binnen onze huid bevindt. Leyden, ik kan me niet losmaken van de gedachten, dat dit het geval is bij onze springworm en al zijn soortgenoten. Wijst dit er niet op, dat de springworm op een of andere manier contact met het Suprahet gehad heeft?'
'Wij weten van het Suprahet, dat het noch over intelligentie noch over instinct beschikte. Het zou vermetel zijn om te denken dat het een levend organisme was. Ik kan op dit moment nog geen verband leggen tussen deze negatieve zaken, namelijk gebrek aan intelligentie en instinct en de springwormen.' 'Maar het sluit toch rechtstreeks aan op het verband tussen Suprahet en Molkex. Of wilt u dit verband over het hoofd zien?'
Tyll Leyden voelde een lichte wervel in zich opkomen. Het beviel hem allemaal niet.
Leyden liet niet merken, hoe weinig hij gecharmeerd was van deze manier van vragen stellen. 'Iets anders, collega: Kan ik er zeker van zijn, dat we in ieder geval naar de coördinaten vliegen, die Pietje genoemd heeft?'
De ogen van de oude man fonkelden fanatiek. 'Je wilt je toch niet de unieke kans laten ontgaan om wetenschappelijke roem te oogsten, alleen maar omdat een koppige commandant bang is voor zijn schip?' Deze mentaliteit was typisch voor Doktor Salor Neev. 'Majoor Crouget heeft zijn groot gevoel voor verantwoordelijkheid, collega. De Epsalees is alles behalve koppig. We moeten erin slagen hem te overtuigen van het belang van onze doeleinden.'
Neev glimlachte stijfjes. 'Had ik die volmachten maar, Leyden! Op dit punt begrijp ik u niet. Benadert u alles op deze simpele manier? Hoe heeft u dat dan gedaan met uw collega's op Impos?'
Ik heb mijn doel daar bereikt.' Geërgerd over dit ontwijkende antwoord, stond de bioloog op en verliet Leydens hut. Deze sloeg daar geen acht op. Hij pakte een sterrenkaart, spreidde hem voor zich uit op de tafel en begon hem te bestuderen. Op de sterrenkaart stond het
gedeelte van de Melkweg, waar op grond van Pietjes gegevens de planeet Tombstone om zijn zon moest cirkelen. De kaart was vervaardigd op grond van de opstelling van zonnen in het Imposplanetarium.
Met een potlood liep Leyden alle zonnen na. In de nabijheid van een normale gele zon, die door reusachtige sterren omringd werd en daardoor bijna betekenisloos werd, bevond zich het punt, waar de coördinaten elkaar kruisten, dat wil zeggen een punt dus in de omloopbaan van de planeet Tombstone. 'Alleen is de planeet er niet.' mompelde Leyden. 'Maar Pietje beweert het tegendeel. Wie heeft er gelijk?'
Er schoot een gedachte door zijn hoofd. Hij riep de centrale op en vroeg de majoor te spreken. 'Majoor, hebt u al kunnen vaststellen dat de Impossterrenkaarten niet met de werkelijkheid overeenstemmen?'
'Leyden, u vraagt altijd een seconde van tevoren datgene, wat men juist als verrassing wil doorgeven. Nee, we hebben tot nu toe niet de minste afwijking kunnen vaststellen. Kijk, u moet begrijpen, dat ik de Imposkaarten niet vertrouw. Ik begrijp niet, hoe die kaarten kunnen kloppen, als ik eraan denk dat het planetarium 1,2 miljoen jaren geleden gebouwd is. Goed, Leyden, in dit geval ben ik door de feiten bekeerd. Maar u begrijpt toch wel wat dat voor mij betekent, ja?'
'U bedoelt, dat de planeet Tombstone niet aangegeven staat op de Imposkaarten!'
'Dat bedoel ik niet alleen maar, Leyden, ik wijs er met klem op. Onze tocht is tevergeefs! Pietje is het slachtoffer van zijn geheugen geworden. En hoewel hij ons al de nodige staaltjes van zijn ongelooflijke kunnen heeft getoond, toch blijft het onzin, als u beweert, dat hij de plek kent, waar zijn volk leeft, terwijl hij de planeet nog nooit heeft gezien.' 'En zijn parapeilzin, Crouget? En zijn huidige toestand? Die hyperimpulsen, die massale dreiging die hem passief heeft gemaakt?' 'Leyden!' De Epsalees gaf zijn stem een bezwerende klank. 'Vertrouwen we nu niet al te zeer op Pietjes uitspraken? Kan zijn slechte toestand niet veroorzaakt worden door die zwaartekrachtpool, die ons bijna vernietigd had? Nou? Is dat geen argument?'
Tyll, je hebt gelijk:
Hoe zou hij reageren op de aankondiging van de bioloog?
'Wanneer hebben we ons doel bereikt, Crouget?' Opnieuw had Leyden een antwoord kunnen ontwijken door van onderwerp te veranderen. Fils Crougets vriendelijkheid was bij toverslag verdwenen. 'Over een uur, veertig minuten. We blijven in de lineairruimte. Maar ik zweer je, Leyden: Als we boven ons doel weer door Molkexschepen worden aangevallen, dan gebeurt er een ding: Rechtsomkeert, terug naar Terra!'
'Ik heb toch volmachten, nietwaar, majoor? Bent u dat vergeten?' Met onheilspellende stem antwoordde de commandant: 'De bemanning van de Terrania zal zich nooit meer melden voor een gevaarlijke speciale expeditie, als eveneens mensen zonder verantwoordelijkheidsgevoel zoals u aan boord genomen moeten worden! Ik denk, dat u niet erg in uw schik zult zijn met dit oordeel.' 'Ik ben verheugd over uw openhartigheid, majoor.'
Deze gaf het op; Crouget verbrak de verbinding. Leyden bestudeerde de Imposkaart nogmaals. Daarna gooide hij het potlood weg. 'Er klopt iets niet.' Hij pakte een tweede kaart, die vanuit een andere hoek de zelfde sector van de Melkweg vertoonde. Het was heel misschien mogelijk dat bij de opname in het planetarium de planeet Tombstone achter zijn kleine gele zon gestaan had en daardoor afgeschermd werd. Op de tweede kaart had men ook de door de springworm opgegeven coördinaten ingevuld. Die punt daar stelde de zon voor, die een planeet moest hebben, maar ook hier was geen planeet aangegeven. Tyll Leyden gaf het op. Hij ging naar de hangar. Pietje lag er volkomen apathisch bij. Hij deed zelfs zijn ogen niet open. Had hij eigenlijk wel in de gaten, dat hij niet meer alleen was? Leyden sprak hem aan via de symbooltransformator. De springworm verroerde zich niet. Bezorgd over het lot van het wezen, verliet Leyden weer de hangar. Een vijandige sfeer kwam hem tegemoet, toen hij de centrale binnen ging. De bioloog was ook al gearriveerd. Over een paar minuten zou de Terrania het door Pietje aangegeven doel bereikt hebben en het schip moest dadelijk de lineairruimte verlaten.
Geen enkele officier sprak een woord tegen de beide geleerden.
De inpotronische boordcomputer had tot op een onderdeel van een seconde exact het tijdstip vastgelegd, waarop de Terrania de tussenruimte moest verlaten. De bekende verandering trad op. Het schip werd opgenomen door het normale continuüm. Ontelbare zonnen stonden vlak bij elkaar, reusachtige giganten, maar op een afstand van ongeveer honderd miljoen kilometer van de Terrania fonkelde een kleine gele zon. Er werden langeafstandsmetingen uitgevoerd.
'Leydens zon!' Crouget verbrak de met spanning geladen stilte. 'Onder deze naam noteer ik de ster in de catalogus. Hoe bevalt mijn . . ?' 'De zon heeft een planeet, Sir! Vlekkeloze peiling!' klonk het door de centrale.
'Een . . .?' Crouget hapte naar adem. Met een sprong was hij bij het apparaat, duwde de officier opzij en vroeg: 'Waar?' De vraag was overbodig. Hij zag hem. Door de vergroting was hij zichtbaar gemaakt. Bijna op dezelfde afstand als de aarde zich ten opzichte van de zon bevond, draaide deze planeet om zijn moederster. Om zijn verbijstering niet te laten blijken, vroeg de majoor aan de officier bij de structuurtaster: 'Geen Molkexschepen gepeild?' 'Geen enkele, Sir!' De Terrania had zijn doel bereikt. De eerste speciale metingen werden uitgevoerd. Tyll Leyden was als astronoom in zijn element. Crouget sloeg hem gade en kwam niet bij van zijn verbijstering. Tyll Leyden drong zich nergens op de voorgrond, maar op een of andere onopvallende manier had hij het binnen de minuut voor elkaar kunnen krijgen, om alle mannen in de centrale naar zijn hand te zetten.
Vervloekt, dacht de Epsalees, hoe doet hij dat toch?
De eerste exacte cijfers kwamen binnen: 'Diameter tweeëntwintigduizend kilometer. Zwaartekracht 1,11 gravos. Aardachtige atmosfeer. Uitgebreide ijsmassa's op de polen. Desondanks gemiddelde temperatuur negenentwintig graden.' Er viel een ponskaart uit de computer. Het rekenbrein had zojuist de afstand van de aarde tot Tombstone vastgesteld: 68.414 lichtjaren! 'Waar ijs is, daar is ook water, meestal tenminste,' zei Fils Crouget en speelde met de geponste strook. 'Wat denkt u ervan?' Vragend keek hij Tyll Leyden aan. Hij had zijn opmerking niet gehoord. 'We zijn nog te ver van Tombstone verwijderd, majoor. Wilt u verder vliegen?'
'Voorlopig blijven we, waar we zijn, Mister Leyden.' 'We verliezen alleen maar tijd.' 'Voor mijn part. Liever tijd verliezen, dan ons leven. Een planeet, die op de kaarten niet voorkomt, bevalt mij niet. Ben ik duidelijk genoeg geweest, Mister Leyden?' Leyden antwoordde niet.
De verschillende peilsystemen werden maximaal belast. Dat kwam doordat Crouget weigerde om dichter bij de planeet te gaan hangen. Na ruim een half uur stond vast dat Tombstone's atmosfeer waterdamp bevatte. Met enthousiasme werkten de officieren mee aan Leydens probleem. Iedereen scheen vergeten te zijn, hoe vaak men zich geërgerd had aan deze jonge geleerde. De bioloog Neev was teruggerend naar zijn hut om daar met de opgestelde speciale apparatuur metingen uit te voeren, die betrekking hadden op zijn arbeidsterrein. 'Een groot gedeelte van Tombstone's oppervlak is met water bedekt!' Deze bewering werd ondersteund door duidelijk cijfermateriaal. En tegelijkertijd werd door de massapeiling een uitgestrekt continent ontdekt. Even later werd het tweede gevonden, het derde en vierde. Het bleef bij vier continenten. De volgende ontdekking was voor de Epsalees aanleiding om zijn hoofd te schudden. 'Bossen?' herhaalde hij. 'Bossen, en uitgestrekte bloeiende vlaktes?' Hij wist niet, dat Tyll Leyden zich veel meer zorgen maakte over de toestand op Tombstone dan hij.
Plotseling was de expert niet meer te vinden in de centrale. Niemand wist, waar hij naartoe gegaan was. Toen Crouget een verbinding tot stand bracht met zijn hut, meldde niemand zich.
Tyll Leyden was naar de hangar gerend. Hij dacht, dat zijn hevige ongerustheid het resultaat was van zijn bezorgdheid om Pietje. Toen hij de deur opende, viel de vriendelijke blik van de grote springworm hem op. Tyll Leyden zag, hoe Pietje juist met een van zijn vier grijpklauwen de symbooltransformator aanzette. De reusachtige worm gebruikte zijn grijptangen met dezelfde handigheid als een mens zijn handen. Leyden zag dat Pietje niet in het minst meer gedeprimeerd was. Uit de vertaler klonk het volgende: 'Tyll, de dreigende impulsen zijn plotseling opgehouden, nadat het schip in dit stelsel was gekomen. In plaats daarvan wordt het schip nu echter met een reusachtige hoeveelheid energie in de peiling gehouden.' 'Wat zijn dat voor krachten?' Daar kon de springworm niets over vertellen.
'Iedere beweging van het ruimteschip wordt dus op Tombstone geregistreerd?'
'Ja. Mijn soort zal van alles op de hoogte zijn. Wanneer we landen, wie er uit stapt en waar men uitstapt.' 'En hoe voel je je, Pietje? Angst voor de onzekere toekomst? Angst voor de dreiging die je zoeven hebt ervaren? Vergeet niet, dat je hier komt als buitenstaander, die ooit de belangrijkste wet van zijn soort heeft geschonden.'
'Ik zal Tombstone betreden met de taak om mijn ras voor te lichten over de Genadigen!' Tyll Leyden uitte een waarschuwend geluid. 'Je komt alleen met beweringen, maar met geen enkel bewijs. Het is heel goed mogelijk, dat je helemaal niet aan het woord komt, en vernietigd wordt voordat je je argumenten naar voren kunt brengen.'
'Tyll, je denkt op zo'n vreemde manier, dat ik je gedachten nauwelijks meer kan volgen. Mijn ras is niet het zelfde als het mensenras.' 'Je moet het zelf weten, Pietje. Neev en ik zullen je vergezellen. Ik kan niet om de bioloog heen, dat begrijp je toch wel, nietwaar?' 'Ja,' klonk het antwoord uit het vertaalapparaat. 'Maar waarom ben je zo ongerust, Tyll?'
Er stroomde een vloed van woorden over de lippen van de expert. Hij had het nogmaals over het planetarium op de Zingende Berg op Impos.
Hij had het over sterrenkaarten, ook dat Arkoniden noch Akonen of Springers ooit in deze sector van de Melkweg geweest waren. Hij vertelde dat de planeet Tombstone nergens genoteerd stond op kaarten, maar wel elke zon, hoe klein ook. Maar als die zon planeten had, dan moesten die ook op de kaart genoteerd staan. 'Van Tombstone is geen spoor te vinden, terwijl het een betrekkelijk grote planeet is. Pietje, ik geloof, dat er iets hier niet klopt! Maar wat er niet klopt, ik kom er niet achter.'
De springworm had ingespannen geluisterd. 'Ik kan je helaas niet helpen, Tyll, omdat ik geen enkel verband zie met jouw ongerustheid. Een fout in het planetarium van de Oldtimers maakt de weergave op de Zingende Berg toch niet minder waard, vooral als je denkt aan al die miljarden en nog eens miljarden zonnen, die men in de Melkweg vindt!'
Tyll Leyden voelde duidelijk dat hij en Pietje langs elkaar heen praatten. 'Pietje, luister eens: Wij mensen, zullen waarschijnlijk de techniek van de Oldtimers nooit begrijpen en ook niet kunnen verklaren hoe zij het voor elkaar kregen om een natuurgetrouw model van de Melkweg te vervaardigen. Toen wij, mensen, dit technische wonder ontdekten, bestond het al meer dan 1,2 miljoen jaar. Gedurende deze tijd is de Melkweg een stuk rond zijn as gedraaid en hebben alle sterren zich bewogen. Na het verstrijken van deze periode kwamen wij, mensen. Wij zagen, in welke mate de kunstmatige Melkweg verkleind was, voerden berekeningen uit en moesten verbluft vaststellen dat iedere ster in het planetarium zich inderdaad bevond op de plek, waar hij staan moest. De Oldtimers hebben hem niet over het hoofd gezien. Ze konden hem niet over het hoofd zien. Begrijp je, waarom ze hem niet over het hoofd konden zien? Omdat hij in die tijd nog niet bestond!' Geleund tegen de symbooltransformator, had Tyll Leyden zo openhartig mogelijk tegen de springworm gesproken.
'Ik geloof dat ik weet wat je bedoelt, Tyll, maar het zegt me allemaal niets. Ongeveer 1,2 miljoen jaren geleden, toen de Oldtimers het sterren verslindende Suprahet bestreden, bestond het planetarium al. Met de vernietiging van het Suprahet moet ook de bloeitijd van de Oldtimers beëindigd zijn. Veranderingen in de naaste omgeving van de Melkweg werden ook aangebracht in hun kunstmatige weergave van de Melkweg. Dat op deze plek in de ruimte een nieuwe planeet ontstaan was, dat konden ze waarschijnlijk al niet meer vaststellen. Simpel gezegd: Tombstone is inactief Suprahet in gestabiliseerde vorm, Molkex dus, en mijn soort is afkomstig van dit Molkex. Daarmee zou jij de meest verbitterde vijand van mijn ras zijn!'
Nu is het uit, dacht Tyll Leyden. Straks spert Pietje zijn grote muil open en schiet met behulp van zijn straalpolen dodelijke flitsen op mij af.
Deze gedachten waren een natuurlijke reactie, want Leyden had zijn theorie nog niet doorgedacht tot dit punt. 'Denk je dat?' vroeg hij de springworm met wanhoop in zijn stem. 'Ik geloof je niet, omdat ik je ken, Tyll.' Er ging een ongelooflijk vertrouwen schuil achter deze woorden. Leyden streek een paar keer met zijn handen door zijn haar. 'We hebben allebei over het hoofd gezien, dat de ontwikkeling op Tombstone een volkomen andere richting heeft gekregen dan op de reuzenplaneet Hercules. Het Molkex op Hercules heeft zich gedragen als een virus. Het kristalachtige virus wordt pas tot leven gewekt, als het zich verenigt met een cel. Toen het zwaartekrachtfront Hercules trof, veroorzaakte deze impuls bij het Molkex op Hercules hetzelfde, wat er gebeurt, wanneer een virus zich opdringt. De revitalisatie van verstard leven wordt hiermee ingeleid. Maar waarom heeft dit proces ook niet op Tombstone plaatsgevonden, Pietje? Ik zou durven zweren, dat Tombstone uit Molkex bestaat en gebouwd is op dezelfde puinhopen als Hercules. Maar Tombstone, eveneens onder invloed van de zwaartekrachtschok gekomen, heeft daar niet op gereageerd. Waarom niet? Omdat het Molkex vanaf het begin van zijn bestaan in een andere richting gegaan is. Of datgene, wat ik nu zeg, klopt, moet getest worden. Maar het zou zo geweest kunnen zijn, en daarmee kan ik nooit de verbitterdste vijand van jouw ras worden. Tombstone is Hercules niet. Tombstone is heel iets anders geworden.'
'Wat dan, Tyll?' vroeg de springworm. In zijn ogen stonden spanning en verwachting te lezen. 'Ik weet het nog niet. Maar als ik iets moet zien op te lossen, dan is het dit wel. Daarom vertrek ik nu. Misschien bezoek ik je pas weer vlak voor de landing.'
Daardoor zou jij de verbitterdste vijand van mijn ras zijn! Deze uitspraak bleef Leyden als een schaduw volgen.
Besefte Pietje, wat voor verwijt hij hiermee geuit had? De astronoom en natuurkundige was blij, dat de Terrania zich in een toestand van vrije val bevond. Hij had tijd nodig. Hij had alle computers aan boord nodig, hij wilde en moest rekenen. Hij wilde datgene, wat hem door het hoofd geschoten was tijdens het gesprek met de reuzenworm, uitgedrukt zien in cijfers of formules.
Via de intercom nam hij contact op met de majoor. 'Ik heb alle computers nodig, Crouget. Kan ik ze krijgen?'
De Epsalees antwoordde ruw: 'Uw volmachten dwingen mij om ze aan u te geven.'
Leyden bewees dat hij ook grof kon zijn. Hij had bij dit verzoek niet in het minst aan zijn volmachten gedacht: 'Majoor, loop naar de duivel met uw volmachten! Ik weet niet hoe lang ik de computers nodig heb. Ik kom naar de centrale.' Hij nam een kleine koffer mee. In deze koffer zaten stroken met gegevens. De gegevens hadden betrekking op het Suprahet, op Molkex, springwormen en springrupsen. Leyden zette de koffer neer en maakte hem open. Niemand aan boord wist, dat Tyll Leyden een soort wandelend formuleboek was. Een formule, die hij een keer gehoord had, kon hij de volgende seconde alweer vergeten zijn. Had hij hem echter nodig voor het oplossen van een probleem, dan herinnerde hij hem zich weer, op het moment, waarop hij hem nodig had. Zo ging het nu ook. Af en toe deed hij een greep in de koffer en zocht naar een strook. Maar had hij hem, dan keek hij er niet eens meer naar. De formule, die op de foliestrook stond, stond hem plotseling tegen. De Epsalees zat in zijn solide stoel en schudde zijn hoofd allang niet meer. Hij vroeg zich alleen af, wanneer Leyden zou ophouden met het voeren van gegevens aan de computer.
Toen Leyden eindelijk een stap achteruit deed, was er meer dan een uur verstreken. Naast Fils Crouget was een stoel vrij. Daarin ging hij zitten. De Epsalees scheen hij niet te zien. Zijn gedachten dwaalden af. Als zijn theorie met betrekking tot het ontstaan van Tombstone klopte, dan waren de springwormen niet van Galactische oorsprong. Het ras had zich hier tussen de sterren in de loop van 1,2 miljoen jaren ontwikkeld, maar datgene, waaruit zij zich ontwikkelden, was geen bestanddeel van de Melkweg. De structuur van het Molkex, een soort 'bevroren' energie, bewees dat. Maar Molkex was op zijn beurt weer een andere verschijningsvorm van het Suprahet, dat als een energiemonster, gedeeltelijk vierdimensionaal, gedeeltelijk vijfdimensionaal, was opgedoken uit de diepten van de interstellaire ruimte.
Leyden merkte niet, dat hij tegen zichzelf begon te spreken: 'Gedeeltelijk organisch, gedeeltelijk mineraal, gedeeltelijk vierdimensionaal, gedeeltelijk vijfdimensionaal.
Het ABC van de waanzin! Maar voor mij niet. Vreemd, waarom beschouw ik deze vormen als iets natuurlijks?'
Iemand riep iets tegen hem, waardoor zijn gedachtegang onderbroken werd. 'Mister Leyden, het resultaat!'
Uit de gleuf van de computer, waar alle overige kleinere apparaten aan boord op aangesloten waren, kwam een ponsstrook tevoorschijn, waar geen eind aan scheen te komen. Leyden liep er naar toe, zonder er een blik op te werpen.
'Wilt u hem niet zien?' vroeg een officier die kennelijk bijzonder nieuwsgierig was.
Doktor Salor Neev, die door niemand gemist was, meldde zich via de intercom: 'Leyden, zou je bevel kunnen geven dat men mij de grote rekeninstallatie ter beschikking stelt?'
'U kunt het zo van me overnemen, collega,' antwoordde Leyden. 'Bedankt, Leyden. Ik ben een zeer interessante zaak op het spoor. Je zult versteld staan, als je ziet wat er nog van je theorieën overgebleven is!' Neevs stem klonk zeer triomfantelijk.
Van alle kanten in de centrale werd Leyden scherp in de gaten gehouden. Hoe reageerde hij op de aankondiging van de bioloog? 'U zou wel eens gelijk kunnen hebben met uw bewering, dat ik me dadelijk zal verbazen, collega!' Nonchalant deponeerde Leyden de opgerolde ponsstrook die enkele meters lang was, in zijn koffer, deed hem dicht, pakte hem op en verliet de centrale. 'Moge het noodlot ons in de toekomst sparen voor geleerden aan boord van ons ruimteschip!' stootte Fils Crouget uit. Toen even later de deur van de centrale openging, zei hij bij zichzelf: 'Wordt vervolgd. De volgende graag!'
Doktor Salor Neev ging voor de boordcomputer staan om berekeningen uit te voeren, die Leydens theorie over Tombstone tot een absurditeit moesten maken.
Salor Neev grijnsde schaapachtig toen hij Leydens hut binnenkwam. Hij ging zitten en viel dadelijk met de deur in huis.
'Leyden, die Tombstonetheorie kan begraven worden. Tombstone is al minstens tweeduizend jaar een ouden van dagen tehuis van planetaire omvang, maar meer niet! Kijk, hier! Dat zijn de notities van de individuele speurder. Ik mag toch wel aannemen, dat deze capabele ontvanger in orde is en mentale impulsen vlekkeloos opvangt? Nou, Leyden? Is er een enkele voortplantingsgolf te zien? Dit is het sterielste zaakje, dat ik als bioloog ooit gezien heb. Dat betekent dus, dat Tombstone nooit de thuisplaneet van de springwormen kan zijn. We hebben een spook achterna gezeten en een planetair porseleinen ei gevonden. Hoe bevalt die vergelijking je? Goed hè?'
Met zijn fanatisme had Salor Neev iedere controle over zichzelf verloren. Maar zijn vinnige opmerkingen deden Leyden niets. 'Het duurt wel lang, voordat je het resultaat van de individuele speurder begrijpt, Leyden!' zei de bioloog. Hij meende dat hij de oorzaak wist waardoor Leyden nog steeds zweeg.
Hij wees naar een codeteken. 'Daarin is de basis van mijn bewering nogmaals vastgelegd. Maar er is nog meer aan de hand, Leyden, het is namelijk een feit, dat op Tombstone tweeduizend jaar geleden de laatste springworm geboren is. Dus de grote massa monsters is op dit tijdstip geëmigreerd en beschouwde deze planeet alleen nog maar als een tehuis voor ouden van dagen. Daarmee staan we weer aan het begin. Onze springworm heeft ons verkeerd gestuurd, en ik betwijfel het of we de planeet moeten zoeken, waarop de reuzenwormen leven, die in staat zijn zich voort te planten. Beste Leyden, span je maar weer eens opnieuw in en probeer een nieuwe theorie te bedenken. Ja, ja, je bent eigenlijk nog te jong!' Zwijgend overhandigde Leyden de bioloog de strook.
'Zeg nu eindelijk eens iets . . .!!' riep Salor Neev.
Leyden begon te lachen. 'Ik had verwacht dat u mij iets nieuws te vertellen had, beste collega. Wat u mij zoeven verteld hebt, weet ik allang. Ik onderschrijf uw bewering dat er al bijna tweeduizend jaar geen enkele springworm meer op Tombstone geboren is. Ik blijf er echter bij, dat Tombstone de thuisplaneet van de grote wormen is. U, beste collega, heeft in uw uiteenzetting iets belangrijks vergeten: De Genadigen!' Leyden lachte nog steeds zorgeloos. Met zo'n lach kon men een fanaticus tot waanzin drijven, en Neev stond op het punt te exploderen. Tenslotte hijgde hij: 'Wist je dat allemaal al? Jij . . . jij . . .' Daarna sprong hij op, liep naar buiten en sloeg de deur knallend achter zich dicht.
4.
Uitgeslapen kwam Fils Crouget de centrale van zijn schip binnen. De dienstdoende officier bracht rapport uit. Hij vertelde ook van Leyden. 'De geleerde zit al dertien uur in het archief en laat onafgebroken banden afdraaien. Verder geen bijzondere voorvallen.'
'Wordt die Leyden nooit moe?' Niemand gaf antwoord op Crougets vraag.
De Terrania was nog steeds aan zijn vrije val bezig. De majoor voerde de routinecontroles uit en liet zich daarna in zijn stoel zakken. 'Hoe staat het met Pietje?' Sinds de springworm iets van zijn capaciteiten had getoond, was hij danig gestegen in Crougets achting. 'Zo,' zei de dienstdoende officier, 'de springworm bestudeert banden die Leyden afgeluisterd heeft!' Crouget kreeg een bijzonder domme uitdrukking op zijn gezicht. 'Sir, die banden bevatten alle gebeurtenissen, die tot nu toe bekend zijn geworden met betrekking tot de Genadigen, de springwormen, de springrupsen en het Suprahet. Ze bevatten voor een gedeelte ook de wetenschappelijke rapporten over Pietje zelf.'
'Is die man gek geworden, om aan een springworm geheime zaken mede te delen? Waarom heeft men mij daarvan niet op de hoogte gesteld?' brulde Crouget. De officieren staken hun vingers in hun oren. 'Sir,' antwoordde de dienstdoende officier, 'Mister Leyden heeft verwezen naar zijn volmachten. Daardoor worden onze handen toch gebonden, nietwaar?'
Het antwoord wat Crouget gaf, had met de laatste vraag in feite niets te maken. 'Ik zou wel eens willen weten, waaraan wij het te danken hebben, dat wij met deze dwaas opgescheept zitten.'
De man, die Crouget een dwaas had genoemd, zat een verdieping lager in het archief. Hij liet de laatste band aflopen. De robot, die hem daarna naar Pietje moest brengen, stond al naast hem te wachten. Al lang niet meer zo geconcentreerd als in de afgelopen uren, zat Leyden te luisteren. Door de vele rapporten, die hij in zich opgenomen had en die hij voor een gedeelte nog niet kende, had hij een tamelijk helder beeld van springwormen gekregen. Zonder de laatste evaluatieresultaten van de grote boordcomputer, zou hij nooit tot dit definitieve oordeel hebben kunnen komen. De band was afgelopen. De robot wilde hem pakken. Op dat moment nam Leyden een ander besluit. 'Nee,' zei hij afwerend, 'ik breng de band zelf naar Pietje.' Daarna zette hij de boordomroep aan en liet via de centrale zijn collega Neev zoeken.
Neev verbleef in zijn hut. Nadat Leydens deur met een smak in het slot gevallen was, hadden ze elkaar niet meer gezien en niet meer gesproken.
'Mijn beste collega, wilt u naar de hangar komen? Ik heb het een en ander te bespreken met Pietje en ik zou graag willen, dat u daarbij was.' !Goed, ik kom.'
Ze ontmoetten elkaar bij de deur van de hangar. Leyden wilde hem openen, maar Salor Neev hield hem tegen. 'Beste collega, ik bied u mijn excuses aan voor mijn gedrag in uw hut. Ik had van pure opwinding de grond onder mijn voeten verloren.' Leyden maakte een nonchalant gebaar. 'Akkoord, collega Neev. Zoiets kan iedereen overkomen.' De bioloog keek hem dankbaar aan. Hij wilde nog iets zeggen, maar Leyden was hem voor. 'Laten we het daarbij laten.' Hij liet Neev voorgaan. Opzettelijk. En zijn plan lukte.
Op het moment dat ze binnenkwamen, legde Pietje juist een nieuwe band op de recorder, drukte op een knop met een grijptang en luisterde via de symbooltransformator naar het verslag.
Neev was blijven staan. 'Hebt u hem dat bijgebracht?'
'Ik heb door een robot het apparaat naar binnen laten brengen. De rest heeft Pietje zelf opgelost.' Ze wachtten totdat de springworm kennis had genomen van de inhoud van de band, die Leyden had meegebracht. Toen het slotsignaal weerklonk, begon Leyden te spreken. Hij ging er in zijn uiteenzetting vanuit, dat Tombstone ontstaan was uit de brokstukken van het geëxplodeerde Suprahet en opgevangen werd door de kleine, gele zon. In de loop van de tijd bleek daarna, dat het materieel stabiel geworden Molkex zich hier anders ontwikkelde dan de Molkexmassa op Hercules. Leyden vermeldde niet door welke factoren leven op Tombstone ontstaan was.
Naast een flora, die zich ontwikkelde in enkele eeuwen, ontwikkelden de springwormen zich. Hoewel Tombstone in de tijd van de eerste reuzenwormen naar alle waarschijnlijkheid qua omvang met Hercules kon concurreren, bleef de planeet toch te klein, nadat de eerste eieren waren gelegd en hieruit de springrupsen tevoorschijn kwamen, die zich angstaanjagend snel vermenigvuldigden en daarbij de hele planeet leegvraten.
Dit proces herhaalde zich zo vaak, dat Tombstone daardoor bijna negentig procent van zijn massa verloor.
In de periodes, waarin uit reusachtige Molkexmassa's ontzettend veel dichte opeenhopingen ontstonden, waaruit op hun beurt weer springwormen tevoorschijn kwamen, vraten de jonge reuzenwormen elkaar op, of zorgde de natuur voor een onbarmhartig selectieproces, zodat hoogstens twee dozijn springwormen op het rijpingspunt van hun leven er aan toekwamen om hun eieren te leggen.
Deze cyclus werd onderbroken, toen de Genadigen Tombstone ontdekten, de waarde van het Molkex ontdekten en het voor elkaar kregen, contacten op te nemen met de springwormen. De Genadigen deden het voorstel om iedere springworm, die rijp was, naar een geschikte planeet te brengen, zodat hij daar in alle rust zijn eieren kon leggen. Als tegenprestatie verzochten ze om het grootste gedeelte van de Molkexmassa, waaruit de springrupsen ontstonden, die de betreffende planeet kaalvraten en zich daarbij vermenigvuldigden.
De Genadigen pantserden met het Molkex hun ruimtevaartuigen, verder gaven ze bevel en letten ze erop, dat niet meer dan twintig springwormen op iedere kaalgevreten planeet uitkwamen. De jonge dieren werden met schepen opgepikt en naar Tombstone gebracht, waar ze tot hun rijpe jaar bleven. Leyden kon niet verklaren, waarom de Genadigen tot op de
dag van vandaag het hoge intelligentiequotiënt van de springwormen niet hadden beseft, maar ze nog steeds beschouwden als vreselijke monsters, die ze naar alle waarschijnlijkheid als hulptroepen hadden misbruikt, zonder te vermoeden, dat het misdadige van hun optreden weldegelijk ingezien werd door de reuzenwormen. Pietje luisterde even gespannen als de bioloog naar de uiteenzetting van de jonge geleerde.
'Niet het transport naar een geschikte planeet om daar ongestoord eieren te kunnen leggen beïnvloedde de gevoelssfeer van de springwormen, maar de drukkende eisen van de Genadigen, die het grootste gedeelte van de Molkexmassa voor zich opeisten. Ook al leefden ze onder druk, de reuzenwormen werden qua aantal uiteindelijk een enorm ras. We weten nog steeds niet of het de taak moet zijn van toekomstige springwormgeneraties om zich op een goede dag te gaan verzetten tegen de Genadigen. Wat zeg je van mijn vermoedens, Pietje?' Maar de bioloog was hem voor. Met een fanatieke energie nam hij de draad op, die Tyll Leyden tot dit punt uitgesponnen had en gaf te kennen, dat hij Leydens opinie over de ontwikkeling van de springwormen voor het grootste gedeelte deelde.
In de machinekamers barstte donderend de hel los ...
Leydens schallende lach bleef nog enkele seconden nagalmen ..
Alleen haalde hij zijn argumenten van het arbeidsterrein van de bioloog. Hij interpreteerde Pietjes gevoelsmatige weerzin tegenover de Genadigen als volgt: De afspraak tussen de springwormen op Tombstone en de Genadigen, waarna het grootste gedeelte van de Molkexmassa toekwam aan de Genadigen, moest in het Molkex reeds een antipathie veroorzaakt hebben, die tenslotte overging op de springwormen, terwijl zij zich in de cocons ontwikkelden.
'Als mijn veronderstelling niet overeenkomt met de werkelijkheid,' zo ging Neev verder, 'dan zou het idee toch niet al te utopisch zijn, namelijk dat er tussen de springwormen en de Molkexschepen hyperverbindingen bestaan. We moeten daarbij niet vergeten, wat er gebeurd is, toen het Molkex zich op Hercules vlak voor het einde van het veranderingsproces bevond. Molkexruimteschepen explodeerden als zeepbellen, en Pietje dreigde door middel van de hyperimpulsen, die uitgestraald werden van Hercules-Molkex, vernietigd te worden. Men moet dit punt goed onder ogen zien en het na een eventueel contact met Pietjes soortgenoten naar voren brengen.'
Leyden had met aandacht geluisterd. 'Collega, vermoedt u dat de springwormen ieder Molkexschip kunnen peilen, omdat de scheepsromp uit dezelfde massa bestaat?' 'Ja!'
Beide Terranen keken de springworm aan. Die zond geen impulsen uit naar de symbooltransformator. Het apparaat zoemde zachtjes. Het opnameautomatisme, dat ieder geluid van de band vastlegde, liep geruisloos verder. Daarna klonken de volgende woorden uit de vertaler: 'Ik kan geen ongeluk en ook geen redenering ontdekken. Maar ik heb vastgesteld, dat ik niet alleen met beschuldigingen tegen de Genadigen naar Tombstone kom maar met bewijzen, dat mijn soort sinds het eerste contact onderdrukt is.'
'Dat bewijs alleen is niet overtuigend genoeg,' zei Leyden. 'We hebben vastgesteld dat er op dit moment ongeveer tienduizend soortgenoten van jou op Tombstone leven. Zonder het aanbod van de Genadigen zou de planeet hoogstens plaats aan tien soortgenoten bieden. Met dit argument zal men je tegemoet treden. Daarmee word jij dan weer de misdadiger, die eens een van jullie belangrijkste wetten geschonden heeft. Je kunt het argument van de uitbuiting aanvoeren, maar in dit verband moet je de voorvaderen van jouw ras beschuldigen van het schenden van een elementaire wet van jullie soort!! Je moet aan je soortgenoten de volgende vraag stellen: Welke wet gaf onze voorvaderen het recht toe te staan, dat er zich op iedere Molkexplaneet nooit meer dan twintig nakomelingen mochten ontwikkelen? En als je dan verder naar voren brengt, dat je uit oppositie ten opzichte van deze onverantwoordelijke afspraak verraden hebt, hoe verstandig jouw ras wel is, dan zal jouw overtreding niet meer zo zwaar opgenomen worden.' Het antwoord van Pietje klonk zeer merkwaardig. 'Jullie zijn het enige wonder in deze Melkweg!' Tyll Leyden en Salor Neev keken elkaar vragend aan. Ze haalden allebei hun schouders op. Daarna liet Leyden de springworm gedeeltes van hun gesprek horen. 'Waarom heb je alles opgenomen, Tyll?'
'Je had moeten vragen, waarom ik je laat merken waarom ik alles opgenomen heb. Ik zou dit graag als rugdekking willen gebruiken, als we op Tombstone aan land gaan en de soortgenoten van jou ontmoeten. Ik zal ze dan zeggen, dat het zinloos is om Neev en mij te doden, omdat al mijn kennis zich ook aan boord van ons schip bevindt. Bovendien zal mijn uitspraak het nodige gewicht krijgen, als jij die bevestigt.' 'Tyll, hoe weet je dat de zaak zo zal verlopen op Tombstone?' De jonge geleerde glimlachte naar Pietje. 'Omdat we jou een beetje kennen. En om redenerend vanuit jou de reacties van je soortgenoten te voorspellen, is niet moeilijk. Maar ik geloof dat het nu tijd wordt om naar Tombstone te gaan.'
De Epsalees Crouget keek de jonge man medelijdend aan. Wat hij dacht, was duidelijk op zijn gezicht af te lezen. Hij dacht dat Tyll Leyden gek was.
'Er leven daar tienduizenden van die beesten. Geen van hen is zoals onze Pietje. Leyden, wees toch verstandig. Dat is zelfmoord. Heb ik gelijk of niet, Mister Neev?' De oude, kaalhoofdige bioloog rekte zich uit. 'Hoopt u, dat ik uw mening deel, majoor? Ik denk er niet aan. U hebt geen gelijk. Wij hebben gelijk. Mister Leyden, Pietje en ik. Tienduizend springwormen zijn net zo gevaarlijk als een springworm. We zijn toch niet in staat om er ook maar een te vernietigen. Dat is ons doel ook niet. Wij willen in gesprek komen met dit intelligente ras. U weet toch, wat er vanaf hangt voor de Melkweg. Of hebt u de springrupsenplaag op ongeveer driehonderd bewoonde planeten vergeten? Ik wil niet over het hoofd zien, dat u zich zorgen maakt over ons lot, maar dat verhindert ons niet, nu te eisen dat wij afgezet worden op Tombstone!' 'U hebt volmachten.' Fils Crouget zag in, dat iedere waarschuwing door de beide experts in de wind geslagen werd. 'Goed dan, we verlaten nu de toestand van vrije val en vliegen naar Tombstone. Waar moet ik u afzetten?'
'Op het continent met de langgerekte kust!' bepaalde Leyden. 'Waarom precies daar? Die is toch voor tachtig procent met bossen bedekt!'
'Omdat daar de meeste springwormen leven, majoor. Nog een ding: Laat de telecomontvanger instellen op de afgesproken frequentie. Als mijn oproep doorkomt en ik graag zou willen dat de Terrania naast mij landt, wilt u dan op de eerste plaats een plasticcontainer uitladen, die gesloten in mijn hut staat. Misschien heb ik voor die tijd nog een paar wensen, maar de container is en blijft het belangrijkst.' 'Wat zit erin?' wilde Crouget weten. 'Vliegen we nu naar Tombstone?' Leyden negeerde de vraag van de majoor.
'Ja, voor den duivel, we vliegen naar Tombstone, en ik ben de gelukkigste man van de wereld, als u eindelijk van boord bent verdwenen!' Courgets stem bulderde door de centrale. 'Dat is uw goed recht, commandant, dat zal ik u niet betwisten!' was Tyll Leydens bedaarde antwoord.
Leyden en Neev verlieten de centrale en bereidden zich in hun hutten voor op de landing. Al voor het vertrek uit Terra stond vast, dat de Terrania niet langer dan vijf minuten op de planeet zou blijven. Nadat de beide experts met Pietje door de sluis naar buiten waren gegaan, moest het naar buiten brengen van de apparatuur zeer snel gebeuren. Daarna zou de Stedenkruiser starten en in een baan boven de planeet de ontwikkeling op Tombstone afwachten.
Pietje lag al in de gang naar de grote sluis, toen Leyden en Neev in de antizwaartekrachtlift naar beneden kwamen, vergezeld van enkele robots, die apparatuur droegen, waaronder een draagbare symbooltransformator met verstelbare bediening. Leyden probeerde hem uit op Pietje. De communicatie via het kleine apparaat was uitstekend. Tombstone, was een heerlijke, alleen iets te warme zuurstofplaneet, zoals uit de luchtanalyses was gebleken.
'Wat voel je?' vroeg Leyden aan de jonge springworm. 'Alleen peilingen, Tyll, niets anders. Mijn ras volgt vanaf Tombstone de landing van het schip.' 'Kun je vaststellen, waar je soortgenoten zich ophouden, Pietje?' 'Natuurlijk. Ze hebben zich teruggetrokken in de bossen en wachten daar af.'
De Terrania landde tamelijk hard op Tombstone. Het telescopische landingsgestel veerde diep in, toen de ruimtebol neerkwam op een open groene vlakte. Tegelijkertijd gingen de beide sluisdeuren open en werd de brede loopbrug naar buiten geschoven.
Pietje spande zijn reusachtige wormenlichaam, zette zich met het uiteinde af tegen de grond en sprong weg. Hij schoof door de sluis en kwam een eind voorbij de loopbrug op de grond terecht. Toen hij omkeek, zag hij Leyden, Neev en de robots in looppas naar beneden rennen.
Nauwelijks hadden de robots hun doel bereikt, op een afstand van driehonderd meter van het schip, of ze zetten de apparaten neer en liepen terug naar de Terrania. Leyden en Neev liepen in de richting van de bosrand, die de grens van de open plek vormde. Als de motoren van het schip al hun krachten ontplooiden, waren ze liefst zo ver mogelijk. Daarna waren de twee geleerden enkele minuten verdoofd, omdat de Terrania startte, van de ene seconde op de andere kennelijk kleiner werd en tenslotte als een puntje aan de wolkenloze hemel van de springwormplaneet verdween, 'Wat is er met Pietje aan de hand?' schreeuwde Leyden, die nog steeds een dof gesuis in zijn oren hoorde. Hij hield Neev vast en wees naar de jonge springworm. Deze kromde zich alsof hij last had van een geweldige pijn.
Op hetzelfde, moment bleven de mannen stokstijf staan, keken elkaar ongerust aan, keken om zich heen, maar zagen niets opvallends. 'Dreiging!' stootte Tyll Leyden uit. Met een woord had hij gezegd, wat zich aan hen opdrong. En toen begrepen ze waarom Pietje zich zo eigenaardig gedroeg. Ze waren overvallen door een breed front van zeer krachtige impulsen, die uit niets anders dan dreiging bestonden. De golven kwamen van alle kanten en begonnen bij de beide experts lichte misselijkheid te veroorzaken.
'Pietje!' schreeuwde Tyll Leyden verbijsterd.
De springworm schoot met een reusachtige sprong door de lucht. Hij hoorde Leydens geschreeuw niet. Nu kwam hij neer, spande zijn reusachtige lichaam weer en zette zich af.
Leyden en Neev riepen samen zijn naam.
Ze voelden niet dat het angstzweet over hun gezicht liep. Hun bezorgdheid voor Pietje was op dit moment groter dan de angst voor de dreigende golf, die voortdurend krachtiger werd.
Pietje verdween tussen de merkwaardige bomen van de nabije boszoom. De mannen zagen nog een keer een paar boomtakken wild heen en weer zwaaien, daarna viel er niets meer te zien. Ze waren alleen. Het wezen, dat ze zonder meer vertrouwd hadden, was in panische angst voor de golven weggevlucht.
Beide geleerden liepen terug naar de plek, waar de robots de apparatuur hadden neergezet. 'Goed vooruitzicht!' stelde Neev bitter vast. 'Zo had ik me onze eerste minuut op Tombstone inderdaad niet voorgesteld.'
Tyll Leyden bromde alleen maar wat. Hij knielde neer en zette de draagbare symbooltransformator aan. Het apparaat zoemde. Leyden veranderde de instelling. Het zoemen hield aan. Het was een onmiskenbaar teken dat er zich geen springworm in de buurt bevond.
'Goed vooruitzicht!' zei Leyden nu en bestudeerde de beide vliegpakken, die tussen de instrumenten lagen. Hij aarzelde om zijn vliegpak te dragen. 'Collega, het is er op of er onder!'
'Akkoord,' antwoordde de oude bioloog. 'Daar ben ik ook voor: Alles of niets!'
Leyden knikte met zijn hoofd. 'Ik voel geen dreiging meer.' 'Wel een teken, dat de springwormen Pietje te pakken hebben. Ik hoop niet dat ze hem ter plaatse vermoorden. Het zou lichtzinnig zijn.
Iets violets, iets langwerpigs vloog hen tegemoet van de bosrand. Onwillekeurig schoten de handen van de mannen uit naar hun stralers. Maar geen van beiden trok hun wapen. Ze hadden de springende springworm herkend. Pietje was teruggekomen! De symbooltransformator vertaalde zijn mentale informatie. Ze waren omsingeld door een paar duizend springwormen! Pietje had op verschillende plekken geprobeerd om door te breken. Overal was hij door energieflitsen gedwongen geweest om rechtsomkeert te maken. 'Ze dringen van alle kanten onophoudelijk op. Over een uur standaard tijd hebben ze de bosrand bereikt.'
Leyden vroeg: 'Heb je niet geprobeerd om je verstaanbaar te maken, Pietje?'
'Ze willen geen contact. Ze haten me. Ze verachten me, omdat ik jullie de weg naar onze planeet heb gewezen. Ze wilden me vernietigen en jullie ook.' Maar eerst mij!' 'Ik zal via de symbooltransformator met ze spreken!'
'Tyll, ze zullen de impulsen gewoon niet ontvangen!'
'Toch zullen we het proberen. Denk na over wat je hen binnen enkele seconden kunt bijbrengen. Het moet voor jouw soort zo belangrijk zijn, dat het ze ervan weerhoudt om jou ter plaatse te vernietigen!' De springworm antwoordde niet. De beide mannen drongen niet aan op antwoord. Plotseling voelde Leyden de hand van zijn collega op zijn schouder en zag hij hoe hij naar Pietje wees.
Het uiterlijk van de springworm begon te veranderen. Zijn hoornachtige, violette oppervlak begon te gloeien.
'Pietje, wat doe je?' riep Leyden verrast, die zoiets nog nooit gezien had.
'Ik heb honger. Ik eet!' klonk het uit de symbooltransformator. De jonge springworm haalde zijn voedsel rechtstreeks uit de gele zon, die majoor Crouget als Leydens ster genoteerd had in de catalogus. Pietje dacht er niet over om de omweg van het veranderen van materie in energie te gebruiken. Onwillekeurig moest Tyll Leyden denken aan het Suprahet. Dat leefde ook van energie; het betrok die uit de vierdimensionale ruimte, maar ook uit de vijfdimensionale ruimte. De opname van voedsel uit de nabije zon was nog steeds niet teneinde. De fysicus Leyden zocht tevergeefs naar een teken, waaruit hij kon opmaken met welke middelen Pietje Leydens ster voor zijn doeleinden gebruikte. Hij vond geen enkel spoor, behalve dan dat het hoornachtige oppervlak van de jonge springworm nu werkelijk violet begon te gloeien.
'Tyll, ze komen steeds dichterbij. Ze weten, dat ik bij jullie ben. Ooff is een van hen.'
'Wie is Ooff?' vroeg Leyden. 'Ooff is Ooff, Tyll. Meer weet ik ook niet. Hij heeft mij zoeven verteld dat hij Ooff is.'
'Kunnen ze horen, wat wij met elkaar bespreken, Pietje?' 'Alles, en al mijn soortgenoten luisteren mee. Maar ze willen niets horen. De impulsen uit jouw vertaler komen niet over!'
De bioloog toonde geen angst. Hij zat op een toestel en staarde naar de grond. Dat van alle kanten een paar duizend volwassen springwormen naderden om dood en verderf te zaaien, scheen hem niet te deren. Plotseling wierp hij zijn hoofd achterover. 'Pietje, voel jij in je herinneringsvermogen of in een energiekennisruimte, dat jouw ras je ter plaatse doden moet omdat je de wetten hebt geschonden?' 'In deze vorm is de vraag niet te beantwoorden, Neev. Wat jullie mensen de dood noemen, is voor ons geen dood. Wat jullie als vernietiging beschouwen, is voor ons geen vernietiging. Dit misverstand is mijn schuld, omdat ik geprobeerd heb te denken, zoals jullie het doen. Als Ooff mijn ego opheft, dan sterf ik niet. Ook word ik niet vernietigd, evenmin als ik iets anders vernietig, als ik materie in energie verander.' 'Laat hij je gaan?' zei Leyden. 'Ja, Tyll!' Sinds wanneer kon een symbooltransformator enthousiasme overbrengen? Maar het klonk alsof Pietje enthousiast had geantwoord. 'Ooff laat me gaan. Dat is alles. Niets kan mij doden of vernietigen. Men kan mij alleen maar laten gaan!'
'Begrijp ik niet!' zei de bioloog. 'Maar ik wel, Neev,' zei Leyden en haalde diep adem. In deze paar minuten waren er meer geheimen over de springwormen geopenbaard, dan in de afgelopen weken. En nog nooit tevoren had hij zo duidelijk het verband gezien tussen het Suprahet en de springwormen. 'Als u iets zou begrijpen van het Suprahet, dan zou u spelenderwijs begrijpen wat Pietje bedoelt met het loslaten van zijn ego."Ik ben bioloog en geen fysicus, Leyden.'
De fysicus in Leyden werd actief. 'Vaak heeft men een duwtje nodig om op de juiste gedachte te komen. Schiet op, Neev, help mij om deze converter vast te maken aan de symbooltransformator. U weet wel, AB-BA-contact, kleur bij kleur. Ik zorg er wel voor, dat de zekeringen ons niet om de oren vliegen.' 'Ik weet nog steeds niet wat de bedoeling is, Leyden!' 'Ik wil de impulsen van deze symbooltransformator duizend procent krachtiger maken. Als Pietje me de functie van het apparaat niet verklaard had, zou ik nooit op dit idee gekomen zijn. Maak je geen zorgen, Neev, hebt u AB-BA: Opgelet, geen verkeerde kleuren bij elkaar.' Hij klapte de zijwanden open. Hij ging op zijn hurken zitten en vergat Waar ze waren.
Tyll, ze zijn er bijna!' schreeuwde Pietje.
Klaar!' De zijwanden klapten dicht, de magnetische contacten werden gestimuleerd. 'Mag ik, Neev?' De bioloog knikte.
'Daar komen de eerste!' riep Pietje. 'Voelen jullie de haat niet!' Tyll Leyden voelde hoe de converter begon te trillen. Hij had geen tijd om om te kijken. Enigszins zorgelijk bekeek hij de vertaler. Zou het apparaat op den duur deze gevaarlijke overbelasting uithouden? Ze hadden geen reservetoestel! 'Dekking!' schreeuwde de bioloog en wierp zich op de grond. Verblind sloot Leyden zijn ogen.
Een felle energieflits was vanaf de boszoom op hen afgeschoten en had Pietje getroffen.
Daarna brak er een hel van energie-uitbarstingen boven de mannen los. Honderden energieflitsen raasden over de open plek. Iedere flits had alleen maar de bedoeling om Pietje te treffen. Uit de symbooltransformator klonk een brullend geluid. Leyden en Neev meenden dat hun laatste uur geslagen had, toen de energieflitsen plotseling ophielden.
De mannen drukten nog steeds hun gezicht tegen de grond. Instinctief hadden zij hun armen bovenop hun hoofd gelegd. Toen ze in hun buurt een dof dreunend geluid hoorden, keek Leyden plotseling op. De boszoom spuwde springwormen uit. Van alle kanten kwamen ze aangevlogen, met reusachtige sprongen, met honderden tegelijk.
Pietje lag voor hun apparatuur en verroerde zich niet. 'Is zijn ego al vrijgegeven?' vroeg Leyden zich af.
Toen zag hij verbaasd, dat Pietjes oppervlak nog steeds violet gloeide.
De sprongen van de springwormen klonken als doffe paukenslagen. De bodem begon te sidderen. Leyden voelde, dat hij nu moest optreden, anders zouden ze door een energieflits verteerd worden. Dat betekende voor hen geen loslaten van het ego, maar de dood! 'Wie is Ooff? Wie is Ooff?' Hij sprak de naam uit, zoals hij hem door de symbooltransformator had horen klinken. Leyden liet de zoekinstallatie een keer ronddraaien. Het zoemen van zijn apparaat werd overstemd door de sprongen van de reuzenwormen.
Plotseling klonk een brullende kreet door het apparaat: 'Wat wil je?' 'Ben jij Ooff?' vroeg Leyden onverstoorbaar. Hij zocht in de richting, waarin het zoekapparaat wees. Uit de grote massa springwormen kwam een reusachtig exemplaar met een gerimpelde huid tevoorschijn. 'Ik ben Ooff. Wie ben jij?' 'Ik heet Leyden en mijn metgezel is Neev!' antwoordde hij en wachtte gespannen op de reactie. Ze werden omsingeld door een muur van springwormen. Ooff reageerde niet.
Ooff ging raad vragen aan Guuhl, die zich sinds pas korte tijd op Tombstone bevond en met een van de laatste schepen van de Genadigen was gearriveerd. 'Is dat een van de wezens, waarvan je verteld hebt, Guuhl?'
Aan de andere kant antwoordde Guuhl: 'Ja, zo zien ze eruit. Ze zijn allemaal net zo klein, maar ze zijn wel lastig.'
'Zijn ze intelligent, Guuhl?'
Guuhl zweeg, omdat hij deze vraag niet kon beantwoorden.
Voor het kleine wezen duurde het wachten te lang. Met behulp van zijn apparatuur overviel Leyden met samengebalde impulsen de oude Ooff, zodat deze bliksemsnel zijn ontvangstorgaan blokkeerde en daarna verbaasd moest vaststellen, dat de impulsen hem, hoewel iets zwakker, toch duidelijk bereikten. Met steeds intensere verbittering moest Ooff luisteren naar het verhaal van het kleine wezen. 'Wij weten, hoe verstandig jullie zijn, Ooff. Je hoeft geen spelletje te spelen, zoals jullie al tijden lang met de Genadigen hebben gedaan. Waarom hebben jullie het wezen van jullie ras, dat met ons naar jullie gekomen is, verhinderd zich te rechtvaardigen? Wat hebben jullie met hem gedaan? Hebben jullie allemaal niet tegen een van jullie wetten gezondigd, Ooff?' Ooff liet niet merken hoe verbaasd hij was over het kleine apparaat, waarmee een van de twee kleine wezens zich verstaanbaar kon maken. 'Leyden,' was zijn impuls, 'we hebben jullie niet uitgenodigd. We hebben jullie geen toestemming gegeven om onze planeet te betreden. Dus hebben jullie ook geen recht om ons enig verwijt te maken. Degene, die met jullie meegekomen is, is een verrader van ons geworden. Verraders worden gestraft.' Het kleine wezen riep er tussendoor: 'Ooff, wil je zijn ego vrijgeven, zonder naar hem te luisteren? Wil je een misdaad toevoegen aan de misdaden van je voorvaderen?' Ooff schermde bliksemsnel al zijn impulsen af. Van alle vier de continenten weerklonk de oproep van zijn soortgenoten, die in staat waren mee te luisteren. Ze wilden weten wat het kleine wezen bedoelde met zijn toespeling op de misdaad van hun voorvaderen.
Ooff keek omhoog naar de zon. Die scheen zoals altijd op zijn planeet, maar het was alsof hij plotseling een ander gezicht had gekregen. Daarna keek hij opnieuw met fonkelende ogen naar de beide kleine wezens. Hij kon zich nauwelijks voorstellen, dat ze lastig zouden worden. Maar het was niet moeilijk om in te zien, dat ze meer over zijn ras wisten, dan wie dan ook van de Melkweg. 'Ooff, wil je de misdaden van je voorvaderen nog erger maken?' hoorde hij opnieuw. 'Vraag het aan jullie soortgenoot, die met ons meegekomen is, en je zult horen, wat we van jullie weten!'
'Jij weet teveel, Leyden, en Neev ook. Dat oordeel hebben jullie zelf al geveld!'
Ooff voelde hoe hij werd gegrepen door ongerustheid bij deze impuls. Met zijn heldere ogen zag hij dat zijn woorden geen indruk hadden gemaakt op de beide wezens. 'Ooff, we weten nog veel meer over jullie! We weten alles. Veel meer dan jullie! We weten ook, dat jullie slaven van de Genadigen waren! Wij weten, dat jullie net doen alsof jullie stompzinnige monsters zijn! Ik weet intussen, dat al je soortgenoten meeluisteren. Ooff, moet ik naar ze roepen, dat jij gevaar loopt een nog grotere misdaad te begaan dan jullie voorvaderen? Ooff, wil jij de zonde op je geweten hebben, dat jouw ras jou ego loslaat?'
Tyll Leyden was zover achteruit gelopen, dat de symbooltransformator zijn zwoegende ademhaling niet kon overbrengen. Beide geleerden wachtten nu gespannen, welke reactie de door Leyden gesproken woorden zou opleveren. De middellijn van de cirkel, waarin ze zich bevonden, was minder dan honderd meter geworden. Vier springwormen maakten een sprong, en kwamen dof neer. Maar ze letten niet meer op de mannen. Met hun reusachtige grijptangen grepen ze Pietje beet en sleepten hem naar zijn soortgenoten.
Als versteend keek Tyll Leyden toe, daarna voelde hij hoe hij meegesleurd werd door woede. Maar hij beheerste zich.
'Ooff,' riep hij over de symbooltransformator, 'als jullie het ego van onze vriend vrijgeven, zullen de Genadigen er spoedig achterkomen, wie jullie werkelijk zijn! Zij hebben jullie in de hand! Zij zullen jullie uit wraak, omdat jullie hen nooit verraden hebben dat jullie intelligent zijn, allen tot slaaf maken!' De vertaler zoemde. Twee mannen waren omsingeld door een paar duizend springwormen. Van Pietje was geen spoor meer te zien. Salor Neev keek Leyden wanhopig aan. Leyden liep weer naar de vertaler: 'Ooff, wat halen jullie met onze vriend uit?'
'Wacht nog even, Leyden.' Leyden en Neev wachtten. De vertaler zoemde.
'Ze komen naderbij,' fluisterde de bioloog, die zijn blik had laten rondzwerven.
Tyll Leyden had het ook al gezien. De cirkel werd langzaam kleiner. Van alle kanten kwamen de reuzenwormen aangekropen. Nu hadden ze de vijftig-meter-lijn overschreden.
Kop aan kop stonden ze, een muur van springwormen. 'Begrijp dan wat dat te betekenen heeft, Leyden!' Voor de eerste keer trilde Neevs stem.
Leyden kwam plotseling op een idee. 'Collega, krijg je het nog voor elkaar om hartelijk te lachen?' 'Als we daardoor de situatie meester worden, onmiddellijk. Wat stel je je daarvan voor?' 'Laten we het eens proberen!' Hij gaf een teken met zijn hand. Ze lachten. Eerst klonk het niet echt, maar daarna werd hun gelach aantrekkelijk, en tegelijkertijd draaiden de beide mannen zich om en bekeken het leger springwormen. Neev was het eerst buiten adem. Leydens schallende gelach duurde nog een paar seconden voort, daarna ging het over in een brede grijns. Hun poging had nu al succes. De linie van de springwormen verstijfde. Leyden ging zitten op de kleine convertor. Hij wist niet of de springwormen in staat waren uit zijn houding conclusies te trekken over zijn mentaliteit. Maar omdat ze zijn gelach begrepen hadden, was het aannemelijk, dat zij Leydens nonchalante houding als uitdrukking van zekerheid zouden taxeren. En dat wilde hij bereiken. Vanaf de converter riep hij: 'Ooff, waarom zouden we nog langer wachten? Ik zie geen reden waarom jij met je soortgenoten wat dichterbij zou komen! Op de eerste plaats, wat is er van onze vriend geworden?' Dadelijk klonk Ooffs antwoord: 'We proberen er achter te komen, of we jouw woorden kunnen geloven, Leyden!' De jonge geleerde reageerde scherp.
'Waaruit bestaat die test, Ooff? Wordt daardoor het ego van onze vriend prijsgegeven?' 'Zover is het nog niet, Leyden. We inspecteren de inhoud van zijn geest. Dat gaat stukken gemakkelijker, omdat hij net gegeten heeft. Leyden, waarom is hij jouw vriend?' Ook Neev kromp bij deze vraag ineen. Was dit niet de eerste aanwijzing, dat de vijandelijke mentaliteit van de springworm langzaam minder werd?
Maar een paar minuten later zagen de mannen een paar honderd springwormen van haat fonkelen. Ooff was de spreekbuis van zijn hele volk. De mannen werden door minder dan vijf meter gescheiden van de oude springworm, die in zijn gedachte-impuls zijn hele haat neerlegde. 'Leyden, je bent de meest verbitterde vijand van onze ras!' Tyll Leyden was al bang geweest, dat de springwormen tot deze conclusie zouden komen. Het leven van de beide Terranen was nog nooit zo in gevaar geweest als op dit moment.
'Ooff, ik ben jullie vriend! Ik ben hier gekomen om de vriendschap van mijn ras aan te bieden. Onderzoek de geestelijke inhoud van onze vriend, die tot jouw ras behoort, jullie zullen ontdekken, dat ik de waarheid heb gesproken. En jullie moeten er ook achterkomen, dat ik meer over jullie en jullie afkomst weet, dan jullie zelf!'
Tyll Leyden begreep niet, waar hij de zekerheid en de rust vandaan haalde om dit antwoord met zoveel overtuiging te kunnen uitspreken. Hij wist alleen, dat een verkeerd woord hem en Neev het leven zouden kosten.
Hij voelde de brandende blikken van de bioloog op zich rusten. Hij werd omringd door van haat fonkelende grote ogen. Hij ontdekte echter ook, dat de haat in Ooffs ogen afgenomen was. 'Leyden . . .' De vertaler zweeg. Wat is er nu weer gebeurd, vroegen beide mannen zich in gedachten af. Ze richtten hun blikken op de oude springworm Ooff. Deze had zijn ogen gesloten. Na een poosje deed hij ze langzaam weer open. Wanhoop bekroop de beide geleerden, wanhoop, gemengd met deernis. Leyden verzette zich tegen deze gevoelens. 'Ooff, ik begrijp jou niet. Verklaar me, wat jullie wanhoop te betekenen heeft!'
Krachtiger dan ooit klonk het gezoem van de symbooltransformator. Daarna klonk Ooffs antwoord: 'Leyden, je hebt onze toekomst vernietigd!'
De jonge natuurkundige en astronoom begreep het springwormwezen. Ooff zinspeelde op de vernietiging van de Molkexmassa, die op Hercules een metamorfose ondergaan had. Maar Leyden begreep de toespeling niet helemaal. 'Leyden, jij bent, zonder het te weten, de vernietiger van onze toekomst geworden. Jij noemt je vriend Pietje. Laten we het daar op houden, zolang we nog met elkaar spreken. Zo kunnen we vergissingen voorkomen. Voor ons blijft het een raadsel hoe jullie, mensen, erin geslaagd zijn, Pietje tot je vriend te maken.'
Op dat moment begreep Leyden alles. Hij besefte ook, hoe volkomen anders de denkprocessen van de springwormen waren. De springwormen hadden een totaal andere kijk op de vernietiging van Hercules en zijn Molkexmassa. Maar nu probeerde Tyll Leyden om Ooff de gegevens over het Suprahet toe te spelen en uit te leggen, wat het verband was met het Molkex. Leyden had geen extra kracht nodig om zijn gedachten in woorden te hullen. Hij sprak als een mens, die zijn eigen ik prijsgeeft.
'We hebben je begrepen, Leyden,' zei Ooff. 'Wij zien ook in, dat het zinloos is om Neev en jou te doden. We begrijpen ook, waarom we enkele weken geleden door iets geroepen en gekweld werden, waarna deze oproepen plotseling stopten. Het eindigde met de vernietiging van Hercules. De vernietiging van het Suprahet heeft de poort naar onze toekomst voorgoed afgesloten.' Leyden had zijn antwoord al klaar, 'wij . . . ' maar zweeg plotseling. Ineens kwam hij op een angstaanjagend idee. Zouden de hyperverbindingen van de Molkexmassa veel inniger zijn dan men had vermoed? Moest de toespeling op de toekomst van de springwormen zo uitgelegd worden, dat ze ervan gedroomd hadden om op een goede dag weer gemeenschappelijk te veranderen in Suprahet?
Als dat vermoeden klopte, dan moest Leyden nu al zijn dialectische talenten gaan gebruiken. Haastig, alleen maar om zomaar wat te zeggen, zei hij: 'Ik geloof niet, dat jullie toekomst vernietigd is. Ik heb bewijzen voor deze bewering.' Neev merkte hoe ongerust zijn collega was. 'Wat is er?' vroeg hij zachtjes.
Tyll Leyden bevond zich in tijdnood. De springwormen wachtten op zijn argumenten. Hoewel hij dat beweerd had, had hij geen argumenten. Hij moest denken aan de merkwaardige geheugenprestaties van Pietje. Ze hadden vermoed, dat de onverklaarbare kennis, waarover Pietje beschikte, opgeslagen lag in het Molkex. Dit vermoeden scheen nu op Tombstone bevestigd te worden. Dus moest iedere Molkexmassa met iedere massa in verbinding staan. Dus had echter ook gedurende een periode van ongeveer 1,2 miljoen jaar een door het instinct geleide oerdrift gewerkt in de richting van het terugvinden van het gemeenschappelijke Suprahet. Ook de verschillende ontwikkeling van het Molkex op Tombstone had deze drift niet kunnen verdringen. Vertwijfeld vroeg Leyden zich af: Wat moet ik nu tegen de springwormen zeggen?
5.
De blik in de ogen van majoor Crouget sprak boekdelen. Het alarm loeide door de Terrania. De impulsmotoren begonnen te dreunen en sleurden het schip weg uit de grote omloopbaan rond Leydens stelsel.
Voor de afstandspeiling stonden drie officieren. Ze letten op de afstandswaarden, die het apparaat uitspuwde. Geen van de bemanningsleden had nog gerekend op het opduiken van de Molkexschepen. Nu naderde een schip het stelsel. De mannen beschouwden het als een gelukkige omstandigheid dat de ruimteschepen van de Genadigen uit een tegenovergestelde richting kwamen.
Met een grimmig gezicht zat Fils Crouget in zijn stuurstoel. Het beviel hem helemaal niet om twee mannen op Tombstone zomaar aan hun lot over te moeten laten. Hij dacht ook aan het radioverbod, dat Quinto-center hem opgelegd had. Verbod zus, verbod zo, zei hij bij zichzelf en zette de intercom aan. 'Roep die twee dwazen op, die op Tombstone zitten en vertel ze dat een Molkexschip de planeet nadert.' De besturing van de stedenkruiser was overgenomen door de copiloot. Met een half oor luisterde Crouget naar de afstandcijfers. Het Molkexruimteschip raasde met hoge snelheid het stelsel binnen. Na vijf minuten werd Crouget ongeduldig. 'Hoe lang duurt het nog?' vroeg hij via de boordomroep.' 'Sir,' antwoordde men, 'Leyden en Neev melden zich niet. Ze hebben het radioapparaat niet ingeschakeld. Het is zinloos om ze nog langer op te roepen.'
Crouget verbrak de verbinding. 'Ook dat nog. Die vervloekte professoren kenden niet eens de elementairste regels! Hij richtte zich tot allen, die in de centrale aanwezig waren. 'Kunt u vertellen, wat wij doen moeten en wat wij niet doen mogen?' Over een ding was men het met elkaar eens: Onder geen beding het stelsel verlaten.
'Mooi,' zei Crouget, nog steeds ontevreden. Laten we hier blijven. Maar blijven we ook, wanneer het Molkexruimteschip aanvalt en als er nog meer van dat soort opduiken?' Hij maakte iedereen deelgenoot van zijn zorgen. Hij liet echter ook blijken, dat hij de geleerden niet in de steek wilde laten.
'Molkexschip verandert van koers. De nieuwe gegevens zitten in de computer.' Nauwelijks had de officier bij de afstandspeiler dit gemeld, of de computer spuwde de ponskaart al in het opvangbakje. De officier pakte hem beet en las de codetekens. 'Koers van het Molkexschip richting Terrania. Waarschijnlijkheid 86:14.' 'Als een zaak voor ons negatief is, wat heeft die waarschijnlijkheid dan nog te betekenen,' riep Crouget luidkeels en geërgerd uit. 'Geef het schip over!'
Zijn copiloot kromp ineen bij dit bevel, maar paste wel op om zijn geërgerde commandant aan te kijken, schakelde bliksemsnel over en nam daarmee de subcontrole over. Fils Crouget toonde nu zijn vliegcapaciteiten. Hij vergroeide met zijn ruimtebol. De Epsalees vond een oplossing voor het moeilijke probleem, om aparte onderdelen van aggregaten qua capaciteit op elkaar af te stemmen. Hij speelde het voor elkaar om de Terrania sneller op gang te brengen, dan mogelijk was geweest met inpotronische bediening. De Terrania scheen neer te storten op Tombstone. De planeet werd op het scherm van de ene seconde op de andere groter. Details werden duidelijker. Continenten doken op, maar niet het continent waarop Leyden en Neev zich bevonden. De Terrania kon net zo snel afremmen als versnellen. In het schip loeiden de drukneutralisators. Peiling, Sir! Molkexschip nadert! Afstand 12,7 lichtminuten.' Crouget gaf geen commentaar. Hij bekeek de instrumenten voor hem. Van de ene seconde op de andere namen snelheid en hoogte van het schip af. Onder hen begon Tombstone rond te draaien, zo leek het tenminste. Het continent dook op, waarop de beide experts en Pietje zich bevonden. De Terrania vloog met een grote boog op Tombstone af. Op het scherm was een reusachtig woud te zien, dat het eerste gedeelte van het grote continent bedekte. Een officier zette de schermvergroting op maximum. Daardoor werden details zichtbaar.
'Sir, het Molkexruimteschip stort waarschijnlijk neer op de zon!' Op dat moment werd de plek, waarop hij Leyden en Neev had afgezet, als een nietig plekje zichtbaar in de groene zee van het woud. De koers van de ruimtebol was exact hetzelfde. Waarschijnlijk zagen de geleerden het schip niet eens. Het doorbreken van de geluidsbarrière hoorden ze pas, als de Terrania al weer met dreunende impulsmotoren op weg naar de ruimte was. 'Sir, het Molkexschip koerst nog steeds recht op de zon af!' De krachtige impulsmotoren van de Terrania loeiden en brulden. Crouget kon nu zijn stuurstoel verlaten. Hij rende naar de peilers. Tevreden knikte hij, toen hij vaststelde, dat het schip van de Genadigen de zon al gevaarlijk dicht genaderd was. 'U hebt gelijk,' zei hij tegen de officier, die dit vermoeden geuit had. 'Ik heb mij ook al het hoofd gebroken over de vraag, waarom de Genadigen onze aanwezigheid in dit stelsel niet doorgegeven hebben aan hun thuisplaneet. Of zou onze radiocontrole slapen. Roep ze eens op!' De mannen in de radiocentrale verzetten zich energiek tegen Crougets verdenkingen. Ze zouden best willen zweren, dat het Molkexruimteschip niet één hyperradioimpuls uitgezonden had.
'Uit,' zei de Epsalees tegen zichzelf. In enkele minuten moest het ruimteschip van de Genadigen zo dichtbij het zwaartekrachtveld van de zon gekomen zijn, dat een vlucht niet meer mogelijk was. Reeds nu was het schip al zo dicht bij de ster, dat het, om zich te kunnen redden, had moeten beschikken over motoren van een Terraans superslagschip. De radiocentrale meldde zich. 'Sir, Mister Leyden heeft gezegd, dat alles o.k. is en heeft dadelijk weer de verbinding verbroken!' 'Hij leeft in ieder geval nog. De springwormen met hun energieflitsen hebben hem dus nog niet vernietigd. Een wonder is dat met die Leyden.'
Fils Crouget vergat in de komende tien minuten beide experts. Met toenemende spanning keek hij toe, hoe het Molkexruimteschip met bijna waanzinnige snelheid op de zon af raasde.
Nu dook het schip een uitloper van een protuberans binnen. Nu kwam het er weer uit tevoorschijn, waarna het in een loodrechte val zijn ondergang tegemoet ging. 'We zullen wel nooit aan de weet komen, wat er van dit schip geworden is,' zei de majoor. 'Maar ergens klopt er iets niet.'
Plotseling schrok Tyll Leyden. Hij wist nog steeds niet, hoe hij de springwormen duidelijk moest maken, dat ze geen ras zonder toekomst waren, al had hij hen door de vernietiging van de Molkexmassa op Hercules de mogelijkheid ontnomen om op een goede dag weer een gemeenschappelijk Suprahet te kunnen worden.
Met wijd opengesperde ogen tuurde hij naar de symbooltransformator. Uit de vertaler kwamen geluiden, die hij nog nooit had gehoord. Ontzet over deze chaos van fluittonen, persten hij en Neev hun handen tegen hun oren. Toen dat niet hielp, vluchtten ze voor de symbooltransformator.
Ze deinsden net zo lang achteruit, tot ze moesten stoppen voor de ondoordringbare muur, die de springwormen gebouwd hadden. Zelfs op deze plek drong het schrille gefluit nog door tot de oren van de Terranen. Maar hier was het lawaai tenminste te verdragen. 'Neev, vang jij nog droefenis en wanhoop op?'
'Dat gejank heeft me eventjes confuus gemaakt. Leyden, je hebt gelijk; de wanhoopsimpulsen zijn verdwenen. Maar kijk eens naar onze bewakers!'
Niets vermoedend draaide Tyll Leyden zich om naar de springwormen. Geen van de wezens verroerde zich. Alle reuzenwormen hadden hun ogen gesloten.
'Onbegrijpelijk!' kreunde Leyden. Hulpeloos keek hij zijn collega aan. Zijn eigen radeloosheid werd weerspiegeld in zijn ogen. De schrille fluittoon klonk nog steeds uit de vertaler. De halve tonen veroorzaakten bij de mannen een steeds heviger wordend onbehagen, dat bijna lichamelijk pijn deed. 'Ik zet de symbooltransformator uit,' schreeuwde Leyden rende er naar toe. Neev zag hem strompelend verder gaan, hoe dichter de jonge geleerde hij de symbooltransformator kwam, hoe moeilijker zijn gang werd. Met een bliksemsnelle greep schakelde Leyden het apparaat uit. 'Ahaa,' kreunde Neev, toen de onverdraaglijke fluittonen verstomden. Hij keek naar de springwormen. Het leek wel alsof die verstijfd waren tot levenloos gesteente. Langzaam liep de bioloog naar hun apparatuur. 'Zullen we de Terrania oproepen, Leyden?'
'Waarom? We zijn het nog niet eens met de springwormen. De Terrania moet blijven, waar hij is. Maar, in godsnaam, verklaar mij eens hoe het komt dat deze duizenden intelligente wezens plotseling verstard zijn! Hun vreemde gedrag moet te maken hebben met dat gefluit. Lieve hemel, kunnen we niet op een idee komen, collega?'
'Hyperimpulsen? Bedoel je, dat misschien, Leyden?'
'Ja. Meer kan ik er niet van zeggen. Hyperimpulsen, waarom?' 'Laten we proberen ze te lezen, Leyden.
Deze maakte een moedeloos gebaar. 'Nutteloos. We hebben nog nooit hyperimpulsen van een springworm te pakken kunnen krijgen, afgezien van hyperradio-impulsen. Maar die laten een symbooltransformator niet loeien. Probeer het eens, als je wilt.' 'Ik heb er weinig verstand van. Heb je Ooff gezien?'
De oude springworm maakte een even levenloze indruk als alle andere soortgenoten van hem. 'Dat moet toch een bepaald doel hebben! Midden in het gesprek laten ze verstek gaan! Collega, heb je dan vlak voor dat geloei begon niets gemerkt? Ik had het te druk met mijn eigen zorgen. Ik heb niets gezien en niets gehoord.'
Doktor Salor Neev haalde zijn schouders op. 'Ik kan helaas geen informatie verschaffen.' 'Dan roep ik de Terrania op. Die moet boven deze plek met zoveel mogelijk lawaai een demonstratie uitvoeren. Misschien worden de springwormen daar wakker van.' 'Zou dat lukken?'
Leyden grijnsde. 'Ik klamp me wel eens vast aan een strohalm! Het is te proberen!' Hij ging naar het radioapparaat, dat tot nu toe uitgeschakeld op de grond had gelegen. Het stond ingesteld op de frequentie van de Terrania. Het apparaat liep warm en Leyden zette de zender aan.
'Hallo, Terrania, onmiddellijk hier komen en demonstratievlucht boven ons terrein uitvoeren. Einde!' Daarna zette hij het apparaat uit. Hij wilde niet gestoord worden door oproepen van de Terrania. Misschien namen de springwormen hem het radiocontact wel kwalijk. Deze wezens dachten op een totaal andere manier dan Pietje. Hij vroeg zich bezorgd af, wat er van de jonge springworm geworden zou zijn. De toestand bleef onveranderd. Steeds vaker keken de mannen op hun horloge.
Salor Neev, die met zijn fanatieke werklust vaak zeer veel waagde, werd steeds onrustiger. Tyll Leyden bleef kalm. Hij ging op een apparaat zitten en liet zijn blik ronddwalen.
'De Terrania mag nou wel eens komen opdagen!' zei hij ontevreden. Neev werd kwaad. 'Ik weet niet, wat jij je daarvan voorstelt! Denk je dat die wezens zich laten beïnvloeden door een beetje wind en een paar ontwortelde bomen? Daar imponeer je ze niet mee en maak je ze ook niet wakker mee!'
'Maar wie zegt, dat ze slapen, collega? Ik waag het te beweren, dat ze wakker zijn. We weten nog helemaal niet hoe hun organen, die op basis van energie functioneren, in werkelijk hun taak verrichten?' 'Jouw vervloekte kalmte prikkelt me!'
Met Salor Neev viel niet meer te praten.
Tyll Leyden keek steeds opnieuw omhoog naar de heldere hemel. Hij begreep niet waar de Terrania bleef. Het was toch afgesproken, dat hij in een baan om de planeet zou gaan vliegen. Hij had allang boven deze plek moeten zijn.
Aan een Molkexschip in dit stelsel dacht Tyll Leyden niet. Hij kneep zijn ogen toe en tuurde naar de blauwe hemel. Spiegelden zijn geprikkelde zintuigen hem iets voor, of was dat puntje daar in de verte soms de Terrania? Hij probeerde het puntje terug te vinden. Toen zijn ogen begonnen te tranen, gaf hij het op. Salor Neev ijsbeerde rond. Hij had het tegen zichzelf.
Opnieuw keek Leyden op. 'Eindelijk! Daar komt hij aan!' riep hij. Hij zag de Terrania als een klein, donker puntje tegen de wolkenloze hemel. 'Collega, de Terrania komt!' Collega Neev barstte los: 'Ja, en? Wat moeten we daarmee? Niets! We blijven hier allebei tot de dag van het laatste oordeel!' Tyll Leyden gaf geen antwoord. Hij wees alleen naar de hemel. Hij schatte de hoogte, waarop de Terrania voortjoeg, en kwam uit op twintig kilometer bij een snelheid van Mach 10. 'Neev, we kunnen beter op de grond gaan liggen. Als het schip de geluidsbarrière doorbreekt, kunnen we makkelijk aangevallen worden. Overigens, Neev, kijk eens naar onze springwormen! Ze ontspannen zich! Onze poging heeft succes gehad!'
Hij knielde neer voor het radioapparaat, wachtte ongeduldig tot het warmgelopen was, schakelde de zender in en riep de Terrania op, die allang weer verdwenen was: 'Okay Terrania! Einde!'
Salor Neev hoorde de schakelaar klikken en draaide zich om. Toen hij vaststelde, dat Leyden maar drie woorden had gesproken tot de bemanning van de Terrania zei hij nors: 'Je had majoor Crouget . . .' De knal die het gevolg was van het doorbreken van de geluidsbarrière deed beide mannen ineenkrimpen. De levendig geworden springwormen namen er geen enkele notitie van. Vlak na de knal volgde de eerste loeiende golf van opgerakelde luchtmassa's, die door de ruimtebol in tornado's veranderd waren. Leyden en Neev lagen op de grond en probeerden zich vast te houden aan polletjes gras. De storm werd steeds heviger. De eerste toppen van de bomen suisden over de open plek heen. Leyden zag hun apparatuur door elkaar gerammeld worden. Maar de storm ebde snel weg.
Leyden stond voor de symbooltransformator, klaar om hem te gaan gebruiken. 'Collega, bereid je op alle mogelijkheden voor!' waarschuwde hij.
Neev perste zijn handen tegen zijn oren, Leyden zette het apparaat aan. 'Kun je me weer horen, Leyden?' hoorde hij Ooffs impulsen. Neev liet zijn handen zakken. Zijn gezicht stond verbluft. Ook al waren de springwormen weer tot leven gewekt, hij had er niet op gerekend, dat ze bereid waren het gesprek voort te zetten. Maar de heldere tonen uit de vertaler waren er het duidelijkste bewijs voor. Het ging er bij de bioloog niet in, dat Leyden met zijn primitieve experimenten zo'n doorslaggevend succes had geboekt bij deze reusachtige wezens. Hij speculeerde over samenhangen die totaal anders waren dan ze tot nu toe vermoed hadden.
Tyll Leyden kreeg geen tijd om daarover na te denken. Het gesprek met de oude springworm Ooff nam al zijn aandacht in beslag. Ooff drong er op aan, dat hij een verklaring aflegde.
Plotseling grijnsde Leyden. Door Ooff tot stellingname gedwongen, had hij plotseling een oplossing gevonden. Die was niet minder primitief dan zijn zoeven geslaagde experiment.
'Er is een verband geweest tussen jouw ras en het Molkex op Hercules, Ooff. Aan dat verband hechten jullie veel te veel waarde. Gedurende een periode van meer dan een miljoen jaar heeft jullie ras zich uit het Molkex ontwikkeld. Het Molkex, dat bij de explosie hier verzameld is, is niet toevallig van de Molkexmassa afgesplitst, maar heeft zich met een laatste krachtsinspanning ervan gescheiden, omdat het voelde, dat het bij het transport veranderd was. Dat het in feite veel ingrijpender veranderd werd dan de op Hercules neergestorte massa, bewijzen jullie door het feit, dat jullie ras bestaat. We kennen jullie te slecht om van een mutatie te spreken. Laten we dit proces verandering noemen. En nu volgt het bewijs, Ooff! Heeft de planeet hier in de afgelopen weken iets van zich laten merken, terwijl jullie allen door stemmen gekweld werden, terwijl jullie allemaal voelden dat gigantische krachten probeerden jullie mee te sleuren? Ik verwacht antwoord van je Ooff. En het antwoord is tegelijkertijd het bewijs. Ik luister!' Tyll Leyden besefte dat hij blufpoker speelde. Maar hij zag geen andere oplossing voor dit dilemma. Met zijn geringe kennis en met zijn grote portie overmoed had hij een theorie ontwikkeld, die niet zo snel te weerleggen was, als Ooff zijn vraag nu bevestigend beantwoordde. En Ooff beantwoordde hem bevestigend!
Leyden liet niet zien, dat hij dit als een triomf voelde. Naast hem stond Neev, die hem als een spook aanstaarde. De bioloog had Leydens gevaarlijk spel doorzien. Hij wiste voortdurend het zweet van zijn voorhoofd af.
Tyll Leyden glimlachte. Hij voelde, dat hij weer vaste grond onder zijn voeten had. 'Ooff, hoe kan ik door de vernietiging van de massa's op Hercules jullie toekomst vernietigd hebben. De toekomst ligt bij jullie, en om jullie toekomst veilig te stellen, zijn mijn collega en ik hierheen gekomen. We willen jullie voorstellen om een bondgenootschap met ons ras te sluiten, dat rekening houdt met al jullie natuurlijke rechten, terwijl wij bovendien, afgezien van een bepaald punt, niets van jullie eisen. Bovendien hoeven we geen stukje Molkexmassa van jullie!' 'Een bondgenootschap?' vroeg Ooff argwanend. 'We hebben een bondgenootschap met de Genadigen. We hebben het aan de Genadigen te danken, dat onze soort uit meer dan tienduizend wezens bestaat.' 'Door het bondgenootschap, dat ik jullie uit naam van mijn regering aanbied, zullen jullie qua aantal al spoedig dubbel zo sterk zijn!' Voor de eerste maal bewoog de oude Ooff zich. Met een ruk tilde hij zijn bolle kop op. Zijn gespannen blik bleef op Leyden rusten. 'Hoe moet ik dat begrijpen, Leyden?' 'Ik wil een tegenvraag stellen, Ooff. Zouden er op deze planeet niet veel meer soortgenoten leven, als de Genadigen niet zoveel Molkex van jullie eisten?'
De bioloog werd onrustig. 'Ben je helemaal bedonderd,' fluisterde hij in zijn oor, 'om op dit punt in te gaan? Dat is een heet hangijzer. Daar zijn we niet honderd procent zeker van!'
De symbooltransformator had Ooffs impulsen in woorden vertaald. 'Op deze planeet zouden miljoenen soortgenoten kunnen leven.' Haastig zei Leyden: 'Als ik je goed begrepen heb, dan verhinderen de Genadigen, dat jullie je in alle vrijheid vermenigvuldigen?' 'Ja, maar aan de andere kant zijn de Genadigen de redders van ons ras. Zonder de Genadigen zou ons ras waarschijnlijk allang uitgestorven zijn.'
'Dus zijn de Genadigen ook jullie vrienden, Ooff?'
'Nee, en dat worden ze ook nooit. Ze hebben van het begin af aan teveel Molkex van ons geëist.' Met welke bedoeling vertelde Ooff, zonder dat hem dat gevraagd werd, het verhaal van het contact tussen de springwormen en de Genadigen? Ongeveer vierduizend jaar geleden hadden de Genadigen Tombstone ontdekt en een planeet aangetroffen, waarvan de vegetatie zich juist weer aan het ontwikkelen was. De enkele springwormen die daar woonden, en die de Genadigen niet konden vernietigen met hun wapens, maakten het een moeilijke taak om het Molkex te verwijderen. De Genadigen hadden onmiddellijk de buitengewone eigenschappen van het materiaal ingezien. Waarschijnlijk hadden ze geen fiducie gehad in het succes van hun poging om contact op te nemen met de springwormen. Dat ze met intelligente wezens te maken hadden, vermoedden ze niet, omdat de springwormen zich als wilde beesten gedragen hadden.
Een enkele springworm toonde af en toe opzettelijk een geringe mate van intelligentie. Met deze onderhandelden de Genadigen op primitieve basis. Getallen kwamen in hun aanbod niet voor, omdat ze dachten dat de springworm daar niets van begreep. Deze begreep echter veel meer dan zij wisten. Ongewild verraadden de Genadigen hoe goed ze op de hoogte waren van de levenswijze van de springwormen, evenals die van de springrupsen en van hun Molkexproductie.
De Genadigen boden de reuzenwormen aan om ieder wezen, stuk voor stuk gedurende de rijpingstijd naar een planeet te brengen, daar af te zetten, zodat de springworm waarvan slechts een geslachtelijke variant bestond, in alle rust zijn eieren kon leggen. De eieren die gedurende een periode van vier a vijf jaar als product van opgevangen hyperstraling tot volle ontplooiing waren gekomen.
Verder boden ze aan, de jonge, uit de cocons van de Molkexmassa tevoorschijn gekomen springwormen af te halen van de planeet en ze terug te brengen naar Tombstone, zodat ze zich daar ongestoord verder konden ontwikkelen. Voor deze dienst eisten ze de helft van het Molkex, dat door de springrupsen, die uit de springwormeieren tevoorschijn waren gekomen, geproduceerd werd. Daardoor werd de vermenigvuldiging van de springwormen sterk afgeremd. Toch namen de springwormen op Tombstone het aanbod aan. Ze hadden allang met schrik beseft, dat hun nakomelingen, de springrupsen, in de loop van de eeuwen negentig procent van de planetenmassa opgevreten hadden en dat de ondergang van hun planeet niet ver weg meer was.
Verschillende pogingen van de reuzenwormen om de Genadigen later ertoe te dwingen minder dan vijftig procent van alle Molkexmassa op te eisen, mislukten, omdat dit ras zo hebzuchtig was en door het feit, dat de springwormen afhankelijk van hen waren. Mettertijd wekte de gedwongen leverantie bij de springwormen een gevoel van onderdrukking op. Dit gevoel werd verbreid naar de eieren, die op verre planeten gelegd waren. De vraatzuchtige springrupsen verloren op hun beurt dit gevoel ook niet bij hun vermenigvuldigingsprocessen. Terwijl de springworm, nadat hij zijn eieren had gelegd, stierf, brachten de kleine springrupsen op het door hen geproduceerde Molkex het sluimerende bewustzijn over, dat men slaven van een vreemd volk was. Leyden begon te spreken. Hij ging nader in op het aanbod van het imperium. Hij noemde ook de enige voorwaarde. De springwormen moesten zich bij een mogelijk conflict tussen het imperium en de Genadigen neutraal opstellen. 'Ik geloof, dat mijn verzoek om Pietjes ego niet vrij te geven, geen voorwaarde is, Ooff.'
Ooff zond enige tijd geen impulsen uit. De oude springworm nam op dit moment contact op met alle andere soortgenoten van hem. Leyden maakte zich geen zorgen meer. Hij keek zijn collega aan en verbaasde zich. Het gezicht van de bioloog stond duidelijk jaloers! En toen Neev begon te spreken, klonk zijn stem hatelijk. 'Je hoeft je niets te verbeelden, Leyden, als dat bondgenootschap goed uitvalt. Je hebt met argumenten gewerkt, die ons beiden het leven had kunnen kosten. Bovendien heb je een waanzinnig geluk gehad, maar tegelijkertijd bewezen dat je geen gevoel voor verantwoordelijkheid hebt. Voor taken van dit kaliber mis je alle capaciteiten. Ik zal dit in Terrania aan de bevoegde instanties mededelen! Reken daar maar op!'
Tyll Leyden verloor zijn kalmte niet. Nonchalant antwoordde hij: 'Denkt u? Niemand kan u het recht ontzeggen om op deze manier op te treden.'
Had de symbooltransformator Neevs uitbarsting van haat in impulsen vertaald en waren zijn woorden door de springwormen op de planeet overal ontvangen?
De oude Ooff keek de bioloog doordringend aan. 'Leyden,' klonk het daarna uit de vertaler, 'jij bent verstandig, die andere is ook verstandig, maar boosaardig. Dat wisten we al. Pietje, die jouw vriend is, heeft Neev eveneens veroordeeld. Je zult Pietje spoedig weerzien. We hebben zijn ego niet vrijgegeven. Waarom zouden we iets doen, dat zinloos is? Maar het is niet zinloos om met jullie een verbond te sluiten en onze banden met de Genadigen te verbreken. Zullen jullie ons voldoende planeten geven, om ons te kunnen vermenigvuldigen?'
Leyden stelde enige tegenvragen. Salor Neev had zich teruggetrokken en zich zover verwijderd, dat hij het gesprek niet meer kon volgen. Leyden meesmuilde. Hij dacht aan de plastic container in zijn hut. Op grond van een vaag vermoeden had hij hem meegenomen. Spoedig zou hij de inhoud ervan zeer goed kunnen gebruiken. De uiterst intelligente springwormen, die als jonge wezens van verre planeten door de Genadigen naar Tombstone waren gebracht en hier waren afgezet, wisten niets af van de reusachtige omvang van de Melkweg, noch kenden ze de vorm of de ligging ervan. Ze wisten niets van vreemde rassen en niets van een sterrenrijk, dat zich Imperium noemde.
Voor de derde maal zette Leyden het radioapparaat aan. De stem van de Epsalees bulderde door de luidspreker en de majoor was niet zuinig met scheldwoorden. Maar Leyden liet zich niet van zijn stuk brengen. Volkomen op zijn gemak verklaarde hij: 'Commandant van een Explorerschip zult u nooit worden, majoor. Overigens, ik had niet gedacht, dat u zulke zwakke zenuwen zou hebben. Wilt u komen met het schip en hier landen op de plek waar u ons afgezet hebt!' 'Voor de duivel . . .' Nu hoefden de beide geleerden niets anders meer te doen dan wachten. Ooff stelde nog enkele vragen; hij vergewiste zich ervan, dat Tyll Leyden ook mocht optreden uit naam van het imperium. Plotseling kwam er een opening in de linie van de springwormenlijven. Leyden, die gedacht had dat de ene springworm op de andere leek, herkende onmiddellijk Pietje die zich verlegen naar voren perste, maar het niet waagde om Ooff te passeren.
'Pietje, wat ben ik blij dat ik je weer terugzie!' riep Leyden enthousiast uit. 'Wil je dichterbij komen, zodat we kunnen praten, net zoals een tijdje geleden? Ik heb je een paar vragen te stellen.'
Maar de jonge springworm Pietje was in een bescheiden wezen veranderd. De methodes van zijn rasgenoten hadden de nodige indruk op hem gemaakt. Hij zond bescheiden impulsen uit. 'Ik heb hier niet het recht om te spreken, Tyll. Als je nog vragen hebt, richt je dan tot Ooff. Hij is ons aller spreekbuis.' Op deze wending had Leyden niet gerekend. Hij was enigszins teleurgesteld, dat Pietje zich zo snel had laten bekeren.
Plotseling stond collega Neev naast hem en zei, alsof er niets tussen hen was voorgevallen: 'De erfelijke factoren en de uitstraling van dit ras zijn veel sterker ontwikkeld dan bij alle andere bekende rassen, collega. Je kunt Pietje geen verwijt maken, omdat hij zijn mentaliteit heeft veranderd. Hier op Tombstone is hij een deel van het geheel, een deel van dat Molkex, dat leven geworden is.
Boven hen klonk een dreunend geluid. Als een bal zweefde de Terrania door de lucht. Haastig zei Leyden in de vertaler: 'Ooff, beveel alsjeblieft dat deze plek ontruimd wordt, zodat ons schip kan landen.' Waarom hij op dit moment aan de energieflitsen van de springworm dacht, en waarom hij zich voorstelde, dat het voor deze wezens erg makkelijk moest zijn om de Terrania met hun flitsen te vernietigen, wist hij zelf niet.
Met kloppend hart zag Leyden het ruimteschip op een hoogte van vijfhonderd meter dalen. Op deze hoogte bleef het schip hangen. Het wachtte tot de open plek leeg was. In de muur van de springwormen kwam leven. De reuzenwormen trokken zich terug. Steeds groter Werd de open cirkel. Slechts een wezen was achtergebleven, Ooff. Pietje was daarentegen in de massa verdwenen.
De Terrania landde. Tussen de telescopische poten werd de loopplank naar buiten geschoven. De sluis ging open en vergezeld van dertig gevechtsmachines kwam majoor Fils Crouget naar beneden. Aan het eind van de loopbrug bleven de gevechtsmachines staan. Crouget kwam alleen. Zijn blikken dwaalden rond. Tyll Leyden kon zich voorstellen wat de Epsalees bij het zien van al deze springwormen bezielde. 'Zo!' Zo begroette hij Leyden. Leyden lachte. Niets kon hem meer verbazen.
'Majoor, geeft u alstublieft bevel, dat de container uit mijn hut naar buiten gebracht wordt.' 'Is al onderweg, zenuwsloper! Vertel eens waarom uw radioapparaat uitgeschakeld was? Als u bij de vloot was, dan zou dit grapje, dat allang geen grapje meer is, u een proces voor de krijgsraad opgeleverd hebben.'
'Zou de chef een geleerde naar Tombstone gestuurd hebben om de krijgsraad meer werk te bezorgen, majoor?'
Deze keek hem met fonkelende ogen aan, omdat hij niet precies wist of Leyden nu een grapje maakte of hem in de maling nam. Crouget was niet in een stemming voor grapjes. 'U weet waarschijnlijk niet, dat er een Molkexschip in het stelsel geweest is, Leyden?'
'Kenmerkend voor geleerden!' Hij keek argwanend naar Ooff. 'Dat is Pietje toch niet, Leyden?' 'Nee, dat is Ooff. Of hij alleen maar de spreekbuis van alle springwormen op Tombstone is, of zoiets als een chef, daar ben ik nog niet achter kunnen komen. We hebben een verdrag gesloten. Natuurlijk hebben we daar geen schriftelijke bewijzen van. Kijk, daar is mijn kist.' Het was een monsterachtige kist. Leyden liet hem openmaken. Crouget zag een gedeelte van de inhoud. Zijn ogen rolden bijna uit zijn hoofd.
'Had u daar in Terrania al rekening mee gehouden, Leyden?' vroeg hij verbluft.
'Niet echt rekening mee gehouden, maar wel aan gedacht. Dit ras kent alleen de Genadigen, hun kennis over onze Melkweg is verschrikkelijk klein. Wanneer we ze nu films laten zien, waarin de geschiedenis van de Melkweg wordt beschreven en die het ontstaan van het imperium schetsen, dan zullen ze tenminste weten, met wie ze te maken hebben. Ooff, heb je alles begrepen, wat ik met majoor Crouget besproken heb?'
'Alles, Leyden. Zullen mijn soortgenoten ook kunnen zien, wat u ons wilt laten zien, of ik alleen? Dat zou iets te inspannend voor me zijn.' 'Allen, Ooff. Niemand hoeft dichterbij te komen; of hij moet toevallig in het bos zitten.'
'De wezens in het woud zullen via de ogen van de anderen meekijken.' Crouget stond versteld. 'Wat doen de anderen, die zich in het woud bevinden? Via de ogen van de anderen meekijken? Begrijp jij dat, Leyden?' 'Ik begrijp het, ja. Maar ik kan het niet uitleggen. Waarschijnlijk gebruiken ze hyperimpulsen, met behulp waarvan ze aan de anderen doorgeven wat ze zelf zien. Kijk, de eerste film begint.' Voor de eerste keer, sinds het ontstaan van dit ras, kregen ze aanschouwelijk onderwijs over de ruimte, die plaats bood voor een enorme verscheidenheid van rassen. De symbooltransformator ruiste, maar er kwam geen woord uit. Alle springwormen hadden het uitzenden van impulsen gestaakt. Onbeweeglijk, net zo levenloos als een paar uur geleden, stond in de verte de linie van springwormen. De mannen hadden niets te doen en trokken zich een stukje terug. Het werk werd door robots gedaan. Leyden wilde details horen over het gedrag van het Molkexschip, dat het stelsel doorkruist had.
'We weten het niet precies, Leyden,' verklaarde majoor Crouget. 'Er was iets niet in orde met het schip van de Genadigen. We vermoeden, dat de bemanning gek geworden is. In ieder geval stortte het schip plotseling neer op de zon. De radio-inspectie beweert, dat het ruimteschip zelfs geen kleine korte impuls heeft uitgezonden. Vlak na het tweede radiogesprek met het 'Okay', was het gedaan met het schip van de Genadigen.'
Leydens hand kwam op Crougets arm terecht.
'Wat is er, Leyden, weet u meer van dit geval af dan wij?' 'Zullen we zo weten, majoor. Kom mee naar de vertaler!' 'Ooff,' riep Leyden via het toestel, 'Ik hoor zoeven dat er een schip van de Genadigen in het stelsel geweest is, toen alle springwormen hier op deze open vlakte roerloos en met gesloten ogen bleven zitten. Wat hebben jullie in die minuten gedaan?' 'Ons beschermd, Leyden!' Ooff was niet bereid meer te zeggen. Toen Tyll Leyden besefte, dat de springworm er werkelijk niet over peinsde om meer te vertellen, gaf hij het op. Hij sleepte Crouget mee. 'Weet u nu, wat er gebeurd is, majoor?'
'Nee. Ooff heeft nauwelijks iets gezegd.' De beide mannen bleven voor Neev staan. Leyden richtte zich tot de bioloog.
'Collega, u had gelijk, toen u twijfelde aan mijn poging door de demonstratie van de Terrania de springwormen wakker te maken. We hebben inderdaad de springwormen niet uit hun trancetoestand gewekt. Ze hadden wel wat anders te doen, dan zich bezig te houden met ons ruimteschip. Nu, majoor, begrijpt u, wat de wezens dan deden?' 'Ben ik soms gedachtelezer, Leyden? Worden mijn zenuwen nu al weer gemarteld? Wat hebben die reuzenwormen dan gedaan?' 'Denkt u er eens aan, hoe merkwaardig het Molkexschip zich gedroeg, majoor!'
De Epsalees verstijfde. 'Leyden, dat is toch niet mogelijk?' 'Wel!' Tyll Leyden knikte. Neev zag eruit als een mens, die jarenlang blind is geweest en plotseling weer zien kan. Leydens blik zwierf heen en weer tussen de twee mannen. 'Ja, ik geloof dat de springwormen in hun trancetoestand een eenheid van samengebalde hyperenergie hebben gevormd, die het Molkexschip liet neerstorten op de zon. Daardoor konden ze voorkomen, dat de Genadigen hun intelligentie ontdekten.' Zouden ze daartoe in staat zijn?' betwijfelde Crouget.
De bioloog was ervan overtuigd, dat het zo gegaan was. Leyden was van mening, dat het nutteloos was om Ooff aan te spreken over de radicale verdedigingsmethode van zijn ras. Hij deed dan ook geen poging meer in deze richting.
Na de filmvoorstelling werd er nog een keer langdurig met Ooff onderhandeld. De onderhandeling eindigde hiermee, dat de oude springworm mondelinge afspraken nogmaals bevestigde. 'We zullen spoedig de proef op de som kunnen nemen. Drie leden van mijn ras bereiken binnenkort het stadium van rijpheid. Spoedig zult u ze op lege planeten moeten afzetten.' 'We zullen woord houden, Ooff. We zullen nog een stap verder gaan en ze terugbrengen naar Tombstone, als ze hun eieren gelegd hebben. Waarom zouden ze niet op deze planeet, waarop ze zo lang gewoond hebben, hun ego loslaten?' Ze moesten langer op Ooffs antwoord wachten dan ze gewend waren. 'Leyden, we hebben je onrecht aangedaan. Je hebt niet de poort naar onze toekomst afgesloten, maar hem in tegendeel verder opengezet dan we ooit hadden kunnen hopen. Een van onze soort is jouw vriend. We zouden graag allemaal je vriend willen zijn, als jij onze vriendschap wilt!'
Toen de Terrania de Tombstone verliet, liep Crouget op Leyden af. Hij gaf hem een hand en zei: 'Ik ben een dwaas, ik zou graag mijn excuses willen aanbieden!'
Tyll Leyden lachte, pakte de uitgestoken hand en drukte hem stevig.
Nog nooit hebben Terranen en 'Genadigen' oog in oog met elkaar gestaan, hoewel het tussen de strijdkrachten van de beide imperia al tot gevechten in het heelal gekomen is. Pas als Terraanse geleerden het LABYRINTH VAN EYSAL doorzoeken, vindt er een dramatische ontmoeting plaats en trappen mensen in de dodelijke valstrik van de Blues!