Nadat vier mannen van de USO er in geslaagd zijn, in contact te komen met een jonge springworm op de planeet Euhja, geeft die springworm het geheim van zijn soort prijs en sluit zich bij de Terranen aan tegen zijn meesters, de 'Genadigen', de heersers over 'het tweede imperium' in het oostelijk deel van de Melkweg. Het raadsel van de relatie tussen de 'Genadigen' en de springwormen wordt opgelost door de geniale Tyll Leyden met zijn team op de reuzenplaneet Hercules!
HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN:
Tyll Leyden - een Terraanse astronoom en fysicus, voor wie de schafttijd heilig is.
Gaston Robet - De astrofysicus denkt dat het op de reuzenplaneet spookt.
Sascha Populos - Zwaartekrachtexpert en snuffelaar.
Mungs, Players en Mussol - medewerkers van Tyll Leyden.
Perry Rhodan - De opperregent krijgt 17 klachten, waarvan hij geen notitie neemt.
Reginald Bull - Zelf impulsief, kan Bully niet met zwijgzame mensen opschieten.
1.
De Explorer-777 zette in het zonnestelsel EX-2115-485 boven de derde maan van de enige planeet de landing in.
De naam van de planeet was Hercules; een zeer toepasselijke naam. Hercules was de grootste van alle bekende planeten; hij had een diameter van 2.213.000 kilometer. Hij draaide met zeventien manen om de gele zon (van het type Sol) heen. Alle manen waren zuurstofwerelden ter grootte van de Aarde en leken op bewoning door mensen te wachten. In de Explorer-777 staarden de officieren in de commandocentrale naar het grote panoramascherm. De monsterplaneet Hercules besloeg een groot deel van dat scherm. 'Dag en nacht hangt die gigant dreigend boven Impos,' zei de eerste officier. 'Dat houdt op den duur geen mens uit. Je moet voortdurend bang zijn dat dat ding op je hoofd valt!' De eerste officier verwachtte hierop geen antwoord. Hij had slechts datgene uitgesproken wat alle anderen eveneens dachten.
De Explorer landde. Het was aan het bolvormige ruimteschip niet te zien, dat het juist een afstand van 52.419 lichtjaren had afgelegd. De grote trap kwam tussen de telescooppoten naar buiten, de sluis ging open en enorme vrachten zweefden, geladen op antizwaartekrachtplatforms, naar buiten. Ze werden bestuurd door robots. De machines sloegen geen acht op de stoet van honderd man die het schip naderde.
Het waren de exploranten die de Explorer-2115 op de derde maan van dit stelsel had achtergelaten. Men had de satelliet de naam 'Impos' gegeven; onder die naam stond hij sinds kort in alle sterrenregisters vermeld.
De experts moesten ruim een half uur wachten voor ze door de gezagvoerder van het exploratieschip werden begroet. Kolonel Guara wist, dat de geleerden geen lange toespraak wilden horen, maar veel meer belangstelling hadden voor wat de Explorer-777 had meegebracht.
Guara riep de groepsleiders bijeen en gaf hun kopieën van de vrachtbrieven.
'Mister Leyden!' riep kolonel Guara. Hij stond op het platform van een van de telescooppoten en kon over de hoofden van de menigte heen kijken. Zijn roep bleef onbeantwoord. Hij herhaalde de naam nog eens, maar mister Leyden meldde zich niet.
'Leyden is geen groepsleider!' riep iemand.
Guara nam hier geen genoegen mee. 'Ik moet hem spreken!' zei hij. 'Waar kan ik hem bereiken?' Uit. de menigte riep iemand: 'Leyden zit om deze tijd aan het ontbijt. Het heeft geen zin hem te roepen, want hij laat zich er toch niet bij storen.'
Uit eigen ervaring als Explorercommandant wist Guara dat geleerden een bijzonder slag mensen waren, maar daar hield hij nu geen rekening mee.
'Waar ontbijt hij?' vroeg hij. Aan de rand van de kleine hoogvlakte, nog geen vijfhonderd meter van het schip verwijderd, stonden acht lensvormige plastic bouwsels. In die beperkte ruimten woonden sinds drie weken de honderd geleerden.
Kolonel Guara liep met mister Mungs, een van de groepsleiders, naar het tweede gebouwtje. Zijn begeleider bracht hem tot aan de deur waarachter Tyll Leyden, fysicus en astronoom, rustig aan zijn ontbijt heette te zitten.
'Ga mee naar binnen,' verzocht Guara, en ging zonder kloppen naar binnen.
Tyll Leyden zat inderdaad aan het ontbijt. De landing van de Explorer-777 had hem er niet van kunnen weerhouden, in alle rust van zijn eerste maaltijd van die dag te genieten. Hij keek even op, beantwoordde de groet van de binnenkomende met een knikje en brak een sneetje, dik met kaas belegde Mayara-toast doormidden.
'Kolonel Guara!' stelde de gezagvoerder van het exploratieschip zich voor. 'Ik moet u een boodschap overbrengen, mister Leyden!' Leyden wees met zijn linkerhand i naar een stoel en stak met zijn rechter een stukje toast in zijn mond. Guara stond paf. Ieder ander zou hebben gevraagd: 'Wat voor boodschap moet u mij overbrengen?' Maar Tyll Leyden repte daar met geen woord over. Guara ging zitten. 'Hebt u al ontbeten, kolonel?' vroeg Leyden, met zichtbaar genot kauwend.
'Ja, dank u!' snauwde de kolonel. Zijn ogen begonnen te fonkelen. Hij was zo'n oneerbiedig gedrag niet gewend.
'Wilt u ook een kopje koffie? Hij is werkelijk goed.'
Guara keek, als om hulp vragend, naar de geleerde die hem bij Leyden had gebracht. Maar Mungs reageerde niet. Hij kende Tyll Leyden.
'Mister Leyden, ik kom van Terra!' zei de kolonel, elk woord beklemtonend.
Tyll Leyden legde met onnavolgbare zorg nog een plak kaas op zijn toast.
Kolonel Guara kookte inwendig van woede, maar hij beheerste zich en vroeg: 'Mister Leyden, interesseert het u misschien te horen, dat ik u een boodschap van de opperregent moet overbrengen?' Het scheen Leyden inderdaad te interesseren, want hij knikte. Spreken kon en wilde hij niet; men spreekt niet met volle mond. Zijn lichte ogen toonden echter geen opwinding. Hij keek op zijn horloge. 'Over acht minuten begint mijn diensttijd weer, kolonel. Werkelijk geen koffie?' Wat kolonel Guara over burgers en geleerden in het bijzonder dacht, kon niet met fatsoenlijke woorden worden gezegd.
'Daar!' riep hij op een commandotoon en smeet de brief met Perry Rhodans boodschap op de tafel. 'Over acht minuten heb ik geen tijd meer om met u te praten! Ik wou dat u tot mijn bemanning behoorde.' Leyden liet zich niet storen. Hij at rustig door en keek de wegstormende kolonel gelaten na. De deur viel met een klap in het slot. Mungs, die kolonel Guara bij Tyll Leyden had gebracht, bleef. Hij en Leyden hadden elkaar bij hun gemeenschappelijke taak op Impos beter leren kennen en Mungs mocht de astronoom en fysicus wel. Maar nu vond hij, dat Leyden zich tegenover de kolonel wel wat beleefder had mogen gedragen. Al was het alleen maar omdat hij hem een boodschap van de chef moest overbrengen! De brief lag nog waar Guara hem had neergesmeten. Tyll Leyden dronk zijn koffiekop leeg en keek toen op zijn horloge. De tijd voor het ontbijt was verstreken. Hij greep de brief, maakte hem open, nam het dunne plasticvel eruit en las. 'Dat is wat moois!' zei hij, na van de inhoud kennis te hebben genomen. 'Wie kan me die streek geleverd hebben?'
Mungs vreesde het ergste wat Leyden kon overkomen. 'Moet je met de 777 naar Terra terug?' vroeg hij opgewonden.
'Nee, maar Perry Rhodan heeft mij tot leider van het exploratieteam op Impos benoemd. Dat heb ik vast en zeker aan overste Herzog van de Explorer-2115 te danken.' Mungs staarde zijn collega aan. Tyll Leyden, negenentwintig jaar oud, was tot chef van honderd geleerden benoemd en was niet eens blij met die prachtige, verantwoordelijke baan?
Nee, hij was er inderdaad niet blij mee. Hij zei vol afkeer: 'Ik wil niets met de papieroorlog te maken hebben.'
'Gefeliciteerd,' zei Mungs oprecht. 'Maar wat zal het driemanschap daarvan zeggen?'
Dat wist Leyden ook niet. Tot nu toe was de leiding van de werkzaamheden op Impos in handen van een driemanschap geweest. 'Hier, Mungs, lees maar!' Mungs las nieuwsgierig de weinige regels. Ze waren volkomen duidelijk. Rhodan had Tyll Leyden alle volmacht gegeven. De jongeman ging met de brief op zoek naar het driemanschap. De drie collega's waren in de hut van de commandant in een discussie met kolonel Guara gewikkeld. Deze verloor bijna zijn zelfbeheersing toen hij Leyden zag. 'Wat zoekt u hier?' snauwde hij hem toe. 'Alstublieft,' zei Leyden, en liet hem zijn volmacht zien. Hoewel de drie mannen er op gerekend hadden dat hun voorlopige bevoegdheden door de officiële benoeming van een leider zou worden opgeheven, was het nooit bij hen opgekomen, dat Tyll Leyden op die post zou kunnen worden geplaatst.
'Dus ik heb nu alleen nog met u te maken?' kreunde Guara. 'Ja,' antwoordde Leyden. 'Mag ik weten of de sterrenkaarten zijn afgeleverd, die ik via overste Herzog heb besteld?'
'Dat moet u aan de groepsleider vragen,' antwoordde Guara nors. 'Zoals u wilt,' zei Tyll Leyden, en ging weer weg. Het lag niet in zijn aard, de autoriteit uit te hangen, maar hij wist toch altijd zijn zin door te zetten.
Eén Imposdag later betrok hij zelfs de archeologen bij zijn nieuwe taak. Hij maakte zijn schikkingen zo onopvallend, dat pas geruime tijd later enige deskundigen verbluft constateerden dat ze met hun werk in een andere richting waren gedrongen. De Explorer-777 had het stelsel de vorige nacht nog verlaten; Guara en Leyden hadden geen woord meer met elkaar gewisseld. De nieuwbenoemde leider had daar ook geen kans meer toe gezien want hij moest zich nu toch met de 'papieroorlog' bezighouden.
Hij had zich er tot na middernacht mee gemarteld, maar toen met de opmerking: 'Ziezo, dat is voorlopig genoeg!' de dossiers opgeborgen. Er waren nog 42 geleerden met de 777 meegekomen. Daaruit bleek hoeveel betekenis Perry Rhodan aan het in de Zingende Berg op Impos gevonden planetarium hechtte. Leyden vloog er in een zwever heen. Achter een rond dal verhief zich een bergmassief tot achtduizend meter hoogte.
De zwever vloog op honderd meter hoogte over het dal. Beneden zag Leyden de ruïnes van een vervallen stad. Een vijftig meter hoge toren, die ook al gedeeltelijk vervallen was, stak als het enige zichtbare monument uit het puin omhoog. Grote kuilen in het terrein duidden erop, dat de archeologen zich in de diepere bodemlagen hadden gegraven, om na te gaan hoeveel eeuwen geleden hier de eerste gebouwen waren ontstaan.
Op Impos werd nog maar sporadisch over het gemeenschapswezen gesproken, dat zijn kunstwereld Zwerver had vernietigd en voor een niet nader genoemd gevaar was gevlucht. Hij had de Terranen naar Impos geleid. In de Zingende Berg had hij een van de 25 verspreide cellenactiveerders verstopt. Bij het zoeken naar het levensverlengende apparaat had Tyll Leyden toen het planetarium in de uitgeholde berg ontdekt. Het verdiende een wonder te worden genoemd. Toen men de ouderdom ervan ging opmeten, vertrouwden de Terranen hun instrumenten niet meer. Die gaven namelijk aan, dat de technische installatie in de berg 1,3 miljoen jaar oud was! Telkens weer was het argument: geen machine kan zo lang werken, getracht de juistheid van de metingen in twijfel te trekken. De Explorer-2115 was allang naar de Aarde teruggekeerd en op een nieuwe expeditie onderweg, maar de onenigheden onder de deskundigen waren nog steeds niet bijgelegd. Onveranderd rustig, zachtjes zingend, liepen in de berg de machines; onveranderd in zijn grandioze pracht zweefde in de zesduizend meter hoge bergkathedraal, nauwkeurig op schaal, het biljoenen malen verkleinde model van de Melkweg. Tijdens hun korte verblijf op Impos waren de archeologen steeds dieper in de ruïnes van de grote stad doorgedrongen. Met de modernste graafmachines ging dat vlug. Maar ze hadden de onderste en oudste laag nog niet bereikt.
De ruïnenstad werd Eona genoemd. Het druiste tegen alle wetenschappelijke kennis in, dat hier vele duizenden jaren een intelligent volk zou hebben geleefd. De geleerden konden het afschuwelijke spooksel niet vergeten, waarmee hij hen had geconfronteerd, toen ze met hun Explorer-2115 juist op Impos waren geland. Door hem waren ze veertigduizend jaren in het verleden teruggeplaatst en hadden ze de bolbuikwezens leren kennen, een primitief, oorlogszuchtig, mensachtig ras, die nooit de nakomelingen konden zijn geweest van het grote volk dat in het binnenste van een achtduizend meter hoge berg het planetarium met zijn machinepark had geconstrueerd.
De bolbuikwezens leken in het geheel niet op het hoogstaande volk uit de grijze oudheid, want daarvan bestond namelijk een afbeelding. In de berg, op de ronde bodem met een middellijn van achtduizend meter, was achter een honderd meter lange en dertig meter hoge en brede reeks machines een plastiek ontdekt. Het beeld stond op een langzaam draaiend voetstuk. Het stelde een slanke figuur zonder armen en benen voor. Een in ruime plooien neerhangende mantel maakte de anatomische bijzonderheden onzichtbaar. Het gestileerde hoofd was niet het hoofd van een mens. Mond en neus ontbraken, maar de twee van binnenuit lichtende ogen waren als de ogen van een mens. Maar onder de miljarden mensen van de Melkweg was er niet één met ogen waaruit zoveel sereniteit, goedheid en wijsheid spraken. Er werd niet aan getwijfeld dat deze plastiek een beeltenis was van een volk dat heel lang geleden hier had geleefd.
Opmetingen van de ouderdom ervan hadden weer reden tot verbazing gegeven. Het beeld was iets minder oud dan de technische installatie in de Zingende Berg!
Was het de bekroning van een geniale scheppingsdaad? Had men het op het zwevende, ronddraaiende voetstuk geplaatst, toen het planetarium voor het eerst in werking werd gesteld en zijn zachte licht in de bergkathedraal liet schijnen? Dit alles was een raadsel, en naar dat raadsel had hij de Terranen geleid. Hij had hun het kosmische planetarium laten ontdekken, en de Terraanse deskundigen hadden hun adem ingehouden, toen ze zagen dat de positie van de sterren ten opzichte van elkaar met de werkelijkheid buiten overeenstemde. Gedurende een onvoorstelbare tijd hadden ze zich in dezelfde mate gedraaid en verplaatst als de sterren van de echte Melkweg.
Hij had van dit wonder geweten en hij was voor een gevaar gevlucht! Hij deed nooit iets zonder bijbedoelingen. Bestond er een verband tussen dat gevaar en het planetarium? Slechts één had zich dit afgevraagd, doch zijn vermoedens niet uitgesproken: Tyll Leyden. Was deze nalatenschap uit de grijze oudheid de schakel met het heden? Verbond ze over een tijdperk van 1,3 miljoen jaren het verleden met het heden?
Tyll Leyden vergat de waarschuwing van het geestwezen van Zwerver niet: 'Het is dikwijls goed, zo'n spel te spelen, vooral wanneer men een gevaarlijke buurt moet mijden. Jullie zullen nog veel meemaken.' Wat bedoelde hij daarmee? Waarom was dit stelsel een 'gevaarlijke buurt'?
Tyll Leyden had er die ochtend tijdens zijn eerste bespreking nog op gewezen en de verbaasde blikken van zijn collega's genegeerd. Het kon hem niet schelen of ze hem een bangerd vonden.
'Punt drie: dagelijkse controle van het stelsel,' had hij gezegd, 'het hele stelsel, te beginnen met de zon, via Hercules tot de laatste maan. Iedere dag om twaalf uur Impostijd, wil ik de rapporten in mijn bezit hebben.'
Onder een ander punt verbood hij, de aggregaten in de berg te demonteren. De protesten van de robotdeskundigen beantwoordde hij met de vraag: 'Kunnen jullie me garanderen, dat de werking van het planetarium er niet door wordt verstoord?' Die garantie konden ze hem niet geven! Hij was op het volgende punt overgegaan. Binnen vijftien minuten had hij alle groepsleiders hun taak gegeven.
Het leek alsof hij veel bij het oude had gelaten, maar wie dat geloofde, kende de jonge astronoom en fysicus niet.
Met zijn zwever was Leyden tot vóór de grote binnenpoort gevlogen. Het laatste deel van de weg naar het planetarium legde hij te voet af en stapte naast een langwerpig, zachtjes gonzend aggregaat, in een duidelijk aangegeven cirkel. Op hetzelfde moment tilde een antizwaartekrachtveld hem naar een opening in het plafond van de machinezaal. Toen Leyden door dat energetische diafragma verdween, bevond hij zich in het planetarium. Hij wist niet meer hoeveel uren hij hier al had doorgebracht; hij wist alleen dat iets onverklaarbaars hem telkens weer hierheen trok. Zo moest hij ook nu weer omhoog kijken naar de imitatie van de Melkweg met zijn miljarden sterren. Ontelbare energiebanen hielden de zonnen met hun planeten vast en lieten ze draaien en zich bewegen, gaven de kunstmatige Melkweg de bewegingen van de echte in het heelal. Hij behoefte slechts intensief te wensen, naar die sterrenzee te worden gedragen, en hij zweefde al omhoog, naar de plaats die hij wenste. Zijn collega's hadden zich over dit fenomeen het hoofd gebroken en hadden het, de een na de ander, moedeloos opgegeven. Ze konden er geen verklaring voor vinden. Tot op heden wist ook niemand welk aggregaat het planetarium onder het koepeldak van de berg in beweging hield.
Veel deskundigen geloofden niet meer, ooit te weten te zullen komen welke functie al die aggregaten hadden.
Leyden liep langzaam naar het randgebied, passeerde twee huishoge machines en trof daarachter zijn collega's astronomen aan. Vier mannen waren bezig drie sterrenkaarten te projecteren en met elkaar te vergelijken. Leyden naderde hen onopvallend. Hij luisterde liever dan dat hij aan de discussie deelnam. Hij knikte enige malen. Twee van de geprojecteerde kaarten waren de vorige dag met de Explorer-777 meegekomen. Ze kwamen van de Aarde, maar waren van oud-Arkonidische oorsprong. Ze waren door aardse expedities op Arkonwerelden van de ondergang gered of uit verwaarloosde musea of archieven geborgen. 'Leyden had gelijk,' hoorde de jonge chef Players zeggen. 'Ik wou het niet geloven. Ik zou er nooit aan hebben gedacht. Ja, waarachtig, dan is het planetarium onbetrouwbaar! Op alle kaarten staat de sterrenhoop aangegeven, en boven ons is alleen maar een donkere plek, niets. Niemand kan mij wijsmaken dat in iets meer dan een miljoen jaren een paar duizend zonnestelsels zijn ontstaan. Zo gauw gaat dat toch niet!' Op dat moment zagen ze Leyden. Ze kenden elkaar van de Explorer-2115. De astronaut en fysicus ging zwijgend voor de projecties staan.
Missol, een gedrongen man met een grof gezicht, schudde vastberaden zijn hoofd, lachte hartelijk en zei: 'Er kan in 1,3 miljoen jaren ook wel eens iets stuk gaan. Als er bijvoorbeeld een paar duizend energiebanen zijn uitgevallen, is daar boven gewoon het licht uitgegaan.' En tot de anderen gewend: 'Ik hou het erop, dat er een gedeelte is uitgevallen.'
De magere Players geloofde dat niet. 'Dat lijkt me te vergezocht, Missol,' zei hij. 'Wat denk jij ervan, Leyden?'
'Laten we het eens van dichtbij bekijken.' Leyden nam op dit punt geen stelling in.
Players en Missol zweefden met hem omhoog naar de kunstmatige Melkweg. De twee andere mannen bleven beneden.
'Hoe kan een machine onze gedachten lezen? Hoe kan ze ons talstelsel begrijpen? Dat gaat mij te ver!' riep Players impulsief.
'Het is zo en daarmee uit!' zei Missol. Op twee meter afstand van elkaar werden ze met toenemende snelheid naar de koepel met de Melkweg gedragen. Ze kwamen er steeds dichterbij. Wat vanaf de grond als een bijna compacte spiraal te zien was, werd nu meer en meer in afzonderlijke sterren verdeeld, behalve de bolvormige sterrenhopen die bijna allemaal aan de rand van de populatie stonden. Ze zweefden naar de sector die beneden door de projecties werd weergegeven. De straal die hen droeg, vertraagde hun snelheid en leidde hen langs allerlei kronkelwegen voorbij zonnestelsels en steeds dieper de sterrenjungle in. Plotseling konden ze niet verder. De kunstmatige sterren, verschillend in grootte en straling, evenals buiten in werkelijkheid, stonden te dicht opeen.
De deskundigen vonden snel de weg in de schijnbare warreling van honderdduizenden sterren. Sommige zonnen hadden planeten waarvan sommige snel en andere langzaam om hun zon heen draaiden. Alles bewoog. De vele miljarden sterren draaiden met de Melkweg. Dit was echter niet met het oog waar te nemen.
'Daar' zei Players. Hij wees niet. Evenals Tyll Leyden had ook hij eens geprobeerd zo'n sterrestip aan te raken en de pijnlijke schok die hij toen kreeg, niet vergeten. Deze Oldtimers, zoals de Terranen het volk uit de oudheid soms noemden, hadden bij het wrochten van dit wonder aan alles gedacht en klaarblijkelijk foolproof beveiligingen aangebracht, die vernieling of beschadiging van hun kunstmatige Melkweg onmogelijk maakten. De drie mannen keken in het gewriemel van de sterren. Op een bepaalde plaats gaapte, waar ook sterren hadden moeten staan, een leegte, een zwart gat. Leyden schrok.
Het zwart van die leegte was anders dan het zwart van de donkere achtergrond van de koepel. Het was minder zwart. Het deed aan een enigszins verbleekt zeer donker grijs denken.
Hij keek naar Missol en Players. Was hun het verschil niet opgevallen?
Missol en Players hadden het niet gemerkt. Dat hoorde Leyden uit wat ze zeiden. 'Het lijkt wel alsof ze die opeenhoping van sterren met opzet hebben weggelaten! Hoe heb je dat gat ontdekt, Leyden?' 'Bij toeval,' antwoordde Leyden laconiek. Eén woordje in Players' opmerking had hem als het ware geëlektriseerd. Het woordje 'opzet'. Als het inderdaad opzet van de Oldtimers was geweest, wat was dan de reden?
'Hier worden we ook niet veel wijzer,' zei Missol kregelig. 'Evenals de rest, zal ook het ontbreken van die sterren altijd een raadsel blijven.'
Hij keek naar Leyden, die drie meter rechts van hem zweefde, door een stuk of vijftig kleine zonnen van hem gescheiden. 'Zegt onze waarneming ter plaatse jou iets, Leyden?' 'Ze werpt nieuwe problemen op.' De straal bracht hen weer veilig en snel naar beneden. 'Niets,' zei Players nors tegen zijn collega's die beneden waren gebleven. 'Het tochtje naar boven is voor niets geweest. Hé, waar is Leyden gebleven?'
Toen hij om de het uitzicht belemmerende machine heen liep, zag hij hem in de richting van de uitgang gaan.
Het is hem zeker ook te gek geworden, dacht hij en ging naar zijn collega's terug. Maar inwendig was Players helemaal niet voldaan. Bij de technische perfectie van de kunstmatige Melkweg, was een mankement eenvoudig ondenkbaar. De deskundigen hadden gedurende de afgelopen weken herhaaldelijk controles uitgevoerd. In de eerste plaats was het eigen zonnestelsel gecontroleerd. De afstand van de Aarde, van Mars en van de overige planeten tot zon klopte nauwkeurig. Bij een controle in het groot, waarmee natuurlijk rekening werd gehouden met de mate van verkleining, bekwamen ze helemaal niet meer van hun verbazing. Het kunstgewrocht onder de koepel in de berg was een zo nauwkeurig verkleinde imitatie van de echte Melkweg, dat alleen dat al geheimzinnig was. Geen enkel nu in de Melkweg levend intelligent volk was in staat zoiets te maken, en het onmogelijke boven hen bestond al veel langer dan een miljoen jaren. Maar het woordje 'opzet' obsedeerde Tyll Leyden. Het liet hem niet meer met rust. Intensiever dan ooit, sinds hij op Impos was en het planetarium had ontdekt, hield hij zich met het geestwezen van Zwerver bezig, en riep hij zich alles wat hij van dat wezen wist, weer voor de geest. Het was ontzettend oud; zijn leeftijd kon niet in cijfers worden uitgedrukt. Een tijdsduur van zoveel miljoenen jaren gaat het voorstellingsvermogen van de mensen te boven. Maar had het de chef niet beloofd dat het over hen zou waken? Toen Leyden, na de enorme machinezaal te hebben verlaten, naar zijn zwever liep en wilde instappen, zoemde zijn minicom. Astrofysicus Gaston Robet verzocht hem, direct naar de basis te komen. De zwever gleed door de poort en steeg meteen tot tachtig meter hoogte. De vier kilometer lange gang naar het daglicht was honderd meter hoog en veertig meter breed. Van het begin af was bepaald dat vertrekkende zwevers een hoogte van tachtig meter zouden aanhouden.
Toen hij buiten kwam, zag Leyden de gigantische planeet Hercules boven het dal staan. Voor het eerst na dagen voelde hij weer de dreiging die van Hercules leek uit te gaan. Evenals alle anderen kostte het hem moeite, dat angstwekkende gevoel van zich af te zetten. Hij keek naar het plateau, waarop destijds zijn Explorer-2115 was geland. Hij behoorde met zijn collega's nog steeds tot de bemanning van dat ruimteschip. Hun werk was aan tijd gebonden. Sinds gisteren was het beeld van het plateau sterk veranderd. De 777 had achttien plastic huizen meegebracht, die er reeds kant en klaar stonden.
Ze waren vakkundig door robots in elkaar gezet. Van de achttien gebouwtjes waren er zeven voor wetenschappelijke doeleinden bestemd. In de materiaallijsten had Leyden de vorige nacht gelezen wat de 777 allemaal naar Impos had gebracht. De waarde ervan bedroeg meer dan honderd miljoen Solar. De groepsleiders hadden gedurende de laatste drie weken de ene bestelling na de andere naar Terra geseind. Leyden liet zijn blik over de nederzetting gaan en stuurde de zwever naar het geïmproviseerde onderkomen van de astrofysici. De vijftig robots die de Explorer-2115 had achtergelaten, waren vanaf de eerste dag dat de onderzoekers op zichzelf aangewezen waren, van onschatbare waarde geweest. Zonder die mechanische mensen hadden de deskundigen slechts een derde van het tot nu toe verrichte werk kunnen doen. Robet stond reeds voor de 'astrofysische afdeling' op Leyden te wachten. 'Goed dat je zo gauw bent gekomen. Het spookt op je Hercules,' zei hij ter begroeting en ging zijn bezoeker voor. Het zogenaamde 'provisorische onderkomen' was tien bij tien meter groot en het drie man sterke team dat er in was ondergebracht, voelde zich er best. Leyden zag de andere twee mannen voor een apparaat zitten. Ze waren zo in hun werk verdiept, dat ze niet eens omkeken, toen Robet en Leyden binnenkwamen. 'Zie je hoe het op Hercules spookt, Leyden?' vroeg Robet. Er klonk geen zweem van spot in zijn stem. Zijn medewerkers schoven opzij, zodat de binnenkomende het apparaat grotendeels konden zien.
Leyden trok een kruk bij en ging erop zitten. Hij zei niets over het onderwerp 'spoken'. Hij keek met Robet en diens medewerkers naar het diagram dat voortdurend veranderde.
'Ik begrijp niet, waarom het ons niet eerder is opgevallen. Aan boord van het schip zouden we eenvoudig de afdelingscomputer in werking hebben gesteld. Maar hier?' Robet was niet tevreden met zijn ontdekking, hoewel het iets zeer belangrijks was. Het massazwaartepunt van de reuzenplaneet Hercules kwam niet overeen met het geometrisch middelpunt.
'Dat had je toch moeten merken!' zei Leyden, met iets van verwijt in zijn stem.
'Dat hebben wij ook al tegen elkaar gezegd. Maar het is ons gewoon niet eerder opgevallen. Het spijt me.' Hij sprak als collega tegen collega. Dat Tyll Leyden de chef was, telde nu niet.
Leyden maakte enige aantekeningen, stond op en liep naar de kleine computer, een apparaat zonder de omvangrijke verzamelsector. Robet werd nieuwsgierig en ging naar hem toe. Hij zag de laatste schakelingen die Leyden verrichtte en die hem voor een deel vertelden wat Leyden wilde weten, en dat was al heel veel.
'Wat, Leyden? Je denkt toch niet. . .?'
De jonge man viel hem in de rede. 'Jij niet? Ik wil zekerheid hebben. Ik wil weten of die zwaartepuntverplaatsing gelijkmatig verloopt. Zo niet, dan wil ik weten waarom.' 'Daar zou ik nooit aan hebben gedacht. Maar je kunt gelijk hebben. Waarom hebben we dat vreemde verschijnsel niet eerder waargenomen? Lieve hemel, dat ziet er fraai uit!'
De computer zoemde. Een lange strook viel in de opvangbak. Leyden las wat er op stond en stak haar toen, na haar enige malen te hebben opgevouwen, in zijn zak. Robet keek hem vragend aan. Hij zou graag de codetekens hebben gelezen. 'Het massazwaartepunt van Hercules wisselt, Robet,' zei Leyden. 'Naar het zich laat aanzien, in een voor ons gevaarlijk tempo. Laat dit ononderbroken waarnemen. Misschien is deze gang van zaken voor de reus normaal. Wie weet.' Hij liet zijn ongerustheid niet merken. De kleine computer had nog iets anders voor hem berekend, zij het ook met een zekerheidsfactor van slechts 78:22. Volgens die berekening was Hercules een dubbelplaneet. Ter vergelijking stelle men zich een ei voor, met de dooier, omgeven met eiwit, precies in het midden. En waarvan de dooier, in dit geval een sterke massaconcentratie in de reuzenplaneet, van plaats wisselt!
Leyden onderdrukte de wens, nu meteen te laten vaststellen hoe groot de planeet in de planeet was. Iets weerhield hem ervan, zijn vermoeden bekend te maken. Zijn collega's hadden al genoeg met de raadsels op Impos te doen en hij wilde het hun niet nog moeilijker maken. Voordat hij de astrofysische afdeling verliet, verzocht hij Robet, over zijn waarnemingen te zwijgen. 'We moeten eerst zekerheid hebben,' zei hij. Hij gebruikte de zwever niet meer, maar ging te voet naar het radiostation. Een expert op het gebied van de hyperradiotechniek deed daar dienst.
'Een ogenblik,' verzocht Leyden, ging zitten en begon te schrijven. Hij gaf het vel papier waarop hij had geschreven aan de man en zei: 'Sein dit naar Terrania!' Het was een kleine bestelling, doch van kostbaar materiaal. Leyden betwijfelde of men de expeditie op Impos deze kostbare apparaten ter beschikking zou stellen.
Hij wachtte tot het verzoek gecodeerd was en als een korte impuls werd uitgestraald en zei toen: 'Waarschuw mij direct als materiaalbeheer in Terrania antwoordt.' Onmerkbaar maar onafgebroken stak Tyll Leyden overal zijn licht op en was in enkele dagen de best geïnformeerde persoon op Impos. Hij deed dit niet uit eerzucht, of om carrière te maken, maar uit een onverklaarbaar gevoel van innerlijke onrust.
Jullie zullen nog veel meemaken! Deze voorspelling van hem kon hij niet vergeten.
Die nacht werd hij kort na elkaar tweemaal gewekt. De eerste keer door Gaston Robet. Leyden luisterde aandachtig naar wat hij te zeggen had, en dat was, dat het middelpunt van Hercules weer gelijk was aan het massazwaartepunt. Dat betekende dus, dat de kleine planeet in de planeet zich weer normaal gedroeg. Leyden dacht aan de apparaten die hij aan Terrania had aangevraagd. Een uur later werd hij gewekt door de dienstdoende telegrafist. Materiaalbeheer in Terrania had Leydens verzoek afgewezen. Toch krijg ik de apparaten, dacht de astronoom en fysicus, ging weer liggen en sliep meteen in. Een week later werd Leyden weer door Robet gewaarschuwd. De astrofysische afdeling was naar een van de nieuwe gebouwen verhuisd. Het eerste onderkomen werd nu gebruikt voor het bewaren van gevoelige instrumenten, die momenteel niet gebruikt werden. Toen Tyll Leyden de astrofysische afdeling binnenkwam, zag hij een collega die hij liever enige duizenden lichtjaren verder had geweten.
2.
Sascha Populos, zwaartekrachtexpert, stond bekend als een gemene intrigant en een streber. Leyden had op dat gebied al het een en ander meegemaakt en Populos daarom gemeden.
'Weer hetzelfde!' Met deze woorden begroette Robet zijn chef. Hij wees nijdig naar het apparaat dat een diagram vertoonde. 'Populos kwam toevallig langs, Leyden. Het geval interesseerde hem. Maar met jouw theorie van een planeet in een planeet is hij het natuurlijk niet eens.' Leyden keek onopvallend naar de zwaartekrachtexpert. Diens zelfvoldane glimlach waarschuwde hem. Leyden liet zijn ergernis niet merken. Robet had dus tegen zijn verzoek in over het vreemde verschijnsel in Hercules gesproken. Nu was er niets meer aan te doen. Sascha Populos zou er wel voor zorgen, dat iedereen het binnen een uur wist. De technische uitrusting van de astrofysische afdeling was verbeterd, maar geen van de extra instrumenten die de 777 had gebracht, kon voor de gebeurtenissen op Hercules worden gebruikt.
Het massazwaartepunt van Hercules was weer verplaatst. 'Het is natuurlijk onzin, te beweren, dat zich in Hercules een tweede, kleinere planeet zou bewegen,' zei Populos met zijn zachte stem onuitgenodigd. 'We hebben hier te maken met een geval, dat kan worden vergeleken met de verschijnselen in de planeet Hutul.'
Leyden kende de planeet Hutul niet. Maar hij vroeg er Populos niet naar. De astrofysicus Robet haalde zijn schouders op. 'Ik heb het verschijnsel van vandaag met dat van de vorige week vergeleken,' zei hij. 'Datgene wat zich uit het geografische middelpunt van Hercules verplaatst, doet dat nu in dezelfde mate en dezelfde richting als een week geleden. Naar mijn mening is het nog te vroeg om er een oordeel over te kunnen vormen. We moeten veel meer feiten hebben; dat wil dus zeggen, dat we een paar weken geduld moeten hebben. Ben je het daarmee eens, Leyden?' 'Ja.'
Bijna bazig, maar toch zacht, zei Sascha Populos: 'Ik zal me er graag mee bezig houden.' Tyll Leyden keek hem aan, toen hij antwoordde: 'Voor zover ik weet, heb jij je werk in de Zingende Berg. Heeft je groepsleider je van je taak ontheven?'
Dat was een duidelijke afwijzing. 'Leyden, ik ben zwaartekrachtexpert,' antwoordde Populos, en zijn eigenaardig blauwe ogen begonnen te schitteren.
'Ik ben ook fysicus en heb me toch meestal met astronomische of astrofysische problemen moeten bezighouden. Je wilt ons nu zeker wel alleen laten, hè?'
Populos keerde zich zwijgend om en ging weg. Leyden keek hem na. Ik zal voor die man op m'n hoede moeten zijn, dacht hij, en richtte zijn aandacht toen weer op het diagram. 'Robet,' zei hij, 'op grond van deze tweede waarneming moet je toch een ruwe schets van de baan van de massazwaartepuntverandering kunnen maken.'
'Als je met een onnauwkeurigheid van tien procent genoegen neemt, kan ik die schets met alle waarden die we tot nu toe hebben gevonden, in korte tijd maken.' 'Doe dat, Robet. Tot ziens.' Elke zeven dagen deed zich bij Hercules het onverklaarbare verschijnsel van die verplaatsing voor. Robet en zijn twee medewerkers waren het langzamerhand beu, zich met dat probleem bezig te houden. Maar Sascha Populos gebruikte elke vrije minuut om waarnemingen en metingen te doen. Maar hij kwam niets te weten van het project Hercules, dat Leyden in samenwerking met sonde-experts en archeologen had uitgewerkt.
Toen er op 4 augustus 's morgens drie sonden startten, lette niemand, behalve de zeven mannen die in het lensvormige gebouwtje voor een groot aantal instrumenten zaten en de koers van de sonden volgden, daar speciaal op.
Tyll Leyden wilde met de sonden in het binnenste van de planeet doordringen. Theoretisch was zoiets mogelijk, maar of de poging inderdaad succes zou hebben, moest worden afgewacht.
De weg naar Hercules was niet lang; de gemiddelde afstand tussen hem en Impos bedroeg slechts 984.000 kilometer. Na een half uur wees de peiling in de barak uit, dat de drie aggregaten op de planeet neerstortten.
De tijd verstreek. Leyden wachtte met zijn zes collega's. Nu had de eerste sonde het bevroren oppervlak van de reuzenplaneet bereikt en boorde zich in het methaangasijs. Even later kwamen de tweede en de derde sonde neer. Ook die verdwenen meteen in de diepte. De sonden gebruikten de bij het neerkomen vrijgekomen krachten. Inpotronische schakelingen veranderden ze bliksemsnel en vormden een supersterk beschermingsveld er omheen, dat het eigenlijke boorlichaam met zijn ingewikkeld mechanisme tegen beschadiging beschermde. Krachtige converters zorgden er na verbruik van de veranderde energie voor, dat het scherm om de sonde stabiel bleef. Tegelijkertijd leverden ze ook de nodige energie voor de op desintegratiebasis werkende boorvelden die het gesteente los maakten, zodat de sonden met onverminderde snelheid dieper en dieper in Hercules binnendrongen. De vraag: 'Gaat het?' werd telkens weer in de astrofysische afdeling herhaald. Er heerste een geladen stilte, die slechts nu en dan door het klikken van een relais werd onderbroken.
Vier van binnenuit verlichte schermen vertoonden diagrammen of amplitude. Alle apparaten waren verbonden met de verzamelsector van de computer. Er ging geen cijfer verloren. Wat de ogen van de waarnemers niet zagen, werd door de verzamelsector nauwkeurig geregistreerd.
Het was 4 augustus 2326; het was het moment waarop Lemy Danger op de planeet Eysal zijn ongelukkige schot op de cellenactiveerder afvuurde.
Voor Tyll Leyden spatte het instrument uit elkaar, dat zijn studievriend van de Explorer-7094 uit Terrania voor hem had meegebracht. Achter en naast Tyll Leyden, bezweken alle instrumenten waarmee zwaartekrachtmetingen konden worden uitgevoerd. Op hetzelfde moment werd de verbinding met de drie sonden verbroken. De schermen vertoonden geen diagrammen of amplitude meer. Het was alsof een reuzenvuist met één slag alle verbindingen had verbroken.
Een geleerde zette de hoofdschakelaar op 'Uit'.
De poging was in een fiasco geëindigd.
'Wat was dat?' vroegen de geleerden zich af, mannen die nog niets wisten van de actie van een zekere Lemy Danger, USO-agent, op Eysal. Plotseling was Tyll Leyden het middelpunt. Aller blikken werden op hem gericht. Maar hij kon niets zeggen. Uit zijn minicom klonk: 'Mister Leyden, kom alstublieft, kom alstublieft!'
Hij bracht het armbandapparaatje voor zijn mond en zei: 'Hier Leyden, ik luister!'
'Hier machinezaal in de Zingende Berg. De machines zijn dol geworden. Kunt u mij bij dit helse lawaai verstaan? Alle machines zijn plotseling gaan brullen. Ineens barstte hier de hel los.'
Bij ons ook, dacht Leyden, maar zei het niet. 'Met wie spreek ik?' 'Met ingenieur Turander. Mogen we de zaal ontruimen?' 'Alleen wanneer er werkelijk gevaar dreigt!'
Leyden verbrak de verbinding en staarde naar één punt op de muur.
'Hebben wij dat met onze drie sonden gedaan?' hoorde hij achter zich een van zijn collega's vragen. Hetzelfde vroeg hij zich juist ook af. Had de planeet Hercules zich op deze griezelige manier tegen hun sondeerpoging verzet? 'Is de computer in orde?' Bij een vluchtige inspectie bleek, dat die geen schade had geleden. Ook de radiopeilers en de instrumenten voor afstandmetingen waren niet beschadigd, maar de verbinding met de sonden was verbroken. Leyden schrok. Hij ging de opgestelde apparatuur nog eens na. Hij meende iets te hebben ontdekt. Alle instrumenten die op 5-d-basis werkten, waren tot in de laatste schakeling vernield, maar de 4-d-ap-paraten functioneerden nog prima. 'Computer is klaar!' riep Robet. Tot ieders verbazing gebruikte Leyden de rekenmachine echter niet. Hij had zich plotseling bedacht. Hij wilde het onderzoek geheel alleen uitvoeren. Er was een vaag, verschrikkelijk vermoeden in hem opgekomen.
'Gaat alstublieft weg, heren,' zei hij. Hij wilde zo spoedig mogelijk met de computer alleen zijn. Maar een oproep vanuit het planetarium haalde een streep door zijn rekening. Toen hij in de zwever naar de Zingende Berg vloog, zag hij niet wie er in het toestel zat, dat juist uit de berg kwam. Maar Sascha Populos had Leyden gezien en zijn hoofd afgewend, toen hij met zijn zwever het toestel van Leyden passeerde. Mungs, Players en Mussol hadden Leyden met de woorden: 'Kom onmiddellijk. De hel is hier los!' naar het planetarium geroepen. Toen Leyden door de binnenpoort de enorme machinezaal binnenkwam, overviel hem in de waarste zin van het woord het gebrul van de aggregaten. De grond onder zijn voeten beefde. Toen hij een machine aanraakte, trok hij als geëlektriseerd zijn hand terug. Een gil zoals hij nog nooit had gehoord, had via zijn arm zijn gehoor bereikt. Leyden kromp kreunend ineen, alsof hij een hevige klap had gekregen. Toen het veld hem door de optische versperring voerde, merkte hij dat het tevens een akoestische versperring was. Een weldadige stilte omhulde hem nu.
Toen hij bij de mannen kwam, begon Mungs uitvoerig te vertellen. Leyden viel hem in de rede en vroeg: 'Hoe laat precies begonnen hier de machines zo te keer te gaan?' Mungs noemde het tijdstip tot op de minuut nauwkeurig. Leyden knikte. Hij had dit verwacht. Op hetzelfde tijdstip waren in de barak alle op 5-d-basis werkende apparaten vernield.
'En wat gebeurde er verder?' vroeg Leyden.
Mungs vervolgde: 'De machines werden al gauw weer rustiger, maar niet meer zo rustig als eerst. Terwijl ik er met Players over sprak, kwamen we langs het beeld. Leyden, is het jou al eens opgevallen, dat niet alleen de ogen van het beeld licht uitstralen, maar ook het voetstuk? En als Players en ik ons niet vergissen, draait het voetstuk nu sneller dan eerst.'
Toen ze langs de honderd meter lange rij machines liepen, merkte Leyden dat ze nu sterker gonsden dan vroeger.
Ze kwamen bij het beeld dat op een zwevend voetstuk draaide. Het voetstuk straalde een zwak rood licht uit! Het licht uit de ogen leek onveranderd. Maar het beeld draaide nu veel sneller. Leyden raadpleegde zijn stopwatch en zei: 'Klopt, per minuut drieëneenhalve omwenteling meer. Hij draaide zich om en keek omhoog naar het planetarium. 'Het is er nog. Dat is de hoofdzaak,' zei hij.
'Nog wel,' zei Mungs. 'Toen de machines begonnen te brullen, gloeiden plotseling alle sterren op, alsof ze tot het maximum belast werden. Het licht dat uit de koepel viel, was zo fel dat wij er door verblind werden, en het leek alsof alles boven ons hoofd uit elkaar zou springen.' 'En werd toen alles weer normaal?' vroeg Leyden.
Mungs haalde zwaar adem. 'Ja, maar niet in de machinezaal. Wij wilden gaan kijken, maar zijn niet helemaal beneden gekomen. Het lawaai dreef ons weer naar het planetarium. We zitten op een kruitvat, dat elk ogenblik kan ontploffen! Wat is er eigenlijk gebeurd? Leyden, jij weet meer dan je ons tot nu toe hebt verteld!'
Hij ontweek een direct antwoord en zei: 'Ik zal eens naar boven gaan en het planetarium van dichtbij bekijken. Daarna zullen we er uitvoeriger over praten.'
Hij liet zich naar boven dragen. Tot zijn opluchting kon hij boven niets ongewoons constateren. En toch ging hij met het gevoel iets over het hoofd te hebben gezien, weer naar beneden.
Het afgebroken gesprek met Mussol en Mungs werd niet voortgezet, daar Leyden zo snel mogelijk naar de barak terug wilde om met behulp van de verzamelde gegevens zijn berekeningen te maken.
Terwijl hij in de zwever terugvloog, dacht hij na lange tijd voor het eerst weer aan de theorie van Falton. Falton was een Arkonide geweest, die meer dan zesduizend jaar geleden had geleefd. Spoedig na zijn dood raakte zijn werk in de vergetelheid, tot Terraanse geleerden het in een oud archief terugvonden. Maar binnen het gebied van het Imperium stuitte de theorie van Falton overal op afwijzende kritiek. Tyll Leyden had zich er door het negatieve oordeel van deskundigen van naam niet van laten weerhouden, de theorie toch te bestuderen en was ermee gaan experimenteren. Hij legde voor dit doel beslag op de halve bemanning van de Explorer-2115, hoewel de commandant hem had verboden, met de theorie te experimenteren.
Falton had met zijn theorie beweerd, dat men op grond van een aantal bepaalde metingen in de vrije ruimte kon vaststellen of een ver verwijderd zonnestelsel planeten had en of die bewoond, respectievelijk bewoonbaar waren! Leyden landde met zijn zwever. Zijn verbazing en wantrouwen werden gewekt, toen hij een andere zwever voor de barak zag staan. Met drie stappen was Leyden bij de deur, duwde haar open en zag Sascha Populos voor de computer staan!
De zwaartekrachtexpert stond met zijn rug naar hem toe. Had hij Leydens binnenkomst niet gemerkt. 'Populos!'
De geleerde schrok en draaide zich om. 'Jij?' vroeg hij zacht en slepend. 'Lieve help, wat heb je me laten schrikken!'
Leyden keek hem strak aan. 'Wat doe je hier?' vroeg hij streng. Populos antwoordde grijnzend: 'Hercules en zijn verschijnselen interesseren mij! Is het soms verboden, me in m'n vrije tijd op wetenschappelijk terrein bezig te houden? Ik ben hier om een paar dingen te laten berekenen. Maar ik zou weleens willen weten welke stommeling de computer op "nul" heeft gezet!'
Dat heb jij gedaan, dacht Tyll Leyden woedend, maar beheerste zich. Een woede-uitbarsting zou ook zinloos zijn geweest, want hoe had hij moeten bewijzen dat Sascha Populos met opzet de verzamelsector van de computer had afgezet? Hij antwoordde dan ook zo rustig mogelijk. 'Misschien heeft iemand het onopzettelijk gedaan, Populos. Had je de verzamelsector willen gebruiken?' Maar met deze vraag ving hij de zwaartekrachtexpert niet. 'Ik ben geen levende logaritmetafel zoals jij, Leyden. Iedereen weet, dat ik voor berekeningen de verzamelsector van de computer nodig heb. Maar je hebt me zeker niet graag in je buurt, hè? Ik kan ook ergens anders een rekenmachine vinden. Alsjeblieft, de computer staat tot je beschikking!' zei hij boosaardig lachend.
'Dank je,' antwoordde Leyden. Zijn gezicht bleef onbewogen. Hij wachtte tot Populos naar buiten was gegaan en met zijn zwever wegvloog. Toen constateerde hij door een vluchtige inspectie dat alle verzamelde gegevens van de band waren verwijderd. Hij had nu niet veel meer aan de machine. Leyden onderdrukte zijn woede. Hij ging nog eens naar de apparaten, die door een geheimzinnige ingreep van buitenaf abrupt buiten werking waren gesteld. Hij kon zich niet herinneren, ooit iets dergelijks te hebben meegemaakt. 'Wat ingreep is vijfdimensionaal geweest, dat lijdt geen twijfel,' zei hij hardop. Hij keek weer naar buiten, naar Hercules. Met half dichtgeknepen ogen staarde hij naar de reuzenplaneet.
Ik kom wel achter het geheim van dat wisselende zwaartepunt, dacht hij gnuivend. Sascha Populos kon met wat hij uit de verzamelsector had genomen, niet veel beginnen. Hij miste de basisgegevens. Die zaten in de computer in de astrofysische afdeling, en Populos beschikte niet over het nauwkeurig uitgewerkte diagram dat de banen van het zich verplaatsende massazwaartepunt aangaf.
Als leider op Impos moest Leyden er voor zorgen, dat alle teams aan het werk bleven. Hij vloog naar Eona en landde bij de grootste groeve, die al bijna tweehonderd meter diep was. Een vliegrobot bracht hem naar beneden, naar de archeologen. Professor Attik begroette hem hartelijk. 'Je bent hier in lang niet meer geweest, Leyden. Het doet me genoegen, dat je juist nu komt. Ik had je al willen uitnodigen om eens naar ons werk te komen kijken.' De archeoloog had met geestdrift gesproken. Zijn gezicht was rood van opwinding. Leyden, die anders geen belangstelling voor opgravingen had, volgde de professor. Ze kwamen langs automatische speciale machines, enorme plasticstutten, brommende machines en eindeloze transportbanden. Ze daalden trappen af, die er uitzagen alsof ze net waren gepolijst.
Attik bleef plotseling staan. 'Bekijk dat eens,' zei hij, naar de treden wijzend, waar het licht vanuit de groeve nog op viel. 'We hebben naar rechts en links gesondeerd, Leyden. Elke trede is ruim driehonderd meter breed en er zijn vierhonderd en acht treden. Het materiaal waarvan ze zijn gemaakt is onbekend. Terkonietstaal is daarbij vergeleken zo zacht als boter.'
Tyll Leyden probeerde zich een driehonderd meter brede trap van vierhonderd treden voor te stellen. Het lukte hem niet. Hij keek omhoog, en zag glad maar dof pleisterwerk. 'Hoort dat er ook bij, professor?' vroeg hij.
Attik antwoordde ontkennend. 'Op 202 meter diepte konden we plotseling de zuigers gebruiken. Binnen drie uur hadden we de trap tot twaalf meter breedte blootgelegd en naar alle kanten beveiligd. Ha, daar komen de robots al. Je hebt toch tijd om de inrichting te bekijken?' 'Welke inrichting?' 'Op 372 meter diepte zijn we op het eerste, goed bewaarde gebouw gestuit. Gebouw is eigenlijk overdreven, want alleen de kelders zijn er nog. Wat 1,3 miljoen jaren geleden boven de oppervlakte stond, moet door een catastrofe van onvoorstelbare omvang zijn verwoest.' 'Is de ouderdom nauwkeurig vastgesteld, professor?'
De professor schudde ontkennend zijn hoofd. 'Helaas niet. We hebben moeten schatten. Dit materiaal,' en hij wees naar de treden, 'laat geen ouderdomsmetingen op halveringstijdbasis toe!'
Leyden vroeg lachend: 'Daarmee wilt u toch niet zeggen, dat alle middelen waarover wij beschikken op dit materiaal falen?' 'Jazeker, hoe ongelooflijk het ook klinkt. Wil je een huis van de Oldtimers zien?'
Ze werden door robots in zweefvlucht de ruim vierhonderd treden omlaag gedragen. Op onderlinge afstanden van vijftig meter waren boven de trap lichtbronnen aangebracht, die het trappenstelsel echter nauwelijks konden verlichten. Maar de lichtvlek in de diepte werd gestadig groter en lichter. Toen de robots Attik en Leyden door een poort droegen en neerzetten, welfde zich een vlak, glanzend plafond boven hen.
'Zie je dat het gebouw van hetzelfde materiaal is gemaakt als de trap?' vroeg Attik.
En toch was alles wat aan de oppervlakte stond, verwoest, maar dat zei Attik er niet bij.
'Hebt u aanwijzingen met betrekking tot de Oldtimers gevonden?' vroeg Leyden.
Er verscheen een uitdrukking van teleurstelling op het gezicht van de professor. 'We hebben onweerlegbare bewijzen, dat de Oldtimers na de catastrofe deze kelders met alles wat er in was, hebben ontruimd. We weten nog even weinig van ze als voorheen.'
'En het puin dat u hebt kunnen opzuigen?'
'Is van een jongere datum. Daarvan kon de ouderdom worden bepaald. Maar moeten we ons niet gelukkig prijzen, dat we dit bouwwerk hebben gevonden?'
Leyden keek in het keldergewelf. Het eindigde in de verte in diepe duisternis.
'Toen de poort openzwaaide, sloeg ons verse, matig warme lucht tegemoet!'
Deze opmerking was Leyden bijna ontgaan. Pas enige ogenblikken later werd hij zich de betekenis van deze woorden bewust. 'Werkt de machine-installatie nog?' vroeg hij. 'Ze werkt weer, Leyden! We stonden met ons achten voor de poort en konden haar met geen mogelijkheid open krijgen, tot er plotseling een trilling door de grond ging. Nee, nee, kijk me maar niet zo wantrouwig aan! Het was beslist geen hallucinatie. Eerst kwam die trilling, duidelijk vanaf de trap . . .' 'Hebt u de tijd genoteerd?' 'Toevallig wel, Leyden. Stel je er belang in?'
Hij noemde het tijdstip. Het was het tijdstip waarop in de barak ook alle op 5-d-basis werkende apparaten waren uitgevallen, de kunstmatige Melkweg in het planetarium in gevaar had verkeerd en hier een kelderpoort was open gegaan!
'Geloof je me niet, Leyden?' Er klonk ergernis in Attiks stem. 'Hebt u de machines gevonden?' Het van de hak op de tak springen van Leyden was dikwijls moeilijk te verdragen.
'Nee. Van machines hebben we geen spoor kunnen ontdekken. De vijfduizend meter lange kelder. . .' 'Hoe lang?'
'Een vierkante kelder, vijfduizend bij vijfduizend meter, overal even hoog, acht meter twintig. Leeg, zonder een spoortje van stof.' Leydens gedachten bewogen zich in een andere richting. Bij deze uitgestrektheid van de kelder, moest hij voor 'n deel onder de enorme machinezaal van de Zingende Berg liggen. Plotseling besefte hij, dat Attik en zijn medewerkers geen slachtoffers van een hallucinatie waren geweest, toen ze de grond voelden trillen. De aggregaten in de machinezaal waren plotseling begonnen te brullen; en dat brullen was vergezeld gegaan van het trillen van de fundering.
'Voel je je niet goed, Leyden?' vroeg de professor. 'Je ziet opeens zo bleek!'
Tyll Leyden kon niet helder meer denken.
Hij wist nog niets van een gravitatisch-energetische schokgolf die van Eysal door de Melkweg was gegaan. Hij wist slechts dat een team had getracht, met drie sonden tot het geografisch middelpunt van Hercules door te dringen.
Als natuurkundige kon hij zich niet voorstellen, dat die drie speldenprikken zulke reacties konden teweegbrengen; maar wat hij zich vooral afvroeg, was, waarom Hercules zich tegen die drievoudige ingreep op vijfdimensionale basis verzette. Volgens de natuurwetten kon dat niet en toch was het gebeurd! 'Ik voel me niet goed,' zei Leyden mat. 'Kan een robot me naar boven brengen?'
Hij zag niets van de trap, de groeve, de machines en de stutten, toen hij door een robot in zweefvlucht naar boven werd gebracht. Hij liet zich in zijn zwever vallen en stelde de bestemming in: zijn werkkamer. Daar aangekomen, begon hij te zoeken naar het diagram met de baan van het zich verplaatsende massazwaartepunt van Hercules. Hij zocht net zolang tot hij begreep dat het gestolen was. Hij wist wie het gestolen had: Sascha Populos.
Leyden verliet zijn werkkamer weer en begaf zich naar de tweede verdieping, naar de werkkamer van de zwaartekrachtexpert. Daar klopte hij op de deur en Populos riep: 'Binnen!'
Zijn gezicht verstrakte tot een masker, toen hij Leyden zag. 'Ja?' vroeg hij zacht maar scherp. Leyden ging zitten. De twee mannen zaten tegenover elkaar. 'Stoor ik je in je werk, Populos?' vroeg Leyden.
Populos dwong zich tot een brede grijns en antwoordde: 'Als chef stoor je nooit!'
'Ik ben niet als chef gekomen. Ik ben gekomen om je te waarschuwen, Populos. Ik houd er nog rekening mee, dat je mij niet door en door kent.' 'Wat betekent die waarschuwing? Beschuldig je mij van iets, Leyden. Waarom zeg je het me dan niet recht in m'n gezicht? Ik hou van openheid! Altijd!'
Leyden stond op. 'We begrijpen elkaar ook zonder veel woorden, Populos. Neem ter harte wat ik je heb gezegd.' Met deze woorden ging hij weg en trok de deur achter zich dicht. Hij hoorde Populos niet meer lachen en zeggen: 'Je zult eerder op de Aarde terug zijn dan je denkt!'
Tyll Leyden nam niemand in vertrouwen. Binnen het team waartoe hij vóór zijn benoeming tot leider van de expeditie had behoord, deed hij zijn werk voor zover zijn andere verplichtingen hem daarvoor tijd lieten.
Hij wachtte nu al een uur in de hyperradiocentrale. Die ochtend had het hoofdkwartier van de USO tegen 14 uur standaardtijd een belangrijke mededeling aangekondigd.
Het was nu 14.45 en de mededeling was nog steeds niet gekomen. Verveeld keek Leyden naar de golfoscillograaf, die de constante hyperradio-amplitude nauwkeurig weergaf. Zijn ogen gingen verder open. Hij boog zich voorover. 'Kom eens hier! Kijk hier eens naar!' riep hij naar de dienstdoende telegrafist. Ze staarden samen naar het groen lichtende scherm van de oscillograaf. De golf was enige seconden te zien, verdween toen en maakte plaats voor scherpe zigzaglijnen, die dan abrupt weer plaats maakten voor de amplitude. Dit herhaalde zich voor de ogen van de twee mannen zesmaal en toen was het afgelopen. En toen kwam de aangekondigde mededeling van het USO-hoofdkwartier. De oorzaak van de vertraagde uitzending werd voor het begin van de mededeling bekend gemaakt. Tyll Leyden hoorde de planeet Eysal noemen, en daarna voor het eerst het woord 'springrupsen'. Hij bromde iets binnensmonds, toen werd gezegd, dat die springrupsen zich zelfs door Terkonietstalen wanden heen zouden kunnen vreten. Plotseling schrok hij. In de mededeling werd de datum 4 augustus genoemd, en weer de planeet Eysal. Er was sprake van een gravitatisch-energetische schokgolfgenerator, die op 4 augustus een enorme 5-d-gravitatieschok had veroorzaakt. Hoewel inwendig tot het uiterste gespannen, voelde Leyden zich van een drukkende last bevrijd. Hij en zijn collega's hadden die enorme zwaartekrachtschok in het 5-dimensionale vlak dus niet met de drie naar Hercules gestuurde sonden veroorzaakt. Wat was er op die planeet Eysal gebeurd? Waar kwam die zwaartekrachtgenerator vandaan? De spreker in het USO-hoofdkwartier gaf Leyden op Impos geen tijd om zijn gedachten na te gaan. 'Alle commando's, onverschillig tot welke groep ze behoren worden verzocht hun eventuele waarneming van de zwaartekrachtschok onverwijld aan de USO te melden. Uit hier binnengekomen berichten blijkt, dat waarschijnlijk alle structuurtasters op hetzelfde moment zijn uitgevallen. Het gegronde vermoeden bestaat echter, dat aan boord van Explorerschepen waardevolle metingen zijn gedaan, die in direct of indirect verband met de schok staan. De USO verzoekt alle schepen, de betreffende waarnemingen alsnog zorgvuldig te controleren en eventuele aanwijzingen per radio aan het hoofdkwartier door te geven!'
'Ze schijnen daar nogal overstuur te zijn!' zei de telegrafist verbaasd. Tyll Leyden knikte. De springrupsen had hij alweer vergeten. Maar in de volgende weken en maanden zouden ze voor hem en alle anderen op Impos een begrip worden, en dan zouden ze ook weten wat een springworm was.
Peinzend verliet hij de radiocentrale. Hij had graag meer over de werking van de zwaartekrachtgenerator op Eysal gehoord, maar hij begreep wel dat hij lang zou moeten wachten voor hij er meer over zou horen.. Zijn collega's en hij kwamen immers met hun onderzoekingen hier op Impos ook niet verder. Alleen de archeologen hadden tot nu toe wezenlijk succes geboekt. Leyden dacht aan het wonderbaarlijke planetarium, dat al langer dan een miljoen jaren bestond en de constellaties nog steeds mathematisch nauwkeurig weergaf. Het was iets van onschatbare waarde. Hij bleef abrupt op het plastic plaveisel staan.
Wat was er gebeurd kort voordat de mededeling van de USO kwam? De uitzending liep geheel via het vijfdimensionale vlak; radiostoringen in de hyperruimte waren onbekend, maar op het amplitudescherm waren toch duidelijk storingen te zien geweest.
Vlug riep hij via zijn minicom Gaston Robet op. 'Kom vlug naar het radiogebouw, Robet!' Robet was in de Zingende Berg. Cybernetica hadden om zijn hulp gevraagd. Er was sprake van storende impulsen, die volgens hen slechts uit één bron konden komen. Robet had tot nu toe de storingen niet herkend en kon ook niet vaststellen waar ze vandaan kwamen. Hij kon echter niet ontkennen, dat ze er waren. De oproep van Tyll Leyden kwam hem dan ook zeer ongelegen.
Hij haastte zich, de uitgeholde berg te verlaten, om zijn interessante werk zo snel mogelijk te kunnen hervatten. Hij nam zich vast voor, Leyden van zijn waarnemingen op de hoogte te stellen. Zodra hij echter in de radiocentrale tegenover hem stond, dacht hij daar niet meer aan. Wat Leyden hem te zeggen had, was veel interessanter dan zijn eigen probleem, namelijk het zoeken van de storingsbron in de berg. 'Storingen in de hyperradio,' herhaalde hij hoofdschuddend. Hij keek de radiospecialist aan en vroeg: 'Heb je de aard van het verschijnsel niet herkend?'
'Nee, en het is toch niet voor het eerst dat ik zoiets zie.' 'Grote hemel!' riepen Leyden en Robet uit en keken hun collega verbijsterd aan. 'Wanneer heb je het al eens gezien?' vroeg Leyden scherp. De hyperradio-expert was de rust zelf. 'Ik zou die vraag niet kunnen beantwoorden, als de USO laatst niet over een zwaartekrachtschok op 4 augustus had gesproken. Toen waren de uitslagen op de golfoscillograaf veel erger.'
'En was het nu net zo?' vroeg Robet. 'Ja.'
Leyden ging naast hem zitten. 'Vooruit! Schakel op de gemeenschappelijke frequentie der Explorerschepen! Vraag wat zij hebben waargenomen. Heb je de tijd?' Robet keek Leyden nu ook verbaasd aan. Hij begreep ook niet wat de astronoom en fysicus daarmee voorhad.
De oproep werd uitgezonden. De Explorerschepen meldden zich één voor één. Leyden verzocht de schepen die meer dan tienduizend lichtjaren verwijderd waren, van de golf af te gaan. Uiteindelijk hield hij dan contact met zeven schepen. Geen daarvan was meer dan vijfduizend lichtjaren van hun stelsel verwijderd. Drie schepen konden niets mededelen, maar de overige vier hadden de storing in de hyperradio-ontvangst ook opgemerkt. 'Verbind me door met uw gravitatieafdeling!' verzocht Leyden. Hij moest even geduld hebben tot de verbindingen aan boord van de Explorerschepen tot stand waren gebracht. Eén voor één meldden de groepsleiders zich. Leyden zei vlug welke gegevens hij wilde hebben. Van vier schepen kwam bijna gelijktijdig de wedervraag: 'Wilt u de bron van een zogenaamde zwaartekrachtschok lokaliseren?' 'Ja, en wel met de formule van Falton,' antwoordde Leyden. 'Falton?' werd vanaf de Explorerschepen weer gevraagd. 'Wie is dat?' 'Geef me één voor één alle gegevens,' drong Leyden aan. 'Ik heb ze nodig.'
In volgorde van het kengetal van hun schepen gaven de groepsleiders hun gegevens betreffende de zwaartekrachtschok door. Bijna monotoon kwamen de mededelingen uit de luidspreker. Niemand in de radiocentrale noteerde ze. De kleine computer deed dat nauwkeuriger dan een mens.
Middenin de opgave van het laatste schip draaide Tyll Leyden zich om. Zijn ogen werden spleetjes en zijn gezicht verstrakte. Bij de deur stond Sascha Populos en schreef mee!
De opgave was geëindigd. Populos keek op, glimlachte, knikte, draaide zich om en ging weg. Pas toen de deur met een klap dichtviel, keken ook de radiospecialist en Robet om.
'We hadden bezoek,' zei Leyden nuchter. 'Populos.' 'Je mag hem niet, hè?' vroeg Robet. 'Och, hij kent zijn vak,' antwoordde Leyden ontwijkend. Dat maakte Robet niet veel wijzer. Leyden verzocht de radiospecialist de zoeven ontvangen gegevens uit de computer te nemen. Toen de ponsstrook in de opvangbak viel, greep hij haar, vouwde haar enige malen op en stak haar ongezien in zijn zak. 'Ga je mee, Robet?' Toen de twee mannen in Leydens werkkamer tegenover elkaar zaten, vroeg hij: 'Ken jij de theorie van Falton, Robet?'
Deze vroeg meesmuilend: 'Je hebt toch niet vergeten dat ik ook van de Explorer-2115 kom? Daar heb je met je Falton-experiment genoeg stof doen opwaaien. Je hebt mij toen ook met een flinke hoeveelheid werk opgeknapt. En wil je nu weer van die theorie uitgaan? Wat stel je je daarvan voor? Een zwaartekrachtschok kan niet worden vergeleken met de specifieke veldsterkte van een zonnestelsel!' Leyden scheen die laatste opmerking niet te hebben gehoord. 'Kun je mij drie of vier zwijgzame en bekwame medewerkers noemen?' 'Op welk gebied, Leyden? Zwaartekracht? Astrofysica? Stralingen? Hyperruimte?'
'Indien mogelijk geen specialisten, maar medewerkers met een fijn gevoel.'
Robet keek hem onderzoekend aan. 'Van dat slag is er op Impos maar één en dat ben jij, Leyden. En misschien, ja, Sascha Populos.' Zonder met zijn ogen te knipperen, zei Leyden: 'Aan hem dacht ik ook.' Twee uur later zaten Robet en Leyden nog bij elkaar. Met behulp van de kleine computer rekenden ze de moeilijke problemen uit. Het resultaat van hun werk gaf hun een schok, 't Was niets waard. De poging voor de uitwerking van de gegevens die van de Explorerschepen waren ontvangen, de theorie van Falton te gebruiken, was jammerlijk mislukt.
Leyden staarde onthutst naar het resultaat.
'Laten we er maar mee ophouden,' stelde Robet voor. 'Ga mee naar de radiocentrale, Robet!' zei Leyden.
Onderweg vroeg Robet: 'Wil je me tenminste niet zeggen wat je van plan bent?'
Leyden liet zich verbinden met de Explorer-2115, het schip tot de bemanning waarvan de meeste geleerden op Impos behoorden. Hij vroeg Gus Orff, de chef van de astro-afdeling, te spreken. Even later verscheen het gezicht van Orff op het beeldscherm. Hij toonde zich verheugd, na lange tijd Leyden weer te zien en te spreken. Maar Leyden had geen tijd voor een privé gesprek. 'Orff,' vroeg hij, 'kun je mij alle gegevens zenden met betrekking tot de lichtflits, die de 2115 bij de nadering van dit stelsel volgde? Ik zou graag alle gegevens hebben.'
Gus Orff keek zijn medewerker over 'n afstand van ruim 15.000 lichtjaren onderzoekend aan. 'Je kunt ze meteen krijgen,' zei hij. 'Een ogenblik alsjeblieft.' Na een paar minuten verscheen het gezicht van Orff weer op het scherm. 'Gebruik onze reservefrequentie. Wat heb je nog meer nodig? Ik zal zorgen dat je het krijgt. Ik moet zo meteen toch met Terrania spreken en de chef materiaalbeheer achter z'n broek zitten. Kun jij met hem opschieten?'
Helemaal niet! dacht Leyden, maar dat zei hij niet. Hij zei: 'Ik krijg wat ik hebben wil.' Maar hij zei er niet bij langs welke omwegen. 'Hoe gaat het met het onderzoek op Impos? Heb je het planetarium al geheimen kunnen ontlokken?' vroeg Gus Orff.
'Nee, Orff, bedankt voor je hulp. Verder nog iets?' Er was niets meer te bespreken. Het beeldscherm werd donker. Via de reservegolf van de 2115 waren alle gegevens in code naar Impos gekomen. De ponsstrook waarop de codetekens stonden, was ruim twee meter lang.
Leyden en Robet gingen zwijgend weer naar Leydens werkkamer. 'We gaan door met rekenen!' zei Leyden.
3.
Perry Rhodan fronste zijn voorhoofd. Er lag weer een stuk vóór hem, waarin ernstige klachten tegen de astronoom en fysicus Tyll Leyden werden geuit.
Zeventien geleerden op Impos beklaagden zich over zijn stelselloosheid, zijn wispelturige manier van werken en zijn inmengingen op hun werkterrein en beweerden in alle ernst dat Tyll Leyden alle productieve exploratiewerk saboteerde! Het stuk was door alle zeventien deskundigen ondertekend en er was een attest over elk van hen bijgevoegd.
Rhodan las de vierde klacht aangaande Leyden.
Hij herinnerde zich dat hij Leyden tot leider van de exploratiewerkzaamheden op Impos had benoemd. Wie had hem dat geadviseerd? Vreemd genoeg kon hij daar geen aantekening van vinden. Hij stelde zich vastbesloten met de indelingscentrale van de Explorerschepen in verbinding en vroeg: 'Waar is de 2115?'
'In Terrania, sir! Is gisteravond geland. Vertrekt morgen weer naar . . .'
Dat wilde Rhodan niet weten. 'Geef me de gezagvoerder.' Hij moest even geduld hebben voor het scherp gesneden gezicht van overste Thomas Herzog op het scherm verscheen. De overste wilde zich model melden, maar Rhodan maakte een afwerend gebaar en zei: 'De astronoom en fysicus Leyden behoort tot jouw bemanning, Herzog. Vertel me eens hoe je over die man denkt. En ik wil ook weten of hij in staat is een exploratieteam te leiden. Welnu?'
Herzog concentreerde zich op zijn antwoord. Hij schudde zijn hoofd. 'Leyden, dat dacht ik wel, sir! Mag ik vragen waarom u een beoordeling van hem wilt hebben?' 'Nee, Herzog. Ik wil je persoonlijke, onvervalste oordeel over Leyden horen. Dus ga je gang!' drong Rhodan aan. Dit geval kostte hem meer tijd dan hij er voor kon missen. Herzog vermande zicht. 'Sir, Leyden heeft voor het eerst de leiding over een exploratieteam. Hij is noch het type van een commandant noch dat van een wetenschappelijk leider. Hij is, zo lijkt het, een opportunist, die alle moeilijkheden uit de weg gaat. Hij protesteert niet als een voorstel van hem wordt afgeslagen; op strenge verboden geeft hij geen commentaar. Maar Leyden heeft de gewoonte, zijn chefs plotseling voor voldongen feiten te stellen. Hij kent alle sluip- en kronkelwegen om toch zijn doel te bereiken. Hij volgt altijd de weg van de minste weerstand, maar kan nooit van ongerechtigheden of verbodsovertredingen worden beschuldigd!'
'Lijken zijn voorstellen ergens naar, Herzog?'
'Dat is moeilijk te zeggen, sir, maar als ik nog één ding mag noemen.' 'Dat mag je!'
'Dank u. Tyll Leyden verstaat uitstekend de kunst, de halve wetenschappelijke bemanning van een Explorer voor zijn karretje te spannen, zonder dat iemand weet waaraan hij eigenlijk werkt.' 'Is dat zo, Herzog?' Rhodan keek hem scherp aan. Wat de overste zei, klonk ongelooflijk, maar hij bleef bij zijn bewering. Herzog praatte en praatte en Rhodan luisterde met steeds meer aandacht naar hem. Herzog sprak over een experiment van Leyden met de theorie van Falton en zei dat de flegmatische jonge deskundige meer dan de helft van zijn collega's aan dat experiment had laten werken. 'Ik weet natuurlijk niet of hij dat tegenover u ook durft, sir, maar noch Gus Orff, zijn afdelingschef aan boord van de Explorer, noch ik als commandant, waren in staat hem ertoe te bewegen, tussentijds rapport uit te brengen om ons van de stand van zaken op de hoogte te houden. Pas toen hij het resultaat kant en klaar had, vertelde hij het ons.' 'Was het positief?'
'Ik moet nu op het oordeel van zijn afdelingschef, Gus Orff, afgaan, sir. Gus Orff zweert bij het werk van Leyden. Hij noemde hem eens iemand die bezeten is van zijn werk. Maar van die bezetenheid is uiterlijk niets te merken, sir. U moest hem eens kunnen zien lopen. Als een slaapwandelaar. Maar hij slaapt beslist niet. Ik heb ondervonden, dat er mensen zijn die flegmatisch lijken maar in werkelijkheid veel energieker zijn dan ieder ander!' 'Wat zou je zeggen, Herzog, als je zou horen, dat men zich over hem beklaagde? Men beschuldigt hem er zelfs van, het exploratiewerk op Impos te saboteren.' Overste Thomas Herzog kon bogen op een uitstekend geheugen. Hij had niet vergeten wat Tyll Leyden bij de bestorming van de uit het veertigduizendjarig verleden herrezen stad had gedaan.
Hij protesteerde heftig tegen deze schandelijke beschuldiging. 'Herzog,' zei Rhodan vermanend, 'zeventien van zijn collega's hebben die beschuldiging ondertekend!' 'Dat kan toch niet, sir!' Rhodan las de zeventien namen voor. Die van Sascha Populos was er niet bij. 'En hier volgen de motieven die tot de beschuldiging van sabotage hebben geleid, Herzog.' Met ingehouden adem luisterde de Explorercommandant. Hij raakte 't gevoel niet kwijt, dat hier iets gemeens werd gespeeld. Hij geloofde niet, dat de klachten gerechtvaardigd waren.
'Welnu, Herzog?' vroeg Rhodan, en keek de commandant aan. 'Sir, hier klopt iets niet. Er zit iets heel anders achter. Natuurlijk' Herzogs opgewonden gezicht ontspande zich. Zijn ogen schitterden. 'Sir, ik wil wedden, dat Leyden iets belangrijks op het spoor is, of iets nieuws beproeft, dat uiteindelijk zijn gedrag zal rechtvaardigen!' Rhodan keek hem via het beeldscherm verbaasd aan. 'Je denkt wel buitengewoon gunstig over Leyden,' zei hij.
'Nee, sir, dat is het niet,' protesteerde Herzog. 'Ik kan niet vergeten hoe verkeerd ik die jongeman eens heb beoordeeld. Ik ergerde mij aan zijn laksheid en zijn schijnbare ongeïnteresseerdheid, wat er toe leidde dat ik hem niet meer kon uitstaan. Tot ik op een goeie dag tot een ander inzicht kwam toen de jonge geleerde mij bewees, dat ik hem volkomen verkeerd had beoordeeld. Zoiets vergeet men niet, sir. Daarom ben ik nu erg voorzichtig. En daarom geloof ik, dat al zijn collega's zijn gedrag verkeerd beoordelen.' 'Goed, Herzog. Ik vertrouw op jou. De beschuldiging interesseert me op het ogenblik niet meer. Bedankt.'
In het planetarium was de zevende plaats ontdekt waar de duizenden zonnen met hun planeten en manen mankeerden.
Ook dit zevende raadsel bleef onopgelost. Bij het systematisch onderzoek van het kunstwerk, was drie dagen geleden de laatste lege plek ontdekt. Weer was het alleen Leyden opgevallen, dat ook die open plek in de miniatuur Melkweg, niet zwart was, maar vaag donkergrijs. Hij vroeg zich weer af, toen hij zich ter plaatse van de lege plek overtuigde, wat dat kon betekenen. Hij vond er geen antwoord op. 'Zeven is een ongeluksgetal,' had iemand spottend gezegd. 'Niet waar, een geluksgetal!' zei een ander.
Tyll Leyden had er slechts met een half oor naar geluisterd. Hij liet zich weer naar beneden brengen en vandaar naar de machinezaal. Het lawaai dat de machines maakten, was hier ondraaglijk geworden. De machinezaal kon nog slechts in geluidisolerende ruimtepakken worden betreden. Een normaal mens zou bij dat helse lawaai na enkele minuten gek worden.
Ingenieur Turander kwam hem tegemoet. Via de helmradio zei hij: 'Leyden, ik waarschuw je! Laat de zaak ontruimen, anders vliegen we hier allemaal de lucht in. Sinds drie dagen geleden, om 17.34 uur standaardtijd, gaan die geheimzinnige aggregaten zo tekeer, dat je het trillen van het gesteente in de uitgegraven kelder kunt voelen, als je je hand tegen de zoldering houdt. Professor Attik en zijn medewerkers laten liever vandaag dan morgen alles liggen. Ze zijn bang dat de berg instort! En wij zijn bang, dat de zaak in de lucht vliegt!'
Leyden ging hier niet op in. 'Wijzen de metingen nog steeds niets uit?' vroeg hij. Die vraag had betrekking Op de gigantische, brullende machines. Het was en bleef een raadsel waarom er geen greintje energie door de beplating in de machinezaal kwam.
Turanders zenuwen waren tot het uiterste gespannen. Hij antwoordde nijdig: 'De duivel hale dit geestdodende werk. We krijgen er niets uit. Het lijkt wel of die dingen hier niets waard zijn! We kunnen er niet eens achter komen, waar de storingen vandaan komen, die onze cybernetica wanhopig maken.' Voor het eerst vernam Leyden iets wat enige geleerden allang wisten. Hij liet Turander verder vertellen. Zeker niet tot zijn genoegen, hoorde Leyden hem zeggen: 'De enige die heeft geprobeerd, de storingsbron te vinden, is Populos geweest. Maar die heeft het ook opgegeven! Robet deed alsof het hem niet interesseerde en heeft er zich verder niet mee bemoeid.'
Leyden ging ook niet op deze laatste opmerking in, maar vroeg: 'Slaan de 5-d-variometers van de cybernetica uit?'
De cybernetica maakten steeds veelvuldiger gebruik van deze Posbi-instrumenten, om de waarde van nog niet geheel duidelijke vijfdimensionale vervalverschijnselen te bepalen.
'Uitslaan is niet de goede uitdrukking. Dol worden lijkt me beter. Iets maakt de variometers dol, zodat ze verkeerd aanwijzen. Populos zegt, dat de storingen uit de hyperruimte komen, maar niets met veranderingen in de zwaartekracht te maken hebben. Hij weet ook niet precies wat het is en waar het vandaan komt. Leyden, ik waarschuw je nogmaals, laat de Zingende Berg ontruimen! Wat hier gebeurt is niet pluis!'
Maar Tyll Leyden dacht er anders over. Drie dagen geleden, om 17.34 uur standaardtijd, was het lawaai van alle machines in deze zaal nog heviger geworden. Op dat tijdstip hadden vier hevige aardschokken alle zeventien manen van de planeet Hercules doen schudden. Alle Arkonidische seismografen waren daardoor uitgevallen. Alleen de seismograaf in de berg had geen aardschok geregistreerd! De consternatie door deze hevige schokken, die elk ongeveer tien minuten hadden geduurd, was nu, drie dagen later, weggeëbd. Maar niemand kon nog geconcentreerd werken.
Zwijgend stonden Leyden en Turander in de machinehal bij elkaar. De reusachtige, huishoge aggregaten werden door geen mens meer aangeraakt. Aanraken van de beplating was bijna even gevaarlijk als in contact komen met 100.000 Volt. De trillingen die de beplating veroorzaakte deden een mens bewusteloos tegen de grond slaan. Binnen de omhulsels scheen letterlijk de hel te zijn losgebroken. Maar waarom? vroeg Leyden zich wanhopig af. Waarom gaan die machines zo te keer? Wat willen ze bereiken of verhinderen? Hij achtte de Oldtimers, die meer dan een miljoen jaren geleden op deze wereld geleefd hadden, niet tot onlogische handelingen in staat. Daarom moest er ook een reden zijn voor de heftige werking van de machines.
Turander vond dat Leyden te lang zweeg. 'Laat je de zaak nu ontruimen, of niet?' vroeg hij scherp. 'Nee.'
Via de helmradio was Turanders opgewonden ademhaling duidelijk hoorbaar. Hij kwam vlak voor Leyden staan. 'Bij de volgende verzameling van handtekeningen?' vroeg deze geduldig.
Turander lachte. 'Hou je maar niet van de domme! Je weet heel goed, dat er al meermalen in Terrania over je is geklaagd! Welke goeie vriend heb je in de buurt van Rhodan zitten, die alles voor je opvangt?'
Leyden had er geen flauw idee van gehad, dat er over hem geklaagd was. Hij ging ook hier echter niet verder op in, maar zei: 'Dat was voorlopig alles, Turander,' en verdween in de richting van de binnenpoort. Aan een klik in zijn helmradio, hoorde hij dat Turander de zijne had afgezet. Hij liep in gedachten verzonken door.
Plotseling luisterde hij en stelde zijn helmradio op maximale ontvangst. Hij herkende duidelijk de stem van Sascha Populos.
En hij hoorde een gesprek, dat hem veel verried, maar niet de naam van de andere spreker. Populos: 'Ik heb dringend de kleurcurveverschuiving en alle gegevens betreffende het magnetisch veld van de planeet nodig. Hoe die voor en na de beving waren, interesseert me niet. Kun je ervoor zorgen dat ik ze vanavond heb?'
De andere stem: 'Robet schijnt wantrouwig te zijn geworden. Maar ik zal er wel iets op vinden. Ik heb zijn laatste berekeningen. Leyden heeft hem met zijn theorie van Falton een nieuwe manier getoond. Zeer interessant.'
Populos: 'Breng alles mee. Hoe staat het met je werk aan de storingsbron? Heb je ontdekt waar die is? Het moet in de berg zijn, en volgens mij in het planetarium. Mag je daar nog steeds niet komen?' De andere stem: 'Stop, Wie hijgt daar?'
Populos en de ander hadden Tyll Leyden horen ademhalen. Hij keek op de kleine instrumenten in de wijde kraag van zijn pak en zag met enige verbazing dat hij de golflengte van zijn helmradio ongewild had gewijzigd en daardoor het gesprek had kunnen afluisteren. Hij stelde het apparaat weer op de goede golflengte en zette de zender af.
Sascha Populos, dacht hij voortdurend. Die kerel probeerde hem te verslaan en onmogelijk te maken. Hij dacht na over het gesprek dat hij had afgeluisterd.
Hij begreep niet waarom Populos kleurcurveverschuivingen wilde hebben. Hij vond het jammer dat Populos zich niet duidelijker had uitgedrukt.
Leyden was in diep gepeins verzonken, toen hij de radiocentrale binnenkwam. Op Impos waren twee hyperradio-experts. Ze lagen allebei geknield voor het half gedemonteerde, onvervangbare toestel. Leyden liep zwijgend naar hen toe. Eén van hen keek op.
'Tja, Leyden,' zei hij. 'Dat is een mooie boel! Vóór morgenmiddag kunnen we noch zenden noch ontvangen. We ontvangen alleen nog maar onduidelijke geluiden. Wat wij uitzenden, bereikt de hyperruimte niet meer. We weten nog niet waar het mankement in ons toestel zit.' De andere bromde: 'Het apparaat is al sinds dagen niet helemaal in orde!'
Die zin was voor Leyden een soort trefwoord. Hij draaide zich om en rende weg, hij, die anders altijd zo langzaam liep.
Drie dagen geleden was er iets begonnen. Evenals op een zekere 4de augustus.
Het werd middernacht voor Leyden, Robet en Mussol doodmoe even uitrustten. Ze zaten al acht uur in Leydens werkkamer en hadden onafgebroken metingen uitgevoerd en berekeningen gemaakt en het ene resultaat na het andere bereikt. Eén ding stond nu vast: De reuzenplaneet Hercules had niet meer zijn oorspronkelijke diameter van 221.300 kilometer! Hercules kromp. Hij was kleiner geworden. Maar dat niet alleen! Hercules had aan massa verloren! De massa die verloren was gegaan, bedroeg nu reeds het drievoudige van Impos! Leyden had een almanak te hulp genomen, omdat hij zichzelf niet meer vertrouwde.
Waar was het fenomeen van de zwaartekrachtverplaatsing in Hercules gebleven? Vandaag moest volgens het zevendaagse ritme deze verplaatsing het opvallendst zijn! Maar Hercules vertoonde geen zwaartekrachtverplaatsing meer. In dat opzicht was de reuzenplaneet weer normaal geworden. 'Ik kan niet meer!' kreunde Robet. Mussol zat uitgeput in zijn stoel naar zijn vingernagels te staren. Tyll Leyden keek van de een naar de ander. 'Ik verwacht jullie hier morgenochtend weer, ' zei hij. 'Welterusten.' Hij luisterde naar hun wegstervende voetstappen. Hij was niet moe.
Hij had ook geen tijd om moe te zijn. Hij stond op en sloot de deur van binnen af. Toen ging hij naar het aangrenzend vertrek. Daar had hij die middag met Mussol en Robet een aantal meetinstrumenten opgesteld, die hij door robots van verschillende afdelingen had laten halen. Zijn collega's hadden vergeefs geprotesteerd. De meeste instrumenten hadden de zwaartekrachtexperts moeten afstaan. Slechts één had niet tegen Leydens verlangens geprotesteerd: Sascha Populos. Hij meende het zaad te zien kiemen dat hij heimelijk onder zijn collega's had gezaaid.
Leyden zette de hoofdschakelaar aan. Het ene apparaat na het andere kwam in werking. Het ene groene lampje na het andere flitste aan. Toen ging hij aan het werk, voerde metingen en berekeningen uit en liep tussen de 'meetkamer' en zijn werkkamer heen en weer, tot hij plotseling zijn adem inhield. De zekering van de structuurtaster dreigde door te slaan. De wijzers sloegen tot een gevaarlijke waarde uit. Alleen hij wist wat dat betekende, daar hij zelf de zekering had aangebracht.
Het hele systeem werd op dit moment weer door een hevige zwaartekrachtschok getroffen! Het scheelde weinig of Leyden had een gil uitgestoten!
Hercules had weer massa verloren! Nu, op dit moment! 'Mijn God!' kreunde Leyden. Uit het inwendige van Impos klonk een gebulder, gevolgd door een gekraak en geknetter! Impos werd weer door een aardbeving geteisterd. Leyden probeerde zich vast te grijpen, maar de dansende vloer onder zijn voeten was sneller en smeet hem in een hoek.
Hij verloor zijn bewustzijn niet, maar was gedurende enige tijd niet tot helder denken in staat. Hij verwachtte nu, dat Impos uiteen zou barsten en dat ze allemaal de ruimte in zouden worden geslingerd. Plotseling was het weer rustig. In het inwendige van de maan was het weer stil. De aardlagen trilden nog slechts zwak. Het kraken en kreunen van de spanten van de barak was nu duidelijk te horen. Toen Leyden kreunend opstond, meende hij aan hallucinaties te lijden en iemand giechelend te horen roepen: Jullie zullen nog veel meemaken! Wie riep daar?
'Leyden. . .! Leyden. . .!' Telkens weer.
Het was Turander, die als een gek via de radio riep! Turander riep vanuit de gigantische machinezaal in de berg.
'Leyden, voor de laatste keer.' Toen antwoordde Tyll Leyden. Een woest gelach drong tot zijn oor door. Maar ook andere geluiden, die hij niet kon thuisbrengen, omdat hij ze nog nooit had gehoord. 'Hoor je het, Leyden? Dat is de hel! Een machinehei! Ik ben hier de laatste. Ik verdwijn nu ook. Ik . . .'
De rest ging verloren in een onbeschrijflijk lawaai. Turander probeerde zich nog één keer verstaanbaar te maken, maar zijn stem was te zwak. En toen zweeg de radio plotseling geheel.
Had Turander de verbinding verbroken, of was hij dood? Leyden herprogrammeerde de robot. Hij was de enige op Impos, die gemachtigd was, er een vechtmachine van te maken. De robot moest onbevoegden beletten in zijn werkkamers te komen, terwijl hij afwezig was.
Toen Leyden buiten kwam, gingen er nog steeds lichte schokken door de grond. De plastic barakken wankelden op hun lichte fundamenten. Overal brandde de noodverlichting, sterke handschijnwerpers, die gebundeld licht op het nabije bergmassief wierpen.
Maar er was geen bergmassief meer. Er was nog maar één achtduizend meter hoge berg, omgeven door een gigantische steenwoestenij. De aardbeving had een gebergte doen instorten, maar was niet in staat geweest, de holle berg met zijn kostbare planetarium te verwoesten!
Leyden begreep de blikken die hem van alle kanten werden toegeworpen. Hij begreep wat de bijna honderd man sterke groep wilde, die naar hem toekwam. Van alle kanten werd hij met handschijnwerpers belicht. Van alle kanten werd hij omringd. Had hij iets dergelijks verwacht, toen hij in z'n werkkamer twee desintegratoren en een zware hypnostraler tussen zijn gordel stak? De maskerachtige gezichten waar hij in keek, verontrustten hem nauwelijks. Dat verbaasde hem zelf. Wat zeiden ze? Wilden ze hem dwingen? Moest hij vrijwillig afstand doen van zijn positie als algemeen leider op Impos? Als reden daarvoor moest hij de moeilijke omstandigheden op Impos opgeven, die' hij niet meer zou aan kunnen. Met in de ene hand een desintegrator en in de andere de zware hypnostraler, zei hij rustig: 'En nu, mijne heren collega's, verzoek ik u uit de weg te gaan. Wie mij in de weg komt, belet mij, in de berg poolshoogte te gaan nemen, en dwingt mij van mijn wapens gebruik te maken.' Er zat weinig kracht achter deze woorden. Niemand achtte Leyden in staat, zijn wapens te gebruiken. Als wijzende vingers stonden de sterke stralen van de schijnwerpers in de duisternis; sommige zwaaiden nerveus heen en weer. Ingesloten als hij was in de menigte, kon Leyden geen stap doen. 'Blijf hier, idioot!' schreeuwde een collega. 'Zo meteen bezwijkt ook de Zingende Berg!'
De mannen die vóór hem stonden, gingen niet opzij. Hun gezichten drukten woede en angst voor hun leven uit. Van het gebergte klonk een onbeschrijflijk gekraak en een onheilspellend gebulder. De grond begon weer te trillen. En toen zetten zich plotseling miljoenen tonnen steen in beweging. De ene rots sleurde de andere mee.
Achter Leyden klonk een schreeuw. Het licht uit de handschijnwerpers werd plotseling minder fel. De mannen kregen hoestbuien en dreigden te stikken. Een ogenblik later konden ze elkaar niet meer zien. Een dichte stofwolk daalde op hen neer. Leyden liet zijn wapen zakken. Hij werd van alle kanten geduwd. Er was geen woord meer te verstaan. Van het gebergte klonk een onafgebroken gebulder.
Was nu ook de berg met het unieke planetarium ingestort en alles voor eeuwig onder miljoenen tonnen steen begraven?
Leyden kreeg weer een duw en viel. Iemand struikelde over hem en viel eveneens. Leyden probeerde niet op te staan. Hij drukte zijn oor tegen de steenachtige grond en luisterde. Impos gilde. Uit het inwendige van deze wereld klonk het gebrul, dat een nieuwe aardbeving aankondigde.
Ze was er al. Tien maal erger dan de laatste. Het was eenvoudig niet te beschrijven.
En toen was het voorbij. Na een minuut, na tien minuten, na een half uur? Leyden was alle gevoel voor tijd kwijt. Wat naderde daar? Leyden hief zijn hoofd op, en zag dat de laatste verschrikkelijke beving van Impos plaats maakte voor een orkaan.
Ik kan niet meer! Ik kan niet meer! dacht hij, maar klemde zich toch stevig aan een rotsblok vast. Lag hij in de luwte? Blies de orkaan met zijn ontketende kracht hoog over hem heen?
Hoelang moest dit nog duren? Werd het dan nooit ochtend? Het eerste wat hij zag waren de handschijnwerpers, die zijn collega's, toen ze voor de beving vluchtten, hadden weggegooid. Toen zag hij, dat er geen stof meer in de lucht hing. Hij greep een schijnwerper en richtte hem op de plaats waar tot voor kort nog een machtig bergmassief was geweest.
In het licht van de schijnwerper zag hij de bekende contouren van de Zingende Berg.
Het planetarium was er nog! De hoge berg stond nog overeind, hoewel alles er omheen was ingestort. Ik moet erheen! Leyden werd door deze wens gedreven. Vóór hij besefte wat hij eigenlijk deed, was hij al op weg naar de Zingende Berg. De dag brak aan, toen hij de reusachtige poort in de gladde bergwand bereikte en de gigantische gang binnen ging, die naar het inwendige van de berg voerde. Op het parkeerterrein zag hij een zwever staan. In de zwever vond hij een ruimtepak. Hij inspecteerde het en trok het aan. Daarna vloog hij met de zwever tot voor de grote binnenpoort. Volgens de bewering van Turander, waren er geen geleerden meer in de Zingende Berg.
Leyden stond voor de gesloten poort. De straal van zijn schijnwerper dwaalde naar alle kanten. De meeste aandacht schonk Leyden aan de vloer en de zoldering. Hij zocht naar sporen van de aardbeving. Maar waar hij ook keek, leek alles onveranderd. En dan die heerlijke, weldadige stilte om hem heen! Hij schrok. Stilte, dacht hij, en achter de poort brullen de machines? Hoe komt het dat ik de grond niet meer voel trillen?
Hij liep naar de poort en sloot onder het lopen zijn doorzichtige helm. De poort ging open. Leyden ging de machinezaal binnen. Hij waagde het erop, de buitenmicrofoon van zijn pak in te schakelen en bleef als vastgenageld staan.
De buitenmicrofoon bracht het zingen van de gigantische machines naar hem over! Ze brulden niet meer! De rotsbodem trilde niet meer.
En nu werd het hem steeds duidelijker.
'Oh, Oldtimers!' fluisterde hij en maakte zijn helm weer open. Het bleef stil. Langzaam liep hij naar het eerste aggregaat en legde zijn hand op de beplating. Hij voelde slechts koel metaal en niets anders. 'Mijn God!' hijgde hij diep ontroerd. Een gebergte was in een aardbeving van planetaire omvang ten onder gegaan, maar een uitgeholde, achtduizend meter hoge berg, was ongerept uit de catastrofe tevoorschijn gekomen. Leyden begon te begrijpen waardoor de instorting van deze berg was voorkomen. Door de machines. De machines die al meer dan een miljoen jaren werkten! Machines en de door hen opgewekte energie waren sterker geweest dan de onvoorstelbare krachten van een, de planeet omvattende aardbeving! Leyden vroeg zich onwillekeurig af: waarom? Waarom had een volk dat al eeuwen en eeuwen niet meer bestond, het grootste kunstwerk van de Melkweg op die manier beveiligd?
Was het planetarium meer dan alleen maar een getrouwe weergave van de Melkweg?
Leyden greep naar zijn hoofd. Hij wist niet wat hij ervan moest denken. Hij probeerde al het andere uit te schakelen en zich uitsluitend op het waarom te concentreren. Maar hij kon zich niet concentreren. Hij had de laatste vierentwintig uur teveel meegemaakt, teveel kennis verzameld en met teveel onopgeloste problemen te maken gehad. Ik moet naar het planetarium, dacht hij.
Toen hij in de cirkel stapte, droeg het veld hem naar boven, door de opening in de zoldering, door de optische en akoestische versperring. Boven hem welfde zich de koepel en was de weergave van de Melkweg. Alles was nog net zoals hij het had achtergelaten.
Hij ging naar een bepaald punt van de randzone en keek telkens weer omhoog naar het planetarium. Steeds vaker veegde hij daarbij zijn ogen uit. Hij meende vage reflexen te zien.
Was hij overspannen? Waarschuwden zijn ogen hem, op zijn krachten geen roofbouw te plegen? Tyll Leyden voelde zich helemaal niet moe. Hij had het gevoel, lang en vast te hebben geslapen en volkomen fris te zijn.
Zijn schreden hadden hem onbewust naar het beeld gevoerd. Het draaide nog op zijn zwevende voetstuk. De ogen lichtten van binnenuit; ook het voetstuk straalde licht uit. Leyden streek weer met zijn hand over zijn ogen, maar het licht van het beeld bleef onveranderd sterk!
Toen hij de kamerdeur openduwde, keek hij op de gebogen rug van een man neer.
Toen ze met de space-jet de Zingende Berg verlieten, kwamen ze in een hel
Toen hij zijn armen er naar uitstak, dacht hij aan geen gevaar. Toen het draaiende beeld onder zijn handen door gleed, voelde het nog even koel aan. Hij ging een paar stappen achteruit en schudde gelaten het hoofd.
'Wat had dat lichten van het beeld te betekenen?
Hoe langer hij er naar keek, des te duidelijker werd het hem, welke verantwoording hij voor zijn collega's op zich had genomen. De herinnering aan de manier waarop ze hem kort vóór de laatste aardbeving tegemoet getreden waren, gaf hem een bittere smaak in zijn mond. Hij was nu blij, dat ze door een geruisloze stofwolk waren overvallen, en dat toen de aardbeving was gekomen, en vervolgens de orkaan. Die gebeurtenissen hadden hem er voor behoed, op zijn collega's te moeten schieten.
Maar waarom straalde nu ook het voetstuk licht uit?
Waarom brulden de machines niet meer? Daar moest toch een reden voor zijn. Hij achtte de Oldtimers niet in staat, een boosaardig spel met de ontdekkers van hun planetarium te spelen.
'Het is om wanhopig te worden,' zei hij hardop.
Ik moet naar het planetarium, dacht hij toen zo intensief, dat er een straal werd geactiveerd en hem naar boven droeg.
Hij gaf geen bepaald doel aan. Dat had hij ook niet. Hij moest aan Perry Rhodan denken. Op dat moment begreep hij, wat die man voor de mensheid had gedaan. Voor hoeveel problemen had Rhodan gestaan? En al die problemen had de opperregent opgelost. 'Ik ben een mislukkeling!' mompelde Leyden. Hij bevond zich op 2.000 meter hoogte boven de ronde vloer van de bergkathedraal. Hij werd met dezelfde snelheid als anders naar boven gedragen. Hij keek nu voor het eerst weer naar de kunstmatige sterren. Hij kneep zijn ogen dicht. Duidelijker dan van beneden af, zag hij reflexen! 'Reflexen?' dacht hij. En nog eens: 'Reflexen?'
Een onnatuurlijke kleur verspreidde zich op een paar plaatsen in de kunstmatige Melkweg; het waren in het iriserende licht glanzende kleurvlekken.
Leyden was nog duizend meter van de randgebieden van de Melkweg verwijderd, toen hij de volgende ontdekking deed.
Hij telde zeven van die iriserende vlekken, die hem voor een nieuw probleem stelden.
De lichtende plekken in de Melkweg bevonden zich op de plaatsen waar Leyden en zijn medewerkers opeenhopingen van sterren hadden gemist!
Hij dacht nu intensief aan zijn doel. De straal bracht hem er zo dicht mogelijk bij. Het leek hem niet vreemd, op vijfduizend meter hoogte te zweven en omringd te zijn door glinsterende stippen, die zonnen en sterren voorstelden. Hij had geen tijd om zich aan deze belevenis over te geven. Hij staarde naar een lichtende plek en herinnerde zich dat die plek hem eens vaag donkergrijs had geleken.
Naar beneden, dacht hij. Vandaar droeg een andere straal hem tot in de cirkel op de grond van de machinezaal. Leyden verliet de zaal. Achter hem ging de poort dicht. Hij stapte in de zwever, vloog door de gang en kwam buiten. Het was dag!
Maar Tyll Leyden herkende de naaste en verdere omgeving niet. Waar was het plateau waarop de plastic barakken stonden? Ze stonden er nog, maar nu in een diepe kuil. De platte daken staken maar een klein eindje boven de ruwe rotswanden uit. Leyden begreep dat Impos tijdens zijn verblijf in de berg door een nieuwe aardbeving was geteisterd. Van Eona en de ruïnes en de vijftig meter hoge toren was niets meer te zien. Er lag een berg gesteente overheen. Slechts een smal pad met aan weerszijden hoge bergen gesteente, dat naar de ingang van de Zingende Berg leidde, lag nog op het oude niveau. Leyden merkte niet dat hij zijn bestemming had bereikt en dat zijn zwever automatisch landde. Hij bleef maar naar die holle weg staren! Die was niet toevallig ontstaan! De Oldtimers hadden hem, ondanks alle krachten van de aardbeving, doen ontstaan, Oldtimers die meer dan een miljoen jaren niet meer leefden! Oldtimers die met hun techniek sterker waren dan de natuurkrachten, sterker dan de kracht van een maan ter grootte van een normale planeet.
Hij stapte als wezenloos uit zijn zwever. Hij zag nauwelijks dat de meeste barakken scheef stonden. Hij zag zijn collega's er vóór staan en hoorde ze praten. Hij liep om hen heen, naar de barak waarin hij zijn werkruimte had. Pas bij de deur, die door de schuine stand van de barak open stond, herinnerde hij zich, dat hij op Impos de leiding had en dat hij nu, na deze ramp, zijn orders moest geven.
Hij draaide zich om en keek de mannen één voor één aan. In hun blikken stond nog angst, maar ook dreiging en minachting. 'Heren!' zei hij met gematigd stemgeluid. 'Heren, jullie moesten maar met het opruimingswerk hier beginnen en dan je werk in de Zingende Berg voortzetten. Daar is alles normaal. Gedraag u zoals van verstandige mensen wordt verwacht.' Hij geloofde hiermee alles te hebben gezegd. Hij ging de barak binnen en naar de eerste verdieping. Op de vier na bovenste tree bleef hij staan. Op de overloop naar zijn werkkamer lag het restant van de door hem geprogrammeerde robot. De halve romp en het hoofd van de mechanische mens ontbraken. De deur van zijn werkkamer stond open. Leyden trok zijn hypnostraler en een desintegrator. Op hetzelfde moment was hij niet meer de wetenschapsman maar het in het gevecht geoefende bemanningslid van de Explorer-2115.
Met één sprong stond hij in zijn kamer. Voor zijn werktafel geknield, zat een man die zich juist probeerde op te richten.
Het was drie minuten over zeven. De man bij de tafel was Sascha Populos, de zwaartekrachtexpert. Om zes minuten over zeven ontbood Tyll Leyden per radiotelefonie de dokter van de expeditie. Sascha Populos was verdoofd door een hypno-schot. De dokter kwam na een paar minuten, boog zich over de slapende heen, schrok, richtte zich op en vroeg met wijd opengesperde ogen: 'Wie heeft Populos afgeranseld?' 'Ik,' antwoordde Leyden. Meer had hij er niet op te zeggen. 'Laat hem naar het hospitaaltje brengen en laat hem door twee vechtrobots bewaken. Populos staat onder arrest.' De dokter vertrouwde zijn oren niet. 'Waarom in 's hemelsnaam, hebt u hem afgeranseld? Heeft hij nu een shock?'
'Breng hem uit m'n ogen,' antwoordde Leyden en draaide de dokter zijn rug toe.
Deze riep via de radio een robot. Kort daarna werd Sascha Populos op de metalen armen van een mechanische mens naar het hospitaaltje gedragen. Tyll Leyden bestudeerde de papieren die hij in Populos' zakken had gevonden. Even later ging hij naar de, een verdieping hoger gelegen werkkamer van de zwaartekrachtexpert. Maar daar bleef hij niet lang. Hij bekommerde zich niet om de opgewonden pratende groepjes mannen tussen de barakken. Hij stak de weg over en verdween in het gebouw waarin Populos woonde. Toen hij de kamerdeur openduwde, keek hij op de gebogen rug van een man neer. De man schrok, keek om, herkende Leyden en greep bliksemsnel met zijn rechterhand naar zijn zak. Leyden schoot hem koelbloedig met zijn hypnostraler neer. Hij stapte onverschillig over de man heen, die nu onbeweeglijk op de vloer lag, en raapte een blad folie op, dat de man bij zijn val had meegesleurd. Vervolgens bekeek hij de op tafel liggende bladen. Hij vertrok geen spier, toen hij de diagrammen van de massaverplaatsingen in Hercules zag, die hem ontstolen waren. Via zijn minicom ontbood hij de dokter weer, en vervolgens Gaston Robet, Mussol en Players. De geleerden waren vóór de arts bij hem. 'Bekijk dit eens,' zei hij. Players herkende zijn notities op een paar bladen en Gaston Robet ontdekte het karakteristieke handschrift van Sascha Populos onder de gestolen diagrammen.
Toen de dokter kwam, gaf Leyden hem zijn instructies. 'Behandel Mille Davis zoals u hem als arts moet behandelen. Hij moet tot de komst van het volgende ruimteschip worden opgesloten. Voor hem geldt hetzelfde als voor Populos: geen contact met de buitenwereld! Bewaking en verzorging door robots. Dank u.' De dokter slikte, alsof hij iets wilde zeggen, maar zag de fonkeling in Leydens lichte ogen en zweeg. Zwijgend boog hij zich over Mille Davis heen en legde hem de pulsometer aan, om vast te stellen met welke intensiteit de schokstraal hem had getroffen. 'Hebt u met maximum intensiteit geschoten, Leyden? Waarvoor was dat nodig?' vroeg de dokter kwaad.
'Grijp eens in zijn rechterbroekzak, dokter!' zei Leyden. De dokter deed het en haalde een desintegrator te voorschijn. Niemand zag zijn verbijsterde gezicht, want de experts waren weer met het bekijken van de bladen bezig. Leyden begon de kamer te doorzoeken. Maar eerst wendde hij zich nog eens tot de arts. 'Dokter, mijn instructies gelden ook voor de tijd gedurende welke de twee mannen uw hulp nodig hebben.'
'Was het nodig dat u Populos zo afranselde?'
Zwijgend liet Leyden de dokter zien, dat hij twee kiezen miste. 'Neem me niet kwalijk,' mompelde de dokter verlegen. 'Dat wist ik niet.'
Sinds dat moment was er op Impos een arts, die niet meer aan Tyll Leydens kwaliteiten als leider van een onderzoekingsteam twijfelde. Toen ook Davis door een robot was weggebracht, zei Leyden tegen zijn medewerkers: 'Ik ben in de werkkamer van Populos. Waarschijnlijk vinden we daar ook nog enige interessante aanwijzingen.' Robet stoof op. 'Noem je dat interessant, Leyden? Als maar de helft van Populos' berekeningen klopt, staat zijn zwijgen gelijk aan een poging tot moord op ons allen!' 'Kloppen ze dan, Robet?'
Met deze woorden liet Leyden zijn collega's alleen.
4.
Leyden liep naar de dichtst bij hem staande groep geleerden en onderbrak hun gesprek. 'Heren,' zei hij, 'jullie kunnen wat mij betreft tot morgenochtend hier blijven staan. In dat geval weet ik zeker dat u allemaal met het eerstvolgende ruimteschip van Impos vertrekt. U kunt ook aan het werk gaan. De keus is aan u, heren.'
Hij was de weg al half overgestoken, toen hij iemand op hatelijke toon hoorde zeggen: 'Zo'n jonge blaag!' Hij nam er geen notitie van. Hij had ook geen tijd om zich er kwaad om te maken.
In de werkkamer van Populos vond hij aanvankelijk slechts gewone aantekeningen, maar eindelijk ontdekte hij een geschrift met de titel 'Molkex'.
Voor elk bemanningslid van een ruimteschip waren Molkex, springrupsen en springwormen een begrip geworden. Mensen, Arkoniden, Akonen, kortom alle intelligente wezens spraken erover. Er ging geen dag voorbij zonder dat die onderwerpen in een televisieprogramma werden besproken 't Woord springrupsen was een gevleugeld woord geworden. Het bericht dat in de Melkweg een tweede Imperium bestond, had zo mogelijk nog meer consternatie gewekt dan de berichten waarin sprake was van driehonderd bewoonde planeten, die hals over kop voor de allesvretende springrupsen moesten worden ontruimd.
Over Molkex wist Tyll Leyden maar heel weinig. Hij kende het geschrift dat hij in zijn hand hield niet. Het bestaan ervan was hem tot nu toe onbekend geweest. Hij begon er argeloos in te lezen. Zijn verbazing nam toe. Het begrip Molkex brandde zich in zijn hersenen. Tijdens het lezen vergat hij zijn voornemen, de werkkamer van Populos te doorzoeken. Gaston Robet kwam zeggen dat het tijd was om te ontbijten. Leyden schudde zijn hoofd. 'Wat?' vroeg Robet verbaasd. 'Laat je je ontbijt staan? Verdorie, wat lees je daar dan? Molkex? O, dat spul...'
'Ja,' zei Leyden, om Robet kwijt te raken.
Op dat moment werd Impos door een nieuwe aardbeving bezocht. Robet trok Leyden overeind en rende met hem naar buiten. De grond onder hun voeten golfde met onregelmatige tussenpozen. Weer klonk het gebulder uit het inwendige van Impos. En weer scheurende aardlagen, neervallend gesteente, de hel! Door een plaatselijke inzinking van de grond, stonden de barakken nu in een diepe kuil. De gedachte, onder instortende wanden begraven te worden, dreef ook Leyden en Robet weg. Maar waar ze ook waren, het gevaar was overal even groot. Leyden trok Robet achteruit. Vóór hen gaapte een brede scheur in de grond. Impos leek nu inderdaad open te barsten. Robet draaide zich om. Hij zag de uitgestrekte arm van Leyden, die naar de Zingende Berg wees. Robet begreep niet wat hij moest zien en het duurde enige seconden voor hij Leyden eindelijk begreep. De Zingende Berg nam geen deel aan de aardbeving! Hij stond onbeweeglijk als een eiland in een woeste zee, terwijl rondom chaos heerste.
Plotseling was alles weer voorbij. En Impos bestond nog steeds. Maar op één plaats op Impos heerste een koortsachtige bedrijvigheid. Alle mannen van het onderzoekingsteam, met uitzondering van Populos en Davis, sjouwden meubilair en allerlei benodigdheden uit de plastic barakken naar het inwendige van de Zingende Berg. Robots bestuurden antizwaartekrachtplatforms met enorme vrachten.
Als een drenkeling, die op het laatste moment van zijn leven nog op redding hoopt, geloofden ze wat Leyden zei, namelijk, dat ze in de Zingende Berg niets van de aardbevingen zouden merken. Om 14.39 uur maakte zweefplatform nummer 7 zijn laatste tocht. Er bleven slechts barakken achter, die bij de volgende aardbeving stellig onder gesteente bedolven zouden worden. Voor alle zekerheid sloot Leyden de enorme poort in de gladde wand van de berg. Toen de laatste spleet dicht ging, zei iemand: 'Nu hebben we onszelf opgesloten!' Gedurende de volgende uren was Leyden overal te vinden. Steeds vaker werden de minicoms gebruikt. 'Kom naar boven. Breng die en die instrumenten mee!' Boven was het planetarium. Tachtig mannen stonden binnen de cirkel met een middellijn van achtduizend meter. Boven hen glansde de Melkweg. Maar de glans was niet overal gelijk. Op zeven plaatsen waren iriserende vlekken. Astronomen, die boven waren geweest, kwamen ontdaan weer beneden. Ze spraken van een huiveringwekkend licht. Het aanzien van het beeld was ook veranderd. Toen Leyden het na uren terugzag, bleef hij als verstijfd staan. Het beeld en het voetstuk straalden een feller rood licht uit. Het licht uit de ogen had zich aan dat rood aangepast. Het beeld draaide opvallend langzaam op het voetstuk. Het draaide nu in 69 seconden eenmaal rond. 'Wat gebeurt hier?' Niemand wist het. Leyden rukte zich van het beeld los en verscheen bij de hyperradio-specialisten. Het toestel was weer in elkaar gezet. De golfoscillograaf was ingeschakeld. In plaats van een gladde amplitude, vertoonde het apparaat onregelmatige zigzaglijnen.
'Het hyperradiotoestel werkt prima, Leyden. De storingen zitten in de hyperruimte. Maar sinds het toestel weer werkt, is er een permanente storing bijgekomen. Kijk maar.' De expert wees naar een van binnenuit verlicht scherm. Aan de onderrand daarvan vertoonde zich iets met een verbazingwekkende regelmaat. Het was niet duidelijk was het was, daar er vermoedelijk slechts een honderdste gedeelte van zichtbaar kon worden gemaakt. Een kleinigheid viel Leyden op. Toen die kleinigheid weer verscheen, drukte hij zijn stopwatch in. Bij de volgende verschijning ervan 'n korte onderbreking in het regelmatige verschijnsel, las hij de tijd af.
69 Seconden!
'Heren, het beeld straalt hyperradio-impulsen uit. Gebruik de grootste computer en probeer de impulsen te ontcijferen!'
Dat hij als een wereldwonder werd aangestaard deerde hem niet. Leyden haastte zich weg en verscheen even later bij de zwaartekrachtspecialisten. Ze zaten over hun werk gebogen. Hun apparaten werkten. Tot ieders verbazing waren ze door de beving nauwelijks beschadigd. Maar de graafmachines van de archeologen waren total-loss. Twee natuurkundigen probeerden de gevangen gezette Sascha Populos zo goed mogelijk te vervangen. Leyden wilde juist de leider van het team iets vragen, toen Players naar hem toe kwam en hem iets in het oor fluisterde. Ze haastten zich weg. In een, door twee grote machines gevormde hoek, zat Gaston Robet op Leyden te wachten. Mussol zat voor de intercom, waarop hij een kleine computer had aangesloten, die de ene ponsstrook na de andere uitwierp.
Dit was de centrale post geworden. Hier werden alle meetresultaten en berekeningen van de verschillende groepen verzameld. Tachtig geleerden en technici werkten aan een probleem, zonder het probleem zelf te kennen.
'Leyden, bekijk dit eens,' zei Robet en schoof hem een met formules volgeschreven schrijfblok toe. Populos had die formules opgeschreven.
'Heb je een fout ontdekt, Robet? Waar?'
Robet wees een bepaalde plaats aan. 'Dank je,' zei Leyden en nam hem het schrijfblok af. Hij lette niet op Robets teleurgestelde gezicht. 'Je kunt me bij de grote rekenmachine vinden.' En hij rende weer weg.
Enige minuten later riep hij via de minicom: 'Mussol, kom met de intercom hierheen!'
Hij keek niet eens op, toen Mussol het apparaat bij hem neerzette. Leyden was iets ongelooflijks op het spoor, en dat dankte hij aan een denkfout van Populos, die Gaston Robet in de berekeningen van de zwaartekrachtexpert had gevonden.
Sascha Populos had zich niet verrekend! Hij had slechts op een bepaald punt niet logisch gedacht en een verkeerde formule als basis voor zijn volgende berekeningen gebruikt. Volgens de berekeningen van Populos dreigden alle zeventien manen op Hercules te vallen! En die ramp zou over vijf dagen plaats vinden. En dat had de expert verzwegen! Hij had het Tyll Leyden, als algemeen leider op Impos, moeten melden. Nu zocht Leyden koortsachtig naar de goede uitkomst. De computer werkte nog toen hij de schakelaar op 'uit' zette. De formules van de theorie van Falton waren hem weer door het hoofd geschoten. Zolang hij op Impos was, had hij al geprobeerd ze te gebruiken, maar was niet tot een resultaat gekomen. Nu beschikte hij plotseling over een groot aantal cijfers, en dat had hem er toe gebracht, de rekenmachine een nieuwe taak te geven. 'Players, Robet, hier komen!' riep hij. Toen wendde hij zich tot Mussol en zei: 'Omroepbericht! Alle tot nu toe verkregen resultaten in de computer! '
Robet en Players kwamen. Hij drukte hun een aantal ponsstroken in de hand. 'Klaarmaken voor programmering!'
Ze herkenden Tyll Leyden niet meer.
De rekenmachine werkte weer. Ze moest nu de formules van Falton gebruiken. Leyden had Players en Robet ander werk gegeven. Hij stond alleen bij de opvangbak, toen de lange ponsstrook zich er in kronkelde. Tyll Leyden verbleekte. Hij draaide zich om, zodat niemand zijn gezicht kon zien. Er sprak angst uit zijn ogen. Hij had alle reden om bang te zijn.
De reuzenplaneet Hercules werd van binnenuit verteerd! Vandaar de vermindering van zijn massa! 'Leyden, de astrofysici willen je spreken,' riep Mussol. Hij vermande zich en draaide zich om. 'Leyden, op alle andere manen heersen dezelfde labiele toestanden. Ze zijn allemaal door aardbevingen geteisterd. Het schijnt in dit stelsel toe te gaan als bij een verdraaide Kalupgolf.'
'Kalupgolf?'vroeg Leyden gejaagd. 'Dat is toch 5-d? Wil dat zeggen, dat Hercules het uitgangspunt van de bevingen is?'
'Helaas niet. Het uitgangspunt is onbekend. Hoewel we de reus wel verdenken. We kunnen het nog niet bewijzen.'
'Binnenkort wel?'
'Misschien,' antwoordde de astrofysicus ontwijkend. 'Hier volgen de waarden.'
Leyden luisterde mee. Nadat de waarden waren doorgegeven, bleef hij verstrooid staan. Hij keek omhoog, naar de kunstmatige Melkweg.
De Oldtimers hebben op zeven plaatsen in de Melkweg opzettelijk opeenhopingen van sterren weggelaten!
Iemand had dit, of ongeveer dit, gezegd. Leyden kon zich niet herinneren wie het was geweest. Dat was nu ook niet belangrijk. Belangrijk was alleen, dat hij zich herinnerde dat het was gezegd. Opzettelijk. Hij keek nog steeds op naar het planetarium. Zijn aandacht was gericht op de fel lichtende iriserende plekken. Ze straalden zo fel, dat ze wel moesten opvallen.
Leyden hield niet eens zijn adem in, toen alle zeven plekken plotseling iets donkerder werden en direct daarna weer met de oude intensiteit oplichtten.
Toen hij dit verschijnsel voor de derde keer zag, drukte hij zijn stopwatch in. De tijd die hij aflas, verbaasde hem niet: 69 seconden! Hij was een stap verder gekomen: het beeld en de kunstmatige Melkweg stonden met elkaar in verbinding. Leyden dacht na. Was rood niet bij bijna alle volkeren het teken voor gevaar?
Gevaarlijker dan de toestanden op Impos waren, konden ze nauwelijks worden. Leyden streek met zijn hand over zijn asblonde haar. Middenin die beweging kromp hij als onder een hevige slag ineen. Hij meende de stem van het fictiefwezen te hebben gehoord! Hij wist dat hij het zich alleen maar verbeeldde. Maar de woorden: 'Jullie zullen nog veel meemaken!' bleven hem achtervolgen. Leyden dacht koortsachtig na. Het gemeenschapswezen van Zwerver handelde nooit tegen de levensbelangen van de mensheid in. Al waren zijn grappen ook dikwijls macaber, er zat toch altijd iets achter verborgen dat, als de mensen het ontdekten, in hun voordeel bleek te zijn.
Hij was voor een onvoorstelbaar gevaar gevlucht. Hij had niet gezegd van welke aard het gevaar was en vanwaar het zou komen. Had hij dat gevaar bedoeld, toen hij via de in de Zingende Berg gevonden cellenactiveerder liet zeggen, dat deze buurt hem te gevaarlijk was?
Mungs rukte Leyden uit zijn gedachten. Hij had op geen ongunstiger moment kunnen komen. Mungs' ogen schitterden van opwinding. 'Leyden,' zei hij, 'onze onderzoekers hebben een belangrijke ontdekking gedaan.' Mungs had het over de specialisten die Leyden zelf in Terrania had aangevraagd. Hij wilde de kunstmatige Melkweg stukje voor stukje met de echte laten vergelijken, om er daardoor misschien achter te komen waarom op verschillende plaatsen van het planetarium opeenhopingen van sterren ontbraken.
Mungs had van een belangrijke ontdekking gesproken. Leyden dacht dat niets hem nog kon verrassen. 'Ga door, Mungs!'
'Op zeven plaatsen ontbreken sterren die wel in de echte Melkweg staan. Maar onze onderzoekers hebben nu in het planetarium sterren ontdekt, die niet in onze Melkweg voorkomen! En het belangrijkste van die ontdekking is, dat dit stelsel of het uitgangspunt of het eindpunt van de verdwijning van sterren is!' 'Waar kan ik de onderzoekers vinden?' vroeg Leyden, zonder iets van zijn grote verrassing te laten blijken.
Hij haastte zich erheen. Twee projectoren werden in werking gesteld, maar vertoonden nog geen beeld. De groepsleider zei tegen Leyden: 'Zo dadelijk, als we de twee sterrenkaarten gelijktijdig op één vlak projecteren, zult u zien, dat in de richting van spiraalarm C 67 sterren ontbreken. Ja, projectie!' Het was geraffineerd bedacht. De twee kaarten hadden verschillende hoofdkleuren. Waar twee sterren elkaar bedekten, dus tweemaal dezelfde ster, vertoonde deze zich als een stip in gemengde kleur. Waar dat niet het geval was, straalden de sterren helder in hun eigen kleur. In het gekrioel van sterren tekende zich duidelijk een gedeelte af, waar volgens het planetarium zeer veel sterren stonden, die er echter in werkelijkheid niet waren. 'Dit stelsel is of het uitgangspunt of het einde. De projectie geeft ons daarover helaas geen uitsluitsel. Wat is uw mening, Leyden?' Deze haalde zijn schouders op en zweeg. De projectoren werden uitgeschakeld. Leyden bedankte en ging weg.
Voor de onderzoekers was het een grote ontdekking geweest; hem had het beeld met afgrijzen vervuld. Was het fictiefwezen van Zwerver gevlucht voor iets dat sterrenhopen deed verdwijnen zoals men stof wegblaast?
De mannen in de Zingende Berg zuchtten onder het werk dat Leyden hun had opgedragen. De rekenkundige herinnerden zich, aan boord van de Explorer-2115 dergelijke berekeningen te hebben gemaakt. Tyll Leyden kwam met drie man van een korte expeditie terug. Vier robots droegen de apparaten die ze hadden gebruikt.
Buiten was de hel hun tegemoet gekomen. Toen de grote poort in de bergwand open ging, zagen ze een landschap dat door een verschrikkelijke aardbeving werd geteisterd. Ze trokken zich haastig in de kilometers lange gang terug. Daarna beseften Leydens metgezellen pas, hoe voortreffelijk de Oldtimers hun Zingende Berg hadden beveiligd. Terwijl ze op het minder worden van de beving wachtten, waarvan ze in de gang niets merkten, gaf Leyden een verklaring die fantastisch klonk, maar toch niet van de hand kon worden gewezen.
'Sommige machines in deze berg weten al wat naar ons toe komt. Een van de eerste reacties was het brullen van de gigantische machines. Daar is maar één verklaring voor: de machines wekten de krachten op, die de installatie in de berg nodig heeft, om zich met succes tegen het naderende gevaar te verdedigen.' Aan de hierna volgende discussies nam Leyden geen deel. Na drie uur te hebben gewacht en vier maal te hebben laten controleren, meldde de man die weer naar de poort was gestuurd, dat het op Impos weer rustig was.
Gedurende twee uren waren daarna metingen van Hercules verricht. Ze hadden zich niet verder dan tweehonderd meter buiten de poort gewaagd. Eén man hield voortdurend de Arkonidische seismograaf in het oog, die vijf minuten van tevoren voor een aardbeving waarschuwde. De inkrimping van de reuzenplaneet had onwezenlijke afmetingen aangenomen. Leyden toonde daar nauwelijks belangstelling voor. Hij wilde door deze reeks metingen vaststellen, hoe groot de planeet in de planeet Hercules was. Hevige zwaartekrachtschokken in het vijfdimensionale vlak maakten het werk extra moeilijk. Leyden wilde het al opgeven, toen een van zijn metgezellen een schreeuw gaf, naar Hercules wees en zich toen vlug omdraaide. Het bevroren methaangasoppervlak barstte op één plaats open. Een energiefontein spoot uit het gat de ruimte in. Gelukkig niet in de richting van Impos.
'Dat is verschrikkelijk,' hijgde Leyden, die zijn blik niet van de meetapparaten had afgewend. 'Eindelijk! Dit uitstapte naar buiten is tenminste beloond!'
De fontein was snel weer ingezakt. Hercules zag er weer net zo uit als voorheen. Tyll Leyden knikte grimmig. De reuzenplaneet had één van zijn geheimen onthuld. De lichtflits uit de hyperruimte, die de Explorer-2115 indertijd had achtervolgd, was nu geen raadsel meer. Het was een energieontlading geweest. Maar toen Leyden de gegevens daarover nauwkeurig bestudeerde, schudde hij al gauw ontevreden zijn hoofd. De uitstraling leek hem kunstmatig veroorzaakt. Ze was in deze vorm in de natuur nog nooit waargenomen. Leyden bezorgde iedereen in de berg weer een massa werk. 'Verdomme, wat heeft het eigenlijk allemaal voor zin?' mopperde de groepsleider van de rekenkundige. Tyll Leyden liet zich niet in de kaart kijken. Hij hield zijn mond. Hij alleen werd door afschuw vervolgd. Hij wilde de anderen dat besparen. Ze zouden het nog vroeg genoeg horen.
In Hercules leefde iets wat de reuzenplaneet van binnen wegvrat! Wat was het? Leefde het? En waarom toonde het die activiteit pas sinds kort?
'Ik heb het! Ik heb het!' Zo hadden ze Tyll Leyden nog nooit horen schreeuwen. Ze kwamen van alle kanten aangerend. Ontelbare vragen werden op hem afgevuurd. Maar Leyden zweeg. Wat had het voor zin, hun de datum van 4 augustus van het vorige jaar te noemen?
Het ding in Hercules was door de gravitatisch-energetische schokgolf van 4 augustus 2326, die de Melkweg in opschudding had gebracht, geactiveerd!
Leyden legde weer beslag op het grote rekenbrein.
Hij was blij dat hij zich enige tijd geleden zo intensief met de theorie van Falton had beziggehouden. Hij gebruikte hem nu weer, maar in gewijzigde vorm, speciaal op zijn doeleinden gericht.
Na zesduizend jaar kreeg de Arkonide Falton de eer, die hem eigenlijk bij zijn leven ten deel had moeten vallen.
Meer dan vijf uren voorzag Leyden het rekenbrein van gegevens, toen stapte hij achteruit en liet zich in zijn stoel vallen. Hij wist, dat hij uren op het resultaat zou moeten wachten.
Met zijn zwijgzaamheid schrok Leyden zelfs de nieuwsgierigste van zijn medewerkers af. Hij staarde peinzend voor zich uit. Falton had het met zijn theorie mogelijk gemaakt, onder bepaalde voorwaarden te kunnen vaststellen of op een planeet leven bestond of kon bestaan. Wat was leven?
Leven behoefde geen intelligentie te bezitten of instinct te hebben, maar het moest reacties tonen. Waaruit die reacties bestonden, was bijzaak. Als men het begrip leven zo ruim nam, mocht men de aard van de reacties niet nauw begrenzen. Daar was Tyll Leyden vanuit gegaan, toen hij het brein urenlang van gegevens voorzag. Was datgene wat in Hercules verborgen zat, zwaartekrachtschokken veroorzaakte, zich in de planeet verplaatste en op de zeventien manen aardbevingen veroorzaakte, een tot nu toe onbekende levensvorm? Leyden lette niet op wat er in zijn naaste omgeving gebeurde. De astronomen en astrofysici verloren het planetarium niet meer uit het oog. Anderen letten op steeds feller rood licht uitstralende beeld. Op enige afstand zaten experts voor apparaten en constateerden met toenemende zorg, dat Hercules met schrikbarende snelheid inkromp, meer en meer aan massa verloor, en dat de zwaartekrachtschokken heftiger werden.
Op Impos en alle andere manen was de hel los. De ene beving volgde op de andere. Het was een wonder dat er nog steeds geen maan onder bezweken was.
Alleen in de Zingende Berg bleven de omstandigheden onveranderd. Schermveldspecialisten hadden getracht uit te vinden, of de berg in zijn totaliteit met een beveiligingsscherm omgeven was, omdat in de berg geen enkele aardschok werd gevoeld. Maar ze hadden niets van die aard gevonden. Ze gaven het echter niet op, omdat ze ervan overtuigd waren, dat er zo'n scherm moest bestaan. En ze wilden het ontdekken.
De twee hyperradio-experts legden de handen in de schoot. Het had geen zin, de installatie nog eens uit elkaar te nemen en naar een storingsbron te zoeken. Het toestel was in orde. Dat desondanks geen hyperradiobericht het doel bereikte, kwam door storingen van buitenaf, die elke amplitude vervormden.
De onderzoekers op Impos waren van het Imperium afgesneden. Als het de centrale in Terrania niet spoedig opviel, dat er geen berichten van Impos meer kwamen, en men geen hulp stuurde, zou men hier naderhand nog slechts een massagraf vinden.
'Leyden is gek om ons hier vast te houden!' bromde een van de twee radio-experts. 'Ik zou weleens willen weten waarom deze hel hem zo fascineert!'
De ander haalde zijn schouders op. 'Ik zal de symboolomvormer nog eens inschakelen. Misschien krijgt hij nu contact met het beeld.' De twee mannen schrokken. De symboolomvormer reageerde. Superheterodynamische existentie. Er volgde een korte pauze en toen zei weer de stem met de metalen klank: 'De wachters voor allen roepen! Alle leven is in gevaar! Wij roepen het leven, om het te waarschuwen!' 'Vooruit! Ga Leyden halen. Dit moet hij horen!'
Een van de experts rende weg. Met de kreet: 'De symboolomvormer reageert!' wekte hij Leyden uit zijn gepeins. Enige ogenblikken later stond de leider van de werkzaamheden op Impos bij de vertaler en hoorde hij het laatste gedeelte van de boodschap: 'In een op het laatste moment veroorzaakte overbeladingszone 4000 cygins vóór ons stelsel, is het bestaan tegengehouden. Maar de afstand van 4000 cygins was te klein. De explosieve oververzadiging trof ons stelsel met noodlottige gevolgen. In strijd met onze berekeningen, vond de ontploffing in onze ruimte plaats. Hyperkrachten kwamen vrij, verbonden zich met tumultprocessen tot stabiele massa's en stortten zich in ons stelsel. Een klein gedeelte verdween in de diepte van de lichteilanden. De wachters voor allen roepen! Het bestaan is weer ontwaakt. Ziet de weg waarlangs het bestaan tot ons is gekomen en ziet de zeven tekens en hun betekenis. Maakt een overladingszone vóór het bestaan opstaat. Vernietigt het, vóór alle leven wordt vernietigd. Als het blijft voortbestaan, zal er weldra geen groot lichteiland meer zijn. Het is een superheterodynamisch bestaan!'
Hierna volgde weer een korte pauze, waarna de metaalachtige stem van de omvormer de boodschap herhaalde. Als een oude man richtte Leyden zich op.
Nu weten we het, dacht hij, en keek de anderen één voor één aan. Het verbaasde hem, dat ze het nog steeds niet hadden begrepen! Wilden ze het niet begrijpen, of begrepen ze het niet omdat daar ook enige fantasie voor nodig was? Wat betekende het, dat de waarschuwing 69 seconden duurde? Was het niet onbelangrijk, dat het beeld niets anders dan een automatische zender was?
Maar wat het had gezegd, was niet onbelangrijk; het was een waarschuwing voor een gevaar dat allen bedreigde.
De waarschuwers hadden het gevaar een superheterodynamisch bestaan genoemd. Leyden twijfelde er niet aan, dat de symboolomvormer het goed had vertaald. Uit het begrip alleen al, sprak het gevaar: het was een superheterodyne-ontvanger, die vierdimensionale vaste materie in hyperenergie veranderde en daarvan bestond! Het moest dus iets levends en tegelijkertijd ontzettend groots zijn. Leyden dacht aan het sterrenloze gebied in de Melkweg, dat onmiskenbaar op dit stelsel duidde.
Het bestaan had grote delen van een Melkweg kunnen vernietigen! Het was daartoe in staat geweest! Het was dus al eerder gekomen! Wanneer?
Zijn collega's begrepen de jonge astronoom en fysicus niet, toen hij hen met nieuw werk overlaadde. Bij elke opdracht heette het: we moeten het weten!
Leyden verbood alle contact met de grote machinezaal. Zijn medewerkers zaten in de koepel opgesloten. Hij plaatste Mungs als bewaker bij het grote rekenbrein, dat nog steeds voor hem werkte.
'Mungs, laat niemand de ponsstroken lezen, die de machine in de opvangbak gooit. Lees ze zelf ook niet,' zei hij.
Met deze woorden verliet Leyden de koepel en liet zich door het veld naar de machinezaal dragen. Vijf mannen die een space-jet konden besturen, werden afgezonderd. Ze keken niet bepaald enthousiast. 'Space-jet startklaar houden. Starten zodra ik daartoe het bevel geef. Met maximum snelheid het stelsel verlaten en pas daarbuiten in de lineairruimte gaan. Afstand tot Hercules moet minstens vijf lichturen bedragen. Vanaf die afstand codebericht op golf van Perry Rhodan naar Terra zenden! Hoogste urgentie! Herhalen!'
De mannen keken elkaar onthutst aan. Ze begrepen dat Tyll Leyden hun een zeer gevaarlijke opdracht had gegeven. Ze aarzelden.
Mungs meldde via de minicom: 'Leyden, het resultaat is er. Gaston Robet wil perse de ponsstroken lezen.'
Vijf mannen zagen Leydens gezicht rood worden. 'Heb je een straler bij je, Mungs?' vroeg hij in de microfoon.
'Ja, maar wat zou dat?' 'Schiet op iedereen, die de stroken durft aan te raken! Ik heb geen zin om hier tussen halfkrankzinnigen te zitten. Heb je me begrepen, Mungs?'
'Ja, natuurlijk . . . natuurlijk.' Leyden schakelde zijn minicom uit, keek de vijf mannen aan en vroeg: 'Moet de hele mensheid vernietigd worden, of willen jullie voor ons aller redding iets wagen? De beslissing ligt bij jullie. Denk erover na.' Hiermee liet hij de mannen staan. De expeditie op Impos bracht de jaarwisseling in de koepel door, zonder dat iemand er aan dacht, haar te vieren. De ene geleerde na de andere moest door oververmoeidheid het werk staken. Slechts één toonde geen vermoeienis, en dat was Tyll Leyden. Hij had zich de laatste dagen meermalen een slavendrijver horen noemen.
Hij was onverbiddelijk. Op zijn vreemde manier haalde hij het laatste uit zijn collega's. Een vijftal malen weigerde de computer de dienst, en dan programmeerde Leyden hem met andere gegevens. Hij wist nu wat de Oldtimers met een cygin bedoelden. Dat probleem hadden de rekenkundige voor hem opgelost. Het was een lichtjaar, gebaseerd op de omlooptijd van Impos om zijn zon. Maar alleen Tyll Leyden kwam op het idee, met behulp van het planetarium vast te stellen, wanneer de superheterodyne de Melkweg had overvallen.
Duizenden meter onder de glanzende spiraal staande concentreerde hij al zijn gedachten op het beeld van de sterrenconstellaties zoals dat bij de explosie van de superheterodyne moest zijn geweest. Wat Leyden al eens eerder was gelukt, lukte hem ook nu, dank zij de techniek van de Oldtimers. Enige seconden nadat hij was begonnen zijn gedachten erop te concentreren, begon het beeld boven hem te draaien. Het miniatuurmodel van de Melkweg draaide eenmaal om de denkbeeldige as. Behalve de draaiing van de Melkweg verplaatsten zich daarin ook miljoenen zonnen met hun planeten en satellieten, tot alles weer rustig op z'n plaats stond. Twintig experts, voorzien van registratie-instrumenten, lieten zich naar het planetarium omhoog dragen. Ze bleven vele uren boven. Ze maakten duizenden opnamen, voor een deel onder zeer moeilijke omstandigheden.
Toen ze weer beneden kwamen, begon de moeilijke uitwerking. Toen het volgens standaardtijd 3 januari 2327 was, had Leyden het resultaat.
'Heeft het zo lang geslapen?' vroeg hij, toen hij de tijdopgave las. Met 'het' bedoelde hij de superheterodyne, een titanische existentie zonder enig intellect.
Nog geen 1,2 miljoen jaren geleden was ze, uit de diepten van het universum komend, de Melkweg binnengedrongen, om vele duizenden zonnestelsels te verzwelgen en de thuiswereld van de Oldtimers te bedreigen. Letterlijk in de laatste minuut hadden ze ver vooruitgeschoven in de ruimte een overladingszone geschapen, die door de existentie werd aangevallen.
Ze kon de energieopname niet stopzetten en raakte 'oververzadigd'. Het werd een in zichzelf opgesloten spanningsveld, waarvan de kracht elke natuurlijke concentratie overtrof. De explosie in het normale vlak was als een atomaire zelfontsteking. Maar in tegenstelling tot de berekening van de Oldtimers, ontplofte het niet in de hyperruimte, maar stabiliseerde zich in het omzettingsproces in een 4-dimensionale structuur.
Zonder iets te laten merken, nam Leyden van dit alles kennis. Voor de derde keer veranderde door zijn gedachten de positie van de sterren. De straal bracht hem zo dicht mogelijk bij dit stelsel.
Tyll Leyden zag slechts zeventien planeten, die om een gele zon draaiden, maar van de planeet Hercules vond hij geen spoor! Hercules was pas na de vernietiging van de superheterodyne ontstaan! Hercules was het monster. Zijn dikke methaangasijslaag was niets anders dan een soort rijpneerslag! Leyden bleef lange tijd naar de kleine weergave staren. Gedachten en formules schoten door zijn hoofd, evenals de inhoud van een geschrift met de titel 'Molkex'. MOLKEX, de stof die eigenlijk niet mocht bestaan, MOLKEX was het ding in Hercules! MOLKEX was nog steeds de superheterodyne, het was nog steeds de existentie, doch in Passieve vorm. De gravitatisch-energetische schokgolf van 4 augustus van het vorig jaar had het plotseling geactiveerd. De op de EX-2115 afgeschoten lichtflits was dus 'in de slaap' zuiver automatisch gekomen. Het was geactiveerd. Het bevond zich in een omzettingsproces, waaruit het als existentie als superheterodyne, iets zonder geest en verstand, een gigantisch monster tevoorschijn kwam. Was Het van Zwerver voor de superheterodyne gevlucht? Deze vraag kon Tyll Leyden niet beantwoorden. Maar hij wist dat het lot van de Melkweg in zijn handen lag. Had hij zijn kennis te lang voor zich gehouden? Had hij Perry Rhodan, Atlan of Reginald Bull niet veel eerder moeten waarschuwen? Toen hij voor de vijf mannen stond, die hij had opgedragen, met de enige space-jet het stelsel te verlaten, om een hyperradiobericht naar Terra te zenden, zei hij: 'Ik ga mee!'
Toen ze met de space-jet de Zingende Berg verlieten, kwamen ze in een hel. Impos werd door een heftige beving geteisterd. Hercules stond als altijd dreigend aan de hemel. De snelheid waarmee het inkrimpingproces zich voltrok, was nu met het blote oog waar te nemen. Hoewel het dag was, zagen de mannen toch de zon niet. Impos was omhuld met een stofwolk, die door orkanen in beweging werd gehouden. De natuurkrachten probeerden zich van de space-jet meester te maken, maar de motor was sterker. In enkele seconden was het ruimtevaartuig door de onderste luchtlagen heen en stoofde vrije ruimte in. Alle peilapparaten, behalve de structuurtaster, waren in werking. Leyden vermoedde, dat er hevige zwaartekrachtschokken van Hercules uitgingen, die de kleine structuurtaster niet kon verwerken. Hij wilde dit kostbare apparaat er niet aan wagen, en het pas gaan gebruiken als ze minstens vijf lichturen van Hercules verwijderd zouden zijn.
Op een koers, die hen elke seconde verder van de krimpende planeet wegvoerde, stoof de space-jet met toenemende snelheid de ruimte in. Tot nu toe was alles normaal verlopen. Maar hoe meer het tijdstip naderde, waarop het ruimtevaartuig in de semiruimte moest gaan, des te meer steeg de spanning, 'opschieten!' drong Tyll Leyden aan. Hij keek de jonge piloot aanmoedigend aan. Hij wist niet hoeveel kracht en vertrouwen er uit zijn lichte ogen straalden. Hij had geen vermoeden van de indruk die hij op de vijf man bemanning had gemaakt, toen hij zei dat hij meeging. De overgang kwam zonder incident. De Kalup dreunde. Op de reliëftaster was de doelster te zien, een zon op 'n afstand van vijfeneenhalf lichtjaar.
Leyden draaide zich met zijn stoel naar de telegrafist om en reikte hem een band aan. 'Hier, als we eruit komen, laat deze dan door de zender lopen. Staat hij op de golflengte van Rhodan?' Hij overtuigde zich hier zelf van en keek toe terwijl de telegrafist de band in de zender zette. Het bericht dat er op stond, was zodanig gecodeerd en vervormd dat alleen Rhodan persoonlijk het kon opnemen. Zelfs de mannen in het grote hyperradiostation van Terrania konden een in deze vorm uitgestraald bericht niet ontcijferen. Leyden draalde nog met het inschakelen van de structuurtaster. Hij las de afstand af. De space-jet was nog geen twee lichtjaren van het Herculesstelsel verwijderd. 'Nee. Ik doe het niet!' besloot hij. De piloot keek hem bewonderend aan en zei: 'Ik wou dat ik zo kalm was als jij.'
'Kalm? Ik kalm? Dat was ik vroeger, maar sinds weken ben ik dat niet meer. Wanneer zijn we er?' Hij veranderde weer van onderwerp. Hij vertelde ook deze mannen niet wat hun allen te wachten stond. Maar in zijn bericht aan Perry Rhodan verzweeg hij niets. Daarin riep hij om hulp. In het bericht, dat als een korte impuls naar Terra moest gaan, stond te lezen: Als we vóór 4 januari middernacht niet zijn opgehaald, zal alle redding voor ons te laat komen! 'Over vijf minuten ga ik in de normale ruimte,' zei de piloot. Die vijf minuten werden een eeuwigheid. Toen kwam eindelijk de overgang.
De kleine, maar krachtige hyperradiozender van de space-jet straalde tienmaal achter elkaar de korte impuls uit. Het bericht van meer dan een half uur looptijd, werd tot een fractie van een seconde ingekort. En die korte impuls werd door het ritme van de vervormer nog enige duizenden malen verkort. De zender zweeg. Het toestel was automatisch op 'ontvangen' overgeschakeld.
Ze wachtten. De tijd verstreek. Terrania antwoordde niet. 'Vooruit! Noodgolf!' Leyden hield het niet langer uit. Hij wist zelf, dat ook het snelste ruimteschip van het Imperium geen wonder kon volbrengen en dat een afstand van 50.000 of meer lichtjaren heel lang was.
De hand van de telegrafist ging al naar de frequentieschakelaar, toen een geknetter uit de luidspreker klonk, met er tussendoor een nauwelijks verstaanbare stem, die riep: 'Bericht komt niet duidelijk door! Herhaal het alstublieft! We hebben er niets van verstaan! Bericht herhalen.'
Leyden draaide zich met zijn stoel om en schakelde de structuurtaster in. 'Mijn God!' riep hij uit en staarde naar het apparaat, dat fantastische structuurverstoringen aangaf. Zelfs op een afstand van meer dan vijf lichtjaren werd de ruimte-tijdstructuur door zwaartekrachtschokken tot het uiterste belast. De wijzer sloeg herhaaldelijk tot boven de rode streep uit. Leyden vreesde, dat het toestel hieronder zou bezwijken en zette het af.
'Nog vijf lichtjaren verder! Met topsnelheid!' riep hij. Ze doken weer in de semiruimte. De snelheid steeg onmiddellijk. Ze kwamen weer in de normale ruimte en de korte impuls werd weer tienmaal uitgestraald.
Er klonk weer een geknetter uit de luidspreker, doch niet meer zo alles overstemmend als de eerste keer. Er kwam antwoord van een zware kruiser van de USO. Leyden trok de microfoon naar zich toe. 'Hier Leyden, leider van het onderzoekteam op Impos! Hebt u de korte impuls opgevangen? Zo ja, geef hem dan onmiddellijk aan Perry Rhodan door. Hoogste urgentie! Zend met maximaal vermogen!' Een lage mannenstem vroeg: 'Wat is er bij jullie aan de hand?' Leyden antwoordde ijskoud: 'Een paar honderd mannen naar de haaien als u nog lang vraagt! Verstaat u mij? Vraag niet, maar geef mijn korte impuls aan de chef, aan Perry Rhodan door.'
'Geef me het nummer van uw volmacht, mister Leyden!' antwoordde de man aan de zender van de zware kruiser. Hij kende zijn reglementen en hield zich daaraan. Hij wist dat het slechts in buitengewone uitzonderingsgevallen was toegestaan, rechtstreeks contact met de chef op te nemen.
Leyden, die anders geen formule vergat, had het nummer van zijn volmacht vergeten. 'Ik weet het niet,' mompelde hij zachtjes, maar dat zei hij niet in de microfoon. Hij duwde de telegrafist opzij en draaide de frequentieschakelaar op de noodgolf. Vervolgens drukte hij op de daarvoor bestemde knop en toen werd het noodsignaal van de kleine space-jet via de hyperruimte uitgezonden.
Toen de knop van de automaat na dertig seconden weer terugsprong, drukte Leyden hem weer in. 'Al zet ik de hele Melkweg op stelten, maar ik wed om alles dat de chef over vijf minuten mijn bericht heeft.'
De telegrafist staarde hem aan alsof hij een spook zag. Leyden hield zijn vinger op de knop waarmee het noodsignaal werd uitgezonden. De ontvanger reageerde, maar Leyden gaf geen antwoord. Schepen op afstanden tot 30.000 lichtjaren riepen de space-jet op. Het noodsignaal werd doorgeseind. Plotseling werd alles overstemd door een metaalachtig klinkende robotstem: 'Hier is Terrania! Terrania ontvangt! Hier is Terrania! Terrania ontvangt Leyden schakelde bliksemsnel over. Voor de derde keer werd tienmaal achtereen de korte impuls uitgestraald. En toen antwoordde het grote station van Terrania weer: 'Bericht ontvangen en doorgegeven! Bericht ontvangen en doorgegeven.'
Leyden leunde achterover en glimlachte. Tegen de piloot van de space-jet zei hij: 'Terug naar Impos. Misschien hebben ze ons daar al op de verlieslijst geplaatst.' De space-jet keerde en de snelheid werd opgevoerd om zo spoedig mogelijk in de semiruimte te kunnen duiken. Leyden staarde voor zich uit. Hij moest steeds weer aan de waarschuwing van het fictiefwezen van Zwerver denken. Het stelsel waartoe Hercules en zijn manen behoorde, was inderdaad een gevaarlijke buurt.
Zonder het te weten, schudde hij zijn hoofd. Hij probeerde zich het ontstaan van de reuzenplaneet voor te stellen. Alles wat hij over het ontstaan van planeten wist, gold in dit geval niet.
Het inwendige van Hercules bestond uit Molkex, de passieve, materieel stabiele vorm van de superheterodyne. Het methaangasijs had zich er in de loop van meer dan een miljoen jaren als een mantel omheen gevormd. Als men de zon niet meetelde, had Hercules als nieuw centrum in het stelsel, na verloop van tijd alle zeventien planeten tot zijn satellieten gemaakt. Welke fysische schokken moesten hier in tienduizenden jaren hebben plaatsgevonden, voordat alle banen gestabiliseerd waren! Met zijn gedachten op dit punt aangekomen, vroeg Leyden zich wanhopig af: Hoe sterk is die zwaartekrachtschok dan geweest, die van de planeet Eysal uitging? Wat waren het voor machines, die zoiets konden veroorzaken?
Zijn gedachten begonnen om de 'Genadigen' te draaien, toen de piloot hem stoorde: 'Zie je dat, Leyden? Zie je hoe scheef de berg staat? En in die hel moet ik landen?' Impos was niet meer te herkennen. De op de Aarde gelijkende, met enorme bossen en prachtige gebergten bedekte wereld, was een ruwe bol van puin en los gesteente geworden. Als een met de punt omhoog gestoken kegel, stond de Zingende Berg scheef in die steenwoestenij. Leyden schakelde de maximale beeldvergroting in. De Zingende Berg leek in de space-jet te springen. Leyden lette daar niet op. Hij zocht slechts de grote poort in de gladde wand en vond haar. 'Voor de poort landen!' beval hij. Toen de piloot iets wilde zeggen, keek hij hem slechts strak aan. De space-jet landde.
5.
Perry Rhodan hield een belangrijke bespreking, toen hem werd gemeld, dat er een zeer dringend bericht van Impos was ontvangen. Men noemde hem de naam Leyden. Rhodan schrok even. De naam Leyden was langzamerhand een begrip voor hem geworden. De volgende of de daaropvolgende dag zou er een Explorer naar Impos vliegen om daar poolshoogte te nemen, omdat het hyperradiostation op de derde maan al dagenlang niets van zich had laten horen.
'Sir,' klonk het uit de intercom, 'het bericht is op de noodgolf uitgezonden. De afzender was echter niet op Impos, maar ongeveer tien lichtjaren daarvoor.'
Terwijl het bericht nog werd doorgegeven, had Rhodan zijn besluit al genomen. Hij keek om zich heen en zei: 'Heren, we moeten deze bespreking onderbreken. Ik zal u nog wel laten waarschuwen.' Even later zat hij in z'n werkkamer en liet de band afdraaien, waarop het bericht van Leyden was opgenomen. Nog vóór de helft was afgedraaid, waarschuwde hij Reginald Bull, Atlan, Marshall en Mercant, die hunnerzijds de alarmtoestand voor de vloten van de USO en het Imperium afkondigden. Ze waren allemaal op de Aarde, maar het duurde toch nog een half uur eer ze bijeen waren.
De band werd nog eens afgedraaid. Ze luisterden allemaal aandachtig. 'Door de zwaartekrachtschok van Eysal is weer een verzadiging van de sinds 1,2 miljoen jaren passieve resten ontstaan. Door de activering ontstaat een omzettingsproces, waardoor het materieel stabiele Molkex weer in superheterodyne verandert. Dit proces is momenteel nog aan de gang. We kunnen niet zeggen wanneer het afgelopen zal zijn.
Uit de waarschuwingen van het beeld is niet gebleken, met welke middelen de Oldtimers 1,2 miljoen jaren geleden een overladingszone schiepen, waardoor de superheterodyne explodeerde. Op grond van berekeningen volgens de theorie van Falton mag worden aangenomen, dat niet de gehele Molkexmassa in Hercules zich heeft verbonden, maar dat een restant op een andere planeet is terechtgekomen, die als thuiswereld van de springrupsen moet worden beschouwd.
Er dient rekening te worden gehouden, dat de Molkexmassa's, onverschillig hoe groot ze zijn en waar ze zich binnen de Melkweg bevinden, momenteel zo'n omzettingsproces ondergaan. Of geringe hoeveelheden voldoende zijn om er een levende superheterodyne uit te vormen, is niet bekend.
Hier volgen de rekenkundige bewijzen . . .'
Nathan, de grote computer op Luna, was al bezig ze te verwerken. Rhodan had, toen hij de eerste keer de band liet afdraaien, een verbinding met Nathan tot stand laten brengen en daarmee de cijfers van Leyden laten doorgeven.
Zwijgend en onthutst wachtten Rhodan en zijn vrienden op het resultaat van de aardse maan. Niemand durfde met het bericht van Leyden de spot te drijven en nog minder diens beweringen in twijfel te trekken. Toen Nathan na een uur nog steeds zweeg, liet Rhodan voorlopig alarm slaan.
De volkeren van de Melkweg schrokken, toen eerst door de grote zender van Terrania en vervolgens door de USO-stations officieel alarmfase I werd afgekondigd. Slechts weinigen sloegen acht op het woordje 'voorlopig!' Na een uur en zeventien minuten, liet Nathan van zich horen.
Het inpotronisch brein bevestigde de berekeningen van Leyden. Het pleitte voor Leydens voorstel, het hele zonnestelsel EX-2115-485 uit de ruimte-tijdstructuur te verwijderen!
Hierop gaf Bully als commentaar: 'Die Leyden houdt zich niet met kleinigheden op! Hoe stelt hij zich dat voor?'
Atlan keek verbaasd; Rhodan niet. Hij boog zich voorover en zei: 'Dat zou een goede praktische proef voor onze zwaartekrachtbommen zijn, dikke!'
'Allemaal? Wil je daar alle zwaartekrachtbommen voor inzetten, Perry? Mijn God, nee, dat meen je toch niet?'
'Ik wil de duivel met Beëlzebub uitdrijven! Het verbaast me, dat die Leyden heeft begrepen, met welk middel iets dergelijks als de overladingszone van de Oldtimers kan worden geschapen.' 'En als er bovendien een deel van de Melkweg wordt vernietigd, Perry? Ik beken eerlijk, dat ik bang ben voor zo'n proef. Begrijp me goed: ik ben bang dat we een catastrofe zullen veroorzaken, die we van het begin af aan niet in de hand zullen kunnen houden!' Rhodan vroeg bedaard: 'Wil jij werkeloos toekijken tot het omzettingsproces is afgelopen en er weer een superheterodyne in onze Melkweg is? En wat dan, Bully? Daarop kan niemand ons een antwoord geven. Wij zijn geen Oldtimers. Onze techniek is nog niet zo ver als de hunne een miljoen jaren geleden was. En vergeet één ding niet, Bully: als ik goed ben ingelicht, was Leyden dol op zijn planetarium op Impos. En hij geeft ons de raad, het hele stelsel met Hercules en zijn zeventien manen uit het Einsteinuniversum te verwijderen! Hij heeft bovendien duidelijk gezegd, dat de verandering van Molkex in superheterodyne aan de gang is, en dat alleen door explosieve oververzadiging het omzettingsproces kan worden verhinderd. Bij het uit de weg ruimen van het gevaar, zullen ook de springwormen inbegrepen zijn.'
De indelingscentrale voor de Explorerschepen vroeg naar Rhodan en meldde:
'Er zijn zoeven berichten ontvangen van de vloot, die het Eastside-stelsel gadeslaat. Er zijn overhaaste starts van de 'Genadigen' waargenomen. Volgens de meldingen van alle commandanten spatten de Molkexschepen, na een overhaaste start, in de ruimte als zeepbellen uit elkaar.' 'Door welke oorzaak?' vroeg Rhodan, die evenals zijn medewerkers verbaasd had geluisterd. 'Die is nog onverklaarbaar, sir. Onze commandanten kunnen er nog niet uit wijs worden.'
Na de verbinding te hebben verbroken, keek Rhodan zijn vier vrienden vragend aan. 'En? Kunnen we dit bericht in ons voordeel uitleggen, of zit er weer een nieuwe streek achter, waarvan we net het eerste tipje hebben gezien?'
'Volgens mij gebeurt er in onze Melkweg al meer dan genoeg,' antwoordde Bully grimmig. 'Springrupsen, springwormen, Molkex dat levend wordt en nu wij met onze zwaartekrachtbommen! Grote hemel, is dat niet een beetje teveel ineens?'
'Wij hebben er niet om gevraagd,' zei Rhodan nuchter, toen de anderen niet op Bully's opmerking reageerden. 'We moeten zien er mee klaar te komen.'
'En wat gebeurt er met het onderzoekteam op Impos?' vroeg Atlan. Rhodan liep enige malen het vertrek op en neer, bleef toen bij het raam staan, keek op de huizenzee van Terrania neer en zei, zonder zich om te draaien: 'Over twee uur zullen de kruisers van de stedenklasse Lhasa en Troje op Impos landen en de geleerden aan boord nemen. Wij gaan met de Eric Manoli. We komen dan in de gelegenheid, eens wat nader met mister Leyden kennis te maken. Ik geloof, dat wij allemaal veel aan hem te danken hebben. En dan nog iets, Bully,' en nu draaide hij zich om, 'zorg dat we, behalve over de hele voorraad zwaartekrachtbommen ook over voldoende Arkonbommen kunnen beschikken!'
De Zingende Berg was weer een hel geworden, waarin chaotisch lawaai en hevige trillingen heersten. Leyden en de bemanning van de space-jet werden bij de poort door een ware barricade van lawaai tegengehouden. Ze haastten zich naar de space-jet terug en trokken hun ruimtepakken aan, sloten de helmen, schakelden alle beveiligingsschermen in en begaven zich voor de tweede keer naar de dertig graden overhellende berg. Op het parkeerterrein zagen ze een aantal door elkaar gesmeten en onbruikbaar geworden zwevers. Ze schenen, toen de berg begon over te hellen, met kracht op elkaar gebotst te zijn. Met verbeten gezichten legden de mannen de afstand in zweefvlucht af. De binnenpoort ging voor hen open. Op hetzelfde moment werden ze door een zee van licht verblind. Alle machines in de zaal leken kleine zonnen te zijn geworden. Leyden schakelde zijn armbandgeigerteller in. Tot zijn verbazing gaf deze generlei straling aan. Via zijn helmradio maakte hij bekend, dat in de machinezaal niets te vrezen was. Hij wist zelf niet hoe hij er toe kwam, zo onvoorwaardelijk op de techniek van de Oldtimers te vertrouwen.
Ze moesten langs de aggregaten waarvan de beplating felwit gloeide. Het was onbegrijpelijk, dat ze bij deze verhitting niet smolten. Maar toen Leyden zijn thermometer aflas, stond hij paf.
De beplatingen straalden koud licht uit!
Fantastisch, dacht hij slechts en haastte zich achter de anderen aan. Hij zei niet wat hij had waargenomen.
Terwijl het veld hem door de opening van de zoldering droeg, voelde hij de berg wankelen en zag hij onder zich in de rots een honderd meter lange scheur ontstaan. Het veld bracht hem als laatste in het planetarium. De automatische lichttempering van de helmen, die in werking was getreden toen ze bij de binnenpoort door de lichtzee werden overspoeld, bleef in werking. Van de kunstmatige Melkweg schenen zeven felle, geheimzinnig rode stralen omlaag en gaven het geheel een griezelig aanzien. Leyden kreeg geen tijd om ook maar een ogenblik naar het planetarium op te kijken. Alle experts en technici waren in de koepel. Beneden in de machinezaal was niemand meer. Leyden werd door opgewonden collega's omringd. Hij hoorde hen via zijn helmradio allemaal door elkaar praten, zodat hij er niets van verstond. Toen hij met een handgebaar om stilte vroeg, werd het stil. 'Heren,' zei hij, 'Terrania heeft mijn noodsignaal ontvangen en beantwoord. We wachten tot we worden opgehaald.'
Niemand nam met deze twee bijna nietszeggende zinnen genoegen. Het stemmengeroes laaide weer op in Leydens helmradio. Onwaarschijnlijk kalm luisterde hij er enige tijd naar en drong zich toen door de menigte heen.
Een kwartier later trof men hem aan het ontbijt!
Na de kruiser Troje verliet ook de Lhasa de maan Impos in alarmstart. Terwijl de laatste geleerden nog via de brede trap in het reddende schip vluchtten, werd de derde maan van de reus Hercules weer door een aardbeving geteisterd. De bemanning van de Lhasa kreeg een voorbeeld van wat experts en technici de laatste tijd hadden doorgemaakt. Met maximale versnelling verliet de Lhasa het stelsel, verwijderde zich elke seconde verder van Hercules, die met zijn geweldige zwaartekrachtschokken de structuurtasters aan boord van de Troje en de Lhasa zou hebben vernield. Slechts één van de geleerden had Impos met heimelijke tegenzin verlaten: Tyll Leyden. Hij dacht aan het wonderbaarlijke planetarium, aan de geweldige machines, aan de hele installatie der Oldtimers, die meer dan een miljoen jaren actief was geweest, als wachter voor allen, maar hij dacht ook aan het veranderende Molkex. En bij die gedachte bekroop hem afschuw en tegelijk de vrees dat Rhodan zijn bericht misschien niet zo ernstig had opgenomen als het bedoeld was.
Leyden kwam de commandocentrale binnen op het moment dat op het grote panoramascherm de reuzenplaneet Hercules in de diepe duisternis van het heelal verdween. Uit de opmerkingen van enkele officieren maakte hij op, dat de kruiser over enkele minuten in de semiruimte zou gaan.
Leyden stelde zich aan de commandant voor. Deze keek de jonge man die vóór hem stond, verbaasd aan. 'Zo, bent u meneer Leyden? Uw collega's hebben zich bijzonder vriendelijk over u uitgelaten. Mijn mannen en ik hebben zoeven slechts het begin van zo'n beving meegemaakt. Ik moet zeggen, dat ik er voor de eerste tien jaar genoeg aan heb. Wat heeft u genoodzaakt zo lang op Impos te blijven? U bent immers de ontdekker van het planetarium?' 'Die ben ik,' antwoordde Leyden. 'Kan ik verbinding krijgen met de chef?'
De commandant veinsde verbazing. 'Verbinding met Perry Rhodan, meneer Leyden?' Dat durfde hij als kruisercommandant zich niet eens te veroorloven, en deze jonge man deed alsof hij dagelijkse hyperradiogesprekken met de chef had gevoerd.
'Natuurlijk met Rhodan, commandant,' antwoordde Leyden op een dermate onverschillige toon alsof hij eigenlijk niet eens zoveel waarde aan zo'n gesprek hechtte. De commandant reageerde dan ook met een weigering.
Leyden ging er niet verder op in, maar vroeg: 'Mag ik de scheepscomputer gebruiken?' Aan boord van de oorlogsschepen van het Imperium heersten andere gewoonten dan aan boord van de Explorers. 'Wat wilt u daarmee?' vroeg de commandant verbluft. Leyden greep in zijn zak en nam er de volmacht uit, waarin de chef hem de leiding over alle collega's op Impos gaf. 'Lees maar!' zei hij. De commandant las, gaf de brief hoofdschuddend terug en zei: 'Ik blijf bij mijn weigering, meneer Leyden . . .' Verder kwam hij niet. Zijn hyperradiocentrale riep om, dat Rhodan Leyden wilde spreken. De commandant was sprakeloos en begon Leyden plotseling met andere ogen te zien. Deze keek om zich heen, zag het beeldscherm van de hypercom en schakelde het beeld in. Het gezicht van Perry Rhodan verscheen op het scherm. 'Bent u Leyden? Het doet me genoegen, kennis met u te maken. Luistert de commandant van de Lhasa mee?
O ja, ik zie hem. Dat vereenvoudigt de zaak. De Lhasa moet koers zetten naar ons eskader en u, Leyden, stapt met al uw gegevens op de Eric Manoli over. Daar verwacht ik u. Tot straks.'
Leyden had geen woord behoeven te zeggen.
Het scherm werd weer donker. Achter hem zei de commandant op knorrige toon: 'U kunt de scheepscomputer gebruiken, maar blijf met uw handen van de stuurautomaat af!'
Leyden ging terug naar de plaats waar hij zijn koffer had achtergelaten. Die zat boordevol papieren. Perry Rhodan moest tien volle minuten wachten, voor van de Lhasa eindelijk de mededeling kwam, dat Tyll Leyden zo dadelijk zou overstappen.
Bully en Atlan waren bij Rhodan in diens hut. Bully trommelde met zijn vingers op het tafelblad. 'Jouw Leyden permitteert zich veel teveel, Perry!' zei hij. 'Ik vind het brutaal, dat hij ons tien minuten laat wachten.'
Rhodan was de bedaardheid zelf. 'Laten we eerst eens horen waarom hij niet direct is gekomen, dikke.' Toen Tyll Leyden eindelijk de hut binnenkwam, kreeg hij zelfs geen tijd om te groeten, laat staan om iets anders te zeggen. Bully overviel hem op zeer scherpe toon met de vraag, waarom hij Perry Rhodan had laten wachten. 'Sir!' Leyden keek hen alle drie aan. 'Ik had een probleem in de computer en moest op het resultaat wachten. Mag ik u verzoeken, een en ander in te kijken?'
Tyll Leyden gedroeg zich tegenover Rhodan niet anders dan tegenover Thomas Herzog, de commandant van de Explorer-2115, onder wiens bevel hij had gestaan. Hij was en bleef karig met zijn woorden. Hij was van mening, dat het blad dat hij Rhodan overhandigde, een duidelijker taal sprak.
Rhodan liet zijn blik snel over de codetekens gaan en gaf het blad aan Atlan door. Bully was de laatste die het te zien kreeg. Toen hij het had ontcijferd zweeg ook hij. Rhodan nam het woord. 'We moeten alle scheepseigenaars en reders blijven waarschuwen. Nu begrijp ik ook waarom sinds enige dagen het aantal vermiste schepen met straalaandrijving zo schrikbarend is toegenomen. Leyden, hoe ben jij daarop gekomen?'
Hij keek hem vragend aan, terwijl Bully de hut verliet om de waarschuwing op te stellen en te laten uitzenden.
'Sir, ik heb geprobeerd, tenminste globaal vast te stellen hoeveel 5-d-energie de existentie in Hercules uitstraalt. Dat is mij niet gelukt. Toen vroeg ik mij af, wat er met de ruimteschepen met oude hypermotoren bij hypersprongen gebeurt. Het resultaat heb ik u voorgelegd.' Leyden zweeg. Rhodan glimlachte ondanks de ernst van de situatie. Deze jonge geleerde scheen in alle opzichten uniek te zijn, Ieder ander zou de ontdekking hebben rondgebazuind. Tyll Leyden volstond met twee inleidende zinnen, die nauwelijks iets zeiden en liet zijn berekeningen verder spreken. Daaruit bleek duidelijk, dat alle oude hypersprongschepen bij de overgang in de hyperruimte uit elkaar gescheurd werden. De oorzaak moest worden gezocht in de energiestoten van de existentie, die in de hyperruimte de straalmotoren kortsloten en zouden doen exploderen.
'Maar waar zijn je gegevens, Leyden? Ik kan je zeggen, dat de grote computer op Luna je berekeningen juist heeft bevonden en dat we met negentig procent van de vloot naar Hercules onderweg zijn. Maar waar zijn je gegevens?'
Leyden bukte zwijgend naar zijn koffer, zette hem zwijgend op de tafel en opende hem zwijgend. 'Meer niet?' vroeg Atlan, met een klank van wanhoop in zijn stem. Hij schatte het aantal bladen op enige duizenden.
Zwijgend nam Leyden een pak bijeengebonden bladen. 'Dit zijn de eindresultaten van de berekeningen, die grotendeels met elkaar verband houden.'
Een half uur later zagen Rhodan, Atlan en Bully Tyll Leyden met een verveeld gezicht en langzame passen de hut verlaten.
'Wat een rare snuiter!' zei Bully hoofdschuddend. 'Zegt geen woord teveel!' Maar toen lachte hij, en vervolgde: 'Die Leyden heeft ons geleerd, onze hersens te gebruiken. Ik moet zeggen, die jongeman imponeert me. . . Ja, wat is er?' In de intercom werd naar Reginald Bull gevraagd.
'Sir, hoe meer we ons doel naderen, des te heviger worden de storingen in de hypercom. We kunnen Terra of Arkon bijna niet meer bereiken.' 'Is de waarschuwing voor de oude hypersprongschepen uitgegaan?' vroeg Bully.
'Die is nog overal ontvangen en wordt nu door alle stationaire zenders over de Melkweg uitgezonden. Ik. . . een ogenblik alstublieft. Hier komt een bericht van het eskader bij het Eastside-stelsel. Het luidt: Schepen van de 'Genadigen' uit de ruimte komend en Eastside-stelsel naderend, hebben plotseling hun koers gewijzigd. Zijn nu vermoedelijk op weg naar de reuzenplaneet Hercules. Einde van het bericht.' Juist toen Bully het toestel wilde afzetten, meldde Gucky, de muisbever zich. Hij hield de springworm 'Pietje' enige dekken lager, gezelschap. 'Perry,' piepte hij, 'het gaat slechter met Pietje. Hij vraagt of hij op een oude robotkruiser mag overstappen.'
'Kom naar mijn hut om rapport uit te brengen, kleintje!' zei Rhodan. 'Kan niet, baas!' antwoordde de muisbever. 'Jullie hebben er geen idee van, hoe erg Pietje er aan toe is. Hij is bang dat hij zijn verstand kwijtraakt. Hij praat voortdurend over sterker wordende invloeden, afschuwelijke visioenen en een stem die hem steeds harder roept Perry, we moeten hem overbrengen, anders sterft hij hier aan boord!' Rhodan keek zijn vrienden vragend aan. Ze knikten. 'Goed kleintje. De Eric Manoli stopt en er komt een robotschip langszij. Het zal Pietje door de libratiezone terugbrengen.' 'Maar het moet vlug gebeuren. Pietje kronkelt alsof hij hevige pijnen lijdt. Kijk maar.' Gucky veranderde de beeldhoek van zijn intercom. Op het beeldscherm verscheen de springworm, die zich als in hevige pijn op de vloer kronkelde en als verwilderd naar hen keek. Dat hadden Rhodan, Atlan en Bully niet verwacht. 'Het zal gauw gebeuren, kleintje. Kun je nog met hem praten?'
'Af en toe, Perry. Het is vreemd, maar de aanvallen komen met tussenpozen. Een paar minuten geleden, toen hij er nog niet zo erg aan toe was, zei hij: "Ik heb dit al eens eerder meegemaakt. Maar ik weet niet wanneer." Kun jij daar wijs uit worden, Perry? Ik begrijp er niets van.'
'We hebben nu geen tijd om te praten, kleintje. Ik moet een robotschip laten komen. Zeg tegen Pietje dat hij zo meteen wordt teruggebracht. Maar waarom eigenlijk in een robotschip?'
Gucky begon enige malen te spreken, maar zweeg uiteindelijk. 'Vlug, kleintje! Geef antwoord!' drong Rhodan aan. 'Goed dan! Kort vóór ik jullie opbelde, zei Pietje dat hij bang was dat onze Eric Manoli zou ont . . .' 'Het robotschip is zo dadelijk hier. Probeer hem gerust te stellen, Gucky!'
Hiermee eindigde het gesprek. Er volgde een reeks bevelen. De Eric Manoli stopte, een robotschip werd ontboden en Tyll Leyden geroepen. Maar die kwam weer niet. Bully informeerde ongeduldig waar de expert uithing. Van de commandocentrale kwam de mededeling dat hij de computer voor zijn werk in beslag had genomen. Rhodan legde zijn hand op Bully's arm. 'Zo' zei hij slechts. Bully zag er met tegenzin van af, Leyden door een tweede oproep in Rhodans hut te ontbieden. Een beetje nijdig keek hij Atlan aan, die sinds Leydens verschijning nauwelijks iets had gezegd, en vroeg: 'Wat zegt de admiraal van de manieren van de jonge Terraan?' Atlan lachte spottend en antwoordde: 'Meneer Leyden heeft ruggengraat, en hij kan ook iets.' Intussen was Pietje, de springworm, op het oude robotruimteschip DD-0-586 overgestapt en het schip had al weer losgemaakt, om op tegengestelde koers te gaan, toen vijf Explorers alarm sloegen. Deze schepen, uitgerust met de beste apparaten en bemand met de knapste geleerden, hadden geconstateerd, dat de zwaartekrachtschokken 't afgelopen uur steeds heviger werden en nu op een te verwachten catastrofe schenen te duiden. Ondanks de hevige storingen in de hyperradio-ontvangst had men het alarmerende bericht van de Explorers kunnen ontcijferen. Het werd aan Rhodan doorgegeven, toen Tyll Leyden in diens hut binnenkwam. Hij legde zwijgend een, ruim een meter lange, ponsstrook op de tafel. Rhodan begon onmiddellijk te lezen. Plotseling keek hij Leyden aan en vroeg: 'Morgen al? Morgen tussen 14 en 18 uur standaardtijd? Komt er morgen een eind aan de verandering van het Molkex in existentie? Hoe weet je dat, Leyden?' 'De theorie van Falton bevat zoveel onverklaarbaars, sir! Het is al moeilijk, de existentie te verklaren, die voor de helft vijfdimensionaal en voor de helft vierdimensionaal is. Maar als u de theorie van Falton niet grondig kent, kan ik u niet uitleggen, waarom reeds morgen een eind komt aan de verandering van de Molkexmassa in Hercules en we dan met een superheterodynemonster te maken krijgen.' 'Ik hoop dat je je vergist, Leyden. Heb je gehoord, dat we onze springworm Pietje hebben moeten terugsturen? Hij liet ons weten, dat hij voor zijn verstand vreesde.' Leyden knikte, alsof dat hem helemaal niet verbaasde. 'Verandering van het Molkex, ook bij de springwormen. Kan ik gaan, sir? Ik heb nog iets te doen.'
'Wanneer zul jij eens niets doen, Leyden?'
'Als deze zaak is afgedaan.' 'Dan zal ik je niet ophouden, Leyden.'
Hoe ernstig het gevaar van de verandering van het Molkex voor de Melkweg werd gezien, bleek uit hetgeen het Imperium deed om dit gevaar te bezweren.
Zolang dit sterrenrijk bestond, waren er nog nooit zoveel ruimteschepen bijeen geweest als bij de nadering van het stelsel EX-2115-485 met Hercules en zijn zeven manen. Ook had een vloot nog nooit zoveel zwaartekrachtbommen meegevoerd als deze.
Door de libratiezone van de semiruimte stoven de zwaarste en de lichtste eenheden alle naar één doel. Aan boord van de schepen wist nu iedereen, dat het een kwestie van uren was. Ook wist iedereen, dat hypercomverbinding met Terra of een andere basis door toenemende hyperschokken onmogelijk was. Tot nu toe had slechts één schip zich van zijn eskader losgemaakt en was op tegengestelde koers gegaan: de DD-0-586, een oud robotschip, met de wanhopige springworm Pietje aan boord.
De bemanningen van alle schepen waren paraat. Ze wisten waar het om ging en wat zou worden geprobeerd.
Nog nooit hadden Terranen getracht, een heel zonnestelsel uit de Einsteinruimte te verwijderen. Nog nooit waren onder de deskundigen de meningen over de kans van slagen zo verdeeld geweest. Tyll Leyden, van wie het plan was uitgegaan, liet zich niet van de wijs brengen. Zijn berekeningen spraken ook een te duidelijke taal. Zijn beste bondgenoot was de opperregent zelf! Rhodan bracht de grootste onzekerheidsfactor in Leydens plan weer ter sprake. 'Zal de kracht van 17 maal 5.000 zwaartekrachtbommen en enige honderdduizenden Arkonbommen voldoende zijn om Hercules de hyperruimte in te jagen? Zal de superheterodyne door onze poging niet juist in het leven worden geroepen? Veroorzaken we met het vrijkomen van de energie niet iets wat de superheterodyne zo sterk maakt, dat ze in de normale ruimte-tijdstructuur blijft bestaan, terwijl de rest in de hyperruimte ten onder gaat?' Leyden behoorde tot de mannen die aan boord van de Eric Manoli de leiding hadden. De vragen werden tot hem gericht, en hij antwoordde: 'Ik weet het niet, sir!'
'Zou je met de theorie van Falton niet verder komen, Leyden?' 'Dat geloof ik niet, sir.' Hij had er een hekel aan vragen te moeten beantwoorden. Dat was aan hem te zien.
Bully bemoeide zich er ook mee en vroeg: 'Heb je geen vage voorstelling van de middelen waarmee de Oldtimers de overladingszone schiepen, waarop 1,2 miljoen jaren geleden de superheterodyne strandde? Jij kent de Zingende Berg beter dan ieder ander die met je op Impos was!'
Leyden keek hem enige ogenblikken peinzend aan en antwoordde toen: 'Eigenlijk kent niemand de inhoud van de Zingende Berg. Wat na eeuwen door onze archeologen werd blootgelegd, gaf ook geen geheim prijs.'
Bully gaf zich nog niet gewonnen. Hij vroeg weer: 'Hoe verklaar jij de hoge intelligentie van de springwormen, terwijl de superheterodyne noch instinct noch intelligentie bezit? Dat is toch in eclatante tegenspraak met elkaar?' 'Nee, dat is het niet, wanneer men rekening houdt met het feit; dat de springwormen uit de Molkexmassa afkomstig zijn, maar dan een Molkex, dat door de explosie van de superheterodyne in een omzettingsproces verkeerde. Dit proces binnen geringe Molkexmassa's vergeleken bij de enorme hoeveelheid die zich in Hercules had verzameld, verliep minder op energetisch dan op organisch terrein. Deze ontwikkeling strekte zich over een miljoen jaren uit. De energetische eigenschappen van het Molkex, dat praktisch onverwoestbaar is, werden als enig kenteken ongewijzigd door de springwormen overgenomen. De nauwe relaties die ook nu nog tussen de Molkexmassa in Hercules en alle springwormen bestaat, zijn bewezen door het gedrag van Pietje. Ik heb deze redenering niet ter goedkeuring aan een computer voorgelegd, sir. Als u mijn conclusie afwijst, is dat uw goed recht.' Nu vroeg ook Atlan. 'Leyden, hoe verklaar je de volgende tegenstrijdigheid: Het Molkex in Hercules is door de zwaartekrachtschok van 4 augustus laten we zeggen, weer opgeleefd. Om weer superheterodyne te worden, heeft het geweldige hoeveelheden extra kracht nodig. Die haalt het uit de resterende materie in Hercules, die geen Molkex is. Tot zover is het duidelijk. Maar het beschikt nu niet meer over voldoende kracht. Hoe kan het dan nu al onafgebroken energie uitstralen? Aan de ene kant heeft het er niet genoeg van en aan de andere kant verspilt het het weinige waarover het beschikt. Wel, Leyden, hoe verklaar je dat?'
'Daarin zie ik geen tegenstrijdigheid, sir,' antwoordde Leyden, zonder ook maar een seconde te aarzelen. 'De superheterodyne is deels vierdimensionaal en deels vijfdimensionaal en haalt haar energetische voeding uit beide dimensies. Hercules is met zijn materie echter vierdimensionaal. Wat u als verspilling ziet, is niets anders dan het opnemen van energetisch voedsel in het vijf dimensionale vlak. We zien zelf hoe het in ons gebied Hercules opslokt; het andere vinden we als restenergie in de hyperruimte, maar is door de superheterodyne als opwekking in de vorm van 5-d-ruimte-tijd-eenheden daarin uitgestraald en noodzakelijk. U kunt er natuurlijk heel anders over denken, sir.' 'Ja, dat kan ik.' mompelde Atlan hoofdschuddend en zweeg verder. Hij kon aan Bully merken, dat deze het niet met de jonge geleerde eens was.
Waarom verdedigde deze man zijn goed gefundeerde meningen niet met meer nadruk? Had Tyll Leyden dan helemaal geen eerzucht?
Het stelsel EX-2115-485 was door de ruimteschepen van het Imperium hermetisch afgegrendeld. Binnen de omsingeling bevonden zich 5.000 automatisch bestuurde slagschepen en ongeveer driehonderd van de zwaarste schepen met Terraanse bemanningen.
Ze waren, gelijkmatig verdeeld, op alle zeventien manen van het stelsel geland en in een hel van aardbevingen terechtgekomen. Geen van de commandanten durfde ook maar één man naar buiten te sturen. De zwaartekracht- en Arkonbommen werden door robots uitgeladen. Alle beschikbare robotreserves waren ingezet. De bemanningen keken via de beeldschermen huiverend toe. De normale radio was betrekkelijk ongestoord, maar de hypercomtoestellen werkten niet. Binnen gezichtsbereik van Hercules betekende het inschakelen van deze toestellen hun vernietiging. Van tijd tot tijd werd met grote vertraging van een andere maan een bericht ontvangen. De commandanten van de zware eenheden hielden elkaar op de hoogte van de stand van zaken bij het uitladen van de bommen.
Robots zweefden met de zware bommen omlaag, ontdeden zich beneden van hun allesvernietigende last en stegen vlug weer op naar de openstaande sluizen van hun schepen.
De ruimteschepen op Impos meldden, dat ze hun lading hadden gelost. Kort daarna kwamen dezelfde meldingen van de manen 6, 9, 14 en 15; als laatste verlieten de schepen die op de tweede maan hun lading bommen hadden gelost, het stelsel. Tijdens dat werk hadden ze viermaal hun losplaats duizenden kilometers moeten verleggen, omdat de grond onder hen openscheurde. Toen waren er nog maar 5.000 slagschepen in het stelsel. Ze hadden zich op gelijke onderlinge afstanden om de zon gegroepeerd. Het Imperium had deze enorme vloot reeds afgeschreven. Geen van de robotschepen had een kans om aan het onheil dat over EX-2115-485 zou komen, te ontsnappen.
De geschutskoepels waren met robots bemand. Zij kenden geen gevaar of angst. Ze hadden de zon EX-2115-485 in het vizier en wachtten nu op het bevel, om van alle 5.000 schepen tegelijk, langs bliksemsnelle spiralen zwaartekrachtbommen te lanceren. Volgens de berekeningen kon elk schip drie achtereenvolgende salvo's lossen en zou dan met de zon in de hyperruimte worden geslingerd. Eén hemellichaam in het stelsel was ongemoeid gelaten: Hercules, de planeet die al veel kleiner was geworden. Op Hercules waren geen zwaartekrachtbommen uitgeladen en zouden er ook niet op afgeschoten worden.
In de commandocentrale van de Eric Manoli heerste een eigenaardige spanning. De machtige vloot van het Imperium had zich in de semiruimte teruggetrokken, en van daaruit werd via de reliëftasters door alle schepen het stelsel EX-2115-485 gadegeslagen. Het aftellen naar het tijdstip waarop het grootste en meest gewaarde experiment dat de mensheid ooit had ondernomen, zou plaatsvinden, was reeds begonnen, toen op de radar snel vliegende objecten met koers naar dit zonnestelsel werden waargenomen.
Er verstreken seconden van zenuwslopende spanning. Enige duizenden geschutkoepels werden op de nog ver verwijderde doelen gericht. Zou het aftellen onderbroken worden en eenheden in de normale ruimte worden gestuurd, om de naderende ten dode opgeschrevenen het binnenvliegen van het stelsel te beletten? Aan boord van de Eric Manoli werden de objecten iets eerder herkend dan aan boord van de andere schepen. 'Zonder twijfel oorlogsschepen van de 'Genadigen'!' Op dat moment verscheen Tyll Leyden bij Perry Rhodan. 'Sir,' zei hij, 'u mag het aftellen niet onderbreken! De verandering van het Molkex kan elk ogenblik eindigen. Kijkt u eens naar de 5-d-energiestromen, die nog nauwelijks het karakter van schokken hebben.' Hij wees naar een in blauw licht stralende curve, die verbazingwekkend vlak was geworden en nog slechts zwak pulseerde.
'Maar de 'Genadigen', Leyden.' Deze haalde zijn schouders op. 'Zoals u wilt, sir. Ik geloof dat ik de laatste tijd vaker en regelmatiger had moeten ontbijten.' Hij verdween achter de computer. Rhodan keek hem verbluft na.
Bull legde een hand op zijn schouder. 'Laat het aftellen doorgaan, Perry! We mogen terwille van een paar Molkexschepen niet de hele Melkweg op het spel zetten.' 'Over twee uur,' antwoordde Rhodan, die nog geen besluit had genomen. Juist op dat moment kwam er een melding binnen, die hem hevig deed schrikken.
De springworm Pietje had in een vlaag van verstandverbijstering met zijn enorme kracht het oude robotruimteschip dat hem aan boord had genomen, vernield. Meer dan twintigduizend lichtjaren van dit stelsel verwijderd, waren door robots uitgezonden noodsignalen abrupt afgebroken. Een schip van het Imperium, dat toevallig in de buurt was, had zich naar de plaats van het ongeluk gerept en daar nog slechts wat wrakstukken aangetroffen. Geen spoor van de springworm Pietje!
'Verdomme!' zei Bully, in een poging om met die krachtterm zijn ontroering te verbergen. 'Jammer van hem,' zei Rhodan, 'even jammer als het van elke vriend zou zijn.'
Plotseling keek hij op. Over drie seconden zou het tijdstip zijn gekomen. De ondergang van het zonnestelsel kon niet meer worden tegengehouden.
Robot BG-087-653 zat bij de hoofdschakelaar van zijn vuurleidingcentrale. Met zijn lenzen volgde hij de slingerende beweging van een wijzer. Evenals in duizenden robots op 5.000 robotschepen draaide in hem het programma. Dat hij met het eindigen van het programma zou ophouden te bestaan, deerde hem niet. Hij zag het einde van de X-tijd in code tekens naderen. De zwaartekrachtbommen van zijn schip meldden zich ononderbroken paraat. De richtautomaten hadden de geschutskoepels op de zon EX-2115-485 gericht, evenals aan boord van 4.999 andere robotschepen. Nog tien tijdeenheden! Robot BG-087-653 keek. Achttien krachtstations in het ruimteschip voorzagen de zwaartekrachtkanonnen van de nodige energie. Met het eerste salvo werden tien zwaartekrachtbommen op de zon afgeschoten; hetzelfde gebeurde op hetzelfde tijdstip op 4.999 andere robotschepen! Wat een zwaartekrachtbom was en dat ze slechts op bepaalde doelen konden worden afgeschoten, interesseerde robot BG-087-653 niet, evenmin als hun uitwerking en dat ze een heel zonnestelsel moesten doen vergaan. Nog één tijdeenheid! De robot bewoog zich niet. Hij keek slechts. Aan de heftige uitslag van een wijzer, zag hij dat het eerste salvo was afgeschoten. Het tweede volgde! Nu het derde.
En toen was overal alleen nog zon. Er was geen van de 5.000 robotschepen meer! Ze waren in een fractie van een seconde verdampt. Gelijk met de explosie van de 300.000 Arkonbommen op de 17 planeten waren 17 maal 5.000 zwaartekrachtbommen in de zon geschoten. Het scherm van de reliëftasters flitste angstwekkend blauw op. Waar zoeven nog manen om een grote planeet draaiden, verspreidde zich nu een blauw licht in alle richtingen. Het sprong over naar Hercules, die er in verdween. De zon werd een felblauw monster, groeide sneller dan met het oog kon worden gevolgd, en iedereen aan boord van de Imperiumschepen had het gevoel, die stralende wolk, die zich razendsnel naar alle richtingen uitbreidde, al minutenlang te zien.
Rhodan, Bully, Atlan en Leyden hadden voor het unieke schouwspel nauwelijks een blik over gehad. Ze stonden voor een groot toestel naast de computer en keken naar het heftige slingeren van de wijzers, het verschijnen en weer verdwijnen van amplitude en de snelle wisseling van kleuren op een klein, indirect verlicht scherm.
Twee seconden geleden was de vernietiging van het stelsel begonnen. Het verzette zich er nog geen vier seconden tegen. In die korte tijd hadden enorme aanvallen ontploffende bommen zoveel materie in energie veranderd, dat de normale ruimte die ontzettende spanning niet meer kon bevatten en het teveel in de hyperruimte stootte. De tijdmeter van het toestel wees 4,37 seconden aan, toen het bezweek. Mannen die anders geen angst of schrik kenden, gilden. Er was een bliksemflits uit de lichtende wolk geschoten. Niemand kon naderhand zeggen in welke richting. Maar met die bliksemflits scheen tevens het einde van de wolk te zijn gekomen. Het blauwe licht werd nog feller. Maar naarmate het feller werd, zo fel dat men er niet meer op de radarschermen naar kon kijken, werd de wolk sneller kleiner. Plotseling werd het minder. De wolk straalde nu een zacht blauw licht uit, dat een kalmerende invloed had en sommige mannen in de commandocentrale van de Eric Manoli een zucht van verlichting deed slaken.
Maar Tyll Leyden niet. Hij had bij de reliëftaster plaatsgenomen, toen het toestel bij de computer was uitgevallen. Hij keek naar de wolk alsof zijn leven er van afhing. Om hem heen ontstonden de eerste gesprekken. Er werd over Hercules gesproken. De grootte van de wolk werd berekend. De computer hield zich bezig met het spectrum van de lichtende wervel.
Leyden hoorde elke opmerking en verstond ieder woord. Eén vraag hield hem bezig! Was ook Hercules en met hem het Molkex de hyperruimte ingeslingerd, toen die bliksemflits de halve Melkweg opschrikte? Niemand kon daarop een antwoord geven.
Bully kwam naar Leyden toe, keek hem scherp aan en vroeg nog scherper dan zijn blik al was: 'Wel, meneer Leyden? Het zonnestelsel hebben we vernietigd, maar ook het Molkex? Of hebben we nu een supersterke superheterodyne gefokt?' De blik uit Leydens ogen veranderde niet. Dat een van de machtigste mannen van het Imperium hem dwong, een standpunt ten opzichte van hun experiment in te nemen, leek hem niet te interesseren. 'We moeten geduld hebben, sir,' antwoordde hij. 'U en ik en alle anderen. Het zal enige tijd duren voor de vijfdimensionale verstoring is uitgewerkt. Men kan natuurlijk van mening verschillen en in de bliksemflits die velen hebben gezien, een gravitatisch nevenverschijnsel zien. Voor mij is het meer geweest. Voor mij is het het laatste werk van de wachters voor allen geweest. Die bliksemflits kwam van Impos, van de machines in de Zingende Berg. Hij heeft de oververzadigingszone veroorzaakt. Niet wij, maar de Oldtimers hebben voor de tweede keer de superheterodyne vernietigd. Maar ik kan het u niet kwalijk nemen, sir, als u er anders over denkt.'
'Kun jij eigenlijk wel iemand iets kwalijk nemen?' vroeg Bully nijdig. Leyden vertrok geen spier. 'Daarin vergist u zich toch, sir. Een van mijn collega's op Impos, Sascha Populos, dacht dat hij ongestraft handtastelijk kon worden. Naderhand kreeg ik van de expeditiedokter het verwijt te horen, dat hij Populos bijna niet had herkend. Over deze manier van verdedigen lopen de meningen natuurlijk uiteen.'
Bully draaide zich om en liep weg. Toen hij bij Rhodan kwam, zei hij geërgerd: 'Die meneer Leyden is een verschrikkelijk flegmaticus. Geloof jij dat verhaal met die Populos?' Rhodan nam hem terzijde en zei: 'Laat je niet door uiterlijkheden bedriegen m'n waarde. Ik heb een paar dingen over Leyden gehoord, die mij verbaasd deden staan. Iedereen heeft zijn eigenaardigheden, jij, ik, wij allemaal, maar die van Leyden vallen in het niet bij wat hij heeft gepresteerd. Ik heb tot vandaag pas één man ontmoet, die een volkomen nieuw, ik zou haast zeggen, onwezenlijk probleem op het spoor kwam en pas een stap naar voren deed, toen hij de oplossing al in zijn zak had. Die man is Tyll Leyden. Is hij niet uniek?' Bully behoefde hier geen antwoord op te geven. Het hyperradioverkeer was weer storingvrij. Er kwamen ontstellende berichten binnen. Er werden honderden ruimteschepen met hypersprongmotoren vermist. Tot 20.000 lichtjaren in de omtrek had de 5-d-explosie het universum verstoord. Maar bij de vele Jobstijdingen was één verheugend bericht. Een Terraans ruimteschip had Pietje volkomen uitgeput in de ruimte zwevend aangetroffen en hem opgepikt. De springworm had zich daarna in korte tijd weer hersteld en liet Perry Rhodan meedelen: 'Ik heb me nog nooit zo vrij en goed gevoeld als nu. Die onbeschrijflijke druk is van mij weggenomen, maar ik ben er bijna aan ten onder gegaan!' Er trok een blijde glimlach over Rhodans gezicht. Bully straalde en Arkonide Atlan lachte tevreden. Elk verheugde zich op zijn manier. 'Waar is Leyden?' vroeg Bully en keek om zich heen. 'Hij moet de boodschap van Pietje horen. Die is immers het beste bewijs dat er geen superheterodyne meer bestaat? Nu geloof ik ook dat die bliksemflits binnen de werkingssfeer van de zwaartekrachtbommen uit het machinepark van de Zingende Berg is gekomen. Maar dan . . .' Hij zweeg ontsteld. Atlan kruiste zijn armen over zijn borst. Hij maakte de zin af die Bully niet wilde uitspreken. 'Dan is daarmee tevens bewezen, dat wij niet in staat waren een overladingszone te veroorzaken om daarin het Molkex of de superheterodyne te vernietigen. Wij zouden het met onze poging waarschijnlijk alleen maar sterker dan ooit hebben gemaakt, als we niet letterlijk in de laatste seconde de technische hulp van de Oldtimers hadden gekregen. Maar ik zou graag van Leyden horen, hoe hij op het idee kwam, dat die bliksemflits uit de Zingende Berg kwam. Waar is Leyden?' Hij werd via de intercom opgeroepen.
'Ja, sir,' antwoordde hij. 'Kom bij ons in de centrale.' 'Graag, maar niet voordat ik ontbeten heb. Over 23 minuten is mijn schafttijd om.
Bully hijgde naar adem; Atlan stond paf. Maar Rhodan glimlachte. Hij wist dat voor Tyll Leyden de 'schafttijd' heilig was.
Bommen op de zon van Hercules, dat was na het ontwaken van de superheterodyne de laatste kans voor de Melkweg!
Terranen vernietigden dus de substantie waaruit vele duizenden jaren geleden de springwormen ontstonden. Niettemin durven ze de springwormen een bondgenootschap voor te stellen. Tyll Leyden vliegt naar Tombstone, met het CONTACTSCHIP TERRANIA. Hierover meer in het volgende deel.