i2

K. BRAND

Het zonne-imperium is de belangrijkste handelsmacht aan de rand van de Melkweg geworden, maar desondanks is de situatie niet rooskleurig: men heeft intussen de teleurstellende ervaring opgedaan, dat er in de Melkweg een macht is, die noch voor Arkoniden, noch voor Terranen sympathie voelt: de Akonen uit het 'Blauwe stelsel!'

En dus zijn het ook de Akonen, die op zekere dag het plasma-monster op de mensheid loslaten ...

HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN:

Perry Rhodan - regent van het zonne-imperium.

Luitenant Harald Fitzgerald - dienstdoend officier op station Ori-12-1818.

Walt Ballin - een journalist, voor wie Perry Rhodan zich bijzonder interesseert.

Jeff Garibaldi - agent van de solaire veiligheidsdienst.

Vu-Pooh - kapitein van het energiecommando van Akon.

Reginald Bull - hij heeft het over een koekoeksei, omdat hij Mal-Se nog niet kent.

Gucky - de muisbever heeft een antipathie tegen robots.

'Die man zou ik graag leren kennen,' zei Perry Rhodan, toen hij de Europa News dichtvouwde en daarna op de naam wees, die onder het hoofdartikel stond. 'Walt Ballin ...' Hij proefde als het ware de klank van de naam, terwijl hij van achter zijn werktafel uitkeek over Terrania.

De dagelijkse informaties, die zijn persagenten voor hem selecteerden uit de papieren jungle van imperiumkranten, vonden vandaag bij Perry Rhodan een unieke weerklank. Hij, die de pers niet vriendelijk, maar ook niet vijandig gezind was, had zoeven de wens geuit om een journalist te leren kennen. Allan D. Mercant, chef van de solaire veiligheidsdienst, keek Rhodan vragend aan, maar daar reageerde de eerste regent van het zonne-imperium niet op. Hij keek nog steeds uit het raam, liet zijn blik over de huizenzee van Terrania glijden tot hij tenslotte bleef rusten op de in een parklandschap veranderde Gobi-woestijn. 'Er is verantwoordelijkheidsgevoel en moed voor nodig om ons bezig te houden met de vraag of wij een destructieve politiek bedrijven, Mercant. Meestal loont het de moeite niet om zulke agressieve pennenvruchten te lezen, maar deze Walt Ballin heeft in zijn artikel argumenten aangevoerd, waar wij zeker op moeten ingaan. Maar vooral interesseert mij zijn bewering, dat we verzuimd zouden hebben om de individuele mens er op voor te bereiden, in een kosmisch kader te denken. Mercant, heeft deze Walt Ballin geen gelijk?' Het smalle gezicht van de chef van de veiligheidsdienst was naar Rhodan toegewend. 'Het is makkelijk om kritiek uit te oefenen, Sir,' sprak hij hem kalm tegen. 'We kunnen de ontwikkelingsgang van de mensheid niet nog sneller doen verlopen. We hebben de plicht om ons te richten op de middelmaat. Een uitvoerige verklaring van onze kant, hoe het rommelt in de Melkweg, welke dreigende gevaren er bestaan voor het zonne-imperium, of dat wij onlangs midden in de Melkweg een volk ontdekt hebben, dat zelfs in alle opzichten superieur is aan de Arkoniden, zou de massa van het volk niet alleen in verwarring brengen, maar tot revolutie aanzetten.' 'Liever nu onrust, Mercant, dan op een tijdstip, waarop we dat absoluut niet gebruiken kunnen. Hoe graag ik anders ook bereid ben om je adviezen op te volgen, deze keer moet ik deze Walt Ballin gelijk geven en samen met hem zeggen: Wij bedrijven een politiek van zelfvernietiging, als wij de Terranen, en daarmee bedoel ik de massa van het volk, niet tot burgers van het universum maken!

Het individu, de man in de straat moet zich met ons verbonden voelen. Maar dat is alleen mogelijk, als wij hem onze zorgen en problemen laten delen. En dat, beste Mercant, doen wij niet, en dat verwijt Walt Ballin ons. We kunnen toch niet de paniek op aarde vergeten, toen de Droef-vloot zich plotseling in ons stelsel bevond, en daarna de robotruimteschepen van Arkon opdoken en tegelijkertijd de schepen van de Galactische handelaars.

We moeten de mensen er stap voor stap op voorbereiden, dat er in het centrum van de Melkweg een volk leeft, dat ons verreweg de baas is en dat we er rekening mee moeten houden, dat het ons een vijandig bezoek zal brengen. En als deze Walt Ballin zich houdt aan wat hij in zijn artikel beloofd heeft, dan is hij de man voor deze taak. Daarom zou ik hem zo snel mogelijk willen leren kennen. Wanneer kan hij hier komen, Mercant?'

Allan D. Mercant glimlachte. 'Sir, Walt Ballin is journalist, en journalisten zijn een bijzonder soort mensen. Hopelijk vindt hij de weg naar Terrania, als de veiligheidsdienst hem in uw naam uitnodigt u te bezoeken. Ik hoop, dat hij hier morgen arriveert.'

Toen Walt Ballin via de visifoon van de Europa News een gesprek had met Yvonne Berclais, dacht hij al niet meer aan het hoofdartikel, dat hij voor de eerste juni-editie van zijn krant geschreven had. De bezoeker, die in de voorkamer wachtte, moest maar blijven wachten; belangrijk kon zijn bezoek niet zijn. Walt Ballin kende niemand met de naam Garibaldi, maar het was voor hem wel zeer belangrijk, voor vanavond een afspraak met Yvonne te maken om eindelijk eens met haar in het reine te kunnen komen. 'Dus vandaag om twintig uur bij de Trois poulardes, chérie? Ik laat een tafel reserveren, links vooraan, als je het goedvindt?'

Yvonne Berclais was een betoverende jongedame, met donkerbruin haar, elegant en ondanks haar jeugdige leeftijd, tweeëntwintig jaar, over de hele wereld bekend. Als la Berclais haar heldere sopraan liet klinken en haar optreden uitgezonden werd door de televisie, dan luisterden er honderd miljoenen mensen naar deze goddelijke stem. Maar nu was Yvonne Berclais niet de zangeres, maar een op Walt Ballin verliefd, jong, gelukkig meisje.

'Ik verheug me op deze avond, Walt, en deze keer zal ik op tijd zijn. Je hoeft niet op me te wachten. Tot straks!' Ze had afgebeld, maar Walt Ballin, zevenentwintig jaar oud, desondanks reeds schrijver van hoofdartikelen voor de Europa News, bleef naar het beeldscherm van de visifoon staren. Toen klonk er boven hem een beschaafd zoemend geluid; Ballin werd herinnerd aan de onbekende bezoeker in de voorkamer. 'Laat maar binnen!'

"Walt Ballin bevond zich in een uitstekend humeur.

Hij dacht aan Yvonne, terwijl hij zijn bezoeker verstrooid begroette. Hij dacht dat hij Yvonne zag, terwijl de bezoeker zich na zijn uitnodigende gebaar in een stoel liet zakken. Yvonne zou hem vanavond bij de Trois poulardes niet laten wachten, en hij moest de tafel zeker snel reserveren, anders was hij te laat met zijn bestelling. Maar wat zei zijn bezoeker? Wie was het eigenlijk? Hoe zag de man er uit?

'Wat... eh, pardon? Wat zei u?' Verward staarde Walt Ballin de kaalhoofdige man aan, die een verbazingwekkende bierbuik had en zo klein was, dat zijn hoofd maar net boven de leuningen van zijn stoel uitstak. De dikke man deed zijn verhaal opnieuw.

Walt Ballin spitste verrast zijn oren. Wat was dat? Had men zijn hoofdartikel van eergisteren reeds voorgelegd aan de eerste regent? 'Nou, en?' Ballin was geschrokken. Hij combineerde en zag al de grootste moeilijkheden en ruzies naderen met de hoofdredactie! Ze hadden al bezwaren gemaakt, toen hij aangedrongen had op toestemming voor het drukken van dit hoofdartikel.

'Op grond van uw artikel ben ik door mijn chef, de leider van de solaire veiligheidsdienst… Walt Ballin hoorde slechts solaire veiligheidsdienst en zag zich reeds als werkloze journalist op straat staan. De avond met Yvonne kon hij wel doorstrepen in zijn agenda. Maar wat was het verband tussen zijn hoofdartikel en de solaire veiligheidsdienst? Sinds wanneer was er op aarde weer perscensuur?

'Waar moet ik naartoe? Naar Terrania?' vroeg Walt Ballin nors. Hij had weer de helft niet gehoord en het verzoek om Terrania te bezoeken in verband gebracht met de solaire veiligheidsdienst.

'Ja, Mister Ballin, want u kunt natuurlijk moeilijk verwachten, dat de eerste regent naar Parijs komt om met u te spreken.'

Spreken had de bezoeker met het kale hoofd en zijn dikke buik gezegd; een gesprek met Perry Rhodan! Walt Ballin stak een sigaret op en inhaleerde vier maal zeer diep. Daarna drukte hij de sigaret uit in de asbak en stond op.

'Eén april, daar doen we niet meer aan,' zei Walt Ballin tamelijk scherp, 'en ik kan me ook niet zo goed voorstellen, dat de eerste regent over zoveel tijd beschikt, dat hij dagelijks alle hoofdartikelen van de wereldpers kan lezen ...' De kleine man had zijn koffertje opengedaan en overhandigde Ballin een plastic strook ter grootte van een briefkaart. 'Mister Ballin, uw ticket. Maar u vliegt niet met een van de lijnvliegtuigen. Een space-jet arriveert vandaag om 13.40 uur op de ruimtehaven op sector 68-B en wacht op u. Wilt u mij alstublieft aandienen bij uw hoofdredactie, zodat ik uw vakantie definitief kan regelen, Mister Ballin?' Die was allang buiten adem. 'Langzaam!' protesteerde hij nu. 'Ik ben nog niet op weg naar Terrania, Mister... Hoe was uw naam ook al weer?' 'Jeff Garibaldi, Mister Ballin, maar in mijn geval gaat niet op, nomen is omen. Mijn ouders komen uit Italië...' 'En uw grootvader was de beruchte...?'

'Mijn overovergrootvader, Mister, alleen was hij niet berucht, maar reeds tijdens zijn leven beroemd!' Allan D. Mercant had heel goed geweten, welke man uit zijn dienst hij op de journalist af moest sturen, en wat op dit moment klonk als een oppervlakkig gesprek, was in werkelijkheid een psychologische truc die er toe diende om Walt Ballins opwinding af te zwakken. Ballin moest onwillekeurig grijnzen, toen hij deze Jeff Garibaldi, klein, dik en kaalhoofdig, met de Italiaanse vrijheidsstrijder Garibaldi vergeleek. Jeff Garibaldi wist precies waarom Ballin grijnsde, maar hij zei daar niets over, hij was tevreden met de gang van zaken.

'En wat moet ik met het ticket, Mister Garibaldi? Wat moet ik in Terrania? Het idee, dat uitgerekend de eerste regent met mij over mijn hoofdartikelwil praten is toch absurd! Daar zit toch iets anders achter!'

'Mister Ballin, de solaire veiligheidsdienst heeft opdracht gekregen een invitatie vorm te geven, verder gaan mijn instructies niet.' 'Maar dat is toch belachelijk,' zei de journalist opgewonden en greep zijn vormeloze bezoeker beet bij zijn revers.

'U bent wat anders van plan. De argumenten, op grond waarvan ik gevolg zou geven aan een invitatie van Rhodan, zijn doorzichtig. U weet, dat ik op de eerste van deze maand in mijn hoofdartikel de regering van het zonne-imperium aangevallen heb, en op grond hiervan wilt u mij monddood maken. Als u daarin niet slaagt, zal u mij moeilijkheden bezorgen met de hoofdredactie en erop toezien, dat ik onmiddellijk ontslagen wordt! Zo, en vertelt u mij nu eindelijk eens waarom u hier gekomen bent, Mister Garibaldi. Het lijkt mij, dat nomen toch omen is!' De kleine dikke man lachte nu welwillend. 'Mister Ballin, mijn beroemde voorouder was geen bandiet, en de solaire veiligheidsdienst bestaat niet uit kidnappers en ook niet uit gangsters. Alstublieft, kent u het insigne van de veiligheidsdienst? U kunt ook mijn opdracht inzien. Ik overtreed hiermee de regels, maar ik neem dit risico om u te overtuigen. Perry Rhodan, en niet de solaire veiligheidsdienst, wil met u praten. Mister Ballin, dat is toch een unieke kans! Welke journalist kan zeggen, dat hij de regent alleen geïnterviewd heeft?'

'U had prediker moeten worden en geen lid van de solaire veiligheidsdienst,' antwoordde Walt Ballin nog steeds wantrouwig.

Het idee, dat Rhodan door zijn hoofdartikel op hem, de kleine journalist, opmerkzaam zou zijn gemaakt, was zo ongelooflijk, dat hij deze uitnodiging gewoonweg niet kon geloven. 'Mister Garibaldi, betaalt de solaire veiligheidsdienst mijn visifoongesprek met Terrania?' informeerde Ballin. 'Met wie wilt u daar spreken? Misschien met Rhodan?' vroeg de kleine dikke man met goedgespeelde onverschilligheid.

'Wie anders? Als hij zo graag wil, dat ik naar Terrania kom, dan zal hij er toch wel niets op tegen hebben, als ik me nu alvast met hem in verbinding stel, of...?'

Deze vraag kon Mister Jeff Garibaldi niet beantwoorden, maar hij verklaarde, dat het kantoor van de solaire veiligheidsdienst in Parijs de kosten van een gesprek met Terrania op zich zou nemen.

'Dan ben ik nieuwsgierig!' kon Walt Ballin alleen nog maar zeggen en stond op.

Hij bracht een verbinding tot stand met de visifooncentrale van de Europa News, die, hoewel hij geen Franse naam had, qua oplage de grootste krant in de Franse taal was. 'Een gesprek met Terrania, gesprekspartner: eerste regent Rhodan!' vroeg Ballin.

'Pardon, wie? klonk de stem van de computer.

'Perry Rhodan!' herhaalde Ballin vastbesloten en keek Garibaldi aan. De verbinding met Terrania kwam tot stand, uit het nauwelijks merkbare trillen van het beeld bleek dat in Terrania een positronisch relais de dienstaansluitingen van Rhodan aftastte. 'Ja, wat is er?' Walt Ballin slikte.

De machtigste man van het zonne-imperium keek hem op het beeldscherm met zijn grijze ogen aan.

'Als ik het goed begrepen heb, dan bent u Walt Ballin? Kan ik u vandaag nog in Terrania verwachten, Mister Ballin? Zou u mij op de hoogte willen stellen van uw aankomst?' hoorde de verblufte journalist Rhodan vragen.

'Ja, Sir, ja . ..,' kon hij alleen maar stamelen.

Een vluchtige glimlach gleed over Rhodans gezicht. 'Ik verheug me erop, met u te kunnen spreken, Mister Ballin. Is er verder nog iets?'

'Nee, Sir... Dank u wel, Sir ... Verder is er niets, Sir!'

Het zweet liep tappelings over Walt Ballins rug.

Het beeldscherm werd even grijs, gloeide toen weer op en werd weer licht. Mister Jacquuse, de eigenaar van Europa News bevond zich voor het beeldscherm aan de andere kant. 'Mister Ballin, hebt u zoeven zonder toestemming een globegesprek gevoerd?' klonk de scherpe vraag. 'Zeker!' antwoordde Walt Ballin en had op dit moment al zijn onzekerheid verloren. 'Ik heb met de eerste regent gesproken en hem voor zijn uitnodiging bedankt, Mister Jacquuse.' 'Met Perry Rhodan, Ballin? Jij …?' Walt Ballin bekommerde zich niet om het onbegrip van de ander en maakte handig gebruik van de situatie. 'Ik word om 13.40 uur verwacht in een space-jet op onze ruimtehaven, Mister. Ik zou u willen verzoeken mij voor het bezoek in Terrania onbeperkt verlof te geven. Het visifoongesprek . ..' 'Maar beste Ballin,' onderbrak Mister Jacquuse hem met een royaal gebaar, 'je verlof is natuurlijk toegestaan, en wij dragen natuurlijk de kosten van het gesprek. Maar voordat je vertrekt naar de ruimtehaven, schrijf je nog wel even je artikel voor de avondeditie, nietwaar?'

Walt Ballin wist van niets. 'Maar beste Ballin. . .,' en Ballin kon zich ook niet herinneren, dat hij door de arrogante Jacquuse ooit met beste aangesproken was. 'Ik laat de machines stopzetten. We vullen de hele eerste pagina met het nieuws, dat de eerste regent Perry Rhodan onze hoofdartikelenschrijver als adviseur naar Terrania heeft geroepen.'

Op dit moment nam Walt Ballin ontslag, zonder het woord ontslag ook maar in de mond te hebben genomen. 'Mister Jacquuse,' viel hij de eigenaar van de Europa News in de rede, 'ik ben Perry Rhodans adviseur niet, noch iets wat daar op lijkt! Ik geef u geen toestemming een artikel in deze vorm te brengen. En omdat het nu 12.58 uur is, verlaat ik thans reeds dit gebouw, goedendag, Mister Jacquuse!' 'U had beter afscheid kunnen nemen, Mister Ballin,' liet de kleine dikke man zich nu horen en stond op uit zijn stoel. 'Als het gesprek met Perry Rhodan achter de rug is, dan is er in dit krantengebouw geen stoel meer voor u over. Maar vergeet u uw ticket niet. Zonder dit bewijs komt u niet langs de robot. Zullen we gaan?

Om 12 uur standaardtijd nam luitenant Harald Fitzgerald weer het commando over, over het relaisstation Ori-12-1818. Sergeant Stainless had geen bijzondere voorvallen te melden en vertrok naar zijn hut, om van een welverdiende rust te gaan genieten. Ori-12-1818 beschreef een baan om het grootste stelsel in het sterrenbeeld van Orion, de geelrode reus Betelgeuze. Deze superzon, vijf keer zo groot als Sol, had eens veertien planeten gehad, maar in het jongste verleden, honderd achttien jaar geleden, had hij de derde planeet bij een atomaire explosie verloren. Indertijd waren in dit gedeelte van de Melkweg de grote vloten van Springers en Topsiders op elkaar gestoten. De Galactische handelaars hadden in de Topsiders bondgenoten gezien tegen de gehate Terranen, maar de Topsiders geloofden Conrad Deringhouses waarschuwing, dat de Springers alleen kwamen om Topsids macht te vernietigen. De lachende derde was Perry Rhodan geweest, die uit was op het versluieren van de positie van de aarde en die door een kunstgreep de gegevens van de boordcomputer op een handelsschip vervalst had. Daarna was de derde planeet van de Betelgeuze de aarde, het afgrijselijke geweld van Arkonbommen had deze onbewoonde planeet vernietigd.

Alleen nummer vier, de planeet Aqua, net zo groot als de aarde en met een oppervlakte die voor 95 procent uit water bestond, bracht leven voort. Op het enige continent van deze planeet, dat bijna zo groot als Europa was, had Terra al vele jaren geleden een handelsnederzetting en een militaire vlootbasis opgericht. De naam Aqua was in de loop van enkele tientallen jaren in vergetelheid geraakt, deze planeet, zoals alle andere planeten van de Betelgeuze, droegen alleen nog maar een nummer, en drie was vier geworden, en de laatste planeet, een methaangasgigant, had nummer dertien.

Om de drie maanden werd de bemanning van het servicestation van de derde planeet afgelost. Nadat luitenant Fitzgerald alle controlewerkzaamheden had uitgevoerd, en nu tijd genoeg had om te piekeren, dacht hij aan de op handen zijnde aflossing. Op honderd tweeënzeventig miljoen kilometer afstand van de baan van de dertiende planeet beschreef Ori-12-1818 een baan om het Betelgeuze-stelsel en registreerde met zijn supergevoelige apparaten iedere verstoring van het kosmische bestel. Het bolvormige station, dat over niet al te krachtige straalmotoren beschikte, was een vooruitgeschoven vesting van het zonne-imperium en bevond zich aan de grens van de Terraanse invloedssfeer.

Fitzgerald was lang, opvallend slank en door de natuur met stroblond haar bedacht. Hij werd opgeschrokken uit zijn overpeinzingen, toen hij een ratelend, trommelend geluid hoorde. De structuurtasterpeiling had alarm geslagen en de hypersprong van een niet gemeld ruimteschip geregistreerd. Nimmer aflatend bewaakte de solaire vloot de ruimtegebieden, die tot Terraans handelsgebied verklaard waren. Het aanvliegen van vreemde schepen moest vooraf gemeld worden, een ring van relaisstations, die elkaar wat betreft hun bereik overlapten, zorgde ervoor, dat Rhodans bevelen ook nageleefd werden door de meest opstandige Galactische handelaars. Was dat niet het geval, dan zorgden Rhodans vlootformaties ervoor, bliksemsnel opduikend, dat het onaangemelde schip zich bekend maakte.

'Zeker weer een Springer!' zei luitenant Fitzgerald bij zichzelf, nadat hij een blik had geworpen op de amplitudeoscillograaf en aan de curve zag, dat de structuurverstoring veroorzaakt was door een normale hypersprong. Fitzgerald drukte op een knop. Tegelijkertijd werd er een kort bericht verzonden naar de beide in zijn sector rondkruisende Solschepen. Daarmee kregen deze alle gegevens, met behulp waarvan ze het punt, waar het onbekende ruimteschip opdook, veilig bereiken konden, of het moest zijn, dat het schip in de komende minuten door middel van een nieuwe overgang zou verdwijnen.

De Nil, een schip van de Terraklasse, met een doorsnede van tweehonderd meter, en een bemanning van vierhonderd man, werd door Fitzgeralds korte radiobericht gealarmeerd. De grote boordcomputer van de Nil verwerkte de coördinaten en bereidde de hypersprong voor. De krachtige straalmotoren draaiden op volle toeren. Absorptiegeneratoren en energiestations begonnen te loeien, de converters bereikten hun maximum vermogen. Vierhonderd man trokken haastig hun ruimtepakken aan en renden naar hun posten. De vuurleidingcentrale meldde dat ze gevechtsklaar waren. De boordomroep meldde het tijdstip van de overgang. In de scheepscentrale ging alles zijn normale gang. Het alarm was geen reden om zich op te winden. Deze mannen waren andere ondernemingen gewend dan een schip te achtervolgen, dat zijn aankomst niet had gemeld. 'Normale hypersprong?' vergewiste de commodore zich nog eenmaal bij de radiocentrale, die zoeven de uitgebreide evaluatie van de korte impuls van Ori-12-1818 had beëindigd. 'Sir, normale hypersprong!' klonk het antwoord.

Drie minuten later maakte de Nil een hypersprong en dook achtentwintig lichtjaren verder, met 0,4 LS, weer op in het heelal.

Op het moment van opduiken had de peiler het vreemde schip reeds geregistreerd en zijn positie doorgegeven aan de boordcomputer. Terwijl de bemanning nog bijkwam van de schok van de hypersprong, zette de Nil al automatisch koers naar het onbekende ruimteschip.

Op het peilscherm dook een fonkelende punt op, het vreemde schip! Zijn snelheid lag 0,1 procent boven de snelheid van de Nil.

'We zouden ook eigenlijk al die nieuwe reliëftasters moeten hebben, zoals de relaisstations, Sir,' merkte korporaal Penter op, zonder op te zien van zijn peilapparatuur.

'Je denkt toch wel aan Rhodans waarschuwing, Penter?' vroeg de commandant van de Nil.

'Ja, Sir. Want wie kan ons eigenlijk vertellen of we niet een van die Akonschepen voor ons hebben? Waarom zouden de Voor-Arkoniden niet meer hun "steenkunst" beheersen en in dit geval evenals wij door de hyperruimte gesprongen zijn?'

Sinds Rhodans terugkeer uit het Blauwe stelsel in het centrum van de Melkweg, waar hij tijdens zijn experimentele vlucht met de Fantasy op het technisch onvoorstelbaar hoog staande volk van de Akonen gestoten was, verwachtte hij, en samen met hem de solaire vloot, een bezoek van deze Akonen. Alleen was het volkomen onzeker, hoe ze kwamen ofwel in een ruimteschip of door een technisch proces, dat niet te vatten was voor aardse mensen. Rhodans waarschuwende voorschrift aan de vloten van alle relaisstations hield in: Duikt er een onaangemeld ruimteschip binnen onze invloedssfeer op en gedraagt dit zich ook maar enigszins verdacht, dan moet onverwijld het hoofdkwartier in Terrania gealarmeerd worden.

De commandant van de bewakingskruiser Nil beantwoordde Penters vraag niet. Vanachter het controlepaneel voerde hij de snelheid van zijn bolvormige ruimteschip op tot boven het veilige maximum.

'Vreemde schip oproepen!' beval hij via de boordomroep aan de radiocentrale. Via de antenne werd het bericht naar buiten gejaagd. De radioafdeling had automatisch de commandocentrale van de Nil met de ontvangstinstallatie verbonden. De spanning onder de mannen nam toe. Het vreemde ruimteschip probeerde om door een onverwachte versnelling te ontkomen. 'Aan de vuurleidingcentrale: Drie waarschuwingsschoten!' Vanuit de geschutskoepel van de Nil straalden de zware impulskanonnen een torendikke impulsstraal uit in de richting van het vluchtende, onbekende schip.

Nauwelijks honderd kilometer voor de fonkelende punt doorsneed de impulsstraal de baan van het onbekende ruimteschip. Men had rekening gehouden met snelheid en versnelling van het vreemde schip. Daarom vloog het sterrenschip ook niet in de straal, die drie seconden lang bleef hangen. 'Vuren stoppen!' riep de gezagvoerder van de bewakingskruiser in de microfoon, terwijl uit de luidspreker de melding van het onbekende schip klonk. Een Springer!

Vijf minuten later remde de Nil vlak naast het cilindervormige ruimteschip en stuurde een inspectiepatrouille. De kruiser was met zijn enorme flank dreigend op de nauwelijks tweehonderd meter lange cilindervormige romp gericht.

'Springerschip uit het Gelsla-stelsel aangehouden,' gaf de radiocentrale van de Nil door aan relaisstation Ori-12-1818 en aan de planetenbasis van de Betelgeuze. 'Inspectiepatrouille overgestapt. Let op melding van het inspectiecommando .'. .O, o, o,.. Hallo, Station Ori-12-1818, zorg onmiddellijk voor een kruiser van de geneeskundige dienst. Springerschip UG DVI is besmet.

De helft van de bemanning dood, alleen nog acht handelaars zijn gezond te noemen. Sergeant Hopkins, leider van de inspectiepatrouille, denkt dat de handelaarsclan een ziekte aan de blindedarm heeft opgelopen. Deze gegevens onder voorbehoud. Wanneer kan de kruiser van de geneeskundige dienst hier arriveren, luitenant Fitzgerald?' Fitzgerald van Ori-12-1818 vroeg terug: 'Hebt u benadrukt, dat de inspectiepatrouille de UG DVI verlaat?' 'Nee, maar ik zal er zorg voor dragen. Hebt u de kruiser van de geneeskundige dienst gealarmeerd? In welke sector bevindt het schip zich?' Het zonnestelsel beschikte slechts over drie schepen van dit type. Ook al hadden ze slechts een doorsnede van honderd meter, toch waren het grote, vliegende klinieken, uitgerust met de modernste apparatuur die de aardse medische wetenschap en het vakmanschap van de Ara's ontwikkeld hadden. Twee jaar geleden had men het eerste schip van dit type in dienst genomen en reeds vier maanden later boekte men als eerste succes, dat men op de planeet Sulf in tien dagen het Herculeswerk had verricht van het isoleren van een onbekend virus, dat bij de daar aanwezige Terraanse emigranten ononderbroken zweetproductie veroorzaakte, zodat de mensen stierven aan gebrek aan vocht. Vijf dagen later beschikte men reeds over een inentingsstof, die honderd twintigduizend vertwijfelde emigranten het leven redde.

Nu ging het om de twaalf man van het inspectiecommando en de nog levende Springers.

Een schip van de geneeskundige dienst lag in Terrania in het dok, schip twee volvoerde een opdracht in de Wegasector. Het derde bevond zich op een afstand van 8.590 lichtjaren in een wachtende positie. Luitenant Fitzgerald had het op de hoogte gesteld en meldde dat het over zes uur zou arriveren. Terwijl het derde schip van de geneeskundige dienst zijn wachtpositie verliet en koers zette naar het overgangspunt, stelde de chef-arts zich in verbinding met de commandant van de bewakingskruiser en via zijn schip met sergeant Hopkins, de leider van de inspectiepatrouille aan boord van de besmette UG DVI.

'Wilt u onmiddellijk de symptomen beschrijven, sergeant!' beval de chef-arts. Hopkins had weliswaar op de ruimteacademie verschillende EHBO-cursussen gevolgd, maar hij was geen arts. Hij aarzelde bij het beschrijven van het ziektebeeld.

De chef-arts van de kruiser scheen op hete kolen te zitten. Hij zei: 'Wilt u zich niet zo aanstellen, sergeant! Ga naar een Springer en betast zijn buikstreek. Of u zieken aanraakt of niet, doet er op het ogenblik niet toe, want ze zijn toch allemaal geïnfecteerd. Welnu, voelt de hele buikstreek, tot aan de borstkas, steenhard aan, of voelt u ook zachte gedeelten, en zo ja, waar dan?' De hypercom zond over een afstand van meer dan 8.500 lichtjaren sergeant Hopkins' gekreun uit. Hij meende dat dit teveel gevraagd was. Stamelend gaf hij zijn bevindingen door. De chef-arts in de kruiser van de geneeskundige dienst zei slechts af en toe ja of nee en luisterde verder alleen maar. 'Ik ben nu bij de borstkas gekomen, dokter,' zei Hopkins, nog steeds niet zeker van zijn zaak. 'Kunt u iets beginnen met mijn waarneming?' 'Bedankt, sergeant, u hebt uitstekend werk verricht, en helaas klopt uw vermoeden van blindedarmtyfus. U moet uw mensen erop voorbereiden, dat ze allemaal over twee a drie uur last zullen krijgen van de eerste darmkrampen. Ik laat hier intussen de nodige voorzorgsmaatregelen nemen. Bedankt!'

'Hallo, dokter. . .!' riep Hopkins in zijn microfoon en zweeg daarna teleurgesteld. De hyperradiozender van het schip van de geneeskundige dienst was al uitgeschakeld. Dus kon hij niet meer vragen hoe groot hun overlevingskansen waren. Hij wist alleen, dat blindedarmtyfus het hoogste percentage dodelijke slachtoffers teweeg bracht. Luitenant Harald Fitzgerald had meegeluisterd en een paar keer zijn hoofd geschud. De blindedarmtyfus was de afgelopen jaren zo vaak in dit gedeelte van de Melkweg opgedoken, en veroorzaakte steeds zoveel dodelijke slachtoffers, dat zelfs de Galactische medici de Ara's zich bereid verklaard hadden om samen met de mensen te strijden tegen deze macabere ziekte. Intussen had men reeds door gemeenschappelijke inspanning een goed geneesmiddel ontwikkeld, maar de speurtocht naar het virus was tot op deze dag zonder succes gebleven.

'Geeft u mij het hoofdkwartier in Terrania,' vroeg Fitzgerald aan de radiocentrale van zijn station. Even later werd de hyperradioverbinding tot stand gebracht. De luitenant meldde de gebeurtenissen, maar verder dan tien woorden kwam hij niet. Schip III van de geneeskundige dienst had dit geval van besmettelijke ziekte reeds aan de aarde gemeld.

'Verder geen bijzondere voorvallen, luitenant?' vroeg majoor Dung in Terrania.

'Niets, majoor.'

'Ik zou uw rustige baantje ook wel een week of vier willen hebben,' besloot de majoor enigszins jaloers het gesprek met relaisstation Ori-12-1818 en verbrak de verbinding.

'Rustig . ..,' bromde luitenant Fitzgerald. 'Stom vervelende baan. Zat ik maar in Terrania.

Zijn wagen werd tegengehouden en de onpersoonlijke blikken stem van een stalen gedrocht vroeg om zijn papieren. Walt Ballin wist wel iets van robots, maar hij had er nog nooit rechtstreeks contact mee gehad. Nu echter leidde een van deze machinemensen hem naar Perry Rhodan en ook hem kende hij slechts van het televisiescherm. Dat hij op weg naar de eerste regent een half dozijn onzichtbare controle-instrumenten was gepasseerd, was hem niet opgevallen, en ook al hadden ze minder onopvallend gewerkt, dan zou het hem op dit moment evengoed niet opgevallen zijn.

Walt Ballin zweette van opwinding, en als hij er over nadacht hoe overmoedig hij Perry Rhodan vanuit Parijs had opgebeld, dan werd hij bijna duizelig. De robot, die hem voorging, deed weer een deur open en zei nu: 'Sir, Mister Walt Ballin!'

Het scheelde niet veel of de journalist was neergestort. Hij bleef staan alsof hij wortel had geschoten en staarde in de grote, helverlichte ruimte, zag de schrijftafel en daarachter de man, die uit een politiek verscheurde aarde het zonne-imperium had geschapen. 'Komt u alstublieft dichterbij, Mister Ballin!' hoorde hij Rhodans vriendelijke stem en hij zag de eerste regent van het zonne-imperium achter zijn schrijftafel opstaan.

Walt Ballin vermande zich. Maar de woorden van begroeting die hij zich op weg naar Terrania had ingeprent, was hij door de opwinding vergeten. Aarzelend betrad hij het vertrek, nam plaats en zat toen tegenover de man wiens gezicht men nooit meer vergat, wanneer men eenmaal in deze grijze, koele ogen gekeken had.

Rhodan viel met de deur in huis. 'Ik heb uw hoofdartikel in de Europa News gelezen, Mister Ballin. Het interesseerde me zodanig, dat ik graag meer erover wilde horen. U maakt het gouvernement het verwijt, dat het de Terranen niet voldoende informeert over de gebeurtenissen in de Melkweg! Dit verwijt is ons reeds meerdere malen gemaakt. Indertijd werd het vertolkt in het parlement, heden ten dage schijnt de wereldpers door uw hoofdartikel hierop opmerkzaam gemaakt te zijn. Alstublieft, Mister Ballin, wat dacht u eigenlijk, toen u voor de editie van de eerste juni uw hoofdartikel schreef?' Perry Rhodan had voor het gesprek met Walt Ballin dertig minuten uitgetrokken. Zijn agenda liet hem geen grotere speelruimte, maar na anderhalf uur zat de journalist nog steeds tegenover hem, en luisterde Rhodan nog steeds geïnteresseerd naar hem. Zijn oordeel over Walt Ballin stond vast. Deze man hoorde in Terrania thuis, en niet bij de tienduizenden medewerkers die routinewerk deden, maar als een van zijn naaste medewerkers. Hij wilde Ballin juist een voorstel in deze richting doen, toen visifoon en alarm zich tegelijkertijd meldden Rhodan sprong op, rende naar zijn schrijftafel en zag op het beeldscherm het opgewonden gezicht van de chef van het hyperradiostation van Terrania. 'Sir .. .,' zei de man met opgewonden stem en moest daarna slikken. Perry Rhodan had een vermoeden van wat de man hem wilde mededelen. Hij dacht aan het Blauwe stelsel.

Het was 18.50 uur standaardtijd in het relaisstation Ori-12-1818, en luitenant Fitzgerald gaapte uit volle borst. Sinds een uur lag het schip van de geneeskundige dienst naast het Springerschip UG DVI. Een groep artsen was overgestapt naar het besmette schip om de strijd tegen deze sluipende ziekte te beginnen.

Fitzgerald had de hele tijd het radioverkeer gevolgd. Voor het grootste deel van de bemanning van het cilindervormige schip kwam iedere hulp te laat, en of de overige twintig Springers zelfs nog wel genezen zouden, was volgens de artsen een grote vraag. Het was typerend voor de blindedarmtyfus, dat de dood niet alleen snel intrad, maar om reeds in het vroegste stadium van de ziekte het totale darmstelsel lam te leggen en te verstenen. Dit versteningsproces kon tegengehouden worden door een gecombineerd preparaat, en omgekeerd worden, maar als het eindstadium reeds bereikt was, dan schoot iedere medische hulp te kort. In dit uur van meeluisteren had Fitzgerald zoveel over deze afschrikwekkende ziekte gehoord, dat zijn kennis ervan hem al verschillende malen er toe had verleid, zijn buikstreek af te tasten om te controleren of deze nog zacht was. Hij schold zichzelf uit voor dwaas en wilde eigenlijk afstand nemen van het radioverkeer, maar daar kwam hij pas toe, toen hij de artsen alleen nog maar in hun vaktaal hoorde praten. En nu verveelde hij zich. Het was 18.51.

De stroblonde, zeer slanke Schot Harald Fitzgerald stond op en wilde een praatje gaan maken in de radiocentrale, toen hij iets zag op de oscillograaf van de structuurtasterpeiling. Op hetzelfde ogenblik had luitenant Fitzgerald volstrekt geen zin meer in een gesprek. Met één sprong stond hij voor de peilapparatuur, met de oscillograaf op borsthoogte voor zich. Hij zag bijzonder vlakke curves op het groenachtig lichtende beeldscherm, curves die door een hypersprong veroorzaakt waren. Maar noch een Terraans ruimteschip, noch een schip uit het Arkonidisch imperium was in staat zijn sprong door de Ara-ruimte kenbaar te maken aan de hand van deze eigenaardige amplitudes. Zo vervormd als deze curven waren, zo zacht was ook de manoeuvre waarbij het onbekende schip opdook. Het alarm weerklonk. De grote boordcomputer had opnieuw een onaangemeld schip geregistreerd. Luitenant Fitzgerald hoefde de vijf man sterke bezetting van de centrale niet uit hun tot nu toe vervelende dienst op te schrikken.

De reliëftaster die in aansluiting op de hypermotor ontwikkeld was, was aangesloten op de rekenmachine. Met het alarm gaf hij de geregistreerde coördinaten aan de taster door. De computer had slechts enkele seconden nodig om de kosmische positie van het vreemde ruimteschip te bepalen. Alain Berliez en Roger Dempsey, die zes maanden geleden als kersverse luitenants naar Ori-12-1818 gestuurd waren, hadden een speciale opleiding gekregen voor de bediening van de reliëftaster. Zij droegen op dit moment het grootste deel van de verantwoordelijkheid.

Voor deze situatie gold Perry Rhodans waarschuwende voorschrift. Maar voordat de alarmmelding uitgestraald kon worden naar het hoofdkwartier, moesten er nog enkele gegevens verwerkt worden.

Even later tekenden de contourreflexen zich op het scherm van de taster af. 'Ruimtebollen!' riep Alain Berliez verrast. 'Het scheelde niet veel of we hadden ons onsterfelijk belachelijk gemaakt! '

'Is het echt een ruimtebol?' Luitenant Fitzgerald dacht aan de vlakke curves en kon niet geloven, dat deze vreemde structuurverstoring veroorzaakt zou zijn door een Arkonschip. 'Gegarandeerd!' antwoordde Berliez uit de grond van zijn hart. 'Klopt niet!' Dat was Roger Dempsey. 'Dat ruimteschip heeft toch duidelijk afgeplatte polen, Berliez. Voor de duivel, waar komt die vertekening vandaan?'

Luitenant Fitzgerald haastte zich naar de taster. Beide jonge luitenants maakten plaats voor hem. Het was vertekend, maar niet zo sterk, dat daardoor de afgeplatte polen uitgewist werden. 'Onbekend schip verplaatst zich met 0,8 HS; afstand 4,10 lichturen!' 'En in welke richting?' riep Fitzgerald.

'Orion-stelsel!' luidde het antwoord. Het was 18.56 uur, standaardtijd. 'Berliez, kun je het beeld wat scherper afstellen?' Fitzgerald wist niet, dat er vele kleine zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd stonden. Hij liet de hypertaster aan Berliez over. Deze bediende met de zekerheid van een slaapwandelaar drie schakelaars. Het beeld vervaagde, kwam weer terug, werd bijzonder scherp en verdween even later. 'Berliez...,' riep Fitzgerald ongeduldig.

De eenentwintig jarige luitenant Alain Berliez liet zich niet van zijn a propos brengen.

Daar was het beeld weer, zeer scherp. Het liet overduidelijk de afgeplatte polen aan beide kanten van het vreemde ruimteschip zien. 18.57 uur.

Fitzgeralds bevel aan de radiocentrale. Hij zei slechts zes woorden: Bevel 486. Alarm aan het hoofdkwartier!' Bevel 486 had als inhoud Rhodans waarschuwingsvoorschrift. Twee korte berichten die klaargemaakt waren door de computer, werden door de hyperantenne uitgestraald. In drie duidelijk geformuleerde zinnen werd het hoofdkwartier van de solaire vloot in Terrania door de radiotechnicus op de hoogte gesteld van meetstation Ori-12-1818. Terrania vroeg niets terug. De inhoud van de mededeling was niet mis te verstaan.

In het superslagschip Drusus loeiden de alarmsirenes. Het aan- en uitgloeiende transparante bord in de gigantische scheepscentrale, dat niemand over het hoofd kon zien, vertelde de drie wachtlopende officieren, dat de chef alarm had gegeven, en dat betekende een ijlings vertrek.

Perry Rhodans bliksemsnelle, maar evengoed weloverwogen optreden fascineerde de journalist Walt Ballin. Pas langzamerhand begreep hij, dat hij een ogenblik van nieuwe ontwikkelingen meemaakte. 'Bully, daar zijn ze!' 'Marshall, alle beschikbare mutanten naar Drusus! Alarm!' 'Freyt, jij neemt het over. Ik moet weg!' 'Drusus .. .?'

Voor de eerste keer klonken nu woorden uit de luidspreker. 'Ja, Sir, hier centrale van de ...' 'Alarmstart over vijftien minuten. Hyperradio inschakelen op driehoeksverkeer Drusus-Terrania-station-Ori-12-1818!'

'Begrepen, Sir. Alarmstart over...' Rhodan veranderde de positie van de schakelaar en bracht een verbinding met het hoofdkwartier tot stand. 'Instructie voor Orion-vloot: Onbekend ruimteschip in Orion-sector niet tegenhouden! De Drusus komt. Maar na opduiken van nog meer vreemde schepen onmiddellijk ingrijpen. Startalarm voor de hele Orion-vloot!'

Walt Ballin kromp ineen onder Rhodans blik. 'Gaat u mee, mister Ballin?' De journalist kromp nogmaals ineen. 'Ik...?'

'Natuurlijk! Komt u maar mee. We vertrekken over dertien minuten!' Rhodan rende al langs hem heen, naar de deur toe. Ballin volgde hem. De anti-zwaartekracht lift bracht hen naar het dak van het hoge gebouw. Terwijl ze naar boven zweefden, onderhield Rhodan zich met de journalist. Als U niet wilt, hoeft u niet mee te vliegen. Ik vermoed, dat er een groot risico verbonden is aan deze vlucht.' 'Sir, ik neem uw aanbod maar al te graag aan. Welk beroep heeft niet zo zijn risico's!'

Zijn woorden brachten een vluchtige glimlach op Rhodans gezicht teweeg. Ballin kon niet zeggen of die medelijden of spot uitdrukte. 'Wat u over het risico zegt, klopt Mister Ballin, alleen betwijfel ik of u het verschil weet tussen het normale beroepsrisico en het risico van onze vluchten.' Ze bereikten het dak van het gebouw op het ogenblik, dat Reginald Bulls zwever juist opsteeg en wegschoot in de richting van de ruimtehaven. Even later zat Walt Ballin naast Rhodan in een tweede zwever die zich ook halsoverkop naar dat deel van de ruimtehaven repte, waar de gigantische bolvormige romp van de Drusus zich ten hemel verhief.

'Waarom vraagt u niets, Mister Ballin?' hoorde de verraste journalist Rhodan zeggen. 'Natuurlijk mag u weten waar de vlucht heengaat en waarom ik alarm gegeven heb.'

Hij lette niet op Ballins verbazing, en toen hij zijn gedachten inspecteerde, besefte hij, dat de krantenman aan een toeval geloofde, maar niet de verdenking had, naast iemand te zitten, die over bepaalde capaciteiten beschikte. 'Sir, deze verandering van omstandigheden is zo verrassend ...,' stamelde Ballin en hield verward op, toen hij Rhodan hoorde lachen. 'Voor u Mister Ballin, voor mijn naaste medewerkers en vrienden niet. Daar zijn we aan gewend geraakt, en misschien is deze gewenning er schuld aan, dat we de Terranen niet voldoende informeren. Deze taak zou ik graag aan u overdragen. Daarom heb ik u naar Terrania laten komen. Zo... We zijn er!' Voor de eerste torenhoge telescooppoten van de Drusus zette Rhodan het zweeftoestel neer. Soepel sprong hij er uit en was al tien stappen verder toen Walt Ballin aanstalten maakte, hem te volgen.

Walt Ballin wist niet waar hij eerst moest kijken. Hij had nog nooit zo dicht bij een superslagschip van de solaire vloot gestaan en het ging er bij hem niet in dat deze kolos in staat zou zijn om zich ook maar een centimeter te verheffen van de bodem.

De verbinding met de luchtsluis had de omvang van een autoweg, de sluis zelf zag er uit als een meerdimensionale poort. En daarna de anti-zwaartekrachtlift die hen met een verbazingwekkende snelheid naar boven voerde. 'Vergelijkt u de tijd eens, Mister Ballin,' rukte Rhodan hem los uit zijn verbijstering.

'19.12 uur, Sir,' zei Ballin zonder iets te vermoeden.

'Klopt. Over twee minuten vertrekken we. Nu, neemt me niet kwalijk, dat ik me op het ogenblik niet meer met u kan bezighouden, Mister Ballin, nietwaar. Houdt u uw oren gespitst en uw ogen open. Uw werk begint als wij deze onderneming beëindigd hebben. Maar waarom krimpt u plotseling ineen, Mister Ballin?'

Ballin dacht juist aan een jonge vrouw met de naam Yvonne Berclais, en dat hij met haar vanavond om 8 uur in Trois poulardes afgesproken had. Ballin was het rendez-vous volkomen vergeten!

In de anti-zwaartekrachtlift heerste de drukte van een bijenkorf, een paar honderd mensen zweefden op en neer, ieder naar zijn post toe. Het was Walt Ballin al bij het betreden van de Drusus opgevallen dat niemand lette op de aanwezigheid van de eerste regent en dat niet één persoon hem gegroet had. Dat, en de geweldige indruk die de reusachtige bol op hem gemaakt had, vergat hij weer, toen hij zich zijn afspraak met Yvonne herinnerde. Voor de eerste keer begreep hij het gezegde : Je hart uitstorten. Dat deed hij ook, hij zei tegen Rhodan datgene wat hem tijdens de verwarrende afgelopen dagen ontschoten was. 'Hier eruit!' zei Rhodan en daarna betraden zij samen het hoofddek van het schip, dat naar de centrale voerde. 'Wilt u dan terug, Mister Ballin?' 'Nee, maar... Dat gaat toch ook niet, Sir!' stamelde de nog steeds verwarde journalist.

'Komt u maar mee, Mister Ballin. Natuurlijk is het mogelijk. Ik moet toch langs de radiocentrale. Meld u zich daar en vraagt u een verbinding met Parijs aan. Hier ... Hier moet u naar binnen, het beste, Ballin!' Kon Rhodan vermoeden, dat hij op dit moment een nieuwe vriend gewonnen had? 'Wat een man,' fluisterde Walt Ballin, terwijl hij Rhodan nakeek totdat hij achter de deur van de centrale verdwenen was. Toen hij de radiocentrale wilde binnen gaan, kromp hij plotseling ineen.

De Drusus begon te loeien. De ruimtebol, met een doorsnede van vijftienhonderd meter maakte aanstalten om te vertrekken. De gigantische straalmotoren in de machinekamers van het superslagschip waren ingesteld op maximum vermogen en onder het losbarstende geweld begon de romp van het schip te dreunen. 'Hallo, wie bent u eigenlijk?' hoorde Ballin een luide mannenstem vlak bij zijn oor en daarna voelde hij een hand op zijn schouder.

Hij draaide zich om, en de man in wiens sproetige gezicht hij nu keek, kende hij. 'Mister Bull, ik ben Walt Ballin van de Europa News, en de eerste regent heeft mij uitgenodigd, de vlucht met de Drusus mee te maken.'

Een paar fonkelende, argwanende ogen staarden de journalist aan. 'Dat u hier niet thuis bent, is zo te zien. Of uw verhaal klopt, hoor ik zo wel. Weglopen kunt u in ieder geval niet, hoogstens kunt u verdwalen in het schip. En wat wilt u eigenlijk in de radiocentrale? Kunt u niet lezen: Verboden toegang?' 'De eerste regent...' Verder kwam Ballin niet. Bully wimpelde het energiek af. 'Wilt u dat snel afleren. U doet Perry Rhodan en ons ook een groot genoegen als u van chef spreekt, en niet van eerste regent. Maar wat wilt u in de radiocentrale?' Walt Ballin kende Reginald Bull het beste van horenzeggen, daarom had hij nu geen andere keuze dan zijn nalatigheid nogmaals op te biechten. Bully's grijns werd steeds breder. 'Man,' zei hij, 'dat is de druppel die de emmer doet overlopen ...' Met een kreet probeerde Walt Ballin uit te wijken, want een krachtige luchtstroom had bijna zijn pet van zijn hoofd gesleurd, en daarna was er een één meter lang dier, van boven muis, van onder bever uit deze werveling tevoorschijn gekomen, die nu met een doordringende stem piepte: 'Dikke, die vent liegt niet. Hij wilde inderdaad zijn meisje traceren, en dat is iets wat jij vroeger nooit gedaan hebt, nietwaar? Maar had je dan niet een Sheila Gibbons, een Madeleine Ykes, een Rosita Menderes en...' 'Na u, Mister,' zei Bully en Walt Ballin wist niet waar hij de eer aan te danken had, dat Rhodans plaatsvervanger voor hem de deur naar de radiocentrale opende en hem verzocht binnen te komen.

Maar Bully wist, waarom hij deze vertwijfelde stap had gedaan. Nauwelijks had hij de deur weer gesloten, of hij draaide zich om naar Gucky en een knetterende vloek weerklonk, omdat de kleine, die hem zoeven belachelijk had gemaakt tegenover deze jonge man, even snel weer verdwenen was als hij gekomen was.

Terwijl Walt Ballin zijn verbinding met Parijs kreeg en alleen nog wachtte op het moment dat Yvonne Berclais' gezicht op het beeldscherm zou verschijnen, liet Perry Rhodan zich in de centrale de nieuwste meldingen van relaisstation Ori-12-1818 overhandigen. Generaal Conrad Deringhouse stond naast hem. 'Niet veel nieuws, Sir,' zei hij op zijn bedaarde manier, 'maar dit beetje is verontrustend genoeg. Ik geloof, dat zij het zijn!' 'Volkomen overtuigd, Deringhouse?' Rhodans vraag klonk ernstig. De generaal overhandigde hem zonder commentaar het via de radio overgebrachte beeld van een klein ruimteschip met afgeplatte polen. 'En hier het oscillogram met de platte curves, Sir. Een uniek geval. Als we niet te maken hebben met een Kolenschip uit het Blauwe stelsel, dan staat ons wederom een ontmoeting te wachten met een onbekend ras. Daar staat tegenover, dat het vreemde schip bolvormig is. Of de polen nu afgeplat zijn of niet. In principe stelt het een bol voor, wat eigenlijk geen andere conclusie toelaat dan dat we met de Akonen te maken hebben.'

Intussen raasde de Drusus met steeds grotere snelheid het zonnestelsel uit. Desondanks zouden er nog vele kostbare minuten verstrijken, voordat het vlaggenschip van het zonne-imperium aan zijn hypersprong kon beginnen. Op dit moment kwamen er in het servicestation Ori nieuwe gegevens binnen. Drie officieren in de Drusus-centrale zetten daarna de koers van het onbekende ruimteschip op de sterrenkaart uit. Rhodan en Deringhouse gingen bij de kaart staan; Bully was ongemerkt binnengekomen en was achter de beide mannen gaan staan. 'Het ziet er niet naar uit, dat hij op nummer drie van het Betelgeuze-stelsel gaat landen.' 'Die indruk heb ik ook, dikke,' antwoordde Rhodan. 'Maar als dit vreemde schip niet op de enige bewoonbare planeet van het Betelgeuze-stelsel landt wat moet het dan in dit stelsel?' 'Oproepen en vragen. Over oproepen gesproken: Weet je, dat er in het schip een jongeman ...'

'Die heb ik meegenomen. Die jongeman interesseert mij op het ogenblik niet. Bedien jij de hyperradio, Bully. Meer dan drie impulsen zou ik niet laten uitstralen.'

Reginald Bull deed een stap naar voren en keek zijn vriend van opzij lichtelijk wantrouwend aan. 'Waar is je optimisme gebleven, Perry?' 'Dat komt pas weer terug, als ik weet wie zich in dit onbekende schip ophoudt en wat dit schip in het sterrenbeeld van Orion zoekt. Deringhouse, geef alarm voor de hele vloot en voor alle bases. Ik mag u toch wel zeggen, dat ik zoiets als angst voel?' Bully en generaal Deringhouse keken elkaar even aan, daarna gingen ze heen; de ene om het onbekende ruimteschip via de hyperradio op te roepen en te vragen naar herkomst en doel, en de andere om de solaire vloot en de zwaar bewapende bases te alarmeren; Vijf minuten later kwam het laatste bericht van Ori-12-1818 binnen. Opnieuw werd een gedeelte van de koers die het vreemde sterrenschip aflegde, ingetekend op de sterrenkaart. Het was volkomen duidelijk, dat het voorlopige doel het stelsel van de reuzenzon Betelgeuze was, een superzon met een doorsnede van meer dan vierhonderdmiljoen kilometer, een gigant van de M-klasse.

Perry Rhodan moest steeds intensiever aan de technisch superieure Akonen in het Blauwe stelsel denken, die hij bij de eerste grote experimentele vlucht met de Fantasy, met compensatieconverter van Kalup, in het centrum van de Melkweg ontdekt had. De Akonen maakten al vele eeuwen geen gebruik meer van ruimteschepen om van de ene ster naar de andere te komen. Ze maakten gebruik van extra krachtige overbrengers, maar om hun eigen gebied te kunnen verlaten, moesten ze terugvallen op ruimteschepen als er op de planeet waar ze naar toe wilden geen contra-overbrengingsstation aanwezig was. Wederom werd op de sterrenkaart de positie van het onbekende ruimteschip een stuk dichter bij het Betelgeuze-stelsel geplaatst en duidelijker dan ooit was thans te zien dat een van de buitenste planeten het doel zijn moest, als het tenminste niet de bedoeling was om met dit schip de Terranen zand in de ogen te strooien.

Bully kwam uit de radiocentrale terug. 'Ze melden zich niet; ze zenden zelf ook geen radioberichten uit. Het station in Orion heeft tot nu toe in ieder geval nog niets van dien aard kunnen vaststellen.' Het beviel Bully helemaal niet. Hij had respect voor de machtsmiddelen van de Akonen. 'Wat willen die Akonen van ons, voor de duivel? Het feit, dat ze zo dicht bij ons zonnestelsel opduiken, is toch geen toeval! Of geloof jij in toeval, Perry?' 'Sinds ik weet, dat het Blauwe stelsel bestaat gebruik ik het woord toeval liever niet meer. Hopelijk heb ik het mis, maar ik ben bang dat de Akonen de positie van de aarde exact weten. Ja, Bully, je kunt me gerust verbluft aankijken. Met de Akonen spelen we geen verstoppertje, zoals met de Arkoniden en de Galactische handelaars.' 'Je hebt wel een geweldig humeur vandaag,' bromde Bully en ging met zijn hand door zijn rode haar. 'En dat alleen, omdat dit nietige, afgeplatte sterrenbootje door het Betelgeuze-stelsel vliegt. Ik begrijp je pessimisme niet.' 'En ik begrijp niet, wat de Akonen bij ons te zoeken hebben. Voor mij gedragen zij zich veel te opvallend. Ze willen, dat wij ze zien. En wie zich zo gedraagt, houdt altijd een troef achter de hand!' Er gleed een jongensachtige lach over Bully's gezicht. 'Wij zijn hen in ieder geval op één punt de baas,' stelde hij. 'Namelijk, wat betreft de hypermotor, Perry! Daarmee zijn we hun afgegrendelde sterrenrijk binnengekomen en tegen hun wil er weer uitgekomen!' 'Arme kerel!' zei Perry Rhodan medelijdend.

'Als je het maar weet!' reageerde de zwaarlijvige man. 'En als je zo door gaat, dan werk je net zo aanstekelijk als de blindedarmtyfus... O! bestaat er soms geen samenhang tussen deze zieke Springers en het opduiken van de Akonen?' Zijn stem klonk opgewonden.

'Die Springers leven net zo graag als wij, dikke. Denk toch eens na voordat je wat zegt! Mensen die op sterven liggen spelen geen vals spel meer, en bovendien zouden we door de artsen van schip III van de geneeskundige dienst allang op de hoogte gesteld zijn, als er een afspraak tussen de Akonen en de Galactische handelaars was. Je theorie is absurd, Bully!'

'En hoe luidt jouw theorie dan wel, Perry?'

'Ik heb geen theorie, ik zou graag een antwoord willen hebben op mijn vraag: waarom komen de Akonen?' Daarbij keek hij peinzend naar de sterrenkaart met het koersverloop van het vreemde ruimteschip.

'Dan ben je er dus van overtuigd, dat het een Akonenschip is, Perry?' 'Op het ogenblik nog wel.' 'En je wilt het onbekende schip met Drusus tegenhouden?' 'Als dat noodzakelijk is, ja! Zelfs bij een veel grotere vuurkracht van de kleine Akon-ruimteschepen zullen de veldschermen van de Drusus standhouden.'

Weer keek Bully zijn vriend argwanend aan. 'Je verzwijgt je zorgen voor me, Perry. Wat voor angst roept het opduiken van het Akon-ruimteschip bij je op?'

'Van alles. Ik heb niet vergeten hoe we in het Blauwe stelsel ontvangen en behandeld werden: als onbeschaafde wilden, in geen geval echter als mensen met een zekere intelligentie.' 'De Akonen zijn dan ook Galactische snobs!' antwoordde Bully zo impulsief, dat Rhodan lachen moest. 'Zo zit het,' kon hij nog zeggen. Toen zag hij de generaal naderbij komen. 'Sir, ik heb een interessant bericht voor u. Luitenant Fitzgerald, op de basis van de Orion-sector, heeft zoeven gemeld, dat het onbekende ruimteschip tastimpulsen uitstraalt, die op het ogenblik nog niet te verklaren zijn. Eerst werd Ori-12-1818 getroffen door raadselachtige korte impulsen met een ongebruikelijke veldsterkte, daarna bemerkte bewakingskruiser Nil, dat hij door het een of ander werd omhuld, waardoor de hyperradio-ontvangst zo sterk afgezwakt werd, dat de uitzending nauwelijks te verstaan was. Maar voordat de basis en de kruiser metingen konden verrichten, was alles alweer voorbij. Alleen Ori slaagde erin de veldsterkte te bepalen. Sir, 2512 Oersted! En dat op deze afstand!'

Op dit gebied van de natuurkunde voelde Reginald Bull zich thuis. Hij dacht even na, bracht de afstand van het onbekende ruimteschip tot relaisstation Ori-12-1818 in verband met de daar binnenkomende magnetische veldsterkte en zei overtuigd: 'In het ruimteschip kunnen alleen Akonen zitten!' Noch Rhodan noch Deringhouse spraken hem tegen. 'Aldus hebben onze logica-experts en het robotbrein op Venus weer eens gelijk gekregen,' zei de generaal.

'En bovendien moeten wij bij ons onvrijwillige bezoek aan het Blauwe stelsel tamelijk openhartig ons visitekaartje getoond hebben.'

'Ik neem eerder aan, dat men het uit onze zak heeft gehaald, Deringhouse,' gaf Rhodan zijn mening. 'Misschien hebben we het wel aan die Akonendame Auris te danken, dat het nu in het centrum van de Melkweg bekend is, waar wij vandaan kwamen. Wat denkt u van mijn vermoeden, dat de boordcomputer van onze geëxplodeerde Fantasy de verrader is heren?'

Twee mannen schudden hun hoofd: beiden keken gespannen. Hoe de Akonvrouw Auris het voor elkaar had gekregen om de boordcomputer van het experimentele schip Fantasy te beroven van gegevens over de positie van de aarde, daar dachten ze niet over na. Dat zou alleen maar vragen, en nogmaals vragen opgeroepen hebben, en geen ervan zouden ze kunnen beantwoorden, want de technische superioriteit van de Akonen was te groot. Rhodan keek naar de grote boordcomputer en vroeg: 'Wanneer springen we?'

'Over acht minuten, Sir. Dan hebben we het zwaartekrachtveld van het zonnestelsel verlaten.'

'Bedankt,' antwoordde Rhodan en richtte zich weer tot Bully en de generaal. 'We kunnen op het ogenblik niets anders doen dan wachten. Het loont ook niet meer de moeite om naar onze hutten te gaan. Laten we toch gaan zitten.' Daarna begon de metaalachtige stem van de scheepscomputer af te tellen tot de overgang. Achter de beide stuurstoelen hadden de drie mannen plaatsgenomen.

Kort maar indringend had Deringhouse zijn chef aangekeken. Nu boog hij zich naar hem voorover en vroeg: 'Sir, bent u ongerust?'

'Ja!' gaf Rhodan zonder meer toe. 'Dat is zo. Van binnen ben ik doodsbang. Dit rechtstreekse aan komen vliegen van het Akonschip wijst toch ondubbelzinnig op een bestaand plan, mijn verdenking in dit opzicht is door de zwijgende radio van het vreemde schip nog versterkt. Maar al dat gespeculeer brengt ons geen stap verder. We moeten het kleine schip tegenhouden en de Akonen dwingen hun kaarten op tafel te leggen.'

Met een ruk richtte Bully zich op, toen hij Rhodans antwoord aan Deringhouse hoorde. 'Het zit mij ook niet lekker, dat de Akonen slechts met één schip op bezoek gekomen zijn en bovendien nog niet eens met een ruimteschip van honderd meter doorsnede of er moeten er meer rondvliegen in het Terraanse gebied, die wij tot nu toe alleen nog niet ontdekt hebben misschien?' 'Alles is mogelijk, en zelfs is het feit niet uitgesloten, dat zij hun schip kunnen omhullen met een anti-peilingsscherm, waartegen wij machteloos zijn.' 'Dan kunnen wij ons voorbereiden op nog meer verrassingen,' bromde Bully. De Drusus stond vlak voor de hypersprong naar het zeshonderd vijftig lichtjaren verwijderde Orion-stelsel. De boordcomputer telde de laatste minuten voor de sprong af. In de gigantische ruimtebol weerklonken overal sirenes. Het korte loeien betekende voor ieder lid van de bemanning het bevel, zich vast te snoeren. Tijdstip-X brak aan. Daarna volgde de overgang. De plaats in het heelal, waar zich zoeven nog een reusachtige bol had bevonden, was leeg.

Rijzige mensen met een bruine huidskleur stonden voor hun ruimteschip en spraken met elkaar, ze lachten en schertsten alsof ze mensen van de aarde waren en niet specialisten uit het Blauwe stelsel, die een leven van gevaarlijke ondernemingen leidden. Hun bruine huidskleur was een natuurlijk gevolg van de blauwe reuzenzon, die honderdmaal zo groot was als de aardse zon. Een krachtige ultraviolette straling had dit erfelijke kenmerk aan hun ras gegeven. Ten opzichte van de Terranen waren ze gemiddeld een kop groter en leken ze meer op de bewoners van de Arkon-planeten dan op de bewoners van de aarde. Maar afgezien van hun gestalte, onderscheidden ze zich van de Arkoniden door het ontbreken van roodachtige ogen, en tevergeefs zocht men onder hen mensen, die witte haren hadden. Koperrood haar overwoog. Het licht van de blauwe Akonzon brak door een opengereten wolkendek heen en liet de zomerse dag op de planeet Sphynx drukkend warm worden. De kleine groep Akonen lette er niet op. Het waren jonge mannen die daar stonden te schertsen en geen enkele gedachte wijdden aan de opdracht, die voor hen lag. Allen wachtten op Vu-Pooh, de gezagvoerder van hun bolvormige ruimteschip Retse-U, met een doorsnede van honderd meter. Het sterrenschip met zijn afgeplatte polen was het achtendertigste schip binnen de vloot van het energiecommando, dat uit tweeënvijftig schepen van dit type bestond. In het Blauwe stelsel was geen drieënvijftigste ruimteschip! In het Blauwe stelsel bestond al vele duizenden jaren niet meer datgene, wat mensen en Arkoniden onder ruimtevaart verstonden. De Akonen hadden allang afstand gedaan van deze moeilijke transportmiddelen, de maan van hun planeet Sphinx omgebouwd tot een reusachtig overbrengingsstation en tot in de verre omtrek op bijna alle gekoloniseerde planeten kleine overbrengingsontvangststations geïnstalleerd, die zorgden voor het transport van mensen en goederen door ruimte en tijd.

Een reis van planeet naar planeet was niets anders dan een blokje om. De Akone liep door de energiepoort vóór het station en verliet een stap verder zijn planeet, om reeds, door de poort op de planeet van bestemming, gearriveerd te zijn.

De kleine vloot van honderd meterruimteschepen stond klaar voor bijzondere gevallen. Officieel droeg zij de naam energiecommando. Maar hoe klein en onaanzienlijk deze ruimteschepen er ook uitzagen, de krachten die in deze kleine bollen sluimerden waren reusachtig. Sinds meer dan achtduizend jaren, volgens de Akontijdrekening, was er geen enkel schip van dit commando meer verloren gegaan. Daarom beschouwden de bemanningen hun ondernemingen niet als gevaarlijk. Voor hen was het een tocht door de Melkweg met primitieve middelen, waar altijd avontuurlijke, maar voor hen volkomen onschuldige voorvallen aan vast zaten. Ze vlogen om de veiligheid van het Blauwe stelsel in stand te houden. En nu wachtte een gedeelte van de Ret-se-U-bemanning op zijn commandant om wederom met hun acties de veiligheid van hun sterrenrijk te handhaven. Pan-Thel, de zwartharige Akone, zag als eerste commandant Vu-Pooh aankomen op de kleine ruimtehaven. Hij maakte zijn kameraden erop opmerkzaam. Ogenblikkelijk verstomde het gelach. Allen keken ze vol verwachting in de richting van Vu-Pooh. Een reus van een man, met vuurrood kroeshaar, maakte al vanuit de verte een afwerend gebaar. 'Weer niets!' zei de slanke Mna E-Ig teleurgesteld. 'En ik had zo gehoopt, dat we eindelijk eens iets spannends te doen kregen.'

'Denk je in dit verband aan die lelijke, kleine weerzinwekkende, withuidige vreemdelingen, Mna?' vroeg Gim Sa-rem, de vervanger van de commandant. 'Wie zou daar niet aan denken?' mengde Ol Pan-Thel zich in het gesprek: 'Ik heb ze ook gezien, en ik moet zeggen, dat ze op mij noch een lelijke noch een weerzinwekkende indruk maakten. Je went snel aan hun vreemde huidskleur en als ik denk aan die grote man met zijn grijze ogen, dan moet ik zelfs zeggen, dat hij mij ergens geïmponeerd heeft. Hebben de vreemdelingen bovendien geen grote indruk gemaakt op ons toen ze plotseling verdwenen, hoewel ze tegengehouden moesten worden?' Mna E-Ig lachte geluidloos. Hij richtte zich tot Ol Pan-Thel. Misschien wordt dit dan toch nog wel een aardige expeditie, Ol.'

'Onzin,' sprak Gim Sarem hem tegen. 'Ol heeft alleen maar een zwak voor alles wat vreemd is. Die weerzinwekkende withuiden hebben alleen maar geluk gehad. Naar ik uit betrouwbare bron vernomen heb, heeft men de motor van hun ruimteschip onderschat. Al het andere moet niet veel waard geweest zijn.' Toevallig keek hij daarbij Ol Pan-Thel aan en zag zijn spottende lach. 'Je gelooft het natuurlijk niet! Typisch voor jou. Wat bevalt je dan niet aan mijn woorden?'

'Dat je deze vreemdelingen weerzinwekkende withuiden noemt, Gim! Kennen wij ze dan echt goed? Zijn wij de enigen in de Melkweg?' 'Ach!' foeterde de plaatsvervangende gezagvoerder van de Retse-U, Ol Pan-Thel. 'Dat bevalt je niet, maar ben je het ook eens met de manier waarop deze withuiden zich gedragen hebben? Zijn ze ons bescheiden, terughoudend tegemoet getreden, zoals dat betamelijk is voor vreemdelingen? Nee, ze hebben zich aan ons opgedrongen op een onbeschrijflijk brutale manier, ofschoon het toch duidelijk genoeg was, dat we niks met hen te maken wilden hebben! Durf jij dit aspect tegen te spreken, Ol Pan-Thel?'

'Ik moet denken aan de uitspraak van onze grootste filosoof Untk, Gim Sa-rem,' antwoordde Pan-Thel gelaten, ofschoon commandant Vu-Pooh intussen gearriveerd was bij de groep en meeluisterde. 'Untk heeft gezegd ...' 'Bespaar ons je oude filosoof...,' barstte Sarem los, maar moest toen abrupt zijn mond houden, omdat Vu-Pooh zich in het gesprek mengde. 'Ol, op welke uitspraak wilde je ons vergasten?'

'De uitspraak, waarin Untk kortweg zegt: Niets geschiedt zonder reden. Sommigen lachten; Gim Sarem het hardst. Maar Vu-Pooh lachte niet. 'Wij hebben ook niet zonder reden bevel tot deze actie gekregen, Pan-Thel. De regerende macht van Akon heeft besloten dat Mal-Se ingezet wordt. Laten we dus aan boord gaan. Dat is beter dan over filosofische uitspraken te discussiëren.' Dat was een bevel. De woordenwisseling werd niet meer opgenomen. Even later werd er nog een kist ingeladen. Akonische tekenen betitelden de inhoud als Mal-Se.

Daarna volgde het startverlof voor de Retse-U.

Pijlsnel raasde de ruimtebol met de afgeplatte polen door het wolkendek heen, verdween erachter en begon aan zijn taak.

Zachtjes, zonder schokken dook de Retse-U weer in het .normale universum op. Als een roodgloeiend oog zagen ze de Betelgeuze voor zich in de ruimte liggen.

Alleen Vu-Pooh en Gim Sarem waren in de kleine centrale. Allerminst onder de indruk van deze reusachtige zon zaten ze werkeloos in hun stoelen en wierpen zelfs geen vorsende blik op de weinige instrumenten. Zo verstreken er in alle stilte enkele minuten, totdat Vu-Pooh zich plotseling voorover boog en een kleine bol bekeek, die in een klein metalen hokje scheen te zweven. Op het oppervlak van de bol waren twee gloeiende punten duidelijk te zien. Vu-Pooh knikte tevreden en leunde weer achterover. 'Men heeft ons ontdekt, Sarem'. 'Goed,' antwoordde deze. Daarmee was de zaak voor beiden afgedaan. De Retse-U scheen het Betelgeuze-stelsel stuurloos voorbij te razen. Ongeïnteresseerd rustten de blikken van de twee Akonen op het voor mensen vreemdsoortig uitziende beeldscherm, dat ingesteld was op het doel van het schip en ook nog in staat was om de buitenste planeten van de reuzenzon te bestrijken.

De tijd verstreek. Met onverminderde snelheid joeg de Retse-U op zijn doel af. Plotseling bewoog Gim Sarem zich. Hij wees op het beeldscherm, waarop een zwak reflecterende cirkel zichtbaar werd.

Vu-Pooh keek er maar even naar. 'Dat zal het station zijn, dat we automatisch peilen, Gim.'

De commandant van het energiecommandoschip Retse-U vond het niet de moeite waard er nog meer over te zeggen. Waarom ook? Deze onderneming was niets anders dan een routinevlucht. Het kleine schip kruiste de baan van de buitenste planeet, een bevroren gaswereld, en naderde nu tot op 30.000 kilometer de volgende ster. Dat het daarbij in de roerige luchtmassa's van de planeet terecht kwam, was in het schip niet te merken. Enkele seconden later lag de planeet al ver achter hen. Plotseling verhief zich een instrument uit het platte, kleine controlepaneel. Op ooghoogte van de beide Akonen bleef het stilstaan.

'O ...,' zei Gim Sarem verbaasd, 'drie schepen van de withuiden!' Beide Akonen begonnen belangstelling te tonen. Hun bukken bleven rusten op het instrument, en met wantrouwen in hun ogen lazen ze de cijfers af. 'Vreemd,' mompelde Vu-Pooh, 'ze nemen geen notitie van ons. Drie schepen, die zich niet verroeren.' Zo bleef het.

De Akonen konden niet vermoeden, dat de bewakingskruiser Nil uitdrukkelijk bevel had gekregen zich niet te bekommeren om het onbekende ruimteschip en om bij het schip van de geneeskundige dienst en het besmette cilindervormige schip te blijven. De belangstelling van de Akonen voor deze drie schepen verminderde snel. Ze vertrouwden op de gevechtssterkte en de snelheid van hun Retse-U. Op een reusachtige afstand raasde de afgeplatte ruimtebol de Betelgeuze voorbij. De monstrueuze planeet joeg protuberansen van honderd miljoen kilometer lengte de ruimte in: het was een unieke oven met constant in werking zijnde atomaire krachten. De beide Akonen keurden de reus geen blik waardig.

'Oproep!' stelde Vu-Pooh laconiek vast, toen ze aangesproken werden door de stationaire translater. Ze hoorden Reginald Bulls bevel, om zich te melden. Drie maal weerklonk de oproep, drie maal vertaalde de translator het gelijkluidende bericht in hun taal. Vu-Pooh en Gim Sarem gedroegen zich als goden, deze kleine moeilijkheid met de withuiden kon hen niet schokken. 'Plotseling opkomend krachtig radioverkeer ...'

Deze conclusie kwam op Vu-Pooh over als enige afwisseling in zijn eentonige dienst. Hij verwachtte niet, dat Gim Sarem er iets over zou zeggen. Hij zei ook niets. De translator zweeg. Een ondubbelzinnig bewijs van het feit, dat de radioberichten niet rechtstreeks op hen sloegen. De inhoud van de berichten kon hen niets schelen. De Retse-U had nog drie planetenbanen doorkruist, toen drie instrumenten tegelijk zich verhieven uit het oppervlak van het controlepaneel. Zonder overgang was ook het hele beeld op het scherm veranderd.

Op dit moment was er een ruimteschip van reusachtige afmeting te zien. De drie instrumenten op ooghoogte van de Akonen vertelden hoe groot de afstand tot het reusachtige ruimteschip was, hoe snel het kon versnellen en dat het hen volgde.

'Ze hebben negen tijdsperiodes nodig om ons in te halen, als we niet sneller gaan,' stelde Vu-Pooh met een glimlach vast en stond langzaam op. Met zijn linkerhand raakte hij een schakelaar aan en verzette hem.

Het beeldscherm bleef onveranderd, maar de positie van de Retse-U binnen het Betelgeuze-stelsel was. plotseling veranderd. Op de plaats, waar het ruimteschip zich zoeven nog bevonden had, was het verdwenen, om tegelijkertijd weer op te duiken boven de zevende planeet, een methaangasreus. Het beeld op het scherm veranderde. Een kolkende gasstroom scheen de kleine centrale van de Retse-U binnen te stromen.

Met een onwaarschijnlijke snelheid, nog steeds automatisch bestuurd, maakte het afgeplatte ruimteschip aanstalten voor de landing. Enkele seconden later begonnen de luchtmassa's om het schip heen gloeiend te worden. Op het beeldscherm vlamden de sporen van het methaangas in een steeds feller wordend rood op. Vu-Pooh en Gim Sarem keurden dit schouwspel ook geen blik waardig. In het schip weerklonk nu de eerste melding sinds de Retse-U vertrokken was van de planeet Sphinx. 'Commando klaar voor actie!' Vu-Pooh antwoordde: 'Landing over één tiende tijdsperiode!' Daarna werd het weer stil. In de ruimte, waar twee groepen Akon-technici bijeen zaten, heerste eveneens een gelaten stemming. Met nietszeggende gesprekken wachtten ze op de landing van het ruimteschip. Hun uniforme werkkleding werd nu bedekt door huiddunne, strakke ruimtepakken. De naar achteren geklapte, volkomen doorzichtige helm zag er breekbaar uit. Een bochelachtige verhoging op hun rug, ter grootte van een sigarenkistje, wees erop, dat daar onder het ruimtepak speciale voorzieningen waren getroffen. Toen er een groen licht aangloeide, verstomde ieder gesprek. De ruimtehelmen werden dichtgeklapt, de jonge mannen verspreidden zich over de langgerekte ruimte, die voor één derde met kleine en grote machineonderdelen gevuld was. Vlakbij de sluis namen vijf Akonen plaats voor een rechthoekige schakeltafel. Nogmaals gloeide een groen licht aan. Tegelijkertijd ging de sluis, die gebruikt werd voor het in- en uitladen en die tot op dit moment niet zichtbaar was geweest, open.

Als een orkaan joegen massa's methaangas het vrachtruim binnen en probeerden alles te omhullen. Meer dan twintig Akonen waren naar buiten gegaan. Ze letten niet op hun bizarre, dodelijke omgeving. Ze hadden in de loop van hun acties zoveel planeten leren kennen, dat deze methaangaswereld met zijn ononderbroken orkanen hen niets meer zei. Ondanks de opgestapelde luchtmassa's, ondanks de reusachtige zwaartekracht van deze levensvernietigende sterrenbol, bewogen de Akonen zich met een onwaarschijnlijke zekerheid voort. In een onafgebroken reeks werden zij gevolgd door aggregaatonderdelen, die rustten op geconcentreerde anti-zwaartekrachtafstotingsvelden. Deze Akonen waren op elkaar ingespeeld als een groep kunstenaars. Alles klopte, iedere bezigheid sloot aan op de werkzaamheden van voor- en achterbuurman. De harde bevroren bodem werd met straalsondes tot op twintig meter diepte doorboord. Even lange metalen staven werden in de gaten neergelaten.

Even verderop was een ander groepje bezig; via de radio waren zij allen met de Retse-U verbonden. Positie van de methaangasplaneet, omloopsnelheid, verschuivingen binnen het totale stelsel ten opzichte van hun eigen zon, enkele honderden, gedeeltelijk tegenstrijdige factoren moesten in aanmerking genomen worden om tot een resultaat te komen, dat uiteindelijk overeenstemde met de wetten van de natuur.

Toen de zevende tijdsperiode voorbij was, sloot Gut-Ko, de chef-ingenieur van het team de converter aan op de bijna huizenhoge installatie, die een verkleinde uitgave was van de gigantische overbrenger in het Blauwe stelsel. Een combi-testapparaat ter grootte van een vuist, tastte met zijn controlestralen alle hoofdfasen af, voordat Gut-Ko in staat was de energie de vrije loop te laten.

Samen met de rekenafdeling verrichtte hij nu het laatste precisiewerk, terwijl het hoofdteam reeds aan boord van de Retse-U teruggekeerd was. Even later volgde ook Gut-Ko met zijn mannen. Geluidloos ging de sluis dicht, toen de laatste man het laadruim had betreden. Het giftige methaangas werd niet door pompen, maar door krachtvelden in een oogwenk naar buiten geperst. Weer gloeide het groene licht aan: dit was tegelijkertijd een teken voor het specialistenteam, dat de Retse-U vertrok.

In de kleine centrale stelde Gim Sarem aan Vu-Pooh de vraag: 'En wat doen we nu met Mal-Se, Vu?' 'Niets! We brengen hem weer terug, omdat onze voorsprong op de withuiden nog steeds meer dan een tijdsperiode bedraagt.' Op zijn karaktervolle gezicht tekende zich een soort triomf af. 'De schepen van de vreemdelingen zijn belachelijk langzaam. De regerende raad zal verrast zijn, als ik meld hoe langzaam hun ruimteschepen zijn. Des te onbegrijpelijker is het, dat ze de energiebarrière konden doorbreken.' Terwijl om de Retse-U heen de methaangasatmosfeer weer loeide en het Akon-ruimteschip met een onvoorstelbare snelheid de levensvernietigende planeet verliet, weerklonk in de rustige kleine scheepscentrale een kort gezoem. De overbrenger, die door de Akonen op de Betelgeuze planeet was gebouwd, gaf door dit signaal te kennen, dat hij in verbinding stond met het gigantische overbrengingsstation in het Blauwe stelsel.

Vu-Pooh had niets anders verwacht van zijn specialisten. Het was dan ook niet de eerste keer, dat ze deze opdracht razendsnel hadden uitgevoerd. Gut-Ko, de chef-ingenieur betrad de centrale. Hij kwam om zich in te laten lichten over het naderende reuzenschip van de withuidige vreemdelingen. Gim Sarem draaide een schakelaar om en voor hem ontstond uit het niets een merkwaardig beeldscherm, dat een model van het Betelgeuze-stelsel met zijn planeten voorstelde, maar ook toonde waar het ruimteschip van de withuidige vreemdelingen en waar hun eigen schip zich bevond.

De zon staat tussen ons en de vreemdelingen in,' verklaarde Gim Sarem. 'En alleen hun basis kan ons op dit moment te pakken krijgen. Het grote schip komt met 0,9 LS het stelsel binnen. We zullen nu onze voorsprong van enkele tijdsperioden uitbreiden tot in het oneindige.' Gim Sarem keek op en wierp een vragende blik op de chef-ingenieur. 'Niet helemaal tevreden, Gut-Ko,' vroeg hij toen hij de opeengeknepen lippen van de ander zag.

Gut-Ko knikte en zei toen: 'Gim, op wat voor manier zijn deze vreemdelingen, die met die volkomen verouderde reuzenschepen vliegen, ons sterrenrijk binnengekomen? Dat kan toch geen toeval geweest zijn? 'Toeval of niet, het speelt nauwelijks meer een rol, Gut-Ko. De vreemdelingen zullen landen en daarbij bezocht worden door Mal-Se. Het is derhalve overbodig om daar nog over te spreken.'

Het was het ogenblik, waarop de Ret-se-U uit het heelal verdween en een ruimte van hoger niveau binnendook. De reliëftaster van meetstation Ori-12-1818 kon dit schip niet meer zichtbaar maken op het speciale scherm, maar tegelijkertijd liet de oscillograaf van de structuurpeiling weer die vlakke amplituden zien, die iedereen voor een raadsel stelden.

Met 0,9 LS stormde de Drusus het stelsel van de reuzenzon Betelgeuze binnen. De sprong was al enige tijd achter de rug en de nevenverschijnselen van de rematerialisatie waren bij iedereen reeds weggeëbd. Terwijl Bully en Deringhouse met elkaar spraken, staande voor de sterrenkaart, waarop de koers van het vreemde kleine schip afgezet was, zat Perry Rhodan nog steeds in zijn stoel te peinzen. Zelfs de uitroep van de structuurtasterpeiling: 'Storingen bij abnormaal vlakke amplitudes, positie: ongeveer een miljoen kilometer boven planeet nummer zeven!' kon Rhodan niet opschrikken uit zijn gepeins.

Hij voelde wel, dat het opduiken van de Akonen, zo dicht bij het aardse stelsel, geen toeval was, maar hij achtte zich niet in staat het plan te ontdekken, dat achter dit bliksembezoek stak. Ori-12-1818 meldde zich; tegelijkertijd werd hetzelfde bericht uitgestraald naar het hoofdkwartier van de solaire vloot. 'Onbekend ruimteschip van onbekende constructie heeft een minuut en achttien seconden geleden vermoedelijk door een hypersprong ons ruimtetijd-continuum verlaten. Reliëftaster reageert niet meer. Einde bericht.' Maar nu kwam Rhodan in actie. Hij stond op en liep naar de hypercom. 'Hier Rhodan. Vraag aan station Ori: hoelang heeft het onbekende ruimteschip zich opgehouden op de zeventiende planeet en waar landde hij. Ik wacht.'

Toen hij deze woorden uitsprak, verstomde het gesprek tussen Bully en de generaal plotseling. Beide mannen draaiden zich om naar Perry Rhodan, die voor de microfoon stond. 'Meetstation Ori-12-1818 aan chef,' klonk de stem van luitenant Harald Fitzgerald in de luidspreker. 'Duur oponthoud van vreemde ruimteschip op zeven: negenentwintig minuten en vier seconden. Landingsplaats op zeven .. .' Automatisch nam de boordcomputer alle gegevens over, die luitenant Fitzgerald nu doorgaf.

Rhodan keek peinzend op, toen het verslag beëindigd was. Vele mannen in de centrale zagen hem zijn hoofd schudden.

'Hoe lang nog?' Zijn vraag, waarvan de bedoeling niet rechtstreeks duidelijk was, werd begrepen door de copiloot. 'Over twintig tot vijfentwintig kunnen wij de landingsplaats bereikt hebben, sir, vooropgezet dat de peiling klopt!' 'Bedankt,' antwoordde Rhodan en liep naar Bully en Deringhouse. 'Nu, mijne heren, wat zegt u hiervan?' Bully hulde zich in stilzwijgen; generaal Deringhouse haalde zijn schouders op en liet ze weer zakken. 'Raadselachtig, Sir! Volkomen onverklaarbaar. Wat moet je in godsnaam tijdens een bezoek van dertig minuten aan een vreemde planeet uitspoken?'

Bully gooide eruit, wat plotseling in zijn hoofd opgekomen was: 'Een koekoeksei leggen!'

Deringhouse lachte vluchtig en zei: 'Ja, als er een Galactische koekoek was,' om op hetzelfde moment een waarschuwende blik naar Reginald Bull te werpen en onopvallend te wijzen in de richting van Rhodan.

Die keek naar de sterrenkaart, maar scheen hem totaal niet te zien. Intussen raasde de Drusus op een veilige afstand langs het Betelgeuze-stelsel en zwenkte daarna af, om koers te zetten naar de grote methaangasplaneet. Het geweldige panoramische scherm van het superslagschip was gedeeltelijk geblindeerd en liet nog slechts een tiende van de roodgele lichtgloed van de monstrueuze zon binnenkomen. Desondanks was dit licht altijd nog een stuk krachtiger dan de normale verlichting van de centrale.

'Galactisch koekoeksei,' herhaalde Rhodan en keek nu Bully aan. 'Jij hebt vaak invallen, dikke, die onbetaalbaar zijn.'

'Mijn god, ik heb toch niets gezegd,' wimpelde Reginald Bull af, die Rhodan op dit moment verkeerd begreep. 'Jawel! Je hebt juist zeer veel gezegd, Bully. Sinds ik jouw opmerking gehoord heb, is de druk in mijn hoofd verdwenen.'

'Kan best,' zei Bully, die zich niet helemaal op zijn gemak voelde. 'Maar wat hebben mijn praatjes te maken met de Akonen?'

Nu glimlachte Rhodan, en met een korte blik vergewiste hij zich ervan of de generaal ingezien had hoeveel waarheid er lag in deze gedachteloos uitgesproken opmerking. Maar ook Deringhouse had Rhodans gedachten niet kunnen volgen.

'Goed,' stelde hij vast, daar hebben wij het op het ogenblik niet meer over. Als we de landingsplaats van de Akonen op zeven bereikt hebben, kunnen we misschien het koekoeksei bekijken dat ze achtergelaten hebben.' 'Je hebt geen hoge dunk van ze, Perry.' 'Hebben we dan goede ervaringen met deze Voor-Arkoniden? Toen wij de Arkoniden leerden kennen, lieten ze ons terdege en ongegeneerd hun arrogantie voelen; toen we in het Blauwe stelsel het stamvolk van de Arkoniden, de Akonen aantroffen, namen ze eerst geen notitie van onze aanwezigheid. Is dat iets anders dan arrogantie of hoogmoed?'

'Hm... De Akonen liggen met hun techniek veertigduizend jaar voor op ons. Als je dat als uitgangspunt neemt en jij dan aan een koekoeksei gelooft, wat staat ons dan te wachten op de methaanreus, Perry?'

'Gevaar! Sluipend gevaar, mijne heren, een gevaar dat misschien daarom zo onheilspellend is, omdat wij het niet als gevaar kunnen herkennen!' Een melding van de energiepeiling beëindigde dit gesprek. 'Sir,' riep een luitenant, 'we nemen juist een zwakke, maar onveranderd gelijk blijvende energie-uitstraling waar. Hij komt van zeven en van de plaats, die Ori-12-1818 genoemd heeft als landingsplaats van het onbekende ruimteschip.'

'Onmiddellijk iedere kleinste verandering melden, luitenant,' beval Rhodan. De ruimtebol met een doorsnede van anderhalve kilometer begon af te remmen; de snel toenemende druk werd opgevangen door de compensatoren. Binnen enkele minuten ging de Drusus over van bijna de snelheid van het licht op 300 seconden/kilometer. Gedurende dit tijdsverloop functioneerde een derde van de converters met maximaal vermogen, loeiden compensatoren, dreunden de supersterke straalmotoren dof in de machinekamer en zoemden en bromden transformatoren en aggregaten. Ondanks de omvang van het schip en de afstand, die tussen machineruimtes en de centrale lag, drongen deze geluiden door alle isolatiewanden heen en dwongen de mannen om harder dan anders te spreken.

Het licht van Betelgeuze was intussen ook zodanig in sterkte afgenomen, dat het verdraaglijk was voor een menselijk oog. Planeet zeven, die op een reusachtige afstand om de superzon heen cirkelde, dook nu als een sterrenlichaam, ter grootte van een voetbal, op aan de bovenste rand van het panoramisch scherm. Op het eerste gezicht scheen hij slechts uit een gaswolk te bestaan, die voortdurend in beweging was. Maar toen de robotcomputer het scherm anders had ingesteld, verdween de nevelige atmosfeer en werd een reusachtige planeet zichtbaar. Een planeet, zonder een spoor van leven, verstijfd van kou, die onbewegelijk in de ruimte scheen te hangen. Honderd drieënnegentig uur had de planeet nodig om een omwenteling uit te voeren, maar in verhouding tot zijn reusachtige omvang draaide hij verbazingwekkend snel rond, wat hevige orkaanverschijnselen opriep in de atmosfeer.

De accurate meetinstrumenten van de Drusus registreerden orkanen met een snelheid van meer dan vierhonderd kilometer per uur. Veertigduizend kilometer boven de planeet joegen de luchtmassa's met een tienvoudige snelheid voort.

Zeven was een dode planeet, en hoorde met zijn zwaartekracht van 5,3 gravo's thuis in de klasse van de zware planeten.

'Wat de Akonen hier nu net te zoeken hebben, is voor mij een raadsel,' zei generaal Conrad Deringhouse, die zoeven via de intercom bevolen had, dat de mannen die van boord zouden gaan speciale ruimtepakken moesten aantrekken.

Sinds de snelheid van de Drusus afgenomen was, bevond het schip zich in alarmtoestand. Alle geschutskoepels waren bezet, in de vuurleidingcentrale stond men onder hoogspanning. Twee dekken lager trokken honderdtachtig mannen zwijgend hun speciale ruimtepakken aan.

Tien minuten voor de landing van de Drusus op zeven kwam in de centrale de laatste gereedmelding binnen. Het superslagschip van de solaire vloot scheen op alles voorbereid te zijn, ook op koekoekseieren die hier misschien door de Akonen verstopt waren.

De Drusus was geland op de zevende planeet van het Betelgeuze-stelsel. Ondanks een brullende orkaan stond het schip daar even veilig en rustig als op de ruimtehaven van Terrania. Maar voorlopig bleven alle sluizen nog dicht; geen enkele robot of raketsonde was er op uit gestuurd. Het bevel tot actie was nog steeds niet uitgevaardigd. En Perry Rhodan dacht er niet aan, dat bevel te geven.

Eerst moest hij weten, wat het doel van dat ding was, dat ongeveer vier kilometer verderop stond en de grootte van een normaal huis had.

Het nam nu het hele, op maximale vergroting ingestelde scherm in beslag. Men had met absolute zekerheid vastgesteld, dat de energie-uitstraling uit dat ding kwam; hij was zwak, maar van een continue intensiteit. 'Mijne heren,' doorbrak Rhodans stem nu de stilte in de centrale, 'wat is dat? Ik weet het niet. Kan iemand het mij vertellen?'

Zijn vraag werd niet beantwoord; op zijn vraag aan de vuurleidingcentrale kreeg hij als antwoord, dat meer dan vijftig procent van het geschut van de Drusus op deze onbekende constructie was gericht.

Deze zekerheid werkte geruststellend, want alleen al een vuurkracht van dertig procent was voldoende om met een spervuur van enkele minuten een kleine planeet te verwoesten, zonder eerst nog kernbommen te gebruiken. Maar ook die lagen klaar om afgegooid te worden. Er kon het grote schip eigenlijk niets overkomen, en toch werd iedereen bekropen door het gevoel, tegenover een gevaar te staan, waartegen men zich niet beschermen kon. 'Wat is dat?' vroeg Perry Rhodan voor de tweede keer. In zijn grijze ogen was een onheilspellende spanning te lezen. 'De Akonen hebben zich niet voor niets de moeite gegeven, ons dit ding zo snel te laten vinden. Bij alle sterren, wat stelt dat voor, Bully?' 'Dat vervloekte koekoeksei!' riep hij alleen en haalde moedeloos zijn schouders op.

'Sir!' De luitenant van de energiepeiling had een luide kreet gegeven. 'Een nieuwe uitstraling. Nog nooit gezien, net als schokgolven en toch heel anders. Uit. . . Nu zijn ze verdwenen.' Was dat het signaal voor Rhodan geweest om handelend te gaan optreden? 'Mijne heren aan de computer, evaluatie, maar snel, alstublieft!' Bully en Deringhouse keken elkaar even aan. Zij wisten maar al te goed wat deze klank in Rhodans stem betekende.

In het opvangbakje van de boordcomputer viel een plastic strook. De man die het er uithaalde, wierp er een blik op, kromp ineen en zei met sombere stem: 'Niets! Het robotbrein kan niets zeggen over de meetresultaten van de energiepeiling!'

Gelaten klonk Rhodans stem: 'Ik had niets anders verwacht. Nu, Bully, twijfel je er nog steeds aan of het vreemde schip door Akonen bemand was of niet?'

'Helaas niet! Maar daarmee weten we nog steeds niet, wat dat ding te betekenen heeft.'

Sarcastisch antwoordde Rhodan: 'Dat komt omdat de Akonen geen gebruiksaanwijzing hebben achtergelaten, daarom nemen wij nu zo min mogelijk risico. Ik zie er van af onze mannen in te zetten. Deringhouse, staan de gevechtsrobots klaar?' 'Vier groepen van zestig stuks, chef.' 'En hoe staat het met de robottechnici, generaal?'

'Ik heb bevel gegeven er vijf te programmeren.'

'Zet u die ook in. Wij blijven hier en volgen de onderneming via het beeldscherm. Bully, ben je het er mee eens?' 'Is Harno, het televisiewezen, aan boord, Perry?'

'Nee, ik heb zijn afwezigheid ook al betreurd. Harno kon ons wellicht beter informeren.'

Op dit moment ontstond er enig lawaai achter hun rug. Een barse stem vroeg: 'Wat moet u hier? Wie bent u, jongeman?'

Perry Rhodan had er een vermoeden van, wie de centrale betreden had. Hij draaide zich om, en zag dat Walt Ballin de journalist, door Poul Naya tegengehouden werd.

'Naya, laat die heer maar passeren. Hij is overigens journalist bij de Europa News in Parijs en heeft in een hoofdartikel beweerd, dat de solaire regering alleen hierdoor al een destructieve politiek voert, doordat zij het verzuimd heeft de Terranen voldoende over het wel en wee van de Melkweg te informeren.'

Daarmee had Rhodan zijn officieren in de centrale van de Drusus een heet hangijzer voor de voeten geworpen. Zij, die zonder bezwaar voor hun chef door het vuur gingen, waren tegenstanders van al diegenen, die probeerden hun chef verwijten te maken. 'Ach...,' stootte Poul Naya dan ook uit, en zijn ogen begonnen te fonkelen. 'Sir, is deze krantenjongen niet de geschikte man om ingezet te worden? Hij zou best eens naar dat ding kunnen gaan kijken. Dan zou hij ook eindelijk het juiste aanschouwelijke onderricht genieten!'

Ondanks de onzekere toestand, waarin de Drusus zich bevond, namen Rhodans mannen deze gelegenheid te baat om hun stoom af te blazen. Journalisten waren nog nooit hun vrienden geweest! Alleen hadden zij zich allemaal vergist in Walt Ballin. Hij dacht er niet aan om martelaar te worden en te boeten voor de zonden van zijn collega's. Impulsief zei hij: 'Akkoord, maar ik laat me pas door u naar buiten sturen, als u eerst een goed doorwrocht hoofdartikel voor de Europa News heeft geschreven!' 'Maar ik ben toch geen krantenjongen!' antwoordde Poul Naya zonder na te denken.

Walt Ballin knikte welwillend. 'En ik ben geen lid van de solaire vloot, Mister. Ik ben aan boord van de Drusus als gast van de eerste regent!' Rhodan glimlachte om de slagvaardigheid van de journalist, die met deze verwijzing iedere aanval op zijn persoon onmogelijk maakte. Rhodan riep hem bij zich.

'Wat luitenant Naya over aanschouwelijk onderricht gezegd heeft, klopt, Mister Ballin. Gaat u hier zitten en volgt u met ons via het beeldscherm hoe de zaken zich verder ontwikkelen. Bent u op de hoogte van onze onderneming?' 'Dank u, Sir. Uw luitenant Guck heeft mij het nodige verteld.' Onwillekeurig spitste Bully zijn oren. Hij wilde zich geen enkel woord meer laten ontgaan, want hij vermoedde een schelmenstreek achter deze zogenaamde inlichtingen van de muisbever. 'En wat heeft luitenant Guck u verteld, Ballin?' vroeg Rhodan, wiens grijze ogen op dit moment lichtelijk fonkelden.

'Dat het bij deze actie om een ontmoeting met de Akonen uit het Blauwe stelsel zou gaan. Hun technische ontwikkeling is dermate superieur aan de onze, dat het voor de Akonen een kleinigheid is om het Arkon-imperium samen met het zonnestelsel compleet te vernietigen. Sir, u kijkt me zo verbaasd aan, klopt deze informatie niet?' Jawel. Mijn verbazing slaat ook niet op u, maar op Gucky, die...' Opeens stond hij tussen hen in en piepte, terwijl hij tevergeefs probeerde een militaire houding aan te nemen: 'Net op tijd, Perry! Je weet toch wel, dat er onder jouw officieren geen leugenaars schuilen en ook geen sprookjesvertellers!'

En Gucky was alweer verdwenen! Het gelach van de officieren in de centrale verstomde dadelijk, toen op het beeldscherm 245 gevechtsmachines opdoken, die op het ding afgingen, vier kilometer verderop. Ze lieten zich niet weerhouden door de zwaartekracht van de gigantische methaangasplaneet, noch door de orkaan. 'Superactie van robots tegen het Trojaanse paard,' zei Bully bij zichzelf. Niemand zag hoe Perry Rhodan even ineenkromp. Door Reginald Bulls uitdrukking Trojaanse paard had hij plotseling begrepen wat dat ding voorstelde! Een Akon-overbrenger!

De overbrenger op de zevende planeet van het Betelgeuze-stelsel was speciaal geconstrueerd.

Het was niet alleen een transportmiddel van ster naar ster; hij zorgde ook voor de overbrenging van beelden! En op Sphinx zaten drie Akonen voor een lichtelijk gewelfd beeldscherm en keken ongeïnteresseerd naar de geweldige ruimtebol met zijn doorsnede van vijftienhonderd meter en de groep voortmarcherende robots, die het overbrengingsstation tot op twee kilometer genaderd waren. De jongste van de drie Akonen lachte geamuseerd. 'Het lot is ons gunstig gezind, en Mal-Se zal zich niet één keer hoeven in te spannen.' Maar hij werd tegengesproken door de oude Akone aan zijn linkerzijde. 'Dat ligt niet aan het lot, maar aan de leiding van het energiecommando en aan Vu-Poohs ideeën. Deze plaats is zo gekozen, dat de withuidige vreemdelingen wel moesten landen op de plaats, waar ze intussen geland zijn. Wat blijft er dan van het lot over? Het lot is toch immers niets anders dan een spelletje van het toeval. Maar cijfers laten geen ruimte voor het toeval; ze zijn zelfs in staat om het toeval op te sluiten in cijfers. Dat moet je nooit vergeten, Hut-Up!'

'Ik zal er op letten, wijze meester,' zei Hut-Up en zei daarna niets meer. Ongeïnteresseerd, bijna verveeld, volgden drie Akonen in het Blauwe stelsel de opmars van Terraanse robots naar het overbrengingsstation. Toen de voorhoede van de gevechtsmachines nog slechts enkele honderden meters van zijn doel verwijderd was, zei de Akone, die door Hut-Up met wijze meester aangesproken was, tot een medewerker aan zijn rechterzijde: 'Mal-Se kan verdwijnen!' De ander herhaalde deze instructie, dat wil zeggen dat hij hem uitsprak in een bepaalde richting. Uit dezelfde richting klonk het antwoord: 'Mal-Se verdwijnt binnen het vijfentwintigste deel van een tijdsperiode!'

De wijze meester knikte en verbrak de verbinding.

'Wij hebben ons werk gedaan. De regerende raad zal opnieuw tevreden zijn met de prestaties van het energiecommando. Heeft Vu-Pooh zich al gemeld?' 'Ja, wijze meester,' zei Hut-Up. 'De Retse-U arriveert in het eerste vijfde deel van de vierde periode.' 'Goed. Laat Vu-Pooh zich bij mij melden. Ik moet hem spreken, Hut-Up.'

'Je hebt gelijk!' stiet Bully uit. 'Het is inderdaad een Akon-overbrenger!'

i3 i4 i5  

Daar bestond geen twijfel meer over. Een tornadoachtige energieveld van ruim honderd meter hoogte en breedte was in enkele seconden boven het ding ontstaan, weerstond het natuurgeweld van de zeventiende Betelgeuze planeet en begon van binnen roodachtig te gloeien. Het hele verschijnsel moest een concentraat zijn van krachtige energiekrachtlijnen, die een diepzwarte tunnel lieten ontstaan.

De enige, die nog sprak in de centrale van de Drusus, was generaal Deringhouse. Hij gaf via de radio bevel aan de robots om te blijven staan en nieuwe bevelen af te wachten. Meer had hij niet te zeggen. De programmering zorgde voor de rest. Tweehonderd meter voor de Akon-overbrenger en het roodachtige gloeiende energieveld waren de Terraanse gevechtsmachines blijven staan. Nu trok Rhodan de microfoon naar zich toe.

'Alles wat het overbrengingsstation verlaat, gevangen nemen; vernietigen of doden moet absoluut vermeden worden!'

Hij gaf de microfoon aan de generaal terug.

En toen volgde het wachten. De brede kant van de Drusus, die naar de overbrenger toegewend was, was gereed om te vuren. Onverbiddelijk waren thermo-, desintegrator- en impulsgeschut gericht op dit technische voortbrengsel van een vreemd volk, gereed om het onder te laten gaan in een vuurorkaan.

De journalist Walt Ballin kreeg door deze actie aanschouwelijk onderricht over het optreden van de solaire vloot, op een manier waarvan hij nooit had durven dromen.

Steeds weer bleven zijn blikken op Rhodan rusten, steeds meer begon hij deze koele, voorzichtige en berekenende man te bewonderen. Perry Rhodan was noch een dictator noch een gelijk hebbende kletskous. Hij zei juist: 'De Akonen zijn toch niet geland om ons voor de gek te houden! Maar wachten we niet al veel te lang?' 'Er is toch nog niets gebeurd,' wierp Bully tegen.

Rhodan ging er niet op in. 'Deringhouse, laat de robots weer terugkeren in het schip. Met grote snelheid. Het zit me niet lekker! Mijne heren, wat zeggen uw meetinstrumenten?' Die vraag was gericht aan de officieren van de centrale. Deringhouse haalde via de radio de robots weer terug. Bully was het er niet mee eens, maar hij liet het bij een bedenkelijk gezicht. Walt Ballin voelde voor het eerst in zijn leven wat het betekende om werkelijk bang te zijn.

Hij was vreselijk bang, maar niet voor die rode gloed of die vreemdsoortige constructie, hij was bang, zonder dat hij precies wist waarom. Op het panoramische scherm was te zien, dat de robots reeds de helft van hun terugweg afgelegd hadden 'Geschutskoepel! Vuur vrij op doel!' Rhodans stem klonk metaalachtig toen hij dit bevel in de intercommicrofoon sprak.

Bijna tegelijkertijd vernietigden torendikke desintegrator- en impulsstralen de Akon-overbrenger! Alles ging ten onder in een atomaire gaswolk, die onmiddellijk meegesleurd werd door de methaangasorkanen. De plaats, waar het station gestaan had, gloeide nog even op; het bevroren gesteente werd vloeibaar, werd gasvormig. Drie seconden had het spervuur uit de voorste geschutskoepel van de Drusus geduurd. Toen het straalgeschut uitgeschakeld werd, was er op vier kilometer afstand een krater in de bodem geslagen, waarin het vloeibare gesteente langzaam weer verstarde en een samenhangende vloeibare gaslaag vormde. 'Ik zou nog even gewacht hebben, Perry!

'Waarop, Bully?'

De dikke man met de zomersproeten liet zijn verbazing over Rhodans opwinding niet blijken, maar zei: 'Staat het zo met je ...'

Met mij ook, dacht Walt Ballin, en hij begreep niet waarom hij ook nu nog angst voelde.

Even later meldde Deringhouse aan Rhodan: 'Sir,de robots zijn weer terug in de sluis. Ik heb de wetenschappelijke robots gezegd, dat ze naar de centrale moeten komen.'

Bully, bedien jij de computer, want ik zou graag zo snel mogelijk de evaluatie van de robotwaarnemingen hebben, hoewel ik er niet veel van verwacht.' Okay!'

Er verliepen nog tien minuten voordat de wetenschappelijke robots in de centrale kwamen om hun waarnemingen af te geven. Rhodan gebruikte deze tijd om een gesprek te voeren met Walt Ballin. Op de eerste plaats viel hem op hoe bleek en zorgelijk de journalist er uitzag.

Walt Ballin was bang; even bang als hijzelf!

Op meesterlijke wijze verborg hij zijn verbazing en verbijstering. Hij concentreerde zich op Ballins werkterrein en raakte met de journalist in een interessant gesprek verwikkeld.

'Ik mag dus alles schrijven, Sir? Hoef ik mijn verslag niet aan u of aan een daarvoor ingestelde commissie voor te leggen, wanneer we weer terug op aarde zijn?'

Rhodans ogen lachten, terwijl zijn gezicht onveranderd ernstig bleef. 'Ballin, wij hebben toch geen dictatuur, en ... wat nog belangrijker is, meneer de journalist: De regering heeft niets te verbergen, afgezien van de zaken, die overal geheim gehouden worden. Ik ben alleen nieuwsgierig wat u bekend maakt in de kranten en wat niet.' 'Alles, Sir. Alles, zonder iets weg te laten!' beweerde Walt Ballin met volle overtuiging.

'Dat heb ik ook wel eens gedacht, Ballin. Dat is al lang geleden. Ja, toen was ik net zo jong als u op dit moment. Maar toen kwamen de verantwoordelijkheid en de twijfel, en moest ik me gaan afvragen wat ik bekend kon maken en wat niet.'

'Sir, ook een journalist heeft zijn verantwoordelijkheid!' Walt Ballin meende, dat hij zijn vakbroeders moest verdedigen.

'Omdat ik geloof, dat u een mens bent met verantwoordelijkheidsgevoel, daarom heb ik u uitgenodigd naar Terrania te komen ... Ah, de robots, Ballin. Ons gesprek wordt voor de zoveelste keer onderbroken.'

Vijf robots stampten dreunend de centrale binnen. Het was altijd weer een imponerend gezicht om deze metalen kolossen zich te zien verplaatsen. Toen Ballin ze nu een voor een hoorde spreken en moest vaststellen, dat hij hun woorden niet volgen kon, omdat hij technisch gewoon niet geschoold was, begon hij deze kunstige creaturen en hun makers te bewonderen.

Maar Bully bewonderde ze niet. Hij stond werkeloos voor de boordcomputer en zijn gezicht werd langzamerhand steeds grimmiger.

Met de gegevens van de wetenschappelijke robots was niets te beginnen. Hun rechtstreekse metingen vlakbij de Akon-overbrenger waren vol tegenspraak en kennelijk vals. Deringhouse schakelde hun speciale programmering uit en stuurde ze terug naar het depot.

Rhodan was juist van plan om het startbevel te geven, toen er een oproep kwam uit robotdepot 4. Depotchef Ortlow meldde dat de robots vuil waren. 'We hebben voor dit doel toch reinigingsinstallaties aan boord, Ortlow,' antwoordde Rhodan geërgerd, omdat hij door deze kleinigheid opgehouden werd.

'Sir, die rommel gaat er niet van af. Het lijkt wel of het erin gebrand zit!' 'Kan me niets schelen, Ortlow. Kijk maar hoe je het oplost.' Hij wendde zich tot Deringhouse. 'U neemt het schip over, generaal. Start …. De hypercom onderbrak hem. Een bericht van de kruiser van de geneeskundige dienst dringend aan Rhodan. Het beeldscherm in de centrale werd stabiel. Het gezicht van de chef-arts van schip nummer III was te zien. 'Sir,' begon hij, 'wij hebben op cilinder UG DVI blindedarmtyfus vastgesteld, ook de mannen van het inspectiecommando zijn intussen allemaal ziek geworden. Dat is echter niet de rede van mijn oproep. Op de eerste plaats wilde ik u mededelen, dat deze ziekte onder de Galactische handelaars op de UG DVI kunstmatig veroorzaakt is. Alle tekenen wijzen erop, dat de cultures van de steendarmtyfus op aarde geteeld zijn.' .

'Professor Degen, let op uw woorden! vermaande Rhodan hem op scherp toon.

De arts maakte met zijn linkerhand een soort verontschuldigende beweging, maar hij voegde er aan toe: 'Sir, ik ben natuurlijk geen politieman en ik kan me vergissen, maar hoe komt een gebroken ampul met de resten van tyfuscultures terecht op een Springerschip, dat in de afgelopen vier weken uitsluitend met Terranen in aanraking geweest is?'

'Professor, mijn dag telt ook slechts vierentwintig uur en geen minuut meer. Onderbreek nu uw gesprek en stelt u zich in verbinding met de chef van de solaire veiligheidsdienst, Allan D. Mercant, en draagt u hem ...' 'Sir, hij heeft mij enkele minuten geleden naar u verwezen, en ik moet u in zijn naam verzoeken onze positie kenbaar te maken, opdat de ampul zo snel mogelijk naar de aarde gestuurd kan worden. Natuurlijk is het transport volkomen ongevaarlijk. Het virus is zo goed opgeborgen, dat de quarantainevoorschriften op geen enkel punt geweld aangedaan worden.' Rhodan knikte naar het telecombeeldscherm. 'Goed, professor. We zijn over ongeveer een uur bij u.' Even later steeg de Drusus op van de reusachtige methaangasplaneet. Op dit moment verbleef Reginald Bull in Rhodans hut. De zwaarlijvige man drentelde van de ene stoel naar de andere en vond nergens rust. Maar Rhodan spreidde een opvallende gelatenheid ten toon.

'Als Allan D. Mercant ons te hulp roept, dan hecht hij grote betekenis aan dit ziektegeval, Bully. Goed, we zullen hem dat plezier doen. We raken op dit moment niet achterop door deze kleine omweg. Ook al klinkt het hard, het verandert desondanks niets aan het feit, dat dit geval mij niets interesseert. Ik heb ook geen tijd om me er mee bezig te houden, want het raadselachtige bliksemsnelle bezoek van de Akonen baart mij zulke grote zorgen, dat ik aan niets anders meer denken kan. Mijn intuïtie zegt mij steeds luider, dat we allemaal een belangrijk detail over het hoofd gezien hebben.'

'En natuurlijk maakt niemand ons daarop opmerkzaam. . . Wat is dat? Perry, het servicestation. Vast voor jou!'

Luitenant Harald Fitzgerald van Ori-12-1818 had iets mede te delen. 'Sir, we hebben een waarnemingsfout achterhaald. Het overbrengings-ontvangststation heeft twee schokgolven uitgestraald. De eerste schokgolf zal ook geregistreerd zijn door de instrumenten van de Drusus, maar daarna, precies drieëntwintig minuten en acht seconden na de eerste impuls, volgde de tweede uitstraling, die echter zo gedomineerd werd door een impuls op een ander niveau en verder zo zwak was, dat wij er eigenlijk bij wijze van toeval op gestoten zijn.

Sir, we hebben alles nog eenmaal afgedraaid .. .'

'Goed, luitenant!' onderbrak Rhodan de enigszins onzekere Fitzgerald. 'Ik verbind u nu met de centrale van de Drusus, en u laat de band nog een keer afdraaien en zendt dit naar ons uit. Dan kan ik het zelf ook horen. Bedankt!' Een ogenblik later haastte hij zich met Bully naar de centrale. De uitzending van het relaisstation kwam net door. De officieren maakten plaats voor de twee en even later hoorde Rhodan zeggen: 'Dat men dat over het hoofd gezien heeft, is begrijpelijk.' Hij liet de band terugdraaien om hem daarna vanaf een bepaald tijdstip weer af te laten lopen. Zowel Rhodan als Bull hadden deze curves in het gebied van het Blauwe stelsel vaak gezien en het vermoeden gehad dat het overbrengingsschokgolven moesten zijn, maar de dominerende impulsen, die hier de vlakke amplitudes bijna verhulden, waren nieuw. 'Nou zijn we nog niet veel wijzer,' zei Bully impulsief en verstomde, toen hij Rhodans hand op zijn arm voelde. 'Vergissing, Bully. We weten nu tenminste, dat de Akonen iets naar de zevende planeet gestuurd hebben en daarbij moeite hebben gedaan het voor ons geheim te houden. Deringhouse, zet de op de derde Betelgeuze-planeet gestationeerde vloot weer in beweging. Planeet zeven moet scherp in de gaten gehouden worden. We mogen de Akonen niet de gelegenheid geven daar een basis op te bouwen. Beveelt u de vlootcommandant, dat hij dit met alle mogelijke middelen verhindert. Wanneer maken we de hypersprong?' Die volgde drie minuten later.

De Drusus stond weer op zijn gebruikelijke plek op de ruimtehaven van Terrania. Een half uur geleden was de op het cilindervormige ruimteschip UG DVI aangetroffen gebroken ampul met tyfuscultures door twee artsen afgehaald. Ze hadden het kleine, luchtdicht afgesloten pakketje als springstof behandeld, die bij de geringste schok kon exploderen. In Rhodans zweeftoestel zaten Bully, generaal Deringhouse en journalist Walt Ballin. Het voertuig raasde op het hoge gebouw af en beschreef een bocht om te gaan landen, toen Rhodan plotseling het zwijgen verbrak. 'Ik ben zelden met zo'n onbehagelijk gevoel teruggekeerd van een onderneming. Ik weet niet...' Het zweef toestel kwam zachtjes op de grond neer; ze stapten uit en de anti-zwaartekrachtlift bracht hen van het landingsdak een verdieping lager, waar Rhodans werkvertrekken lagen. Toen hij met zijn gevolg door de voorkamer liep, werd aan de belangrijkste functionarissen in Terrania automatisch meegedeeld, dat de chef weer terug was. Het beeldscherm van de intercom stond al ingeschakeld en daarop was Allan D. Mercants gezicht te zien. Terwijl Rhodan ging zitten, zei hij in de microfoon: 'Mercant, ik heb geen tijd voor deze blindedarmepidemie. Wat er ook achter zit, het interesseert me op het ogenblik niet. Wilde je me daarom spreken?' Mercant zei van nee. 'Sir, de Drusus heeft de solaire veiligheidsdienst gealarmeerd. Verdenking van sabotage in de robotdepots. Depot-chef Ortlow heeft opdracht gegeven tot een grondig onderzoek. Alle robots, ook de werkrobots die in het schip aanwezig zijn, vertonen beschadigingen aan de buitenkant. De voorbeelden die ik enkele ogenblikken geleden te zien kreeg, zagen er zeer alarmerend uit.' 'Goed, Mercant. Breng me op de hoogte, wanneer het vermoeden van sabotage bevestigd kan worden. Verder nog iets?'

De chef van de geheime veiligheidsdienst kende Perry Rhodan te goed om niet te begrijpen, dat hij niet lastig gevallen wilde worden met kleinigheden.

Hij haastte zich om de vraag ontkennend te beantwoorden en verbrak de verbinding.

'Welnu, Ballin,' zei Rhodan tegen de journalist, 'Wat zullen we morgen over de actie van de Drusus te lezen krijgen in de Europa News? Weet u al waarover u schrijven gaat?' 'Voorlopig nog geen letter, Sir,' antwoordde Walt Ballin. 'Ik kan mijn artikel toch niet op vermoedens baseren.' Bully en Deringhouse keken elkaar verbaasd aan. Dit antwoord hadden ze niet verwacht.

'Maar door toedoen van ons, hebt u toch voor de eerste keer van de Akonen gehoord, Mister Ballin. De regering is gaarne bereid om u nog meer gegevens ter beschikking te stellen,' probeerde Rhodan hem uit zijn tent te lokken. 'Sir, ik ben geen verslaggever van een sensatieblaadje.' zei hij, waarbij hij zich achter zijn oren krabde. 'U hebt toch zelf bevestigd, dat u zeer weinig over de Akonen weet, en ik ben van mening, dat deze zaak eerst rond moet zijn om gepubliceerd te kunnen worden. Maar waarom lacht u, Sir?' Ook Bully en Deringhouse waren in lachen uitgebarsten, de man met de zomersproeten schudde zelfs met zijn hoofd van plezier en verklaarde: 'U bent een goede leerling, Mister Ballin! Zoals u, zo hebben wij ook altijd gedacht, maar toen kwam er nieuws, en weer nieuws, terwijl dat eerste nog lang niet vast stond... en op een goede dag werd er tenslotte in het parlement verklaard dat wij onze informatieplicht niet nagekomen waren... Ah, vervloekt, wat jeuken mijn handen. Wat heeft dat te betekenen?' 'De mijne ook... ' 'Bij mij ook!' Deze derde verklaring kwam van Rhodan.

Vier mannen zagen op de rug van hun handen enkele puntjes, niet groter dan speldenprikken.

'Wat een afgrijselijke jeuk!' Bully was nog nooit een geduldig mens geweest, en voor beuzelarijen, van welk soort dan ook, was hij rechtstreeks allergisch. 'Ik roep de dienstdoende arts. Die moet me hier iets tegen geven. Laat me even bij de intercom, Perry.' 'Vanwege deze kleinigheid, Bully? Van mij mag je.' Hij ging opzij. Bully riep de arts op. Deze bevond zich toevallig op dezelfde verdieping.

'Ik kom zo bij u, Mister Bull!' Even later stond hij tussen hen in. Hij moest acht handen bekijken. Hij schudde verbluft zijn hoofd. 'Sir,' zei hij tegen Rhodan, 'ik wilde juist een diagnose opstellen van een zelfde geval, maar ik weet niet waar ik mee te maken heb. Mijns inziens zou dit een taak kunnen zijn voor de dermatologische afdeling van de kliniek. Sir, u heeft deze vlekken ook in uw gezicht!' De telecom zoemde.

De Drusus meldde zich. Een van de hoogste officieren bevond zich voor het beeldscherm van het contrastation. 'Sir, het is hier een heksenketel in de Drusus! Plotseling is de hele bemanning overvallen door een afschuwelijke jeuk. Ik heb de grote kliniek van Terrania al gealarmeerd.'

Voordat Rhodan iets kon antwoorden, begon de arts al te spreken. 'Houdt u de is de rug van uw hand tegen het beeldscherm!' beval hij de man in de Drusus. Deze volgde zijn instructie op en de dokter constateerde: 'Hetzelfde ziektebeeld. Ja, vervloekt, ik begin ook kriebel te krijgen.'

'Dokter,' vroeg Bully, 'we zijn toch niet overvallen door blindedarmtyfus?' Deringhouse en Walt Ballin verstijfden.

'Nee, mijne heren, uw vermoeden is absurd. Blindedarmtyfus heeft totaal andere kenmerken.'

'Sir, kan ik de verbinding verbreken?' vroeg de officier uit de centrale van de Drusus.

Rhodan knikte hem toe. Het beeld op het scherm vervaagde. Maar nu meldde de grote kliniek van Terrania zich. 'U...' Rhodans stem klonk uiterst bezorgd.

'Helaas, Sir. Ik heb zojuist bevolen, dat de Drusus in quarantaine moet, en ik moet ook u en alle anderen met wie u na de landing in contact bent geweest verzoeken om het gebouw niet meer te verlaten!'

Dat werd gezegd door dokter Haenning, chef van de quarantaineafdeling en tegelijkertijd gezondheidsinspecteur voor het totale zonne-imperium. Rhodan piekerde er niet over om tegen te spreken maar wilde als iedereen die ziek is en niet weet wat hem mankeert, graag wat meer ervan horen. 'Sir, ik kan u niets vertellen,' antwoordde dokter Haenning spijtig. 'Naar alle waarschijnlijkheid is het een onschuldige ziekte, maar de quarantainevoorschriften dwingen mij...' Alarmmelding van het grote hyperradiostation.

'Een ogenblik graag, dokter Haenning,' onderbrak Rhodan de arts. 'Verbreekt u de verbinding niet.' Het tweede beeldscherm werd stabiel. Het gezicht van de chef-arts van het schip van de geneeskundige dienst keek hem gespannen aan. 'Sir, ik heb zojuist bericht gekregen, dat de Drusus in quarantaine is. Of we hebben bij de overdracht van de tyfuscultures de Drusus geïnfecteerd, of de infectie is via de Drusus op mijn schip, op de Nil en de cilinder UG DVI naar binnen gebracht. Plotseling vertoonden de bemanningen van alle drie de schepen dezelfde symptomen!' 'Wat is dat in godsnaam voor een kettingreactie?' riep Reginald Bull opgewonden en keek Deringhouse zorgelijk aan.

'Wij kunnen onmogelijk de infectiedragers zijn!' beweerde de generaal en keek daarbij misprijzend naar de rug van zijn handen. 'Voor de duivel,' vloekte hij, die zelden of nooit krachttermen gebruikte, die plekken worden steeds groter en mijn linker schouder begint ook al te jeuken.' 'Ik heb jeuk aan mijn voetzolen,' bromde Bully en vroeg toen aan de journalist: 'En waar voelt u pijn, beste man? Overal soms?'

'Dat is de juiste uitdrukking, Mister Bull. Overal. Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt.'

Intussen sprak dokter Haenning het quarantainevonnis uit over de Nil, de kruiser van de geneeskundige dienst nummer III en de UG DVI. De mannen in Rhodans werkkamer schrokken van dit bevel.

De quarantainearts had de drie ruimteschepen verboden om welke planeet dan ook te naderen.

'Wilt u de zin van dit bevel aan mij verklaren dokter,' eiste Perry Rhodan op enigszins scherpe toon. 'Ik sta erop, dat u mij alleen de waarheid vertelt en daarbij absoluut geen rekening houdt met mijn ziekte.'

De trekken van dokter Haennings gezicht werden hard.

'Sir, dit geval is uniek in de geschiedenis van het zonne-imperium! Drie collega's die zich met inachtneming van onze strengste veiligheidsvoorschriften bezig hebben gehouden met de infectie, zijn ziek geworden. En ik begin ook al last van jeuk te krijgen.' 'Dokter,' begon Rhodan nu, ik heb plotseling een vermoeden, wat betreft deze mysterieuze infectie. Kunt u zich voorstellen, dat zelfs robots aangestoken kunnen worden door deze ziekte?' De arts staarde de regent aan alsof hij het in Keulen hoorde donderen. 'Robots,' herhaalde hij. 'Robots, die uit metaal bestaan, zouden aangestoken kunnen worden door een infectie? Nee, Sir, dat kan ik me niet voorstellen! Zoiets komt niet voor in de medische praktijk. Maar hoe komt u daarbij ?' 'Alleen maar een vermoeden, dokter. Later meer hierover. Geeft u onmiddellijk bevel tot quarantaine voor heel Terra! Geen schip mag vertrekken, geen schip mag landen! Schepen die na de landing van de Drusus vertrokken zijn, moeten onmiddellijk weer terugvliegen naar de aarde. Zijn er echter intussen schepen uit deze categorie ergens geland, dan geldt voor die planeet hetzelfde, wat voor de aarde bevolen is.'

'Sir, wilt u me dan alstublieft zeggen waar u bang voor bent?' riep dokter Haenning nu.

'Ik zal het u zeggen, als ik beschik over de eerste onderzoeksresultaten,' antwoordde Perry Rhodan met een kalmte, die een hypnotische uitwerking had. Hij verbrak de telecom- en intercomverbinding. Met belangstelling bekeek hij de rug van zijn handen. De puntjes waren veranderd in grote vlekken. De snelheid waarmee ze zich verspreidden was schrikwekkend; de irritante kriebel, waardoor deze symptomen begeleid werden, hield op op het moment, waarop de puntjes van vorm begonnen te veranderen. 'Wij hebben een dodelijke groet van de Akonen overgebracht naar de aarde! Wij, mijne heren. Ze hebben niet voor de grap een overbrengingsstation gebouwd op de zevende planeet! Een ware doos van Pandora!' 'Maar waar hebben ze ons dan door middel van dat vervloekte ding mee opgescheept?' tierde Reginald Bull. 'Er was toch niets te zien, en ook onze vijf wetenschappelijke robots hebben niets geregistreerd.'

'Wat nog steeds geen bewijs is, dat er ook werkelijk niets uit de overbrenger gekomen is. Bully, vergeet niet die tweede schokgolf met de dominante impulsen. Is die dominantie nu niet begrijpelijker? De Akonen weten, dat wij schokgolven kunnen registreren en evalueren, maar ze weten ook, dat wij onverantwoordelijk kunnen optreden. En nu...'

Opnieuw meldde de omroep zich. De solaire gezondheidsinspectie had zich met Rhodan in verbinding gesteld. Anderhalf uur na de landing van de Drusus waren er op aarde reeds vijf grote infectiehaarden. Midden in het gesprek kromp Rhodan ineen.

'Bully, we hebben het overbrengingsstation naar de maan vergeten!' Verordonneer onmiddellijk.. .' 'Sir,' onderbrak de man van de gezondheidsinspectie hem, 'deze maatregel komt te laat. Er komt hier juist een bericht van de maan binnen, dat er daar een raadselachtige, jeukende huidziekte uitgebroken is.'

Deringhouse begon luidkeels te kreunen.

Ook de ergste Jobstijdingen maken geen indruk meer na verloop van tijd, als ze steeds weer dezelfde inhoud hebben.

Twaalf uur na de landing van de Drusus was het bekend, dat eenentwintig miljoen mensen op aarde en de maan een mysterieuze infectie hadden opgelopen. Gebieden, die volkomen van de buitenwereld waren afgesloten en absoluut geen contact met een infectiehaard hadden gehad, meldden, dat bij hen eveneens deze ziekte uitgebroken was. Dat, en nog vele andere dingen maakte de zaak steeds mysterieuzer. Het onderzoek bij de Drusus-robots was even negatief verlopen als bij enkele honderden zieken. Met de modernste middelen van de medische wetenschap tastte men steeds weer in het duister, terwijl de symptomen van de ziekte voortdurend veranderden.

Waarom dokter Koatu zijn hypnostraler pakte en daarmee jacht maakte op enkele zangvogels, wist hij niet te zeggen. Dat alle vogels aangetast bleken door dezelfde ziekte, verbaasde hem al niet meer.

In Terrania, de stad die van onder tot boven geïnfecteerd was, was er geen beperking meer op de bewegingsvrijheid. Zonder moeilijkheden kwam dokter Koatu bij de Drusus aan. Hij was geïnteresseerd in de buitenkant van het schip. Zijn optreden werd aan de centrale gemeld; de centrale gaf de melding door aan de chef. 'Verbind mij door met dokter Koatu!' vroeg Rhodan.

'Sir, hij verzoekt, niet gestoord te worden,' antwoordde Paul Naya onzeker.

Ondanks de kritieke toestand speelde Rhodan het klaar in lachen uit te barsten. 'Ja, beste vriend, wij hebben afgedaan. In het zonne-imperium hebben de artsen het alleen nog voor het zeggen. Laten we hopen, dat ze snel de infectiebron vinden, Naya!'

Dokter Koatu had een ruimtepak aan en dreef op driehonderd meter hoogte langs de romp van de Drusus. Zijn belangstelling ging uit naar de merkwaardige aanslag op het oppervlak van de bol, die het metaal aangetast had. Koatu was er nog steeds niet in geslaagd om met zijn schaaf een stukje af te krabben van deze vuillaag. Toen hij op het punt stond het hogerop te zoeken, zag hij links van hem een vlek, die er anders uitzag en deed denken aan een verkreukelde plak gelatine.

Koatu, die ook allang ziek was, werkte zich boven zijn lethargische ziektetoestand uit en stortte zich met de onverstoorbare energie van een onderzoeker op deze vreemde plek. Hij begon te schaven, maar kromp opeens plotseling verschrikt ineen.

Achter de gesloten transparante helm van zijn ruimtepak was zijn door angst en verbijstering getekende gezicht te zien. Zijn ogen waren onnatuurlijk groot geworden en zijn lippen trilden. Op het moment, waarop hij met zijn schaaf de plek had genaderd, begon deze zich los te maken van het bolvormige oppervlak van de Drusus en verloor het tegelijkertijd zijn gelatineachtige uiterlijk.

De stof werd glashelder, scheen te vervluchtigen, zonder daarbij te reageren op de krachtige luchtstroming op deze hoogte. Koatu geloofde zijn ogen niet. Deze verandering van de vlek met een oppervlak van een vierkante meter was een griezelig, onwaarschijnlijk verschijnsel. Maar nog erger was het feit, dat de glashelder geworden materie de neiging vertoonde om neer te slaan op Koatu's ruimtepak! De onderzoeker kreeg de indruk dat hij door de vuilvlek gelokaliseerd was.

Toen hij zijn blik van zijn ruimtepak naar de stalen oppervlakte van de bol verplaatste, uitte hij een kreet. Er was op die plek geen vuile vlek meer! In plaats daarvan bevond hij zich op zijn ruimtepak, en ook leek hij nu weer op een enigszins verkreukelde gelatinelaag van onregelmatige dikte! 'Dat ziet eruit als plasma!' hoorde hij zichzelf kreunen. Hij voelde een nieuwe schok van verbijstering door zijn lichaam gaan, dat door de ziekte reeds danig verzwakt was. Een verschrikkelijk vermoeden ontwaakte in hem. Plasma: naakt, slijmerig, vormeloos, steeds veranderend; een taai en toch vloeibaar mengsel bestaand uit gecompliceerde eiwitlichamen en anorganische stoffen.

In zijn onderbewustzijn ging Koatu datgene na, wat hem reeds jaren lang bekend was, maar het plasma op het oppervlak van zijn ruimtepak was anders dan alle plasmoïden die tot nu toe bekend waren.

De oproep via zijn helmradio rukte hem los uit zijn angsttoestand. 'Hallo, dokter, hebt u wat gevonden? U ademt zo vreemd!' vroeg Gentkirk, een collega, vanuit de kliniek. 'U moet me komen halen. Dat beest zit op mijn ruimtepak. Maar kom in een gesloten ruimtepak en breng een stuk brood mee.' 'Brood?' vroeg de ander verbaasd. 'En over welk beest heeft u het, Koatu? Bent u al aan het eind van uw krachten?'

'Kom me snel halen, Gentkirk,' drong Koatu aan. 'Het monster is hier overal. Maar vergeet het stuk brood niet!' 'Die is gek geworden,' hoorde Koatu zijn collega nog zeggen tegen iemand anders in de kliniek, waarna de verbinding werd verbroken. Enkele minuten later raasde het snelste zweeftoestel van de onderzoekafdeling naar de Drusus om dokter Koatu af te halen. De beide mannen, in hun ruimtepak gehuld, hadden een stuk brood bij zich.

Koatu zag het zweeftoestel naderen. Hij hing nog steeds op driehonderd meter hoogte naast de Drusus-bol en schakelde nu snel zijn helmradio in. 'Niet landen. Naar mij toe komen. Ik stap over, anders worden we weggebrand door het monster! Onder ons lopen teveel mensen rond!'

'We komen,' antwoordde Gentkirk in het zweeftoestel en keek zijn collega veelzeggend aan. In tegenstelling tot de chef-arts meenden ze dat Koatu overspannen was. Waarschijnlijk was de ziekte bij hem al in een verder stadium dan bij alle anderen. Koatu stapte over in het zweeftoestel. 'Waar is het brood?' Weer maakte hij zich verstaanbaar via de helmradio. Gentkirk wees naar rechts. Daar lag het.

'Zien jullie de vlek om mijn ruimtepak? Kijk er goed naar! Straks zal het beest. . . Kijk, het verandert al. Het heeft het brood al gelokaliseerd! Zien jullie die glasheldere plasmastroom naar het brood vloeien?' Koatu's stem werd schril, hij trilde van opwinding. De arts bleef roerloos staan en keek toe, hoe binnen tien seconden de vuile gelatinevlek van zijn ruimtepak verdween.

Gentrik en zijn collega beschouwden Koatu niet meer als een gek. Over zijn bewering, dat het plasma het brood kon peilen lachten ze niet meer. 'En nu?' vroeg Gentkirk radeloos. 'Zo!' zei Koatu en had met behulp van zijn schaaf het brood in een klein speciaal flesje geschoven, dat automatisch dicht ging en zichzelf verzegelde. 'Nu kan het ons niet meer ontsnappen, als we in de buurt van mensen komen, dit beest!'

Hij kon niet weten, dat het in het Blauwe stelsel een naam had en Mal-Se genoemd werd!

Mal-Se was een proteïne- of eiwitwezen en een monster met een onvoorstelbare vraatzucht. Het kon inderdaad vreemde eiwitverbindingen lokaliseren. Iedere positieve peiling veroorzaakte bij het miljardenvoudige plasma-geheel een instinctieve reactie, waardoor het zijn vormeloze gelatine-uiterlijk verloor en glashelder, bijna onzichtbaar werd. Had het deze toestand bereikt, dan gebruikte het zijn peilingsimpuls om zich griezelig snel voort te bewegen en vreemde proteïneverbindingen en organische verbindingen te overvallen. 'Sir,' rapporteerde dokter Koatu verder aan Rhodan, 'het is niet gevoelig voor vacuüm, kou, gassen of zuren. Het kan pas vernietigd worden door een hitte van meer dan dertienduizend graden Celsius. Met behulp van zijn hypothetische peilingsstraal, het is ons tijdens dit korte onderzoek nog niet gelukt, die inderdaad te registreren, kan het zich met een snelheid van zevenhonderd kilometer per uur voortbewegen! Zelfs op een afstand van ongeveer twintig kilometer lokaliseert het plasma nog proteïneverbindingen.

Sir, dit is absoluut de verwekker van de infectie, die aarde en maan teistert, maar er is niet de geringste kans, dat wij deze infectie een halt kunnen toeroepen, want iedere seconde vermenigvuldigt het plasma zich miljoenvoudig. We hebben uitgerekend, dat de aarde over hoogstens zestien maanden door een dikke laag plasma bedekt zal zijn en dat er dan geen mens meer leeft!' Perry Rhodan, zoals alle anderen ook getekend door de ziekte, keek in het door bloedblaren geteisterde gezicht van Koatu en wist, dat hij er niet veel beter uitzag.

Handen, armen, het hele lichaam, alle ledematen waren bezaaid met deze hardnekkige bloedblaren; het waren de plaatsen waar het plasma nestelde, en iedere seconde vrat het zich dieper in de huid in, waar het zich voortdurend vermenigvuldigde.

De aarde werd pas vierentwintig uur door deze ziekte geteisterd, maar reeds had hij een vijfde van alle Terranen in zijn greep.

De Akonen hadden de Terranen inderdaad een doos van Pandora geschonken!

'Ze willen ons uitroeien als ongedierte!' zei Bully, toen dokter Koatu klaar was met zijn verslag. 'En ze krijgen het voor elkaar, als er geen wonder gebeurt, Perry.'

'Dat wonder kan alleen van Arkon komen, dikke. Nu we over de eerste gegevens beschikken, kan ik Atlan oproepen. Hij moet informaties inwinnen bij het robotbrein. Maar wanneer het ons in dit geval geen hulp kan bieden, dan is het voor ons over hoogstens drie maanden afgelopen, want een langere levensduur zullen we niet hebben bij deze ziekte. Ik roep nu Atlan op.' Terrania's grote hyperradiostation bracht een verbinding tot stand met de Kristalwereld, op een frequentie, die uitsluitend bestemd was voor urgente gesprekken tussen Rhodan en Atlan. 'Hallo, barbaar!' begroette Atlan zijn vriend en zag toen pas het door bloedblaren geteisterde gezicht van Rhodan. 'Perry, wat is er met je gebeurd? Wat zie je er uit!'

'Daarom moet ik je spreken, Arkonide,' antwoordde Rhodan. 'Alle Terranen hebben op dit moment jouw hulp nodig. Wij zijn overvallen door een onverzadigbaar plasmawezen. Mijn gezicht is een voorbeeld van hoe zieken er na vierentwintig uur uitzien.' 'Hoeveel zieken zijn er? vroeg Atlan. 'Een vijfde van de bevolking van de aarde, vriend. Op de maan is de situatie identiek. Bescherming tegen de ziekte is alleen mogelijk, als de mens zich in een gesloten ruimtepak ophoudt.' Het beeldscherm toonde, hoe Atlans roodachtige Arkonidenogen door innerlijke opwinding steeds heviger begonnen te fonkelen.

'Wat weten jullie van die ziekte af? Waar komt hij vandaan?' 'Het is plasma, dat zich als een uitgehongerd roofdier op iedere eiwit- en organische verbinding stort, en daarbij in staat is om proteïnedoelen te lokaliseren en zich voort te bewegen met een snelheid van maximaal zevenhonderd kilometer per uur. Ik moet met de Drusus deze afgrijselijke ziekte uit het Orion-stelsel meegenomen hebben naar de aarde. Door een gelukkig toeval en dank zij het werk van een arts, weten we sinds een uur tenminste waar het om gaat, maar daarmee houdt onze kennis ook op; begrijp je, waarom ik je hulp inroep, Arkonide?' Ook nu nog verzweeg Perry Rhodan voor de imperator van het Arkon-imperium, wie de Terranen had bedacht met dit dodelijke geschenk en op wat voor manier het plasmawezen uit het Blauwe stelsel de Drusus binnengekomen was.

'Perry, je bent bijna onherkenbaar geworden, maar is het zo dat deze symptomen zich reeds naar een vierentwintig urige infectie manifesteren?' 'Ja. Het begint met rode puntjes op de huid, die de eerste twee uur hevig jeuken en zich langzaam verspreiden over de huid. Maar voordat ik je nog meer lekenverklaringen geef, is het toch beter om je de eerste onderzoeksresultaten via een gecodeerd bericht te doen toekomen.'

'Zend het materiaal onmiddellijk naar het robotbrein op Arkon III, Perry. Ik zal opdracht geven vast te laten stellen of er bij ons ooit zoiets voorgevallen is. Maar wat zei je zoeven? Had je het niet over een dodelijk geschenk?' Perry Rhodan liet niets blijken van zijn verrassing. Hij wist maar al te goed, dat hij deze formulering alleen maar gedacht, maar niet uitgesproken had. Maar voordat hij wantrouwig kon worden over deze vraag, herinnerde hij zich zijn veranderde uiterlijk. Dat was waarschijnlijk de aanleiding geweest voor Atlans opmerking. 'Atlan, wie door dit plasma overvallen wordt, heeft hoogstens nog drie maanden te leven!'

De Arkonide, die in de loop van de laatste tienduizend jaren alle mensen op aarde overleefd had en dus de vele spelingen van het noodlot van begin tot einde moest volgen, toonde nu hoe diep hij werkelijk geschokt was. 'Drie maanden, Perry? Vriend, je kunt me vertrouwen. Wat ik doen kan wordt gedaan. Bij onze goden, waar komt die duivelse plasmaziekte vandaan?' 'Van de zevende planeet van het Betelgeuze stelsel, een methaangaswereld, Atlan.'

Rhodan drukte zich voorzichtig uit, hij vermeed iedere leugen en hij hoopte maar, dat Atlan genoegen nam met deze weinige gegevens.

'En hoe gaat het met je mutanten, Perry?'

Rhodan maakte een afwerend gebaar. 'Ze zien er net zo uit als ik, Arkonide.'

De aarde was intussen geteisterd door vier paniekgolven. Ze deden denken aan die tijd in de duistere middeleeuwen, waarin de pest Europa overspoelde en door angst getekende mensen zich verzamelden en biddend door het land heen trokken om onbewust daar door de ziekte nog sneller te verbreiden.

Alle radio- en televisiestations verzochten de Terranen om hun kalmte te bewaren en zolang de ziekte het toeliet ook aan het werk te blijven. Spoedig bleek, dat mensen veel makkelijker gerust te stellen waren met onverbloemde uitspraken, dat met vage beloftes.

Het zuidelijk halfrond scheen in de eerste twintig uur van het plasma verschoond te blijven, totdat ook daarvandaan berichten binnenkwamen, dat de infectie razendsnel om zich heen greep. Allan D. Mercant, de chef van de solaire veiligheidsdienst, was getroffen door hetzelfde lot als Rhodan, maar ook hij ging door met zijn werk. Mercant had een verbluffend bericht voor zich.

Het plasmawezen had zich meester gemaakt van de blindedarmtyfuscultures, ze als een lekker hapje verorberd, om zich daarna door deling van biogenen wederom te vermenigvuldigen. Het plasma-monster was een middel geworden, waarvan een spreekwoord zeggen kon dat men de duivel met Beëlzebub uitdrijft.

Mercant liet zich verbinden met het hyperradiostation. Hij sprak met de chef-arts van schip III van de geneeskundige dienst. Het schip, de Nil en de cilinder UG DVI bevonden zich nog steeds op dezelfde plek in de ruimte. Het beeldscherm liet het gezicht van professor Degen zien. Die zag er al niet beter uit dan Mercant; ook zijn gezicht was geteisterd door de plasma-infectie. 'Slechts een vraag, professor,' begon Mercant het gesprek. 'Hoe staat het met de blindedarmtyfus aan boord van het Springerschip ?'

'Maarschalk, waarom moet u precies deze vraag stellen?' vroeg professor Degen terug, en hij moest zijn gezicht vlakbij de kamera gehouden hebben, want op Mercants beeldscherm scheen het naar buiten te puilen. 'Ik heb hier voor me een verslag van de afdeling besmettelijke ziekten in Terrania liggen, professor. Daarin wordt vermeld, dat de tyfuscultures verdwenen zijn. Het plasma heeft het besmettelijke spul opgevreten, en zich daarna vermenigvuldigd zonder zich te delen. Maar ik ben maar een leek op medisch gebied. Begrijpt u nu waarom ik mijn vraag gesteld heb?'

'Ja.' Daarna kwam er een pauze, daarna schudde hij berustend zijn hoofd. Professor Degen keek naar zijn handen en ging toen verder. 'De blindedarmtyfus is op de UG DVI plotseling opgehouden. Nu begrijp ik datgene, wat voor mijn collega's en voor mij een onverklaarbaar raadsel was. De plasma-infectie heeft de tyfusverwekker veranderd en hem zijn eiwitstructuur gegeven. Maarschalk, misschien ligt het aan mijn ziekte, dat ik nog niet goed raad weet met de nieuwe situatie. We hadden dus door stom toeval eindelijk het middel kunnen vinden waarmee de blindedarmtyfus genezen kan worden, maar hadden daarvoor de prijs moeten betalen, dat een zieke in hoogstens drie maanden door het plasma in een vormeloos proteïnelichaam veranderd wordt.'

Maarschalk Mercant schrok. Zijn geteisterde gezicht vertrok. 'Wat worden de plasmazieken, professor? Vormeloos eiwit? Heb ik u goed begrepen?' 'Niet alleen dat, maarschalk, het maakt van ieder van ons wat het plasma-monster, dat ons overvallen heeft, reeds is.' 'Professor, maar wanneer wij dan omgevormd zijn, vreten we dan de nog gezonde mensen op?' 'Zo zou men het kunnen zeggen.' Allan D. Mercant, door middel van het cellenbad op de planeet Zwerver niet meer ouder geworden, schudde zijn hoofd en verbrak de verbinding. Hij vermeed het om zijn met blaren bedekte handen te bekijken. Hij schoof het verslag van de afdeling besmettelijke ziekten in Terrania opzij en gaapte. Deze onnatuurlijke vermoeidheid was tevoren door de artsen voorspeld. Het was 't kenmerk van de tweede ziektefase, die zich na ongeveer veertien tot twintig dagen met lichte verlammingsverschijnselen manifesteerde, waarna het derde en voorlaatste stadium zou beginnen.

Wat de zieke in dit derde stadium te wachten stond was nog onbekend. 'Mooi cadeau hebben die Akonen ons gegeven. Vervloekt volk!' hoorde Mercant zichzelf zeggen. Maar de oude veiligheidsdienstfunctionaris beschikte nog over zoveel energiereserves, dat hij deze sombere gedachten van zich af kon schudden en zich aan zijn arbeid wijdde. Even later had hij zijn specialisten gealarmeerd, slechts een van deze acht artsen was nog niet ziek. 'Boyd, jij neemt de zaak over. Mijne heren, als u in deze zaak geen resultaten kunt boeken, dan heeft het plasma de wedstrijd gewonnen. Want zoals ik zoeven heb vernomen, vreet dit proteïnemonster met smaak blindedarmtyfuscultures op, waarna het zich daarin vermenigvuldigt. Maar ik zou liever hebben, dat u die onmenselijke bende op het spoor kon komen, die met behulp van de blindedarmziekte geprobeerd heeft het een en ander te regelen. Hier, neem de gegevens mee. Daar blijkt met zekerheid uit, dat de tyfuscultures op aarde geteeld zijn, en ook de gebroken ampul is ongetwijfeld afkomstig van de aarde. Een hoogst merkwaardig, uniek geval. Probeer met alle mogelijke middelen deze Terraanse monsters onschadelijk te maken.' Dat waren zijn laatste woorden, en hij gaapte weer toen ze verdwenen. Daarna bracht hij Rhodan op de hoogte van zijn gesprek met professor Degen.

Een ingewikkeld patroon vertoonde zich op het beeldscherm van Rhodans hypercom-ontvanger en kondigde een bericht van het reuzebrein op Arkon III aan. Voordat de metaalachtige stem te horen was, had Rhodan een verbinding tot stand gebracht met de onderzoekcentrale van de Terrania-kliniek. De medische onderzoekers moesten zonder tijdverlies op de hoogte gebracht worden van de informaties van het mammoetbrein.

'Grote god, als de computer ons nu in de steek laat...,' kon Reginald Bull net nog zeggen, toen plotseling de stem van het reuzenbrein weerklonk. Antwoord op vraag 973/3, Zijne Hoogheid, imperator Gonozal VIII, aan de eerste regent van het zonne-imperium, Perry Rhodan:

In het tweede regeringsjaar van Zijne Hoogheid Fufulgon IX werden de bewoners van drie door Arkon gekoloniseerde planeten weggevaagd door een plasma-infectie. Om uitbreiding van de ziekte te verhinderen, beval de imperator, deze drie besmette planeten te vernietigen.

Ze bestaan niet meer. De vernietiging van deze drie planeten bewijst dat er geen geneesmiddelen zijn voor deze plasma-infectie. Het onderzoek is indertijd niet verder gekomen dan een analyse van het plasma. Het is niet bekend, of de plasma-infectie opzettelijk veroorzaakt of toevallig opgetreden is. Analysegegevens... Met ingehouden adem luisterden Perry Rhodan, Reginald Bull en John Marshall naar de inlichtingen van het reuzenbrein op Arkon III. Ook al begrepen ze geen enkele medische vakuitdrukking, toch gaf deze hoeveelheid gegevens hen de hoop, dat de geleerden in Terrania op basis hiervan snel en efficiënt verder zouden kunnen werken. 'Acht minuten al. . .,' zei Rhodan fluisterend tegen Bully, wiens gezicht het zwaarst geteisterd was door de plasma-infectie.

Na acht minuten en elf seconden was het doorgeven van de analyse door de robotcomputer op Arkon III beëindigd. Het krankzinnige patroon verscheen als afsluiting en daarna werd het hyperradiocontact met Arkon verbroken. De verbinding met de onderzoekcentrale was nog intact.

Maar van de onderzoekcentrale kwam geen commentaar op de vloed gegevens van Arkon III; en Rhodan stelde geen vragen via de intercom.

Hij, die absoluut niet gestoord wenste te worden als hij nadacht, kende dit recht nu ook toe aan de mensen in wier handen het lot van alle Terranen lag. Met een blik dwong hij Bully, om de opmerking die zijn temperamentvolle vriend wilde maken, niet uit te spreken. Marshall, zoals altijd beheerst, tuurde als betoverd naar het beeldscherm, waarop een aantal artsen te zien waren die een bespreking voerden. Via de luidspreker hoorden ze het onverstaanbare, gedempte geroezemoes.

Nu zagen ze, hoe dokter Koatu opstond; deze arts die tot nu toe nooit op de voorgrond was getreden, scheen zijn grote moment te beleven. 'Sir,' zei hij met opgewonden stem, 'onder voorbehoud van alle vergissingen geloof ik, dat ik u kan zeggen, dat de Arkon-analyse ons een uitstekende basis heeft gegeven. Kennelijk hebben we te maken met onnatuurlijke eiwitverbindingen; dat betekent: eiwitverbindingen die niet op natuurlijke wijze door hitte en gisting ontstaan. Maar wat volkomen nieuw is en tot nu toe nog niet door ons begrepen kan worden, is het feit, dat we met optisch neutraal eiwit te doen hebben; het is noch links- noch rechts draaiend, en meer kan ik u op het ogenblik niet vertellen, Sir.'

Miljoenen mensen op aarde gaapten en gaapten.

Allen die overvallen werden door deze onnatuurlijke vermoeidheid hadden een geteisterd uiterlijk. Geen middel hielp om deze zwamachtige blaasjes uit de weg te ruimen. Ook de huid van de aangetaste lichaamsdelen werd niet extra gevoelig, maar de spanning die optrad in de nog gezonde randzones, veroorzaakte een voortdurend hevig pijn-gevoel.

Drie dagen waren verstreken sinds het uitbreken van de ziekte. Sinds drie dagen en drie nachten probeerden alle televisiestations de mensen op aarde en de maan ervan te overtuigen, dat ze niet hun kalmte moesten verliezen. Men scheepte ze niet af met lege beloftes, men vertelde eerlijk dat Rhodan en zijn naaste medewerkers evengoed het slachtoffer waren geworden van de infectie als miljoenen anderen. Toen dit bericht doorgegeven werd, bevond de journalist Walt Ballin zich in Rhodans werkkamer. 'Ballin,' zei Rhodan, 'het wordt nu eigenlijk tijd, dat u tot de Terranen spreekt, en wel in de trant van uw hoofdartikel. Laat u zich zoveel zendtijd geven als u het beste uitkomt, maar houdt er daarbij rekening mee, ook voor mij tien minuten te vragen. Ik zou na u graag de wereld toespreken!' Toen de journalist verdwenen was, zei Bully ontevreden: 'Waarom heb je niet gevraagd om vooraf te spreken? Als hij nu opnieuw paniek veroorzaakt? Heb je de laatste politieberichten uit Terrania gehoord, beste vriend? In ons mooie Terrania komt het gespuis uit zijn holen tevoorschijn en overal begint het gevaarlijk te gisten. Het wekt de indruk van revolutie en een stemming alsof de wereld vergaat. En dan riskeer jij het om met die Ballin zo'n waagstuk te ondernemen?' 'Ja, Bully. Ik...

Verder kwam hij niet. De telecom sloeg alarm. De directeur van het televisiestation Terrania meldde volkomen in de war: 'Sir, een zekere Walt Ballin heeft zoeven in uw naam de uitzending onderbroken en spreekt reeds via achtentwintig aangesloten stations tot het gehele noordelijke halfrond!' 'Verbindt mij door! Onmiddellijk!' onderbrak Rhodan hem, en zijn ogen glansden vreemd.

'Lieve hemel!' kreunde Bully. Die krantenjongen spreekt ook nog voor de vuist weg! Dat zal me wat worden!' Het werd geweldig.

Walt Ballins toespraak tot de Terranen was daarom zo geweldig, omdat hij zo eenvoudig was, en eerlijk. Men moest hem wel geloven. Uit de luidspreker hadden de volgende woorden geklonken:

'Ik ben jong. Zeventwintig jaar oud. Mijn hele leven ligt nog voor me. En hoe ik er nu uitzie, kunt u allemaal zien op het beeldscherm.

Mocht er geen redding opdagen, dan heb ik nog een kleine drie maanden te leven, maar in deze drie maanden blijf ik op redding hopen en denk ik er niet aan nu al naar de strop te grijpen om mij op te hangen.

Ieder, die zich laat meeslepen door de wanhoop en de hand aan zichzelf slaat, heeft nooit voldoende karakter gehad om burger van het universum te worden. Maar ik wil het worden; ook nu nog! En ik geloof, dat ik het worden zal. Ja, en op dit moment weet ik ook waarom ik daarin geloof.

Ik geloof er daarom in, omdat ik een Terraan ben, want nu ligt de toekomst voor ons open, ook al wil de plasma-infectie ons nu de weg naar de toekomst versperren. . .'

Reginald Bull voelde Rhodans indringende blik op zich rusten, terwijl Walt Ballin de mensen van het noordelijk halfrond nog steeds toesprak. 'Alle respect, Perry! Wat is dat voor vent, die Ballin, dat hij zo eenvoudig en toch zo overtuigend spreken kan? Ik word er zelf door gegrepen! Alsof ik alleen werd aangesproken.' 'Omdat hij ook gelooft in wat hij zegt, Bully! Maar nu moet ik naar de studio...'

De drang om te gapen veroorzaakte een onderbreking. Op hetzelfde ogenblik was ook Walt Ballins gapen op het beeldscherm te zien. En daar haakte hij op in.

'De plasma-infectie maakt ons moe, maar wat onze artsen nog kunnen verhelpen aan de infectie, is volkomen onbekend. Ik wil u vanaf deze plaats geen nietszeggende beloftes doen; ik heb echter alle reden om te geloven dat de artsen ook deze afgrijselijke ziekte kunnen overwinnen.' Enkele minuten later sprak Rhodan via de televisiestations.

De live-uitzending werd ook gehoord in het onderzoekcentrum. Drie keer was gedurende korte tijd ieder gesprek verstomd. En de artsen, bijna allemaal ook ziek, hadden elkaar bevestigend toegeknikt.

De dood stond hen te wachten; maar allemaal wilden ze nog heel lang leven, ook dokter Koatu, hij was pas drieëndertig jaar en sinds een jaar getrouwd.

Jeff Garibaldi, klein, dik en kaalhoofdig, klopte zijn pijp uit, terwijl hij uit zijn venster naar de Are de Triomphe keek.

Sinds tien dagen geleden de plasma-ziekte op aarde uitgebroken was, was er voor hem en zijn mannen in het Franse gebied nauwelijks werk meer. Hij was nog niet ziek, maar bij dit plasma-monster kon men nergens van op aan. Iedere seconde kon hij door hem gepeild worden, alles waarmee hij zich voedde, kon reeds vergiftigd zijn door het plasma. Het monster was geworden tot een alomtegenwoordige dreiging, en het gecodeerde bericht van deze morgen uit Terrania was ontmoedigend geweest. Daar tastte men nog steeds in het duister; het plasma bood weerstand aan ieder middel, maar van dag tot dag scheen het zich sneller te vermenigvuldigen, doordat het zich op alle organische stoffen stortte en weer veranderde in zijn specifieke proteïnesoort. Koelcellen met miljoenen tonnen levensmiddelen, reusachtige landerijen, waarop de oogst klaarstond, reusachtige veestapels, dat alles was reeds vernietigd of stond op het punt om vernietigd te worden.

De dreigende hongersnood hield gelijke tred met de infectie. Een gevaar, waarvan de mensen zich niet bewust waren, maar dat in Terrania met steeds grotere zorg gadegeslagen werd.

'Hm...,' Jeff Garibaldi het achterkleinkind van een beroemd vrijheidsstrijder, richtte zich plotseling op. 'Hm...,' zei hij nog een keer.

Gisteren was hij in Soisy sur Seine geweest, een klein stadje vijftig kilometer van Parijs verwijderd, om daar een ontmoeting te hebben met een V-man, die echter niet gekomen was. Garibaldi had tot 's avonds laat in het kleine café in de rue de la République gewacht en genoten van de mooie zomerse dag. 'Hm...,' zei hij voor de derde keer. 'Heb ik in Soisy sur Seine plasmazieken gezien of niet?'

'Niet een?' Garibaldi probeerde het zich te herinneren, maar het lukte hem niet. Maar hoe meer hij erover nadacht, des te opgewondener werd hij, en ook dat begreep hij niet.

'Begint het bij mij ook al?' vroeg hij zich af en monsterde wantrouwend zijn handen.

Hij zag geen rode puntjes. 'Voor de duivel. Wat heb ik dan gisteren in dat kleine nest over het hoofd gezien?' Hij kon het zich permitteren gesprekken met zichzelf te voeren. Hij bevond zich alleen in het kantoor van de solaire veiligheidsdienst in Parijs, sectie Frans spraakgebied. Jeff Garibaldi stopte zijn pijp en stak er de brand in. Na het derde trekje vertrok hij zijn gezicht. 'Wat smaakt die tabak afschuwelijk! Een walgelijk kruid. Ik moet nodig frisse lucht hebben!'

Hij wist, dat hij in overtreding was toen hij het kantoor alleen verliet. Buiten stond de zomerzon te stralen in een wolkenloze hemel. Parijs beleefde weer eens een van zijn beroemde zomerdagen.

'De laatste zomer, voor iedereen,' zei Garibaldi, toen hij in zijn wagen stapte. 'Daarna komt er niets meer, alleen nog het plasma-monster!' Anders had hij altijd ruim een uur nodig om uit Parijs te komen. Vandaag deed hij er twaalf minuten over om de buitenwijken te bereiken. Op het bord stond: Soisy sur Seine, 42 kilometer.

Jeff Garibaldi wilde heel graag weten, wat hij gisteren in het kleine stadje over het hoofd gezien had. Tien dagen geleden was deze snelweg nog een keten van voertuigen geweest; toen Jeff Garibaldi Soisy sur Seine bereikte, had hij vier voertuigen ingehaald, en was hij één tegenligger tegengekomen.

De aarde en de mensen wachtten op de dood.

Daar moest Garibaldi aan denken, en hij maakte gebruik van een zeer krachtige Franse vloek om zich te verzetten tegen het afgrijzen dat hem overviel. Voor café Nicole remde hij en stapte uit.

Twee tafeltjes waren bezet. Elf stonden er leeg.

'Un café au lait,' bestelde hij bij het donkerblonde slanke meisje, dat zijn gezicht eerst bezorgd gemonsterd had om daarna opgelucht te laten blijken dat zij geen enkele bloedblaar had waargenomen.

Op dit moment vielen Garibaldi de schellen van de ogen. Hij herinnerde zich weer wat hem gisteren bij zijn bezoek aan het stadje onbewust opgevallen was. Hij had hier geen enkele zieke gezien! Geen enkele, terwijl Soisy sur Seine altijd nog vijfenveertigduizend inwoners had.

Zijn koffie met melk kwam. Verward keek het jonge, donkerblonde meisje Garibaldi na. Hij had betaald, maar zijn koffie niet aangeraakt, rende dwars over de straat op het ouderwetse raadhuis af.

Hem, de man van de solaire veiligheidsdienst, gaf men bereidwillig inlichtingen. 'Nee, Mister Garibaldi, in Soisy sur Seine zijn er tot op dit ogenblik nog geen plasma-zieken!'

'Echt niet?' Garibaldi kon het niet geloven. Op het noordelijke halfrond was er geen enkele plaats meer, ook al bestond hij uit twee huizen, die niet besmet was door het plasma-monster, en hier in een stad met vijfenveertigduizend inwoners zou het plasma-monster nog niet huisgehouden hebben?

'Bedankt!' zei Jeff Garibaldi diep onder de indruk en verdween weer. De beide ambtenaren, die hem de inlichtingen verstrekt hadden, keken hem hoofdschuddend na.

Het was drie uur twintig standaardtijd, en het begon juist te dagen boven Terrania, toen Perry Rhodan door een alarmsignaal gewekt werd. Gelijk was hij wakker. 'Hier Rhodan! Wat is er?' vroeg hij in het telecom-apparaat naast zijn bed. Het beeldscherm was nog niet stabiel geworden, toen hij reeds Allan D. Mercants stem hoorde.

'Sir, ik heb zoeven bericht uit Frankrijk gekregen, van dezelfde man, die Walt Ballin verzocht heeft u in Terrania te bezoeken. Hij heet Jeff Garibaldi. Deze Garibaldi heeft het volkomen onbegrijpelijke feit vastgesteld, dat er in zijn gebied...'

'Mercant, wat is er aan de hand? Van deze kant ken ik je helemaal niet. Druk je korter uit!' onderbrak Rhodan zijn chef van de veiligheidsdienst en schudde zijn hoofd.

'Neem me niet kwalijk, Sir, maar dit bericht ... Vijftig kilometer van Parijs, is een stadje Soisy sur Seine met vijfenveertigduizend inwoners, maar in deze stad geen enkel geval van plasma-infectie!'

'Geen...?'

Rhodan maakte zijn zin niet af, en ook Mercant zei niets meer. 'Is die Garibaldi betrouwbaar, Mercant?'

'Betrouwbaar, alleen met het soort werk wat hij doet neemt hij het niet al te nauw, Sir! Daarentegen heeft hij ook vandaag weer...'Ja, goed! De stad heeft vijfenveertigduizend inwoners zeg je, Mercant en kent geen enkel plasmageval. Lig je nog inbed?' 'Ja.'

'Eruit, Mercant! We zien elkaar over een half uur op de ruimtehaven op sectie zevenenzestig; daar ligt de Burma. Daar vertrekken we mee!' 'Sir, we kunnen toch niet. . .' 'Jawel, we kunnen...' Maar wat ze konden zei Rhodan niet. Hij gaf alarm aan Reginald Bull, John Marshall, Gucky, Ras Tsjoebai en de journalist Walt Ballin. 'We vertrekken over hooguit een half uur met de Burma, vanaf sectie zevenenzestig! '

Toen twee zweeftoestellen met zeven plasma-zieken naar de Burma vlogen, waren de straalmotoren van het ruimteschip uit de klasse van de Statenschepen reeds aan het warmlopen. De luchtsluis was van binnen verlicht, maar alleen het buitenluik was geopend. In de sluis lagen zeven ruimtepakken.

'Aantrekken!' beval Rhodan. 'Helm sluiten. Controle van de luchtvoorraad, mijne heren?'

Terwijl ze nog bezig waren de zware ruimtepakken aan te trekken, ging het buitenluik dicht, en een halve minuut later verhief de Burma zich met brullende straalmotoren. Door middel van zijn superkrachtige machines was hij in staat, in een paar minuten de snelheid van het licht te bereiken. Alleen Rhodan wist, wat het doel van de vlucht was; Mercant had een vermoeden, maar was niet zeker van zijn zaak. Natuurlijk verloor Bully als eerste zijn geduld.

'Zou je ons nou niet eens op de hoogte brengen, Perry,' bromde hij, en sloot zijn vraag af met een diepe geeuw. 'We vliegen naar de Condor, stappen daarop over, blijven ook daar in de luchtsluis en landen bij Soisy sur Seine!'

'En wat is dat, Perry? Een arts?' Bully had geen enkel idee, en met uitzondering van Mercant en Walt Ballin de anderen ook niet.

Gucky had op dit moment de gedachten van Mercant gelezen en wist daardoor, dat het ging om een stad in de nabijheid van Parijs.

Via zijn helmradio piepte hij: 'Je had zeker voor aardrijkskunde een onvoldoende op school, dikke? Soisy sur Seine is een kleine stad bij Parijs en niet de naam van een arts, hoewel ik ook liever naar een arts zou vliegen, die mij mijn natuurlijke uiterlijk kon teruggeven. Ik zie er wanstaltig uit, en jij ook al niet veel beter, dikke.' 'Maar wat moeten we daar, in Soisy sur Seine, Perry?' vroeg Reginald Bull, die de toespeling van de muisbever op zijn aardrijkskundige kennis zonder commentaar geslikt had. 'En waarom gaan we het schip niet in en blijven wij in plaats daarvan in deze ongezellige luchtsluis?'

'Het laatste ligt toch wel voor de hand, Bully,' antwoordde Perry Rhodan enigszins scherp. 'Het plasma-monster heeft nog geen enkele bemanningslid van de Burma overvallen, omdat het gewoonweg nog geen gelegenheid heeft gehad, binnen te dringen. We kunnen het toch niet verantwoorden, dat wij nu het monster aan boord zouden brengen. Op de Condor is eveneens nog geen enkele zieke; het overstappen op de Condor zou overbodig zijn, als de commandant, luitenant Brisby, gevechtservaring had.'

'Wat??' brulde Bully's stem in de helmradio. 'Waar gaat het dan om?' Gelaten antwoordde Rhodan: 'Om een vaag vermoeden, Bully. Om een hoop, even schitterend en even breekbaar als een zeepbel. Dit stadje, Soisy sur Seine, met zijn vijfenveertigduizend inwoners, kent geen enkel geval van plasma-ziekte! Begrijp jij dat? Ik niet!' 'Ja, en?'

'Om op jouw vraag een antwoord te kunnen geven, zijn we daarheen vertrokken.'

'Gelijk maar met twee ruimteschepen van de Statenklasse?' 'Misschien is hun vuurkracht nog niet eens voldoende; misschien was het beter om slagschepen in te zetten!' 'Lieve hemel, waar gaat het dan om?' vroeg Gucky nu ook verrast. Zijn poging Rhodans gedachten te lezen was mislukt door toedoen van zijn afweerscherm.

'Om een vermoeden, om een hoopvol idee. Daarom zullen we niet landen bij het stadje, maar naar buiten springen.'

Even later stapten ze over op de Condor, die vanuit zijn omloopbaan de Burma tegemoet gevlogen was. Weer bleven de zeven mannen tussen de beide luiken van de luchtsluis en spraken slechts met elkaar via de helmradio. Rhodan vertelde hen nu pas in welke richting zijn vermoedens zich bewogen. Hij besloot met de opmerking: 'Professor Degen, chef-arts van schip nummer III van de geneeskundige dienst, heeft mij op deze gedachtencombinatie gebracht.'

'Wist hij dan, dat er in dit kleine Franse stadje alleen maar gezonde mensen wonen, Perry?' Bully, anders altijd optimist, toonde zich nu van een andere kant.

'Nee. Wij zevenen weten het zelf pas sinds zeer korte tijd,' antwoordde Rhodan en gaapte weer.

Het was eenvoudig onmogelijk om deze gaapdrang te weerstaan. Men stond er machteloos tegenover, en iedere poging hem te onderdrukken was slechts nutteloze verspilling van energie. 'Maar waarom heb je dan voor het vertrek niet eerst het advies van de artsen ingewonnen, Perry? Je hele plan is toch niets anders dan het fundamentloze idee van een leek, want zoveel weet je nu ook weer niet van de medische wetenschap.'

'Dat bestrijd ik niet, beste vriend. Maar kennis is niet altijd beslissend; het is belangrijk het juiste te doen, en ik heb het vermoeden, dat wij in Soisy sur Seine iets ontdekken kunnen, dat voor alle mensen van het grootste belang is. Want waarom zijn er in Soisy sur Seine geen plasma-zieken? Waarom niet? Toch niet zonder reden!' 'Maar waar moeten we naar iets zoeken, dat we niet kennen?' vroeg Bully, die het nog steeds niet eens was met Rhodans plan.

'Dat laat ik aan John Marshall en Gucky over, vriend!' antwoordde Rhodan zo scherp, dat ook Bully begreep, dat zijn vragen overbodig waren. Toen ze vanaf tienduizend meter hoogte naar beneden sprongen om in het nachtelijk duister Soisy sur Seine binnen te vallen, vormden ze een ketting. Iedereen was nu in zijn ruimtepak een miniatuurruimteschip met beveiligingsschermen; de anti-zwaartekrachtvelden werkten op halve kracht. Toen de hoogtemeter op driehonderd stond, werd de anti-zwaartekrachtgenerator op maximum vermogen ingesteld, zacht als veertjes kwamen de zeven mannen neer.

'Deflector inschakelen!' beval Rhodan via de radio. Het was een bijkomende veiligheidsmaatregel, dat ze zich in deze duistere nacht met behulp van het deflectorveld toch onzichtbaar konden maken. Graag namen ze het nadeel op de koop toe, dat ze dan hun buurman ook niet konden zien, als ze met hun schijnwerpers het duister doorboorden. De stadsgrens van Soisy sur Seine was drie kilometer verderop. De telepaten John Marshall en Gucky begonnen te werken. Ze probeerden vreemde gedachtenstromen op te sporen, die hen aan een aanwijzing konden helpen.

'Niets,' zei Marshall na een kwartier. Gucky, die anders graag het hoogste woord voerde, zweeg. Op de snelweg naderde een voertuig met gedimde lichten. De wagen reed waanzinnig snel. De chauffeur moest deze streek goed kennen. Op een kilometer afstand raasde hij de mannen voorbij, die in het open veld stonden te wachten of Gucky iets vond. Bij het laatste woord had hij geteleporteerd. Een ogenblik later zei John Marshall: 'Gucky is gek! Hij zit op het dak van het voertuig. Hij rijdt in de richting van de city. Nu passeert hij het marktplein... Rotonde... derde straat rechts. Gucky denkt dat het een uitvalsweg was. . . De wagen gaat steeds sneller... O, wat vloekt die kleine! Hij heeft het niet meer... Hij wil teleporteren... nee, hij is gebleven. Het voertuig stopt, slaat een privéweg in. Robotcontrole... Ogenblikje, nu begrijp ik die kleine niet. Wat denkt hij nu voor onzin. Wat moet een suikerbakker nu in zijn gedachten? Een klein slotje in suikerbakkerstijl... Vier Ara's! Drie wachten de wagen op. Er komt er nog een uit het huis. Ara's vermomd als Terranen...' Af en toe had John Marshall zijn verslag onderbroken.

'Ras Tsjoebai,' zei Rhodan tegen de Afrikaanse teleporteur, 'Bied jij Gucky hulp, en let erop, dat die kleine niet teveel riskeert. De Ara's mogen onder geen beding vermoeden, dat wij hen op het spoor zijn.' 'Okay, Sir!'

Toen was ook Ras Tsjoebai verdwenen. Marshall had ook met hem gedachtencontact, alleen was hij niet in staat om zich telepatisch met hem te onderhouden, zoals met Gucky. 'Start, mijne heren. Marshall, jij voorop!' klonk Rhodans volgende bevel. Ze stonden op, vormden een ketting en vlogen op honderd meter hoogte op de kleine stad af.

De straatverlichting was aan; het marktplein was niet over het hoofd te zien. Slechts in enkele huizen brandde licht. Soisy sur Seine sliep. John Marshall bracht hen zonder omwegen naar het doel, waar zich de beide teleporteurs en de Ara's bevonden. Ze landden in het park, dat het kleine slot omgaf, tussen geurige bloemen en struiken. De mannen werden nog steeds omhuld door deflectorvelden.

'Marshall, wat doen die twee?' vroeg Rhodan; voordat de telepaat kon antwoorden, voegde hij er aan toe: 'We moeten eigenlijk onze ruimtehelmen openen en radio's en deflectorvelden uitzetten.'

Ze werden opgewacht door koele, van vocht verzadigde nachtlucht. Ongeveer tweehonderd meter verderop brandde boven de ingang van het slot een lamp. Daarvoor stond een voertuig, waarschijnlijk hetzelfde dat ze hadden zien voortrazen over de snelweg. 'Sir, onze beide teleporteurs zijn in het huis. Daarin wemelt het van de Galactische artsen! Volgens Gucky's informaties hebben ze het over de plasma-infectie... Sir, ze maken er grappen over...'

'Niet lang meer,' bromde Bully dreigend.

'Hou nu eens eindelijkje mond!' foeterde Perry tegen zijn vriend. 'Marshall, roep Gucky en Tsjoebai terug!' De volgende seconde stonden de twee naast hen.

'Helm open, deflector en radio uitzetten. We willen niet gelokaliseerd... Ze waren gepeild door de Ara's. Haastig viel Marshall zijn chef in de rede: 'Sir, de Ara's laten ons door robots aanvallen. We moeten verdwijnen! We zitten precies in de peilstraal!' Bij de eerste waarschuwing had Rhodan zijn krachtige minicom ingeschakeld en riep: 'Duif! duif! Tweemaal valk!'

Op deze codenamen konden de Ara's hun tanden stukbijten. Voordat ze begrepen wat die woorden betekende, waren de Burma en de Condor al boven het slot.

Het volgende ogenblik barstte de aanval reeds los.

Arkonidische gevechtsrobots openden een vernietigend vuur, maar ze verwoestten met hun verreikende energiestralen alleen maar een klein deel van het park, want voor het eerste schot stormden zes Terranen en Gucky loodrecht de duistere hemel tegemoet. Plotseling was Gucky verdwenen. Allan D. Mercant, de voorlaatste in de ketting miste hem, maar waarheen de muisbever verdwenen was, werd reeds een ogenblik later duidelijk. Vijf tonnenzware Arkonidische gevechtsmachines stegen als straaljagers naar de hemel op. De positronische monsters, die niet begrijpen konden wat er met hen gebeurde, schoten vertwijfeld en doelloos in alle richtingen. De gevechtsstralen, in de eerste seconden nog felkleurig, verbleekten en werden dunner.

Toen ze nauwelijks meer te zien waren, bevrijdde Gucky ze van zijn telekinetische krachten en begeleid door het geloei van de luchtmassa om hun heen stortten ze vanaf enkele honderden meters hoogte neer op de grond. Als vijf bommen die niet explodeerden, boorden ze zich diep in de bodem van het park.

'Sir, de Ara's laten het slot exploderen!' John Marshalls waarschuwing was nu enkele seconden te laat gekomen. De aarde werd opengereten. Een vuurorkaan vaagde een klein slot weg, dat meer dan vierhonderd jaar aan de stadsgrens van Soisy sur Seine gestaan had, en een atomaire donderslag joeg een uiteenspattende steekvlam het nachtelijk duister in. De zes Terranen hadden het alleen aan hun automatisch functionerende veiligheidshelmen te danken, dat ze niet dadelijk gedood werden door de radioactieve straling, maar tegen het ontketende atomaire geweld konden de zwakke anti-zwaartekrachtgeneratoren niets uitrichten.

Toen ze gegrepen werden door de eerste drukgolf, werden ze als dorre bladeren over de stad heen gejaagd, en werd de ketting, die zijn met hun handen gevormd hadden, verbroken. Walt Ballin, die dit soort dingen alleen van de televisie kende, dacht dat zijn laatste uur was aangebroken. Hij, die geen opleiding had gevolgd op de solaire ruimteacademie, vergat welke betekenis de knoppen in zijn ruimtepak hadden, en eigenlijk bij wijze van toeval zette hij de generator voor zijn veiligheidsscherm op maximum en zette hij het anti-zwaartekrachtveld af. Dat hij plotseling niet meer meegesleurd werd door de kolkende luchtmassa’s maar als een steen naar beneden stortte, stelde hij pas op het laatste ogenblik vast. Een nieuwe drukgolf zorgde ervoor, dat hij niet verpletterd werd. Zijn loodrechte val werd een diagonale val. Het veiligheidsscherm liet hem over een dak heen glijden; een schoorsteen werd niet een dodelijke hindernis, maar gaf hem een andere richting, waardoor zijn snelheid ook afnam. Toen hij daarna vanuit de dakgoot naar beneden stortte en bovenop een fruitboom terecht kwam, was zijn veiligheidsscherm krachtig genoeg om hem tegen de takken te beschermen. Binnenin het beveiligingsscherm werd hij echter zo heftig door elkaar geschud, dat hij het bewustzijn verloor. Gucky had alleen het geloei van de atoomexplosie gehoord, maar niets gezien. Een seconde voor de catastrofe was hij 'weggesprongen' achter een gedachtenimpuls aan die uit de aarde gekomen was.

En nu knipperde hij met zijn pientere muizenogen. In zijn rechterhand hield hij een desintegratorstraler en in de andere een impulsstraler. Beide wapens waren gericht op drie Ara's; deze Galactische medici zagen er ook uit als Ara's en droegen geen plastic vermomming, die hen tot Terranen maakte. 'Dat is Gucky!' schreeuwde een Ara en probeerde zijn wapen te grijpen. Tevergeefs. Hij verloor zijn houvast en vloog als een bal tegen het plafond. Gucky maakte weer gebruik van zijn telekinetische krachten. De Ara, die geschreeuwd had, dat is Gucky! lag verdoofd op de grond. In de hoek lagen de twee andere Ara's en Gucky's telekinetische krachten persten hen zo hard tegen de grond, dat ze geen vin meer konden verroeren. Toen bespeurde Gucky gevaar. Hij ving onbegrijpelijke impulsen op. Maar sinds hij voor het eerst kennis had gemaakt met robots, waren dit soort impulsen geen nieuwtje meer voor hen. En als er een intelligent wezen in het zonne-imperium was dat robots niet kon uitstaan, dan was het wel Gucky, de muisbever.

Bliksemsnel verwisselde hij de impulsstraler voor een hypnostraler, en gaf de drie overweldigde Galactische artsen de volle laag, om zich een seconde later op te lossen in het niets. Hij wist, dat hij zich in een onderaardse schuilplaats van de Ara's bevond, die er op voorlopig nog mysterieuze wijze in geslaagd waren om ongemerkt de aarde te bereiken en zich aan de grens van Soisy sur Seine als Terranen verkleed te vestigen.

Maar toen hij weer stoffelijk werd stokte zijn adem in zijn keel, en het scheelde niet veel of hij had zijn leven verloren!

Hij was beland in een reusachtig laboratorium!

In dit laboratorium wemelde het van de robots. Het waren niet allemaal medische robots, die geprogrammeerd waren op de controle van het fabricageproces. Twee, en ze stonden vier stappen bij Gucky vandaan, waren gevechtsmachines, maar gelukkig ingesteld op Arkoniden, Springers en Terranen, maar niet op een wezen, dat een meter lang was en er als een zeer grote muis uitzag.

'Oei...,' piepte Gucky ontzet, toen hij besefte wat voor metalen gevaartes er voor hem stonden, en hij teleporteerde. De straal van de opgeschrikte robot deed alleen nog het plasticbeton smelten, waar Gucky zoeven nog gestaan had.

Aan een tweede schot kwam de robot niet meer toe, en ook zijn metalen collega smolt weg onder het vuur van Gucky's desintegrator.

'Pagdor, wat is daarachter aan de hand?' hoorde hij op hetzelfde moment een opgewonden stem in het Arkonidisch roepen. Hij kwam van de andere kant van de reusachtige laboratoriumfabrieksruimte.

Gucky concentreerde zich juist op de volgende sprong, die hem naar de roepende Ara moest brengen, toen Ras Tsjoebai voor hem opdook. 'Help me de chef zoeken en alle anderen, Gucky!' overviel Ras Tsjoebai de muisbever.

De kleine vroeg niet op wat voor manier de Afrikaan hem gevonden had. 'Eruit!' zei hij alleen en verdween met zijn collega naar de oppervlakte. De instrumenten in het ruimtepak reageerden onmiddellijk op de hoge stralingsdosis in de atmosfeer, en de helmen gingen dicht.

Waar eens meer dan vier eeuwen lang een klein slot gestaan had, gaapte nu een geweldige krater. Het park was ook verdwenen. De linker stadgrens van Soisy sur Seine stond in brand. De hittegolf van de atoomvulkaan had de huizen in brand gezet.

Het kleine stadje, verschoond gebleven van het plasma-monster, dreigde nu het slachtoffer te worden van een laaiende brand.

'Ik heb contact met de baas, de dikke en Mercant, Ras. Maar John kan ik niet vinden en de journalist ook niet. Hier, mijn hand, wegwezen!' Ze sprongen.

Voor de muur van een machinefabriek stonden Rhodan, Bully en Mercant. 'Ras en ik zijn hier!' meldde Gucky zich, die Bully's stem in zijn helmluidspreker hoorde.

'Marshall en Ballin worden vermist, Gucky!'

'Later, Perry!' onderbrak Gucky hem haastig. 'Weet je, dat de Ara's op vijfhonderd meter diepte een reusachtige medicamentenfabriek gebouwd hebben. En die draait op volle toeren! Daar moeten we heen, voordat de Galactische medici dat ook allemaal in de lucht laten vliegen. Dan blijft er in deze stad geen mens meer in leven!' 'Kijk eens aan.' Meer zei Rhodan niet. In plaats daarvan maakte de zwijgzame Mercant de opmerking: 'Sir, ik begin nu een vermoeden te krijgen van alle samenhangen en ook hoe Professor Degens opmerking verdenking bij u opgeroepen heeft.'

Rhodan en Bull klemden zich vast aan Gucky's ruimtepak; Allan D. Mercant legde zijn armen om Ras Tsjoebai's schouders.

'Springen!' commandeerde de kleine en de beide teleporteurs brachten hun drie metgezellen naar de onderaardse fabriekshal van de Galactische artsen. Ze landden in een heksenketel! Acht Arkongevechtsmachines kwamen op hen afgestormd; die werden gevolgd door elf Ara's, die zich verscholen achter de metalen kolossen. 'Kom maar op!' piepte Gucky en zijn muizenogen fonkelden dreigend. 'Ras, robots van bovenaf benaderen! Kom op!' riep hij, zonder Perry Rhodans bevelen af te wachten. Ze verdwenen achter het koelaggregaat, dat ook Rhodan en zijn metgezellen tot dekking diende en kwamen terecht onder het plafond in de wirwar van dunne en armdikke leidingen. De muisbever was sneller dan de Afrikaan. Zijn geringe lengte kwam hem nu goed Van pas. In zijn linkerhand hield hij een schokstraler die hij met een greep op maximum vermogen instelde, en mikte ermee op de Ara's, die geen vermoeden hadden van hun aanwezigheid op vier meter hoogte. Als door de bliksem getroffen stortten de verlamde Ara's neer. Een, die niet de volle dosis had gekregen, probeerde zijn impulswapen op te heffen en op het koelaggregaat te schieten. Maar Gucky bleef overwinnaar. De geprogrammeerde gevechtsmachines hadden van de catastrofe achter hun rug niets gemerkt. Toen er twee desintegratorstralen uit de straalwapens op hen afschoten, werden bij de eerste aanval vijf zware robots vernietigd. Ze bleven staan, draaiden hun metalen koppen om en zagen niet, dat Perry Rhodan zijn schuilplaats verlaten had en met in beide handen een desintegratorwapen op de robots vuurde. Een onderdeel van een seconde later begon ook Bully te schieten en vernietigde hij precies de benen van de metalen kolos, waar Gucky juist op mikte. Plotseling begon het in de reusachtige fabriekshal te stinken naar gesmolten metaal, verbrande isoleringen, rokende transformatoren. Acht gevechtsrobots lagen over elkaar heen; een paar stappen verder elf bewusteloze Ara's. De overige werkrobots in de hal hadden geen aandacht geschonken aan het voorval; ze controleerden de fabricage, die voortging, alsof er niets gebeurd was.

Gucky en Ras doken weer op voor de anderen.

'Wat is dat hier, baas?' wilde de muisbever weten.

'Ja, Gucky, om daar precies achter te komen moeten we dokter Koatu en nog twee of drie specialisten erbij halen. Wil jij ze halen, Gucky?' De kleine richtte zich op en keek Rhodan verwijtend aan. 'Wat? Denk je dat ik niet in staat ben zo'n klein sprongetje te maken? Over vijf minuten ben ik terug met die eierhoofden!'

Ras Tsjoebai was Gucky enkele seconden later gevolgd. 'Tsjoebai,' had Rhodan in een plotselinge opwelling gezegd, 'spring ook naar Terrania en breng zo snel mogelijk Ulland, Kokstroem en Church hierheen. In pyjama of gekleed, dat speelt geen rol!' Ras Tsjoebai had alleen maar geknikt en was daarna verdwenen. 'Heb je om Ulland gevraagd, Perry?' vroeg Bully en keek hem peinzend aan. Zijn vraag werd nooit beantwoord. Rhodan ontving met zijn zwakke telepathische capaciteiten onduidelijke gedachtenimpulsen van enkele Ara's. Onmiddellijk bracht hij Bull en Mercant op de hoogte van zijn waarnemingen. 'De uitstraling komt van links. Ik denk uit een ruimte, die achter die deur daar ligt.'

'Hoeveel, Perry?' vroeg Bully. 'Drie of vier,' antwoordde Rhodan kortaf.

Sol-maarschalk Mercant knikte alleen. Ze liepen om de schroothoop van vernietigde robots heen, passeerden vier reusachtige lopende banden, waaraan nog steeds de werkrobots stonden. Ze hadden niets van het gevecht gemerkt. Hun programma beval hen, zich bezig te houden met de vervaardiging van farmaceutische preparaten. Vlak voor een andere deur stelde Rhodan door middel van zijn zwakke paracapaciteiten vast, dat ze met vier Ara's te maken hadden.

'Deflector inschakelen!' beval Rhodan. 'Dan zien we elkaar niet!' opperde Bully als bezwaar.

'Dat risico moeten we op de koop toe nemen. Jij gaat rechts van mij en jij, Mercant, links. Inschakelen!' De volgende seconde werden ze onzichtbaar, alleen had deze veiligheidsmaatregel inderdaad het door Bully vermelde nadeel, dat ze elkaar niet meer konden zien.

Twee minuten later waren twee van de vier laatste in vrijheid rondlopende Ara's bewusteloos en werden de andere twee door Bully stevig geboeid. Er was geen woord uit de Ara's los te krijgen. Hun gedachten bestonden slechts uit haat, woede en angst. Hallo, baas!' klonk het ergens uit de grote fabriekshal. 'Ik ben gearriveerd met vier specialisten. Ras was ook in Terrania en is zoeven met drie man geland. Zijn jullie nog steeds bezig?' Nauwelijks had Rhodan Gucky's stem gehoord, of hij liep terug naar de grote hal. Hij moest vluchtig aan zijn instructies denken, toen hij Ulland, Church en Kokstroem onberispelijk gekleed voor zich zag staan.

Hij richtte zich tot de artsen. 'Mijne heren, ik ben een leek op het gebied van de medische wetenschap. Ik kan u dus geen opdracht geven, die nauwkeurig omschreven is. Maar probeert u zo snel mogelijk in deze onderaardse hal het middel te vinden, waardoor tot nu toe in de stad Soisy sur Seine geen gevallen van plasma-ziekte zijn voorgekomen. Het tweede deel van mijn opdracht behelst, dat u vaststelt in welk deel van de hal zich blindedarmtyfuscultures bevinden. Het is onomstotelijk vast komen te staan, dat de in het Springerruimteschip aangetroffen ampul een aards product is. Welke conclusies ik daaruit getrokken heb is nu bekend. Mijne heren, dat is het!' Rhodan wilde niet gapen, maar de door de infectie ontwikkelde drang was sterker dan zijn wil. Hij voelde, hoe de ziekte zich steeds meer in zijn lichaam verbreidde. Meer dan ooit kostte het hem moeite om zich te concentreren. Maar toen hij daarna het woord richtte tot Ulland, Church en Kokstroem, klonk zijn stem volkomen normaal. 'Onze artsen in Terrania hebben de verdenking uitgesproken, dat het plasma-monster over een peilzintuig moet beschikken, maar bewijzen voor hun hypothese hebben ze tot nog toe niet kunnen aanvoeren. In ieder geval neem ik als basis het feit, dat in Soisy sur Seine geen enkel geval van blindedarmtyfus is opgetreden. Probeert u uit te zoeken of de Ara's over een speciale installatie beschikken, waarmee het peilzintuig van het monster gestoord kan worden. Mijn opdracht is bijna onuitvoerbaar, omdat hij gebaseerd is op een hypothese, maar in onze vertwijfelde situatie moeten we ook achter het meest uitzichtloze spoor aan gaan. Dat is het, mijne heren!'

Mercant en Bully staarden hem somber aan. De maarschalk zweeg, maar Bully kon zich permitteren om tegen zijn vriend te zeggen: 'Je hebt wel veel fantasie, Perry. Grote Melkweg, je fantasie staat me vandaag absoluut niet aan!' 'Zo?' antwoordde Rhodan gelaten. 'Mij wel. In feite heb ik deze speculaties alleen te danken aan onze Sol-maarschalk!'

'Wat?' Mercant had in zijn verassing zijn met plasmablaasjes bedekte gezicht vergeten en op de normale manier zijn verbijstering willen uitdrukken op zijn gezicht. Een felle pijn herinnerde hem aan zijn toestand, maar het verhinderde hem niet om te zeggen: 'Sir, u hebt voor de muur van de fabriek een soortgelijke opmerking gemaakt. Ik kan mij echter niet herinneren dat ik speculatieve aanwijzingen gegeven zou hebben.' 'Jawel, Mercant. Je hebt me verteld van je gesprek met professor Degen. Je hebt geïnformeerd, hoe het met de blindedarmtyfus aan boord van het Springerschip staat. Evenals de cultures in Terrania door het monster verslonden werden, was op het handelsschip deze besmettelijke ziekte plotseling verdwenen. Probeer nu eens om mijn overweging te volgen.

Ik heb daarbij niet de gebruikelijke weg bewandeld. Uitgaand van het onomstotelijke feit, dat de ampul op aarde vervaardigd is, en van het feit, dat er in de omgeving van Soisy sur Seine geen plasma-infectie voorkomt, was alles net zo simpel als twee en twee is vier! En dat betekent in laatste instantie: Hier moet het middel te vinden zijn waarmee men het plasma-monster de baas kan worden! In strijd met de aanwijzingen van de robotcomputer op Arkon, hebben de Ara's het weer klaar gespeeld om na de voorvallen van het verre verleden in het Arkon-imperium een tegen- of afweermiddel te ontwikkelen!' 'Hopelijk klopt je redenering,' zei Bully somber. Hij zag tussen twee lopende banden dokter Koatu staan. 'Dokter, wilt u even hier komen!' riep hij. Koatu kwam geeuwend aanlopen. 'Een vraag,' begon Bully. 'Dit vervloekte monster stort zich op eiwitverbindingen. Dat ik ook uit eiwit besta, heeft dat monster me duidelijk gemaakt, maar hoe kon het robots overmeesteren en zich vastzetten op het oppervlak van de Drusus? Dat is toch in tegenspraak met de stelling, dat het jacht maakt op proteïne?'

'Nee,' sprak Koatu zachtjes tegen. 'U hebt geen rekening gehouden met het hypothetische peilzintuig van het plasma. Iedere robot bevat drie tot acht proteine-schakelelementen. Deze eiwitverbindingen heeft het plasma gepeild. Bij zijn poging, ze te bereiken, vond hij een houvast aan het metalen omhulsel van de robots. We mogen er niet van uit gaan, dat het monster verstand heeft. Zijn peilzintuig is een instinkt. Daarom heeft het de robots ook niet met rust gelaten. Wat wij aanvankelijk voor roest aanzagen, bleek later een monster te zijn, met een intensief werkend peilzintuig.' 'Bewijzen, dokter Koatu?' De geleerde schudde zijn hoofd. 'Alleen maar hypotheses, vermoedens, Sir.' De muisbever piepte opgewonden: 'Perry, je hebt gelijk! Ik heb zoeven de gedachten van een Ara te pakken gekregen. Die vent is bang, dat we het ding zouden vinden. Wat is eigenlijk een Oska-pulsator?' 'Nog nooit van gehoord. Wat is dat voor ding?' vroeg Rhodan met opwinding in zijn stem. Ook de anderen keken gespannen naar de kleine muisbever. 'De Oska-pulsator is het ding, dat we niet mogen vinden, chef. Vervloekt, nu is het weer afgelopen. Verdomme, wat is die Ara bang. Dat domineert alles. En de tweede, die zal zo wel dood gaan, als hij zo bang blijft. Jammer, dat je nu voor me staat, Perry, anders zou ik door middel van vloeken stoom afblazen!'

'Dat kan je altijd nog doen. Schiet op, Breng Ulland, Church en Kokstroem op de hoogte van de feiten omtrent de Oska-pulsator. Misschien hebben ze wat aan deze informatie.' Zonder commentaar verdween Gucky. Dokter Koatu volgde hem. De beide vrienden Mercant en Ras Tsjoebai bleven achter.

Hallo, chef! Rhodan ontving John Marshalls telepathische oproep. De vermiste leider van het mutantenkorps meldde zich. Ik ben hier samen met de journalist. We proberen nu de brandende straten te vermijden en het park te bereiken. O, niet meer nodig, chef! Gucky heeft meegeluisterd en is juist gearriveerd. We springen met hem mee! Bij John Marshalls laatste gedachten-impuls dook Gucky met de twee op. 'Perry, ik heb de drie specialisten op de hoogte gebracht. Zij weten ook niet wat een Oska-pulsator is.' Hij besteedde geen aandacht aan het feit, dat hij bliksemsnel Marshall en Ballin gehaald had. Het leek hem niet de moeite waard daar woorden aan te verspillen. 'Marshall,' Rhodan vergat willens en wetens dat de telepaat nog ernstig geschokt was, 'hou jij je bezig met de beide geboeide Ara's. Haal alles uit hun hoofden wat er in zit. Iedere minuut eerder, dat we vinden wat we niet mogen vinden, kan wellicht voor vele mensen beslissend zijn.'

'Okay, sir. De Ara's zullen zich uitstekend amuseren!' Dat was een dreigement, waarachter geen ruwe lichamelijke kracht stond. De beide Galactische artsen hoefden niet bang te zijn, dat ze onder het geweld van vuistslagen bekentenissen moesten doen. Marshall zou hen geen haar krenken, maar zou telepatisch hun geheim aan hen ontworstelen.

Walt Ballin keek verbijsterd om zich heen. Hij zag de groep vernielde gevechtsrobots, hij zag de werkrobots voor de lopende banden staan. 'Sir,' vroeg hij aan Rhodan, 'wachten we op iets speciaals?' 'Op een wonder, Ballin,' antwoordde Rhodan somber.

'O!' piepte Gucky naast hem en was verdwenen. Rhodan probeerde telepatisch contact met hem op te nemen, maar de kleine had zijn gedachten afgeschermd.

'Brutale aap!' zei Rhodan halfluid, toen Gucky al weer terug was. 'Perry, ik ben op Ullands gedachten gestoten. Weet je waar hij voor staat? Voor de Oska-pulsator! Hij heeft het ding gevonden en staat nu luidkeels zijn collega's Church en Kokstroem te roepen.'

'Zou ik nu ook eens mogen weten, wat een Oska-pulator is?' riep Rhodan kennelijk ongeduldig uit. Gucky was zo brutaal om zijn knaagtand te laten zien. 'Perry,' zei hij daarna welwillend, 'dat is het ding en het ding is datgene wat het monster verre houdt van Soisy sur Seine!' Gucky had zich zeldzaam brutaal uitgedrukt, maar Rhodan kon hem in deze minuut van veel meer fouten betichten. 'En hoe werkt het, Gucky?' vroeg Rhodan zacht. Maar naast hem dreigde Bully: 'Ik draai je nek om, als je ons nog langer laat steunen, Micky Mouse!' 'Dikke clown!' daarmee was voor Gucky het dreigement afgedaan. 'Perry, als ik Ullands gedachten goed begrepen heb, is de Oska-pulsator een zender, die vreselijk gecompliceerde storingsimpulsen uitstraalt en daarmee het functioneren van het peilzintuig verhindert.' 'Aha!'

'Perry,' klonk nu de bange stem van de muisbever, 'Worden we allemaal weer gezond?'

Enkele seconden keek Rhodan de kleine trouwe muisbever aan, daarna schudde hij zijn hoofd. 'Ik denk het niet, Gucky. We zijn immers gelokaliseerd. De Oska-pulsator zal ons niet meer kunnen helpen. Ja, Marshall?' Hij zei het hardop, hoewel Marshall hem telepatisch geroepen had. 'Waar? Wat? In silo achttien? Waar bestaat het geneesmiddel uit? Marshall, ik begrijp er niets van! Herhaal het nog eens!'

Met ingehouden adem staarden de anderen Rhodan aan. Om hen ook onmiddellijk op de hoogte te brengen, vertaalde hij de telepathische impulsen van Marshall in woorden. 'Het is een stof, die een verbinding aangaat met het plasma-monster en het inactief maakt, doordat hij de vloeistof in de cellen laat kristalliseren.' De kleine telecom-installatie in de ruimtepakken zoemde. De medische onderzoekafdeling in Terrania wilde dringend Perry Rhodan spreken. 'Sir,' jubelde een mannenstem in de luidspreker, 'wij hebben op grond van de analytische gegevens uit Arkon een anti-middel gevonden! Een stof, die van het plasma-monster onschuldige eiwit-kristallen maakt! Sir, we hebben het voor elkaar gekregen. Grote god, wat een heerlijke dag is dit...' John Marshall kwam terug. Zijn aangetaste gezicht drukte ondanks alles verbittering uit.

'Wat is er aan de hand, John?' vroeg Rhodan hem.

De chef van de mutanten haalde diep adem. 'Chef, het is ongelooflijk, wat die Ara's met ons van plan waren. Uw vermoeden klopt. Hier in deze laboratoria fabriceerden zij de cultures voor de blindedarmtyfus. Daarmee wilden ze de bevolking van de aarde decimeren en daarna Terra bezetten. Het tyfusgeval op het handelsschip was hun laatste test. Over drie dagen zouden hun acties op Terra beginnen. Dat wij door het plasma overvallen werden, kwam hen goed uit. Ze hoefden er niet bang voor te zijn. Aan de ene kant hield de Oska-pulsator het van hun lijf, aan de andere kant beschikten ze over het middel om iedere zieke te genezen. Men zou bijna zijn geloof verliezen in alles wat goed is, als men steeds maar weer op zulke misdadigers stoot.' 'John Marshall,' onderbrak Rhodan hem, 'zo mag je niet spreken. Niet alle Ara's zijn misdadigers, zoals ook niet alle mensen slecht zijn, maar kwaad zal er altijd zijn. Maar daarbij mag men niet alles over een kam scheren. Kom mee, ik wil graag dat je er bij bent, als ik met de Ara's spreek.' Het was een kort gesprek. 'Ara's, de aarde kent geen doodstraf meer. Jullie slachtoffers zijn geen Terranen geweest, maar wel Galactische handelaars, Ekhoniden, Arkoniden en andere rassen van het Grote Imperium. Op dit moment wordt imperator Gonozal VIII op de hoogte gesteld. Hij zal er voor zorgen, dat jullie naar Arkon getransporteerd worden.' Een van de Ara's probeerde door een aanbod zijn uitlevering te verhinderen. 'Rhodan, wij kunnen het zonne-imperium helpen in zijn strijd tegen de plasma-monster.'

Met ijskoude stem onderbrak Rhodan de Galactische arts: 'Met de Oska-pulsator en het middel in silo achttien, Ara? Hebben jullie dan nog steeds niet begrepen, dat ik nooit zaken doe met misdadigers?' Daarna verdween hij. De verwensingen van de Ara's raakten hem niet.

Perry Rhodan had een halfuur tijd om met Walt Ballin te spreken, meer tijd gunde zijn agenda hem niet en langer wilde Walt Ballin hem ook niet ophouden, want om 13.45 uur vertrok zijn schip naar Parijs. Hij had om 8 uur met Yvonne Berclais in Trois poulardes afgesproken, en van Terrania uit een tafel laten reserveren.

'Wanneer verschijnt je artikel over het plasma-monster, Ballin? Tot op dit moment heeft de regering nog niet bekend gemaakt aan welk feit de aarde en de mensen het te danken hebben, dat ze weer eens van de ondergang zijn gered. Doe jij dat! Je kunt alles vertellen, ook de fouten, die ik begaan heb.' 'Sir,' viel Ballin hem opgewonden in de rede, 'Wie kan ik een verwijt maken? De Akonen zouden het monster op een of andere manier toch wel naar de aarde gestuurd hebben. In dit geval zijn allen aan u dank verschuldigd. U heeft als enige, op het hoogtepunt van de catastrofale ontwikkelingen, een vermoeden gehad van de samenhangen.' 'Dat klopt niet helemaal, Ballin. Zonder Jeff Garibaldi zou ik nooit van de kleine stad Soisy sur Seine gehoord hebben. Kunt u aan dit voorbeeld zien, dat het individu niet telt, als hij geen bekwame medewerkers om zich heen heeft? Teamwork is alles, zeker in het zonne-imperium. Maar ook het artikel, waarin de mensen geïnformeerd worden over dat monster hoort daarbij. 'Sir, vandaag, vier maanden na het uitbreken van de infectie en drie weken na het laatste bericht over een nieuw plasmageval, wil geen mens meer iets horen over dat monster. Maar ik kan het nog minder verantwoorden, alle details te onthullen. Zou ik er dan ook niet op moeten wijzen, dat wij iedere dag een nieuwe aanval van de Akonen kunnen verwachten?' Op de gezichten van de beide mannen was niet één litteken te zien. De bloedblaasjes hadden geen sporen achtergelaten.

Rhodan glimlachte. 'Ik herinner me echter, in een hoofdartikel een tegenovergestelde mening gelezen te hebben. Daarin werd geëist, dat de regering de mensen op de hoogte moest brengen van alles, omdat de mensen anders nooit burgers van het universum zouden worden!'

'Sir, toen wist ik nog niet wat ik nu weet. Nu besef ik ook pas, wat voor enorme verantwoordelijkheid u op zich genomen hebt. Tot slot heb ik een verzoek. Mag ik te zijner tijd naar Terrania komen, Sir?'

'Ik verwacht je zelfs, Ballin,' antwoordde Rhodan en gaf hem een hand. Walt Ballin aarzelde. 'Nog een laatste vraag, Sir: Wat overheerst in het universum, het afgrijselijke of het bewonderenswaardige?'

'Ballin, help mij om van de mensen burgers van het universum te maken. Zolang de mens nog bang is, doet de angst zich voor als een monster, maar is hij deze angst kwijt, dan pas ziet hij het wonder van het heelal. Maar de weg daarheen is nog lang. Aan het einde van deze weg staat de mens, aan wie het universum op dat moment toebehoort.'

Als lastig ongedierte wilden de Akonen de mensheid vernietigen - maar Terranen zijn nu eenmaal geen 'ongedierte', maar intelligente wezens, die zelfs in hopeloze situaties tot grote daden in staat zijn! Dat ook een jonge man, van wie men als 'greenhorn' in het heelal geen al te hoge dunk heeft, in een noodsituatie boven zichzelf uit kan groeien, vertelt William Voltz in zijn Perry Rhodan Roman van de volgende week, die als titel heeft:

DE GREENHORN.


Perry Rhodan 0103 - Het plasma-monster
0103 - Het plasma-monster.htm
Section0001.xhtml