IV. De Heer van de Wanorde
1
Moreyn van Var-Mesk stond diep voorovergebogen in de inktzwarte duisternis van het verlaten voorraaderf van de glasfabriek. Een fijne motregen zette zich vast op zijn pluizige haar, droop langs de kraag van zijn mantel en vandaar in zijn nek. Hij nieste. Het was ongewoon koud voor midden juni, er blies een scherpe wind over de Nieuwe Zee. Zelfs het weer, bedacht hij somber, weerspiegelde de treurige veranderingen die alles in het Veelkleurig Land leek te ondergaan.
Zich ellendig voelend keek hij de zwarte hemel af die zich over het water spande en hoopte maar dat Celadeyr en de genezer snel zouden komen. Zou hij het aandurven om een kleine psychocreatieve paraplu te maken terwijl hij wachtte? Domweg maar verduren was toch ook niet de enige deugd en voorzichtigheid was ook niet altijd een garantie.
Hij nieste opnieuw. Nu kwam de onzichtbare paraplu omhoog en om de zaak af te ronden, schiep hij ook een droge kring rondom zijn doorweekte voeten. Wat hield Celo toch zo lang op? Hij was bijna een uur te laat.
Niet dat Moreyn er erg belust op was het heilige hem toevertrouwde nu af te staan. Het was een eer geweest om de Strijdmeester te verzorgen en heel bevredigend wanneer Nodonn de slimheid prees waarmee het hem lukte de uitzonderlijke materialen te pakken te krijgen die voor het repareren van het Zwaard nodig waren, het herstel van zijn wapenrusting en het vervaardigen van een nieuwe handschoen die de houten hand moest bedekken. (Die hand!) Maar naarmate zijn kracht terugkwam, werd Nodonn onrustiger. Hij weigerde zich nog langer verborgen te houden in zijn zilte kerker en was begonnen er een gewoonte van te maken in de lagere gangen van de mijnen rond te zwerven als de avond viel. Er waren dan alleen maar rama's aanwezig die hem konden zien en er was geen enkele kans dat zij hem zouden verraden. Maar Nodonn was vervolgens begonnen de kleine apen bij hun werk te helpen door met zijn herstellende PK hun gondola-achtige karren met overdreven hoeveelheden mineraal vol te laden en dat zou de mensen wel eens kunnen opvallen die boven toezicht hielden op de schema's. Toen Moreyn aan dit spel een einde had gemaakt, begon de zich vervelende Strijdmeester met muizen te spelen. Hele zwermen van die knaagdieren leefden in de riolering van de stad en kwamen door een enorme afvoer ook in de glasfabriek. Wanneer Moreyn naar beneden kwam om zijn patiënt te verzorgen, was hij meer dan eens verrast geweest door aaneengesloten rijen van deze schepsels die marcheerden en rechtsomkeert maken en allerlei exercitieoefeningen uitvoerden terwijl Nodonn zijn miniatuurtroepen sardonisch glimlachend bekeek, een licht beschadigde Apollo op een brok glasafval.
Ja . .. het werd hoog tijd dat de zich snel herstellende Strijdmeester naar Afaliah ging. Daar kon zijn hand worden verzorgd en dat slechte voorteken verwijderd.
Ondanks zijn warmer wordende voeten voelde Moreyn een rilling van afgrijzen over zijn lichaam gaan. De Eenhandige Krijger! Volgens oude overlevering was dit een van de voortekenen die direct aan de Oorlog der Schemering voorafgingen. Iemand riep zijn naam zachtjes over de persoonlijke golflengte. Eindelijk! Hier. Hierheen, Celo.
En daar kwamen twee nauwelijks zichtbare ruiters het in bochten afdalende pad langs. Hun leren stormpakken en de lijven van hun chaliko's reflecteerden de vreemde mistige weerschijn van de stadslichten, tot ze de donkere binnenplaats opreden. 'Heil, Scheppende Broeder,' groette Moreyn de Heer van Afaliah die meteen uit zijn zadel sprong. Maar toen hij zich tot de andere ruiter wendde, stond hij ineens doodstil. De slanke vorm was menselijk en bovendien van een vrouw en hoewel het gezicht en de mentale signatuur gemaskerd waren, wist hij dat dit geen genezeres was maar een Zeer Verheven lid van Celo's Gilde der Scheppers. Toen ze de kap van haar mantel oplichtte, kon Moreyn zich niet inhouden. 'Grote Koningin! U leeft! Maar er werd gezegd ... we hebben allemaal gerouwd ... u en de andere slachtoffers van dat monster, die Felice ...'
'Een noodzakelijke misleiding,' zei Mercy. 'Breng me naar mijn echtgenoot.'
'Aha. Ik begrijp het.' Moreyn nieste twee keer. 'Zo wordt de waakzaamheid van de overheerser ontwapend. Ik begrijp het. Hierlangs, alstublieft.'
Ze lieten de chaliko's vastgebonden achter en gingen een niet meer gebruikte opslagruimte binnen die volstond met onbruikbare en versleten machines. Moreyn opende een trapdeur en daarna daalden ze af door een van de vele tunnels die beneden de stad van de glasmakers lagen. Aanvankelijk werd hun weg enkel verlicht door een psychocreatief vlammetje dat aan een van Moreyns vingers ontsprong, want ze liepen door mijngangen die al lang niet meer werden geëxploreerd. Maar gaandeweg kwamen ze in een gebied waar de hete en zoute bronnen nog steeds borrelden en waar kristallijne massa's natriumcarbonaat werden afgezet die door zwijgende ploegen kleine rama's werden ontgonnen. Sputterende toortsen vulden de stomende ruimten met hun oranje gloed. De witte en pastelkleurige afgezette lagen waren met strepen roet overdekt en schiepen infernale wandschilderingen die in het weifelende toortslicht welhaast tot leven leken te komen. De bronnen borrelden en scheidden een gemene stank af. De kleine apen met hun grote glanzende ogen droegen voorschoten van leer en wanten om hen te beschermen. Ze hakten de trona-kristallen met houwelen van vitredur af, laadden het mineraal in de wachtende karren en sleepten die naar een lift.
'Wat een duivelse plaats,' zei Mercy. 'Arme kleine beesten.' 'Ze werken steeds maar zes uur aan één stuk,' zei Moreyn verdedigend. 'De stank is alleen maar zwavel en er is voldoende frisse lucht. Geliefde Vrouwe, onze mijnen zijn een paradijs vergeleken bij de goudmijnen in Amalizan . ..'
'En hij moest daar beneden blijven?' Mercy's stem klonk geschokt. Ze daalden nu nog verder af. Het was heet en achter de wanden van zoutkristal weerklonk gerommel alsof daar mysterieuze machines tekeergingen.
'Grote Godin,' gromde Celadeyr, terwijl hij zijn kap naar achteren gooide en zijn stormpak van voren zo ver mogelijk opentrok. 'Dit is verdomme een stoombad. Hoeveel verder moeten we nog, Mori?'
De Glasmeester bracht hen bij een gegrendelde houten deur die licht trilde door het kabaal dat erachter vandaan kwam. 'Hier doorheen.' Opnieuw ontstak hij het vlammetje aan zijn vinger, lichte de klink op met zijn PK waardoor de deur als een tweede poort van de hel opensprong.
Ze kwamen in een dieper afdalende geul waar een bulderende stroom smerig water doorheen liep. De lucht was hier zeker vijftien graden minder heet en stonk naar het riool. Mercy snakte wanhopig naar adem en Celadeyr maakte snel zijn stormpak weer dicht en trok de kap voor zijn gezicht.
'Volg me. Maar wees voorzichtig.' Moreyn ging hen voor over de loopbrug en hield zijn lichtende hand hoog. 'Dit is een ondergronds deel van de rivier. Het vervoert het grootste deel van het stadsafval en van de fabriek. Vroeger was deze tunnel mijlen lang. Maar nu de Nieuwe Zee nog steeds hoger komt, wordt hij korter en korter. Hier de hoek om.'
Ze kwamen in een zijtunnel die gelukkig droog was. Een paar dozijn muizen namen de vlucht terwijl Moreyn de laatste deur opentrok.
Mercy drong zich voorbij de Glasmeester een kleine verlichte kamer binnen, niet veel groter dan een hok, uitgehakt in het gelaagde gesteente en uitgerust met slechts een minimum aan voorraden en meubilair. Daar stond Nodonn, bleek en hologig, zijn gouden hoofd raakte de lage zoldering, zijn magere gestalte omhuld door een witte, wollen tuniek. Hij stak zijn beide handen naar Mercy uit, de een van vlees en de ander van hout.
Ze barstte in tranen uit. Hij trok haar tegen zich aan. Vuur joeg door zijn borst. Hij zei tegen Moreyn en Celadeyr: 'Laat ons alleen. Wacht boven op ons. Ik weet de weg naar buiten heel goed.'
Toen de twee mannen verdwenen waren en de deur weer gesloten was, tilde Nodonn haar op en zocht haar lippen. Hun geesten slaakten woordeloze begroetingen die geluk en verdriet te boven gingen. Ze leefden, nu waren ze weer herenigd, maar de honger van hun zielen na zoveel verschrikkelijk lege maanden kon nauwelijks in die eerste samenkomst worden gestild. De tijd was te kort en ze durfden het niet aan hun levenskracht te verspillen aan niets dan extase terwijl ze die dringend nodig zouden hebben voor de ophanden zijnde reis. Toen de demon zijn hoogtepunt bereikte, was er niet meer dan een zucht en de bevrediging van de schone dame voltrok zich zo teder als het sluiten van een ooglid voor het binnendringen van de zon. Daarna hielden ze elkander omstrengeld, hun geesten nog vol warmte met elkaar verbonden. 'Het moederschap heeft je geestelijk verdiept, Koningin,' zei hij. 'Je bent een fontein van verfrissing. Een bron van welbehagen.' 'Al mijn genegenheid is voor jou. Ik zal je nooit meer verlaten, zelfs niet om naar Agraynel terug te gaan. Ze is alleen maar van mijn vlees. Maar jij bent leven voor mijn geest. Hoe heb ik er ooit aan kunnen twijfelen of je nog leefde? Hoe heb ik hem kunnen accepteren? Kun je mijn bezoedeling vergeven?'
'Wanneer jij de mijne vergeeft.' Hij vertelde haar over Huldah. 'Het gebeurde onder dwang, maar ik weet dat ik duistere vreugde beleefde aan die schande. En nu draagt die wanstaltige halfbloed mijn zoon, de zoon die ik jou had willen geven, Rosmar, de eerste van mijn Clan.'
'Het doet er niet toe, liefste. Het zal weer in orde komen, nu wij weer bij elkaar zijn.'
Ze voelde zijn lichaam verstijven. Hij trok zich van haar terug en greep met zijn handen, de zachte en de harde, haar schouders vast. 'Wat dat betreft... je zult misschien toch nog naar hem terug moeten.'
Ze slaakte een rauwe kreet. 'Nee!' Haar afschuw was als een mes en daarachter school ook angst. 'Wat bedoel je?' Hij draaide zich om en trok zijn tuniek uit. Van onder het kampeerbed haalde hij twee zakken te voorschijn, de een met zijn glazen wapenrusting, de andere bevatte de onderkleding die daarbij hoorde. 'Het zal niet makkelijk zijn hem aan de kant te zetten nu de strijdcompagnieën hem tot koning hebben uitgeroepen. Ik praat er nog maar niet over hoe ik opnieuw de steun van het volk met verwerven ... we moeten hem nu zien als een militair doelwit. Hij is een formidabele metapsychische tegenstander. Ik kan hem vanuit de verte niet meer voelen, Mercy. Zelfs wanneer hij geen technische middelen uit het Bestel gebruikt, kan ik niet meer tot hem doordringen. Het lukt me zelfs niet zijn fysieke bewegingen te volgen, tenzij er iemand in zijn directe omgeving is die zonder het te weten bepaalde informatie uitstraalt. De enige manier waarop ik hem kon bespioneren is via jou . ..'
Haar geest versluierde zich. De diepzee-ogen werden ondoorzichtig en vulden zich met tranen. 'Ik heb je nog maar net terug. En nu wil je dat ik weer ga?'
'Natuurlijk niet,' zei hij met een gebroken stem. Ze liet haar lippen zijn naakte borst raken. 'Ik zal naar hem toegaan als jij me dat zegt, mijn geliefde. Maar ik heb een voorspellend visioen gezien ...'
Zijn gezicht was volledig verborgen achter haar kastanjekleurige haar en zij huiverde in haar stormpak van donkergroen geiteleer.
Hij hield haar stevig tegen zich aan.
'Wat heb je gezien?'
Het was haar geest die sprak:
Mijn dood is in hem. Hij houdt van me en hij zal me doden. Het was hetzelfde visioen dat die arme Cull over Felice had. (En zo konden twee verdoemden elkander troosten. Wat een lugubere grap was dat!)
'Laten we niet over Cull praten. Ik kan begrijpen dat Aiken van je houdt. Maar je doden? Onzin! Jij bent Vrouwe der Scheppers. Jouw energieën houden het leven in stand!' 'Voor de Tanu misschien,' fluisterde ze. 'Maar niet voor mensen. Denk aan Bryan. Die stierf door mij.'
Nodonns stem klonk cynisch. 'Onze Glanzende Overheerser beweert dat zijn eigen bloed evenveel Tanu is als het jouwe. Als hij zelf dat verhaal gelooft, kan hij jou nauwelijks doden.' 'Misschien uit afgunst dan. Mijn scheppingskracht brengt leven. Zijn energie is enkel bruikbaar voor verwoesting, het vernietigen van alle oppositie. Aiken zou altijd macht verkiezen boven de liefde. Hij kan het zichzelf niet eens vergeven dat hij mij liefheeft. Hij is alleen maar veilig wanneer ik dood ben.' 'Hij is geen monster, zoals Felice.'
'Nee,' gaf ze toe. 'Hij had haar Cull kunnen toewerpen om zo misschien de aanval van Felice af te wenden. Maar dat deed hij niet. Hij probeerde Cull te redden en zichzelf.' In haar geest overzag ze nog eens de reeks gebeurtenissen bij de Genil. 'Aiken werd in dat gevecht verschrikkelijk gewond, weet je. Zelfs nu zijn zijn vermogens nog maar minimaal.'
ik weet het.' Nodonn liet iets van zijn vreugde zien. 'Ik houd er rekening mee.'
Ze keek naar hem omhoog. 'En het zou makkelijker voor jou zijn wanneer ik in Goriah kon zijn. Oh, mijn lief. Natuurlijk ga ik terug als jij wilt dat ik dat doe.' Haar ogen straalden vol vuur. 'Ik zou met vreugde voor je sterven.'
Hij trok de gewatteerde leren kolder over zijn hoofd.
'Aiken zal je niet doden. Zelfs niet wanneer hij vermoedt dat ik nog leef. Geen enkele normale man doodt zijn geliefde.' 'Geen normale Tanu-man,' zei ze bedroefd. 'Mensen zijn anders, ader van mijn hart.' Maar toen weerkaatste haar opgewonden lach door de zilte ruimte. 'Ach wat, waarom zullen we ons zorgen maken over mijn rare voorgevoelens? In het Bestel werd helderziendheid als een volstrekt onbruikbaar en onregeerbaar metavermogen beschouwd, soms viel erop te vertrouwen, meestal sloeg het nergens op. Kijk maar hoe dubieus dat vermogen is ook onder jullie eigen mensen! Breede voorspelde dat Elizabeth de belangrijkste mens in deze wereld was. Denk je dat eens in. Die twijfelaarster! Ik weet wie echt de belangrijkste persoon is! Jij!' Hij had zich snel in zijn roze-gouden wapenrusting gewerkt, zijn gezicht stond somber. 'Dan nog eerder die mysterieuze menselijke meta in Noord-Amerika. Die Abaddon. Vergeleken bij hem zijn Aiken en ik niet meer dan kinderen.'
Mercy werd onmiddellijk ook ernstig. 'Die speelt zijn eigen spel. Celo verdenkt hem ervan dat hij met opzet heeft toegelaten dat Felice Aiken zulk ernstig letsel toebracht. Er was iets uitgesprokens smerigs aan de hand tijdens het einde van het gevecht. Ik kan er zelf weinig over zeggen, ik had het veel te druk om onder een brok heuvel vandaan te komen die over me heen was gevallen. Maar Celo kwam me helpen en pas op dat ogenblik besloten we dat het beter zou zijn om te doen alsof ik dood was. Als bewijs nam hij die arme zielig lege helm van me mee.'
Nodonns doordringende blik vernauwde zich. 'Dus Abaddon heeft Felice misschien gebruikt tegen Aiken. Wat een wereld aan mogelijkheden! Ik vraag me af of hij openstaat voor andere aanbiedingen?'
'Daar kun je misschien achter komen,' zei Mercy. 'Zijn dochter is in Afaliah.' ' Wat?
Mercy knikte. 'Cloud beschadigde haar bekken en de genezers vonden het veiliger wanneer ze bij Celo herstelde voor ze doorreisde naar Goriah.' Haar blik werd listig. 'Je zult goed moeten nadenken voor je haar opneemt in je samenzwering, denk ik. Maar Cloud Remillard zou een goede bondgenoot zijn, Strijdmeester. Ze is het equivalent van een Grootmeesteres wat haar PK betreft als ze gezond is en in conditie en ook haar herstellende vermogens mogen er zijn. Ze is bovendien blond en echt wat je noemt een stuk. Precies jouw type.'
De boven haar uit torenende Apollo gooide zijn gouden hoofd in de nek en bulderde van het lachen. Toen omsloten zijn beide handen haar gezicht. 'Jij bent het type waarop ik achthonderd jaar heb gewacht. Jij alleen.'
Ze pakte hem bij zijn echte hand. 'Laat me bij je blijven in Afaliah. Alsjeblieft! Tenminste tot je weer genezen bent. Stuur me niet naar hem terug voor we iets hebben teruggekregen voor al die maanden van leegte.'
'Een korte tijd,' stemde hij in. 'In elk geval een korte tijd. Ik zou negen maanden in Huid moeten doorbrengen om die hand en de onderarm weer te laten groeien en dat duurt me te lang. Ik treed Aiken tegemoet zodra ik voldoende mannen om me heen heb verzameld. Nu is zijn geest nog zwak.'
Mercy deinsde terug, haar afweer kwam omhoog. 'Zou je hem met één hand willen bevechten?'
'Die ene is voor het Zwaard meer dan afdoende. En wat de andere betreft...' hij boog de houten vingers bedreven, 'het ziet er misschien niet al te fraai uit, maar hij is echt bruikbaar.' Ze hield de prothese vast en draaide hem langzaam om. 'Hout? Aha, nee. Zoiets minderwaardigs is niet goed genoeg voor mijn demon-minnaar!' Haar blik zwierf door het hok. 'Goud zou goed zijn, maar we hebben hier niets anders dan onze twee gouden halsringen, helaas.' Toen viel haar oog op het bewerkte eetgerei dat Moreyn zijn hoge gast had verschaft. 'Zilver! Zilver zal het zijn, rechtstreeks uit de geest van de Vrouwe der Scheppers! Mijn liefdesgift voor jou, Strijdmeester!'
Ze maakte een gebaar en de glinsterende beker en het bord en het dienblad en de kom leken te vervagen, smolten samen en werden vormloos en begonnen toen aan een fonkelende metalen werveling aan het uiteinde van de gestrekte arm. 'Zilver!' riep ze nogmaals. 'Nodonn met de Zilveren Hand!' Toen was het gebeurd. Het ruwe voorwerp dat Isak Henning had uitgesneden, was verdwenen. Daarvoor in de plaats bevond zich een perfecte replica van de ontbrekende hand, glanzend als een spiegel en zo subtiel vervaardigd dat de scheiding tussen de over elkaar heen glijdende gewrichten nauwelijks zichtbaar was. Mercy boog zich over de hand, kuste elke vinger en ten slotte de handpalm.
'Ik zal hem dragen tot ik Aiken Drum heb vernietigd,' zwoer hij. 'Totdat ik Koning ben van het Veelkleurig Land en jij mijn Koningin.'
Hij trok zijn glazen handschoenen aan en opende de deur voor haar. Geen van beiden besteedden ze enige aandacht aan de vuile wateren terwijl ze naar het oppervlak terugklommen bij het licht van hun eigen glanzende gezichten.
2
'Klaar om te testen?' kwam Betsy's holklinkende stem ergens uit een netwerk van bedrading.
'Yep,' zei Ookpik, terwijl hij een handvol kabels ontwarde. 'Sluit de energie aan op de tertiaire MHD-regelaar,' zei Betsy. Alles wat er van hem zichtbaar was, was een grote vracht hoepelrokken op het kerametalen dek. Zijn bovenlijf leek volstrekt opgegaan in het buitenaardse mechanisme waarmee hij aan het werk was. 'MHD-drie ziet er verdomd goed uit,' meldde Ookpik. Door het toegangsluik kwam een hand met vingers vol afgebroken nagellak die in de lucht grabbelde. 'Het is nou maken of breken. Laten we beginnen met thermische naald nummer tien, dat roze schijfje met die harde bedrading en die merktekens die op schoppenaas lijken.'
'Alsjeblieft.' Ookpik duwde hem het gevraagde in handen. Er weerklonk gesis. Een paar kleine rookwolkjes zweefden rondom de nauw ingesnoerde taille van de technicus. Toen weerklonk een schrille, piepende kreet terwijl Betsy wanhopig worstelde om los te raken uit de wirwar, zijn hand om zijn keel geklemd en ondertussen fraai klassiek vloekend.
'Stak zelf mijn verdomde kantkraagje met het lassen in de fik,' legde hij even later uit, nadat hij het stuk zwartgeblakerde kant had afgescheurd. Hij zette zijn met paarlen bezette pruik weer recht, trok de vergrotende beschermbril over zijn ogen en dook terug in het inwendige van de machine. Opnieuw weerklonk het gesis van de lasmachine, begeleid door een toccata van engelenklokjes. 'Ik heb het kreng te pakken!' Opnieuw kwam Betsy te voorschijn. 'Nu moet je het hele externe circuit uitproberen, inclusief de aandrijving.'
De Eskimo-technicus drukte de juiste knoppen in en begon het resultaat met toenemende opwinding af te lezen. 'Voor zijn koperen, Betsy, het loopt!' Betsy gilde terug. 'Vliegdek, alles klaar?' 'Vliegdek klaar,' kwam het liefelijke gekweel van de Barones. 'Steek maar aan.'
Terwijl Betsy het toegangsluik dichtsloeg en vergrendelde, begon het diepe stationaire gegrom van alle zestien generatoren de buik van het buitenaardse vliegtuig te vullen. Hij en Ookpik haakten de pinken in elkaar en grijnsden. Daarna zette hij de handen aan zijn mond. 'Breng de energie naar buiten, Charlie.' 'Netwerk buiten in orde,' zei de Barones. 'Wat zijn jullie van plan? Enkel een grondtest of gaan we eindelijk es vliegen?' Betsy klopte zichzelf af. Het abrikooskleurige brokaat van zijn indrukwekkende jurk was bevlekt en gescheurd en de meeste van de ruches langs de mouwen waren weggebrand. Maar het snoer parels schitterde nog prachtig tegen zijn borst en de rechtovereind staande kraag van goudbrokaat was nog vrijwel intact. Hij deed de vergrotende bril af en stopte die in een tasje. Daarna ging hij naar voren.
'De motorlichten zijn allemaal blauw,' zei Barones Charlotte-Amalie von Weissenberg-Rothenstein. Ze gebaarde naar de vensters aan weerskanten. 'Zoals je ziet is het veld zo goed als het maar kan. Ik ben voor een vliegtest. We hebben nog tijd voor het eten.' Betsy gluurde naar de ver achteruit stekende vleugels van het toestel die nu overspoeld werden door het purperen vuur van het rhoveld. 'Ach, wat zou het! Ga maar omhoog.' De handen van de Barones vlogen over de knoppen en maakten het buitenaardse toestel klaar voor het opstijgen. Betsy zonk moe en tevreden in de rechterstoel terwijl Ookpik tegen de navigatiepanelen leunde, op een puntje van zijn snor kauwde en met een scheef oog naar de instrumenten keek.
Ineens was het toestel vrij van de zwaartekracht, rees verticaal en zonder de minste trilling omhoog en vloog daarna langzaam over de kraterwand waar de andere toestellen geparkeerd stonden. De boordradio zei: 'Oho! Welkom thuis bij de kudde, Twee-Negen. Zijn jullie helemaal klaar?'
'Houd ons op je schermpje, Pongo,' antwoordde de Barones nuchter, 'dat gaan we nu even uitvinden.'
Het landschap achter het vliegtuig verdween. Binnen twee seconden ging de hemel van blauw naar purper en zwart. De mensen in de cabine merkten niets van de versnelling. Alleen het kantelende uitzicht door de ramen en de gegevens op de instrumenten vertelden hun dat ze nu in de buitenste lagen van de atmosfeer voortraasden met een snelheid van 12 000 kilometer per uur, terwijl ze daarbij ingewikkelde zigzagpatronen beschreven die veroorzaakt werden door de verfijnde kleine bewegingen van de Barones tegen de stuurknuppel en de energiehendels.
Ze dwarrelden naar beneden, dofrood gloeiend toen het vliegtuig weer de atmosfeer binnendook. Ze koersten aan op het kratermeer ten noorden van de Pliocene Donau, dat de plaats markeerde waar het Schip van Breede duizend jaar eerder te pletter was geslagen. Nu leek de dofzwarte machine van een raket te veranderen in een vogel. De vleugels kwamen in volledige glij stand buitenwaarts terwijl ze als een zwaluw over het water scheerde. Beneden, langs de zuidelijke rand van het kratermeer stonden achtentwintig andere buitenaardse vliegtuigen op de grond, hoog op de poten, de vleugels gezakt en de neuzen als in meditatie naar beneden gebogen. Verder naar het westen en het noorden waren gebieden waar de rand van de krater deels was ingestort en geschroeid en opengereten. Daar staken fragmenten kerametaal uit de verbrande vegetatie omhoog. Sommige van de vliegtuigen waren tijdens het testen neergestort. Eén was er ontploft tijdens de eerste ontsteking. Andere bleken niet meer te repareren en waren in het meer gedumpt nadat de bruikbare delen eraf en eruit waren gesloopt. Van de tweeënveertig toestellen die Basils Bastaarden een maand geleden hadden ontdekt, was deze negenentwintigste de laatste die gered kon worden en dat nog alleen dank zij de vasthoudendheid van Betsy en diens bemanning.
Het herstel van de overige had het leven gekost van twee vliegers en vier technici; en Seumas Mac Suibhne, een geducht drinker, was op een avond aan het einde van een lange werkdag uit een luik gevallen en had beide benen gebroken.
Alles bij elkaar was de expeditie tot dusver een verrassend succes geweest.
'Ze vliegt. We gaan landen,' zei de Barones over de radio. 'Dit is Twee-Negen, klaar om in te komen.'
'Geef'er een poeier, Charlie. En eindelijk hoerah. We dachten dat jullie met een doodgeboren kindje zaten opgescheept.' Betsy zuchtte diep. 'Ik dacht dat we haar echt moesten opgeven, Pongo. Als Dmitri niet had voorgesteld om die derde MHD gewoon maar om te leggen, dan stonden we nog steeds aan de grond. Het kwam me compleet de strot uit, die barbaarse krengen weer aan de praat te krijgen.'
'Als er eentje was die het doen kon, dan was jij dat, Betsy,' zei een andere stem.
'Ben jij dat Basil?' vroeg de Barones. Het vliegtuig kwam nu steil omlaag, recht op de rest van de geparkeerde kudde af.
'Ik heb jullie gevolgd op het scherm, liefjes,' zei de stem van Basil.
'Mooi werk. We zullen een feestdiner voor jullie klaarmaken. Extra woeste knoflook in een prak oud antilopevlees.'
Ookpik liet een gesmoord geluid horen.
'De laatste vogel uit het nest,' mompelde de piloot. Er volgde een kleine schok toen het in het krachtveld omhulde landingsgestel de grond raakte. Rook rees omhoog uit kleine bosjes gras die door de netwerkenergie in brand waren geraakt. De Barones sloot het krachtveld af, evenals de andere energiesystemen en keek met een lege blik en een verstrooide glimlach naar de nu levenloze panelen. 'Ik had de hele nacht kunnen dansen.'
Betsy klopte haar bemoedigend op de schouders. Ookpik maakte het luik al open. 'Kom mee, Charlie. We mogen onze nobele aanvoerder niet langer laten wachten. En ik sterf van verlangen om erachter te komen waar hij het merendeel van onze luchtvloot wil verbergen.'
'Wat was ik graag domweg maar verder gevlogen,' zei de Barones. 'Voorgoed weg van deze mesjokke plek. Naar de andere kant van de planeet. Australië, China, het geeft niet waar in het Plioceen zolang er maar geen Tanu zijn of Firvulag of gekke lilliputters die knokken om Koning van de Wereld te worden! Allemachtig, Betsy, wat zou ik het zalig vinden om dit vliegtuig te stelen!' 'De meesten van ons weten hoe je erover denkt. En Basil ook, vrees ik.'
De Barones verzamelde haar spullen. 'Die opzichtige beveiliging van de vloot tegen zogenaamde overvallen door de Firvulag leek me ook maar een mager excuus.'
'En dan was die Seumas er nog.' Betsy streek zijn sikje glad en liet één purperrood ooglid betekenisvol zakken. 'Kom nou ... dat meen je niet!'
'Een nogal haastig jongmens, afgezien van zijn bekwaamheden. Ik ben er zeker van dat hij en Thongsa alles al mooi hadden uitgedacht. Maar het was natuurlijk een lelijke misrekening toen ze aannamen dat Sophronisba Gillis met hen in zee zou gaan. Die is volkomen trouw.'
De Barones onderdrukte een schaterlach. 'Jij denkt dat Phronsie die ouwe door het luik duwde zodra hij voorstelde om met hun drieën in een vliegtuig de benen te nemen?' Betsy haalde de schouders op. 'Seumas kon nog altijd werken, ondanks zijn gebroken benen. En zijn beste vriend en piloot had sindsdien altijd dat luchtje van onderdrukte ellende om zich heen. Logisch trouwens, iedere ziel met een greintje verstand zou daar last van hebben met die ontembare feeks van een Gillis in de buurt die op een excuus zit te wachten om je kont door de modder te halen.'
'Phronsie, de zedenpreekster, godallemachtig!' 'Basil is een prima aanvoerder. Toegewijd als ik weet niet wat. En de lange jaren in het oerwoud hebben hem wel iets geleerd over de menselijke natuur. Basil neemt zijn verantwoordelijkheid serieus en deze vliegtuigjes zijn een verschrikkelijke verleiding, zelfs voor de besten van ons.'
Ze gingen van het vluchtdek naar het laadruim. 'Een goeie kans dat Taffy Evans ook namens Basil een oogje in het zeil houdt. En Nazir! En die Scandinavische brok, Bengt Sandvik. Ja, nou je het zegt, één van die drie behoorde altijd tot de bemanning wanneer er weer een toestel operationeel was en een proefvlucht ging maken.'
Ze struikelde over een bos testkabels. De sierlijke hand van Elizabethaanse travestiet nam haar in een onwankelbare greep, ondanks het feit dat ze zeker vijftien kilo zwaarder was dan hij. Met een pijnlijke kreet van verbazing keek ze in zijn prachtige, groene ogen. 'Jij dus ook?'
'Ons diner wacht,' zei Betsy. Hij gebaarde naar de ladder. 'Na jou, mijn liefste.'
Het leidende toestel draaide af naar een hoogte van 10 000 meter en bleef in de lucht hangen boven de groep verblindende bergtoppen.
'Fantastisch,' riep Pongo Warburton uit. Hij bracht de toppen al manoeuvrerend blijvend in zicht. 'Hoe hoog zouden die zijn, Basil?'
De buitenaardse indicator die de terreingesteldheid weergaf, was voorzien van een primitieve omzetter. Basil en Aldo Manetti werkten er een paar minuten mee, onderzochten de centrale sectie van het bergmassief terwijl de geïmproviseerde apparatuur een kaart maakte op durofïlm. 'De voornaamste top, de Monte Rosa is 9082 meter hoog. De pieken eromheen zijn allemaal boven de 8000 meter.' Zijn stem trilde van opwinding. 'Hoe hoog was de Everest?' wilde Pongo weten. 'Rond de 8850,' zei Aldo. 'Dat hing er vanaf hoeveel sneeuw er lag op de top. En hoe lang geleden het was sinds de opruimingsdienst er was geweest om het afval van buiten wereldse dagjesmensen weg te halen.'
De piloot bracht het toestel nog iets dichter bij de hoogste top. 'Subliem,' fluisterde Basil.
'En maagdelijk,' voegde Aldo eraan toe. 'Ik zou kunnen janken. Ik jank.'
'En dit is de hoogste in het Plioceen?' vroeg Pongo. 'Zonder twijfel,' antwoordde Basil. 'Als de geologen tenminste gelijk hebben met hun veronderstelling dat de Alpen in deze periode de Himalaya ver overtroffen. Natuurlijk worden deze bergen later in de komende IJstijd van het Plioceen duchtig afgesleten, nog afgezien van tectonische verschuivingen die dit hele Alpengebied omhoog en omlaag in beweging brengen. De arme Monte Rosa moet te zijner tijd zelfs haar hoogste plaats afstaan aan de Mont Blanc als hoogste bergtop in Europa. In ons Bestel was ze slechts een goede tweede. En alleen de bewoners ter plaatse en een paar onverschrokken klimmers zoals Aldo en ik kennen haar naam...'
De radio in het vliegtuig begon te praten. 'Nummer Een, dit is Twaalf. We zijn allemaal in positie op een hoogte van twintig kilometer.'
'Hoogte vasthouden,' zei Basil. 'Geniet van het uitzicht terwijl Aldo en ik proberen uit te vinden welk deel van deze voorraadijskast we moeten gebruiken.'
'Gaan we onze vliegers hier verstoppen?' zei een anonieme stem met accenten van acute verontrusting. Ieder lid van de Bastaards was op deze eerste fase van hun missie meegekomen. Alleen hun gids, de Huiler Kalipin, was bij het kratermeer achtergebleven. 'Ja, dat is de bedoeling,' zei Basil.
Ze hoorden sinister vrouwelijk gegiechel. 'Als iemand van jullie klootzakjes erover dacht om later over land terug te sluipen en zo'n vogeltje achterover te drukken, vergeet dan je bontmanteltje niet. En een pikhouweel.'
'We zouden nog eerder proberen jouw hart te laten smelten, Phronsie,' zei een ontmoedigde stem.
'De onbereikbaarheid van deze plek is natuurlijk een van de grote voordelen,' zei Basil. 'Geen mens of buitenaardse op een chaliko zou er kunnen komen. Zelfs niet door te leviteren. De beesten zouden te lijden krijgen van hartbezwaren en zuurstofgebrek, net als de niet-geacclimatiseerde ruiters.'
'Sommigen van de Tanu kunnen verdomd goed vliegen,' zei de stem van Taffy Evans. 'En dat geldt ook voor die ellendige Aiken Drum.'
'Honderd procent veilig kunnen we het niet maken,' gaf Basil toe. 'Maar hierboven, wanneer we de plek met zorg uitkiezen, zullen de toestellen al snel door sneeuw worden bedekt en dat zal het nog moeilijker maken om ze te vinden, ook met behulp van metavermogens. Natuurlijk blijven wij de enigen die in het bezit zijn van een getekende parkeerkaart. Wanneer we klaar zijn om de toestellen op te halen, is een behoedzame stoot hete lucht voldoende om ze te ondooien.'
Het geklets over de radio ging door terwijl Basil en Aldo het terrein verkenden en ten slotte landden in een hoog gelegen vallei op de noordelijke flank van de Monte Rosa die vrij was van gletsjers, maar zelfs nu, in midden juli, bedekt was met verse sneeuw. Beide bergbeklimmers bezaten lichamen die tijdens hun laatste verjongingen kunstmatig waren aangepast voor het beklimmen van hoge bergen. Dus nadat ze Warburton hadden gewaarschuwd om veilig binnen te blijven, trokken ze warme kleren aan en begonnen verrukt door de sneeuw te waden. Daar deden ze een nauwkeurig grondonderzoek met sonische sondes voor ze ten slotte de andere toestellen ook lieten landen.
Manetti ging op een uitstekend stuk rots zitten en staarde naar de berg die boven hem uit torende. 'Wat een perfecte plek om de bestijging te beginnen. Wat zou je denken van de westflank om mee te beginnen?'
'Heel geschikt, zou ik zeggen. We zitten op, laat es kijken, 5924 meter, er blijft dus nog een smakelijk stuk tot aan de top over.' Zijn stem zakte. 'Dit is de reden waarom ik naar het Plioceen ben gekomen, weet je. Om dit te vinden, als het bestond, en dan te beklimmen. Nou ja, ik ben alvast tot hier gekomen.' 'Misschien wordt het een korte oorlog.'
Basil keek door een kleine kijker de vallei rond waarin ze zich bevonden. 'Een duivels lastige plek om zonder vliegtuig te komen. Je zou het vanuit het noorden moeten proberen. Maar het ziet eruit als een logistieke nachtmerrie.'
'Niks aan de hand zolang we twee toestellen veilig hebben weggestopt in de Vogezen. Later, wanneer we een soort luchtmacht hebben getraind, kan deze diepvriesvloot naar een geschiktere plek worden overgebracht. Niet dat het mijn zaken zijn natuurlijk ... maar ben je niet een beetje al te voorzichtig met je angst voor diefstal?'
'Orders van Commandant Burke, ouwe jongen. Net als de centurion uit de bijbel ben ik weinig meer dan een man die de autoriteiten gehoorzaamt. En blij toe dat er niet meer van me wordt gevraagd.'
Aldo kwam overeind en rekte zich uit. 'We kunnen maar beter de rest naar beneden halen en dan naar het Scheepsgraf teruggaan voor de tweede lading. Het lijkt erop dat we ze vandaag allemaal zonder problemen hierheen kunnen transporteren.' 'We zullen vannacht extra wachtposten rond het kratermeer moeten uitzetten, zei Basil. 'We hebben er dan nog maar twee over om ons naar huis te brengen. Quis custodiet ipsos custodes, zoals jouw oude landgenoot Juvenal op een goede dag zal opmerken.' 'Ik zou zelf in de verleiding kunnen komen,' lachte Aldo, 'als ik wist hoe ik met zo'n ding vliegen moest. En als ik er niet zo op gebrand was op een goeie dag met jou de Rosa te beklimmen, compare mio.'
'We zijn heel dicht bij het beëindigen van ons werk, Aldo. Als er nu iets verkeerd zou gaan ...'
'Hoe zou dat kunnen? Morgen vliegen we naar huis!'
Basil zag er gepijnigd uit. 'Er zijn ... eh ... aanwijzingen geweest dat er iets kon broeden ...'
'Toch niet weer Thongsa?' Aldo's lippen krulden zich. 'Maak je geen zorgen. Phronsie heeft die kleine pillendraaier zo bang gemaakt dat hij zelfs niet naar de plee durft zonder gezelschap.' 'Iets ergers, vrees ik. Maar ik zou er jou niet mee lastig moeten vallen, Aldo. Als leider van de expeditie zal ik zelf mijn zaakjes zo goed mogelijk moeten opknappen.'
'Het lot van de centurion was niet eenvoudig. Hij moest ook orders geven, als ik me dat goed herinner.'
Zonder iets te zeggen, knerpten ze een paar minuten door over de sneeuw. Ondanks de hoogte en de omringende sneeuw was het heet. Ze zetten hun bivakmutsen af en maakten hun jacks open. Hun geparkeerde vliegtuig stond nog vijfhonderd meter verderop.
'Als Burke hier was,' zei Basil. 'Zou hij de noodzakelijke beslissing in een ommezien nemen. Ik ben bang dat mijn bloed door eeuwen beschaving te dun is geworden voor gepaste wreedheid. Mag ik jou een abstract probleem voorleggen?'
De onverwachtse vraag bracht Aldo even in de war. 'Ga je gang.' 'Veronderstel dat afgelopen nacht een vertrouwd lid van ons gezelschap verraad in de zin had en dat voorstelde aan iemand anders. Die iemand anders was een van mijn vertrouwelingen .. . eh ... bewakers.. . zou je kunnen zeggen. En die stelde mij van het mogelijke verraad op de hoogte terwijl hij de eerste verrader min of meer aan het lijntje hield.' 'Heilige Jezus Christus!'
'Veronderstel dat die potentiële verrader iemand was die zich tot nu toe met de uiterste voorbeeldigheid had gedragen. Veronderstel dat die persoon buitengewone talenten bezat waar we op hadden gerekend en die we nodig hadden zodra we deze vliegtuigen gingen klaarmaken voor luchtaanvallen. Veronderstel dat deze persoon geen piloot is en daarom hoopte iemand die dat wel was in zijn verraad mee te krijgen .. .' 'Wat voor verraad in godsnaam?'
'Aiken Drum een vliegtuig in handen spelen plus deze parkeerlokatie, bij benadering, in ruil voor de gebruikelijke beloning.' 'Als we het even abstract blijven houden,' mompelde Aldo, 'lijkt het me dat je twee keuzemogelijkheden hebt. Numero uno. Je maakt die rottige bastaard af voor hij een andere piloot vindt die minder trouw is. Numero due, je sluit hem nog beter op dan een ondier uit Lylmik en laat hem leven zolang hij verder meewerkt.' Basil kneep zijn lippen op elkaar en knikte. 'En welke van die twee keuzen vertegenwoordigt volgens jou de meest voorzichtige?' 'Wel, tot nu toe heeft de vent alleen nog maar gepraat, waar of niet?'
'Correct. En het voorstel aan mijn informant was in de meest verhullende termen verpakt. Wat niet wegneemt dat de bedoeling duidelijk genoeg was.'
'Oh, hemel, ik weet het niet,' zei Aldo. 'Je hebt enkel het woord van je informant. Misschien heeft die de ander verkeerd begrepen? Wat doe je als die ander privé iets met de eerste te verhapstukken had en zo zijn gram probeert te halen?' Manetti veegde het zweet van zijn voorhoofd.
'Die mogelijkheden zijn ook bij mij opgekomen.' 'Je zou de verrader beter in het oog kunnen houden? Hem zelfs misschien laten merken dat je aan hem twijfelt? Misschien deinst hij er dan voor terug en komt tot de overtuiging dat het risico te groot is. Dan zou je hem nog steeds kunnen gebruiken. Goede technici voor rho-velden vind je in het Plioceen waarachtig niet achter ieder bosje.'
'Dat is waar.' Ze kwamen bij het vliegtuig. 'Dank je wel voor je raad, Aldo. Ik denk dat je me geholpen hebt. Een minder gevoelige man zou een andere keus hebben gemaakt. Maar mensen zoals jij en ik . .
Aldo begon het vliegtuig in te klimmen. Basil sprak verder. 'Bergbeklimmers zijn zulke romantici. Ik gun iedereen graag het voordeel van de twijfel.' Aldo lachte over zijn schouder naar Basil. 'Een beetje artistieke psychologie is net zo goed als een stevige vuist.' ik hoop dat je gelijk hebt,' zei Basil. 'Ik hoop verdomd dat je gelijk hebt.'
Basil gromde en verschoof zijn lichaam op de bank van decamole. Iemand schudde hem bij de schouder. Buiten de tent hoorde hij harde stemmen en iemand jankte keihard. Het was stikdonker. 'Basil, wakker worden.' Bengt Sandviks stem klonk dringend. 'Alarm.' 'Oh, nee."
De expeditieleider werkte zichzelf overeind en duwde een duim op zijn chronometer. Bijna vier uur. Zijn hoofd tolde van de slaap en een laatste vlaag hoogteziekte en hij begreep amper waar Bent het over had. Hij grabbelde desondanks naar zijn schoenen en wurmde zijn voeten erin.
'.. .sloeg Nazir voor zijn kop en probeerde toestel Nummer Een in zijn poten te krijgen ... als mister Betsy er niet was geweest met een verdovingsgeweer ...' 'Wie?' vroeg Basil vermoeid. Hij wist al wie. 'Aldo Manetti. De Barones zou het vliegen voor hem doen.' Basil trok een hemd aan en ging naar buiten. Taffy Evans had de bergbeklimmer in een houdgreep. Hij was nog altijd verdoofd door de stoot uit de verdover. De Barones Charlotte-Amalie hing gespannen in de greep van Phronsie Gillis. Betsy, heel efficiënt in een vliegpak vol ritssluitingen maar met de pruik nog op zijn hoofd, hield beide gevangenen met zijn Husqvarna onder schot. Basil liep naar Aldo toe. 'Je was dus toch niet van plan om voor numero due te kiezen?'
Aldo's hoofd zwaaide heen en weer. Hij deed een zwakke poging om te spugen. Speeksel droop langs zijn donkere kin. Basil draaide zich om en raadpleegde nog eens zijn horloge. 'Wel, het is bijna ochtend. Tijd om het kamp op te breken.' Hij keek naar de twee grote toestellen die afgetekend stonden tegen de grijzer wordende sterrenhemel met het kratermeer verderop. 'Jammer dat er hier geen bomen zijn. Maar een val uit het luik moet ook voldoende zijn.'
'Wat ga je doen?' gilde de Barones.
'Bind ze alle twee vast aan het landingsgestel van Nummer Een tot we klaar zijn.' ' Wat ga je doen ?
'Jou ophangen, liefje,' zei Basil. Daarna ging hij terug naar zijn tent om zich verder aan te kleden.
3
Boduragol, de voornaamste genezer in Afaliah, zat op zijn kruk in het midden van de baarmoederlijke duisternis van de Huid-kamer, zijn ogen gesloten, zijn geest vrijwel volstrekt op zijn werk gericht. De nieuwe toepassing was een ongeacht succes geweest. Beide patiënten waren er aanzienlijk op vooruitgegaan sinds hij op het idee was gekomen hun in hoge mate met elkaar vergelijkbare psychokinetische functies met elkaar te verbinden onder de paraplu van zijn eigen herstellende krachten. Vooral de goeddeels geatrofieerde rechterhersenhelft van de man had een opvallende verbetering ondergaan die vooral te danken was aan de krachtige iatropische voeding van de vrouw. De gelijktijdige versnelling in haar genezing was een welkome extra verrassing. De geleerde in Boduragol was erdoor gefascineerd, de romanticus werd er diep door bevredigd.
De lichamen stonden naast elkaar, bleek als gipsen standbeelden en helemaal verpakt in het dicht op het lichaam liggende vlies van Huid. Op één mentaal niveau werkten de Tanu en de menselijke vrouw actief samen met de genezer. Op een andere, veel persoonlijker draaggolf, goed verborgen achter een stevig scherm, spraken ze gewoon met elkaar.
cloud: Zie je dan niet dat het voor jouw generatie bijna precies zo verliep als voor de onze? Jullie ouders hadden jullie toekomst al bij voorbaat vastgelegd. Jullie hadden er niets over te vertellen en commentaar erop was niet toegestaan. Voor ons gold hetzelfde.
kuhal: Hoe had het anders kunnen zijn? Ons volk verliet het sterrenstelsel van Duat om vrij te kunnen zijn. Vrij om het soort leven te leiden waarin wij geloven. Was dat bij jullie soms niet zo?
cloud: Dat zeiden onze ouders. En we hebben ze lange jaren domweg geloofd.
kuhal: En nu blijkbaar niet meer. Welnu ... wij Tanu hebben ook onze ketters.
cloud: Analyserende kritiek is geen ketterij in een toestand van werkelijke vrijheid.
kuhal: Wil je insinueren dat wij dat niet zijn?
cloud: Mijn generatie werd weerhouden door onwetendheid,
inertia en zelfs angst. De analyse was pijnlijk en gevaarlijk. Maar
ondanks dat volstrekt noodzakelijk.
kuhal: Ik begrijp het niet.
cloud: Moet ik je iets van onze geschiedenis vertellen?
kuhal: Ja ... we hebben de tijd. Misschien hebben wij Tanu ook de voorkeur gegeven aan inertia en onwetendheid. Zeker in onze relatie met jullie. We kenden natuurlijk maar een klein deel van jullie ras: enkel de vrijwillige tijdreizigers. De niet-meta's onder hen leken bruikbare bedienden. De mensen met latente vermogens accepteerden we binnen onze familie van de geest. Alleen Nodonn leek enig besef te hebben van het ongelofelijke gevaar dat uit die zich ontwikkelende relatie zou kunnen voortkomen. Maar de meesten van ons wilden zijn waarschuwingen niet horen. Blind zijn kwam ons blijkbaar beter uit.
cloud: Dat weet ik.
kuhal: Maar laat ik je niet van je verhaal afhouden. Begin bij het begin. Vertel me hoe onder jullie de eerste meta's opstonden. Hoe de Rebellie wortelde.
cloud: Je weet misschien hoe de mensen van de Oude Aarde langzamerhand natuurlijke psychische vermogens ontwikkelden in een periode die enige duizenden jaren besloeg en die voorafging aan het moment waarop buitenaardse rassen contact met ons maakten en ons in het Bestel introduceerden.
kuhal: Dat heeft onze menselijke Meester der Genetica ons uitgelegd.
cloud: Tegen het einde van de 20e eeuw waren er meta's die dicht in de buurt kwamen van de status van adept die bij de Geest van Eenheid hoort. Ze waren nogal terughoudend in het verschaffen van informatie daarover aan andere, gewone mensen. Sommigen onder hen, vooral zij die speciaal bedreven waren in bedwingen of scheppen, gebruikten hun vermogens ten eigen bate. Anderen, die altruïstischer waren ingesteld, bestudeerden die nieuwe krachten en gebruikten zichzelf en anderen als proefkonijnen. Ten slotte slaagden deze geleerden erin speciale technieken te ontwikkelen die een semi-Eenheid teweegbrachten onder grote aantallen van hun medestanders. Ze schiepen als het ware een kleine, niet volmaakte replica van de Geest van Eenheid uit het Bestel en riepen daardoor het feit van hun bestaan luidkeels om. Dat werd het 'baken' dat het Bestel ertoe bracht in 2013 over te gaan tot de Grote Interventie, ondanks het feit dat veel mensen in ethische zin nog primitieven waren, weliswaar hoger op de schaal van psychosociale volwassenheid dan jullie Tanu, maar toch nog steeds barbaren vergeleken bij de vijf andere samenwerkende rassen.
kuhal: Dus jij en ik zijn allebei primitieven? Het mysterie van onze zo goed op elkaar aansluitende erfelijkheid wordt er iets minder ondoorzichtig door. Maar laat ik je niet afleiden.
cloud: Een van de belangrijkste centra voor metapsychisch onderzoek op Aarde bevond zich in het Dartmoor College, een kleine universiteit in Noord-Amerika. De twee mensen die daar aan het hoofd stonden voor de Interventie waren Denis Remillard en Lucille Cartier. Ze bezaten beiden metavermogens tot op ongeveer gelijke hoogte, ze hadden dezelfde etnische achtergrond. Kort nadat ze collega's waren geworden, trouwden ze. Zij werden mijn overgrootvader en overgrootmoeder. Denis en Lucille kregen zeven kinderen, allemaal krachtige meta's. De jongste en de meest getalenteerde was mijn grootvader, Paul, die een jaar na de Interventie werd geboren en die al in de baarmoeder werd getraind met behulp van technieken die later standaard werden. Paul werd bekend als de Man die New Hampshire Verkocht, want door zijn inspanningen werd dit kleine gebied in Noord-Amerika het voornaamste centrum van metapsychische werkzaamheid op de planeet toen de Aarde in het Bestel werd opgenomen.
kuhal: En jouw familie consolideerde haar positie.
cloud: Dat was onvermijdelijk. Paul werd de eerste mens die als lid van het Concilie werd gekozen, dat is de regerende raad van het Bestel. Dat Concilie bestaat uitsluitend uit meta's van de meesterklasse en ze beschikken allemaal over uitzonderlijke vaardigheden op het gebied van probleemoplossing en psychosociale analyse. Later gingen vier van zijn vijf kinderen ook daartoe behoren. Marc was de oudste. Hij werd Eerste Grootmeester, een van krachtigste geesten in het hele stelsel.
kuhal: En dat is jouw vader, de man die Abaddon wordt genoemd?
cloud: Ja ... Dat was een bijnaam die hij gedurende de Rebellie kreeg. In een van onze heilige boeken is een gedeelte dat verhaalt over de laatste dagen van de wereld, wanneer de machten van goed en kwaad elkaar in een laatste confrontatie ontmoeten. Abaddon is de aanvoerder van de demonische legers. Maar hij heeft ook andere namen: de Engel van de Afgrond , de Verwoester. Mijn vader...
kuhal: Een oorlog aan het einde der tijden! Dat maakt ook deel uit van onze eigen religieuze mythe! Wij noemen het de Oorlog der Schemering. Toen de vervolgde Tanu en Firvulag van hun thuisplaneet werden verdreven naar de rand van de sterrenstelsel, waren ze in de veronderstelling dat zij die oorlog daar moesten uitvechten. Maar Breede greep in, en haar Schip droeg ons naar dit sterrenstelsel. Nu zijn Celadeyr en een aantal van zijn volgelingen van mening dat de Oorlog der Schemering hier moet worden uitgevochten. Maar je moet me vergeven, Cloud. Ik heb je alweer onderbroken. Ga verder over je vaders Rebellie.
cloud: Ik kan je niet veel vertellen. Ik was pas een jaar oud. Mijn broer Hagen was twee. Onze beide ouders waren betrokken in een of andere kolossale samenzwering die het menselijke ras tot de heersers in het Bestel moest maken. Er bestond een grandioos schema, uitgedacht door vader en doctor Steinbrenner en een paar anderen, waarbij een groep van ons kinderen getransformeerd moest worden tot superwezens, ultra-meta's. Na de machtsovername zou dat plan in werking worden gezet. . . maar dat mislukte. Vader heeft nooit met ons gepraat over de plannen die hij met ons had, al die gegevens zijn zelfs uit onze computer in Ocala gewist. Ik vermoed dat iets in dat plan nogal angstaanjagend moet zijn geweest want mijn moeder, moeder ...
kuhal: Spreek er maar niet over. Ik zie het. Het spijt me ...
cloud: Vader houdt van ons. Ik kan me niet voorstellen dat hij ons kwaad heeft willen doen. Niet bewust.
kuhal: Vertel me de rest van het verhaal.
cloud: De Rebellie vond plaats in 2083. De openlijke fase daarvan duurde nog geen acht maanden. Er was een groot aantal menselijke meta's bij betrokken en uiteraard miljoenen gewone mensen. Het grootste deel van de rebellen aan de basis stierf en datzelfde gold voor grote aantallen onschuldige mensen die op de door de rebellen bezette planeten leefden. Uiteindelijk werd vader verslagen door zijn eigen jongste broer, Jon en diens vrouw, Illusio. Jon Remillard was een mutant. Veertien jaar jonger dan Marc. Tegen de tijd dat hij volwassen werd, bezat hij geen lichaam meer, enkel een naakt brein dat elke vorm kon aannemen die hem zinde. Ik weet dat dat nogal monsterachtig klinkt, maar het Bestel maakte een heilige van hem nadat hij de Rebellie had neergeslagen. Jon was eveneens een Oppergrootmeester, net als zijn vrouw. Zij bezat, door een of ander psychocreatief ongeluk maar een half gezicht en dat was nooit geregenereerd omdat die afwijking een symbool was geworden van haar autoriteit. Ze droeg over die gezichtshelft een masker van diamant.
kuhal: Jack de Lichaamsloze en Diamant Masker. Gomnol heeft over hen gesproken.
cloud: Ze stierven beiden. Maar vader overleefde. En hij bracht Hagen en mij en een honderdtal anderen door de tijdpoort.
kuhal: Ik herinner me die zwarte dag dat we tegen hun invasie vochten in de Grotten Wildernis. Onze strijdkrachten werden afgeslacht. Koning Thagdal gaf de opdracht dat het incident moest worden vergeten nadat de binnenvallende mensen over zee naar het westen waren vertrokken.
cloud: Vader nam zijn mensen mee naar Noord-Amerika. Hij wilde niet tegen jullie vechten. Velen van zijn lotgenoten waren zwaargewond en hijzelf was halfdood van verschrikkelijke hersenverbrandingen. We schiepen ons een nieuw tehuis op een eiland ten zuidoosten van Noord-Amerika. Het is heel mooi. Wij noemen het Ocala. Al de andere kinderen zijn daar geboren.
kuhal: Maar je hebt het verlaten. Waarom?
cloud: We waren jong, we konden ons niets anders voorstellen dan de weg die onze ouders hadden gekozen. Vader had allerlei soorten uitrusting meegebracht naar het Plioceen. Nadat hij was hersteld, bouwde hij daarvan een observatorium en begon tussen de sterren te zoeken naar een ander ras dat de Eenheid van Geest inmiddels had bereikt. Hij wist als hij met zo'n ras contact kon leggen, dat ze hem dan te hulp zouden komen. Hij hoopte zijn grote droom van menselijke suprematie alsnog waar te maken in een wereld die zes miljoen jaar aan het Bestel voorafging. Een redelijk aantal van zijn volgelingen geloofde hem. Vader kan uitstekend mensen tot zijn gezichtspunten overhalen. Maar terwijl de jaren voorbijgingen en duizenden en nog eens duizenden sterren werden onderzocht zonder enig resultaat, begonnen de ouderen de moed te verliezen. Er kwamen gevallen van moord en zelfmoord. Sommigen van de ouderen werden gek, anderen raakten verslaafd aan drugs en weer anderen trokken zich domweg steeds verder terug. Wij kinderen sloegen dat allemaal van nabij gade terwijl we opgroeiden. Ten slotte begonnen we zelfstandig te denken, we vonden vaders droom belachelijk. Felice werkte als een katalysator. Maar de Tanu en wat hier gebeurde hielden we al lang voor haar komst in de gaten. We bespioneerden Europa met onze gecombineerde vérziendheid bij wijze van tijdverdrijf.
kuhal: Aha! De kinderen der verveling verdrijven de tijd door lagere levensvormen te bestuderen. We waren niet echt voor jullie, is het wel? We leken op een nest mieren dat je een tijdje gadeslaat. En op een goede dag wilden jullie wel eens weten wat er zou gebeuren als dat nest onder water liep . ..
cloud: Nee!
kuhal: Waarom hielpen jullie Felice dan om ons te vernietigen? cloud: We hielden jullie Veelkleurig Land in hoge ere. Niet als verschijnsel op zichzelf maar als een opstapje, terug naar het Bestel.
kuhal: Terug? Terug door de tijdpoort? Maar dat is onmogelijk!
cloud: Nee, dat is het niet. Elaby Gathen, die stierf in Aikens gevecht tegen Felice was er zeker van dat we in staat zouden zijn een duplicaat te bouwen van het origineel op Aarde in het Bestel. We beschikken over complete computerontwerpen. En toen mijn broer en de anderen uit Ocala vluchtten, namen ze allerlei apparatuur en gereedschap mee.
kuhal: En je vader? Hoe reageerde hij hierop?
cloud: Hij was er aanvankelijk volstrekt tegen. Nu ... nu weet ik het niet meer. We hebben hem waarschijnlijk gedwongen zijn eigen doelstellingen opnieuw te bezien. Hij weet dat we nooit meer naar Ocala teruggaan. Misschien heeft hij besloten ons onze eigen toekomst te laten kiezen. En na wat er met Felice en Aiken is gebeurd, zou hij wellicht bereid zijn ons te helpen. Misschien wil hij zelfs jullie helpen.
kuhal: Wat vertel je nu!
cloud: Hagen en de anderen die door mijn vader in Afrika zijn vastgepind, hebben wat tijd besteed aan een mentale herhaling van het gevecht met Felice. Ik heb daar met hen over geconfereerd. Omdat jullie Tanu in metapsychische zin nog zo slecht ontwikkeld zijn, is het jullie waarschijnlijk ontgaan hoeveel vraagtekens die hele gebeurtenis bij de Rio Genil kan oproepen. Laten we hopen dat ook Aiken Drum daar geen idee van heeft.
kuhal: Leg eens uit!
cloud: Goed dan. Kijk eens naar het samenspel van metakrachten
dat vader Aiken leerde. Wij kinderen beschikken niet half over de vaardigheid van mijn vader in dat opzicht. Maar het is overduidelijk dat vader het programma zo had samengesteld dat zowel Felice als Aiken in die confrontatie zouden sterven.
kuhal: Grote Godin.
cloud: Vader wist heel goed dat hij als individu niet tegen Felice was opgewassen. Zelfs door een bundeling van de metavermogens van velen was het erop of eronder. Wanneer die fotonenspeer had gewerkt, dan pas waren ze redelijk in het voordeel geweest. Nu zijn er heel wat verschillende manieren waarop zo'n bundeling van naar buiten gerichte krachten kan worden opgezet. Sommige daarvan zijn voor diegene die de bundeling richt heel wat gevaarlijker dan andere. Vader gaf Aiken een programma dat het laatste druppeltje energie uit de bundel zou hebben geperst wanneer Aiken die op vol vermogen had gebruikt. In een panieksituatie zou hij dat instinctief waarschijnlijk ook hebben gedaan. En de volle kracht van dat potentieel zou hem dan net zo goed hebben gedood als Felice. Maar Aiken gooide die emmer niet bij de eerste klap helemaal leeg. Hij was tijdens de eerste test op de berg een beetje bang geworden en dus liet hij niet de volledige stroom energie door waardoor het voor hem net niet dodelijk was. Je zult je misschien herinneren dat vader dacht dat Felice bij de eerste aanval al gedood was.
kuhal: Abaddon zei dat hij de massa van haar persoonlijke energie niet meer kon ontdekken. En daarna - ik geef toe dat ik dat niet begreep - zei hij dat Felice een sprong maakte.
cloud: Hij zei, een d-sprong. Dat is een afkorting van de taal die meta's onder elkaar gebruiken. Het betekent zoiets als een dimensionale sprong, een onmiddellijke verplaatsing. Een vermogen dat in het Bestel uiterst zeldzaam is. Een variatie erop wordt teleportatie genoemd.
kuhal: Het Schip van Breede! cloud: Wat?
kuhal: Dat reusachtige organisme waarmee Breede verbonden was. De Schepen waren in staat via de hyperruimte sneller dan het licht te reizen, uitsluitend door het gebruik van geesteskracht. Wil je hiermee zeggen dat Felice ...
cloud: Ze kan het onbewust hebben gedaan, bij wijze van verdedigingsmechanisme. Per ongeluk, door uit te glijden als het ware. Maar Hagen is ervan overtuigd dat ze de draaggolf van mijn vader in omgekeerde richting volgde en hem bijna wurgde.
kuhal: Maar ze viel Aiken aan ...
cloud: Het kan in een onderdeel van een seconde gebeurd zijn. Toen Felice weer opdook, ditmaal boven Aiken, was de psychocreatieve invoer van vader gewijzigd. We zijn dat opnieuw nagegaan en dat staat absoluut vast. Hij had de coördinatie over de verdediging behalve op dat ene korte ogenblik van de eerste aanval waarbij hij noodgedwongen heel kort op de aanvallende golflengte van het totaal moest overgaan. Na de d-sprong van Felice dreigde het hele afweerschild eraan te gaan. Toen stierf Owen Blanchard ook, waarschijnlijk geraakt door wat er bij vader aan energie overvloeide. Wij denken dat vader zich net op tijd kon herstellen om het afweerschild dat desintegreerde te herstellen en daarna deel te nemen aan de laatste energiestoot.
kuhal: Jullie geloven dat Felice je vader geen schade van belang heeft toegebracht?
cloud: Integendeel. En als hij inderdaad gewond werd, dan zou dat verklaren waarom hij zich na de strijd zo direct terugtrok en nu al langer dan een maand geen contact meer heeft gezocht.
kuhal: Maar je vader functioneerde gewoon verder na de d-sprong?
cloud: Hij was verbonden met een machine die de energieën van de hersens versterkt en samenvoegt, een ding dat mogelijk sterk genoeg is om het potentieel van een kleine H-bom op te wekken! Hij is een Oppergrootmeester, God mag weten met hoeveel manieren van versterking hij werkte. Hagen weet meer over dat soort dingen als ik. Hij veronderstelt dat vader zich aan het ontvangende eind van een bedwingende en scheppende energiestoot bevond die zwaar genoeg was om hem naar de regeneratietanks te sturen. En dat zou verklaren waarom de ether tussen hier en Ocala de laatste tijd zo vreedzaam is.
kuhal: Wat een geluk voor jou en je gelijken.
cloud: En misschien ook voor jou.
kuhal: ?
cloud: Luister en probeer het te begrijpen. Ik denk dat jullie Tanu en mijn eigen mensen en zelfs mijn vader nu met een gezamenlijke bedreiging te maken hebben. Het kan heel goed zijn dat we allemaal moeten samenwerken als we die willen overleven.
kuhal: Aiken Drum?
cloud: Aiken had moeten sterven. Dat deed hij niet. Het leek er bijna op alsof Felice de overmaat aan psycho-energie op het allerlaatste ogenblik zelf bij Aiken wegzoog. God mag weten hoe of waarom. Ze is dood. Maar Aiken is heel erg levend, hooguit een beetje aangeslagen en hij moet er nu wel zo ongeveer achter zijn dat vader hem een loer wilde draaien. Hij verkeert nu in de positie dat hijzelf het een en ander aan zware arbeid kan doen nu vader hem heeft laten zien hoe je hun geestesenergieën bundelt. Het zal hem niet moeilijk vallen om uit te vinden hoe dat veiliger kan gebeuren. Zodra hij heeft ontdekt waar de mentale valstrikken zitten in dat programma, neemt hij je broer Nodonn en diens volgelingen te grazen en zodra die barbecue achter de rug is, keert zijn aandacht zich naar mijn vader.
kuhal: Of jou.
cloud: Mijn mensen en ik willen niets anders dan naar het Bestel terugkeren. Jullie zouden er niets bij verliezen door ons te helpen. En wij hebben veel te bieden.
kuhal: Je hebt al het een en ander van jezelf aan mij geschonken.
cloud: Dat is wederzijds, als je wilt. Ik ben bijna genezen en driemaal vlugger dan een tank dat kon doen in Ocala.
kuhal: Ik dacht aanvankelijk dat de suggestie van Boduragol nergens op sloeg. Het verlies van mijn tweelingbroer leek een onherstelbaar iets. De biotechniek van Huid biedt eigenlijk geen wezenlijke mogelijkheden voor het regenereren van een volledige hersenhelft. Maar je ziet wat er is gebeurd.
cloud: Het is ongetwijfeld iets geheel nieuws. In de menselijke geneeskunde is het overigens vaak gelukt om de linkerhersenhelft functies van de rechterhelft te laten overnemen en omgekeerd.
kuhal: Misschien heb je mij geleerd enigszins menselijk te zijn.
cloud: Daar is meer voor nodig. Maar dat kan geregeld worden.
Bodugarol opende zijn ogen en glimlachte. Het duet van PK-vermogens en herstellende krachten, dat tussen beide patiënten heen en weer golfde, was ongewoon harmonieus. Ze hadden hem werkelijk niet langer nodig. Hij gleed van zijn kruk en liep naar die twee bewegingloze lichamen, de man met zijn gouden halsring, de vrouw gekroond met zware strengen weelderig roodgeel haar. 'Waarom laat ik jullie tweeën niet gewoon alleen om door te gaan met wat je dan ook doet samen? Nog een week en jullie zijn waarschijnlijk allebei weer beter. Dat is heel bevredigend.' Hij bukte zich en veranderde een minimale kleinigheid aan Huid rondom de ivoorkleurige voet van Cloud Remillard. 'Heel bevredigend,' zei hij nog eens en verdween toen, de genezenden aan zichzelf overlatend.
4
Toen Mercy tegen het einde van juli ten slotte naar Goriah terugkeerde, was de dodelijke uitputting die Aiken had overvallen sinds zijn gevecht met Felice eindelijk verminderd en zijn gewonde brein begon zich te herstellen. Het verhaal van de koningin klonk weinig overtuigend. Ze was, heette het, getroffen door een aanval van geheugenverlies toen haar boot door de aardverschuiving was getroffen. Ze had in haar eentje rondgezworven in het oerwoud ten oosten van de Genil om ten slotte gered te worden door een groepje blootnekken die daar op jacht waren naar zeldzame planten en die haar niet hadden herkend. Ze hadden haar pas naar Afaliah teruggebracht nadat ze voldoende zeldzame orchideeën hadden bemachtigd die bestemd waren voor de verzameling van Vrouwe Pennar-Ia, de echtgenote van Celadeyr. Hoe onwaarschijnlijk dat verhaal ook klonk, Aiken accepteerde het zonder vragen te stellen en deed zelfs geen poging in Mercy's geest de waarheid te achterhalen. Ze was terug, ze was niet gewond en haar reactie op zijn liefdesspel was andermaal heftig. Dat volstond en hij was tevreden. Op een mooie dag in augustus trokken ze naar de duinen langs de Straat van Redon om Yosh Watanabe en zijn bemanningen bezig te zien met een demonstratie van allerlei vechtvliegers die klaargemaakt werden voor het komende Grote Toernooi. Aiken en Mercy en een groot gezelschap Verheven Personages rustten onder een schaduwrijk baldakijn, genoten van de zeebries en van het ongewone vermaak. Er was een overvloed aan picknickvoedsel en ijsgekoelde honingwijn en de gevechten tussen de vliegers waren afleidend en af en toe opwindend gevaarlijk.
De eersten die de lucht ingingen waren de snelle, ruitvormige Nagasaki hata waarvan de vliegertouwen in glas waren gedompeld en die levendig gedecoreerd waren met gestileerde ontwerpen in rood, wit en blauw. Wanneer het de ene vlieger lukte om de lijn van een rivaal door te snijden, barstten de vooraf goed geïnformeerde Tanu-edelen uit in de traditionele kreet 'Katsuro!' en betaalden hun weddenschappen terwijl Yosh straalde van opwinding en overal rondliep om te vertellen hoe het verder zou gaan. De wind nam toe in de loop van de dag en toen gingen de grote vliegers de lucht in. Dat waren de Sanjo rokkaku, zeshoekige vliegers, half zo groot als een volwassen Tanu waarop portretten geschilderd waren van Japanse demonen en samurai; de rechthoekige Shirone o-dako, 6,7 meter hoog en 5 meter breed die versierd waren met prachtige vissen en vogels, figuren uit de folklore en abstracte motieven. De vechtvliegers waren te zwaar om in snelle manoeuvres elkaars lijnen door te snijden en werden door vijf tot tien mensen bemand. In plaats daarvan hielden deze vliegers statige luchtgevechten waarbij de één zich op de ander stortte terwijl de bemanningen hun best deden elkaars lijnen in de war te maken. Een vlieger die verloor, aarzelde meestal even, ving geen wind meer en stortte dan naar beneden en vaak werd de aanvaller gedwongen mee naar beneden te gaan omdat hun lijnen inmiddels hopeloos in elkaar waren verward. De echte winnaar bleef meestal tot het eind statig in de lucht en landde ten slotte uit vrije wil, terwijl alle vijanden het strand bezaaiden in een wir-war van gescheurd papier en vernielde bamboedragers. Toen de wind hard en constant genoeg was, werden de echt grote vliegers naar het strand getransporteerd, vliegers die strijders omhoog konden dragen en die een echte rol moesten gaan spelen tijdens het hoofdonderdeel van het toernooi. Twee o-dako van 14,5 bij 11 meter die elk rond de 800 kilo wogen werden op een verhoging gehesen zodat de talloze afzonderlijke stuurlijnen op de juiste manier aan de vlieglijn konden worden vastgemaakt. De vlieglijn zelf was bevestigd aan een zware lier. De strijder hing aan het onderste deel van het frame in een stoeltjesvorm van riemen. Drie korte stuurlijnen gaven hem enige zeggenschap over de bewegingen van de vlieger, maar het voornaamste stuurwerk werd gedaan door de grondbemanning die uit vijftig man bestond en die de talloze stuurlijnen bedienden die naar de vlieglijn liepen over D-vormige katrollen.
Toen de twee reusachtige o-dako gereed waren om op te stijgen, kwam Yosh naar de koninklijke loge, gevolgd door zijn assistent, de altijd zuur kijkende Vilkas. Yosh droeg zijn oogverblindende samurai-wapenrusting en Vilkas was gekleed in de nauwelijks minder opzienbarende uitmonstering van een ashigaru, een strijder te voet.
Yosh boog plechtig voor Aiken en Mercy. 'Dit wordt onze eerste officiële demonstratie van de bemande vechtvliegers, Aiken-sama. De eerste keer dat we een luchtgevecht werkelijk gaan uitproberen.' Hij stak de koning een soort houten lans toe. 'Vilkas en ik zullen proberen elkaar uit de lucht te halen met deze naginata, gekromde messen die aan het uiteinde van deze speren zijn gemonteerd. We zullen elkaar natuurlijk niet van man tot man bevechten. De tegenstander en het stoeltje waarin hij zit, mag niet worden aangeraakt. Maar alle lijnen, inclusief de stuurlijnen en de grote vlieglijn, het bamboegeraamte en het papier van de vlieger zelf zijn toegestane doelwitten.'
'Het klinkt nogal gevaarlijk voor jullie,' zei Mercy warm. De jonge Olone, die de kleine Agraynel had verzorgd toen Mercy afwezig was, stond pal achter de troon en hield de kleine vast. Mercy stak haar armen naar het kind uit en koesterde het terwijl Yosh zijn uitleg vervolgde.
'Omdat we zonder vangnetten werken, zou het spel voor Vilkas en mij al snel te gevaarlijk worden. Wij brengen dat risico een eind terug door PK-adepten te gebruiken die kunnen ingrijpen.' De Japanse technicus maakte een hoffelijke buiging voor een deftig uitziend heer met een gouden halsring die naast Olone stond. 'Heer Sullivan-Tonn is zo vriendelijk geweest om ons bij de repetities te helpen. Hij gaat ermee akkoord om tijdens deze wedstrijd de coach van Vilkas te zijn.'
Aiken keek Sullivan aandachtig aan. 'Is dat lastig om te leren?' De wat pompeuze kleine psychokineticus stak beiden handen in een verontschuldigend gebaar omhoog. 'Ik vond het in feite nogal eenvoudig.' Zijn stem klonk geaffecteerd.
'En hoe spelen jullie het?' vroeg Aiken aan Yosh. ‘De coach geeft de telepathische aanwijzingen, niet alleen aan de strijder in de vlieger maar ook aan de bemanning op de grond. Hij is de tacticus. Hij mag PK-wind gebruiken, maar enkel voor zijn eigen vlieger. Gebruikt hij die ook om de tegenstander weg te blazen, dan volgt diskwalificatie. Door die maatregel wordt spelen met de wind in belangrijke mate beperkt tot die momenten in de strijd wanneer beide vliegers redelijk ver van elkaar verwijderd zijn, tenzij de PK heel subtiel wordt toegepast. In de meeste situaties is het werken met de grondbemanning waarschijnlijk effectiever. Wanneer een strijder, wiens lijnen allemaal zijn doorgesneden, naar beneden valt, is het de plicht van de coach hem te helpen voor hij de grond raakt. Dat is ook de reden waarom alleen echt goede psychokinetici aan dit spel mogen meedoen.' Aiken knikte. Zijn glimlach zag er nog wat flets uit, de ogen stonden brandend in zijn hoofd. Hij droeg goudkleurige jeans en een zwart hemd dat bij de hals openstond. 'Dus Sullivan stuurt de vlieger van jouw ichiban vandaag? En wie doet de jouwe, Yosh?' 'Ik hoopte dat jij me die eer zou doen, Aiken-sama.' 'Oh ja, alsjeblieft,' kweelde Olone. 'Ik weet zeker dat je zou winnen.'
Het gezicht van Sullivan werd doodsbleek toen zijn jonge vrouw zich zo weinig loyaal betoonde. Toen zei hij: 'Ja, mijn Koning, bestuur de tweede vlieger.'
'Ik voel me nog steeds niet honderd procent,' waarschuwde Aiken.
Yosh zei: 'Je zou niet de hele o-dako in de lucht hoeven te houden als ik naar beneden val, Aiken-sama. Alleen mijzelf. En ik weeg maar vierenzestig kilo, met wapenrusting en al.' Met zichtbare inspanning dwong Aiken zichzelf tot opgewektheid. 'Allemachtig, dat moet ik toch nog kunnen. Je hebt een geweldig stuk werk gedaan, Yosh. Ga maar door. O-tanoshimi nasai, kerel van me!'
Yosh grijnslachte. 'Reken maar, baas.' Hij haastte zich weg om met Vilkas de laatste voorbereidingen te treffen. Aiken zakte weer achterover in zijn ligstoel en keek naar de zich nu overal reppende bemanningen. Zijn geest was afgesloten. Het werd heter toen de zon onder de rand van het baldakijn begon door te schijnen. Sullivan en Olone praatten over niets bijzonders, de baby zeurde en wilde niets weten van Mercy's pogingen om haar te liefkozen en op te vrolijken.
'Zie je niet dat het kind honger heeft, Mercy?' zei Aiken ten slotte. 'Laat Olone haar voeden, dan komt er een eind aan dat verdomde gezeur.'
'Ach, die arme kleine,' riep Olone uit. Ze nam het kind begerig over en haalde een van haar langwerpige borsten te voorschijn uit haar hemelsblauwe japon van chiffon. 'Heb je zo'n honger, kleintje van me? Kom maar bij me.' De baby begon verwoed te drinken. Het irritante telepathische geblaat maakte plaats voor uitstralingen van pure verrukking.
'Neem haar mee naar de andere kant van de tent waar het koeler is, kind,' zei Mercy tegen het meisje.
'Natuurlijk, mijn Koningin. Zal ik haar terugbrengen als ze klaar is?'
De uitdrukking op Mercy's gezicht was afstandelijk, bijna afwijzend. 'Ga met haar naar een rustig hoekje en zing wat voor haar, Olone. Ik ben bang dat deze drukte te veel is voor de kleine. Het was zelfzuchtig van me om haar vandaag mee naar het strand te nemen . .. maar ik wilde haar zo graag in mijn buurt hebben.' Olone maakte een haastige buiging en snelde weg alsof ze bang was dat Mercy alsnog van gedachten zou veranderen. 'Mijn vrouw houdt van Agraynel alsof het haar eigen kind was, mijn Koningin,' merkte Sullivan op.
'Ik weet het. En ik ben dankbaarder dan ik je zeggen kan voor de manier waarop ze het kind heeft verzorgd terwijl ik ... zoek was. Ik denk dat het mijn onbewuste zorg voor Agraynel is geweest die mijn geheugenverlies ten slotte heeft doen overgaan terwijl ik rondzwierf door de wildernis van Koneyn.' Aiken liet een zacht gegiechel horen. 'Het was in elk geval geen onbewuste zorgzaamheid voor MIJ!' Hij wendde voor enkel aandacht te hebben voor wat er op het strand gebeurde. De verhoging was onder de twee grote vliegers vandaan gesleept, die nu overeind werden gehouden door stevige ankerlijnen waaraan zwetende mannen stonden. De vlieger van Sullivan was overwegend rood met goud en droeg de afbeelding van een Japanse krijger met een fantastische helm tegen een achtergrond van kersebloesems. De vlieger van Aiken was grimmiger, een mengeling van blauwe kleuren, een tsunami golf a la Hokusai, elegant bevroren terwijl hij brak op een rotsig eiland.
Sullivan deed een dappere poging om wellevend te blijven. 'Niemand was meer verbaasd dan ik, Grote Koningin, toen Olone zich vrijwillig aanbood om het kind te voeden nadat iedereen ervan overtuigd was dat u was verdwenen. Ik had me niet gerealiseerd dat zoiets mogelijk was voor een vrouw die zelf nog geen kinderen ter wereld had gebracht. De Tanu zijn werkelijk een merkwaardig ras. Zo menselijk en tegelijk zo volkomen verschillend! De uitzonderlijke borsten van hun vrouwen vinden merkwaardig genoeg hun weerspiegeling in een deel van de oude Europese folklore, moet u weten. Het Elfenvolk van Skorgra in Scandinavië, de Feeën van Frankrijk, de Germaanse Nixen, de Aguane uit de Italiaanse Alpen, de Giane uit Sardinië ...'
'Allemaal elfenvrouwen met langwerpige borsten, ik weet het,' zei Mercy vriendelijk. 'Maar er is niets mysterieus aan de melk, mijn beste Tonn. Wanneer een vrouw dat werkelijk wil en er diep genoeg naar verlangt, dan kan op die manier het benodigde hormoon worden opgewekt en daarna vullen de borsten zich vanzelf, ook wanneer ze zelf geen kinderen heeft. In dat opzicht zijn mensenvrouwen en Tanu hetzelfde. Het tedere verlangen om te willen voeden is al wat nodig is.'
Aiken viel haar wrang in de rede. 'Vergeet niet dat het omgekeerde ook waar is. Agraynel en ik hebben geluk gehad.' Sullivans gezicht vlamde rood op. Hij kwam overeind en deinsde achteruit, weg van de koninklijke stoelen. Zijn slecht afgeschermde geest liet allerlei gevoelens doorlekken, variërend van zinloze woede tot diepe vernedering.
Mercy's droevige ogen zagen nu alleen Aiken. 'Ja, de mijne zijn nu opgedroogd, dat is waar. Ik heb het heel moeilijk gehad en nu kan ik mijn arme dochter niet meer het leven schenken dat ze nodig heeft. Wat ik jou te geven heb, weten we beiden. Aanvaard dat dus.'
'Ik ga ... ik ga naar het strand!' mompelde Sullivan. 'Ik moet de vlieger in de gaten houden. Excuseer me ... excuseer me ...' En hij nam de vlucht, zijn roze met gouden kaftan fladderde en bolde op in de hete wind.
'Dat was onbeschoft van je om hem zo in zijn gezicht te beledigen,' zei Mercy tegen Aiken. 'En onnodig. Hij weet best wat er aan de hand is.'
'Het is een lul. Een impotente lul.' Aiken had zijn ogen gesloten. Zweet deed zijn donkerrode haar op zijn voorhoofd plakken. 'Hij zou me binnen vijftien seconden aan een nieuwkomer verraden als hij dacht daardoor beter af te zijn. Enjijwasweg...'Zijn hologige blik richtte zich op haar. 'Ze vertelden me dat je dood was, Mercy.'
'Is het waar dat je hebt gehuild boven mijn zilveren helm?' De licht spottende toon was bedrieglijk.
De kleine man draaide zich om. 'Oh ja,' gaf hij toe. 'De hele lange weg naar Goriah terwijl ik in mijn cabine lag om mijn kapotte kop te koesteren, hield ik het ding bij me. Mijn laatste herinnering aan jou. Het rook nog naar jouw parfun hoewel het toch in de rivier kopje-onder was gegaan. Reken maar dat ik huilde! Hoewel ik natuurlijk wist dat je nog leefde.' 'Aha.'
'Ik had niet gedacht dat je hem zou verlaten. Dat was zijn idee zeker?'
Beneden op het strand klonk een kreet uit vele kelen, bevestigd door een telepathische uitroep. Hij gaat omhoog! De Tanu-edelen in het paviljoen haastten zich naar buiten om een beter uitzicht te krijgen terwijl de rode strijdvlieger langzaam in de van hitte flikkerende hemel omhoogsteeg, de menselijke lading er als een dansende staart onderaan. Een paar ogenblikken later was ook de blauwe vlieger in de lucht. De stem van Yosh bereikte telepathisch de koning.
Ga je gang wanneer je maar wilt, baas!
Het gevecht begon. De grote vliegers leken eerst naar elkaar te buigen en maakten toen een duikvlucht voor de eerste ontmoeting. De zilveren naginata flitsten in de zon. De bemanningen op de grond rukten aan de polsdikke vlieglijnen nu eens naar de ene en dan weer naar de andere kant, terwijl de mannen aan de lieren de vlieglijn innamen of juist lieten vieren.
Aiken kneep zijn ogen halfdicht om beter te kunnen zien. Tegelijk zei hij tegen Mercy: 'Je moet zeker dicht in mijn buurt blijven en hem rapport uitbrengen, neem ik aan. Hij kan op geen enkele andere manier voorbij de afweersystemen komen die ik gebruik.' Ze leunde achterover tegen de kussens, onbereikbaar. Haar kastanjekleurige haren golfden rijkelijk over haar gebruinde schouders, een warm contrast met haar jadekleurige japon. 'Ik moet bij je blijven zolang als jij dat wilt. Wil je dat? Of wil je dat ik ga? De blauwe vlieger, die een dozijn meter boven de rode hing, dook ineens naar beneden. Het zonlicht reflecteerde op het wapen van Yosh dat een van Vilkas' stuurlijnen doorsneed. De rode vlieger trok zich terug terwijl de vlieglijn verder werd gevierd. 'Je bent weer bang voor me,' zei Aiken. 'En dat maakt je heet! Je zult heus niet gaan. Je geilt op me zoals je dat deed na de dans rond de Meiboom. Ik geef je meer dan hij ooit zou kunnen. Ik houd meer van je dan hij. Geef dat maar toe.'
De rode vlieger danste op en neer als aan een waanzinnige slingerklok terwijl hij probeerde de snelle steken van de blauwe aanvaller te ontlopen. Vilkas slaagde erin een paar secundaire lijnen van Yosh' vlieger door te snijden, maar dat had weinig invloed. De Japanner concentreerde zich enkel op de rechterzijde van de vlieger van zijn tegenstander en gaf grote, verticale sneden in het papier dat de vlieger bedekte, tot het geschilderde gezicht van de samurai veranderd was in waaierende rafels. De rode vlieger zonk steeds lager, ondanks het feit dat beneden de vlieglijn verwoed werd ingehaald. Vilkas' bengelende voeten raakten bijna de toppen van een paar spichtige bomen die op de top van een groot duin stonden.
Aikens gezicht was bevroren in een stijve glimlach. Hij keek Mercy niet aan, maar haar gezicht stond levensgroot in zijn geest en zij wist het. Hij zei: 'Nodonn is op dit moment bezig alle medestanders te verzamelen die hij in Afaliah bijeen kan brengen. Hij roept al de reactionairen en heethoofden bij elkaar die niets van mensen moeten hebben. Rondom zijn ouwe blazoen met de zonnekop. Hoeveel ridders denk je dat hij bij elkaar kan krijgen? Een paar honderd? En hoeveel daarvan beschikken over bruikbare vermogens? Hijzelf natuurlijk, zijn broer Kuhal, Celo en misschien die ouwe gek uit Tarasiah, Thufan Donderscheet. Denkt hij echt dat ie een kans heeft mij met dat zootje te verslaan? Of is hij van plan tijdens het Toernooi te voorschijn te komen en mij persoonlijk uit te dagen alsof het koningschap over het Veelkleurig Land zoiets was als het baantje van dorpsoudste waar tussen neus en lippen door even over beslist wordt?'
De toeschouwers juichten oorverdovend. De rode vlieger wankelde, de onderste delen werden achterwaarts en omlaaggezogen nadat Yosh een paar van de laatste belangrijke stuurlijnen had doorgesneden. Daarna begon het omlaag te tuimelen. Vilkas liet zijn naginata vallen terwijl hij zich bleef vastklemmen aan de restanten van zijn stoeltje. Ondertussen viel hij in de richting van het druk bevolkte strand terwijl de fladderende vlieger tegen hem aansloeg als een dolgeworden affiche in de greep van een orkaan. De wanhopige mentale schreeuw van Vilkas, uitgezonden via zijn grijze halsring, drong nu door tot de geesten van Aiken en Mercy. De menigte beneden vluchtte alle kanten uit, de bemanningen lieten hun lijnen in de steek.
'Die verdomde Sullivan!' tierde de koning. Hij greep de rotan armleuningen van zijn zetel, wrong zijn ogen dicht in een grimas en reikte naar buiten met zijn PK. Vilkas, nu helemaal verward in de resten van zijn vlieger, was op het punt tegen het harde natte zand te pletter te slaan. De vlieger van Yosh was nu niet meer onder controle en ging heen en weer zwaaiend in de richting van de zee. Aiken gromde.
Vilkas zwaaide in zijn stoeltje heen en weer, ineens buiten het bereik van de te pletter slaande rode vlieger. Seconden later kwam hijzelf zachtjes op de grond terecht. De blauwe vlieger, gehoorzamend aan een stoot onverwachtse psychische wind, herstelde zich van zijn negatieve koers en steeg hoog op tot de limiet van zijn vlieglijn bereikt was. De werkers aan de lier die hun machine hadden laten aflopen, krabbelden snel terug om het mechanisme weer te laten werken en een ordelijke landing mogelijk te maken. De mensen van de bemanningen beneden begonnen opgelucht te schreeuwen en ook de edelen die de hele gebeurtenis vanaf een gunstig plekje op een duin hadden gadegeslagen, lieten zich niet onbetuigd. Ergens vandaan kwam een nauwelijks hoorbare mentale verontschuldiging van Sullivan-Tonn naar Aiken. Mercy moest naar Aiken toe, volkomen verrast over de inspanning die het hem blijkbaar had gekost. Ze nam een zijden zakdoekje uit haar mouw en veegde zijn kletsnatte gezicht en voorhoofd af. Toen zijn verkrampte ademhaling weer wat normaler werd en zijn hoofd achterover tegen de stoel rustte, zei ze: 'Dat wist ik niet. Heeft Felice dat gedaan?' 'Wie anders?' Hij keek haar door van pijn tot spleetjes vertrokken ogen aan. 'Wel, nu weet je het. Zorg maar dat je hem het goede nieuws zo snel mogelijk vertelt! Maar herinner hem eraan dat de Speer nog uitstekend werkt en dat ik nog wat lekkers in de kelders heb verstopt om hem te verwelkomen wanneer hij mocht besluiten om ons onverwachts met een bezoek te vereren.' Ze zei niets.
'Maar zeg hem dat hij niet te lang moet wachten,' voegde Aiken eraan toe. 'ik ben een rare jongen, Vrouwe Wildvuur. Iedere keer wanneer ik jou bezit, word ik een klein beetje beter. Olone heeft ook wat geholpen, maar jij bent echt mijn koninklijke remedie. Wanneer je blijft, kon je wel eens je eigen ondergang teweeg brengen. En de zijne.'
Haar vingers raakten de huid die strak over zijn jukbeenderen gespannen lag, de lange, goedgevormde neus, de dunne, nu bloedeloze lippen. Ze knielde op de kussens die naast zijn troonzetel lagen opgestapeld, legde haar koele handen over zijn ogen en kuste hem met tedere passie. Ze liet haar mentale afweerscherm zakken en toen zag hij hoe het kruid van de vrees zich onontwarbaar had vermengd met strijdlust. 'Amadén,' fluisterde ze, 'noodlottige Amadén van mijn ziel.' 'Maar nooit van je hart. Dat nooit.'
'Het is allemaal zoals het eerder was in het Meiwoud. Neem dus wat je nodig, hebt, Troonveroveraar, neem wat je wilt. Neem het zolang je nog kunt, want als ik weg ben gegaan, zul je geen ander meer vinden.'
5
Gedurende het laatste deel van de reis, toen hij halfdood was van honger en dorst en de eindeloos bonkende pas van het pakdier en het sadistische gewroet in zijn geest door zijn buitenaardse overweldigers, begon Tony Wayland te schreeuwen: 'Ik heb tegen jullie gelogen! Er zijn helemaal geen vliegende machines! Ik heb het allemaal verzonnen zodat jullie me niet zouden afslachten net als de anderen. Maar het was niet waar. Ik loog, dat zeg ik je! Dood me. Alsjeblieft, maak me dood.' Vuur brandde achter zijn verblinde ogen. Het monster met het smeltende gezicht loerde erdoorheen en giechelde. 'Alles op zijn tijd, Mindere. Je was heel slim, of niet? En je denkt dat je dat nog steeds bent, door te liegen wanneer je zegt dat je liegt.' Het schepsel verkocht hem een verschrikkelijke neurale dreun waardoor de illusie van de vuurdraak uiteenspatte tot een zwerm kleine oranje wervelingen. 'Je zult de hele waarheid heus wel vertellen wanneer ik je voor onze koning en koningin breng, zowaar mijn naam Karbree de Worm is.' Het visioen werd weer wormachtig. Vreeswekkende kronkeldingen leken Tony's schedel binnen te dringen via zijn neusgaten. Hij stikte en krijste en beloofde dat hij zich gedragen zou tot hij bewusteloos raakte en droomde ... Rowane, zijn Huiler-bruidje, kwam om hem te troosten. Soms was ze mooi en soms liet ze haar ware vorm zien met het ene oog zonder ooglid in het midden van haar voorhoofd, de schubben rond ellebogen en ruggegraat, de manen en de kleine haardos in de kleur van blauw vossebont.
'Oh, mijn Tonie,' zei ze. 'Wat hebben ze met je gedaan? Laat mij je helpen. Hier is water en voedsel. Hier is de zachte vrede van mijn armen en een liefhebbend oog om op je te letten, om je te beschermen tegen nog meer ongeluk.'
Dan voelde hij haar kus, verschrikkelijk en vasthoudend, haar omhelzing en de twee rijtjes kleine tanden die als natte paarlen waren en die hem nooit bedreigden, maar altijd liefde boden ... 'Rowana, je bent weg!'
Hij kwam weer tot bewustzijn boven op het dravende lastdier. Hij was nog steeds blind, vastgebonden als een saucijsje, nog steeds op en neer hotsend over de eindeloos kronkelende bergwegen naar Hoog Vrazel.
'Rowane, mijn kleine dwergenbloem,' klaagde hij. 'Waarom heb ik je verlaten? Waarom?'
'We hebben een redelijk idee waarom, of niet jongens?' kwam de spottende stem van Karbree. De andere Firvulag in het gezelschap proestten en joelden en gilden het uit van obsceen leedvermaak. 'Je had meer knoflook en truffels moeten eten, slappe lul!' 'Of stoofpot van egeltjes!'
'Of alruinwortel! Er is nogal wat nodig om een vrouw van de Firvulag te bevredigen, zelfs eentje van haar soort!' 'Hé, is het waar wat ze zeggen over die sufkonten van Huilers?' De vrolijke monsters gingen door met hun vulgaire gekakel, maar Tony hoorde het amper. Brandende tranen probeerden tevergeefs voorbij de klonten kleverige was te komen waarmee zijn ogen bedekt waren. Riemen van onbewerkt leer sneden in zijn enkels en armen. De draf van zijn rijdier ranselde zijn nieren. Gewoon maar bij bewustzijn te zijn was rauw en verwondend. Rowane, die hij in de steek had gelaten, was ver weg in Lionel en huilde zich nu misschien het hart uit haar lijf in het huisje van hun wittebroodsweken aan het begin van de Vlasleeuwebeklaan, haar trouwe hartje gebroken. De arme Dougal, die zijn meester op diens vlucht met tegenzin had vergezeld, lag waarschijnlijk dood in de struiken op de plaats van de overval. De anderen die hij had verraden waren waarschijnlijk omgebracht, Orion Blauw, Jiro, Boris en Karolina. Allemaal zijn slachtoffers! En wanneer hij ten slotte alles eruit gooide voor de monarchen van de Firvulag, wat zeker zou gebeuren als hij de rest van de reis overleefde, dan zou hij de dood brengen over al de anderen die nu nog in de Vallei der Hyena's aan de twee vliegmachines werkten.
'Ik ben verrot!' schreeuwde Tony Wayland. 'Verrot! Ik breng ongeluk! Mijn zilveren halsring, waarom moesten ze me die afnemen!' Zijn vastgebonden lichaam trok in woedende krampen samen zodat zelfs de makke hellad begon te bokken. Ten slotte moest Karbree de Worm hem hard in zijn hersenstam beuken om hem de vergetelheid te schenken die hij zocht.
Tony viel een klein eindje en kwam terecht in iets zachts, zaagsel of afgevallen bladeren of misschien schors die nog naar hars rook. 'Maak hem los. Haal de zegels van zijn ogen,' zei een vrouwenstem, scherp als een mes van vitredur. 'Knap hem een beetje op, dan brengen we hem naar binnen.'
Nadat zijn riemen waren doorgesneden, zakte Tony half verlamd in elkaar. Hij hoorde een van de eromheen staande monsters nog zeggen: 'Ja, Verschrikkelijke Skathe. Het zal gebeuren.' Het voelde aan alsof een infrarode lamp op zijn gezicht scheen. De kleverige proppen was die in zijn oogkassen waren gewerkt, werden zachter. Klauwen krasten kortdurend langs zijn neus, toen kwam er een verschrikkelijke ruk. In één simpele beweging raakte hij al zijn wimpers kwijt en herkreeg hij zijn gezichtsvermogen. Zijn kreet klonk zo zwak dat die nauwelijks boven het tumult van stemmen dat hem omringde hoorbaar was. 'Water,' kreunde hij, terwijl hij met de achterkant van een vuile hand over zijn ogen wreef. De zon was oogverblindend. Tegen die gloed stond een dwerg afgetekend in een stoffige wapenrusting van obsidiaan, een die deel had uitgemaakt van de oorspronkelijke patrouille die hen had overvallen met naast hem een reusachtige Firvulag met een duidelijk veel hogere rang, wiens zwartglazen uitrusting bedekt was met ornamenten van goud en ingezet met grote karbonkels. Deze bezat ogen als twee langzaam dovende kolen vuur, dat was zonder twijfel de bron van de straling die had meegeholpen om zijn blinddoek te verwijderen.
'Geef hem iets te drinken,' zei de angstaanjagende verschijning. Tony constateerde met enige verbazing dat de reus een vrouw was. Iemand bracht een hoornen beker met koele vloeistof naar zijn lippen en daar dronk hij dankbaar van. Een tweede dwerg met een wasbekken en een doek spoelde zijn gezicht en handen af en begon daarna een ruwe massage van zijn tintelende benen om de circulatie weer op gang te brengen.
Tony keek om zich heen. Ze hadden hem laten vallen in een berg afval bij de deur van een soort stal. Daaraan grenzend lag een druk bevolkt terrein dat een combinatie leek van een marktplaats in de openlucht en een handelsplaats voor ambachtslieden. Aan de rand van die ruimte rezen klippen en steilten omhoog die Tony aanvankelijk voor natuurlijke geologische formaties hield. Maar toen zag hij de talloze kleine vensters met openslaande ramen en boven elkaar geplaatste balkons en terrassen vol struikjes en bergbloemen, van waaruit de beter gesitueerde leden van het Kleine Volk hun broeders op de overvolle marktplaats beneden konden gadeslaan.
De dwergenmarkt bestond uit honderden vrolijke kramen met luifels en banieren vol ideogrammen en totemachtige versieringen. Verkopers verkochten voedsel en kleding, huishoudelijke artikelen, juwelen, tapijten, wapens, kruiden, roesmiddelen, parfums en medicijnen. Een grote groep had zich verzameld rondom een veiling van hipparions en bekeek de halftamme, dansende en springende kleine beesten met een mengeling van wantrouwen en nieuwsgierigheid. Een andere groep had zich verzameld voor een drukversierde tent die aan de zijkanten open was en wachtte op zijn beurt om naar binnen te kunnen gaan. Rondom de tent stond een erewacht van reuzen die standaarden droegen versierd met rijen goudvergulde schedels. De lucht weergalmde van het roepen der kooplui, het gelach en geschreeuw van de kopers en kijkers en de muziek van rondzwervende kaboutermuzikanten. 'Naar voren met hem,' zei de zwart bepantserde reuzin met de rode ogen.
Tony werd overeind gezet en stond te trillen en te knipogen. De bespikkelde herteleren kleding die hij als camouflage had uitgezocht toen hij uit Nionel ontsnapte, was bevlekt met bloed en een allegaartje van andere vlekken.
'Hij ziet er te goor uit om zo aan Hunne Hoogheden voor te stellen,' merkte een reuzin op. 'In Té's naam, zoek een of andere chalikodeken of een jas zodat hij er tenminste een beetje presentabel uitziet.'
'Direct, Grote Kapitein!' Een van de dwergen scharrelde weg en keerde terug met een redelijk schone poncho van groen leer. Die werd over Tony's hoofd getrokken waarna de Verschrikkelijke Skathe knikte en haar gevangene duidelijk maakte dat hij haar moest volgen. De twee dwergen, die zaagvormige hellebaarden droegen, kwamen hen achterna. Terwijl ze zich een weg door de menigte baanden, kwam Karbree de Worm weer te voorschijn en accepteerde het saluut van zijn kleine volgelingen. Hij had zich voor de koninklijke ontvangst opgeknapt en zijn eenvoudige gevechtstenue vervangen door een paradepantser dat bijna even mooi was als dat van Skathe.
'Goeie vangst, Worm,' merkte zij bij wijze van begroeting op. 'Zijn geest lekt als een vergiet. Té mag weten wat Hunne Hoogheden met zijn informatie moeten beginnen, maar vermakelijk als de hel is het wel.'
'Die Minderen zitten altijd vol verrassingen,' zei Karbree joviaal. 'Dom geluk dat we over hem en zijn bewakers struikelden aan de bovenloop van de Seekol. Normaal gesproken komen we daar nog op geen twintig mijl afstand in de buurt. We nemen meestal de hoofdroute langs de Pliktol. Maar iemand van onze jongens had iets gehoord over een geheime plaats waar zwammen zouden groeien als vlooien op een beerhond, zelfs in hoogzomer, dus maakten we een omweg. Natuurlijk vonden we geen paddestoelen.' Ze kwamen bij de menigte die de koninklijke tent omringde. Een van de dwergen baande zich een weg met de stompe kant van zijn hellebaard, schreeuwend van jewelste. 'Opzij, verdomme! Maak plaats voor de Grote Kapitein en de Held Karbree de Worm!' Het gewone volk week grijnzend en druk pratend achteruit. Enkelen trokken lelijke gezichten naar Tony of probeerden op zijn tenen te trappen terwijl hij verder schuifelde. Toen waren ze binnen het grote paviljoen dat vol was met edelen van de Firvulag, sommigen volledig bewapend, anderen losjes uitgerust. Toen het rumoer uit die menigte wat bedaarde, kon Tony een hele rij suppoosten horen die hen aankondigde. Een angstaanjagende wildeman, die door Skathe liefdevol met Medor werd aangesproken, kwam hen halen en zei: 'De ambachtslui brengen op dit moment de Zingende Steen naar binnen. Je kunt direct daarna aan de beurt zijn. Kom mee, dan zorg ik dat je vooraan komt. Zoiets heb ik nog nooit gezien.' Een dwerg duwde Tony verder en dus volgde hij Karbree naar de rand van een ruimte die met rode en gouden koorden was afgezet. Koning Sharn en koningin Ayfa zaten op een kleine verhoging aan een kant ervan, geflankeerd door dragers van hun standaarden. Ze droegen luchtige kleren in blauw en groen, met zilveren strepen en identieke diademen van zilver. Kabouterachtige pages draafden af en aan met schalen fruit en zoetigheden, bier en schenkkannen in emmertjes sneeuw en kleine geschenken van hen die gunsten wilden. Aan de linkerkant van de monarchen zaten de koninklijke schrijvers, druk in de weer met het accepteren van verzoekschriften, klachten, voorstellen en aanklachten. 'Moge het de Hoge Koning, de Hoge Koningin en de Hoge Raad van de Firvulag genoegen doen,' kondigde de voornaamste kamerheer aan. 'Het Gilde van de Edelsteenbewerkers, met als president de Eerwaarde Yuchor Secuurklauw, brengt hier de nieuwe Grote Trofee in de hoop op instemming en acceptatie door het volk van de Firvulag.'
De menigte hield van verbazing de adem in. Tien leden van het Kleine Volk met de attributen van hun Gilde en aangevoerd door hun president, brachten met moeite een verrijdbaar onderstel naar de tronen waarop de Zingende Steen rustte. Het was een enorme beril, doorzichtig blauwgroen met een zwakke kern van pulserend licht. Deze had de vorm gekregen van een veldstoel van het type dat door leden van de koninklijke families van Firvulag en Tanu werd gebruikt wanneer ze hun accolade schonken aan helden tijdens het heetst van de strijd gedurende de Grote Veldslag. In doorsnede had het een flauwe U-vorm, zonder rug maar met gekrulde armleuningen. De poten en de hoeken waren gesneden in de vorm van heraldische gevleugde schepsels met vaag reptielachtige vormen, de gevleugelde draken van het oude Duat. Heel het beeldhouwwerk werd geaccentueerd door en was licht ingelegd met een kostbare platina-rhodiumlegering. Een groen kussen van zijde met kwastjes en brokaat, vervaardigd van dezelfde materialen, lag op de zitting.
'Deze Grote Trofee,' ging de heraut verder, 'zal het symbool zijn van het Nieuwe Tijdperk van Antagonisme tussen het Kleine Volk van het Veelkleurig Land en hun verachtelijke Aartsvijanden tot in lengte van tijden!'
Een hevig rumoer brak los, toejuichingen en strijdkreten, hartgrondige vervloekingen en verward geschreeuw. 'Dood aan alle Tanu!' en 'Ylahayll Aiken-Lugonn!'
De koning en de koningin hieven hun armen om tot stilte te manen zodat de heraut zijn aankondiging kon voltooien. 'Deze Zingende Steen zal worden toegekend aan de strijdcompagnie die als overwinnaar te voorschijn komt in de strijd die dit jaar gehouden zal worden op het traditionele Veld van Goud der Firvulag. Hij is zo vervaardigd dat hij lieflijk zingen zal met honderden stemmen, maar enkel wanneer de werkelijke Hoge Koning van het Veelkleurig Land erop plaats neemt. Zou een parvenu of een koning van minder allooi de Steen willen bestijgen, dan zal de dood en niet lieflijke muziek zijn deel zijn!'
Nogmaals steeg er een oorverdovend rumoer op vanuit de verzamelde edelen der Firvulag. Velen van hen lieten voor een ogenblik hun illusoire lichamen zien waardoor gloeiende groteske en nachtmerrie-achtige verschijningen te voorschijn kwamen te midden van de goedgeklede, kleurige reuzen en dwergen. De president van het Gilde der Edelsteenbewerkers kwam nu naar de verhoging terwijl zijn ondergeschikten de trofee van het wagentje tilden.
'Hoge Koning, Hoge Koningin! Verenigde Soevereinen van Hoogten en Diepten! Monarchen van de infernale Oneindigheid, Vader en Moeder van alle Firvulag, onweersproken Heersers over deze Wereld, manifesteert u!'
Met een zwierig gebaar stapte de dwerg ter zijde en gebaarde naar de wachtende stoel. Sharn keek er bedenkelijk naar, maar bewoog zich niet.
'Weet je zeker dat dit ding goed is afgesteld?' vroeg Ayfa, terwijl ze streng met een vinger naar de Eerwaarde Yuchor Secuurklauw wees.
De man van het Gilde rukte de muts van zijn hoofd en viel op zijn knieën. 'Oh ja, Hoge Koningin!'
'Na jou, sehat,' zei Ayfa tegen haar echtgenoot. Sharn schreed majesteitelijk naar de Steen, nam een waardige houding aan toen hij ervoor stond en liet toen het koninklijke achterste zakken. Acht muzieknoten schalden. Ze klonken als klokken van grote afmetingen die op de een of andere manier de boventonen van de buitenaardse stemmen in zich hadden opgenomen. Ze zwollen aan tot fysieke aanwezigheden, ze werden niet enkel gehoord maar ook gevoeld, elkaar weerspiegelend en versterkend met bewonderenswaardige muzikale vibraties. De acht muzieknoten leken een weerklank op te roepen uit de aarde zelf, uit de omringende rotsen van de berg, uit de bloedeigen botten van de toehoorders. Iedere herhaling van de muzikale frase klonk luider dan de voorgaande, glorieuzer, pijnlijker:
Bijkomend van zijn eerste verbazing, begon Tony Wayland te lachen. Het geluid ging verloren in het zingen van de Steen, maar koning Sharn merkte het toch. Hij stond op. De muziek verstierf in een weerkaatsend diminuendo, waardoor Tony's halfgekke gegiechel een vreemd contrapunt werd, totdat hij zich realiseerde dat al die buitenaardse geesten nu vol woede op hem gericht waren. Zich verslikkend in de resten van zijn gelach, mompelde hij: 'Wel wat zal ik zeggen ... het is ... ik bedoel, het is . ..' Hij begon een liedje in dezelfde toonsoort te neuriën dat zich op een griezelige manier vermengde met het nog naklinkende Lied van de Steen. 'Het moet een grapje zijn . . . door die verdomde Denny Johnson of iemand anders. Weia! Waga! Woge du Welle, walle zur Wiege, wagala weia .. .'
Een spierwitte schorpioen zo hoog als een huis met lichtgevende ingewanden torende ineens boven Tony, Karbree, Skathe en de andere dwergen uit. 'Kop dicht!’
De Worm haalde de schouders op. 'Hoge Koning, het is maar een kleine leip die we onderweg hebben gevonden. Wacht tot u zijn verhaal hebt gehoord.'
Sharn draaide rond en nam zijn gewone vorm weer aan. Hij hief zijn armen en de woedende uitroepen die Tony's onverwachtse optreden hadden vergezeld, namen af. De koning zei: 'We danken de trouwe leden van het Gilde der Edelsteenbewerkers en hun president, Yuchor Secuurklauw, voor een werk dat zo goed is verricht. Laat deze Zingende Steen nu naar de Koninklijke Schatkamers worden gebracht opdat hij veilig bewaard blijft tot aan de dag van het Grote Toernooi over tien weken.'
Applaus klaterde op. Ayfa kwam naar voren en boog zich fronsend over de in elkaar gedoken metallurg die nu stevig door dwergen werd vastgehouden. Bewakers hadden hun hellebaarden onder en langs zijn keel gekruist.
'Wie is dit miserabele kreng?' vroeg de koningin kortaf. 'Dat,' zei de koning, 'moesten we nu maar eens gaan uitvinden.'
Ik had haar onvoorstelbaar lief, maar ze was volstrekt niet te bevredigen (zei Tony Wayland) en ik wist dat ik eraan onderdoor zou gaan tenzij ik een rustpauze kreeg. Ik bedoel ... als ik mijn zilveren halsring nog had gehad, zou het geen punt zijn geweest. Maar zonder dat, met een blote nek .. .
Hoe dan ook, ik kreeg mijn vriend Dougal te pakken die ook een bruid onder de Huilers had genomen tijdens het Grote Liefdesfeest. Het was hem aan te zien dat hij net als ik aan het einde van zijn krachten was en dus namen we op een donkere nacht de benen om te proberen naar Goriah en naar Aiken Drum te gaan. Jullie weten dat hij halsringen heeft beloofd aan iedereen die zich achter hem schaart... Weten jullie dat? . . . Heeft ie dat niet? Christus, je kan vandaag de dag ook niemand meer vertrouwen . . . Ja. Nou goed, Dougal en ik besloten uit de buurt van de Nonol en de Pliktol te blijven, want rond die rivieren barst het van de Huilers. In plaats daarvan volgden we de Proto-Seine, jullie noemen die de Seekol. We wisten namelijk niks over die reusachtige hyena's, weet je.
We trokken een dag of twee voort, stroomopwaarts, totdat we in een stuk oerwoud kwamen waar haast geen doorkomen aan was. Toen vonden we die doodlopende vallei laat in de namiddag. Daar zagen we die kisten, ik bedoel, die vliegtuigen, op een open stuk grond met grote bomen. Godallemachtig, dat was een schok! Daar stonden die verdomde grote vogels op stelten onder de mammoetbomen met mensen die ermee bezig waren en er God weet wat mee deden. We bleven de hele rest van de middag in de struiken en daarna waren we van plan om de benen te nemen. Maar we zagen dat ze een van de kisten klaarmaakten om de lucht in te gaan en ik bedoel maar, zouden jullie op zo'n ogenblik zijn weggegaan? We bleven daar dus tot laat in de avond hangen. En ik mag verdomd zijn als het niet waar is, maar dat schip was een rhomachine, zo'n gravomagnetische toestand die eigenlijk op precies dezelfde principes werkt als die eivormige vliegtuigen uit het Bestel. Hoe die ongeluksdingen ooit in het Plioceen terecht zijn gekomen ...
Oh? .. . Dezelfde die ze bij Finiah gebruikten? . .. Vervloekt! Nou, hoe dan ook, we keken toe hoe er eentje de lucht inging en weer naar beneden kwam. Tegen die tijd was het donker, dus we moesten daar ons kamp opslaan. Toen kwam die meute hyena's en als Dougal niet zo mooi met zijn zwaard om zich heen had geslagen, dan zouden die krengen ons aan stukken hebben gescheurd. We maakten zo'n kabaal toen we die beesten op een afstand probeerden te houden, dat je er de doden mee wakker had kunnen maken. Dus kwamen er lui uit dat kamp van die Minderen en die hielpen ons om de laatste hyena's weg te krijgen. Maar een van die kerels herkende me en toen zat ik mooi in de puree. In Finiah droeg ik namelijk een zilveren halsring. Toen de Minderen die stad overmeesterden en mij gevangen namen en die halsring afhakten, kon ik kiezen. Voor hen werken of mijn darmen eruit laten halen. Dus ik werkte mee en wachtte mijn tijd af en ging er met Dougal vandoor toen zich een goede kans voordeed. Ik was van plan naar Goriah te gaan en me bij Aiken Drum te voegen, maar Dougal en ik werden door de Huilers verrast en ... ah, shit. Dat kan jullie niks schelen. Nou goed. Toen die man, Orion Blauw, me herkende en me een verrader noemde waren er een paar Minderen die me meteen ter plekke wilden ophangen. Dougal ook natuurlijk. Maar hun leider, een vent met een gouden halsring die Basil heette, zei dat we mee moesten worden genomen naar Verborgen Bron om daar berecht te worden door Commandant Burke. Dus gingen we op weg. En we waren op pad met Blauw en die andere bewakers toen jullie bende ons in een hinderlaag liet lopen. De rest weten jullie. Toen ik zag hoe die arme ouwe Dougal onderuit ging en de rest van de Minderen in mootjes werd gesneden, vond ik het tijd worden om voorzichtig te zijn. Dus schreeuwde ik luidkeels wat over dat vliegtuig. En die knaap van jullie, dat Wormgezicht, besloot me hierheen te brengen om jullie een bezoek te brengen. Helemaal onder de indruk, neem ik aan. Nou, rooster nou m'n hersens maar en wees vervloekt. Watte? ... Ja, er waren maar twee vliegtuigen. We zagen er ééntje in werking. Maar die andere had verbrande vegetatie rondom de landingspoten, dus ik wil maar zeggen. Het zag er niet kapot uit. Mensen waren ermee bezig. Ze sleepten er uitrusting in en uit terwijl wij keken.
Hoeveel? Nou ja, we hebben ze toen natuurlijk niet precies geteld. Laat me es denken. Toch zeker wel vijfendertig man, misschien meer... Reken maar dat er bewakers waren! Sommigen bewapend met ijzeren speren en pijlen en een of ander groot zwart wijf met een verdover nota bene ... natuurlijk hadden ze het niet over hun plannen met die vliegtuigen waar ik bijstond! Ik ben een smerige verrader, weet je wel? Tony de draaikont! Ik verraadde eerst de Tanu door voor het leven te kiezen terwijl ik de Minderen hun gang liet gaan om mij die halsring af te hakken. Daarna verraadde ik de Minderen door uit de IJzeren Dorpen de benen te nemen. Daarna verraadde ik de Huilers door mijn vrouw in de steek te laten. En als jullie me hier maar lang genoeg in de buurt houden, zal ik voor jullie ook mijn best doen! Walala weiala weia!.. .
'Wat denk jij van zijn verhaal?' vroeg Ayfa aan Sharn nadat ze Tony hadden weggebracht.
'We weten dat er een expeditie naar het oosten is gegaan, naar het Scheepsgraf. Nu weten we ook dat die dus succes had.' 'Wat gaan we daaraan doen, Hoge Koning?' vroeg Skathe. 'Er kan nu geen sprake meer zijn van een bondgenootschap tussen Firvulag en Minderen in de Oorlog der Schemering. De mensen zullen die vliegmachines ook tegen ons gebruiken.'
De koning en de koningin zaten aan een kleine tafel met Skathe en de veteraan Medor. Ze hadden zich voor de ondervraging van Tony teruggetrokken in een met gordijnen afgesloten deel van de koninklijke tent en dronken nu gekoeld bier uit grote glazen bekers.
Sharn zei: 'Ik moet jullie aandacht vestigen op het feit dat de Vallei van de Hyena's verdraaid dicht bij Nionel in de buurt ligt.' 'Denk je dat de Huilers heimelijk bij die vliegtuigen betrokken zijn?' Medor veegde het schuim van zijn gesleten bovenlip. 'Daar kun je zeker van zijn,' zei de Firvulag-koning. 'We waren al bang voor zoiets,' zei Ayfa somber, 'na die zaak met die bruiden. Fitharn heeft dat onderzocht terwijl hij op zijn diplomatieke missie in Nionel was. Zijn volledige rapport is morgen klaar om aan de Hoge Raad van de Firvulag te worden voorgelegd. Sugoll doet nog steeds alsof hij trouw is aan Hoog Vrazel. Zijn mensen werken als bevers zo hard om het Veld van Goud tiptop in orde te krijgen voor het Grote Toernooi. Maar wat samenwerking betreft in de Oorlog der Schemering, vergeet het maar. Al de Huilers hebben hun lot verbonden aan dat van de mensen en daar zullen we het mee moeten doen.'
'Toch zullen we iets aan die vliegmachines moeten doen,' hield Skathe vol. 'Maar dat zal niet meevallen. Je hoorde wat die hufter zei. .. de Minderen bewaken die vliegtuigen met ijzer.'
'En als we er nu met een flinke macht naar toe gaan, verraden we Sugoll te vroeg wat we van plan zijn. En Aiken Drum.'
'Naai zijn oren,' gromde Skathe. 'Konden we die vliegmachines zelf maar gebruiken!'
Medor lachte treurig. 'Geen schijn van kans! We hebben nog maar een handjevol Eerstkomers over die zich de evacuatie uit Breedes Schip uit eigen ervaring herinneren. En ik denk niet dat er eentje onder hen is die een energiegeleider van een chip kan onderscheiden. Té weet dat ik het niet eens weet en van de hele Hoge Raad lijk ik nog het meest op een technicus .. . Nee ... die dingen zijn voor ons van geen waarde.'
'Misschien niet,' zei Sharn. Een glimlach begon zich langzaam rondom zijn brede mond te plooien. 'Maar bekijk het eens zo. Wij hebben gejammerd over het feit dat het leiderschap van de Aartsvijand in handen is gekomen van een miserabel mens. En die heeft zich daar in Goriah stevig genesteld, al zouden Celo en Nodonn daar nog zo graag verandering in brengen. Ze krijgen Aiken nooit uit dat Glazen Kasteel met een paar honderd ridders. Zelfs niet als ze het heilige Zwaard gebruiken.' 'Ons Zwaard!' zei Medor met verstikte stem. 'Wie weet dat beter dan ik?' schreeuwde Sharn. 'Mijn grootvaders grootvader hanteerde het in de eerste Grote Beproeving bij het Scheepsgraf! En wanneer de Oorlog der Schemering over ons komt, dan zal ik het voeren ... als een bepaald idee dat net bij mij op is gekomen, tenminste vrucht draagt.'
'Ik denk dat ik het begrijp,' riep Ayfa uit. 'En Nodonn is betrouwbaar, ook al is hij dan de Prins van de Lullen. Als hij iets heeft beloofd, houdt hij zijn woord.' 'Wie?' wilde Skathe weten. 'Wat? Hoe?’
Sharn legde het uit. 'We vertellen Nodonn over die twee vliegtuigen. Je weet dat onze Aartsvijand nog een zekere technische kennis heeft bewaard. Celadeyr van Afaliah en Thufan Donderhoofd zijn allebei scheppers, allebei tevens Eerstkomers. Wat ligt er meer voor de hand dan dat zij tenminste enige kennis bezitten over deze vliegende machines? In de bibliotheken van hun steden desnoods.'
Medor onderbrak opgewonden: 'En als de Tanu kans zien er met die machines vandoor te gaan, dan zijn ze voor ons niet langer een bedreiging! Nodonn zou ze nooit in de Oorlog der Schemering gebruiken. Daarvoor is hij te ridderlijk.'
'Maar hij zou ze tegen Aiken Drum wel gebruiken,' zei de koningin.
Medor leunde achterover in zijn stoel en lachte zich de longen uit zijn lijf. 'Nodonn brandt Aiken tot stof vanuit de lucht met een veredelde Vliegende Jacht nog voor het Grote Toernooi zelfs maar kan beginnen! Hij neemt de macht als Koning van de Tanu over! Geweldig! En in ruil voor onze hulp ...'
'Geeft hij mij het Zwaard,' zei Sharn. 'Zodra hij Goriah heeft veroverd. Hij zal ervoor moeten zorgen dat hij zijn eigen Speer onbeschadigd uit handen van de overheerser krijgt.' Het gezicht van Skathe de reuzin was verwrongen van bewondering. 'Hoge Koning, jouw wijsheid gaat alle maat te boven!' Sharn dronk een beetje bier. 'Oh, dat weet ik niet.' Hij knipoogde naar Ayfa. 'Maar misschien krijg ik zo af en toe een echt goede ingeving...' 'Wanneer wil je met Nodonn contact zoeken,' wilde Medor weten.
Het gezicht van de koning werd ernstig. 'Ik zal Nodonn nog vanavond zien te bereiken. Ik leg alles aan hem voor. En hij zal het accepteren, daar verwed ik mijn troon onder. Wanneer ik morgen de Hoge Raad toespreek, is de hele overeenkomst misschien al uitgewerkt.'
Medor kwam overeind om te vertrekken. 'Moet ik Karbree zeggen dat hij die kerel opruimt?'
Skathe keek nadenkend. 'Geef hem voor een tijdje aan mij.' Ze lachte bij het zien van de twijfelachtige uitdrukkingen op de gezichten van de anderen. 'Jullie kennen me, traditioneel in hart en ziel. Afgezien daarvan, het is misschien geen gek idee om de hele zaak grondiger uit te zoeken en uit te vinden of die Huilers echt wat van plan zijn.'
Sharn en Ayfa en Medor keken geshockeerd.
'Nou ja, je weet het nooit tot je het hebt geprobeerd,' zei de reuzin op redelijke toon.
6
De dageraad was bijna aangebroken in Afaliah en de eerste euforie die het gevolg was van de ontmoeting met de Firvulag-koning begon weg te ebben.
Nodonn, zijn broeder Kuhal en Celadeyr zaten in de volkomen overhoop gehaalde bibliotheek van de citadel en dronken met cognac aangelengde koffie. De vloer was bezaaid met opzij gegooide AV-opslagkristallen, het gevolg van een verwoede en bijna maniakale speurtocht naar prisma's die gegevens en vlieginstructies bevatten voor de antieke vliegende machines. Die waren ten slotte gevonden in een kast waar ze niet hoorden en nu was Celadeyr bezig de visuele weergaven ervan op de grote monitor zichtbaar te maken terwijl de beide anderen mogelijke actieplannen bespraken.
'Moet je eens zien,' zei Celo, terwijl hij een detail uit de afbeelding van een diagram vergrootte. 'Ik vergat helemaal die grote laadruimte achter in het staartstuk. Als je ze echt een beetje dicht op elkaar schuift, kunnen daar misschien wel tweehonderd ridders in. Op die manier kun je vierhonderd eersteklas vechters meenemen voor je invasie van Goriah. Dat aantal hebben we, en zelfs meer dan dat tegen de tijd dat Thufan met zijn Jacht overmorgen uit Tarasiah hier komt.'
'Het is Tana's goede geluk dat die ouwe Donderhoofd die machines vliegen kan,' zei Nodonn. 'Maar jij, Celo ...'
ik heb zes uur instructie gehad op Duat!' bulderde de veteraan.
'Meer dan iemand anders.'
'Maar duizend jaar geleden,' zei Kuhal zo neutraal mogelijk. 'De vlieghandleiding is dóódsimpel,' zei Celo kwaad. 'Er is geen ingewikkeld gestuur voor nodig. We hoeven het ding alleen maar in de zweefstand te zetten, goed afgeschermd en onzichtbaar, en dan nemen we die kleine gouden bastaard van dichtbij met het Zwaard onder vuur. Dat sigmaveld zal hem niet helpen als we de bodem onder zijn reet wegbranden!'
'En toch,' zei Kuhal, 'zou het misschien beter zijn als een van de jongere scheppers ...'
'We hebben geen tijd om een ander van het begin af alles te leren,' hield Celo vol. 'Ik kan het, verdomme! Stop me vol met calciumpagamaat en laat Boduragol me kort onder handen nemen om die oude stuurreflexen weer op te poetsen en dan vlieg ik als een fruitvliegje in de paartijd! Ouwe Donderscheet kan me controleren voor we de Vallei der Hyena's uitvliegen.'
'Als we dat doen,' zei Nodonn, diep fronsend terwijl hij nog meer cognac in zijn beker goot. 'Ik denk dat het onderscheppen van die vliegtuigen het meest kritieke punt van de hele onderneming is. Er met die vliegmachines vandoor gaan zonder dat Aiken er de lucht van krijgt.'
'De spionnen van dat jong zijn overal,' zei Celo. 'En Sharn heeft me verteld dat de leider van de technici bij het vliegtuig een gouden halsring draagt. Het ligt nogal voor de hand dat de Minderen liever Aiken Drum over het Veelkleurig Land zien regeren dan mij, dus als we die mensen in de Vallei der Hyena's niet met de grootste omzichtigheid overvallen, dan zouden ze Aiken wel eens kunnen waarschuwen. Daardoor zou het verrassingselement van onze aanval op Goriah verloren gaan. En dat zou fataal voor ons kunnen zijn.'
'We zullen ze trakteren op een Vliegende Jacht,' zei Celo trots. 'We moorden dat hele nest uit, precies als in de goeie ouwe tijd!' Het lachen van Apollo klonk droevig. 'Ik ben niet meer de Strijdmeester die ik in die gouden tijd was en die mensen zijn niet langer de laffe prooi van weleer. Ze zijn goed bewapend en er kunnen er wel veertig of meer zijn die de vliegtuigen bewaken. Niemand mag de kans krijgen om te ontsnappen, zelfs niet om alarm te slaan. Zelfs als ik nu nog het vermogen bezat om een compleet Jachtgezelschap helemaal van Koneyn naar de Hercyniaanse Wouden te dragen, dan nog zou ik het niet proberen. Zo'n inspanning zou me uitputten en ik zou aan de invasie van Goriah mee moeten doen terwijl ik gevaarlijk verzwakt was.'
'We zouden kunnen wachten tot je verder bent hersteld ...' begon Celadeyr.
Nodonn stak in tegenspraak zijn hand op. iedere dag dat we wachten, herstelt Aiken Drum verder van zijn eigen kwetsuren. Mercy heeft me goed op de hoogte gehouden van zijn vooruitgang. Ze neemt zelfs, zij het tegen haar wil, deel aan zijn genezing. Nee. Als we de overheerser willen vernietigen, moeten we zo snel mogelijk toeslaan.'
'Waar ben je zelf dan voor, Broeder?' vroeg Kuhal. 'Ik zou slechts een handjevol van de krachtigste en moedigste ridders meenemen. We zouden zonder chaliko's naar het noorden moeten vliegen op de vleugels van een metapsychische stormwind om vervolgens die Minderen in de Vallei der Hyena's met geestkracht te vernietigen. Geen fysiek geweld. Geen ridderlijke confrontaties. Geen Jacht.'
Nodonn glimlachte toen hij de snel onderdrukte woede opmerkte die uit het bewustzijn van de oudere kampioen sijpelde. 'Je ziet, Celo, hoe diep ik bereid ben te vallen. De Minderen vechten niet aan de hand van onze strijdcodes. Dus ben ik bereid bruikbare middelen, die wij oneervol vinden, zelf toe te passen.' Celadeyr aarzelde even, maar zei toen: 'Als je Aiken Drum oneervol bevecht zou het volk van de Tanu je wel eens kunnen verwerpen. Hij is de gekozene van Mayvar de Koningmaakster en daarin bevestigd door het Conclaaf.'
'Ik zal de overheerser volgens onze oude rituele gebruiken tegemoet treden,' verzekerde Nodonn hem. 'Zwaard tegen Speer. We zullen de heilige strijd vervolgen die door het onderlopen van de Witte Zilvervlakte werd onderbroken.'
De opluchting van de oude schepper was duidelijk zichtbaar. 'Dat is voldoende. Wat de diefstal van de vliegtuigen betreft: je voorstel is stoutmoedig, maar er kleven gevaren aan. Die mens met de gouden halsring hoeft maar één enkele gedachte uit te zenden en ons werk is vergeefs.'
'Leefde Cull nog maar,' zei de Strijdmeester. iemand met zijn agressieve penetratievermogen zou van onschatbare waarde zijn op een missie als deze. Hij zou hun afzonderlijke identiteiten kunnen vaststellen, hun vermoedens in slaap wiegen en hun mentale geschreeuw kunnen onderdrukken.'
'De echte eersteklas geestbuigers zijn overgelopen naar Aiken, of nog erger, naar Dionket en zijn pacifisten. Mijn eigen Boduragol is een prachtkerel, maar niet echt de man voor situaties onder spanning. Niemand van zijn ondergeschikten in het Huis der Genezing is geschikt om met menselijke blootnekken te werken. Het is duivels moeilijk om Minderen in hun geest aan te grijpen wanneer ze geen zilveren of grijze halsringen dragen. En die drager van goud is een echte taaie.'
'Was Mercy maar bij ons!' riep Nodonn uit. 'We hebben een mens nodig om met mensen af te rekenen.'
Kuhals koffiebeker kwam met een smak op de tafel terecht. Zijn gezicht verhelderde helemaal. 'Natuurlijk,' fluisterde hij, 'natuurlijk!'
cloud: Ik ga het doen.
hagen: Je bent gek. Of je valt voor die buitenaardse om van je gevoelens voor die arme Elaby af te komen. cloud: Rotzak! (pijn.)
hagen: Oh, Jezus! Het spijt me ... Maar je kunt jezelf op zo'n manier niet weggooien. We zijn er zo dichtbij. Als we die verdomde FH-4 kunnen repareren, trekken we morgen over het Rif Gebergte. Ik kan nauwelijks wachten om die watervallen te zien! En daarna, hoeveel tijd kan het dan nog kosten? We monteren al de terreinwagens aan elkaar, zeilen over de Middellandse Zee, kruipen om de Balearen heen en zitten dan al bijna boven op Afaliah. We willen dat je ons daar tegemoet komt, liefje, in plaats van ervandoor te gaan voor een bespottelijke onderneming met je buitenaardse vriendje.
cloud: Ik kan ervoor zorgen dat Nodonn de vliegtuigen krijgt die hij voor zijn aanval op Aiken Drum nodig heeft. Als ik de buitenaardsen help met mijn penetratievermogen, dan kan ik vrijwel garanderen dat niemand van de menselijke bewakers alarm zal slaan. Ik zal mensenlevens redden, dat is belangrijk voor mij, voor jou misschien niet. Ik kan het hele stel buiten bewustzijn houden en dan kunnen ze als gevangenen mee terug worden gevlogen, terwijl de buitenaardsen het plan hadden ze ter plekke te vermoorden! Voor mijzelf is er nauwelijks gevaar als ik vermijden kan doorzeefd te worden door een Husky.
hagen: Husky? Christus, Cloud! Hoe komen die Minderen aan echte wapens? Ik dacht dat er alleen maar pijlen en bogen waren...
cloud: Daar weet ik ook het fijne niet van. Maar het is zeker dat er moderne wapens zijn gebruikt, zowel door de Minderen als door het elitekorps van Aiken Drum. hagen: Godver.
cloud: Het kleine scenario dat Kuhal en Nodonn hebben uitgewerkt voor de Vallei der Hyena's moet veilig genoeg voor me zijn. Ik maak me geen zorgen.
hagen: Wel, alle geluk, zuster. Maar luister! Onder geen enkele omstandigheid mag je meedoen aan de invasie van Aiken Drums magische kasteel.
cloud: Wees maar niet bang.
hagen: Denk aan de tijdpoort. De rest van ons rekent op jou om te bemiddelen bij vader. Die blijft niet voor altijd in de regeneratietank, éls hij daar al is. Wanneer die weer de oude is, zit hij zo weer boven op onze nek, net als in Ocala. En als er iemand is die hem kan bepraten, dan ben jij het.
cloud: Ik heb het keer op keer geprobeerd hem over het i-kanaal te bereiken, maar hij geeft geen antwoord. Hij moet wel in de tank zijn. Tenzij ... Hagen, je denkt toch niet dat hij ...
hagen: Stel je niet aan.
cloud: Nou ja, Felice doodde Aiken bijna. En als ze echt een d-sprong naar Noord-Amerika heeft gemaakt, is ze misschien rechtstreeks in zijn laboratorium terechtgekomen, schermen of geen schermen. Ze reed ten slotte op zijn perifere golflengte waarmee hij over afstand waarnam.
hagen: Die leeft nog, de schoft.
cloud: Is het jou nog gelukt om telepathisch met Manion te spreken?
hagen: Nee. Veikko blijft het proberen, maar hij heeft over dat kanaal niet zoveel vermogen als die ouwe Vaughn en we durven het niet aan om een ongemoduleerde oproep uit te zenden. Niet dat iemand van de anderen op Ocala ons de waarheid zou durven vertellen . ..
cloud: Ze zijn gekomen. Het is tijd voor me om te gaan.
hagen: Wees voorzichtig. Wees heel voorzichtig.
cloud: Jij ook. Neem een driedimensionale opname voor me mee van die watervallen bij Gibraltar. Dat moet een geweldig gezicht zijn ...
Een paar snippenjagers uit het kamp van de Minderen in de Vallei der Hyena's vonden Dougal. Een week na de hinderlaag van de Firvulag was hij nog steeds in leven, razend in ijlkoortsen en overdekt met geïnfecteerde wonden en insektebeten. Hij had kans gezien zijn eigen spoor over twintig kilometer in omgekeerde richting te volgen en was daar langs een moerassig pad in elkaar gezakt, even zuidelijk van de vallei waar de vliegtuigen waren verborgen. 'Zo gaarne stierf ik een droge dood,' murmelde Dougal terwijl zijn redders hem uit de modder trokken. 'Voorwaar, Morisca, mijn kleine lichaam is vermoeid van deze wereld.' 'Soms vind ik het zelf ook nogal vervelend,' zanikte Sophronisba Gillis op haar zeurtoon. 'Hoe ben je aan Orion en de anderen ontsnapt, zuigsmoel?'
Maar Dougal kon enkel onsamenhangend mompelen. Later, toen ze het kamp binnenkwamen, kwam hij kortstondig tot zijn positieven toen hij de twee geparkeerde vliegmachines zag en kreunde: 'Helaas! Arme valken, nog zo trots torenend op hun hoge plaats!' Daarna viel hij weer in onmacht.
Phronsie en de andere jagers droegen de verslagen middeleeuwer naar de ziekenboeg. De duisternis was toegenomen en de bijna volle maan zond zoeklichtheldere stralen door de grote mammoetbomen die de zwarte toestellen zilver kleurden. Al de Bastaarden van Basil die geen dienst hadden, dromden samen rondom de verpleegtent waar de artsen Thongsa en Magnus Bell vergeefse moeite deden om hun vroegere gevangene die weer in hun handen was gevallen, tot bewustzijn te brengen.
'Het ziet er nogal hopeloos uit, Basil,' zei Magnus. 'Hij heeft een shock. Afgezien van alle wonden aan de buitenkant kon hij ook nog wel eens zijn milt gescheurd hebben. God mag weten hoe hij is blijven leven.'
'Haal al die lui hier toch weg!' mopperde Thongsa. Basil werkte de kleine menigte naar buiten, het maanlicht in. Hij zei tegen Phronsie: 'We moeten zien uit te vinden wat er met zijn bewakers is gebeurd. Of Dougal gewoon maar ontsnapte of dat ze werden overvallen door mensen van Aiken Drum of door Firvulag. Weet je zeker dat Dougal niets heeft gezegd waar we wat uit op kunnen maken? Geen enkele aanwijzing dat onze schuilplaats is verraden?'
De statige zwarte vrouw haalde de schouders op. 'Hij sloeg alleen maar dat Shakespeariaanse taaltje uit. Zijn gebruikelijke wartaal. Toen we hem hier binnen kregen, kletste hij iets over de vliegtuigen. Noemde ze trotse valken of zoiets.'
De ogen van de vroegere leraar uit Oxford werden wijder. 'Wat zei hij? Precies, bedoel ik?'
Een van de andere jagers kwam naar voren. 'Ik weet het weer! Het was: "Arme valken, trots torenend op hun hoge plaats."' Basils blik gleed omhoog naar de langpotige toestellen met hun neerwaarts gevouwen vleugels en staartstukken, de cockpits iets scheef naar voren als gebogen vogelnekken. Hij citeerde:
Een valk, trots torenend op haar hoge plaats werd door een uil op jacht gebeten en gedood.'
'Subhan 'llah!' hijgde de technicus Nazir.
'Eh . . . precies mijn gevoelens.' Basil raakte zijn gouden halsring aan. 'Hoe dubbelzinnig het ook moge lijken, ik denk dat Dougals kleine citaat maar voor één uitleg vatbaar is. En daarom ...' 'Hé, blijf staan waar je bent!' klonk een uitroep van de andere kant van het open terrein.
Ineens waren er meer stemmen, bonkende voetstappen en elektrische zaklantaarns die aan en uit flikkerden in de schaduwen achter vliegtuig Nummer Twee.
'Sta stil, verdomme, of ik laatje ter plekke doodvallen!' schreeuwde Taffy Evans.
De zoeklichten van de naderbij komende bewakers richtten zich nu allemaal op de stam van een sequoia waar een eenzaam menselijk vrouwenfiguurtje ineendook. Ze beschermde haar ogen tegen het licht. Toen kwam een figuur in een omvangrijke hoepelrok vol ruches en kant naar voren en gaf haar een ongenadige duw met een met ijzer beslagen speer. Ze barstte in tranen uit. Basil en de anderen waren met stomheid geslagen. 'Doe me geen pijn!' huilde de vrouw. 'Alsjeblieft niet.' De bewakers hadden haar nu ingesloten en brachten hun gevangene naar Basil en de anderen die hem nog steeds omringden. 'Ze is in elk geval helemaal menselijk,' riep Mister Betsy met smoezelige tevredenheid. 'Niet één van die ellendige buitenaardse vormveranderaars.'
'Natuurlijk ben ik een mens,' weeklaagde de vrouw. Ze leek te struikelen. Taffy Evans, die de verdover hanteerde, bracht het wapen snel naar zijn andere arm over en ving de gevangene op. Ze glimlachte naar hem.
'Hou die Husky op haar gericht, Taff!' De reïncarnatie van koningin Elizabeth I was onvermurwbaar in zijn strijdlust. 'Eén verkeerde beweging van haar kant en je knalt haar neer!' 'Ah, kom nou, Bets,' protesteerde de piloot. Terwijl de gevangene in het heldere maanlicht voor de ziekenboeg naar voren stapte, leek ze voor iedereen zo overduidelijk ongevaarlijk dat zelfs de bewapende bewakers zich zichtbaar ontspanden. Ze droeg een korte witlinnen broek en een geruit katoenen hemd dat onder haar borsten was vastgeknoopt. De blonde haren, op het voorhoofd door een kleine hoofdband bijeengehouden, waren schoon en glansden. Om haar schouders droeg ze een kleine rugzak. En hoewel ze nu vrijwel in tranen was, leek ze adembenemend mooi.
Basil stapte naar voren, de gouden halsring glansde in de open hals van zijn jachthemd. Cloud Remillard ging direct naar hem toe en zei: 'U moet professor Wimborne zijn.'
‘Ik ben bang dat ik nog niet de eer ...' begon Basil instinctief en toen werd hij overstroomd door een pijnlijk verdriet terwijl hij zich erover verbaasde hoe het mogelijk was dat hij Alice nog niet had herkend. Die geweldige Alice, Alice met de lange hals, Alice met de sluwe ogen die ontsnapt was uit Wonderland en die een tot stilte manende vinger tegen zijn lippen drukte en tegelijkertijd zijn geest smoorde die anders een waarschuwing had kunnen uitzenden waardoor Commandant Burke in Verborgen Bron alert zou worden.
'Nee, dat heb je inderdaad nog niet,' zei Cloud vriendelijk. Tegelijkertijd schoot haar penetratievermogen uit als de veelvoudige tentakels van een zeester, elke geest weerstrevend. Basil en zijn Bastaards verstarden hulpeloos onder de augustusmaan. De verdover en al de ijzeren wapens kletterden tegen de grond. Tranen van onmachtige woede glinsterden in de ogen van Mister Betsy, die een aangekleed wassen beeld uit Madame Tussaud had kunnen zijn als je niet lette op die tegenstrijdige snor en de kleine geitesik.
De twee artsen, die bij hun patiënt werden weggetrokken door de onweerstaanbare kracht van de kleine bedwingster, voegden zich slaafs bij de anderen.
'Zijn er nog meer?' vroeg Cloud in het niets en de atmosfeer antwoordde ontkennend. 'Nog niet!' zei de vrouw op gezaghebbende toon. 'Niet zolang hij de halsring nog draagt en we de kans lopen dat een overvloed aan adrenaline mijn beheersing overspoelt.' Basil keek toe hoe ze de rugzak afdeed en die openritste. Ze haalde er een draadschaar uit die aan boord van schepen werd gebruikt. Volkomen onmachtig knielde Basil gehoorzaam en boog zijn nek. Cloud knipte de halsring met één enkele beweging door en daarna viel de alpinist bewusteloos tegen de grond. 'Nu is het veilig,' zei Cloud.
De verlamde groep mensen zou het hebben uitgeschreeuwd als hun stembanden het niet eveneens hadden begeven. Vier grote fantomen materialiseerden in het maanlicht, smeulend opgloeiend in de natuurlijke straling van hun vitredur pantsers. Twee van hen straalden het kryptongroen uit van de scheppers, één blonk in de natriumglans die bij psychokinetische waaghalzen hoorde, maar de vierde, die hoog boven de anderen uitstak, straalde met de oogverblindende glans van de middagzon. De piloten, de technici, de artsen en de overige dapperen verloren hun moed toen ze hem zagen: Nodonn, die onweerstaanbare vijand van de mensheid, die gezworen had het Veelkleurig Land te zuiveren van alle tijdreizigers, onverschillig wat het kosten mocht. 'Je hebt het beloofd,' zei Cloud Remillard. De Apollo zuchtte: 'Ja.'
Met een pijnloze stoot tot in het merg zond de vrouw al de gevangenen tuimelend in het welkome duister en niemand van hen, zelfs niet de zich herstellende Dougal, werd weer wakker tot het moment waarop ze zich al twee dagen in de kerkers van Afaliah bevonden en de strijd tussen de twee rivaliserende Strijdmeesters al lang was beslist.
7
Mercy vond Sullivan-Tonn die in een volgepropte kamer zat ergens boven in de noordwestelijke toren van het Glazen Kasteel. Hij las Essais de sciences maudites en dronk Strega uit een Venetiaanse beker met een werkelijk schunnige vorm. 'Grote Koningin!' riep hij uit, terwijl hij zich haastte om het boek ondersteboven te draaien. Aan de beker kon hij jammer genoeg niets meer veranderen.
Haar gezicht was bleek, maar haar geest, slechts ten dele afgeschermd, leek in vuur en vlam te staan door een heftige emotie. 'Het spijt me dat ik je moet storen. Ik zou geen inbreuk hebben gemaakt op je privacy als het niet ging om een zaak van leven en dood.'
'Als ik iets doen kan . .Hij aarzelde toen hij haar aankeek. 'Heeft hij je iets gedaan? Heeft hij je gewond?' De deftige psychokineticus raakte verontwaardigd ondanks zijn eigen verlegenheid. Hij haastte zich naar Mercy toe, sloeg een arm om haar heen en bracht haar naar een stoel die in de koele bries stond die over zee kwam aangewaaid.
'Hij heeft alleen maar gedaan wat hij doorgaans doet,' sprak ze duister. 'Maar voor deze nacht om is, zal ik mij wreken. Wanneer jij me helpt, Sullivan.' 'Dat zal ik,' verklaarde hij.
'Jouw psychokinese, kun je daarmee elk slot openmaken?' 'Vast en zeker.'
'Ook die speciale die hij op de voorraadkelders onder in het kasteel heeft aangebracht?'
Sullivans ogen puilden uit. 'Je bedoelt toch niet de geheime kamers waar wapens uit het Bestel en dergelijke dingen worden bewaard. ..'
'Die bedoel ik precies. Kun je dat?' Ze moest nu haar overredingskracht en die ontzagwekkende psychocreatieve vermogens inhouden waarmee ze materie en energie naar haar hand kon zetten, om te voorkomen dat ze hem beangstigde. Het slot was een heel subtiel mechanisme dat haar eigen kunde te boven ging en beschermd was tegen geestelijke explosieve stoten. Sullivan, met zijn groot psychokinetisch vermogen, was haar enige kans om het hoogtechnologische wapenarsenaal onschadelijk te maken op zo'n manier dat Aiken er pas achter kwam als het al te laat was. 'Ik . .. ik kan het proberen, Scheppende Vrouwe.' Ze sprong overeind, haar groene doorzichtige japon met de zilveren randen deinde als de golfslag. 'Probeer het, wreek je, Sullivan! Ik weet dat je hem net zo haat als ik. Maar spoedig, misschien tegen de dageraad, krijgt hij al zijn streken met rente terugbetaald! Nu moeten we ons haasten, terwijl hij zijn verzadiging van mij wegslaapt.' Ze greep zijn vochtig geworden hand, en hield die een ogenblik stevig vast terwijl haar ogen vuur schoten. Toen riep ze: 'Volg me!' en rende de wenteltrappen af naar beneden. Hij stommelde haar achterna, zijn leren slippers klepperden over het doffe glas van het plaveisel en zijn cerise kamerjas wapperde achter hem aan. Zijn zandkleurige haar stond van pure angst overeind. Het kasteel was doodstil. Ze renden over een open atrium waar klokjes tinkelen in de wind, waar een kleine fontein klaterde en waar de witte herdershond Deirdre overeind kwam om haar meesteres te begroeten en daardoor Sullivan bijna een hartaanval bezorgde.
'Af, Deirdre! Ga liggen!' siste Mercy en het grote dier verdween weer in de schaduwen.
Ze vlogen langs echoënde wanden die enkel door de sprookjesachtige lampjes voor binnenshuis werden verlicht terwijl de volle maan hoog aan de hemel reed en een spookachtig licht wierp door de gekleurde panelen van het dak boven de gang, waardoor plassen van lavendelkleur, roze en amber voor hun voeten werden geworpen. Hier en daar waren kleine rama's met bezems of stofdoeken doende en die drukten zich snel opzij. De enige mens die ze zagen was een middelbare bewaker met een grijze halsring, die doodstil voor de grote ontvangstzaal stond met een zwaard van vitredur voor zijn gezicht en de trotse onvermoeibaarheid van de voorgeprogrammeerde halsringdrager.
Ten slotte bereikten ze de grote hal van de koninklijke vleugel met de spiralende trap en de grote blakers vol brandende olie. Mercy liet Sullivan de onopvallende bronzen deur in de binnenmuur zien.
'Maak die open zonder dat je er iets van zien kunt.' Hij concentreerde zijn PK, perste zijn lippen opeen, zijn voorhoofd een en al frons. Er werd een onderdrukt klunk hoorbaar. De deur gleed open en grote stenen traptreden werden zichtbaar die naar de gapende duisternis beneden hen voerden. 'Dat was niet al te moeilijk.' Sullivan produceerde een gebarsten glimlach.
'Het echte slot is daar beneden! Schiet op, man! Hij kan wakker worden en merken dat ik weg ben.'
Ze schiep een toorts van vuur en ging glijdend en springend naar beneden de ruw afgewerkte schacht in. Het was er nu niet vochtig, maar de traptreden en de leuningen waren ontworpen voor veel grotere buitenaardse benen en daardoor werd hun voortgang zeer bemoeilijkt. Sullivan begon achter adem te raken en kon alleen maar voorkomen dat hij viel door handig van zijn PK gebruik te maken waardoor hij af en toe in de lucht naar beneden zweefde als een in zijde verpakt standbeeld.
Toen bereikten ze de bodem. Daar was de kluisachtige deur met een hele reeks buitenaardse gecodeerde sloten. Terwijl Sullivan dichterbij kwam om die te inspecteren, begon zijn huid te tintelen en de lucht leek een rubberen semi-hardheid aan te nemen. 'Er is hier ook een krachtveld aanwezig, mijn Koningin. Geen sigmaveld, godzijgedankt. Misschien een gravomagnetische afweer, om te voorkomen dat vochtigheid en schimmels en dat soort dingen de kamer kunnen binnendringen. En dieven natuurlijk en andere kwaadwillenden.' Hij giechelde nerveus.
Mercy bleef kalm. 'Maak open.'
Hij boog zich over zijn taak. Zweet stroomde van zijn schedel en onder zijn oksels. In zijn hersens schoten de codes van de sloten als microscopisch kleine belletjes binnen in belletjes in en uit focus, allemaal aangegeven en geëtst met psychosensitieve chemicaliën. Hij concentreerde zich, stootte, boog en prikte. Iets begon te zoemen. 'We komen er,' mompelde hij. Hij vergrootte en hield het ding dichterbij. 'Aha, een samenhangende reeks. Heel slim. Met nullen in de substructuur . ..' Bzzz. Klik-klik. Srromm.
Het krachtveld viel uit. 'Dat helpt!' En nu, drukken, duwen, buigen, draaien!
Er weerklonken geluiden van achter de deur, grendels gingen omhoog of verschoven. Daarna stilte en een wijde opening. 'Het is je gelukt!' Mercy drong zich voorbij hem en schakelde het licht aan. 'Nu!' riep ze uit. 'Het moet allemaal bewaard blijven voor Nodonn, maar in zo'n toestand worden gebracht dat hij er niets mee kan beginnen wanneer mijn demonische minnaar toeslaat.'
Ze bekeek de eindeloze rekken en voorraadplanken waar duizenden verschillende voorwerpen op rusten, vaak verpakt in durofilm. De muren van deze plaats waren van een dikke laag voorzien die alle vocht en chemicaliën weerde. Er stond een kleine opslagcomputer en een magazijnrobot.
'We zullen met jullie beginnen,' schreeuwde Mercy. Een groene straal sprong uit haar handen. De computer en de robot begonnen te roken, stroompjes stinkende vloeistof liepen eronderuit. 'Dat zal het eerstvolgende gewinkel van mijn Heer Koning aardig vertragen. En wat nu? We moeten dit allemaal vastzetten, aan elkaar kitten en het onbruikbaar maken totdat het pijnlijk nauwkeurig is gereinigd met oplosmiddelen die mijn Nodonn van een specialist uit het Bestel moet zien te bemachtigen.' Met een gezicht vol angst trok Sullivan-Tonn zich langzaam terug naar de deur. Mercy zag het en lachte. 'Groot gelijk, mijn beste Sullivan. Maak dat je wegkomt, man! Jouw werk is gedaan. Ren de trappen op als je leven je lief is! Vlucht want ik ben bezig een heksenketel vol smerig, lijmend sop te brouwen om de wapens van Aiken Drum erin te verzinken, zodat hij die nooit tegen mijn liefste kan gebruiken.'
Een verschrikkelijke explosie deed de muren schudden. Stinkend geel materiaal van de plastic beschermlaag op de wanden begon te koken tot het schuimde en eraf spoot. 'De polymeren voor de afsluitende verzegeling!' schreeuwde Mercy, zelf veilig binnen een psychocreatieve bol. 'Wie anders dan ik kan zo hun reuzenmoleculen uit elkaar laten vallen, strekken en vervormen als ik? Ik, de meesteresse der scheikunde, die voedsel en drinken kan maken dat volmaakt en voedzaam is, uit afval van het veld. En ik ben ook in staat des duivels eigen lijm te maken, een klevend schuim dat al deze pakken en dozen aan elkaar kit, met smerige, vergiftige gassen erdoorheen om de smurrie samen te binden.' De verschrikkelijke massa vloeide als magma en vulde elke hoek van de voorraadkamer. Mercy's levenreddende bol zweefde door de deur naar buiten die ze daverend dicht liet slaan, nog steeds wild lachend. De schacht was nu half gevuld met giftige dampen en dus schoot ze omhoog waar de open deur en Sullivan op haar wachtten. Toen ze er veilig door was en hij het zware paneel had dichtgeschoven, stonden ze getweeën naast elkaar.
Aiken Drum zat op de laagste trede van de grote wenteltrap en keek naar hen. In de lucht weerklonk nog het geluid van de dichtgeslagen deur.
'Het is gebeurd!' kreet ze uitbundig. 'En hij is onderweg! Nu zul je hem eerlijk moeten bevechten, mannetje! Want het zal je weken kosten om die wapens uit het Bestel uit die vergiftige massa te delven waarin ik ze heb laten verzinken. Pakje Speer, Koning Aiken-Lugonn. Dwing je verbrande brein weer tot werkzaamheid als je dat kunt. Want Nodonn komt eraan. En dat is het einde.' 'Ja,' stemde Aiken in. Bijna terloops zei hij tegen Sullivan-Tonn: 'Ga uit haar buurt, jij.'
De psychokineticus zweefde door de grote hal naar de doorgang die naar de buitenhof voerde. Onverwachts leek zijn lichaam op een onzichtbare muur te stuiten. Er klonk een ziekmakende bons en een verstikte kreet. 'Niet te ver weg,' zei Aiken.
Sullivans stevige ronde torso werd tegen de onzichtbare muur gedrukt. Zijn neus bloedde en zijn kaak hing scheef, de onderlip was doorboord door zijn eigen versplinterde tanden. Hij begon door vloeistof half verstikte kreten te slaken.
Allebei zijn voeten braken in vlammen uit.
'Nee!' schreeuwde Mercy.
'Het is jouw werk,' zei Aiken.
De rook kronkelde en werd zwarter. Sullivan wrong zich, de geluiden uit zijn strot en zijn geest werden even vormloos en monsterachtig als zijn afvallend vlees. De kleren waren in een oogwenk verdwenen geweest, nu brandde hij ongeveer vanaf zijn knieën, alles daar beneden was al tot verkoold bot vergaan. 'Oh mijn God.' Mercy huilde. Een kleine bliksemende bal schoot uit haar weg en trof de brandende man vol tegen het hoofd. Het geschreeuw uit zijn geest stopte. Er klonk nu nog alleen het tikkende en knetterende geluid van het verbranden en Mercy's zachte gesnik.
'Kom met me mee naar boven.'
Aiken stak haar een hand toe. Ze liep langzaam naar hem toe en merkte toen pas dat hij helemaal in het zwart was gekleed; zelfs de gouden bijklank van zijn gedachten was verdoft tot een duisterder niveau dat nog angstaanjagender was, nog opwindender dan enig ander aspect dat ze tot nu toe van hem had gekend.
Ze pakte zijn hand, warme huid, heel menselijk.
'Wat zal het zijn dan?' vroeg ze met geëxalteerde vrolijkheid. 'Hoe ga je het doen, Amadan-na-Briona?'
'Kom,' zei hij, 'en zie.'
De Speer.
Goud, hoog oprijzend in het donker, vol van hete energie, hongerig. Een levende schacht, niet een van glas, zoals ze geweten had dat het zijn zou. Eerst ontladingen van licht en pijn, daarna nam het alle energie weer in zich op, ook de hare, al haar levenskracht, al de vreugde en al het verdriet, alle herinneringen, alle denken, alles dat eens geschapen was en volgroeid en voltooid. Hij nam haar en toen was ze verdwenen. Hij leefde en glansde.
Terwijl hij keek naar de as, was hij verbaasd hoe weinig pijn het had gedaan.
8
Nodonn had de twee buitenaardse vliegtuigen Goriah vanaf de zeezijde laten naderen, te voorschijn komende uit een zakkende volle maan, ondanks het feit dat het duidelijk genoeg was dat de overheerser niet alleen op de invasie was voorbereid maar zijn aartsrivaal zelfs een pervers en overdadig welkom had toebereid. Al de stadslichten brandden, zodat zelfs vanuit de verte de hemel een paarlmoeren achtergrond vormde voor de veelkleurig oplichtende omtrekken van de gebouwen. De grote stadsmuur werd bekroond door een oranje kralensnoer van vuren en elk bolwerk was behangen met onheilspellende purperen en blauwe sprookjeslichten. Staande op de hoogte die over zee uitkeek, leek het Glazen Kasteel een omhoogreikende pilaar van vurig amethist en topaas, gevat in fonkelende kantelen en gekroond met filigrainspitsen bezaaid met gele sterren.
Hangend boven de citadel en op de nachtwind rijdend aan draad en touw van goud en zilver, bevonden zich de vliegers. Er waren er honderden van, variërend van reusachtige ovale wanwans die twintig meter in diameter maten tot gestapelde vierkanten, veelvormen, Rogallo-vleugels, veelzijdige vliezen, kronkelende draken en Japanse vechtvliegers in geometrische en niet-geometrische vormen. Al de vliegers waren bezaaid met kleine lichtjes. De grote, mandragende vliegers, nu zonder passagiers, droegen vrolijke afbeeldingen van grimassende samurai, oosterse demonen en woeste mythische helden.
Nodonn de Strijdmeester bulderde bij het zien van die vermetele uitdaging. De twee vliegmachines zweefden, afgeschermd en onzichtbaar, een paar duizend meter boven de kasteelmuren aan zeezijde, terwijl de invallers zich herstelden van hun lachkrampen voor ze aan hun aanval begonnen.
'Hoe zullen we beginnen, Strijdmeester?' kwam de stem van Thufan Donderhoofd over de intercom. 'De lucht vlak boven het kasteel is zo dik bezaaid als een mierennest.'
Nodonn stond achter Celadeyr die machine Nummer Een bestuurde. Hij bekeek die waanzinnige barrière met zijn vérziendheid. 'Vellen papier en raamwerk van bamboe en panelen van voddige zijde!' zei hij minachtend. 'De rho-velden van onze vliegtuigen zullen ze als spaanders in brand steken. Vlieg er middenin en laat al de strijdcompagnieën klaar zijn om het kasteel te overvallen nadat ik de koninklijke vertrekken met de kracht van mijn Zwaard heb schoongeveegd.'
'Zoals je beveelt,' zei Thufan. Celadeyr, met een woeste grijns op zijn gezicht die door het open vizier van zijn helm te zien was, bewoog de energiehendel en zond beide inertieloze machines scheurend in de zwerm vliegers met maar amper subsonische snelheid.
Twee verblindende uitbarstingen van licht verlichtten het hele omringende landschap toen de twee gravomagnetische machines, zij aan zij vliegend, tegelijkertijd de sterk geleidende ankerkabels raakten. De vliegers gingen allemaal in vlammen op en waren binnen een paar seconden verbrand, maar de rhomachines hingen bewegingloos in het centrum van een verbazingwekkende vuurstorm. Hun zwarte, kerametalen huid was overdekt met flikkerende netwerken van energie. Die energiestromen vloeiden weg via de gouden en zilveren kabels, de dunste geleiders smolten weg en vielen in brandende slierten naar beneden. Maar de steviger verankeringen van de wanwans en de o-dako en de andere grote vliegers hielden de vogelachtige machines met de vasthoudendheid van spinnewebben vast en de energiegeleiders van de vliegtuigen kwamen in de buurt van fatale overbelasting terwijl ze zwoegden om het gravomagnetische evenwicht te bewaren terwijl al het overige werd leeggezogen.
Nu konden ze de telepathische lachbui van de bedrieger in de ether horen, zich vermengend met het tanden verscheurende gekrijs van de rho-veldgeneratoren die overwerkt raakten, het gekraak van de overbelaste bedrading en het donderende gesis van de met ionen beladen dampen uit de kokende zee beneden hen.
'Weg!' schreeuwde Nodonn tegen zijn ridders. 'Uit het schip voor het te laat is!'
'Broeder, het luik!' riep Kuhal Aardschudder. 'Vastgeklemd!' Met zijn machtige psychokinese scheurde Nodonn het kortgesloten luik open en vormde daarna een tunnel dat als afweerscherm dienst deed voor de ontsnappende ridders. Zij die niet zelf tot levitatie in staat waren, werden door de Strijdmeester of Kuhal gedragen en neergezet op kantelen aan de zeezijde. Afdalend leken ze op een stroom regenboogkleurige meteoren. Nodonn zelf, zijn fotonische Zwaard omklemmend, vloog pas naar buiten toen hij zag dat Celadeyr veilig onderweg was.
De Strijdmeester hing naar één kant over toen zijn machine begon te schokken, langzaam over de kop sloeg en gewikkeld in een violette wolk in de richting van de zee viel. 'Thufan!' klonk zijn stormluide stem. 'Evacueer je machine!' De verwarde gedachten van de Eerstkomer die daar piloot was bereikten hem vaag dwars door het mentale tumult. De ridders die gevangen waren in het tweede toestel, raakten in paniek, en sloegen in op het vastgeklemde luik met hun wapens van glas en hun beperkte psychocreatieve vermogens. Thufan zei: Het spijt me Strijdmeester .. .we hadden moeten ... gevaar aan de grond te raken... wij Tanu... eerder ridderlijk dan geleerd...
Boven op de hoogste toren van het Glazen Kasteel danste een vonkje van goud die een helder haarscherpe naald hanteerde. Een stroom groen licht deed het nog hangende vliegtuig oplichten terwijl de Speer van Aiken Drum zich ontlaadde. De schokgolf van de stoot deed Nodonn neertuimelen. Hij zag hoe een vuurbal boven het water met kwellende langzaamheid openbloeide, gevlekt met gescheurde purperen krachtvelden waaruit, als uit het centrum van een gesternte, zich nieuwe, secundaire explosies voordeden. Te laat gebruikte Nodonn zijn Zwaard. Een coherente lichtstraal, gelijk aan de straal die de vliegmachine had vernietigd, deed het bovenste derde deel van de toren verdampen. De lucht weergalmde onder de oorverdovende schok. En van gelach.
Probeer het nog eens, kwam een honende gedachte. Buiten zichzelf van woede, blies Nodonn de resterende stomp van de toren in stukken. Maar natuurlijk was de Aartsvijand daar niet meer, enkel de echo's van zijn beschimpingen. Nodonn gebruikte zijn vérziendheid om tot de belangrijkste toren van de citadel door te dringen. Zijn tweehonderd overlevende ridders waren al in gevecht met de vijand. Strijdkrachten van de Tanu, die trouw waren aan de koning en die aangevoerd werden door Bleyn de Kampioen en Alberonn Geesteter, maakten zich klaar voor een gezamenlijke mentale aanval. De Strijdmeester stormde het voorplein op, het Zwaard hoog geheven. Een fotonenvuurstoot bracht een grote brok van een kasteelmuur omlaag, boven op de verdedigers.
'Houd het tegen!' schreeuwde Bleyn, die de richting van zijn voorgenomen aanval onmiddellijk wijzigde en er een psychokinetisch defensief schild van maakte. De zestig ridders onder zijn leiding slaagden erin het merendeel van het neerstortende metselwerk af te weren waardoor er maar enkelen van hen werden gewond. Maar Nodonns strijdmacht stortte zich op de koningsgezinden en in de hitte van de daarop uitbrekende gevechten van man tegen man ging de discipline die voor een gezamenlijke mentale inspanning nodig was, bijna geheel verloren. Zowel de invallers als de verdedigende Tanu gingen instinctief over op de oude vechtstijlen van het ras, elkander bestrijdend met flitsende glazen wapens en op goed geluk af gevuurde mentale vuurstoten.
'Geesten verbinden!' pleitte Alberonn. Aantallen jongere koningsgezinden verzamelden zich rondom de halfbloed bedwinger en hervatten het gevecht op de veel efficiëntere gezamenlijke manier. De mannen van Nodonn die door deze veeltallige geeststoten werden getroffen, stierven waar ze stonden of liepen verschrikkelijk hersenletsel op. Maar Nodonn probeerde snel voordeel uit de verwarring te behalen. Terwijl hij de zwakkeren onder zijn ridders aanmoedigde om het gevecht op het plein voort te zetten, liet hij zijn dappersten zich eraan onttrekken. Verdeeld over drie groepen, aangevoerd door hemzelf, Kuhal Aardschudder en Celadeyr, drongen zij dieper in het kasteel door.
'Aiken Drum! Vind hem!' De Strijdmeester gloeide als een woedende zon. iedere groep doorzoekt een ander deel van het kasteel. Maar denk eraan, als je hem vindt, hij behoort mij toe!' Gewone vérziendheid was onbruikbaar om de overheerser te lokaliseren die zich niet alleen verborgen hield door de slimheden van zijn eigen geest, maar ook nog eens de beschikking had over draagbare afweerschermen die uit het Bestel afkomstig waren. Hij zou op de gewone fysieke wijze moeten worden ontdekt of verleid worden tot een confrontatie.
Celadeyr van Afaliah en de ongeveer zeventig ridders onder zijn bevel baanden zich een weg door de vleugel van het kasteel waarin voornamelijk mensen woonden en hun doortocht eiste een gruwelijke tol aan levens van verdedigers met zilveren en grijze halsringen. De geringde mensen, in hun hart trouw aan Aiken, raakten volkomen hulpeloos in het gezicht van de invallende Tanu-heren, die hun overredingskracht op hen konden uitoefenen via de halsringen. Golf na golf van grijsgeringde verdedigers, aangevoerd door officieren met zilver, liepen storm en kwamen tot stilstand om dan de onweerstaanbare verleiding te voelen van een vijand die hen overhaalde hun ijzeren wapens weg te gooien en zich te onderwerpen aan de verschrikkelijke zwaarden van glas. 'Hak dat ongedierte van Minderen aan stukken!' jubelde de oude Meester van Afaliah. 'Roei ze helemaal uit!' Hij leidde zijn bende naar het kasteelgarnizoen, denkend dat Aiken mogelijk een toevlucht had gezocht onder de leden van zijn eigen ras. Zijn ridders doodden ieder blootnek of drager van zilver en grijs die ze tegenkwamen, maar ten slotte, toen de invallers al ver buiten het bereik van Nodonns beschermende mentale schild waren, zagen ze zich geconfronteerd met een afdeling van des konings elitegarde, dragers van goud, die op hen afkwam van achter de gevangenisbarakken.
Zij waren niet mentaal te bedwingen. Ze droegen volledige glazen wapenrustingen die de kleinere, individuele vuurstoten van hun tegenstanders makkelijk konden afweren. Zij hieven ongewone, slank uitziende wapens. Het waren er niet meer dan twintig, aangevoerd door commandant Congreve, die levendig azuurblauw gloeide door de kracht van zijn eigen metavermogens en die Celadeyr over diens persoonlijke golflengte salueerde. 'Jou ken ik, Congreve,' bulderde Celadeyr. 'Jij was een trouwe dienaar van de Strijdmeester voor die kleine gouden piepmuis je overhaalde. Sluit je bij ons aan. Laatje wapens vallen!' 'Geef je over, Celadeyr van Afaliah,' antwoordde Congreve. 'Koning Aiken-Lugonn zou liever jullie levens sparen.' Celadeyr en al zijn ridders lachten en hieven hun grote zwaarden. 'Jullie zijn met minder dan één tegen drie,' stelde de oude schepper vast. 'Ik geef je vijf seconden.' 'Klaar, Jerry?' vroeg Congreve rustig.
'Daar ga je dan, Mindere!' huilde Celo en lanceerde de zwaarste psychische vuurstoot die hij kon opbrengen in de richting van de bepantserde mens. Maar Congreve stond onbewogen te midden van de spetterende krans van de ontlading. Tegelijkertijd kwam een ridder met PK-vermogens recht op hem afgestormd vanuit de achterhoede der invallers, zwaaiend met een vurig zwaard als de engel uit de Hof van Eden. 'Pak hem, Jer,' zei Congreve.
Een lid van de elitegarde boog zich over zijn laserkarabijn, er weerklonk een tsjirpend geluid. Even was een rode krachtstraal zichtbaar. De psychokineticus, die er recht op afging, werd van zijn kruin tot zijn kruis keurig door midden gesneden, dwars door bewapening, vlees en botten en kwam op de stenen terecht op nog geen twee meter afstand van Celadeyr.
'Geef je over,' herhaalde Congreve. De Tanu-strijdmacht stond als bevroren. Ineens kwamen vier bedwingers en een ridder met scheppende vermogens tegelijkertijd naar voren gesprongen, zwaaiend met hun zwaarden. De voorste linie van de garde vuurde zijn Matsu's af, ditmaal waren de vuurstralen naaldscherp afgesteld. Hart en hersenen doorboord, stortten de vijf aanvallers ineen, terwijl hun wapenrusting kletterend de doodsklok luidde op de grote stenen van het plein.
'Geef je over.' Congreves stem klonk nu vermoeid. 'We hebben de opdracht gekregen om jullie te sparen als dat mogelijk is. Koning Aiken-Lugonn herinnert jullie eraan dat de werkelijke Tegenstander in de Oorlog der Schemering de Firvulag is, niet de mensheid.'
Celadeyr leek een heel hoog mentaal geruis te horen. Het kwam ergens diep uit het binnenste van de citadel, vermengd met de geluiden van een heftige woordenwisseling. Wanhopig zond hij een telepathisch pleidooi over de persoonlijke golflengte van de Strijdmeester.
Help ons of we zijn verloren.
Er kwam geen antwoord. En achter hem hoorde hij het geluid van een glazen zwaard dat op de stenen viel. Daarna kwamen er meer, samen met een zucht uit talloze geesten die hun verloren hoop bejammerden. Langzaam liet Celadeyr zijn eigen armen ontspannen, de vingers gingen open. Dof geworden viel zijn eigen eens zo glanzende zwaard aan oneer ten prooi.
De mens met de gouden halsring knikte. Daarna zei hij: 'Karabijnen hoog. Huskies klaar.'
Met open mond zag Celadeyr hoe de elitegarde hun lichtwapens met een snel gebaar omhooghieven waardoor ze rechts van hun bepantserde rugzakken kwamen te hangen. Bijna in een en dezelfde beweging drukten ze de knoppen in van de verschillende wapens die met de lopen naar beneden uit die rugzakken hadden gehangen en zwaaiden die in positie om te vuren.
'Maar we hebben ons overgegeven!' schreeuwde Celo vol ongeloof.
Congreve klonk bijna verontschuldigend. 'Jammer genoeg zijn we in tijdnood ... Klaar? Verdovers op kracht vijf. Vuurt En daarna zongen de Husqvarna's hun sissende lied van vergetelheid terwijl de Heer van Afaliah en al zijn ridders over elkaar heen tuimelden.
Het was Kuhal Aardschudder die Mercy vond. Hij en zijn ridders stormden door de koninklijke vleugel, rukten deuren open, wroetten in hoeken en gaten, staken met hun wapens dwars door gordijnen en terroriseerden lakeien en kamermeisjes. Ondertussen slachtten ze hier en daar een grijze-halsringdrager af tot ze bij een paar reusachtige gouden deuren kwamen. Daarop waren grote champlevé-wapenschilden bevestigd, gezet in lofwerk van juwelen, alles bizar overdadig, maar het waren onmiskenbaar voorstellingen van het onbeschaamde vingermotief van de overheerser zelf.
'Zijn appartementen!' schreeuwde Kuhal. Hij smakte de deuren met zijn PK open zodat ze met een daverend lawaai scheef in hun hengsels kwamen te hangen.
Het roze-gouden zwaard hoog geheven, stormde hij naar binnen, het merendeel van zijn veertig ridders op zijn hielen. Er was een antichambre met koele rotan meubelen en een groot balkon dat uitkeek over de maanverlichte zee; daarna kwamen enkele kleedkamers met volle klerenkasten en een kleine salon die uitkwam op een luxueuze badkamer, helemaal uitgevoerd in onyx en goud. Ten slotte kwam de koninklijke slaapkamer, verlicht door slingers van purperen en gele sterren, waarin een groot gouden, cirkelvormig bed met een baldakijn en zwarte satijnen lakens domineerde. Daarop lag een bleke vorm.
Kuhal stond daar als bevroren. Broeder! schreeuwde zijn geest het uit. Nodonn. Kom naar mij!
De Strijdmeester materialiseerde aan zijn zijde en vulde de duistere kamer met zijn zonlichte straling. Kuhal trok zich terug en gebaarde zijn strijders hetzelfde te doen. Nodonn werd alleen gelaten.
'Mijn Mercy-Rosmar,' fluisterde Apollo, zich over haar heen buigend.
Ieder geliefd contour was bewaard gebleven: de slanke armen, de één wijd uitgestrekt, de ander rustend langs haar zij; de voeten met de wat vreemd lange tenen, de knieën met de kuiltjes, de ronde heupen en de donkere, mysterieuze kloof van haar sekse. Haar kleine, hoge borsten waren perfect geboetseerd in paarlgrijze as en haar schouders en de nek met de halsring licht gebogen zodat de delicate kaaklijn werd ontlast en tegelijkertijd opviel. Haar gezicht stond kalm, de lippen iets vaneen, gekleurd door het warme licht dat hijzelf uitstraalde op zo'n manier dat het levend vlees had kunnen zijn. Maar nooit eerder waren haar wimpers en haar haren zo bleek geweest, zo ijl als herfstdraden.
'Je hongerde zo,' zei hij, 'en je hebt hem bang gemaakt. Terecht, terecht. En nu is al je trotse kracht, al je vitaliteit opgegaan aan zijn herstel, tot mijn dood. Ah, Mercy. Je wist het. Je hebt me gewaarschuwd. Wildvuur, vrij en zonder terughoudendheid brandend. Wacht.'
Hij trok een rozeglazen handschoen uit. De zilveren hand die vrijkwam bewoog snel over de hele lengte van haar lichaam. Toen was er alleen nog een halsring over en stof dat zich in vederlichte krullen over de zwarte lakens verspreidde.
Buiten het venster verkleurde de zakkende maan plotseling tot heftig goud. Een geeststem beval:
Kom naar buiten.
Ze ontmoetten elkander hoog in de lucht boven de zee, helder, vol van woede en enkel beschermd door hun eigen geesten, zoals het ritueel voorschreef.
Toen het scherpe, groene lichten van de allereerste schermutseling begon te flitsen en de donder weerkaatste tegen de wallen en bolwerken van de stad, werd overal elders de strijd gestaakt. De Tanu aan weerszijden stopten hun triviale gevechten en ook de menselijke strijders sloegen het duel der titanen gade. Burgers die zich voor de woede van de invallers hadden verborgen, kwamen nu te voorschijn gekropen naar kantelen en torens om te midden van de rustige toeschouwers in hun wapenrustingen mee te kijken. Goriah was nu bijna spookachtig, de metapsychische sprookjeslichten waren uit, de olielampen sputterden laag in de vale duisternis die de dageraad voorafging. De groene explosies over en boven de Straat van Redon wierpen helle schaduwen. De gloeiende lichamen van beide antagonisten gingen bijna verloren in die duizelende gloed.
Sommigen van de mensen die toekeken waren ook op de Witte Zilvervlakte geweest als getuigen van de eerdere ontmoeting tussen Aiken en Nodonn, die door de Vloed werd onderbroken. Zij gaven zich er rekenschap van dat sommige gevechtsstijlen van de tegenstanders waren veranderd. De kleine mens was behoedzamer en defensiever geworden en de goddelijke Strijdmeester vocht nu met een roekeloze agressiviteit die volstrekt in strijd was met zijn doorgaans kille onbewogenheid.
Nodonn was dus ook de actieve achtervolger. Omgeven door een nimbus van stralen, stortte hij zich op de ontwijkende bedrieger en onthaalde hem op een bijna ononderbroken fusillade van energiestoten die uit zijn Zwaard als kosmische flitsen te voorschijn kwamen. Wanneer die van Aikens afweerscherm kaatsten, leken ze die toch aan te tasten, want de corona daarvan flikkerde blauw of ziekelijk geelgroen of zelfs- wanneer de vuurstoot extra hevig was - een bleek, dralend vermiljoen.
'Knoeier!' bulderde de donderende stem. 'Parvenu! Ik ben de erfgenaam van het Veelkleurig Land, eerste kind van Thagdal en van Nontusvel. Wie wekte jou tot leven, Mindere? Steriele schotels in een of andere genetische keuken? Reageerbuizen die bevroren sperma vermengden met de slappe eicel van een dode vrouw? Wat een Koning! Wat een Strijdmeester!'
En het Zwaard bleef toestoten en de monsterachtige ontploffingen golfden over de beledigde zee en Aikens geestscherm flakkerde diep oranje terwijl zijn kleine, bepantserde figuurtje doffer en duisterder leek te worden binnen de bol van zijn metapsychische halo.
'Vecht terug!' tierde Nodonn. 'Of vecht je alleen met vrouwen? Heeft haar passie je bang gemaakt, kleine? Ben je teruggedeinsd voor haar warmte als een slak voor het zonlicht? Ik ben de zon! Verduister mij, als je kunt.'
Binnen in het langzaam slinkende geestscherm tilde de bedrieger zijn Speer op ... en een vinger. Hij bleef stil en trok zich niet terug. De roodgevlekte krachtbol leek doelloos rond te zweven en raakte bijna het oppervlak van het diepzwarte water. 'Vecht dan, verdomme!' donderde Nodonn. 'Of zoek je de dood?' Zijn aura als een kometestaart achter zich aan, cirkelde de Strijdmeester rond zijn rivaal. 'Is dat het? Door haar te doden hoopte je je eigen gebroken geest te herstellen. Je voedde je met haar scheppingskracht om die van jezelf te versterken! Was het de moeite waard, knoeier? Was het de moeite waard om het enige dat je liefhad te vernietigen?'
Nodonn drukte met zijn duim de bovenste van de vijf knoppen in die op het gevest van het Zwaard zaten en zette het wapen daardoor op vol vermogen. De meter op de energiebron vertelde hem dat hij nog slechts twee keer met zoveel kracht vuren kon, voor het wapen leeg was.
'Ben je te moe om langer koning te zijn? Moe van het in bedwang houden van allen die je haten en vrezen en die je verachten? Kleine man! Steelse samenzweerder! Verrader van eer, waardigheid en schoonheid!'
Een overrompelende uitbarsting van licht overspoelde Aiken Drum en diens scherm en leek een krater te slaan in de vlakke zee. Een chaotische vorm van lichtende dampen wervelde als een fontein. Diep daarbinnen waren pulseringen te zien van goud, afgewisseld door het doffe opgloeien van het diepste karmijnrood. Nodonn wachtte. Ten slotte kwam een gladde globe uit die uitbarsting te voorschijn, nu donkerrood, als bloed dat stolde. Het was maar nauwelijks voldoende om die dof glanzende, bewapende kleine figuur nog te omsluiten die zijn glazen Speer vasthield. 'Kom dan,' nodigde Apollo hem uit. De bolvorm steeg langzaam hoger. Aikens vizier stond open, zijn gezicht leek een schedel, verpakt in strak gespannen vuurrode huid. De ogen diep verzonken als bronnen.
Nodonn woedde. 'Wil je zwijgend naar je dood?' Het Zwaard was gereed. 'Goed dan!' Voor een laatste slag verzamelde Nodonn al de energie van zijn geest en zond die tegelijk met het volle vermogen van zijn fotonisch wapen naar zijn tegenstander. De resulterende lichtflits was verblindend groen en wit, omgeven door een nevel van dansend plasma. De donderklap die hem vergezelde ranselde de atmosfeer en zond echo's uit die eindeloos weerklonken tussen de heuvels van Armorica en het Bretonse Hoogland aan weerszijden van de Straat van Redon. Aiken was er nog. Zonder afweerscherm. Goud. 'Nee,' zei de Strijdmeester.
De Glanzende glimlachte en zijn geest stond geheel open. Nu wist Nodonn vol wanhoop dat de ander het allemaal zo had gepland, dat het hem was toegestaan het uiterste te proberen opdat zij die toekeken de uiteindelijke bevestiging zouden krijgen, hetzij door hun metavermogens, hetzij via hun fysieke gezichtsvermogen. Aiken maakte de schouderriem los die met het energiesysteem van de Speer verbonden was en tilde de apparatuur eraf. Terwijl hijzelf tot bewegingloosheid werd gedwongen in het toenemende licht van de dageraad, voelde Nodonn hoe een onweerstaanbare PK-impuls aan zijn eigen harnas werkte. De strippen gleden van zijn schouders en het gevest van het Zwaard werd uit zijn greep gewrongen. Te zelfder tijd vloog de Speer van Aiken weg en beide wapens verdwenen.
Nodonn verwijderde zijn helm en stond rechtop in de lucht. Zijn beschermende nimbus was verdampt in zijn laatste krachtsinspanning tegen de Troonveroveraar, maar zijn lichaam was nog helder als de zon.
Aiken was een naakte ster.
Zijn geest reikte uit. ik heb de jouwe ook nodig,' was alles wat hij zei.
Apollo vlamde op en al zijn kracht ging voorbij en wat erover bleef was slechts grijze as en een zwart geblakerde zilveren hand die naar de zee viel, vergezeld door een laatste vervagende, ironische gedachte.
De Koning van het Veelkleurig Land ving de hand. De zon kwam op achter het Glazen Kasteel en zijn volk zong het Lied dat voor hem bedoeld kon zijn.
Dat was voldoende, dacht hij, terwijl hij zich naar huis begaf.