tweeentwintig

Ooit had Will mij en Chloë verbijsterd door te beweren dat sommige parlementsleden vaak geen idee hadden waarvoor ze stemden. Ze volgden blindelings het standpunt van hun partij. ‘Dat is toch walgelijk, pap,’ had Chloë gezegd. ‘Wat een zielige, oude mannetjes. Zijn ze soms vergeten waarvoor ze gekozen zijn?’ ‘Dat zou je bijna denken,’ zei ik.

Will had ons gepijnigd aangekeken. ‘Jullie weten niet hoe het werkt.’ ‘Ik weet al genoeg. Ze zouden moeten opsodemieteren,’ zei onze destijds zestienjarige dochter. ‘Letje op taal, lieverd,’ zei ik automatisch.

Ze keek me aan met vermoeide blik aan. ‘Je begrijpt het niet, mam. Het zijn gewoon woorden die iedereen van mijn leeftijd gebruikt. Het is niet als vloeken bedoeld.’ ‘Toch heb ik liever dat je dat ze niet gebruikt.’ ‘Trouwens,’ zei Will, ‘ik zit met een probleem.’ Hij vertelde ons dat er een wetsontwerp in de maak was om het jagen en vissen aan banden te leggen. Hoewel de partij het ontwerp goedkeurde, was Will het er niet mee eens. ‘Ik zou zelf nooit vissen of jagen, maar een verbod vind ik te ver gaan. Het is een inbreuk op de persoonlijke vrijheid.’

‘Pap… of je bent ervoor of je bent ertegen. Je kunt niet er niet omheen draaien.’ Ze beet op haar nagel.

‘Als je tegen de partij in gaat, word je waarschijnlijk vleugellam gemaakt,’ zei ik.

‘Ik vraag me af of ze het daarbij zullen laten,’ zei Will. ‘En dan krijg ik vervolgens nog te maken met acties van het dierenbeschermingsfront.’ *

‘Mooi,’ zei Chloë. ‘Dan is het echt .oorlog.’

‘Stem dan maar voor, Will. Anders gaan ze Chloë nog bedreigen. De echte fanatiekelingen deinzen nergens voor terug.’ ‘Ik ben niet bang,’ zei onze dochter.

‘Als ik tegen stem,’ zei haar vader, ‘raak ik geïsoleerd in de partij en ben ik mijn positie kwijt.’

‘Waarom volg je je geweten niet?’ vroeg Chloë genadeloos. ‘Dat heb je ons toch altijd geleerd.’

Will en ik keken elkaar veelbetekenend aan. ‘Klopt,’ zei hij. ‘Maar soms is dat niet zo verstandig.’

Chloë stond op van de vloer, waar ze tijdschriften had zitten doorbladeren. Ze schudde haar haren naar achter. ‘Pap, je moetje niet de wet laten voorschrijven door die bobo’s. Je moet met je hart stemmen. Als je dat niet doet, kan ik je nooit meer op je woord geloven.’ ‘Lieverd, als je wat ouder bent, zul je begrijpen dat de dingen niet altijd zo zwart-wit liggen. Soms moetje, om iets te bereiken, flexibel zijn…’ ‘Onzin,’ zei ze.

Toen we die avond in bed lagen, vroeg Will: ‘Wat vind jij dat ik moet doen?’

Ik pakte de rand van het laken beet en voelde de structuur van het weefsel onder mijn vingertoppen. ‘Je moet doen wat je het beste lijkt. Maar je moet ook aan Chloë denken. Haar belang telt voor mij het zwaarst. Voor jou toch ook?’ ‘En hoe zit het dan met mijn overtuiging en principes?’ Ik had willen antwoorden dat die vraag te ingewikkeld voor me was. Dat ik daar. liever geen uitspraak over deed en dat het in mijn leven draaide om wassen, strijken en ovenschotels bereiden, en dat

sommige vragen onmogelijk door één enkel persoon beantwoord

konden worden.

Waarom?

Ik zou kunnen zeggen dat ik elk principe of overtuiging direct overboord zou gooien als Chloë’s veiligheid in het geding was. Ik zou kunnen zeggen dat het lot van de vissen en de vogels me aan het hart ging, en dat was ook zo. Ik zou de jager nooit zeggen welke kant de vos opging.

Daarentegen was ik inmiddels gewend geraakt aan de valkuilen in het leven van een politicus. Ik wist hoe moeilijk het zou zijn om niet achter hem te blijven staan, wat hij ook dacht. Dat was de waarheid.

Voordat ik Raoul zou ontmoeten, sloot ik me in de badkamer van de Casa Rosa op om me klaar te maken.

Het was allemaal geen zuivere koffie waar ik mee bezig was, maar ik wist wat ik deed.

Ik stond voor de spiegel en sponste mijn schouders af met koud water. De handdoek schuurde over mijn licht verbrande huid. Ik smeerde mijn benen en armen in met lotion en knipte mijn nagels, die wit afstaken tegen mijn bruine huid. Buiten klonk het oorverdovende gezang van de krekels. Om acht uur precies klopte Raoul op de deur. ‘Mag ik binnenkomen?’ Hij was voor de gelegenheid gekleed in een linnen kostuum. Zijn haren waren nog vochtig van de douche. Ik liet hem binnen.

Zonder iets te zeggen nam hij me in zijn armen, en ik liet hem begaan.

‘Kijk niet zo benauwd,’ mompelde hij. ‘Wat moet ik dan?’

Hij legde zijn vinger op mijn lippen. ‘St… ik begrijp het wel.’ Hij draaide een streng van mijn haren om zijn vinger en trok er zachtjes aan. Ik voelde de huid op mijn schedel tintelen. ‘Dit heb ik al zolang willen doen. Beloof me dat je je haren nooit zult knippen, Fanny.’

‘Als ik oud ben, zal ik wel moeten.’

Hij boog zich naar me toe en kuste me aarzelend. Zijn lippen waren zacht en een beetje droog. Hij rook naar dure aftershave en in zijn adem bespeurde ik een zweem van wijn. Ik legde mijn hand op zijn borst en voelde de linnen stof onder mijn hand en de warmte van zijn lichaam daaronder. Vervolgens duwde ik hem zachtjes van me af. ‘Waar gaan we naartoe?’

‘Naar vrienden van mij. Ze wonen in een huis dat La Foce heet. Ze verwachten ons voor het diner. Ik denk datje ze wel aardig zult vinden. Ze hebben hun sporen verdiend in de wijnhandel, dus het lijkt me een goed idee datje met ze kennismaakt.’ ‘Oké.’ Ik pakte mijn tas.

‘Om eerhjk te zijn, Fanny, en dat ik wil graag, hoop ik dat deze avond niet alleen… een zakelijk karakter zal hebben.’

We genoten van een overvloedig maal in huize La Foce en dronken wijn uit het gouden jaar 1970. We spraken over nieuwe productiemethoden en het gebruik van eiken vaten… Het Italiaans kostte me nu geen enkele moeite; het was immers de taal van de wijn. Als dessert kregen we een zoete, rijpe meloen, waarvan het vruchtvlees zo zacht was dat het aan mijn vork uit elkaar viel. De druiven die bij de kaas werden geserveerd waren donker en sappig. Raoul straalde. De chic ingerichte kamers vormden een decor waarin hij zich thuisvoelde. Af en toe wierp hij me een blik toe, raakte even mijn arm aan of onderschreef mijn mening. Kijk, leek hij te willen zeggen, kijk eens hoe goed ik kan verleiden. Geniet ervan. Alsjeblieft. Dit, hier, vanavond, is een voorproefje van wat we samen kunnen delen. Luchtig, vrolijk, beschaafd en sensueel. Ik voelde me ontspannen en gelukkig. Ik praatte en lachte honderduit. Ik was me bewust van de stof van mijn jurk tegen mijn huid, van mijn haren die over mijn blote schouders golfden. Terwijl ik de gastheer vertelde wat mijn vaders drijfveren waren geweest, stelde ik me voor hoe het zou zijn om door Raoul gewekt te worden. Ik zou naakt en loom wakker worden, even mopperen dat ik nog verder wilde slapen maar hem vervolgens laten doen waarnaar hij verlangde. Het zou een intermezzo zijn dat ons allebei met dankbaarheid en tedere opwinding vervulde. We zouden aandacht voor elkaar hebben en in elkaar opgaan. Nadat onze gastvrouw de koffie had ingeschonken, vertelde ik haar over mijn dochter. Dat ze slim was en dat ze vast en zeker tot een mooie vrouw zou uitgroeien… ‘Je zult wel trots op haar zijn,’ mompelde onze gastvrouw. Op dat moment werd ik overvallen door een gevoel van angst. Ik realiseerde me hoe gemakkelijk ik Chloë’s optimisme en vertrouwen kon beschadigen. Net zo gemakkelijk als wanneer ik zo’n mooi koffiekopje op de grond kapot zou gooien.

We reden terug naar Casa Rosa. Het maanlicht gaf het landschap een zilveren gloed en de cipressen tekenden zich als donkere uitroeptekens tegen de hemel af. Raoul parkeerde de auto voor het huis.

‘Mag ik mee naar binnen, Fanny?’ Hij streek mijn haren uit mijn klamme gezicht.

Weer kuste hij me, en ik verbaasde me erover hoe anders het was dan met Will. Met Raoul werd ik niet gehinderd door vaste patronen, die door de jaren heen waren ingesleten. De enige ervaring die ik met Raoul deelde was het onverkwikkelijke incident in de boomhut.

‘Ik heb altijd van je gehouden,’ zei hij. ‘EnThérèse dan?’

‘Ik hou ook van haar. Ik zal haar nooit kwetsen. Begrijp je dat?’ Ik raakte even zijn wang aan. ‘Heel goed zelfs.’ Het was een moment van intense intimiteit.

Het was bloedheet in de auto. Terwijl ik het portier opende en uitstapte, was ik me met elke vezel bewust van mijn lichaam. De stof van mijn jurk kleefde tegen mijn klamme huid. Raoul Hep om de auto heen naar me toe en trok me dicht tegen zich aan. Samen keken we omhoog naar de met sterren bezaaide hemel. ‘Het is hier ‘s nachts zo anders dan in Engeland,’ zei ik. ‘Ik wou dat wij zulke sterrenhemels hadden.’

 

‘Ben je uiteindelijk gelukkig geworden, Fanny?

‘Ja,’ zei ik. ‘Ik heb mindere tijden gekend, maar ik ben ook heel

gelukkig geweest.’

We zwegen.

‘Het heeft me heel wat tijd gekost om over het incident in de boomhut heen te komen. Het is een goede les voor me geweest. Als de seks niet goed is, kun je daar een heleboel mee bederven.’ Ik het mijn hand op zijn arm rusten. ‘Zoals ik al eerder heb gezegd, wist ik niets van seks, of in elk geval heel weinig. Die ervaring met jou had me bang gemaakt.’ Ik glimlachte. ‘Het duurde even voordat ik eroverheen was. En toen was jij alweer terug in Frankrijk. Het leven ging verder. Achteraf gezien was het gewoon een kwestie van slechte timing.’

Raoul liet me los en nam me bij de hand. We liepen langzaam naar het huis, want we hadden geen haast. In het maanlicht leek het huis groter en mysterieuzer dan het in werkehjkheid was. ‘Ben je nu ongelukkig, Fanny? Ben je daarom hierheen gekomen?’ ‘Ik ben gekomen om de as van Alfredo uit te strooien. Ik weet nog niet waar, maar ik geloof niet dat hij het erg vindt om nog even te wachten. Ik denk dat hij zou willen dat ik er zorgvuldig over nadenk. En ik ben ook hierheen gekomen… om even tot mezelf te komen, om na te denken. Ik ben ongelukkig geweest, ja.’ ‘Krijg ik nog antwoord op mijn vraag? ‘Jazeker.’

Raoul duwde me tegen een boom. Ik voelde me mooi, mysterieus en opgewonden, als een vogel die opstijgt naar de lucht. Waarom ook niet? Will had mij toch ook ooit bedrogen? Waarom ik dan niet? Geheimzinnigheid, onzekerheid en genot… zouden mijn deel worden. Ik kon het voor mezelf houden. Will hoefde het nooit te weten.

Raoul legde een hand in mijn taille en streek met zijn vingers over mijn onderrug.

Ik drukte me tegen hem aan, wachtend op mijn overgave.

Maar ineens schoot me te binnen dat het verleden altijd weer

terugkomt.

Ik herinnerde me die ochtend dat ik was weggevlucht van Will. Misschien had ik, als ik daar tussen al die loerende mannen had gewerkt, ook wel naar een duivels stemmetje geluisterd en van de verboden vruchten gegeten.

Raoul duwde me zachtjes in de richting van de deur. Nog maar een paar stappen en we waren de drempel over. Wat wij samen hadden, Will, was privé en mocht niet gedeeld worden. Had ik dat gezegd?

Ik wist dat wanneer ik Raoul mee naar binnen zou nemen, mijn huwehjk voorbij was. En wat zou er overblijven? Een man en een vrouw die onder hetzelfde dak woonden, en de vele kamers onder dat dak zouden leeg zijn. Holle, naargeestige kamers. ‘Nee,’ zei ik ineens scherp. ‘Raoul, ik heb me vergist.’ ‘Fanny…’

‘Ik wou dat ik het niet zo was, maar het is nu eenmaal zo. Ik kan het niet goedpraten.’ ‘Dat kun je wel.’

‘Ik bedoel het anders. Ik kan het voor mezelf niet goedpraten. Het is tegen mijn principes.’

‘Vind je het erg, Fanny, dat je principes me op dit moment niet erg interesseren?’ Raouls hand klemde zich om mijn middel. ‘Het spijt me. Je hoeft het niet te begrijpen.’ ‘Daar gaat het niet om,’ zei hij, en deed een paar stappen achteruit.

Het maanlicht gaf reliëf aan de struiken en wijnranken. En tegelijk leek het alsof ik de ontbrekende fragmenten van mijn huwehjk veel duidelijker zag.

‘Ik ga maar,’ zei Raoul, en ik kon hem niet kwalijk nemen dat hij

boos was.

‘Dat is het beste.’

Ik Hep naar hem toe en legde mijn handen zachtjes om zijn hoofd. Ik kuste hem, voor de derde en laatste keer. Ik genoot van zijn lippen en zijn dure parfum. Vervolgens deed ik een paar stappen achteruit, en terwijl ik dat deed, zag ik een gestalte om Casa Rosa heen lopen.

 

Het was een vrouw. Ze droeg een wijde rok, die om haar lichaam heen golfde terwijl ze hep.

‘Hallo,’ zei Meg. ‘Ik dacht dat ik stemmen hoorde.’ Zelfverzekerd en nieuwsgierig kwam ze op ons af. ‘Ik zat te wachten tot je terug zou komen, Fanny. Ik wist helemaal niet waar je naartoe was, maar omdat je auto hier nog stond, ging ik ervan uit datje niet ver ^veg kon zijn. Toen de taxi me hier afzette, dacht ik even dat ik verkeerd was. Maar toen ik een wijnboek op de keukentafel zag liggen, wist ik dat ik goed zat.’

Het maanlicht deed haar blonde haren glanzen. ‘Verrassing,’ zei ze terwijl ze me kuste. ‘Zeg dat wel,’ zei ik.

‘Hallo, Raoul. Ik heb je lang niet gezien. Fanny houdt je altijd voor zichzelf als je in Engeland bent, maar ze praat me wel altijd bij over hoe het je vergaat. Hoe is het met Thérèse? En met de kinderen? En dat schitterende chateau?’

Raoul vertrok geen spier. Hij schudde haar hand en hield die even vast.

‘Fanny heeft me niet verteld…’

‘Fanny verwachtte me helemaal niet. Maar nu we toch allemaal hier zijn…’ Meg keek naar hem op. ‘We zouden wat vaker moeten afspreken als je in Engeland bent. Ik weet zeker dat Will het enig zou vinden.’

Raoul keek over zijn schouder naar de auto. ‘Zeg, ik heb nog veel te doen morgen. Maar misschien plak ik er nog wat dagen aan. Dan zouden we met z’n allen kunnen gaan eten.’ Alledrie wisten we dat dat niet zou gebeuren. ‘O ja,’ zei Meg. ‘Dat zou gezellig zijn.’

drie en twintig’

Wat kom je eigenlijk doen?’ wilde ik weten toen Raoul was weggereden.

‘Ik geloof dat ik net op tijd kwam,’ zei ze droogjes. Daar had ik geen antwoord op.

Meg volgde me naar de keuken en liet haar koffers op de grond zakken.

‘Ik zou kunnen zeggen dat het een beetje egoïstisch van je is om zo’n groot huis in Italië voor jezelf te houden… maar ik zou ook kunnen zeggen dat ik je mis. Will mist je in elk geval. Hij houdt van je, weetje. En…’ Ze beet op haar lip, maar haar stem klonk, zoals altijd, spottend. ‘En ik hou van wie Will houdt…’ Haar blik dwaalde af, waaruit ik afleidde dat ze bang was voor mijn reactie.

‘Ben je hier met een boodschap naartoe gekomen of kom je me

bespioneren?’

‘Geen van beide.’

Meg ging op de enige stoel in de keuken zitten, zodat ik moest bhjven staan. ‘Hij was aardig voor me. Mijn lieve broertje is altijd aardig voor me. Maar hij heeft me meteen duidehjk gemaakt dat ik niet voor jou hoefde in te vallen. Hij zei…’ Ze grimaste. ‘Hij zei

 

dat jij naast hem hoort te staan, niet ik. Maar voordat je helemaal wegzwijmelt, laat ik je dan wel vertellen dat hij waarschijnlijk vreesde dat de mensen zouden gaan praten als ik telkens naast hem verscheen.’ ‘Meg-‘

‘Will geeft het nooit op. Als hij doodgaat, gaat zijn rode doos met nog door te nemen stukken vast en zeker mee zijn graf in.’ ‘En van wie heeft hij dat geleerd?

‘Voor een deel van mij.’ Meg duwde met haar voet tegen haar koffer. ‘Het spijt me dat ik zo kom binnenvallen, Fanny. Dat is niet aardig van me, maar je hebt plaats genoeg hier. En bovendien hebben we al langer samengewoond.’

Ik voelde de energie in me terugstromen. Het was de hoogste tijd om Meg de waarheid te zeggen. Geen compromissen meer. ‘Ga naar huis,’ zei ik. ‘Ik wil niet dat je hier blijft. Ik ben hier om tot rust te komen.’

Megs hp trilde. ‘Doe niet zo gemeen, Fanny. Daar kan ik niet tegen.’ ‘Doe je best maar.’

‘Ik heb het geprobeerd, maar ik heb je nodig.’ Het was bijna middernacht. Het was heet. Ik was doodmoe. Het vliegveld lag kilometers ver weg, en zoals altijd miste Megs mengeling van valse humor en melancholie zijn uitwerking niet. Er was niets aan te doen.

Ik vulde de fluitketel met water en zette thee.

Voordat we naar bed gingen, liepen we nog even een blokje om.

‘Hoe zit het met je baan? Heb je vakantie opgenomen?’

Meg haalde haar schouders op. ‘Ik kan komen en gaan wanneer ik

wil. Bovendien kan de boekhandel in Stanwinton ook wel een

tijdje zonder mij.’

Vanuit de struiken klonk het gezang van krekels. De nacht geurde naar basilicum en oregano vermengd met een vleugje citroen. Stanwinton was ver weg. ‘Wat ga je morgen doen?’ vroeg ze.

‘Weet ik niet.’ Er viel een stilte, totdat ik vroeg: ‘Heb je nog nieuws van het thuisfront?’

‘Uit de peilingen is gebleken dat de steun voor de regering afneemt. Will maakt zich zorgen, maar ik heb tegen hem gezegd: “Wat verwacht je dan? Iedereen wil op den duur verandering, ook al bedoelt de regering het nog zo goed”.’

We Hepen langs olijfbomen en wijnranken. Bij de sphtsing van de weg bleven we staan. Rechts leidde de weg naar Fiertino, waarvan de hchtjes zelfs op dit nachtelijke uur schitterden als diamanten. De weg naar links slingerde zich over de heuvels in de richting van Rome. ,

Meg veegde met haar hand over haar voorhoofd. ‘Wat is het heet. Ik snap niet dat je die hitte kunt verdragen.’

‘Ik vind het heerlijk, die hitte. Het heeft iets mysterieus,’ zei ik, met meer passie in mijn stem dan ik bedoelde. ‘Zo, je hebt het flink te pakken.’

Ik lachte. ‘Ik geloof het ook.’ We draaiden ons om en hepen terug naar huis. ‘Ik ben het een en ander over mijn familie te weten gekomen en ik heb een aantal dingen op een rijtje gezet.’ ‘Bedoel je daar Raoul mee?’ vroeg Meg. Ze keek strak voor zich uit. ‘Raoul en ik zijn oude vrienden. Ik kende hem al voordat ik Will ontmoette.’

Ineens had Meg geen belangstelling meer voor mijn verhaal. ‘Ik heb me tijdens jouw afwezigheid trouwens heel netjes gedragen,’ zei ze met opgeheven vinger. ‘Geen druppel aangeraakt.’ We sloegen het pad in dat naar Casa Rosa leidde. ‘Ik wou dat ik mijn leven beter had aangepakt,’ zei ze plotseling. ‘Dan was ik nooit zo… afhankelijk geworden. Als je eenmaal verslaafd bent, kom je er nooit meer vanaf. Elke dag wordt bepaald door de vraag of ik het wel of niet zonder drank red. Je komt er nooit van los.’

Ik zuchtte, want ik had helemaal geen zin om na te denken over Megs problemen. Ik wilde de rust en vrijheid terug die ik hier had gevonden — ‘s ochtends gelukkig wakker worden en ‘s avonds tevreden weer gaan slapen.

‘Door de drank ben ik mijn man, mijn geliefden en vrienden kwijtgeraakt. En mijn zoon is nu volwassen en gaat zijn eigen weg.’

‘Dat geldt toch ook voor Chloë?’

‘Ach ja. Wij zijn twee oude moeders die alleen achterblijven.’ ‘Laat dat oude alsjeblieft weg,’ zei ik. Ik keek Meg aan. Ineens viel me iets vreemds aan haar gezicht op. ‘Wat kijkje raar.’ ‘Ik probeer mijn voorhoofd te fronsen, maar ik heb een botoxbe-handeling gehad. Ik dacht dat het leven minder ellendig zou zijn als ik niet meer kon fronsen.’

Halverwege het door de maan verhchte tuinpad barstte ik in lachen uit.

‘Je moet het ook eens laten doen, Fanny,’ zei Meg toen ik weer een beetje bij zinnen was. ‘Je begint hier en daar wat rimpeltjes te krijgen.’

In een ladekast op de overloop vonden we nog wat beddengoed, waarmee we het bed in een van de slaapkamers konden opmaken. De lakens roken naar mottenballen en kamfer. Midden in de nacht hoorde ik Meg schreeuwen. Ik sprong uit bed en ging naar haar slaapkamer. Meg zat ineengedoken onder haar laken. Toen ik me over haar heen boog, mompelde ze iets onverstaanbaars. Het klonk onbeschrijflijk triest. Ik wist niet hoe ik haar moest troosten en voelde me schuldig dat ik eigenlijk niet wilde dat ze was gekomen. Ik trok de lakens recht en schoof de gordijnen verder dicht.

‘Ik ben bang dat ik de strijd met mezelf niet kan winnen,’ had ze gezegd terwijl we het bed opmaakten. ‘Ik moet voor de rest van mijn leven vierentwintig uur per dag op mijn hoede zijn. Maar de vijand zal me altijd proberen te besluipen, in het donker, als ik moe of verdrietig ben. Maar ook als het licht is, als ik me verveel of als ik het gevoel heb dat het niemand kan schelen of ik besta of niet, zal hij proberen me te slim af te zijn.’

Even knipperde ze met haar ogen, maar ze leek dwars door me heen te kijken.

Ik bleef bij haar totdat ze weer rustig lag te slapen. Vervolgens ging ik naar beneden en pakte de twee flessen Vigna L’Apparita van het aanrecht, die ik na het diner in La Foce van de gastheer had gekregen. Ik verstopte ze in een kartonnen doos in de bijkeuken. Die kostbare wijn raakte ik liever niet aan Meg kwijt. Ik was moe en had hoofdpijn. Op zoek naar aspirientjes keerde ik de inhoud van mijn tas om op de keukentafel. Mijn mobiele telefoon gaf aan dat er een bericht was binnengekomen. ‘Mam, ik hou van je, xxx C’.

Ik ging zitten, legde mijn handen om mijn bonzende hoofd en huilde. Ik miste mijn vader, ik miste Chloë. Het waren tranen van verdriet en verwarring.

De volgende ochtend werd ik wakker van de jeuk. Op mijn armen en benen zaten rode vlekjes. Waarschijnlijk vlooienbeten. Terwijl Meg nog lag te slapen, kleedde ik me aan, pakte mijn tas en verliet het huis.

Het was markt in Fiertino. Het plein stond vol kraampjes, waar tegen scherpe prijzen keukengerei, rieten manden en serviezen werden verkocht. Op houten tafels lagen groente en fruit in alle kleuren van de regenboog uitgestald.

Bij een stalletje kocht ik een emmer en rubberen handschoenen. In de minisupermarkt schafte ik een desinfecteermiddel, een ont-kalkmiddel en een bezem aan.

‘Signora.’ De caissière die mijn aankopen op de kassa aansloeg zag de insectenbeten op mijn arm en legde een tube in mijn mandje. ‘Per i morsi,’ zei ze glimlachend. ‘Gratis.’

Ik bedankte haar en reed in de inmiddels brandende zon terug naar Casa Rosa. Daar bond ik een shawl om mijn hoofd, zette een pan water op het vuur en begon aan de grote schoonmaak. Ik schuurde het kaarsvet van de keukentafel. Daarna schrobde ik de keukenvloer. Vervolgens sopte ik de badkamer. Ik nam het hele huis onder handen. Ik zeemde de ramen en verwijderde de aanslag van de kranen, terwijl ik intussen de kiem van twijfel in mezelf te

lijf ging—

Misschien heeft een mens meer spijt van de dingen die hij heeft verzuimd

te doen dan van de dingen die hij wel heeft gedaan.

Hoe zou mijn vader erover hebben gedacht? Je moet het zo zien, zou hij

 

hebben gezegd… Je moet de stem van je hart volgen en ervoor zorgen dat je je dierbaren niet in de steek laat.

Mijn vingertoppen waren gerimpeld van de hete sopjes, mijn rug deed pijn van het bukken en ik transpireerde over mijn hele hjf. De vlooienbeten prikten en jeukten. Het was een hele klus om Casa Rosa schoon te krijgen, maar het zou me lukken. Toen Meg uiteindelijk verscheen, was ik nog steeds druk in de weer. ‘Het lijkt wel alsof je een slecht geweten hebt, Fanny. Alsof je jezelf moet reinigen. Ik doe niet mee, hoor.’ Haar rechterwang was nog rood van het kussen waarop ze had gelegen, en haar haren zaten in de war. ‘Is er warm water?’ ‘Ik heb het allemaal opgemaakt.’

‘Tja, het is wel primitief,’ zei ze bedachtzaam, ‘maar als het moet, was ik me wel met koud water. Ik pas me gemakkelijk aan.’ Ik zat op mijn hurken een dweil uit te wringen. ‘Bel het vliegveld, Meg, en probeer een vlucht naar huis te boeken.’ ‘Alsjeblieft, Fanny,’ smeekte ze terwijl ze naast me op de grond knielde. ‘Laat me hier bhjven.’

‘Wat komt zij doen?’ fluisterde Benedetta, toen ik Meg mee naar haar huis had genomen. ‘Onrust stoken?’ ‘Natuurlijk niet.’

Benedetta keek me aan met een blik van: Maak dat de kat wijs. Ze sperde haar ogen wijd open, zodat ik kon zien hoe groot en stralend ze ooit geweest moeten zijn. Ik kon begrijpen dat mijn vader ooit verhefd op haar was geworden. ‘Ik waarschuw je alleen maar, Fanny.’

Meg gedroeg zich echter voorbeeldig, maar toch gaf Benedetta haar geen tomaat van eigen oogst. Ik begreep de hint, en om die reden nam ik Meg de volgende ochtend mee naar een café van Angelo op het plein om te ontbijten. Zijn moeder, Maria, stond achter de bar.

‘Ik wil datje vandaag een ticket regelt, zodat je over een paar dagen naar huis vliegt,’ zei ik, toen we ons aan een tafeltje op het terras hadden geïnstalleerd. ‘Tot die tijd kun je in Casa Rosa bhjven.’

‘Oké,’ zei ze.

‘Amore…’ riep Maria boven het geratel van het espressoapparaat uit. ‘Zo noemen Italiaanse moeders hun zoon,’ legde ik uit. ‘Een echt moederskindje dus,’ zei Meg. Ze keek glimlachend naar Angelo, die ons twee cappuccino en een mandje brood kwam brengen.Toen zijn moeder hem nogmaals riep, haastte hij zich naar binnen.

‘Net als Sacha.’

Meg probeerde te fronsen. ‘Sacha gehoorzaamt zijn moeder niet altijd…’ Ze verkruimelde haar brioche tussen haar vingers. ‘Je moet goed ontbijten, Meg, zodat je er de hele dag tegen kunt.’ Meg keek me verrast aan. ‘Dat zei ik vroeger ook altijd tegen Will. Omdat hij altijd werd gepest op school, kreeg hij aan het ontbijt geen hap door zijn keel. Soms moest hij gewoon overgeven van de spanning.’

‘Will? Werd hij gepest?’

‘Heeft hij je dat nooit verteld? Hij zal er niet graag over hebben willen praten. Ik denk dat hij nog liever doodgaat dan toegeven dat hij zich de eerste driejaar op de basisschool ellendig heeft gevoeld.’

Het gaf me een merkwaardig gevoel om iets nieuws te ontdekken over iemand die je door en door denkt te kennen. Maar het was geen onaangenaam gevoel. En evenmin onwelkom. ‘Vertel verder, Meg,’ drong ik aan.

Meg nam een hapje van haar brioche. ‘Ik was bang voor mijn grootouders. Ik was bang dat ze zouden doodgaan. Ze waren al zo oud. Het was er zo saai. Bovendien vonden ze het moeilijk om met ons om te gaan. Telkens als ik van school naar huis ging, was ik bang dat ik ze dood zou aantreffen. Daarom bleef Will altijd op me wachten na school. Hij werd gepest omdat hij zo aan zijn oudere zus hing.’ ‘En verder?’

‘Ach, er was zoveel aan de hand.’ Meg klonk ongeduldig.

‘Waarom heb je me dit niet eerder verteld?’

‘Jij hebt het toch ook nooit meer over je schooltijd.’

 

Er werd geclaxonneerd. Het was Raoul. Hij parkeerde zijn auto onder een boom en kwam over het plein aangelopen. ‘Ik kom afscheid nemen. Helaas kan ik niet langer blijven.’ Meg rommelde in haar handtas, haalde haar lippenstift tevoorschijn en werkte haar lippen bij.

Raouls vertrek verbaasde me niet. Het had geen zin om te blijven. We hadden allebei de behoefte om afstand van elkaar te nemen en onze gevoelens opnieuw te ordenen. Met een gevoel van weemoed bedacht ik hoezeer ik onze gesprekken zou missen. Raoul bestelde koffie en bleef nog even zitten praten. Ten slotte stond hij op. Even kruisten onze blikken elkaar. ‘Ik ben later dit jaar van plan naar Engeland te komen, Fanny. Dan zal ik je bellen.’

‘Heb je al enig idee waar je Alfredo wil uitstrooien?’ vroeg Meg terwijl Raouls auto uit het zicht verdween. ‘Nog niet.’

‘Dat was toch de aanleiding om hierheen te gaan?’ Ik gaf geen antwoord, maar dronk mijn koffie op. Meg richtte haar blik op een bestelbusje, waaruit kisten met spinazie en meloenen werden geladen. Enkele meloenen rolden over de grond, die door de leverancier moesten worden opgeraapt. ‘Ben je nog meer van plan, Fanny? Dat verhaal over het uitstrooien van Alfredo’s as was natuurlijk niet de enige aanleiding om naar Fiertino te gaan. Daar geloof ik niets van, vooral niet toen ik Raoul in de tuin van Casa Rosa zag. Dit uitstapje lijkt meer op een laatste stuiptrekking, en dat kan alleen maar betekenen dat mijn broer ermee te maken heeft.’ Ze zweeg even. ‘Misschien denk je wel dat je huwelijk is vastgelopen,’ vervolgde ze met een gepijnigde uitdrukking op haar gezicht. ‘Dat is mogelijk. Mensen die net getrouwd zijn beginnen met de beste bedoelingen, en ineens loopt het fout. En dan denken ze: hoe heeft dit in vredesnaam kunnen gebeuren?’

Ik nam een suikerklontje uit het schaaltje en haalde het papiertje eraf.

‘Je gebruikt toch geen suiker?’ wees Meg me terecht.

Er viel niets tegenin te brengen, dankzij de zware last van onze gedeelde leven en natuurlijk dankzij Megs scherpzinnigheid. ‘Ik herinner me…’ Wat ook alweer… dat ik Chloë naar haar eerste vegaardagsfeestje in Londen bracht. Het werd gehouden in een vah die grote, dure huizen in het zuidelijke deel van de stad. De gastvrouw, die Bridget heette, serveerde thee en in stukjes gesneden selderij en wortel. De baby’s zaten tegen kussens aangedrukt in het midden van de kamer. Af en toe viel er eentje voorover. Een gesprek was onmogelijk. Dus daar zaten we dan thee te drinken en worteltjes te eten, terwijl we elkaar ervan verzekerden dat we absoluut niet dik waren. Bridget was een opwekte vrouw die van haar hart geen moordkuil maakte. ‘Ik kan gewoon niet geloven wat er van me is geworden,’ riep ze uit. ‘Echtgenote en moeder! En ik dacht altijd dat ik de wereld zou gaan veroveren.’ ‘Nou? Wat herinner je je?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Niets.’

Ze besloot op de man te spelen. ‘Je bent nu mooi van Raoul af. Of mag ik dat niet zeggen?’

‘Eigenlijk niet. Ik vind dat je je niet met mijn zaken moet bemoeien.’

‘Wat krijg ik van je als ik niets tegen Will zeg?’

‘Ik zal het Will zelf wel vertellen…’

‘Dat zou ik niet doen als ik jou was,’ zei ze.

Ik legde het suikerklontje terug. ‘Ik doe het als de tijd er rijp voor is.’ ‘Het spijt me dat ik je verkeerd heb ingeschat.’ ‘Geeft niet.’ Ik legde het geld neer voor Angelo. ‘Ga naar huis, Meg, en bemoei je er niet mee.’

‘Oké.’ Meg stond op. ‘Ik snap soms niets van andere mensen. Helemaal niets. Ze zijn een compleet mysterie voor me.’

Natuurlijk ging Meg niet naar huis. Aanvankehjk bleek het moeilijk het ticket in te ruilen en vervolgens bleek dat er de komende veertien dagen geen plaatsen vrij meer waren op vluchten naar Londen. ‘Nou, dan kan ik net zo goed blijven totdat jij ook terug gaat,’ zei Meg. ‘Dat is maar één weekje langer.’

Terwijl Meg meestal lang in bed bleef liggen, stond ik vroeg op om in de loggia koffie te drinken en vervolgens in mijn wijnboeken te studeren. Ik wilde mijn verblijf in Casa Rosa zo veel mogelijk uitbuiten.

Als Meg naar beneden kwam, wandelden we naar de stad om bij Angelo te ontbijten. Ik schreef veel kaarten, waaronder één naar Elaine. ‘Niet wachten tot het juiste moment. Je moet het nu doen. Liefs, Fanny’, schreef ik haar.

Soms was het plein bijna verlaten. Dan weer, als door een geheimzinnige kracht aangetrokken, stroomde het plein vol met bestelauto’s en mengden de uitlaatgassen zich met de geur van koffie en groenten van de supermarkt naast Angelo’s.

Zo gingen de ochtenden voorbij. We deden weinig, behalve onze stoel naar de schaduw verschuiven zodat we niet in de felle zon zaten.

Elke dag deden we inkopen voor de lunch. We probeerden iedere dag een andere groente te kiezen. Tomaat of aubergine? Courgette of champignons? Ik sneed en hakte, terwijl Meg de dressings maakte. Ze wist precies het juiste mengsel van balsamicoazijn, olijfolie en mosterd te bereiden.

Aan het einde van de middag moesten we ons ertoe zetten om in de doorstoofde auto te stappen. Meestal reden we naar een dorpje in de omgeving, waar we ijskoffie dronken en ansichtkaarten kochten.

Zo ging de week voorbij.

‘Will had het hier heerlijk gevonden,’ zei Meg. Ze wierp Angelo, die ons twee grote koppen cappuccino kwam brengen, een betoverende glimlach toe. ‘Will?’

‘Je man, Fanny. Weet je nog? Begrijp je dat niet? Hij heeft nooit tijd om gewoon niets te doen. Hij is altijd zo gedreven.’ Ze keek naar twee kleine jongens die door hun moeder vermanend werden toegesproken. ‘Ik vind Will ontzettend dapper. Het is niet zijn schuld dat de wereld zo slecht is. En het politieke systeem maakt het hem onmogelijk om dingen te veranderen.’ Nu vlogen de twee

jongetjes elkaar in de haren. ‘Maar ik ken mijn broer en ik denk dat hij zich er niet onder zal laten krijgen.’

Ik belde Battista Fine Wines een paar keer om te horen hoe de zaken ervoor stonden. Marion, die de leiding had overgenomen, praatte me bij. Omdat ik me zorgen maakte om Elaine, belde ik haar ook.

‘Ik zit in een diepe crisis,’ zei ze. ‘Ik zal het je allemaal vertellen als je terug bent. Maar ik blijf overeind.’

‘Zou je hierheen willen komen? Zou dat kunnen? Dan kan ik voor je zorgen.’

‘Dat is heel Hef van je. Maar nee, dat kan echt niet.’ ‘Het is hier heerlijk. Ik ben zo gelukkig.’ ‘Ik wed dat Will dat niet is.’

Toen we net in ons huis in Stanwinton waren getrokken, waren we zo dom geweest om een stel beunhazen in te huren voor het loodgieterswerk. De gevolgen daarvan hebben ons nog jaren parten gespeeld. In de badkamer traden telkens lekkages op, waardoor het behang in de hoeken langzaam begon los te laten. Op dezelfde manier, bedacht ik, begon ik los te komen van mijn leven in Stanwinton.

Door het vredige bestaan in Casa Rosa raakte mijn oude leventje steeds verder op de achtergrond. Af en toe keek ik even om, maar ik zag alles in een waas, zonder nostalgie. Ik kon geen details meer onderscheiden. Op mijn ochtendwandelingen voelde ik een diepe rust in me, die me bijna verdoofde. Ik vond het heerlijk om gewoon te zitten niksen en te wachten op de hitte, die de dag onvermijdelijk zou brengen.

Ik dacht aan Chloë. Meteen na haar geboorte was ik geen afzonderlijk individu meer, maar voor altijd intens met haar verbonden. Ik dacht aan Raoul, mijn eerste minnaar, die ik - voor de tweede keer - van me had afgeduwd. Ik dacht aan Will, mijn grote liefde. Ik dacht aan hoe onze levens zich naast elkaar hadden gevormd. Ik nam Meg mee naar de kerk om haar de fresco’s te laten zien. Ze bleef er lange tijd naar staan kijken. Ten slotte draaide ze zich

 

om en liep over de gestreepte marmeren vloer de kerk uit. ‘Te veel hellevuur naar mijn smaak,’ was haar enige commentaar. Ook nam ik haar mee naar het museum inTarquinia en vroeg haar of ze de uitgesneden grafsteen herkende. ‘O ja,’ zei ze. ‘Ik herkende hem meteen. Dat is het gelukkig getrouwde paar.’ Ze las de inscriptie. ‘KenneHjk zijn ze zo jong gestorven dat haat en verveling nog geen vat op ze konden krijgen.’

Het bezoek aan Tarquinia was, met wederzijdse instemming, het laatste culturele uitstapje dat ik met Meg maakte.