HOOFDSTUK X
Griezelige bedoening in een oude boerderij...
Twee weken later kwam de club ,Het Leuke
Zootje' bij elkaar ten huize van de familie Bus. Geen van allen was
er ooit tevoren geweest en ze waren bijzonder nieuwsgierig kennis
te maken met Pa en Ma Bus. De
Bussen woonden in een indrukwekkende bungalow, even buiten
Rotterdam. Groot genoeg om als jeugdherberg te kunnen
dienen. Pa en Ma Bus ontvingen de
jongelui allerhartelijkst. Pa was
zelfs zo uitbundig in zijn rol van gastheer, dat het geheel een
beetje begon te lijken op het begin van een opera. Je weet wel, het
doek gaat op en een heel dikke, breed lachende herbergier, omstuwd
door, als 't kan nog opgewekter dorpelingen, kondigt in een
brullende aria aan, dat hij een rondje weggeeft aan de hele schare,
omdat zijn dochter zich met de jonge graaf gaat
verloven.
Nu dat gaat er bij die
dorpelingen natuurlijk altijd in als sukadekoek. Ik bedoel èn het
gratis rondje èn die jonge graaf. Dat dat jonge graafje later een
hoop trammelant veroorzaakt is duidelijk, anders zou de opera
meteen uit zijn. En zo'n geval
dient minstens vier scènes lang gerekt te
worden. Pa Bus stond hartelijk
handen te schudden en ruggen te bekloppen.
„Kom binnen, kom binnen, beste mensjes," nodigde Ma Bus
uit. En ze voegde eraan toe: „De tafel is al gedekt!
"
Die .tafel' was het punt, waarom
bij de familie Bus blijkbaar alles draaide. Dat kon je dan ook heel
duidelijk zien. Pa Bus was er bijzonder trots op, dat ie 300 pond
schoon aan de haak woog.
Elke morgen
ging Pa op de weegschaal in de badkamer staan om te kijken, of er
maar geen dierbaar onsje verloren was gegaan. De arme weegschaal
kreunde dan erbarmelijk onder die enorme
last. Pa Bus vertelde bovendien aan
iedereen, die 't maar horen wilde en ook aan hen, die er geen oren
naar hadden, dat hij eens, op een buitenlandse tentoonstelling op
een zogenaamde ,sprekende' weegschaal had gestaan. Een
luidsprekertje gaf dan, met een verschrikkelijk neusgeluid, het
lichaamsgewicht aan. Zoiets als honderrrrrd derrrrrtig pond,
drrrrrie ons!
Maar toen Pa Bus erop
ging staan, riep het luidsprekertje ontzet: „Een tegelijk,
alstublieft! "
Pa Bus kreeg altijd
weer tranen in de ogen van pret, wanneer hij dit schone verhaal
opdiste. Ma Bus had maar één enkele zorg in haar leven en dat was,
dat ze 't gewicht van haar gemaal niet kon evenaren. Toch was ze
met haar 260 pond en vier ons, een goede tweede! Zus Bus, haar
dochter moest 't tot haar grote verdriet, maar doen met een
slordige 190 pond. Ze kreeg dan ook geregeld
.bijvoeding'.
De jongelui
konden hun ogen haast niet geloven toen ze de feestelijk gedekte
tafel aanschouwden. Fantastisch, in één
woord!
Langs de wand, op een lange
tafel, stond nog een grote hoeveelheid schalen met verrukkelijke
hors-d'oeuvres uitgestald. Voldoende om een heel weeshuis een week
lang te laten feestvieren, naar 't de jongelui
voorkwam. Pa Bus pikte alvast een
radijsje weg ,om de eerste honger te stillen' zoals hij met een
knipoog naar de aardige Loesje, duidelijk
maakte. Ook de Theebus liep al een
beetje ongeduldig rond in de kamer,
„Kom luitjes..., laten we nou gaan zitten, de hele zaak
wordt koud! "
De Theebus keek hierbij
zo meewarig, dat ze maar gauw hun plaatsen aan tafel allemaal gingen
innemen. De heerlijke spijzen
verleidden de jongelui ertoe belangrijk méér te eten dan ze
gewoonlijk deden. Het was dan ook een hele toer om van zoveel
heerlijks af te blijven.
„Ik sta op
springen! " vertrouwde Dick aan Piet Bell
toe.
„Schei uit jò, ik zit ook al vol
tot de rode streep! "
Pa Bus at niet
alleen véél, maar vooral ook ,duidelijk'... Te zien èn te horen hoe
Pa Bus zijn soep slurpte was een gebeurtenis, die feitelijk geen
welopgevoed mens mocht missen. Dat
hield zo'n beetje het midden tussen het lawaai, dat een peleton
nijlpaarden in de diergaarde teweegbrengt als ze met elkaar
water-polo spelen en een D-trein, die zich in een tunnel
boort... Maar evenals de Theebus,
bleek ook zijn pa een gezellige verteller. Hij verhaalde
bijvoorbeeld hoe hij 't had meegemaakt in de trein, dat er iemand
binnenkwam met een soort grote papegaaikooi, met een grote, groene
doek er over heen. De kooi wekte de
nieuwsgierigheid op van een andere
reiziger. Na een kwartier kon die
meneer zijn nieuwsgierigheid eenvoudig niet meer bedwingen en
vroeg: „Neemt u mij niet kwalijk, meneer, maar wat zit er in die
kooi? "
„Een witte ibis, meneer," zei
de man met de kooi.
„Zo, zo, een
witte ibis, en waar voedt u zo'n witte ibis dan wel mee?
"
„Met witte
muizen."
„Witte muizen? Maar hoe kunt
u zoveel witte muizen bij elkaar krijgen? "
„Dat is heel eenvoudig," zei de man met de kooi, „die kweek
ik namelijk zelf. Hier, kijkt u maar, ik heb altijd een zak vol
witte muizen bij me."
Hij grabbelde
in zijn broekzak, haalde zijn hand eruit, die echter helemaal leeg
was.
„Ik zie helemaal geen witte
muizen," zei de andere reiziger.
„Maar er zit ook helemaal geen witte ibis in die kooi! "
antwoordde de ander toen doodbedaard.
Om een uur of negen hadden de lichaamsgewichten van de
gehele familie Bus, inclusief die van de overgrootvaders van
vader's en moeder's zijde, alsmede aangetrouwde tantes, ooms,
nichten, neven en achterneven, geen enkel geheim meer voor de
jongelui.
Als je Pa Bus al die
gewichten, tot op een pondje nauwkeurig, hoorde opsommen, leek 't
precies alsof hij bezig was een marktbericht over de aanvoer van
vette varkens voor te lezen. Ook de
prijzen van meubelen, tapijten, schilderijen e.d. waren stuk voor
stuk door Pa Bus opgesomd. En Pa Bus ratelde maar door. Geen van de
jongelui kreeg ook maar de geringste kans om ertussen te
komen. Pa Bus was en bleef
eenvoudig aan 't woord!
De
maaltijd was echter zo overdadig geweest, dat de jongelui zo'n
beetje loom wegdoezelde en dat was eigenlijk helemaal zo'n
onaangename toestand nog niet eens... Tegen kwart over tien bleek de redekavelende varkensmagnaat
toch wel zo'n beetje uitgepraat te zijn. De gasten waren nu volledig op de hoogte van wat alles in
huize Bus had gekost van de peperdure kleuren-televisie tot de
stereo-geluidsinstallatie toe. Maar
een toevallige opmerking van Ma Bus opende opnieuw Pa Bus' sluizen
der welsprekendheid.
„Zeg, mannie..."
zei Ma Bus, „vergeet vooral niet de notaris te bellen over dat
huis! "
„Och," antwoordde Pa Bus, een
beetje ontwijkend, „eigenlijk heb ik niet zoveel puf om die ouwe
tent te kopen. En die «pookgeschiedenis heeft er ook al niet veel
goeds aan gedaan! "
„Spookgeschiedenis? " informeerde Piet, hoogst
geïnteresseerd, want zoiets was een
kolfje naar zijn hand.
„Och ja," zei
Pa Bus een beetje aarzelend. „Het is natuurlijk allemaal maar
flauwekul, maar ja, je hebt maar met de bijgelovigheid van de
mensen in de omgeving te rekenen en straks is zo'n huis misschien
helemaal onverkoopbaar en dan zit je met de strop," voegde hij er
met een zware zucht aan toe. „Maar, als je 't persé wilt horen, dan
zal ik jullie wel eventjes vertellen wat er aan 't handje
is."
„Nou wàt graag! " riepen Map en
Loesje tegelijk. „Het lijkt me knàl, denderend interessant! " zei
Map er nog even gauw achteraan.
Een
goedkeurend gemompel van de overige jongelui was 't sein voor Pa
Bus om zijn verhaaltje dan maar af te
draaien.
„Het hele geval zit
eigenlijk zo," begon Pa Bus. „Een jaar of vijf geleden woonde hier
een oude zonderlinge boer. Berend Knoppe genaamd, op een boerderij
aan de 's-Gravenweg, bij het Kralingse Veer. Berend Knoppe was
stokoud. Al een paar keer was hij
ernstig ziek geweest maar hij had nog geen zin om altijd maar te
blijven slapen en daarom was hij steeds maar beter geworden. Voor
de dokter was het ook een raadsel.
Maar op zekere dag was het toch plotseling gebeurd met
Berend Knoppe. Niemand zag 's ochtends licht of leven op de
boerderij en toen Wouter, één van de knechts, op de boerderij kwam,
bleek dat Berend Knoppe nog in bed lag...
dood.
Uit het testament bleek dat
Berend zijn beide knechts Thomas en Wouter tot erfgenamen had
benoemd. Erfgenamen van een enorm fortuin... geld... geld en nog
eens geld. Thomas en Wouter waren in de wolken en wilden nog meer
geld... geld... en geld. Wat dat voor knapen waren, die Wouter en
Thomas...?
„Thomas was wel een goeie
vent, die niet zo bar veel om geld gaf, als 't erop aan kwam, maar
Wouter was een rasechte schraper, die nog te gierig was om Thomas
een pakje pijptabak voor diens
verjaardag te geven, of bij een andere
gelegenheid. Thomas was ook de
beroerdste niet om een ander te helpen als die in geldnood
zat. Hij was joviaal in de omgang
met andere mensen en daardoor kwam 't, dat men Thomas in de buurt
toch wel mocht lijden. In de week
droeg Thomas een eenvoudige boerenkiel, maar zondags zag hij er
altijd kranig en piekfijn uit in een keurig zwart pak, een helder
wit overhemd en een zwarte deukhoed."
„Maar Wouter hield niet van die geldverspilling, die droeg
zomer en winter, in de week en ook zondags, een oud, tot op de
draad versleten, niet al te fris, werkpak. En dat terwijl hij zelf
geen zwaar werk meer behoefde te doen, want ze hadden meteen een
paar knechts in dienst genomen."
„Veel geld aan scheermesjes besteedde Wouter evenmin, want
hij schoor zich alleen als 't dringend nodig was. Dat Wouter er op
't laatst uitzag als een landloper behoeft dus geen nader betoog!
Het geld was nog maar kort in hun bezit, maar als er iemand op de
boerderij kwam, dan was Wouter altijd benauwd, dat men geld van hem
wilde lenen. Hij sprak maar weinig en dan nog alleen op
onvriendelijke, barse toon. Bovendien liep hij altijd in zichzelf te mopperen. Geen
wonder, dat Wouter helemaal geen vrienden of kennissen
had."
„Maar, hoewel die Wouter niet
veel zei, hij dàcht zoveel te meer! Zo dacht hij er bijvoorbeeld
steeds maar over na hoe verschrikkelijk fijn het wel zou zijn,
wanneer hij het geld van Thomas eens helemaal voor zichzelf zou
kunnen behouden.
Elke cent daarvan
zou hij dan bewaken als een kostelijk bezit... Niets zou hij ervan
uitgeven en door zijn handel zou dat kapitaal maar stééds groter en
groter worden. Thomas had al eens voorgesteld dat geld naar de bank
te brengen. Dat zou veilig in de kluis liggen en 't zou nog rente
opbrengen ook. Maar daar had Wouter zich met hand en tand tegen
verzet. Las je niet elke week in de krant over roofovervallen op
banken? Die rente zou natuurlijk
wel fijn zijn geweest, maar nog véél fijner was om, als Thomas eens
eventjes weg was, de geldkist te voorschijn te halen en dan met je
vingers te graaien door échte gouden tientjes, guldens en
rijksdaalders en ritselende bankbiljetten.
Thomas dacht daar wel anders over, maar hij wilde Wouter
niet voor het hoofd stoten en ook hij bewaarde al zijn geld dan ook
maar in een zware, ijzeren kist.' En toen gebeurde er iets heel
bijzonders...
„Wouter," zei Thomas op
zekere dag. „De boerderij is al knap oud en vervallen. Vandaag of
morgen krijgen we 't dak nog op ons hoofd. Wat zou je ervan denken
als we die ouwe kast lieten afbreken en een nieuwe, moderne woning
bouwden? "
Wouter kreeg haast een
beroerte van schrik.
„Wat? Een nieuw
huis bouwen? Dit huis is nog goed genoeg voor mij!
"
„Nee jongen, nou vergis je je toch
lelijk! " lachte Thomas onbezorgd.
„Wij hebben ook ons leven lang hard gewerkt," vervolgde
hij, „en we hebben goede zaken gedaan. Weet je wel, dat we geld
genoeg hebben om het Paleis op de Dam in Amsterdam te
kopen? Kom, Wouter, luister nu eens
goed naar me en laten we 't een beetje kalmer aan gaan doen en nog
wat van het leven genieten! "
„En
waar moeten wij dan blijven als 't huis wordt afgebroken? " vroeg
Wouter, die meende een listige uitweg te hebben
gevonden.
„Ook daar heb ik al aan
gedacht, Wouter! We gaan dan samen een reisje maken. We hebben nog
nooit iets van de wereld gezien als 't Kralingse Veer. We moeten
eens naar Amsterdam en naar Groningen en naar Arnhem. Dat zijn
allemaal mooie steden, die wij alleen maar van de plaatjes in de
krant kennen. We moeten ook eens
een beetje gaan léven! "
„Een huis
bouwen? Op reis gaan? Ben je stapel geworden, Thomas? Waar moet al
dat geld vandaan komen? " riep Wouter opgewonden en dodelijk
geschrokken.
„Maak je daar geen
zorgen over. Woutertje," zei Thomas geruststellend, „als 't dan
helemaal nodig is, zal ik alles wel
betalen."
„Als je maar goed weet, dat
ik mijn geld bij elkaar houd. Geen rooie cent betaal ik! " riep
Wouter, met schitterende ogen van hevige verontwaardiging over
zoveel geldverspilling, uit.
„Best,
best, dan zal ik wel betalen! Begrijp 't toch Wouter, we worden al
een jaartje ouder. We hebben kind noch kraai en als we sterven
kunnen we ons geld aan de een of andere liefdadigheidsvereniging
vermaken, of anders weet Vadertje Staat er wel weg
mee. Maar meenemen kunnen we 't nou
eenmaal niet! "
„Jammer genoeg! "
zuchtte Wouter.
„Zie je nou wel, dat
we er verstandig aan doen om nog eerst eens een beetje plezier van
ons zuur verdiende geld te beleven voor 't te laat is en we in het
oudemannetjeshuis zitten? Wat heeft Berend Knoppe nou aan al zijn
geld gehad. Die heeft het toch ook niet mee kunnen nemen?
"
, ,,'t Is zonde van het geld! "
jammerde Wouter, „zonde van het geld. Als je maar weet, dat je
van mijn geld afblijft! "
Thomas
snapte wel, dat hij op die manier niet veel verder kwam met Wouter
en daarom besloot hij de zaak maar zelf aan te
pakken. Op een middag reed een
bouwondernemer het erf op en even later zat deze met Thomas gebogen
over allerlei tekeningen en berekeningen. Er werden getallen
genoemd, duizenden en nog eens duizenden guldens... alsof 't zo
maar niks was! Wouter wilde met de
hele zaak niemandal te maken hebben. Maar... achter de gesloten deur, op de gang, luisterde hij
alles af wat er binnen werd besproken. Hij beefde over zijn gehele lichaam toen hij al die grote
bedragen hoorde. Was Thomas
misschien gek geworden? Dat moest haast wel, dacht Wouter, want
waarom anders al die verkwisting? O, als hij maar kans zag een stokje te steken voor al die
nutteloze verspilling! En langzaam
rijpte er een misdadig plan in het brein van de gierige Wouter, ...
de schatrijk geworden knecht... Er was maar één manier om zich
meester te maken van Thomas' geld en daarmede de gehele verkwisting
van huizen bouwen en op reis gaan, te voorkomen.
Eerst huiverde Wouter bij die
gedachte... Maar gierigheid en
hebzucht kunnen een mens vér drijven! Hoe langer hoe meer maakte
Wouter zich met een vreselijke gedachte vertrouwd en tenslotte kwam
hem die misdaad niet eens meer zo verschrikkelijk voor... hij zou
Thomas van het leven beroven! Thomas de knecht met wie hij jaren en
jaren en schouder aan schouder bij boer Knoppe had gewerkt. Soms
dacht hij dat ze echte vrienden waren geworden, maar nu... nu
Thomas net zoveel geld als hij... Wouter zou Thomas uit de weg ruimen en dan zou al het geld
voor hem alleen zijn! Oh, hij wist precies waar Thomas zijn geld
bewaarde. In hetzelfde gat, onder de vloer, waar hij zijn eigen
geldkist had verstopt.
Dat was
allerminst een probleem. In
gedachten graaiden Wouter's handen al door die duizenden
geldstukken, die Thomas van zijn baas, boer Berend Knoppe, had
geërfd. Niemand zou er ook maar één
enkele cent van krijgen... Alles voor hemzelf! En elke dag zou hij,
met volle teugen, van die rijkdom
genieten...
Enkele weken gingen
voorbij. Wouter had voortdurend dat
geld van Thomas in gedachte. Hoeveel geld zou Thomas eigenlijk wel
bezitten? Thomas bewaarde zijn geld
in een gemetselde ruimte onder de vloer. Zijn geldkist stond naast
de zijne. En de gedachte, dat al
dat geld eens aan hem, Wouter, zou toebehoren, maakte de man half
gek. Op een nacht hoorde Thomas
onraad in zijn slaapkamer.
Hij glipte
uit zijn bed en sloop, onhoorbaar, naar de huiskamer. Hij zag, door
het bovenlicht van de gesloten deur, dat er een klein wandlampje
brandde. Dat was vreemd want Wouter was allang naar bed gegaan en
die zou zeker geen lampje laten branden. Dat kostte immers alleen
maar elektriciteit voor niets! Door
het sleutelgat keek Thomas naar binnen en ontdekte een man, die op
de vloer knielde. Thomas kon niet ontwaren wie die man was. Er
stond namelijk een brandende kaars op de vloer en de figuur van de
vreemde man stak er zwart tegen af. Thomas besloot Wouter te wekken, zodat zij, twee tegen één
waren. Maar Wouter's bed was
leeg... Dat was al heel
vreemd!
Opnieuw sloop Thomas op zijn
blote voeten naar de huiskamer en opende de deur
zachtjes. En omdat Thomas dat alles
vrijwel onhoorbaar, had gedaan, en Wouter toch niet al te best van
gehoor was, merkte Wouter niet, dat Thomas de kamer
binnenkwam. Thomas was opgelucht!
Maar toch begreep hij niet al te best waarom Wouter, in het holst
van de nacht, het gat in de vloer had geopend en zijn geld
natelde! Maar toen hij een ogenblik
langer bleef toekijken, kwam hij tot de ontdekking, dat Wouter niet
zijn eigen geld natelde, maar het geld in de ijzeren kist van hém,
Thomas, in handen hield! Dàt ging
Thomas toch te ver... maar hij hield zich
muisstil. Benieuwd wat er verder
zou gaan gebeuren.
Wouter nam nu een
dikke envelop uit de geldkist en legde die op tafel. Hij opende die
envelop en wreef zich in de handen...
Dan nam hij er een handvol bankbiljetten uit en begon te
tellen. Bevend streelden zijn magere vingers de bankbiljetten. Snel
ging zijn adem, koortsachtig gloeiden zijn
ogen. En steeds maar tellen...
tellen... tellen, jongens.
Dan hoorde
Thomas hem mompelen... ,,en dat is nog meer dan ik dacht... alleen
in die grote envelop zitten al meer dan negenhonderdduizend gulden
en dan nog dat kistje met gouden tientjes en al die
effecten..."
Wouter keek opeens
verschrikt op. Had hij een zucht
gehoord? Was er iemand in de kamer? Maar Thomas had zich onhoorbaar in een verre, donkere hoek
van de kamer teruggetrokken en verschool zich
daar. Wouter trachtte het duister
van de kamer te doorboren. Maar hij
kon niets verdachts ontwaren... „Wacht maar," mompelde hij halfluid, „als ik maar eerst
alléén de baas ben in dit huis. Dan hoef ik tenminste niet meer
bang te zijn, dat er iemand onverwachts binnenkomt. Stel je voor,
dat Thomas zou merken, dat ik zijn geld
natel..."
En Wouter telde maar door!
Het bedrag was nog veel en veel hoger dan hij ooit had durven
dromen. Daarna verborg hij alles
weer zorgvuldig in de grond en sloot de opening, waaroverheen hij
het vloerkleed legde. Thomas was
intussen weer naar zijn kamer geslopen, maar hij deed die nacht
verder geen oog meer dicht. Wouter's geweten was niet helemaal rustig. Hij sloop naar
Thomas' kamer. Maar toen hij Thomas
goed en wel in bed zag liggen, mompelde hij: „Zo, dat is prachtig!
Die heeft tenminste niets gemerkt..."
Thomas hield zich slapende, maar hij had dat gemompel heel
goed verstaan. Die Wouter was altijd wel een beetje zonderling
geweest, kortaangebonden en ruziemakerig, maar toch had Thomas
altijd wel sympathie voor hem gehad.
Heel lang dacht Thomas na over die onheilspellende
woorden: ,als ik maar eerst alleen
baas ben in dit huis! '
Wat zouden die te betekenen
hebben?
De volgende avond stierf
Thomas, plotseling en volkomen onverwachts na het drinken van een
kop chocolade.
De oorzaak van zijn
overlijden was een raadsel. De dokter dacht aan een
hartverlamming.
Wouter leek wanhopig
en ontroostbaar. Zelfs de buren en kennissen beklaagden hem, hoewel
ze toch écht niet zoveel met Wouter op
hadden.
Thomas' begrafenis was heel
eenvoudig en weldra sprak niemand meer over het onverwachte sterven
van Thomas. Wouter bleef in het
huis wonen, waar het geld verborgen was en vertelde de
bouwondernemer, dat alle nieuwbouw-plannen nu hneteen van de baan
waren. Maar... als Wouter gedacht
had, dat hij nu met rust zou worden gelaten en ongestoord van de
rijkdom van Thomas zou kunnen genieten, dan had hij 't toch wel
heel goed mis! Want Thomas bleef
steeds in zijn nabijheid. Zo dacht
Wouter tenminste met zijn zieke geest.
Overal volgde de gedaante van de overleden Thomas
hem. Als hij het luik in de vloer
wilde openen, stond Thomas voor hem en schudde bedroefd het
hoofd. Als Wouter zich te slapen
legde, verscheen Thomas voor hem en hield hem een kop chocolade
voor.
„Drink dat op Wouter," zei de
geest, „drink dat op, zoals je mij te drinken hebt gegeven.
Lekkere, warme chocolade, kom drink op, Wouter, dat zal je goed
doen! "
Wouter sprong op in zijn bed.
Het droombeeld was verdwenen. Buiten regende
't. Kletterend sloegen de druppels
tegen het raam. Wouter tuurde even
in de duisternis van het slaapvertrek en zag het gelaat van Thomas,
spookachtig verlicht, voor het venster
verschijnen.
„Weg... ga wèg! Laat me
met rust! " krijste Wouter wanhopig. Het hoofd grijnsde.
De deur
van het slaapvertrek werd langzaam geopend en Thomas trad binnen.
Met opgeheven arm. Wéér met een dampende kop chocolade in zijn
hand. Het angstzweet brak Wouter
aan alle kanten uit. Hij sprong uit
bed en greep een geweer, dat altijd aan de muur hing. Wouter hield
het geweer bij de loop vast en zwaaide het met de zware kolf naar
voren gericht, in het rond. Hij
sloeg naar de gestalte. Maar Wouter raakte niets dan lucht en de
verschijning loste zich op in de
duisternis. Toen Wouter naar zijn
bed terugkeerde, lag de gedaante van Thomas er al
in... Gillend van ontzetting,
deinsde de laffe moordenaar terug. Hij vluchtte naar de
achterkamer. En daar vond hij Thomas in een stoel zitten, een kop
dampende chocolade in de hand...
Dat ging wekenlang zo door. Wouter durfde het geld niet aan
te raken. Tenslotte is Wouter volledig krankzinnig geworden. Hij
heeft moeten zwichten voor het aandringen van
Thomas. Hij dronk zélf ook een kop
chocolademelk, waarin hij een grote hoeveelheid van een uiterst
vergiftig onkruidbestrijdingsmiddel had
gedaan...
Pas drie dagen later vonden
de buren Wouter dood in de keuken. Een der kennissen, die veel
zaken had gedaan met de beide knechts, besloot het huis met de
gehele inboedel over te nemen en ging er toen zelf met zijn familie
in wonen."
„Hu," huiverde Loesje, „de
griezels lopen over mijn rug! "
„Ja,"
zei Pa Bus, „... maar 't verhaal is nog niet helemaal uit! Ik zelf
twijfel niet aan de mogelijkheid van het eerste gedeelte van deze
geschiedenis, maar wat er dan na komt, heb ik ook alleen maar van
horen zeggen. Voor de waarheid kan
ik dus niet instaan. De mensen in de buurt beweren echter
stokstijf, dat vanaf de eerste avond, dat de nieuwe familie in dat
huis woonde, 't daar regelmatig heeft gespookt. En niet zo zuinig
ook! 's Nachts, wanneer iedereen in
bed lag, deden zich de vreemdste verschijnselen voor. Ramen gingen
uit zichzelf open en dicht. Deuren zwaaiden heen en
weer. Er klonk gerinkel van
gebroken glas. Er rammelden kettingen en de bewoners deden vrijwel
geen oog dicht.
Het karpet in de
kamer, waar het geld verborgen lag, was dikwijls verplaatst.
Stoelen en ander meubilair werden door elkaar gesmeten. En altijd
waren er twee geesten aan de gang, beweerden de omwonenden! Het
waren natuurlijk Wouter en Thomas. De bewoners van het huis hebben 't veld moeten ruimen en de
vorige week is er een nieuwe familie in
getrokken. Maar weer precies 't
zelfde liedje! 't Schijnt er te spoken van
jewelste... Eerst had ik gedacht
dat huis en het land voor een prikje te kopen en er een nieuwe
villa te laten neerzetten, maar ik ben bang, dat de hele boel nu
geen cent meer waard is door die spookverhalen. Ik wil er eerst nog
eens over praten met de notaris." ,,lk heb kippevel van dat verhaal gekregen," bekende
Greetje.
„Ik vind 't
juist razend, machtig interessant! Echt knots-romantisch en
bére-goed! " riep Map haast in vervoering
uit.
„En ik zou wel
eens een nachtje in dat huis willen slapen! " zei Piet. en hij
voegde er bedachtzaam aan toe, dat hij niet erg veel van die
zogenaamde spookpartijtjes geloofde.
Lariekoek!
„Wat is
er van al dat geld geworden, dat onder de
grond verstopt
zat? " wilde Piet nog weten.
Pa Bus wisselde snel een blik van
verstandhouding met zijn vrouw en zei toen:
„Dat weet geen mens! Ze hebben ernaar
gezocht, maar nooit iets gevonden, voor zover ik
weet."
„Dan moet 't
er nog liggen," zei Piet, die altijd logisch
dacht.
„Ja, dat is
best mogelijk."
„Maar waarom onderzoekt u dat huis dan
niet van onder tot boven? " informeerde Piet een beetje
verwonderd.
„Dat
helpt toch niet. Het geld is eenvoudig niet te
vinden. Enfin, ik
heb jullie nu alles verteld, wat ik er zelf van weet," zei meneer
Bus, een beetje kortaf.
„Kom jongelui," sprak de gastvrouw
hartelijk, terwijl ze zich met enige moeite uit haar fauteuil
probeerde los te maken en waarbij de veren dankbaar en opgelucht
kreunden, „laten we een lekker kopje chocolademelk met een broodje
vlees gaan eten! 't Is allemaal al klaargemaakt!
"
Maar de jongelui
bedankten feestelijk voor die merkwaardige combinatie. Ze bleven
nog een beetje nakeuvelen. Maar de échte stemming kwam er niet meer
in. Kort daarna
gingen ze allemaal naar huis. Wat zou de reden zijn
geweest? Het
spookverhaal, of de overvloedige maaltijd bij de familie
Bus? We weten 't
werkelijk niet...