J

zijn van Blord’s schepen werd geladen. Iets later verscheen het Nem-meer aan de horizon en het was slechts een kwestie van seconden voor ze boven een rommelige nederzetting tot een halt kwamen. Nadlin stond naast Blord en keek door de doorzichtige plaat in de vloer van het schip naar het stadje aan de oevers van het Nem-meer. Voor zover ze konden nagaan stonden er maar vijf gebouwen, die de naam waard waren. Die gebouwen stonden allemaal net buiten het stadje zelf. Eén ervan was een groot wit buitenhuis. De andere vier gebouwen stonden een aantal honderden meters van dit gebouw vandaan. Het waren lange, vierkante bouwsels, prototypes van primitieve fabrieken. ,,Het ziet er niet naar uit,” zei Nadlin, „dat ze ooit veel immigranten aan heeft kunnen trekken.” Hij sprong weg, toen een uitbarsting van grijs vuur op een van de gebouwen de boot heen en weer deed schommelen. Nadlin het zich onmiddellijk in de dichtstbijzijnde anti-zwaartekracht stoel vallen. Hij haalde het, net voor het schip als een raket omhoogschoot naar de mistbanken in de atmosfeer van Yelt 7. Iets later hep hij terug naar de bank. „Allemachtig!” zei hij. „Ze meent het wel.” Hij stond op het punt nog meer te gaan zeggen toen hij de glimlach op Blord’s gezicht zag. Het was een vriendelijke glimlach, maar het bracht Nadlin weer met beide benen op de grond. De opwinding verdween. Hij was er plotseling niet meer zo zeker van, dat hij zich prettig had gevoeld toen ze in gevaar verkeerden. Het was niet meer dan normaal een zeker risico te nemen als hij patrouilledienst had, maar nu handelde hij vanuit een functie van bemiddelaar, een man met een missie. Het zou dom zijn zichzelf te laten doden in een schermutseling tussen twee grote ondernemers. Het rinkelen van de eldofoon stoorde hem in zijn gedachten. Het gezicht van een vrouw verscheen op het scherm. Toen Nadlin haar in het oog kreeg hepen de rillingen over zijn rug. Bijna onmiddellijk wist hij, dat dit Edee Calder moest zijn. Volgens hem bestond er geen enkel ander mens bij wie de beschrijving, die Magrusson hen op de eerste dag van de reis had gegeven zou passen. Ze had donkere, diepliggende ogen. Haar gezicht had de