Chronologie

1925

Andrea Camilleri wordt geboren in Porto Empedocle, een actieve en levendige gemeenschap, het toekomstige Vigata van zijn romans. Hij komt uit een familie van handelaren in zwavel, maar door een aantal tegenslagen moet Giuseppe Camilleri, de vader van Andrea, ander werk zoeken: hij wordt inspecteur van havenbedrijven, een afmattend beroep waarvoor hij alle havens van Sicilië af moet reizen. Van de rijkdom van weleer blijft alleen de villa van de grootvader van moederszijde over.

1932-1936

Als enig kind heeft Andrea «een onbegrensde jeugd»*, die onder andere bestaat uit het lezen van voor die jaren ongebruikelijke boeken, die bij hem thuis voor het grijpen liggen: Almayer’s Folly van Conrad, Simenon in de reeks ‘Libri neri della Mondadori’, Moby Dick in een ingekorte versie.

* Dit en alle andere citaten tussen «…» zijn afkomstig uit privé gesprekken met de auteur.

Op zijn vijftiende begint hij aan de echte jongensboeken, die van Jules Verne en Salgari. Omstreeks zijn tiende ontstaat kort na zijn leeshonger, de passie voor het schrijven, die uitmondt in een aantal gedichten opgedragen aan zijn moeder en aan Mussolini.

1939

Tijdens zijn middelbare schooltijd—op het Empedocles-gymnasium in Agrigento—komt hij voor het eerst in contact met de moderne literatuur. Hij ontdekt Montale, Saba, Alvaro en de contemporaine schrijvers: zijn passie voor literatuur ontvlamt. Maar het boek waarvan hij het meest in de ban komt en waardoor hij bezeten raakt is Storia della colonna infame van Alessandro Manzoni, een werk dat hem nooit meer los zal laten.

1940

Hij schrijft zich in aan de Universiteit van Palermo, bij de Letterenfaculteit. Maar zijn eerste cijfer, een 6, verpest voorgoed zijn gemiddelde, waardoor zijn droom om Italiaans in het buitenland te doceren in duigen valt. De lust om te studeren vergaat hem.

1945

Een van zijn gedichten, Solo per noi, wordt geaccepteerd door ‘Mercurio’, het maandblad onder redactie van Alba De Céspedes: op de omslag ziet Camilleri zijn naam staan naast die van Alvaro, Silone, Moravia en een nog zeer jonge Natalia Ginzburg. Het is zijn eerste publicatie en geen enkele andere, geen enkel toekomstig succes, zal hem zo ontroeren.

1946

In Enna, waarheen hij met zijn familie is verhuisd, schrijft hij zijn eerste verhaal, Sweet Georgia Brown, geïnspireerd op het gelijkluidende singeltje: «Mijn fascinatie voor die muziek deed me het idee aan de hand voor een verhaal dat om de grammofoonplaat heen draaide.» De Enna-periode staat echt in het teken van de grote literaire experimenten. Na een aantal keren gezakt te zijn haalt hij tegen de verwachting in zijn schriftelijke examen Latijn. In de euforie van het moment stuurt hij een telegram dat nog in de familieoverlevering voortleeft: «Geslaagd Latijn op naar Milaan.»

1948

Hij doet toelatingsexamen voor de Accademia Nazionale d’Arte Drammatica in Rome, slaagt en wint een studiebeurs van dertigduizend lire.

Bij de regisseursopleiding is hij de enige student. Hij krijgt college van de grote Orazio Costa, een belangrijke leermeester, essentieel voor zijn ontwikkeling: Costa leert hem de wereld sub specie theatri te bezien. Op 14 december verschijnt in de ‘Italia socialista’, het dagblad onder redactie van Aldo Garosci, het eerste verhaal van Andrea Camilleri. De titel is Davide e Golia, een ironische interpretatie van het bijbelverhaal waarin David met zijn katapult, terwijl hij mikt op een vogel, per ongeluk Goliath dodelijk treft.

1950-1954

Als hij van de Accademia wordt gestuurd vanwege het zondigen tegen de strenge moraal uit die jaren (hij wordt in bed gesnapt met een van de actrices van de school), en zo zijn studiebeurs verspeelt, moet hij het in Rome ineens zonder inkomsten stellen. Maar Orazio Costa is hem niet vergeten en neemt hem af en toe in dienst als tweede of derde assistent, zodat hij niet alle contact met de Accademia verliest. In die jaren ontmoet hij talloze belangrijke mensen (Eduardo De Filippo, Jean Genet, Michelangelo Antonioni) en in 1953 treedt hij voor het eerst op als officieel regisseur: Abbiamofatto un viaggio van Raul Maria De Angelis—in die tijd een auteur van enig gewicht. In hetzelfde jaar leert hij Rosetta Dello Siesto kennen, het meisje met wie hij een paar jaar later zal trouwen. In 1954 schrijft de RAI —de Italiaanse staatsomroep—voor het eerst en het laatst een concours uit voor leidinggevenden in vaste dienst. Camilleri haalt de mondelinge en schriftelijke examens met vlag en wimpel, maar zal dan merken dat hij is afgewezen omdat hij communist is.

1957-1958

Rosetta wint een typistenconcours uitgeschreven door de overheid: voor het Istituto Nazionale di Assistenza: met allebei een salaris van veertigduizend lire kan het stel eindelijk trouwen. Het is dan 1957.

Camilleri brengt voor het eerst in Italië een stuk van Arthur Adamov (een van de grondleggers van het absurdistische theater) en Endgame van Beckett. De voorstelling in Genua onder regie van Aldo Trionfo met Paolo Poli, die in de theatergeschiedenis vaak wordt vermeld als de eerste, was in werkelijkheid de tweede. Intussen is bij de RAI het klimaat veranderd: de directeur van de derde radiozender Cesare Lupo vraagt aan Camilleri mevrouw Lidia Motta te vervangen; zij is verantwoordelijk voor het literaire programma en gaat met zwangerschapsverlof. De vervanging is voor zes maanden. Hij zal er dertig jaar blijven.

In 1958 wordt zijn eerste dochter geboren, Andreina.

1959-1961

De tijden zijn echt veranderd als de RAI Camilleri benoemt tot vice-president van de commissie van vernieuwing, samen met Attilio Bertolucci. Hij werkt mee aan de beroemde televisieserie van luitenant Sheridan, vertolkt door Ubaldo Lay. «Het waren onstuimige jaren, van een intense creativiteit,» waarin hij samenwerkt met intellectuelen als Montale, Luzi en Bigongiari.

In 1959 wordt hem gevraagd les te geven aan het Centro Sperimentale di Cinematografia. Onder zijn leerlingen bevinden zich de televisieregisseur Pino Passalacqua, Marco Bellocchio en Luigi Perelli, een van de regisseurs van de televisieserie La Piovra. Intussen begint hij ook Orazio Costa aan de Accademia te vervangen, omdat die voor lange periodes bezigheden in het buitenland heeft. Daarnaast begint hij mee te werken aan de ‘Radiocorriere tv’ waarvoor hij korte introducties schrijft bij literaire radio-en televisieprogramma’s. Het is een bezigheid die decennia zal duren en waarvoor hij meer dan duizend artikelen zal schrijven, tot aan het moment dat de gids werd opgeheven.

In 1960 wordt zijn tweede dochter geboren, Elisabetta.

Het jaar daarop gaat Camilleri van de derde radiozender naar het tweede televisiekanaal, net opgericht en geleid door Angelo Romanö. Maar hij accepteert ook de uitnodiging van Lidia Motta, die weer in dienst getreden is, om te blijven samenwerken als regisseur op de derde radiozender.

Het jaar 1961 is tevens het begin van een zeer belangrijke vriendschap voor de toekomst van Camilleri, namelijk die met Leonardo Sciascia.

Aan het eind van datzelfde jaar brengt hij bij het theater Eliseo in Rome, op muziek van Aldo Clementi en met decors van Achille Perilli, Collage uit, een ballet zonders dansers: de enscenering danst, de «achtergrond». Het stuk wordt door Franco Quadri opgenomen in de ‘Referentiepunten’ in het boek L’avanguardia teatrale in Italia. Materiali 1960-1967, o, Einaudi, Torino, 1977.

1963-1964

In 1963 wordt zijn laatste dochter geboren, Mariolina. Het jaar daarop is van fundamenteel belang voor zijn creatieve loopbaan: de televisieproductie van de avonturen van commissaris Maigret van Simenon (vertolkt door Gino Cervi), in samenwerking met de scenarioschrijver Diego Fabbri, verandert zijn houding ten opzichte van het schrijven. Het is het verlaten van het kunstproza ten gunste van de mechanismen van de roman, en in het bijzonder van de ‘Europese’ misdaadroman.

1967

«In ‘67 had ik een crisis. De crisis was dat ik er genoeg van had, ik had een afkeer gekregen van het vertellen van andermans verhalen in andermans woorden.» En dus begon Camilleri, op zijn tweeënveertigste, op 1 april (niet toevallig de dag van de grappen), aan zijn eerste roman: hij werkte er een jaar en negen maanden aan, het resultaat was Il corso delle cose (De loop der dingen, 2000). Een boek waarin de andere grote crisis van dat jaar doorschemert: zijn vader is ernstig ziek en heeft nog maar kort te leven. «Ik merk nu dat hoe verder ik aan Montalbano werk, hoe meer ik mijn vader afschilder.»

1968-1980

Hij gaat door met zijn werk voor de televisie en het theater. Intussen probeert hij Il corso delle cose gepubliceerd te krijgen, zonder enig succes: tot aan 1978, als het boek eindelijk wordt uitgegeven, kan Camilleri niets anders schrijven. Met uitzondering van twee teksten voor een radiouitzending in 1973, Le intervisie impossibili (De onmogelijke interviews). In 1978, bijna tien jaar nadat hij het geschreven heeft, komt bij Lalli eindelijk zijn geesteskind uit: «Toen ik het tastbaar in handen had, bruiste het boek als een fles spumante, wanneer de kurk uit de fles springt.» Nu is Camilleri klaar voor zijn tweede boek, Ilfilo difumo (Rook!, 2003), dat na vier maanden het licht ziet en zonder de eerdere lijdensweg bij Garzanti gepubliceerd wordt. Dan is het 1980. De publicatie veroorzaakt een levendige discussie onder recensenten, maar in decentrale, marginale kringen—kringen die, veelzeggend, tweetalig zijn.

1984-1988

In 1984 komt La strage dimenticata (De vergeten slachting) uit in een reeks gewijd aan de Siciliaanse cultuur en geschiedenis, de zogenaamde groene reeks van Sellerio. In feite is het werk een paar jaar eerder geschreven, maar Camilleri stelt de publicatie uit in verband met een andere crisis: hij voelt dat het tijd is om een fase van zijn leven af te sluiten, namelijk die van het bezig zijn met het theater. En hij wil het mooi afsluiten: na een lange voorbereidingsperiode neemt hij tussen 1986 en 1990 zijn ‘langdurende afscheid’ van het theater. In het bijzonder brengt hij de belangrijkste uitvoering van zijn hele leven op de planken: I giganti della montagna en Lafavola delfiglio cambiato samen in één opvoering—een project dat Pirandello zelf onuitvoerbaar had genoemd.

In 1988 sterft zijn moeder Carmelina.

Op de pensioensgerechtigde leeftijd neemt Camilleri afscheid van de RAI. Hij kan terugkijken op een duizelingwekkend aantal producties: regisseur van 1300 radio-uitzendingen, 120 toneelstukken, 80 televisieuitzendingen.

1992

Ook weer in de groene reeks van Sellerio komt La stagione della caccia (Het jachtseizoen, 2001) uit, maar de publicatie is slechts het topje van een creatieve vulkaan: Il birraio di Preston (De Siciliaanse opera, 2002) is al in de maak. Een verhaal dat Camilleri—zoals ook voor zijn andere werken geldt—al aan zijn leerlingen van de Accademia heeft verteld. «Ik werkte het verhaal als orale overlevering uit.»

1993

Dit is het jaar van zijn verhalend essay La bolla di componenda, en tevens het jaar waarin Camilleri de oplossing vindt voor het probleem van de structuur van Il birraio di Preston. De weg wordt hem gewezen door De pianist van de Catalaanse auteur Manuel Vasquez Montalban: om zijn erkentelijkheid ‘af te betalen’ besluit Camilleri zijn politiecommissaris Montalbano te dopen. Dat is de hoofdrolspeler in de misdaadroman die hij net geschreven heeft. De thriller verschijnt bij Sellerio (in de reeks ‘La memoria’) onder de titel La forma dell’acqua (De vorm van water, 1999).

1995

Il birraio di Preston komt uit, ook weer bij Sellerio. Camilleri begint een kleine lezerskring te krijgen, een eigen nis. Ook verschijnt Il gioco della mosca, een dun boekje met spreekwoorden en gezegden uit Agrigento.

Hij schrijft de eerste versie van Il re di Girgenti (De koning van Girgenti), wat hij als zijn allerbelangrijkste werk zal beschouwen.

1996

Het is het jaar van Montalbano. Binnen enkele maanden komen ook nu weer in de serie ‘La memoria’ bij Sellerio het tweede en derde avontuur van de commissaris uit Vigata uit: Il cane di terracotta (De hond van terracotta, 2002) in april, en Il ladro di merendine (De gestolen twaalf-uurtjes, 2000) in december. Eigenlijk is Camilleri er na Il cane di terracotta van overtuigd dat de figuur van Montalbano zijn tijd gehad heeft, maar het personage begint hem letterlijk te achtervolgen: de schrijver wordt gedwongen zijn personage met een boek ‘tevreden te stellen’—namelijk Il ladro di merendine —om in alle rust La mossa del cavallo te kunnen schrijven.

In de week van 9 tot 15 mei verschijnt Il cane di terracotta voor het eerst op de Italiaanse bestsellerlijst, en wel op de tweeëndertigste plaats.

1997

Camilleri is te gast in de Maurizio Costanzo Show. De beroemde presentator beveelt Il ladro di merendine warm aan en stelt aan de hoofdredacteur van ‘Il Messagero’, die aanwezig is bij de opname, voor om Camilleri in zijn krant te laten schrijven. Zo is het gekomen dat de schrijver bijdragen aan kranten gaat leveren, eerst in ‘Il Messaggero’, later in ‘La Repubblica’ en ‘La Stampa’.

Het verkoopsucces begint enorme proporties aan te nemen.

Het vierde avontuur van Montalbano La voce del violino (De stem van de viool, 1999) komt uit, en wint de Flaiano-prijs.

In dat jaar schrijft hij ook de eerste korte verhalen over Montalbano: Il compagno di viaggio, Miracoli di Trieste en In patto, die gebundeld zullen worden in Un mese con Montalbano (Een maand met Montalbano).

1998

Un mese con Montalbano komt uit bij Mondadori en La concessione del telefono bij Sellerio. Er begint zich een merkwaardig fenomeen voor te doen, absoluut ongekend in het panorama van de Italiaanse uitgeverswereld: niet één titel, maar de een na de ander komen alle titels van Camilleri op de bestsellerslijst en bezetten elke week steeds hogere plaatsen. En met het succes komen de eerste vertalingen.

1999

Bij Rizzoli komt La mossa del cavallo uit, waarmee hij de Elsa Morante prijs wint, en bij Mondadori Gli arancini di Montalbano.

In december verschijnt de eerste aflevering van de Montalbano-serie op de televisie, met Luca Zingarelli in de rol van de commissaris. Het scenario is van Francesco Bruni en Andrea Camilleri; Alberto Sironi heeft de regie.

2000

Camilleri begint aan een volledig nieuwe versie van Il re di Girgenti, inmiddels de zoveelste.

Voor de Edizioni dell’ Altana publiceert hij Favole del tramonto, dat een aantal satyrische korte verhalen bevat waarin hij de politiek van Silvio Berlusconi hekelt.

Bij Sellerio verschijnen La gita a Tindari (Het uitstapje naar Tindari, 2001), bij Mondadori La scomparsa di Pato en bij Rizzoli de Biografia ddfiglio cambiato (Luigi Pirandello: biografie van een verwisselde zoon, 2007).

2001

Met La gita a Tindari wint hij de Bancarella-prijs. Bij Rizzoli publiceert hij Le parole raccontate, een ironisch lexicon van het dramaturgische universum.

Bij Sellerio komt L’odore della notte (De geur van de nacht, 2003) uit en in november wordt ten slotte Il re di Girgenti gepubliceerd, dat van de critici echter een lauw ontvangst krijgt.

2002

La paura di Montalbano (De angst van Montalbano, 2007) en Montalbano a viva voce komen uit bij Mondadori; bij Rizzoli L’ombrello di Noè en La linea della palma.

In oktober verleent het Istituto Universitario di Lingue Moderne (IULM) van Milaan Camilleri een eredoctoraat in buitenlandse taal- en letterkunde.

Storie di Montalbano komt uit, het eerste deel in de reeks Meridiani Mondadori, opgedragen aan zijn oeuvre. Il re di Girgenti krijgt de Mondello-prijs.

2003

Il re di Girgenti krijgt nu de Recalmare-prijs. Bij Sellerio komt een nieuwe Montalbano uit, Il giro di boa (Het ronden van de boei, 2004). Na lang wikken en wegen wordt eind augustus La presa di Macallè gepubliceerd, waarschijnlijk zijn meest besproken en omstreden werk.

2004

In april verschijnt bij Mondadori La prima indagine di Montalbano en in oktober bij Sellerio La pazienza del ragno (Het geduld van de spin, 2005), een werk dat verrassend nauw aansluit bij Het ronden van de boei.

Romanzi storici e civili komt uit, het tweede werk van Camilleri in de Meridiani Mondadori-reeks.

2005

In maart komt in de reeks ‘La memoria’ van Sellerio Privo di titolo uit, een roman die hoort bij het historische genre van Camilleri.

In mei verleent de Universiteit van Pisa hem een eredoctoraat in de Communicatiewetenschappen.

EOF