5
Umak plaagde haar toen ze zei dat ze niet het recht had om mee te eten van het vlees van de condor. Hij keek haar met een eigenaardige maar niet onvriendelijke glimlach aan en zei: 'Klein meisje, wat hadden we als lokaas moeten gebruiken om de zonne-eter uit de lucht te laten komen, als we jou en je sneeuwhoen niet hadden gehad?'
'Ik ben geen klein meisje, ik ben bijna een vrouw.' Torka keek haar streng aan. 'Dan, Bijna Een Vrouw, moet je het karkas van de condor in stukken snijden, het vuur maken en het vlees roosteren voor Umak en Torka. Dat is vrouwenwerk. Doe het werk, dan zul je je deel waard zijn.'
Ze werd vuurrood. Dankbaar met elk woord van hem ging ze met plezier aan de slag.
Umak was in elk geval snel tevreden. Torka en hij waren naar de engte van het dal gelopen en hadden een lage heuvel beklommen om uit te kijken over de vlakte en ze hadden aan de horizon daarvan gezien wat ze zo graag wilden zien.
'Vanavond eten we het vlees van de condor,' zei Umak, 'en we zullen ons sterken met het bloed en het merg van de zonne-eter, want we mogen zijn levensgeest niet onteren door hetgeen we hebben gedood te verkwisten. Maar morgen gaan we hier weg. Morgen lopen we ver. Morgen richten we een jachtkamp in waar we vele dagen zullen blijven. Morgen bereiden we ons voor om op de kariboes te gaan jagen!'
Zijn ogen schitterden van opwinding. 'De kudde komt vanuit het oosten op ons af, zoals deze oude man had beloofd. De kudde loopt van horizon tot horizon, over een vlakte die zich eindeloos uitstrekt. Nog nooit heeft deze oude man zo'n uitgestrekt gebied gezien. Nog nooit heeft deze Heer der Geesten zoveel kariboes gezien.'
Umaks enthousiasme werkte aanstekelijk. Lonit luisterde terwijl ze werkte. Ze was eerst bedroefd toen ze zich de lange dagen van de afnemende maan herinnerde en het lijden van haar volk: ze wou dat in plaats van de mammoet de kariboe naar hen toe was gekomen, dat ze het leven hadden ontvangen in plaats van de dood. Maar de stam bestond niet meer. De enigen die over waren van het Volk waren hier, in dit kleine kamp. Torka, Umak en Lonit vormden een nieuwe stam. En wanneer de jagers met kariboes naar hun kamp kwamen, zou Lonit ervoor zorgen dat haar vrouwelijke wijsheid van pas kwam. Ze zou goed voor haar mannen zorgen. Haar bedroefdheid verdween langzaam. Ze glimlachte flauwtjes en de kuiltjes onder haar hoge jukbeenderen werden nog dieper toen ze aan alle mooie dingen dacht die ze van de kariboes zou maken. Torka werd ongerust toen hij naar zijn grootvader luisterde. Niet door de woorden van de oude man, maar door zijn eigen gedachten bij het zien van Lonit die bezig was de vogel in stukken te snijden. Zoals altijd maakte het zien van het meisje hem bedroefd. Ze was een sterk, gehard kind dat nooit klaagde, maar hij verlangde nu naar zijn eigen vrouw. En naar zijn kinderen. Het verlangen wakkerde weer zijn haat voor het meisje aan. Waarom was zij nog in leven terwijl alle anderen dood waren? Waarom? Hij stond naast het afdak dat ze hadden gemaakt, en staarde voor zich uit. De wereld leek zo leeg. De wereld was ook leeg. Zou hij ooit weer het gelach van kinderen horen? Of het geluid van vrouwen die zacht in het donker praatten en van mannen die ruzieden bij een vriendelijk partijtje botjes werpen?
Toen hij zich bukte om naast Umak uit de wind en onder het afdak te gaan zitten, gromde de wilde hond naar hem. Het dier lag aan de andere kant van de oude man, dichtbij maar net buiten het bereik van Umak. De hond was altijd ergens in de schaduw van de oude man. Als Torka bij hem in de buurt kwam, gromde hij altijd waarschuwend.
Rustig maar, Broeder Hond,' stelde Umak het dier gerust. 'Torka is een lid van onze groep en vlees van Umaks vlees. Je moet aan hem wennen. Hij is ook je broeder.'
De hond boog zijn kop en ontspande zich duidelijk een beetje, maar hij wendde zijn ogen niet van Torka af. 'Aarrr...' Hij bleef grommen, zij het wat zachter.
'Aar!' deed Torka hem geërgerd na, terwijl hij naast zijn grootvader ging zitten. Umak was werkelijk een Heer der Geesten nu hij had bereikt dat een dier hem volgde. Als het aan Torka lag, zou hij het dier de kop inslaan. Een jonge hond zou lekker zijn om te eten. Zijn vacht zou goed bont leveren. Maar hij zou nooit de broeder van een mens kunnen zijn. Nooit. Torka vertrouwde de hond niet, wat Umak ook mocht zeggen. Op een dag zou zijn eigenlijke aard bovenkomen. Op een dag zou hij het meisje aanvallen in plaats van haar te hulp te komen. Op een dag zou hij Umak niet helpen bij het doden van een prooi, maar zich onttrekken aan de macht van de oude man. Dan zou hij ineens proberen om degene die geen macht meer over zijn geest had, te doden. Torka zou op die dag wachten. Dan zou hij 'Broeder' Hond doden.
'Kijk,' zei Lonit, een van de lange vleugelbenen van de condor omhooghoudend. Ze had het vlees en de pezen er met haar vilmes afgesneden en was nu vol openlijke bewondering voor de lichte constructie. 'Hoe kan zo'n breekbaar botje nu het gewicht van zo'n grote vleugel dragen?'
Umak gromde. Het was een vraag die een man en zelfs een Heer der Geesten niet kon beantwoorden. Maar Torka stond geïntrigeerd op. Wat het meisje had gezien was wel degelijk de moeite waard om te onderzoeken, al was het alleen maar om zijn aangeboren nieuwsgierigheid te bevredigen.
Hij knielde tegenover haar, aan de andere kant van het karkas, balancerend op de bal van zijn voet in zijn dikke laarzen. Hij pakte niet het bot op, maar de andere, complete vleugel van de condor. Het meisje had die netjes uit de schouderkom gesneden. Hij was nog helemaal heel en de ingewikkelde lagen van veren voelden zacht aan onder zijn blote hand. Hij plukte er een veer uit en zwaaide ermee door de lucht, waarbij hij voelde dat de ligging van de veren langs de buigzame, holle schacht voor een sterke wrijving zorgde.
Lonit keek naar de veer. Haar ogen zagen meer praktische eigenschappen. De veren waren lang genoeg om aan een riem van pezen genaaid als zomerrok te dienen, of als prachtige sierkraag voor een Heer der Geesten wanneer die zijn krachten opriep, of als een handige waaier tegen de steekvliegen die op windstille zomerdagen in zwermen boven het land hingen. Verlegen waagde ze het om Torka over haar ideeën te vertellen, maar het was net of hij haar niet hoorde of anders had hij er geen belangstelling voor nu hij met de vleugel bezig was. Hij was geboeid door de anatomie ervan en geïntrigeerd door de kracht en elasticiteit van de sterke pezen die een veerkrachtige beweeglijkheid aan de spieren en botten gaven. 'Zo vliegt hij,' zei hij bedachtzaam.
Umak wilde niet bij zijn kleinzoon achterblijven en kwam overeind. Hij liep naar Torka en nam de vleugel van hem over. 'Hmm!' Hij bekeek het afgesneden lichaamsdeel aandachtig, knikte en draaide het om, het met een arm opzij houdend terwijl hij langzaam begon te bewegen en net deed of hij een condor was. Hij maakte er een dans van, waarbij hij de vlucht en de gierachtige geluiden van het dode dier nadeed.
Torka barstte in lachen uit. Lonit hield haar handen voor haar mond om te voorkomen dat haar gelach de Heer der Geesten beledigde omdat het van zo'n onwaardig meisje kwam. De wilde hond jankte en kroop weg. Hij begreep er niets van. Umak danste verder, improviseerde, bewoog de vleugel alsof die een verlengstuk van zijn arm was, en hief een loflied aan op de grote vogel waarvan ze het vlees weldra zouden eten.
Zo vliegt hij, dacht Umak, en even voelde hij in zijn oude lichaam het gewicht der jaren niet meer. Hij danste. Hij zwenkte. Hij zweefde. En toen was hij weer een man en moe. Hij stopte, moe van de last der jaren en de vele kilometers die hij was gegaan vanaf het moment dat hij het verwoeste winterkamp van zijn volk had achtergelaten. Hij dacht aan de brede vlakte die Torka en hij hadden ontdekt, aan de kariboes en aan de kilometers die hen nog scheidden van de kudden waar ze zo lang naar hadden gezocht. Hij liet de vleugel van de condor vallen en bleef met zijn handen op zijn heupen hijgend staan, zich maar al te zeer bewust van de pijn in zijn zere been en in zijn voeten.
Hmm! Als deze oude man nu eens net als een zonne-eter vleugels kon krijgen! Als we nu eens allemaal met de vleugels van de condor konden vliegen! Denk eens aan de afstand die we dan zouden kunnen afleggen! Denk eens aan wat we dan niet allemaal zouden zien! En bedenk eens hoeveel minder onze laarzen zouden slijten!'
Lonit maakte een vuur van gedroogde vossenbeenderen en plaggen die ze voor dit doel in haar bepakking had meegedragen. Ze roosterden de zonne-eter, aten zoveel ze konden, waarbij ze de hond ook een deel van het vlees gaven, en kropen toen onder hun slaapvachten om te proberen hun broodnodige rust te krijgen. Met hun buik vol vlees en warm door de hitte van het vuur, sliepen ze dicht tegen elkaar onder het afdak. Torka had vreemde dromen waarin hij zichzelf als een man met condorvleugels zag... vleugels waarmee hij hoog boven de wereld kon zweven, die hem gewichtloos maakten en hem de ontzagwekkende vaart en kracht van de vlucht lieten ervaren. Hij was als een speer die door de lucht vloog, een speer die zijn eigen gang kon beheersen en die met de ogen van een mens kon zien.
Hij keek op de aarde neer, op de hoge bergen en de ravijnen vol ijs, de dalen van de toendra en de uitgestrekte vlakten waar de kariboes als een eindeloos voortstromende rivier van leven overheen liepen. En daar, aan de oostelijke horizon, zag hij een mammoet grazen- een mammoet zoals er geen ander bestond... een beest met schoften zo hoog als bergen, slagtanden die even hard, koud en meedogenloos waren als gletsjers en ogen die wijd opengesperd waren van haat voor de mens. Het dier keek omhoog, zag hem vliegen en trompetterde met een geluid dat de hemel deed beven. Torka beantwoordde het geluid. Hij schreeuwde het uit in zijn droom terwijl hij zijn vleugels samenvouwde en zich uit de lucht naar beneden stortte, omgevormd tot een speer die de mammoet met de dodelijke kracht van een bliksemschicht raakte. De Vernietiger viel ter plekke neer en Torka werd bevend wakker met de smaak van bloed, dood en diepe frustratie in zijn mond. Lange tijd lag hij wakker en dacht na over de droom. Waar graasde de mammoet nu, vroeg hij zich af. En was er ooit een speer gemaakt — of een man geboren — die in staat was om de mammoet te doden?