38
Jana stond op veilige afstand naar het rouwende gezelschap te kijken dat zich rond Volker Nowaks graf had verzameld. Een rij in het zwart geklede figuren onder een dak van donkere paraplu’s, waar de regen onophoudelijk op neerkletterde.
In het midden zag ze Nowaks moeder, die onbeweeglijk in haar rolstoel zat. Het grootste deel van haar wasbleke gezicht ging schuil onder een grote zonnebril. Ondanks de paraplu die een van de rouwenden boven haar hield, glansden waterdruppels op haar zwarte gewaad en af en toe bewoog het boeket gladiolen op haar schoot als ze snikte.
Het speet haar voor die oude vrouw. Het liefste was ze naar haar toe gegaan om haar vergeving te vragen. Maar dat zou in meerdere opzichten niet goed zijn geweest. In elk geval was het toch niet haar schuld dat hij was gestorven. Dat was Volkers eigen schuld. Als hij niet zo koppig was geweest had ze hem geen haar gekrenkt. Nee, beslist niet.
Wat zijn dat nou voor gedachten? vroeg iets in haar met een zware, boze stem. Zal ik je eens vertellen wat dat voor gedachten zijn? Die van een huilebalk! Zoiets past niet bij mijn dochter! Wat doe je hier eigenlijk? Op klaarlichte dag nog wel?
‘Niets,’ fluisterde ze. ‘Ik wilde alleen maar…’
Het interesseert me geen barst wat jij wilt! Wat ga je doen als iemand je hier ziet? Dat je denkt dat je een goeie schuilplaats hebt is geen reden om risico’s te nemen. Je riskeert de laatste tijd toch al veel te veel!
Ze knikte. Ja, de stem had natuurlijk gelijk. Ze mocht verder geen risico’s meer nemen. Nu telde alleen nog haar plan.
Alleen nog haar plan.