25
Met haar voorhoofd tegen het koele vensterglas gedrukt, keek ze neer op de twee mannen in het park. Ze had barstende hoofdpijn. Die was pas een paar minuten geleden begonnen, juist nadat ze die twee daarbeneden had ontdekt. Nu klopte het in haar slapen, stak het in haar schedel en belemmerde haar denken. Het voelde alsof ze elke gedachte afzonderlijk uit haar hersenen moest persen, als sap uit een onrijpe vrucht.
Maar erger dan de hoofdpijn was de aanblik van de man met wie Jan stond te praten.
Politie.
Natuurlijk was hij van de politie. Zelfs al droeg hij geen uniform, dan nog stond het op zijn voorhoofd geschreven. Zijn uiterlijk, zijn gebaren, de manier waarop hij Jan taxeerde. Uitdagend, opdringerig, zonder enige distantie. Om van te kotsen!
Hij staat daar vanwege mij.
Waarom anders? Hij probeerde Jan over hen tweeën uit te horen. Hij wilde haar plan doorzien om haar ervan te weerhouden.
Walgelijke klootzak! Waarom val je niet ter plekke dood, vies rokend mannetje? Ik mag hopen dat je eraan crepeert!
Ze ademde heviger, tot het raam besloeg en de twee mannen in het waas verdwenen.
Die vervloekte hoofdpijn… Het komt allemaal alleen maar door die nieuwsgierige journalist.
Ja, die Volker Nowak. Door hem zat de politie haar nu op de hielen.
Een golf van eindeloze haat spoelde door haar heen. Ze herinnerde zich weer de manier waarop die engerd haar had aangekeken.
‘Je bent ziek,’ hoorde ze hem zeggen, en nog erger: ‘Ik weet wat je gedaan hebt.’
Jij wist helemaal niets, moederskindje!
‘Jij hoort in een inrichting thuis, en als je daar zelf niet naartoe gaat, dan zal ik…’
Het ging zo snel. En zo makkelijk. Ze had hem alleen maar bij zijn haar gegrepen en de rest was helemaal vanzelf gegaan. De eerste keer had hij nog gegild, daarna niet meer. Toen had hij alleen nog knakkende en gorgelende geluiden gemaakt, en hij had bloed opgegeven. Met elke klap een beetje. Alsof ze op een tube ketchup sloeg. En toen was hij eindelijk stil geweest.
De herinnering gleed kwellend langzaam haar bewustzijn binnen, maar toen die er ten slotte was, bemerkte ze daarbij nog iets schrikwekkend rustgevends. Het voelde alsof ze het zojuist nog eens had gedaan en bemerkte bij dat idee geen enkele spijt. Integendeel, het was alsof ze die nieuwsgierige viespeuk het terecht betaald had gezet dat de politie om zijnentwil naar haar zocht.
Ze ontspande zich en ook de hoofdpijn werd minder. Opeens werd het denken ook weer veel makkelijker.
Waar wind ik me eigenlijk over op? Ik ben toch veilig?
Ja, dat was waar. Er was toch helemaal geen reden om zich zo op te winden. Ze had een goede schuilplaats, misschien wel de beste die ze kon bedenken, en bovendien zou Jan haar beschermen. Hij zou die weerzinwekkende agent met een kluitje in het riet sturen en die vent zou hem geloven.
Uiteindelijk was Jan haar held. Ze hield van hem zoals hij ook van haar hield, en daarom zou hij alles doen om te voorkomen dat haar liefde gevaar liep.
Er is geen reden tot zorg.
Als er al iemand was voor wie ze moest oppassen, dan was het de pastoor, bij wie ze haar hart had uitgestort. Felix Thanner. Op hem moest ze een oogje houden.
Ze had Thanner nodig om van alle schuld ontheven te worden, om klaar te zijn voor Jan, zelfs al was ze bang dat het fout was geweest om uitgerekend met Thanner te praten. Helemaal nu ze had begrepen wat hij die ochtend had gedaan. Hij was bang voor haar en had daarom een val voor haar gezet, en daarnet had ze hem ook op het terrein van de kliniek zien lopen. Dat was niet goed. Dat kon gevaarlijk zijn, als ze niet uitkeek.
Nee, die kettingrokende politieman vormde geen gevaar voor Jan en haar. Maar de pastoor wel…
Weer bleef haar adem achter op het glas en nu zag ze dat de twee mannen uit elkaar gingen.
Je hebt hem afgeschud, hè, mijn liefste? Ja, dat heb je.
Het zou niet lang meer duren of al dat verstoppertje spelen zou helemaal niet meer nodig zijn. Dan was het niet meer van belang wat anderen van hen tweeën dachten.
Maar tot het zover is moeten we voorzichtig zijn. We moeten op elkaar passen. Jij en ik, Jan. Nog maar even. Tot alles klaar is voor ons samen.
Een geluid achter haar scheurde haar los uit haar gedachten. Iemand kwam binnen. Ze concentreerde zich, draaide zich om en glimlachte.
Het duurt nog maar even. Nog maar heel even.