28

   De druïde, bekend als Loper, die eens Loper Boh was geweest en nu op de drempel stond van weer een overgang die zijn leven zou veranderen, bewoog zich snel door de gangen van Kastellaber naar een ontmoeting met Ylokwon. Ryer Ordstar ging vlak achter hem, één slanke hand stevig in de zijne geklemd. Er stond zo'n blijdschap op haar gezicht dat ze hem na zo lange tijd gevonden had, zo'n vreugde dat ze hem had gered van de machines die zijn leven aftapten, dat hij het niet over zijn hart kon verkrijgen haar te zeggen wat hun te wachten stond. Hij gunde haar liever haar blijdschap, nu haar eigen leven behouden was en haar vrijheid veilig was voor de Ilseheks. Ze had hard voor hem gevochten en ze mocht zich best koesteren in het genoegen van haar prestatie.

   Het was merkwaardig dat ze het tweede gezicht had, dat ze helder in de toekomst kon zien, en dat toch zoveel van de betekenis ervan haar ontging. Hij had haar meegenomen om hem inzicht te geven in wat de toekomst inhield, maar nooit verwacht dat dat inzicht hem op zo'n omslachtige manier zou bereiken. Niet zozeer haar eenvoudige visioenen hadden hem op de hoogte gesteld. Ook niet haar dromen. Nee, de manier waarop hij met haar verbonden raakte toen ze hem na Gruzelsteen gered had, dat had het duidelijk gemaakt. Toen was hij achter de waarheid over haar gekomen. Toen had hij gezien wat ze waard was en besloten op zijn intuïtie te vertrouwen.

   Nu, diep in de catacomben, in dat verre land, had ze opnieuw de toekomst onthuld. Aan haar gebonden door haar empathische redding van hem in de winningskamer, had hij weer een glimp opgevangen van wat er kon gebeuren. Al was de toekomst op water geschreven, soms was het mogelijk die te gissen op grond van actiekeuze. Doe dit, en de toekomst neemt die wending. Doe dat, en de gevolgen zijn totaal anders. Hierdoor had hij een kortstondig maar verbijsterend helder beeld gekregen van wat hij doen moest, toen hij uit zijn medicinale bedwelming in de werkelijke wereld terugkwam. Door de aanzet van haar empathische aanraking en haar talent als waarzegster was hem geopenbaard dat het doel van zijn komst op die plek, op dat moment, dat hem eens zo onbetwistbaar duidelijk was geweest, iets totaal anders was.

   Het was verbazend hoe mensen zich konden vergissen als ze veronderstelden hun eigen lot te kunnen voorzien. Zelfs waarzeggers die het talent van Ryer Ordstar hadden. Het was zo gemakkelijk aan te nemen dat de ene gebeurtenis noodzakelijk moest volgen in het kielzog van een andere, dat iets was zoals het leek. Maar hij wist wel beter. Een druïde wist beter dan wie ook dat het leven talloze wendingen kende die niemand kon uitdokteren, dat het een weg was die moest worden afgelegd om begrepen te worden. Zo was het daar in Kastellaber voor hem, al was hij de regels een tijdlang vergeten. Zo zou het later ook zijn voor degenen die overbleven, als ze de terugreis zouden maken.

   Toen dacht hij na over het lot van de anderen van het gezelschap van de Jerle Shannara. Ahren Elessedil was in leven geweest toen Ryer Ordstar Loper vond, maar hij was daarna verdwenen en ook de waarzegster wist niet wat er van hem geworden was. De toverkracht van de fenikssteen had hen allebei een tijdje beschut, maar die was nu vervlogen. De nomaden waren in leven geweest toen hij van de Jerle Shannara naar Kastellaber vertrok. Volgens de waarzegster waren Bek en de spoorzoekster een week geleden nog in leven. Van de anderen wist hij niets. Het was moeilijk te geloven dat ze allemaal dood waren, maar onmogelijk mocht hij het niet noemen.

   Het alarm van Kastellaber bleef klinken, schril en aanhoudend; het weerklonk door de doolhof van de gangen. Kruipers renden voorbij, gingen alle kanten op zonder op Loper en Ryer Ordstar te letten. Hij had de voorzorgsmaatregel genomen, zowel de waarzegster als zichzelf met druïdentoverkracht te omhullen, ervan overtuigd dat die in de werkelijke wereld zou werken, al had die in zijn dromen ellendig gefaald. De kruipers hadden in elk geval andere dingen aan hun kop, gedwongen als ze waren door de oeropdrachten om reparaties uit te voeren en de orde te herstellen. Ze zouden nu nog niet naar hem zoeken, maar spoedig wel. Hij moest snel te werk gaan.

   Zijn verkenning van Kastellaber via de interne systemen van Ylokwon hadden hem voorzien van een kaart die hij nodig had om te weten waar hij lopen moest. De enige manier om een eind aan de kolos te maken was het afsluiten van de krachtbron. Door dat te doen kon hij Ylokwons intelligentie weg laten stromen waardoor de kolos geen actie meer kon ondernemen.

   Het klonk eenvoudig. Dat zou het niet zijn.

   Het geluid van de machines werd luider en dringender. De krachtbron, hun doel, lag voor hen uit. Loper versterkte zijn vastberadenheid en verzamelde zijn krachten voor de confrontatie die hem te wachten stond. Ylokwon zou proberen hem opnieuw te vangen en te versuffen. Dat zou hij op dezelfde manier doen als eerst, want het was een machine en een machine zou zijn primaire reactie gebruiken om een situatie aan te pakken, tot die aanpak mislukte. Ylokwon zou opnieuw op zijn kruipers en bedwelmingsmiddelen vertrouwen. Loper, tevoren gewaarschuwd, had voor zichzelf al tot een andere werkwijze besloten.

   Toen het alarm onverwachts ophield, was de daaropvolgende stilte schrikwekkend. De omvang van de schade in aanmerking genomen die Loper aan de interne systemen van Kastellaber had toegebracht, had Ylokwon zich sneller gerepareerd dan hij had verwacht. Even dacht hij erover hem opnieuw een klap uit te delen, maar besloot toen dat niet te doen. Hij kon beter doorgaan. De energiebron lag recht voor hen uit en als hij daar eenmaal was, maakte alle alarm van de wereld niets meer uit.

   Maar toch had hij het einde van de gang die naar de centrale energiekamer leidde nog niet bereikt toen er een nieuw alarm klonk, ditmaal plaatselijk, recht voor hem uit. Daarna hoorde hij ontploffingen en rook hij de rauwe branderigheid van toverkracht, en het drong tot hem door dat iemand anders die kamer eerder gevonden had dan hij. Hij trok Ryer Ordstar achter zich aan, niet zo zeker van wat hij daar aan zou treffen, en begon te hollen. Maar het strijdrumoer was onmiskenbaar, nu machines uit elkaar vlogen en glas in de wanden versplinterde. Toen hij de energieruimte naderde, vlogen stukken van kruipers door de deur naar de gang. Rook wolkte door een onwerkelijk tafereel van vuurdraden en lampen zonder vlam.

   Hij keek achterom naar Ryer Ordstar. De vreugde was van haar gezicht verdwenen, de blijdschap uit haar ogen. Daarvoor was wanhoop in de plaats gekomen, en niet alleen doordat ze begreep dat hun duidelijke gevaren wachtten. Het was alsof zij zowel zijn bedoelingen als haar medeplichtigheid bij de bewerkstelliging daarvan had geraden, toen ze hem daarnet gered had. Haar gezicht was bleek, stond gespannen, en haar zilveren haar zweefde achter haar aan als een dun gordijn, wat haar een spookachtig aanzien gaf. Ze probeerde iets te zeggen, maar zag zijn felle gelaatsuitdrukking en hield haar mond.

    Ze stormden door de deur naar de energiebron een groot vertrek in, gedomineerd door een tweetal hoog oprijzende cilinders die in het midden stonden en aan alle kanten verbonden waren door buizen en leidingen. Er stonden kleinere machines omheen, metalen kooien en behuizingen die vol zaten met buigzame kabels. Loper had geen idee hoe ze werkten, hoe Ylokwon zich voedde, hoe hij toverkracht omzette in een brandstof die hij kon gebruiken. De techniek voor dat proces was al meer dan tweeënhalfduizend jaar vergeten en alleen de kolos zelf bezat de kennis om die in werking te houden. Dat gold voor de levenskracht die Ylokwon voedde en de bibliotheek van de Oude Wereld in stand hield. Als je een van beide vernietigde, vernietigde je ze allebei.

   Dat moest Loper doen, besefte hij: het ene opofferen om aan het andere een eind te maken.

   Hij wilde niet langer over die kwestie nadenken. Hij wist dat Ylokwon tenslotte naar andere bronnen van toverkracht zou grijpen, andere mensen die toverkracht hadden zou lokken, zodat de cyclus opnieuw zou beginnen. Op den duur zou hij alles van waarde aftappen uit de wereld die in de plaats was gekomen van de wereld waarvoor Ylokwon had gediend, en dat alles om een machine in stand te houden die er niet meer toe deed. Aan de kolos moest een eind gemaakt worden, hij moest vernietigd worden, nu het nog kon.

   Vuurdraden omringden de cilinders die de energiebron vormden. Ze verplaatsten zich willekeurig naar links en rechts en hielden alles op afstand wat mogelijk schade zou aanrichten aan de condensators die ze beschermden. Rook wolkte de kamer uit in een dichte mist en gaf alles het aanzien van een onderwereld uit een nachtmerrie. De kruipers die uit die nevel kwamen, zagen eruit als schimmen en zelfs de apparatuur leek te bewegen en te draaien in de mengeling van licht en schaduw.

   Toen dook Ahren Elessedil opeens uit het niets op, zijn handen naar voren gestoken alsof hij zich tegen onzichtbare dingen verweerde, zijn slanke gestalte gespannen en klaar om toe te slaan, terwijl hij behoedzaam door het puin stapte. Blauw licht flitste tussen zijn vingers, het vernietigde kruipers die op zijn weg kwamen en baande een weg voor hem. Loper voelde nieuwe hoop dagen. De elfenprins was het gelukt de verdwenen elfenstenen terug te vinden, iets waarop hij niet had durven hopen. Met de hulp van hun toverkracht en de zijne zou hij een betere kans hebben te doen wat nodig was.

   'Ahren!' riep Ryer Ordstar nog voor Loper iets kon zeggen.

   De elfenprins keerde zich naar hen toe, zijn ogen even blauw en wild als het vuur van de stenen. Hij merkte de aanwezigheid van Loper en de waarzegster nauwelijks op. Hij werd in beslag genomen door de toverkracht. Hij worstelde er zo mee dat het enige wat er voor hem toe deed, het enige wat hij kon voelen, de stroom van die kracht door zijn lichaam was.

   Loper ging vlug op hem af, niet bang voor de duistere blik in zijn ogen, voor het blauwe vuur dat hij in zijn dichtgeklemde vuisten hield. Hij stak zijn hand uit naar de elfenprins en raakte hem zacht aan, trok hem uit de nevel waar hij in terechtgekomen was en bracht hem weer tot zichzelf. Ahren keek hem eerst woedend aan, toen verward, en toen met onverholen opluchting.

   'Je hebt het goed gedaan, elfenprins,' zei Loper en hij trok hem naar zich toe, terwijl zijn ogen heen en weer schoten voor de vijanden die overal om hen heen draaiden. 'Haal de toverkracht terug in jezelf. Vlug!'

   Loper zag hoe het blauwe licht van de elfenstenen doofde en Ahren toen ook omhulde met toverkracht die hem verborg. 'Kom deze kant uit.'

   Zich bewust van het feit dat Ylokwon op zoek was, duwde hij Ahren en Ryer opzij, naar een andere plek in de kamer. Hij had, om nog meer verwarring te zaaien, beelden uitgestuurd en het alarm uitgeschakeld op de drukplaten dat Ylokwon eerder had ingeschakeld. De sirenes gilden overal en waarschuwingslichten op wandpanelen knipperden als rode oogjes die oplichtten door de wirwar van vuurdraden. Even van hun stuk gebracht bewogen de kruipers zich her en der. Ze konden de druïde en zijn metgezellen niet vinden; in de chaos waren hun sensors niet in staat zich ergens op te concentreren.

   Loper had de elf en de waarzegster helemaal teruggetrokken naar de gedeeltelijk vernielde wand van het winningsvertrek, waar ze een beetje beschut zouden zijn. 'Wacht hier op mij,' beval hij.

   Hij trok zijn kleren om zich heen en glipte weg, handig tussen kruipers door, naar de cilinders die de energiebron beschermden. Er was geen tijd voor subtiliteiten. Hij zou snel moeten toeslaan. Hij vond een naad in de installatie, een zwakke plek waar hij gebruik van kon maken, en viel aan. Druïdenvuur scheurde het metaal met een vernietigende klap en rukte het los. Voor Ylokwon iets kon doen, ging Loper verder. Vijfendertig voet verder sloeg hij opnieuw toe. Toen kwamen de vuurdraden op hem af, ze sloegen in het wilde weg toe omdat ze niet in staat waren zich op hem te richten, omhuld als hij was door toverkracht. Hij ontweek ze bij zijn aanval, ontweek ook de kruipers die rond de cilinders en de omringende apparatuur draaiden, en zocht steeds weer kwetsbare plekken.

   Maar hoe hij ook zijn best deed, het beschermende metaal van de energiebron hield het. Hij putte zijn krachten uit, maar bereikte er niets mee. Hij moest iets anders bedenken. Als afleiding projecteerde hij nog wat valse doelen, liep terug over de vloer en ontsnapte nauwelijks aan een vuurdraad die bij toeval zijn mantel schroeide. Vroeg of laat zou het afgelopen zijn met zijn geluk. Ylokwon zou een tegenaanval op touw zetten.

   Die gedachte was nog maar net bij hem opgekomen, toen de aanval begon. Een straal merkwaardig nevelig licht viel neer uit een raampje hoog in het plafond, doorstroomde het vertrek en omlijnde Loper waar hij ineengedoken zat. Als hij nog niet in beweging was geweest en in zijn kielzog beelden had achtergelaten, zou hij verbrand zijn door de vuurdraden die meteen in actie kwamen om hem te vinden. Nu zat hij klem tussen twee kleinere machines, niet in staat ergens heen te gaan aangezien de kruipers, die hem eindelijk konden waarnemen, naderden om te doden.

   Ahren Elessedil, die het gevaar zag, liep weg bij Ryer Ordstar en richtte de toverkracht van de elfenstenen op het raampje waardoor het onthullende licht was gevallen, vernietigde het en smolt het dicht. Het licht verdween en Loper stond weer op. Ahren richtte op de dichtstbijzijnde kruipers, maakte voor de druïde een weg vrij en gaf hem een kans om te ontsnappen. Loper rende op hem toe, greep hem bij zijn arm en trok hem weer tegen de wand. Hij projecteerde een nieuw stel lokbeelden en trok de elfenprins en de waarzegster de deur van het winningsvertrek in.

   'Blijf daar staan!' riep hij boven het rumoer uit in Ahrens oor. 'Houd ze weg zolang je kunt — en dan hollen!'

   Hij keerde zich de kamer in en zocht de energietoevoerkabels op die in de wand gebouwd waren. Hij had het gevecht verkeerd aangepakt. Hij kon de energiebron niet van buitenaf aanvallen. Degenen die de kolos hadden gebouwd, zouden ervoor gezorgd hebben dat dit soort sabotage erg moeilijk was. Blijvende schade moest van binnenuit komen. Ylokwon was in Kastellaber geïnstalleerd om de bibliotheek van de Oude Wereld te beschermen tegen aanvallen van buitenaf. Er zou inwendig ook een verdediging zijn, maar minder sterk. De aanvoerkabels waardoor ruwe energie de condensators voor omzetting en opslag in kwam, moesten een vrijwel onbeperkte capaciteit hebben, aangezien dergelijke energie wel binnen moest komen in diverse vormen en doses.

   Maar zouden de energiekabels die Ylokwon gebruikte om zichzelf en de condensators te voeden van gelijke duurzaamheid zijn? Loper dacht van niet. Ylokwon zou zijn eigen afname inperken. Dat zou geen apart controlesysteem vereisen, er zou geen reden zijn een grotere toevoer te verwachten dan er gevraagd werd. Als hij de toevoerkabels overlaadde, zouden ze smelten of uiteenvallen. Ylokwon zou een waarschuwingssysteem hebben en zekeringen om dat te voorkomen, maar als Loper snel genoeg toesloeg, zou de schade zijn toegebracht vóór ze konden reageren.

   Hij liep door het puin in het vertrek, over stukken vernielde apparatuur en kruipers, naar de aftapbuizen die naar de opslagelementen voerden. Hij zou daar gebruik van maken om bij de kabels te komen die energie naar de kolos toevoerden. Er waren tussenstations van het een naar het ander, dat had hij wel ontdekt toen hij eerder in zijn schimgestalte het complex had doorzocht. De kunst zou zijn zo snel in te grijpen dat ze geblokkeerd raakten en dan de aanval lang genoeg voort te zetten om Ylokwon onmachtig te maken voor hij iets terug kon doen.

   Buiten de winningskamer vocht Ahren Elessedil om de kruipers van zich af te houden. Vuurdraden zochten hem, al waren de meeste nog steeds bezig met het verdedigen van de energiebron, verticale rode strepen die naar de rokerige hoogte van de grote zaal kropen om als tralies hun plaats in te nemen. De elfenprins draaide en keerde om elke nieuwe aanval te pareren. Elfentoverkracht flitste fel. Maar hij had maar een paar minuten over voor hij overweldigd zou worden.

   Ryer Ordstar hurkte naast hem in de deuropening, haar blik op Loper gericht, hulpeloos biddend. Loper wierp haar een rustige, onbezorgde blik toe, bedoeld om haar te troosten en haar vrees te verlichten. Dat lukte niet. Misschien zag ze hoe de toestand was. Misschien kon ze alleen nog zien waarvoor ze het meest vreesde. Ze schreeuwde en dat geluid was zelfs boven het gegil van het alarm uit hoorbaar.

   In reactie daarop legde de druïde zijn handpalm tegen een van de aftapbuizen en liet druïdenvuur naar binnen denderen.

   Ylokwon werd verrast. De toverkracht van Loper stroomde de aanvoerkabels in als een watervloed in een droge rivierbedding. De schok was enorm, zo erg dat de terugslag ook door Loper ijlde. Hij verstarde tegen de druk en de pijn, stuurde de toverkracht weer terug, diep de kabels in, en voelde hoe die zich weer opbouwde. Ylokwon bracht zijn verdediging in het geweer in een wilde poging om hem te beheersen, maar het was te gering en te laat. Lopers kracht was overal in het voedingssysteem, stroomde van de hoofdleidingen naar alle kanaaltjes, alle zijverbindingen, alles wat Ylokwon gaande hield. Hij voelde geleiders smelten en doorslaan.

   Van achteren schoten er vuurdraden het vertrek in, die als gloeiend metaal in hem brandden. Hij onderdrukte zijn kreet en blokkeerde zoveel mogelijk van de tegenaanval zonder zijn eigen aanval te laten verzwakken. Ryer schreeuwde weer, maar hij kon niet kijken wat ze aan 't doen was. Elke zenuw was erop gericht de aanval voort te zetten. Ylokwon suisde door zijn centrale leidingen, herstelde zoveel mogelijk en sloot af wat hij niet kon repareren. Zijn interne systemen klapten in elkaar, het ene na het andere. Loper zat hem achterna door zijn centrale zenuwstelsel, door zijn bloedstroom, tot in zijn hart en zijn denken. Alles wat hij aanraakte, vernielde hij met het druïdenvuur en voerde er zichzelf in mee; hij voelde zichzelf ook opbranden. Hij kon er niets aan doen. Hij kon daar geen eind aan maken. Hij kon zich niet genoeg losmaken van wat er gebeurde om gezond te blijven. Bij stukjes en beetjes stortte ook zijn eigen lichaam in.

Toen opeens voelde hij de kolos verkrampen. De vuurdraden die hem zochten slingerden wild en chaotisch. Kruipers, stuurloos, onbedachtzaam, dwarrelden rond als stukken papier in de wind. Hij voelde hoe Ryer zich aan hem vastklemde, nog steeds schreeuwend, aan hem rukte, hem los probeerde te trekken van de buizen waaraan zijn hand was vast gesmolten. Ahren Elessedil stond naast hem, zijn gezicht een masker van verschrikking. Loper kon maar even hun aanwezigheid waarnemen; toen barstte een terugslag van toverkracht door de aftapbuis, via zijn hand en arm in zijn lichaam en vloog hij door het vertrek.

   De aanval op zijn interne systemen was zo onverwacht en krachtig dat Ylokwon halverwege doorgebrand was voor hij kon reageren. Hij blokkeerde de vordering van de indringer en deed een tegenaanval met zijn lasers. Hij begon beschadigde gebieden af te sluiten en te laten herstellen. Maar ondanks zijn inspanning woedde het vuur van de indringer overal en voor elk gedeelte van zichzelf dat hij wist te redden, raakte hij twee andere kwijt. Al zijn centrale leidingen waren geïnfiltreerd en vergiftigd, doorstroomd met een zo vernietigende energie dat de circuits en geleiders werden verteerd. Ylokwon voelde hoe delen van hem ophielden met functioneren terwijl de toevoerkabels slechter werden en doorbrandden. Hij kon zijn verschillende functies, zijn complexe activiteiten niet blijven uitvoeren. Hij raakte eerst de besturing van zijn mobiele verdediging kwijt, van zijn sondes en lasers. De onderhoudssystemen liepen vast. De verdediging rond de energiebron wist hij in stand te houden, maar de beschermingsvoorzieningen aan het oppervlak van Kastellaber gaven het op. Hij zette alles wat hij had in om zijn primaire opdracht te vervullen: de kennis te beschermen die hij in zijn geheugenbanken bewaarde.

   Niets hielp. Alles raakte defect. Stukje bij beetje voelde hij zich vertragen, de besturing kwijtraken en wegglijden. Hij trok zich terug in zijn sterkste stellingen om kracht te verzamelen, om verbindingen te herstellen. Maar het vuur drong door alsof het iets levends was en brandde zijn wankelende verdediging weg. Ylokwon werd helemaal door zijn bezwijkende kabels teruggedrongen tot in de ruimte waar zijn energiebron zich bevond.

   Daar zat hij in de val, niet in staat buiten de twee condensators te komen die hem al die eeuwen gevoed hadden. De condensators waren het enige wat hij over had en hun energie lekte weg door duizend breuken. De opdracht van zijn makers kon niet meer uitgevoerd worden. Hij voelde de centrale geheugenbanken al teloorgaan.

   Toen kon de kolos Ylokwon zich niet meer bewegen.

   Hij kreeg moeilijkheden met denken.

   De tijd vertraagde, werd toen voor hem in zijn nieuwe toestand van onbeweeglijkheid en stoornis nauwelijks waarneembaar.

   Zijn laatste bewuste gedachte was dat hij zich niet meer kon herinneren wat hij was.