25


    Bek Ohmsford liep zonder weerstand te ondervinden achter Truls Rohk aan, weg van de kust. Lange tijd holde hij met de metamorf tot diep in het bos en hij klaagde niet. Maar tenslotte kon hij hem niet meer bijhouden. Zijn kracht begaf het en hij zeeg neer aan de voet van een esdoorn met brede takken, ging
met zijn hoofd tussen zijn benen zitten en haalde diep adem.

   De metamorf, in de donkere nacht een schim in een mantel, keerde zich geluidloos om en ging naast hem door zijn knieën. 'Je hebt het langer volgehouden dan de meesten gedaan zouden hebben. Je bent taai, voor een jongen.'

   In het donker keken ze elkaar aan. Bek probeerde iets te zeggen, maar hij kon het niet. Wat Grianne hem ook had aangedaan, de ontsnapping van de Zwarte Maaizeis had daar niets aan verholpen. Zijn stem was nog steeds weg. Hij maakte een aantal slappe, onbeduidende gebaren, maar de ander dacht dat hij zweeg van uitputting.

   'Jij dacht dat ik dood was, hè?' lachte Truls Rohk zachtjes. 'Dat is een vergissing die anderen eerder gemaakt hebben.' Hij nam een hurkzit aan. 'Maar ik was bijna dood. De heks zette een val waar ik niet op verdacht was: een ganrop. Ze raadde mijn bedoeling om met een omweg terug te gaan om haar op te wachten, en zorgde dat ik de ganrop achter me had. Ik was zo vastbesloten naar je terug te gaan dat ik er niet goed voor uitkeek. Hij pakte me toen ik me met mijn rug naar hem toe naar je mes bukte. Ik wist niet eens dat hij daar was.'

   Hij zweeg even. 'Maar jij hebt me gered. Helemaal zonder het te weten. Bedenk dat maar.'

   Bek schudde niet-begrijpend zijn hoofd.

   'Toen ik weg was, kreeg je bezoek van de metamorfen die in die streek wonen.'

   Bek knikte. Hij herinnerde zich de geur en indruk van hen in de nacht, grote wezens met borstelhaar en rasperige stemmen, als wilde beesten.

   'Wat je ook tegen hen gezegd hebt, het interesseerde ze. Ze besloten ook mij op te wachten. Als een echte metamorf zich verstopt, kan niemand hem vinden. De ganrop die voor mij op de loer lag, tenminste niet. Hij wist niet eens dat ze er waren. Toen hij me aanviel, rukten ze hem zo uit de lucht, bonden hem met koorden zo sterk dat hij niet los kon breken en droegen hem weg. Voor ze vertrokken, zeiden ze tegen mij dat mijn leven en mijn plek op deze wereld aan jou toebehoorden. Wat bedoelden ze daarmee, denk je?'

   Bek dacht terug, herinnerde zich hoe de metamorfen hem hadden ondervraagd over zijn betrekking tot Truls Rohk, zijn redenering, zijn trouw beproefden. 'Zou je je leven voor hem willen opgeven?' — 'Ja, want ik denk dat hij voor mij hetzelfde zou doen.' Zijn antwoord scheen dan toch iets betekend te hebben.

   Truls Rohk gromde. 'Hoe dan ook, toen ze weg waren viel ik in slaap. Dat was ik niet van plan geweest, maar ik kon er niets aan doen. Het was iets in hun stemmen. Toen ik wakker werd, ging ik je zoeken. Maar de heks had haar best gedaan haar spoor uit te wissen op een manier die ik niet meteen kon uitdokteren. Het deed er niet toe. Ik wist dat ze je hier terug zou brengen. Ik probeerde eerst het luchtschip toen ik zag dat het in de baai voor anker lag. De Zwarte Maaizeis, het vaartuig van de heks zelf. Je geur leidde me recht naar jou, opgesloten in dat ruim. Ik kwam net op tijd, niet?'

   Hij wachtte een halve seconde; toen stak hij opeens zijn hand uit en greep Bek bij zijn kiel. 'Wat mankeert je, jongen? Waarom zeg je niks?'

   Bek wrong zich los en wees boos op zijn hals. Toen sloeg hij zijn handen voor zijn mond, om het te verduidelijken.

   'Ben je gekwetst?' vroeg de ander. 'Heb je je keel beschadigd?'

   Ongeduldig krabde Bek de woorden met een stokje in de grond. Het hoofd met de kap boog zich om te kijken. 'Kun je niet praten?' Bek schreef weer wat. 'De heks heeft je stem gestolen? Met toverkracht?'

   Truls Rohk zakte terug op zijn hurken en stond op. Hij maakte een afwijzend gebaar. 'Ze heeft niet zo'n macht over je. Dat zal ze ook nooit hebben. Wat denk je dat de druïde je heeft proberen te zeggen? Je bent haar gelijke, al ben je nog ongeoefend. Jij hebt dat talent ook. Ik wist het vanaf het moment dat we elkaar maanden geleden in de Wolfsktaag ontmoetten.'

   Bek schudde heftig zijn hoofd, hij schreeuwde geluidloos, verbitterd ten antwoord.

   'Denk eens na!' snauwde de ander geërgerd. 'Ze heeft je tot op heden in leven gelaten om erachter te komen wat jij weet. Zou ze je stem vernietigen zodat je nooit meer kunt spreken? Nee, ze heeft gedaan wat ze het beste kan. Ze heeft een spelletje met je geest gespeeld. Ze heeft je overmand en je laten denken wat ze wil dat je denkt. Het is een soort hersenspoeling. Je kunt spreken als je wilt. Doe het maar. Probeer het.'

   Bek staarde hem ongelovig aan en schudde toen zijn hoofd.

   'Probeer het, jongen.'

   Ik heb het al geprobeerd! zei hij boos, geluidloos.

   Truls Rohk gaf hem een harde duw. 'Probeer het nog eens.'

   Bek wankelde achteruit en richtte zich op. Hou op!

   'Doe wat ik zeg! Probeer het nog eens!' De metamorf gaf hem weer een duw, harder dan eerst. 'Probeer het, als je een beetje lef hebt! Probeer het, als je niet wilt dat ik je neersla!' Hij gaf Bek zo'n duw dat hij bijna achterover tuimelde. 'Zeg me dat ik op moet houden! Toe dan, zeg het!'

   Rood van woede viel Bek de gestalte in de mantel aan, maar Rohk ving hem op en duwde hem weg. 'Je bent bang voor haar, niet? Daarom wil je het niet proberen. Je bent bang! Beken het maar!' Hij draaide zich om. 'Ik heb niets aan iemand die me alleen maar achterna kan lopen, net als een hond. Ga maar weg! Ik doe het wel alleen.'

   Bek sprong vóór hem en hield hem tegen. Hou op! Ik ga met je mee!

   'Dan zeg je me dat maar in mijn gezicht!' De stem van Truls Rohk zakte tot een gevaarlijk gefluister. 'Zeg het me nu meteen, jongen!' Hij gaf Bek weer een duw, nog harder. 'Zeg het me, of ga uit de...'

   Iets in Bek bezweek, een diepe breuk vanbinnen die als scheurend vlees aanvoelde. Het gaf ruimte aan een mengeling van woede, vernedering en frustratie die hem overspoelden als een gezwollen rivier die tegen een dam slaat die gemaakt is voor rustiger water. Zijn stem barstte uit hem als een oerschreeuw van zo'n kracht dat Truls Rohk werd opgetild en naar achteren vloog. Hij boog boomtakken, plette het hoge gras, scheurde bast en wierp aardkluiten dertig voet in het rond. Het begon met het huilen van een wervelwind die de stilte van het bos wegrukte en het opnieuw met een donkerder, verstikkender deken bedekte.

   Bek viel van schrik en ongeloof op zijn knieën, hoestte de laatste resten lawaai uit en het geluid van zijn stem zakte tot een beangstigend gefluister.

   Truls Rohk stond op en veegde zijn kleren af. 'Schimmen!' mompelde hij. Hij stak zijn hand uit naar Bek en trok hem overeind. 'Was dat echt nodig?'

   Bek moest lachen, onwillekeurig. 'Je had gelijk. Ik kon de hele tijd spreken.'

   'Maar niet voor ik je kwaad genoeg maakte om het te doen.' Het ongeduld van de metamorf was in zijn stem te horen. 'Laat je niet nog eens zo voor de gek houden.'

   'Maak je geen zorgen. Dat zal ik niet doen.'

   'Je bent tegen haar opgewassen, jongen.'

   'Daar zal ik vlug genoeg achter komen, niet?'

   De grote schouders werden onder de verhullende mantel opgetrokken. 'Misschien moet je haar aan mij overlaten.'

   Een rilling van herkenning ging over Beks rug. Impulsief stak hij zijn hand uit en hij greep de ander bij zijn schouder. Als reactie voelde hij opgezwollen spieren en pezen verstrakken, knopen van kraakbeen bewegen. 'Wat bedoel je?'

   'Wat denk je dat ik bedoel?'

   Beks maag verkrampte. 'Doe het niet, Truls. Dood haar niet. Dat wil ik niet. Onder geen voorwaarde. Beloof het me.'

   De lach van de ander klonk hardvochtig, hol. 'Waarom zou ik je dat beloven? Mij wilde ze maar al te graag afmaken!'

   'Ze is even verward over van alles als ik was. Ze is belogen en misleid. Wat ze over zichzelf en over mij denkt, ligt ver van de waarheid. Verdient ze geen kans om daarachter te komen? Dezelfde kans die jij me net gegeven hebt?'

   Hij bleef de schouder van de ander vasthouden, klampte zich aan hem vast alsof hij de toezegging die hij wilde hebben aan hem wilde ontwringen. Maar Truls Rohk probeerde zich niet los te maken. Hij kwam juist een stap dichterbij.

   'Als iemand anders mij zou vastpakken zoals jij doet, zou ik hem zonder nadenken doden.'

   Maar nog liet Bek hem niet los. Hij waagde het niet te bewegen, al schreeuwde een innerlijke stem dat hij dat doen moest. Hij voelde zich onmogelijk klein en kwetsbaar. 'Dood haar niet. Meer vraag ik niet.'

   'Wat! Zullen we haar uitnodigen met ons mee te gaan, haar boosaardige leven te vergeten, terwijl wij haar haar verleden vergeven en doen alsof ze geen band met de Mwellrets heeft? Is dat je plan - haar overhalen onze vriendin te worden? Heb je dat al niet geprobeerd?'

   Het hoofd met de kap boog zich dicht naar hem toe en Bek hoorde het onaangename geschraap van zijn adem. 'Nu volwassen worden, jongen. Dit is geen spelletje dat je nog eens kunt overdoen als je verliest. Als je haar niet doodt, dan zal ze jou doden. Ze is in een toestand waarin rede en waarheid geen vat op haar hebben. Ze heeft een leven vol leugens en halve waarheden geleefd, van illusies en misleiding. Bedenk eens hoe ze bij ons gekomen is.
Haar enige, alomvattende ambitie is Loper te doden. Als ze dat nog niet heeft gedaan, dan zal ze haar geluk spoedig beproeven. Ook al ergert de druïde me en heeft hij veel ellende over zichzelf afgeroepen, ik wil niet dat hij in haar handen valt.'

   Zijn beide handen schoten opeens naar voren en grepen Bek weer vast. 'Ze is je zus niet meer! Ze is het werktuig van de Morgawr! Ze is haar eigen duistere schepping, net zo dodelijk als de schepsels waar ze zo graag gebruik van maakt, die dingen die ze maakt uit nachtmerries! Ze is een monster!'

   Bek zweeg; hij keek in de zwarte leegte van de kap van de ander. Het was duidelijk wat er zou gebeuren als Truls Rohk Grianne vond. De metamorf zou geen moment de tijd nemen om de mogelijkheden af te wegen. Als het Bek niet lukte om hem nu op andere gedachten te brengen, zou de metamorf haar doden – of zelf omkomen bij de poging ertoe.

   Voor de gevolgen genoeg tot hem doordrongen om zich nog eens te bedenken, zei hij: 'Sommigen zouden over jou hetzelfde zeggen. Sommigen zouden ook zeggen dat jij een monster bent. Hebben ze dan gelijk? Ben jij wel anders dan zij?'

   De handen knelden om zijn armen. 'Pas op je woorden, jongen. Er is een wereld van verschil tussen haar en mij, en dat weet je best.'

   Bek haalde diep adem om te kalmeren. 'Nee, daar weet ik niets van. Voor mij ben jij hetzelfde. Zij verbergt zich achter leugens en misleiding. Jij verbergt je in je mantel en kap. Hoeveel weet wie dan ook over jullie beiden? Hoeveel is er verborgen dat niemand ooit ziet? Waarom verdient zij te sterven en jij te leven?'

   Truls Rohk tilde hem zo gemakkelijk van de grond als was hij een kind. Zijn woede was als iets tastbaars in de stilte. Eén ogenblik wist Bek zeker dat de metamorf hem tegen de grond zou kwakken.

   'Laat me je gezicht zien, als je wilt dat ik in je geloof,' zei hij.

   'Ik heb je daarvoor gewaarschuwd,' siste de ander. 'Ik zei je daarover op te houden. Nu zeg ik het je voor de laatste keer. Houd erover op.' Hij hield Bek vast als was hij een lappenpop. 'Genoeg. Tijd om verder te gaan. Op mijlen afstand kunnen ze horen dat je je stem weer terug hebt.'

   'Laat me je gezicht zien. Eerder gaan we niet weg.'

   De metamorf schudde hem zo hard dat Bek zijn gewrichten hoorde kraken. 'Je kunt mijn aanblik niet verdragen!'

   Bek slikte en verstijfde. 'Als je geen monster bent, als je de waarheid niet verbergt, laat me dan je gezicht zien.'

   Truls Rohk gromde boos. 'Mijn gezicht is niet wie ik ben!'

   Toen tilde hij Bek nog hoger, bijna boven zijn hoofd, alsof hij hem weg wilde smijten. Er zat zo'n energie in de metamorf, zo'n kracht! De jongen deed zijn ogen dicht, hing in een zwarte leegte en luisterde naar zijn hartslag.

   Toen voelde hij dat hij weer op de grond werd gezet. Hij deed zijn ogen open en zag Truls Rohk boven zich uit rijzen, zwart en ondoordringbaar. Overal om hem heen was het woud benauwend stil geworden, alsof het een onwillige, angstige getuige was geworden van hetgeen er plaatsvond.

   'Als je me ziet, als je me acht ziet, zal dat alles tussen ons veranderen,' zei Truls Rohk.

   Hij leek dit wanhopig te willen voorkomen en de jongen op andere gedachten te willen brengen. Het was meer dan dat hij hun verhouding in stand wilde houden, die van beschermer en beschermeling. Het was de vrees dat hun vriendschap, in welk stadium zij ook was, als glas zou versplinteren. Bek begreep dat en toch wist hij dat hij niet terug kon krabbelen, wilde hij Grianne redden.

   'Vraag het niet weer,' waarschuwde Truls Rohk.

   Bek schudde zijn hoofd. 'Laat me je gezicht zien.'

   'Goed dan, jongen! Jij wilt zien hoe ik eruitzie, wat ik voor iedereen verborgen houd? Kijk dan! Kijk wat mijn ouders van mij gemaakt hebben! Kijk wat ik ben!' zei de ander met zoveel venijn dat Bek in elkaar kromp.

   Met één woest gebaar rukte hij de mantel weg en stond daar onthuld.

   Eerst zag Bek hem alleen als een vage vorm, afgetekend tegen het donker. De maan en de sterren werden afgeschermd door de wolken, wat van het bos weinig meer overliet dan een opeenhoping van schaduwen. De mantel van Truls Rohk lag in een donkere poel op de grond en de metamorf was neergehurkt en zag er woest en gevaarlijk uit. Niet in een houding om te vluchten of toe te slaan, leek hij daarentegen gevangen in een spinnenweb van boomtakken die een decor achter hem vormden, vastgeprikt tegen de verre hemel.

   Toen zag Bek het begin van verandering. Die verandering kwam niet door beweging van hoofd of ledematen, maar van binnen uit de donkere massa van zijn lichaam, alsof het vlees zelf leefde en krioelde. De beweging had iets vloeibaars en Truls Rohk wekte de indruk van een glas water. Het kwam zo onverwacht dat Bek dacht dat zijn ogen hem bedrogen. Dat dacht hij ook toen lichaamsdelen van de metamorf op een spookachtige manier verdwenen en weer verschenen.

   Maar toen de maan achter een wolk uit kwam glijden en de open" plek overgoot met melkwit licht, begreep Bek het. Truls Rohk zag eruit als iets wat was samengesteld uit afzonderlijke onderdelen van menselijke resten, sommige half gevormd, sommige half verworden, en allemaal veranderlijk als een fata morgana die er misschien helemaal niet was. De waterige aanblik kwam van de manier waarop zijn onderdelen aanhoudend overgingen van vlees en beenderen in nevel en lucht. Er zat niets blijvends aan Truls Rohk. Hij was maar een half voltooid iets, gedeeltelijk herkenbaar als mens, maar niet genoeg om hem een mens te noemen.

   Het was verreweg de angstwekkendste aanblik die Bek ooit had gehad — niet alleen door wat het was, maar ook door wat het opriep. Het fluisterde over het graf, dood en bederf, over wat het lichaam te wachten stond als het begon te ontbinden. Het schreeuwde over hoe het zou aanvoelen als je lichaam om je heen uit elkaar zou vallen. Het suggereerde onvoorstelbare pijn en ellende. Het deed denken aan nachtmerries en de schepsels die daaruit tevoorschijn kwamen om je uit je slaap te verjagen. Het was onwerkelijk en afschuwelijk. Het was een gruwel voor elke menselijke opvatting van leven.

   Hij zei niets, maar Truls Rohk zag de blik in zijn ogen. 'Dit gebeurt er als een metamorf paart met een mens,' fluisterde hij in nauwelijks onderdrukte woede. 'Dit komt ervan als men taboes doorbreekt. Ik zei je dat mijn vader probeerde mij te doden nadat hij mijn moeder gedood had. Dat deed hij toen ze hem liet zien wat hij bij haar gemaakt had. Dat deed hij toen hij zag wat ik was. Hij kon het niet verdragen. Mij kon hij niet dulden. Wie wel? Ik zit gevangen in een half gevormd lichaam. Ik besta enerzijds uit stukjes en beetjes vlees en botten en anderzijds uit natuurlijke elementen, maar ik ben uit geen van beide volledig gevormd. Ik blijf ertussen heen en weer gaan, gevangen.'

   Bek kon niets uitbrengen. Hij staarde de ander zwijgend aan; probeerde zich voor te stellen hoe het moest zijn om Truls Rohk te zijn, maar dat lukte niet.

   De metamorf begon somber te lachen. 'Nu wil je niet zo graag meer naar me kijken, hè? Jammer. Zo zie ik eruit, jongen. Ik heb kracht en energie ter beschikking. Ik wek indruk. Maar ik mis het echte vermogen van metamorfen om vloeiend van gestalte te veranderen. Ik kan mijn eigen waarheid niet verbergen. Daarom woon ik alleen en heb ik altijd alleen gewoond. Niemand kan mijn aanblik verdragen.'

   Hij kwam een stap dichterbij en Bek week onwillekeurig achteruit toen de stukken en delen van het lichaam van de ander rimpelden en veranderden, waarbij uiteinden van beenderen en stroompjes bloed en stroken gescheurde huid zichtbaar werden te midden van veranderingen van lucht en water, van licht en donker. Tanden glinsterden in een half kale schedel. Aan handen waren de uiteinden van vingerbotjes te zien en naakte pezen. Haar en huid groeiden in plakken, kapot en gescheurd. Niets leek erop gemaakt om samen te hangen, maar het hing wel samen, ook al zag het eruit als iets wat elk moment in elkaar kon zakken.

   'Hú!' Truls Rohk uitte die klank met zo'n venijn dat de jongen achteruitdeinsde. Het verwoeste gezicht keerde zich af. 'Je had gelijk, jongen. Ik ben een monster. Tevreden nu?'

   Hij begon weg te lopen, maar Bek sprong naar voren, greep zijn arm en hield hem vast, door de gruwel van verschrompelende botten en veranderend vlees heen.

   'Je zei het zelf,' zei hij. 'Je gezicht is niet wat jij bent. Je zou een monster kunnen blijken, maar dat ben je niet. Je bent mijn vriend. Je hebt mijn leven gered. Maar je wilde mij de waarheid over jezelf niet toevertrouwen. Je verborg die waarheid omdat je jezelf wijsmaakte dat die ondraaglijk was. Ik ken je liever zo, hoe vreselijk het ook is, dan dat de waarheid verborgen blijft.'

   'Mooie woorden,' gromde de ander, maar hij trok zich niet los.

   'De waarheid, Truls Rohk. Ik weet dat je een afschuw van jezelf hebt om hoe je bent. Ik weet dat je een afkeer hebt van hoe je eruitziet en hoe je weet dat anderen naar je kijken als je je mantel uitdoet. Maar soms moet je, tegenover mensen die van belang zijn, zelfs het ergste openbaren van wat je gelooft dat je bent. Je moet erop vertrouwen dat dat geen verschil maakt. Ik zou je nooit beoordelen op je uiterlijk. Het gaat erom wie je bent, en dat is altijd diep vanbinnen verborgen. De metamorfen in de bergen wisten dat. Ze vroegen me hoe ik over je dacht omdat ze wilden weten of ik dacht dat je van belang was. Zou er vriendschap tussen ons kunnen bestaan? Hoe diep zou die vriendschap gaan? Dacht ik dat er plaats voor je was in de wereld? Zou ik mijn plaats opgeven, zodat jij de jouwe kon hebben? Zou ik mijn leven voor je geven? Ik gaf hun antwoorden die niets te maken hadden met hoe je eruitziet en alles met wie je bent.'

   'Wat heb je dan klaargespeeld door me jou te laten zien hoe ik ben? Wat voor doel heeft het gediend?' De woorden van de ander waren doortrokken van verbittering en wantrouwen. 'Niemand heeft hier iets aan de waarheid.'

   Bek versterkte zijn greep om zijn arm en stak zijn hoofd naar voren. 'Begrijp je het niet? De waarheid dient iedereen. De kans om te leven die de metamorfen je gaven toen je door de ganrop werd aangevallen, die kans moet je Grianne ook geven. Iedereen vindt ook haar een monster. Maar de waarheid ligt totaal anders. Ze heeft alleen iemand nodig die haar helpt dat te zien. Ze heeft iemand nodig die haar trucjes en leugens wegtrekt. Ze heeft iemand nodig om in haar te geloven, te geloven dat er meer in haar zit dan iedereen ziet. Ze heeft iemand nodig die een goed woord voor haar doet.' Bek boog zich naar hem toe. 'Ze heeft niemand anders dan jou en mij. Wij zijn haar laatste hoop.'

   Er viel een lange stilte toen hij uitgesproken was, tijd en ruimte verstarden toen de jongen en de metamorf elkaar in het donker aankeken, de een een mens, de ander een verschrikking. Alle lucht was weg uit de wereld, hij werd leeg en verstikkend. Bek wist niet wat hij verder moest zeggen of doen. Hij wilde Truls Rohk niet loslaten en bleef zijn arm vasthouden, alsof hij hem zou kunnen winnen voor zijn doel.

   'Jij en ik,' zei de ander tenslotte, zijn rauwe stem merkwaardig zacht. 'Maar voornamelijk jij.'

   Hij rukte zich zo snel los dat Bek de tijd niet had om het te voorkomen, greep naar zijn mantel, sloeg hem om en werd weer een donker spook in de nacht. Alle stukjes van hem, al die kapotte, veranderlijke onderdelen, die steeds verdwenen en verschenen als half gevormde visioenen, waren weg.

   'De druïde had gelijk om jou te kiezen,' zei hij.

   Bek zag zijn kans. 'Ik heb een plan.'

   Truls Rohk gromde. 'Had je dat niet al? Jij bent op meer dan één manier tegen je zus opgewassen. Kom mee. Ik beloof niets, ik verzeker je niet wat ik al of niet met haar zal doen. Praat nog wat met mij, dan zullen we zien. Maar laten we het niet uitstellen. De Mwellrets komen en de ruïnes wachten. Loper heeft ons nodig.'

   'Maar luister wat ik je te zeggen heb...'

   'Ik luister later wel.' De metamorf maakte zich vlug van hem los. Toen verhardde zijn stem. 'Luister nu naar mij. Zeg nooit tegen iemand wat hier gebeurd is. Nooit. Dat is verleden tijd.'

   Hij keerde zich om en stapte weg, en Bek had moeite om hem bij te houden.