44
De zon komt op in het oosten
“Huil nou niet, lieve Jaffa. Daar kan ik niet tegen. Nicholas, geef haar je zakdoek even.”
“Die is van zijde, die is niet om te gebruiken.”
Dikzak bood de zijne aan, ik pakte de witlinnen zakdoek aan en bedekte er mijn gezicht mee. Ik wilde dat niemand me zag. Ik had de natuur verloochend. Ik was een uitgestotene, een paria. Moord was maar onbeduidend vergeleken bij de misdaad die ik net had begaan; ik had mijn kinderen in de steek gelaten.
Dodo stopte mij iets in de hand, het was plat, stevig en rechthoekig. Ik haalde de zakdoek weg en zag een donkerblauw boekje. Ik sloeg het open en las mijn nieuwe naam: Suzanne Lowe, geboorteplaats: Nottingham. De bladzijden van Suzannes paspoort stonden vol met stempels van visa voor Amerika en India.
“Heb je het onmogelijke gedaan, Dikzak?” vroeg Dodo. Dikzak gebaarde dat Natasja Krantz voor hem het woord zou doen.
“Ja, het is in orde.” Ze overhandigde Dodo een paar velletjes papier. Dodo keek ernaar en zuchtte.
“Prachtig, bedankt. Wanneer vertrekt het vliegtuig?”
Natasja zei: “We hadden nog iets van hen te goed, ze hebben een vliegtuig van Parijs naar hier laten uitwijken. De andere passagiers zullen jullie dat niet in dank afnemen. Goed, waar is de foto?”
Dodo gaf Dikzak de polaroid-foto die zoveel ellende had veroorzaakt. Hij probeerde hem in tweeën te scheuren, gaf het op en liet zijn handen in zijn pijnlijke schoot rusten.
“Je hebt natuurlijk kopieën,” zei Dikzak.
“Natuurlijk,” antwoordde Dodo, “Die zijn al verstuurd.”
“Smerig kutwijf, je hebt mijn huwelijk geruïneerd en mijn carrière waarschijnlijk ook.” Tranen van woede verschenen in Dikzaks ogen. Hij legde de foto in een asbakje en stak hem in brand. We keken allemaal hoe het plaatje omkrulde, smolt en uiteindelijk in elkaar schrompelde.
Dodo zei: “Kop op, beste Dikzak; je hebt altijd je vriendin en je bankrekening nog; en niet te vergeten de steun van het Engelse establishment. Het kon erger.”
“We hadden ze moeten laten vermoorden,” barstte Nick uit. “We zullen geen van allen ooit nog rustig kunnen slapen.”
Ik weet dat ik in een bus stapte en toen in een vliegtuig; en dat ik voelde dat het vliegtuig vaart zette, opsteeg, overhelde en naar het oosten draaide. Ik herinner me nog dat ik uit het raampje keek en de lichten van het vliegveld in de diepte zag liggen. Ergens daar beneden waren mijn kinderen die aanstalten maakten om naar huis te gaan. Met hen waren daar beneden achtergebleven: Coventry Lambert, de dochter van mijn ouders; mevrouw Dakin, de vrouw van Derek Dakin; Margaret Dakin, verzonnen door mijn zoon; Lauren McSkye, de leerling van Bradford Keynes; en Jaffa, Dodo’s vriendin.
“Waar gaan we heen?” vroeg Suzanne Lowe.
“Naar Moskou,” was het onverwachte antwoord.