39
Prachtige kinderen
Er werden voortdurend mededelingen omgeroepen voor het publiek, maar hoewel ik ze wel had gehoord, had ik niet geluisterd naar wat er werd gezegd. Nu spitsten mijn oren zich echter om geen woord te missen.
“Wil John Dakin zich melden bij de inlichtingenbalie. John Dakin bij de inlichtingenbalie.”
“Zo heet mijn zoon,” zei ik tegen Dodo.
“Er zijn vast duizenden die John Dakin heten,” antwoordde ze, maar ze keek bezorgd.
“Waar is de inlichtingenbalie? Waar, Dodo?”
“Ik wijs hem je wel aan, maar alsjeblieft, Jaffa, blijf op een afstand; en doe geen gekke dingen, beloof je dat, lieverd?”
We verlieten de cafétaria en keken over de balustrade. De inlichtingenbalie was pal onder ons. Mijn dochter Mary stond bij de balie en keek ongerust. Ze droeg haar goede jas, en haar blonde haar was gekapt in een nieuwe, piekerige stijl en leek bedekt met een plakkerige substantie.
Ik zei: “Wat heeft ze in haar mooie haar zitten?”
“Gel,” zei Dodo, en meteen daarop: “Ze lijkt ongelooflijk veel op jou toen jij zo oud was, hè?”
Terwijl we stonden te kijken, kwam mijn goudblonde zoon uit de menigte naar voren en tikte Mary op haar schouder. Die draaide zich om, ze lachten naar elkaar en keken opgelucht.
“Als je nu naar ze toe gaat, zul je in de gevangenis belanden en hun harten breken. Doe het niet, Jaffa.”
Ik kon mijn ogen niet afhouden van mijn prachtige kinderen.
“Dodo, vlug, ga erheen en zeg dat ik hier ben…alsjeblieft, Dodo.”
Dodo liep langzaam de trap af en voegde zich bij mijn kinderen. Het was een vreemd gezicht, iets dat ik nooit voor mogelijk had gehouden; deze mensen hoorden in verschillende werelden thuis. Dodo praatte nu tegen ze. Ze keken om zich heen. Ze zagen mij. Dodo sprak ze streng toe en ze wendden onmiddellijk hun blik af. Ik werd naar mijn kinderen toegetrokken, ik wilde ze zo graag bij me hebben dat ik me slap en duizelig voelde en mezelf moest bedwingen om niet te gaan jammeren van verlangen.
John en Mary liepen weg, stijfjes en slecht op hun gemak; Dodo kwam weer naar mij toe en zei: “Ze nemen een zwarte taxi. Hij zal één keer om het luchthavencomplex heen rijden en daarna bij de taxistandplaats komen om jou op te pikken. Hier heb je geld voor de taxi.” Ze gaf me een briefje van twintig pond. Ze zag ziek van angst.
Ze zei: “Ik heb nooit een kind gehad, afgezien van Geoff. Nu hij dood is wilde ik dat dat wel zo was; hoewel je nooit meer vrij bent, ofwel soms? Heb ik niet gelijk?”
Ik zei dat ze inderdaad gelijk had. Als je eenmaal een kind hebt ben je nooit meer vrij.
Dodo vroeg of ik nog steeds wilde vluchten. Ik zei dat ik het niet wist. Er viel een stilte tussen ons. Na een tijdje vroeg ik Dodo waarom de boodschap voor John was omgeroepen, om naar de balie te komen. “Ze waren elkaar kwijtgeraakt in de drukte en liepen toen naar elkaar te zoeken. Ze zijn hier om Sidney af te halen – net als jij.”