35
Dikzaks wereld stort in
Dikzak lag in bad de News of the World te lezen, toen Nicholas Cutbush opbelde. Zijn vrouw nam op en weigerde eerst om hem door te verbinden naar de aangrenzende badkamer. “Heus, Nick, dit is de enige keer in de hele week dat hij zich eens helemaal kan ontspannen, je bent onmogelijk.”
Nicholas klonk hysterisch toen hij zei: “Als ik hem nu niet te spreken krijg, kan hij overmorgen op zijn luie krent de vacatures in de krant gaan zitten bekijken.” Dus pakte ze het toestel vlug op en bracht het naar haar man.
“Nick, wat is er?”
“Mijn zus heeft verdomme een foto waarop jij de linkerborst van een voortvluchtige moordenares streelt.”
“Welke voortvluchtige moordenares?”
“Lul niet, Dikzak, hoeveel ken je er? Jaffa! Het diner. Caroline heeft een foto ge…”
“O, Jaffa. Heeft die een moord gepleegd? Jezus!”
“Zeg dat wel. Jaffa is Coventry Dakin.”
“Wie?”
“Coventry Dakin, ze heeft een kerel de hersens ingeslagen met een pop. Het heeft op de voorpagina van alle…”
“Nick, ik kan wel inpakken.”
“Nee, nog niet. Dodo wil twee valse paspoorten.”
“Ja.”
“En geld natuurlijk.”
“Natuurlijk.”
“Vandaag.”
“Maar het is zondagmiddag.”
“Als ze het vandaag niet krijgt, stuurt ze de foto per taxi naar Paul Foot.”
“De neef van Michael Foot?”
“Je dacht toch niet dat ik Paul Foot de orthopedist bedoelde? Of Paul Foot de winterschilder? Ja, Paul Foot journalist, en net als zijn oom overtuigd socialist.”
“O, God! O, God!…Nick, dit is vertrouwelijk. Mevrouw de premier kondigt morgen de datum van de tussentijdse verkiezingen aan.”
“O, fijn, schitterend, kon niet beter.”
“Nick, kan ik niet het beste opstappen?”
“Je zit er verdomme nog maar een maand, of nog niet eens.”
“Maar Profumo, Thorpe, Parkinson, Archer…die hebben het ook niet gered. Hoe kunnen wij dan…”
“Wat ben jij een stom rund, Dikzak. Als we die tussentijdse verkiezingen verliezen stroomt het geld het land uit en kunnen we het wel vergeten.”
“Jouw vrouw heeft die foto gemaakt. Het is allemaal jouw schuld. Je gaat er toch vanuit dat je bij zo’n diner onder vrienden bent, of in ieder geval onder vreemden die zijn nagetrokken.”
“OK, OK. Sorry, Dikke. Rustig nou maar, rustig. Bel de officier van dienst en regel de paspoorten. Je kent Dodo enjaffa: beiden rond de veertig, geen bijzondere kenmerken, de één donker, de ander roodharig, beiden ongeveer één meter zeventig…ze laten nu pasfoto’s maken.”
“Goed. Kan ik me nu verder gaan wassen?”
“Er is nog iets, Dikzak.”
“Vooruit dan maar.”
“Je zult zeggen dat het onmogelijk is, maar het moet gebeuren.”
Terwijl Dikzak luisterde koelde het badwater rond zijn buik af en kwam het vuil bovendrijven.