26
De getuigenis van Carole Fox
Carole:
‘t Was om een uur of vijf. Ik had net de lampen in de kamer aangedaan.
Rechter:
De kamer aan de straatkant?
Carole:
Ja. Ik hoorde ‘m binnenkomen. Toen hij de deur open dee, wist ik gelijk dat hij een van z’n buien had. Toen hoorde ik ‘m vloeken want de mat was tussen de deur gekomen. Nou ja, hij komt de kamer binnen en hij had gezopen.
Rechter:
Hoe wist u dat hij had gedronken?
Carole:
Omdat ie bezopen was.
Rechter:
Dank u. Gaat u verder.
Carole:
Nou, de meisjes doken weg. Die zijn ook niet gek – ze wisten dat het mis was; hij liep de kamer rond en had overal commentaar op, zoals altijd. Hij schold me uit omdat de klok stil stond. Toen zag hij dat het speelgoed van de kinderen nog op de grond lag. Toen begon hij te zeuren over Jennifer, die is zeven, dat ze niet van hem was. Ze heeft rood haar, snapt u? De anderen zijn donker, net als hem. Toen werd ie pas goed kwaad en zei dat ze alle vier niet van hem waren, omdat ze zijn neus niet hadden; en hij zei dat ik de namen van alle mannen moest opschrijven waar ik mee was geweest.
Rechter:
Met ‘mee was geweest’ neem ik aan dat uw man bedoelde – mannen met wie u had geslapen?
Carole:
Nee, ik had met niemand…
Rechter:
Natuurlijk niet, ik…Gaat u verder.
Carole:
Hij pakte het postpapier dat ik met Kerstmis had gekregen, en een pen, en hij duwde me op de bank en zei dat ik de namen van die mannen op moest schrijven. Hij schreeuwde de hele tijd dat ik een slet was en dat hij wel wist dat ik altijd met de meteropnemers naar bed ging.
Rechter:
En uw dochtertjes waren toen nog in de kamer?
Carole:
Ja, die zaten in de hoek, bij de tv, en gaven geen kik. Ze waren veels te bang. Nou, ik verzon dus wat namen en schreef die op. Ik had het gewoon niet meer. Als ik niks opschreef zou ie me slaan omdat ik niet dee wat hij gezegd had, en als ik het wel dee…
Rechter:
Wilt u misschien even pauzeren…een glas water…een zakdoekje?
Carole:
Nee hoor, het gaat wel. Sorry. Ik heb zelf wel een zakdoek. Hij ging tekeer, en schreeuwde dat hij ze wel zou krijgen en ze allemaal op hun…sorry, hij gebruikte een vloekwoord…zou geven. Hij zei dat ik niet goed genoeg was voor de mooie naam Fox en dat ik hem had verlaagd en dat het mijn fout was dat hij nooit hogerop gekomen was. Z’n gezicht was net ‘n biet en z’n ogen puilden uit. Ik kon zien dat de aders in z’n hals helemaal opgezwollen waren en ik zag ze kloppen. Ik dacht: O, God, Carole, je bent er geweest! Normaal, als hij, zeg maar, een van z’n buien heeft, vliegt er van alles door de lucht…
Rechter:
U bedoelt dat hij met voorwerpen gooit?
Carole:
Hij gooit met alles. Ik heb wel meer naar m’n hoofd gekregen dan alleen voorwerpen… nou ja, deze keer dus niet. Dus ik wist dat ie me echt wat zou doen; en dat was ook zo. Hij begon me tegen de benen te schoppen terwijl ik zat. Toen trok hij me omhoog bij m’n haar en begon me in m’n gezicht te slaan. De meisjes, de meisjes…ze…nou, ze…
Rechter:
Rustig maar, mevrouw Fox. We hebben alle tijd.
Carole:
Nou de meisjes, die huilden en zeiden: “Papa, niet doen” en zo. Toen greep ie me bij de keel. Hij leek wel iemand op de tv; hij was gek geworden. Hij smoorde me en gilde tegen me. Toen kwam Coventry van de overkant eraan en sloeg ‘m met de Rambo-pop en hij viel gelijk neer, en het bloed liep hem uit de oren.
Rechter:
Zei Coventry, dat wil zeggen, Coventry Dakin, iets voor- of nadat ze uw man sloeg?
Carole:
Ze zei zoiets als: “Ik heb genoeg van je” voor ze ‘m sloeg; en toen ze ‘m geslagen had zei ze niks. Ze is gewoon naar buiten gerend en niemand heeft haar toen nog gezien. Nou ja, niemand van hier.
Rechter:
Mevrouw Dakin woonde tegenover u?
Carole:
Ja, op nummer 13.
Rechter:
Uw gordijnen waren niet dicht?
Carole:
Ik had ze niet dicht, nee.
Rechter:
DUS mevrouw Dakin kon zien wat zich afspeelde voorafgaand aan de dood van uw man?
Carole:
Weet ik niet, sorry. Kunt u het nog ‘ns zegge…?
Rechter:
Mevrouw Dakin zag dat uw man u in elkaar sloeg?
Carole:
Dat moet wel. Ze had haar eigen gordijnen ook niet dicht. Het was niet de eerste keer dat ze zag dat ie me sloeg.
Rechter:
Mevrouw Fox, u zei dat uw man meteen neerviel en dat er bloed uit zijn oren kwam. Kwam er onmiddellijk bloed uit zijn oren of duurde het nog even voor u het bloed zag? Denk goed na.
Carole:
Het liep eruit toen hij met z’n hoofd op de vloer terechtkwam. Er spatte wat op m’n zebravel voor de kachel. Z’n hoofd kwam hard neer, ziet u, en toen liep het bloed eruit.
Rechter:
Dank u, mevrouw Fox. U bent een uitstekende getuige geweest. De jury en ik leven met u mee.
Carole:
Dank u. Als Coventry er niet geweest was denk ik dat ik daar dood gelegen had, in plaats van hem. Ik mag haar wel bedanken.
Rechter:
De jury moet deze laatste opmerkingen maar negeren. Dank u, mevrouw Fox.
Carole:
Sorry. Dank u wel, rechter…sorry, edelachtbare. Moet ik weer op m’n ouwe plaats gaan zitten?