14

Huize Hartzeer

Derek Dakin zat op het echtelijke bed en trok zijn broek, sokken en schoenen uit. Het kostte hem enige moeite om zijn schoenveters los te krijgen omdat zijn handen trilden. Hij stond op, opende de kastdeur en hing zijn keurig gevouwen broek over een houten kleerhanger aan de rechterkant van de kast.

Coventry’s nette, degelijke kleren hingen aan de linkerkant. Derek betastte elk kledingstuk van Coventry. Toen begroef hij zijn gezicht in de mouw van haar elf jaar oude winterjas. Hij snoof diep en rook een vage geur van Tramp (de parfum die hij haar met Kerstmis had gegeven). De zoete geur was vermengd met de stank van de sigaretten die ze rookte.

Hij had altijd al geweten dat zijn vrouw hem op een dag zou verlaten, hoewel hij niet had verwacht dat moord het motief zou zijn.

Hij bedacht hoe mooi ze was en hoe goed. Terwijl hijzelf bijzonder lelijk was (zelfs al voordat hij vrijwel kaal was) en niet goed. Hij had honderd-en-één fouten. Hij was wraakzuchtig en besteedde te veel tijd aan zijn schildpadden.

Derek nam Coventry’s winterjas van de kleerhanger en trok hem aan. Hij paste precies. Hij bekeek zichzelf in de passpiegel aan de kastdeur en deed de dikke knoopjes dicht tot aan de hals. Toen wurmde Derek zijn blote voeten in Coventry’s hoge pumps. Hij waggelde naar de ladenkast en vond een hoofddoekje en een paar handschoenen. Hiermee kleedde hij zich verder aan. Nu hij daar toch was bespoot hij zich helemaal met Tramp. Hij doorzocht de laden van Coventry’s toilettafel, vond een stompje roze lippenstift en smeerde het walgelijke spul op zijn lippen. Hij ging weer naar de spiegel en bekeek zichzelf met halfgesloten ogen. Maar het had geen zin. Hoe hij ook zijn best deed, hij kon Coventry niet voor zich tot leven brengen.

Hij kleedde zich uit en legde haar spullen weg. Terwijl hij daarmee bezig was dacht hij: Mijn hart breekt echt. Hij voelde hoe het orgaan dat hij zo lang had geassocieerd met liefde en romantiek, zich losrukte van datgene wat het op zijn plaats hield.

“Ik zal sterven aan een gebroken hart,” fluisterde hij tegen zichzelf.

Hij trok zijn pyjama aan over zijn onderbroek en ging aan Coventry’s kant in bed liggen. Hij klemde haar kussen stevig tegen zich aan alsof het Coventry zelfwas. Hij kreunde ‘Coventry, Coventry’, in de dikke laag eendeveren waarmee het kussen was gevuld.

Het was Dereks gewoonte om, voor hij ging slapen, Coventry te vertellen hoe zijn dag was verlopen. Soms viel Coventry in slaap voordat hij klaar was. Als dat gebeurde ging Derek vlak naast haar liggen om haar volmaakte gezicht te bekijken en zich gelukkig te prijzen dat hij zo’n prachtige vrouw had.

Soms trok hij dan voorzichtig de dekens en lakens weg en schoof hij Coventry’s nachtpon omhoog om naar het naakte lichaam van zijn vrouw te kijken. Dit gedrag kwam niet voort uit seksuele begeerte. Seks was in hun leven samen maar bijzaak geweest, nooit hoofdzaak. Nee, hij was tevreden met kijken en met het machtige gevoel zoiets te bezitten.

Hij kon niet zonder Coventry. Ze beschermde hem tegen de wereld met al zijn vernederingen. Waarschijnlijk zou hij vannacht in zijn slaap sterven. Zijn hart zou breken en op drift raken. Hij kon duidelijk voelen hoe het rukte en trok om vrij te komen.

Hij stelde zich voor hoe zijn zoon John alle familieleden zou opbellen. “Slecht nieuws. Papa is dood. Hij is vannacht gestorven aan een gebroken hart.” Het kussen raakte doorweekt van Dereks tranen toen hij zich de treurende familieleden voorstelde; zijn ouderloze kinderen; zijn lichaam in de kist; zijn collega’s die in zwart pak met zwarte das bij het open graf stonden, vol wroeging over alle kwellingen die ze hem in de fabriek hadden laten ondergaan.

Hij fantaseerde over de twee minuten stilte die men op de eerstvolgende vergadering van de Schildpaddenvereniging in acht zou nemen. Bob Bridges, de voorzitter, zou de stilte verbreken met de woorden: “Derek Dakin kende zijn schildpadden.” Een groot compliment van Bob, die zijn schildpadden als geen ander kende.

Maar het allermooiste was dat Coventry terug zou komen als ze van zijn dood hoorde, en dat ze zich op het pas toegedekte graf zou storten. Ze zou zichzelf de schuld geven, zich de haren uit het hoofd trekken, haar kleren aan flarden scheuren en weigeren te vertrekken totdat ze met krachtige hand zou worden verwijderd.

Derek was bijna teleurgesteld toen hij zijn ogen opende en merkte dat hij nog in leven was, in de helverlichte slaapkamer, met ongewassen gezicht en ongepoetste tanden. Hij stapte uit bed en liep de overloop over. Er scheen licht onder de deur van de badkamer door. Hij probeerde hem te openen; hij zat op slot.

“Ben zo klaar,” riep John. Derek liep ongeduldig over de kleine overloop heen en weer. Hij hing een paar afbeeldingen van stoomtreinen recht; toen ging de deur van de badkamer open en kwam John naar buiten.

“Jee, papa, wat zie jij er verschrikkelijk uit.”

Derek zei: “Dat is toch mijn goed recht? Je moeder heeft een moord gepleegd en is ervandoor gegaan.”

“Dat bedoelde ik niet, papa. Ik schrok alleen even van je lippenstift.”

Derek zei: “Dat is je moeders lippenstift. Ik heb…”

“Hé, niks aan de hand, hoor. Je hoeft niks uit te leggen. Het staat wel cool. We leven in negentienzevenentachtig. Die lippenstift is gaaf en die parfum ook.”

John keek erg veel naar melodramatische Amerikaanse tv-series en wist hoe hij zich in zo’n situatie moest gedragen. Dus omhelsde hij zijn vader en zei: “Hartstikke cool,” en sloot zich op in zijn slaapkamer.

Derek ging de badkamer binnen en haalde de lippenstift weg met een washandje. Toen hij zijn lippen had schoongewreven, ging hij de badkamer uit en klopte bij John op de deur.

“John, ik ben het, papa. Ik wil het je uitleggen.”

Mary kwam haar kamer uit. Haar mooie gezichtje was rood en opgezet van een maratonhuilbui. “Wat is er aan de hand?” vroeg ze. “Hebben jullie iets van mama gehoord?”

“Nee,” zei Derek. “Ga maar weer slapen.”

John deed zijn deur open. Hij vermeed het om naar Dereks gezicht te kijken.

“Ik kan niet slapen,” zei Mary. “Ik mis mama zo.”

Ze stonden met z’n drieën op de overloop in hun nachtkleding. Niemand wist iets te zeggen of te doen. Mary voelde zich dubbel aangeslagen. Drie jaar lang was ze smoorverliefd geweest op Gerald Fox. Hij had nooit van haar liefde voor hem geweten en zou het ook nooit meer te weten komen.

Na een pijnlijke stilte zochten Coventry’s gezinsleden tenslotte hun eigen bed op.