Margaret Hilda Roberts
Het geheime dagboek van Margaret Hilda Roberts, 14¼ jaar oud
Vrijdag 6 mei
Vader is zo slim geweest een gat in de wc-papiermarkt te ont dekken. Analfabetische huishoudens kopen geen kranten, dus verkoopt vader aan touwtjes geregen bundeltjes krantenpapier voor een paar penny per stuk. De eerste lading werd om 8 uur aangeboden en was om 12.30 uur uitverkocht. Mevrouw Arkwright kocht zes bundeltjes. Ze verklaarde: ‘Mijn kleintjes zijn allemaal aan de dunne vanwege de gaten in hun zolen.’ Een reiziger uit Londen kwam binnen voor een onsje shag en gaf een gerucht door dat hij had gehoord, dat een toekomstige socialistische regering gratis melk op de scholen zou introduceren. Toen hij weer bij was gekomen zei mijn vader tegen me: ‘Die socialisten zijn eropuit de kleine middenstander te ruïneren, Margaret.’ Ik zei: ‘Maar vader, dat maakt u toch niets uit? U bent meer dan een meter tachtig lang.’ De reiziger en mijn vader lachten, ik weet niet waarom. Als die vuile socialisten ooit aan de macht komen zal ik gratis schoolmelk weigeren. Als de armen geen melk kunnen betalen doen ze maar zonder.
Zaterdag 7 mei
Angela Pork-Cracklin had een boodschap naar de winkel gestuurd om te vragen of ik die avond mee wilde doen met een mixed doublé op de tennisbaan van haar ouders. Vader was verrukt (hij aast al jaren op de Earl Grey theebestelling van de Pork-Cracklins). Ik zei tegen vader dat ik niet kon tennissen. Hij deed zijn schort af en rende naar de bibliotheek. Hij kwam terug met ‘De basisregels van het Tennisspel’. Moeder kreeg de opdracht op de Singer even een tennisjurkje in elkaar te zetten en tussen de klanten door oefenden vader en ik de slagen met een koekblikdeksel bij wijze van racket en oudbakken krentencakejes als bal. Tegen vieren had ik het serveren vanaf de lijn (de baconsnijder) onder de knie en werkte net aan mijn backhand, toen moeder binnenkwam om mijn tennisjurkje te laten passen. Ze bedierf alles door te roepen: ‘Kijk nou toch eens naar die rommel! Al die kruimels en krenten over mijn schone vloer!’ Vader bleef kalm. Hij stuurde moeder gewoon naar achteren om mijn gympjes wit te maken. Tegen zes uur kende ik alle regels uit mijn hoofd en om halfacht had ik Angela Pork-Cracklin verslagen met zes-nul, zes-nul. Angela holde het grote huis binnen en wilde niet meer naar buiten komen voor de mixed doublé; dat ging dus niet door zodat ik ook niet de kans kreeg om over de Earl Grey te beginnen.
Vader was kranten in kleine blaadjes aan het scheuren toen ik thuiskwam. We gingen gezellig zitten om mijn triomf te bespreken. Moeder kwam er ook bij zitten en haalde onderwijl de tennisjurk uit om er stofdoeken van te maken. Zo hadden we nog een fijne avond voor we naar bed gingen.
Zondag 8 mei
Om 5 uur opgestaan. Twee uur lang zalige wiskundige vergelij kingen opgelost, daarna moeder wakker gemaakt en haar bevolen het ontbijt klaar te maken. Eerlijk, zij is zo’n luilak. Als ik moeder haar gang liet gaan zou ze gewoon tot halfacht in bed blijven liggen!
‘s Morgens naar de kerk en naar zondagsschool, daarna middag eten (lunch, Margaret, lunch!) gevolgd door de middag-zondagsschool, avondeten en de avondkerkdienst. Een gewone zondag, afgezien van een buitengewoon incident toen moeder op heterdaad werd betrapt bij het schenden van de zondagsrust. Ja zeker, ik kwam om vier uur de achterkamer binnen en zag dat moeder haar schoenen aan het schoonmaken was. Ik heb met een vader erbij geroepen. Hij kwam beneden en zag moeder met de schoenpoets in één hand en een poetslap in de andere. Ze smeekte om vergiffenis maar vader was niet te vermurwen. Hij verbood haar met ons mee te gaan naar de avonddienst. Haar afwezigheid zal zeker niet onopgemerkt blijven bij de gemeente, maar regels zijn regels en regels moeten worden opgevolgd. Al het andere betekent anarchie.
Maandag 9 mei
Hoera! Een nieuwe week op school begint. We hebben een nieuw meisje in de klas. Ze heet Edwina Slurry. Ze lijkt heel eerzuchtig maar ze zal er een hele kluif aan hebben mij de positie van knapste van de klas te ontnemen. Ik heb moeder gevraagd of ik geen lijfje meer aan hoef. De knoopjes zijn reuze lastig bij het verkleden voor de gymnastiek. Ze zal met vader overleggen en het me laten weten.
Dinsdag 10 mei
Ik ben bij het Hoofd geweest om te vragen of ik niet meer naar de tekenles hoef. Al dat geklodder met verf en papier is pure verspilling van tijd, vooral tijd waarin ik zou kunnen werken. Juffrouw Fossdyke zei: ‘Margaret, alle kunstbeoefening is erop gericht fijngevoeligheid en gevoel voor schoonheid te ontwikkelen, en van alle meisjes van de hele school ben jij wel degene die dat het meeste nodig heeft.’ Ik begrijp niet wat ze daarmee bedoelde, want als er één meisje op school is met gevoel voor schoonheid en netheid dan ben ik dat wel.
Woensdag 11 mei
Edwina Slurry is walgelijk aan het slijmen geslagen. Een paar van de makkelijk beïnvloedbare meisjes lopen al gearmd met haar door de gangen.
Lady Olga Wasteland heeft vanmorgen een lezing gehouden voor de hele school. Haar onderwerp was: ‘De verschrikkingen van de oorlog’. Ze vertelde over haar schrik toen ze besefte dat er geen kousen meer in de winkel te krijgen waren.
Donderdag 12 mei
De bijeenkomst van de methodisten jongerenclub werd bedor ven door een gevecht tussen de Prior-bende en Cecil Parkhursts vrienden. De theepot werd omgegooid en de suikerpot gebroken. Ik vind dat het tijd wordt dat de Prior-bende de toegang wordt geweigerd. Ze hebben alleen maar moeilijkheden gemaakt sinds ze lid zijn geworden. Cecil gedroeg zich als de heer die hij is door mij naar buiten te begeleiden en ervoor te zorgen dat Prior en zijn zware jongens mij niet lastigvielen. Ik was nog van streek toen ik naar bed ging, dus stond ik mezelf toe mijn favoriete bladzijde uit het boek Hogere Wiskunde Deel Vier te lezen. Ik moet altijd weer hardop lachen om het probleem ‘XXYYZZ= ZZYYZZ—bewijs’. Maar ja, we zijn niet voor ons plezier op aarde dus deed ik het licht uit, herhaalde tweehonderd keer ‘The rain in Spain falls mainly on the plain’ en viel in slaap.
Vrijdag 13 mei
Geliefd dagboek, zonder Cecil heeft mijn leven geen zin, geen doel. O, wat mis ik hem! O Cecil! Was er maar een manier om jou weer de hogere kringen van Grantham binnen te leiden. Je stiekem ontmoeten bij je wekelijkse’Brylcreem bestelling is mij niet genoeg. Waarom wil niemand me vertellen wat je misdaan hebt? Wat heb je op je kerfstok? Nu moet ik ophouden want het is middernacht en vader en ik gaan de inventaris opmaken. Moeder is al stilletjes naar bed gegaan met een kop Ovomaltine. Ze werkt maar zestien uur per dag. Ze laat het er lelijk bij zitten. Ik zal het er straks met vader eens over hebben.
3 uur ‘s nachts. Net terug van het bos waar Cecil zich heeft ver stopt. Ik gaf hem zijn Brylcreem en werd beloond met een slap handje. Ik denk tenminste dat het zijn hand was, het was te donker om het goed te kunnen zien.
Zaterdag 14 mei
Vader is kwaad op me. Hij heeft ontdekt dat er potjes Brylcreem ontbreken. Wat dom van mij te denken dat hij het niet zou merken. Hij was zo woedend dat hij me beschuldigde van een affaire met Arnold Arkwright, die dat spul met scheppen tegelijk op zijn haar smeert. Ik was net middenin het tellen van de honderden en duizenden taartversieringen en moest helemaal opnieuw beginnen. Ik lag pas om 5 uur in bed.
Zondag 15 mei
Vaders preek was vandaag reuze streng. Hij ging tekeer tegen beroepsfunctionarissen van de kerk die zich met politiek inlaten. (Een verhulde verwijzing naar Monseigneur Kent, die een petitie heeft ingediend bij de gemeenteraad voor een straatlantaarn in de Kerklaan.) Na de lunch gaf ik vader het geld dat ik had opgespaard voor spraaklessen. Ik zei: ‘Hier, vader, dit is voor de Brylcreem.’ Hij zei: ‘Ik waardeer het gebaar, dochter, maar houd het geld maar. Je moet echt een beetje leren lispelen als je iets wilt bereiken op deze wereld.’
Moeder zei: ‘Volgens mij is het veel belangrijker je r’s te leren rollen.’ Daarna rende ze giechelend de achterkamer in met haar schort over haar hoofd. Vader en ik keken elkaar verbijsterd aan.
Maandag 16 mei
Op school doen ze allemaal even afschuwelijk tegen me. Ik ben naar het Hoofd geweest om me te beklagen maar zelfs zij toonde geen greintje sympathie. Ze zei: ‘Je raakt overwerkt, Roberts. Neem maar een paar dagen vrij.’ Ik protesteerde dat de school onmogelijk zonder mij kon functioneren. Het Hoofd snauwde: ‘Ga naar huis, Roberts, en geef deze brief aan je ouders.’
Geachte meneer en mevrouw Roberts,
Margarets gedrag baart ons grote zorgen. Zij is te allen tijde netjes, schoon en beheerst. Ze werkt bijzonder hard. Ze is de beste van haar klas in alle vakken behalve tekenen (wat zij, zoals u weet, zinloos vindt). Op het sportveld meet ze zich graag met anderen, zij kan uitstekend naaien en haar schoenen zijn altijd glanzend gepoetst. Ze is dan ook het soort meisje waar men trots op dient te zijn. Maar mijn staf is een zenuwinzinking nabij vanwege Margarets voortdurende verzoeken om meer werk. Zij gaat al over de inkt en de melk, en ze houdt de presentielijst bij. Ze is klassenvertegenwoordigster en teamaanvoerster bij alle teamsporten. Ze werkt in de plantenkas tijdens de pauzes en heeft de terreinknecht van de school diep gekwetst door de lijnen van het hockeyveld te kalken tijdens de middagpauze. Vanmorgen kwam ik vroeg op school en zag haar bezig de toiletten schoon te maken. Allemaal zeer prijzenswaardig, denkt u misschien, maar haar werkmanie maakt haar zeer impopulair bij de andere meisjes. Heeft ze soms problemen thuis? Moet zij misschien een gebrek aan aandacht of genegenheid van uw kant compenseren? Het spijt me dat ik u hierop attent moet maken, maar soms maak ik mij zorgen over Margarets toekomst. Zij is buitengewoon ambitieus en intelligent maar ze moet echt verdraagzaamheid leren opbrengen voor degenen onder ons die minder volmaakt zijn.
Het Hoofd van de Kesteven en Grantham Meisjesschool
P.S. Tussen twee haakjes, hebt u misschien nog van die wal nootbonbons in voorraad? Zo ja, wilt u dan twee zakjes van elk een half pond klaarzetten. Ik zal ze woensdagmiddag om 4.59 uur komen ophalen. (Zorgt u er alstublieft voor dat Margaret op dat moment in de achterkamer, uit het gezicht, is.) Bij voorbaat dank.
Vaders handen trilden toen hij de walnootbonbons in een zakje deed. Hij zei: ‘Genieën vinden nooit erkenning in eigen land.’ Moeder stelde een uitje voor naar de kermis voor morgenavond. Ik wil niet, maar vader staat erop dat moeder er onder begeleiding heengaat, dus heb ik toegestemd.
Dinsdag 17 mei
De kermis was vol onaangenaam ruikende arbeidershufters die zich amuseerden. De kostgangers van mevrouw Ark-wright, Rooie Shinnock en Roy Batterfree, maten hun krachten met die van Big Benn, de sterke man, op de Kop van jut. Big Benn bekeek hun pogingen met een arrogant glimlachje. Hij zei tegen Shinnock en Batterfree dat er maar één manier was om de bel te raken en dat was al je krachten bundelen en dan de hamer op het doel laten vallen. Stuntel Howe, de dorpsidioot, reed wild rond in een van de botsautootjes en botste gevaarlijk op alle andere autootjes. Iemand van de kermis sprong achter op zijn autootje en stuurde het veilig naar de zijkant. Arme idioot, zijn moeder zou hem niet alleen uit moeten laten gaan. Ik liet moeder krijsend achter in het reuzenrad en sloop naar Madame Du Cann’s tent om mij de toekomst te laten voorspellen.
Woensdag 18 mei
Ik ben nog steeds niet bekomen van Madame Du Cann’s voorspellingen. Ze zei: ‘Jij zult op een dag de machtigste vrouw van het land zijn.’ Mijn mond viel open. ‘De koningin?’ hijgde ik. ‘Nee, machtiger dan de koningin,’ kraakte ze. Ik veegde het zweet van mijn handpalmen. Zij bleef kijken tot een blik van afschuw over haar gezicht gleed. ‘Wat is er?’ riep ik. ‘Nee! Nee! Het is te erg!’ mompelde ze. ‘Ga naar huis, jij, arm verdoemd schepsel.’ Wat heeft ze gezien? Ik moet het weten.
Donderdag 19 mei
Ik sloop de winkel uit en klopte (niet eenvoudig op canvas) aan Madame Du Cann’s tentdeur. Haar gebruinde gezicht vertrok toen ze me zag. Uiteindelijk, nadat ik haar wat geld had gegeven, stemde ze erin toe me alles te vertellen. ‘Je zult een kleine kale man met zwakke ogen trouwen die je twee baby’s uit één ei zal geven. Eén daarvan zal een meisje zijn dat je weinig last zal bezorgen, maar de ander wordt een jongen die zal uitgroeien tot een monster. Hij zal de naam van een Europese munt dragen (Frank?) en je in verlegenheid te brengen door als sponsor van voorbehoedmiddelen op te treden en door een woestijn te wandelen, en ten slotte zal hij je carrière te gronde richten. Want, dat is de vloek, je zult dit monster innig liefhebben en blind zijn voor zijn fouten.’
Ze viel huiverend voorover op haar kaarttafeltje en ik ging terug naar de winkel en sliep als een roos. Alsof ik ooit van mijn leven, ook maar één keer, DAT zou doen met een man!
Vrijdag 20 mei
Om 4 uur ‘s-morgens wakker geworden, fris en uitgerust na anderhalfuur slaap. Voor mijn plezier in Chemie, aanvulling op de leerstof gelezen en de moeilijkste formules uit mijn hoofd geleerd. Maar, het leven kan niet, en mag ook niet, een eindeloze opeenvolging van genoegens zijn, dus ben ik om 5 uur naar beneden naar de winkel gegaan om vader te helpen de paardebloem-met-klissenwijn aan te lengen met water. Uit twee dozijn flessen wisten we een dozijn flessen extra te halen. Vader, die een goed methodist is, verklaarde dat onze daden moreel volkomen verantwoord waren en dat de truc van Jezus met de broden en de vissen een respectabel precedent vormde.
Zaterdag 21 mei
Vandaag is iets heel ergs gebeurd. Een bus is in botsing gekomen met Angela Pork-Cracklins paard ‘Snooty’. De bus kantelde en kwam terecht in een bietenveld. De arme Snooty verrekte zijn vetlok, en ook werden een paar mensen uit de arbeidersklasse gedood en gewond. Vader en ik hebben Angela een kaart gestuurd om ons medeleven te betonen met de verwonding van haar geliefde volbloed.
Binnenkort worden parochieraadverkiezingen gehouden dus dacht vader dat het tactisch was om de gewonden in het plaatselijke ziekenhuis op te zoeken. Ik belde de directrice op om haar mijn bezoek aan te kondigen maar tot mijn verbazing adviseerde ze me niet te komen. Ik snauwde: ‘Maar beste vrouw, ik heb de plaatselijke pers al op de hoogte gesteld.’
Ze zei: Al kwam de hoofdredacteur van de bijbel. Mijn patiënten hebben nog steeds een shock en zijn niet in staat bezoek te ontvangen.’
Vader belde een lid van het ziekenhuisbestuur, dat ons nog 5 pond en 10 shilling schuldig is voor zoete sherry, en hoepla, de deuren van het ziekenhuis gingen voor mij open. Er werd een foto gemaakt van mij met Arnold Grimbold (dubbele amputatie), een zekere Mabel Spiggs (schedelbasisfractuur), ene Hed Noddy (verscheidene breuken) en, bij toeval, een zekere Nigel Lawless (zwaarlijvigheid en inflatie). De patiënten waren absoluut niet dankbaar voor mijn bezoek en leken mijn kleine grapjes over de ‘paardenkracht’ van de bus allerminst te waarderen. Ik heb beloofd dat ik op woensdag terug zou komen.
Zondag 22 mei
Arnold Grimbold heeft vannacht zelfmoord gepleegd. Hij liet een briefje achter: ‘Ik kan de gedachte aan woensdag niet verdragen.’ Men neemt aan dat hij bedoelde dat woensdag zijn stompjes opnieuw zouden worden verbonden. Wat een zwakkeling; Grantham is beter afzonder hem. Ik heb gevraagd of ze de druiven die ik hem zaterdag had gegeven, weer naar de winkel terug wilden sturen.
Maandag 23 mei
Om 5 uur opgestaan en vader geholpen de azijn aan te lengen met water. De doppen weer op de flessen gedraaid en daarna een heerlijk koud bad genomen.
Toen ik naar school liep werd ik bijna omvergereden door een afschuwelijke arbeider op een fiets. Ik las hem streng de les. Hij verklaarde zwakjes dat hij een ogenblik uit zijn concentratie was geraakt na een uitputtende rit van meer dan honderd kilometer op zoek naar werk. Ik wees hem erop dat dat geen excuus was niet op het rechte pad te blijven en noteerde zijn naam. Hij zei dat het Tebbit was, maar ik weet het nog niet zo zeker. Hij keek zo schichtig en hij had zulke eigenaardige ogen. Ze zouden zulke mensen moeten verbieden zich voort te planten. Na een heel plezierige wiskundeles voelde ik dat het mijn plicht als klassenvertegenwoordigster van de bovenbouw was de eersteklassers te wijzen op het belang van smetteloos schone nagels. Een of twee van hen begonnen te snotteren dus hield ik ze na om ze eens goed te onderhouden over het beheersen van je emoties. De schoolmaaltijd (sorry, lunch. Leer ik het dan nooit?) was onnodig luxueus. Ik telde twee rozijnen per vierkante centimeter rijstpudding. Ik deed mijn beklag bij de kokkin maar zij zei brutaal tegen me dat ik door moest lopen omdat ik de rij van de kinderen die nog wat wilden, ophield. Moest ‘s middags twee uur Engelse literatuur verdragen. Ik zal blij zijn wanneer we dat boek Moeilijke Tijden uit hebben van die kennelijke communist Charles Dickens. Ik bood aan evenwicht in de stofte brengen door voor te lezen uit de brieven van koningin Victoria, maar juffrouw Marmaduke weigerde en zei dat ik moest gaan zitten. (Misschien moet ik het Hoofd een wenk geven. Juffrouw M. is net terug van een fietstocht door Rusland.) Toen ik naar huis liep (alleen als altijd) zag ik de man die zei dat hij Tebbit heette, in de berm van de weg rommelen en net doen alsof hij een lekke band aan het plakken was. Het was vlak bij Snooty’s luxueuze onderkomen, dus vond ik dat het mijn plicht was de zaak aan te geven bij onze plaatselijke politieagent. Het is algemeen bekend dat werkelozen vaak paarden stelen. Agent Perkins bedankte mij in zijn platte Lincolnshire taaltje en ik liep verder naar huis.
Na een heerlijke thee met eigengebakken koek begon ik aan vier uur nog heerlijker scheikundehuiswerk. Na sluiting van de winkel hielp ik vader met de boekhouding. Ik was ontzet te zien dat mevrouw Arkwright van de Spoorwijk ons sixpence schuldig is voor levensmiddelen. Ik liet vader beloven nooit meer krediet te verstrekken. Hij zei: ‘Margaret, de vrouw is een weduwe die vijf monden te voeden heeft.’ Ik zei dat hij mevrouw Arkwright heus geen dienst bewees met het aanmoedigen van haar roekeloze geld uitgeven. Ik bood aan bij mevrouw Arkwright langs te gaan om het geld te innen, maar vader herinnerde me eraan dat het tegen middernacht liep en dat we het hout voor de winkel nog niet hadden gehakt en gebundeld. (We gaan af op het late weerbericht van de BBC dat een koudegolf heeft voorspeld.)
Om 2 uur lag ik eindelijk in bed, zei honderd keer: ‘How now brown cow’ en zal nu mijn potlood neerleggen en gaan slapen.
Dinsdag 24 mei
Uitgeslapen tot 6 uur. Toen opgestaan en me van top tot teen stevig afgeschuurd met puimsteen.
Ik deed de gordijnen open en zag dat de zon helder scheen. (Ik verdenk de BBC steeds sterker van onbetrouwbaarheid.) Vader en ik hakten snel het aanmaakhout in kleine stokjes voor karamel-appels en moeder werd de keuken ingestuurd om driehonderd karamel-appels te maken. Geliefd dagboek, ik maak me een beetje ongerust over moeder. Ze gaat er met de dag angstiger en nerveuzer uitzien. Ik kan maar niet bedenken waarom. Ze heeft haar koken en bakken, haar werk in de winkel en een rijk sociaal leven in de kerk, dus begrijp ik niet hoe het komt dat ze elke keer dat ik het woord tot haar richt, wriemelt, stottert en achteruitdeinst. Ze draagt sinds kort ook een grote crucifix.
Woensdag 25 mei
Bij mevrouw Arkwright langsgegaan en de helft van het geld van haar losgekregen. Ik bleef enige tijd op haar slechtgeschrobde drempel staan om haar uit te leggen hoe ze haar huishoudelijke uitgaven in de hand moest houden. Ik vertelde haar bijvoor beeld dat je een uitstekend substituut voor thee kunt maken door gedroogde brandnetelbladeren te koken. Mevrouw Arkwright zei dat het een slechte dag voor Engeland was wanneer iemand zich niet eens meer een kopje thee kon veroorloven. Maar ik bracht daar tegenin dat het ons aller plicht was offers te brengen om de wapenindustrie te financieren. Mevrouw Arkwright vroeg sarcastisch wat ik, als dochter van een kruidenier, zou moeten opgeven. Ik antwoordde dat ik niet langer vaseline deed op de schaafwonden op mijn benen van de randen van mijn kaplaarzen. Moeder stonk vanavond vreselijk naar knoflook. Wordt ze soms katholiek?
Donderdag 26 mei
Agent Perkins kwam langs de winkel om te rapporteren dat de fietser Tebbit drie dagen op het politiebureau was vastgehouden voor ondervraging, maar nu was losgelaten zonder dat hem iets ten laste was gelegd. Ik was nogal onthutst over dit ogenschijnlijke bewijs van politienalatigheid, maar Perkins zei; ‘Zijn spaken waren er slecht aan toe toen we zijn fiets volledig hadden onderzocht. Dus maakt u zich geen zorgen, juffrouw Roberts, hij zal heus niet meer over de wegen van Lincolnshire rijden en jongedames lastigvallen. Hij zal het veel te druk hebben met die fiets helemaal terug naar Londen duwen!’ Daar moesten we allemaal hartelijk om lachen en vader nodigde Perkins uit voor een kopje thee naast de baconsnijder. Hij bleef niet lang, omdat, legde hij uit, hij het druk had met kleine jongetjes vangen en hun trommelvliezen beschadigen. Toen hij weg was maakten vader en ik zoals elke dag de inventaris op en ontdekten tot onze schrik dat een half brood en een blikje zalm ontbraken.
Mijn moeder beweerde dat agent Perkins ze in zijn knuppelzak had laten glijden toen hij de winkel uitliep!
Vader stuurde haar naar bed omdat ze het had gewaagd een van deze prachtmensen te belasteren. Niettemin was het verlies van de zalm en het halve brood een hele slag. We zullen erg zuinig moeten zijn, dus bleven vader en ik de hele nacht op om kalk te malen om door de tarwebloem te mengen.
Vrijdag 27 mei
Bij zonsopgang opgestaan om een werkstuk over magnetische deeltjes te schrijven. Ik ging er zo in op dat ik bijna te laat op school kwam.
Na de schoolmaaltijd (lunch, Margaret, lunch) werd ik bij het Hoofd geroepen. Tot mijn verbazing zei ze: ‘Margaret, over je schoolwerk heb ik geen klachten maar probeer alsjeblieft het leven niet zo ernstig op te vatten. Probeer eens vriendschap te sluiten met een van de meisjes van je klas.’ Ik wees haar erop dat er geen meisjes van mijn klasse op school zaten, maar ze mompelde: ‘Dat was niet precies wat ik bedoelde, kind’, en liet me gaan. Na schooltijd telde en woog ik krenten en rozijnen voor de winkel en deed daarna ter ontspanning twee uur wiskundige vergelijkingen.
Er was een gezellige avond in het methodistenzaaltje, dus nam ik het pond gebroken chocoladekoekjes mee dat vader ter be schikking had gesteld, en praatte de hele avond met een Russisch orthodoxe priester. Hij was geweldig knap en intellectueel en ik was verrukt toen hij aanbood me naar huis te begeleiden. Babbelend over samovars kwamen we bij de winkel toen hij me plotseling tegen zijn borst klemde en me obscene en revolutionaire voorstellen van persoonlijke aard toefluisterde. Ik gilde en rende de winkel binnen. Ik heb niets tegen vader gezegd maar ik zal nooit van mijn leven meer een Rus vertrouwen. Een koude kruik mee naar bed genomen om mezelf te straffen voor de diefstal van een rozijn.
Zaterdag 28 mei
Een frustrerende ochtend doorgebracht, gebogen over mijn atlas met mijn aardrijkskundehuiswerk: de Falkland Eilanden opzoeken en overtrekken. Toen ik de hele kust van Schotland en omstreken had afgezocht wierp ik toevallig een blik op de linkeronderkant van de kaart en vond ze vlak bij de kust van Argentinië!
Zondag 29 mei
Om 7 uur ‘s-avonds brak ik een belofte aan mezelf. Ik deed met bevende handen de deur van mijn kamer op slot, haalde mijn geheime doos uit mijn klerenkast en bezondigde mezelf aan verkleden en poseren voor de spiegel.
De kroon bleef steeds van mijn hoofd afglijden en ik moest twee keer ophouden om de watten weer op de hermelijnen mantel te naaien, maar volgens mij heb ik het koninklijke wuiven bijna onder de knie.
Ik ben er nu zeker van dat ik van koninklijken bloede ben. Ik ben heus niet ondankbaar dat ik geadopteerd ben door eenvoudige, vriendelijke middenstanders, maar het leven van het gewone volk is niet voor mij bestemd. Ik moet mijn ware afstamming te weten komen.
Geachte Koning,
Ik zal er geen doekjes om winden; hebt u of heeft één van uw naaste familieleden soms vijftien en een halfjaar geleden een bezoek aan Grantham gebracht? En zo ja, bent u, of zijn zij, daar toevallig een mollige, tamelijk eenvoudige vrouw met een vriendelijk gezicht ‘tegen het lijf gelopen’? Ik vraag dit, sire, omdat ik het kind ben van deze goede vrouw. Er is een zekere Hannoveriaanse trek in mijn gezicht die niet correspondeert met het uiterlijk van welke andere tak van de familie ook. Ronduit gezegd: ik ben ervan overtuigd dat ik van koninklijken bloede ben. Op dit moment woon ik bij goede, nette middenstanders, maar ik hoor veeleer thuis bij uw familie, sire. Ik weet dat u het druk hebt maar ik zou het waarderen als u mijn brief meteen wilt beantwoorden; mijn gehele toekomst hangt ervan af. Tussen twee haakjes: u kunt rekenen op mijn volledige discretie. Er is geen gevaar dat ik ons geheim eruit zal flappen tegen vrienden—ik heb geen vrienden.
Ik teken in eigen persoon, Margaret Hilda Roberts (tot u mij anders laat weten)
P.S. Voor het geval u ceremoniële kleding moet bestellen, ik heb maat 42 met mijn wollen lijfje aan en maat 38 zonder.
P.P.S. Zou het verstandig zijn paardrijlessen te nemen? Zo ja, moet ik dan schrijlings rijden of met mijn benen aan weerszijden van het paard?
Maandag 30 mei
Geliefd dagboek,
Mijn arme vader wordt overspoeld met klachten over zijn levensmiddelen. Mevrouw Arkwright beweerde vanmorgen in de winkel: ‘Je eieren zijn allemaal rot, Roberts.’ Haar platte achterbuurttaaltje deed pijn aan mijn oren. Ze ging door: ‘En dat verbaast me niks als je ziet hoe die kippen van jou erbij lopen, en de vissenkoppen die ze te vreten krijgen.’ Mevrouw Pork-Cracklin kwam er bij staan en beschuldigde vader van het verkopen van bedorven kaas. Met een wat verfijnder accent klaagde ze: ‘Al mijn gasten van gisteravond hebben vanmorgen opgebeld—vanaf hun respectieve toiletten, om mij mede te delen dat zij uw kaas er sterk van verdenken verantwoordelijk te zijn voor hun gebondenheid aan die plaats.’ Vader wist van mevrouw Arkwright af te komen door te dreigen de autoriteiten op de hoogte te stellen van het feit dat ze er kostgangers op na houdt. Hij was evenwel uitermate zalvend onderdanig tegenover mevrouw Pork-Cracklin—hij gaf haar een doosje koekjes en een blik Earl Grey thee. Toen liet hij zich op zijn knieën voor haar neervallen en smeekte om vergiffenis. Zij was zo genadig hem te vergeven, schreed de winkel uit en klom in haar limousine.
Dinsdag 31 mei
Vanmorgen dit briefje van Cecil ontvangen:
Het kleine hutje Het bos
Mags, beste meid,
Hoor eens, kun je me vanavond nog een potje Brylcreem bezorgen? Dit leven in de openlucht doet mijn haar geen goed. En, lieve Mags, kun je ook een goed woordje voor me doen bij de notabelen van Grantham—ik heb er schoon genoeg van letterlijk en figuurlijk het bos in gestuurd te zijn. Ik heb nu toch zeker wel genoeg geboet voor mijn slippertje van vorig jaar. Bewijst dat niet alleen maar dat ik bloed in mijn aderen heb (en lood in mijn potlood)? Heb ik de methodisten jongerenclub niet naar de overwinning gevoerd bij de laatste verkiezingen? Zonder mij zat je je nog te vervelen aan de zijlijn—en zette je de thee, in plaats van de hoge functie van voorzitster (jeugdafdeling) te bekleden.
Nou, beste meid, ik moet een bad in de beek gaan nemen en daarna mijn hutje dat vannacht omgewaaid is, weer opbouwen.
Je toegenegen Cecil Parkhurst
P.S. Kun je er een grote pot van maken?
Woensdag 1 juni
Vannacht Cecil gezien! We zaten in zijn primitieve hutje alleen verlicht door de kaars die ik in mijn onderbroek had verstopt. Hij vertelde me het hele dieptreurige verhaal: hoe hij op wrede wijze was verleid door een meisje dat in plaats van de juiste weg te bewandelen en voor negen maanden naar Zwitserland te gaan, in de buurt was gebleven en schaamteloos rond had geparadeerd zodat iedereen het kon zien. De arme Cecil was vervolgens uit Grantham verbannen (vader had verboden zijn naam te noemen in onze winkel).
Ik beloofde Cecil plechtig dat ik niet zou rusten voor hij weer in ere was hersteld en een hoge functie in de jongerenclub had gekregen. Ik vroeg waar hij verder nog goed in was. Hij zei: ‘Nou, ik was vroeger best goed in het knutselen met de bedrading van mijn elektrische trein.’
Donderdag 2 juni
Moeder werd vanmorgen betrapt op een onderonsje met mevrouw Arkwright. Ze stonden elkaars schorten te bewonderen. Vader waarschuwde haar tegen al te grote familiariteit. Hij zei: ‘Als christen heb je de plicht de goddelozen te mijden.’ Moeder antwoordde: Ach wat, jij arrogante zak, steek je kop in de augurkenton!’ En dat waar mevrouw Arkwright bij was! Vader heeft moeder onmiddellijk naar boven gestuurd. Toen ze de deur van de slaapkamer achter zich had dichtgeslagen, draaide vader zich naar mij om en zei: ‘Laat dat een les voor je zijn, Margaret, houd je verre van de arbeidersklasse. Niet alleen vervuilen ze de lucht, ze hebben ook nog een rampzalige uitwerking op je vocabulaire.’
‘s-Avonds heb ik als voorzitster van de methodisten jongerenclub voorgesteld Cecil de opdracht te geven de bedrading van het gebouw te vernieuwen—hij zou dan Hoofd Afdeling Elektriciteit worden. Er werd wat gemopperd maar de motie werd aangenomen en een boodschapper (Wriggley Ridley) werd naar Cecil toegezonden om hem te vertellen dat zijn periode in het bos voorbij was.
Vrijdag 3 juni
Moeder staakt. Ze heeft de hele dag in bed Madame Bovary liggen lezen met een zak bonbons. Niets wat vader en ik zeiden kon haar op andere gedachten brengen. Ze vraagt loon voor haar werk in de winkel! Ik ben bang dat dit een teken is dat ze gek wordt. Ze komt vast terecht in Grantham’s Krankzinnigen Gesticht. Dit is voor ons allemaal even tragisch. Vader zal misschien iemand in dienst moeten nemen om te helpen in de winkel en het huishouden te doen. En hoe moeten we eens per week het buskaartje naar het Krankzinnigen Gesticht betalen?
Zaterdag 4 juni
Moeder heeft haar verstand terug. Vanmorgen was ze net als anders beneden. Over haar dag van rebellie wordt met geen woord gerept.
Zondag 5 juni
Toen ik de boeken doorkeek zag ïk een nieuwe notitie: ‘Mevrouw Roberts, loon: sixpence per week.’ Dus vader heeft gecapituleerd voor industriële actie, hè? Wat min! Dat is iets wat ik nooit van mijn leven zou doen. Wij hebben nog geen antwoord van de koning gehad. Wij zijn zeer ontstemd. Wanneer wij koningin zijn zullen wij deze belediging niet vergeten! Wij zullen wraak nemen op onze koninklijke familieleden. De troon! De troon! De troon!