Waarom ik van Engeland houd
Ik vind het prettig in Engeland te wonen omdat alle andere landen zo vreemd en buitenlands zijn. Engels is de enige taal die ik spreek: ik heb Frans op school laten vallen en ging in plaats daarvan hordelopen met het atletiekteam. Ook nu nog, na zoveel tijd, is mijn eerste reactie wanneer ik Frans hoor, een been optillen en mijzelf met grote snelheid in de richting van lage tuinhekken bewegen. Maar ik zou niet willen dat iemand dacht dat ik niet graag over de grens kom. Dat doe ik wel. Over de grens ligt het avontuur en de kans op gevaren en heerlijk eten, maar het is er ook vermoeiend, verwarrend en vol buitenlanders die je vertellen dat de banken open zijn wanneer ze dicht zijn. Als atheïst ben ik vanzelfsprekend zeer geïnteresseerd in Engelse kerken en als stadsbewoner houd ik hartstochtelijk veel van het Engelse landschap. Al wil ik best toegeven dat het ‘er op tv beter uitziet dan in het echt’, zoals een kind dat voor het eerst buiten de stad kwam, tegen me zei tijdens een uitje van de Sociale Dienst. Ik wist de gevarieerde natuur van het Engelse landschap pas goed op waarde te schatten na een rit van twee dagen door een Zweeds naaldbos. Op de ochtend van de tweede dag verlangde ik zo wanhopig naar afwisseling dat ik de dode rendieren in de berm begon te tellen. Tegen de middag voelde ik geen greintje medelijden meer met de rendieren en ‘s-avonds voelde ik me ook niet meer schuldig over de twee grenen klerenkasten die ik bezit. Toen eikenhouten kasten in de etalage van Habitat verschenen dacht ik zelfs meteen dat Terence Conran een autotocht door Zweden gemaakt moest hebben en bij terugkeer in Engeland een grimmige memo had doen rondgaan: ‘Grenen is uit, eikenhout is in!’
Ik houd van het Engelse weer. Net als het landschap vestigt het voortdurend de aandacht op zichzelf. Toen ik aan dit artikel begon baadde de kamer in het felle zonlicht, maar intussen is er een sterke wind opgestoken en nu is de kamer somber en donker. Ik houd van de gereserveerdheid van de Engelsen omdat ik ook niet veel zin heb te praten met onbekende mensen in de trein, behalve natuurlijk bij een crisis zoals een ‘koe op de rails’ waardoor een vertraging van een uur ontstaat. In dat geval zullen mijn medepassagiers en ik onbekommerd ons hart uitstorten bij iedereen die maar naar ons wil luisteren. Ik houd van de manier waarop Engelsen met rampen omgaan: snijd ons water af en we gaan opgewekt in de rij staan bij een kraantje in de sneeuw. Smijt ons in een smerige buitenlandse gevangenis vol ratten en we komen knipperend met de ogen tegen het zonlicht te voorschijn om te melden dat onze onguur uitziende gevangenbewaarders ‘beste kerels zijn die ons keurig hebben behandeld’. Ik wed dat er ergens een kerstkaart op een vuile gevangenismuur vastgeprikt zit met de woorden: ‘Voor mijn vriend en bewaarder, Pedro, van Jim Wilkinson van cel 14.’ Het Engeland waar ik het meest van houd, is natuurlijk het Engeland van mijn kinderjaren toen kinderen nog op straat konden spelen zonder dat de buren een petitie indienden. Wanneer kinderen lispelen: ‘Vertel eens van vroeger’, romantiseer ik over de velden en de heggen en over de tijd dat een auto op onze slecht onderhouden straat een gebeurtenis was die ons uit onze prefab huisjes lokte om er met open mond naar te staren. Ik ben blij dat ik in een land leef dat belangrijke dingen voortbrengt: fantastische toneelstukken, boeken, literatuur, hartchirurgen, tuinlieden en ‘Private Eye’. Men heeft mij gevraagd een stuk van 700 woorden te schrijven over waarom ik van Engeland houd. Als mij was gevraagd te schrijven over waarom ik niet van Engeland houd dan had ik er wel 1000 nodig gehad en zou het stuk heel wat gemakkelijker te schrijven zijn geweest. Het is ons geboorterecht en ons privilege ons eigen land te bekritiseren en de revolutie te prediken. Ik vroeg een vriend van mij waar hij zou gaan wonen als hij kon kiezen en het geld ervoor had. Hij antwoordde somber: ‘Er is niets anders.’ En een vriendin antwoordde op de vraag of ze niet eens een reis om de wereld wilde maken: ‘Nee, ik maak liever iets leuks’.
Bij de keus tussen dood of verbanning zou ik zeker de verban ning kiezen, maar ik zou heel erg ongelukkig zijn de club te moeten verlaten.