Adriaan Mole
Adriaan Mole’s Kerstmis
DECEMBER 1984
Maandag 24 december
KERSTAVOND
Er is iets raars gebeurd met Kerstmis. Het is gewoon niet meer zo als het was toen ik klein was. Ik ben eerlijk gezegd nooit heen gekomen over het trauma van de ontdekking dat mijn ouders me jaar in jaar uit hadden voorgelogen over het bestaan van de kerstman. Op mijn elfde was de kerstman net zoiets als God, alziend, alwetend, maar zonder de rotdingen die God laat gebeuren: aardbevingen, hongersnoden, auto-ongelukken. Ik lag in bed onder de dekens (wat klinkt het woord dekens toch primitief in deze dagen van donzen dekbedden), met kloppend hart en het zweet in mijn handen in afwachting van het maagdelijke Beano jaarboek. Ik stelde me voor hoe de dikke, vrolijke kerstman uit zijn hemelse slede boven ons doodlopende straatje naar beneden keek en tegen zijn helpers zei: ‘Geef Adriaan Mole dit jaar maar eens iets behoorlijks. Hij vergeet nooit de wc-bril omhoog te doen.’ Ach, de dwaasheid van zo’n kind!
Helaas, nu ik mijn volle rijpheid heb bereikt (zestien jaar, acht maanden en tweeëntwintig dagen, vijf uur en zes minuten)…weet ik dat mijn ouders panisch en verwilderd het winkelcentrum rondlopen al kreunend: ‘Wat zullen we voor Adriaan kopen?’ Is het dan een wonder dat kerstavond zijn betovering heeft verloren?
2.15 uur ‘s-morgens. Net terug van de nachtdienst in de kerk. Duurde zoals gewoonlijk veel te lang. Mijn moeder begon al na het eerste uur kerstliederen van de jonge Co-op-vrouwen onrustig te schuifelen. Ze bleef maar fluisteren: ‘Ik moet naar huis, anders is die rotkalkoen morgenochtend niet ontdooid.’ Opnieuw werd het kerstspel bedorven door een echte ezel in de kerk. Hij weigert altijd zich te gedragen en veroorzaakt voortdurend opschudding, dus waarom moet de dominee ons dat zonodig aandoen? Oké, zijn broer heeft een opvangcentrum voor afgedankte ezels, nou én?
Eerlijk gezegd, de nachtdienst was onwijs ontroerend. Zelfs voor mij, die toch een overtuigd nihilistisch existentialist is.
Dinsdag 25 december
EERSTE KERSTDAG
Geen onaardige verzameling kerstcadeaus als je bedenkt dat mijn vader werkloos is. Ik kreeg het grijze windjack met rits dat ik had gevraagd. Mijn moeder zei: ‘Als jij er per se bij wilt lopen als een zestienjarige Frank Bough dan ga je je gang maar.’ De Oxford Dictionary zal goed van pas komen om mijn woordenschat te vergroten. Maar het beste cadeau was nog het elektrische scheerapparaat. Mijn kin is zo glad als een biljartbal. Iemand zou Leon Brittain er eens een moeten geven. Het kan het imago van Engeland toch geen goed doen als een minister erbij loopt als een gangster die de hele nacht op het politiebureau van New York heeft vastgezeten.
De rottige Sugdens, mijn moeders inteeltfamilie uit Norfolk, arriveerden om 11.30 ‘s-morgens. Dus maakte ik mijn ouders wakker en trok mij terug op mijn kamer om het Beano jaarboek te lezen. Misschien ben ik tegenwoordig te werelds en te literair, maar ik was bepaald teleurgesteld over het kinderlijke niveau van de humor.
Ik kwam op tijd voor het kerstdiner uit mijn kamer en moest dus wel met de Sugdens spreken. Ze vertelden mij tot in de kleinste onbenulligste details over de levenscyclus van de Koning Edward-aardappel, van knol tot patatpan. Ze waren niet in het minst geïnteresseerd in mijn informatie over de Noorse lederin dustrie. Feitelijk keken ze ronduit verveeld. Echt iets voor mij om zulke cultuurbarbaren in de familie te hebben. Het diner was te laat, zoals gewoonlijk. Mijn moeder heeft nooit het geheim ontraadseld van het coördineren van de verschillende ingrediënten van een maaltijd. Haar jus wordt altijd gemaakt nog voor de gebakken aardappeltjes bruin zijn. Ik ging naar de keuken om haar van advies te dienen maar ze schreeuwde: ‘Donder op!’ door de stoomwolken heen. Toen het eten eindelijk klaar was, bleek het best lekker, maar aan tafel klonk geen enkel bon-mot en er werd geen enkele geestige anekdote verteld. Ik wou maar dat ik mijn kerstdiner bij Ned Sherrin had gehad. Zijn familie boft maar met hem. Ik wed dat ze pijn in hun buik hebben van het lachen. De Sugdens zijn tegen sterke drank, dus elke keer dat mijn ouders ook maar naar een fles keken, knepen ze hun lippen op elkaar en nipten van hun thee. (Ja, dat kan heus tegelijkertijd, dat heb ik met eigen ogen gezien.) ‘s-Avonds deden we een of ander maf kaartspelletje. Opa Sugden won vierduizend pond van mijn vader. Er werden allerlei grapjes gemaakt over dat mijn vader maar een schuldbekentenis aan opa moest geven, maar in de keuken zei mijn vader tegen me: ‘Ik pieker er niet over mijn handtekening onder zoiets te zetten. Die gierige ouwe klootzak zou me nog voor je pap kon zeggen een deurwaarder op mijn dak sturen!’ De Sugdens gingen vroeg slapen op onze roestige kampeerbedjes. Ze gaan ‘s-morgens bij zonsopgang alweer naar Norfolk omdat ze bang zijn voor aardappelstropers. Nu weet ik waarom mijn moeder zo koppig is en zoveel drinkt. Het is een reactie op haar achterlijke rotjeugd midden tussen de aardappelakkers van Norfolk.
Woensdag 26 december
TWEEDE KERSTDAG
Ik werd bij zonsopgang wakker van het geluid van opa Sugdens roestige Ford Escort die niet wilde starten. Ik weet dat ik naar beneden had moeten gaan om te helpen aanduwen, maar oma Sugden scheen het best alleen af te kunnen. Dat zal wel komen door al die jaren loodzware zakken aardappelen rondsjouwen. Mijn ouders waren zo verstandig net te doen of ze sliepen, maar ik weet dat ze wakker waren omdat ik schor gelach uit hun slaapkamer hoorde komen. En toen de motor van de Sugdens eindelijk aansloeg en de Escort de straat uitreed, hoorde ik duidelijk een champagnekurk knallen en glazen rinkelen. Nog afgezien van het ‘Proosd’—geroep.
Weer ingeslapen, maar de hond likte me wakker om 9.30, dus nam ik hem mee uit langs Pandora’s huis. De Volvo van haar vader stond niet op de oprit, dus zullen ze nog wel bij hun rijke familie logeren. Onderweg kwam ik Barry Kent tegen die een balletje trapte tegen de muur van het bejaardentehuis. Hij scheen dit keer voor de afwisseling in een goede kerststemming te zijn dus stond ik stil om een praatje te maken. Hij vroeg wat ik voor Kerstmis had gehad; ik vertelde het hem en vroeg op mijn beurt wat hij voor Kerstmis had gehad. Hij keek verlegen en zei: ‘Ik heb dit jaar niet veel gehad omdat mijn pa zijn baan kwijt is.’ Ik vroeg hoe dat kwam en hij zei: ‘Weet ik niet. Pa zegt dat mevrouw Thatcher die van hem heeft afgepakt.’ Ik vroeg: ‘Wat? Zij in eigen persoon?’ Barry haalde zijn schouders op en zei: ‘Nou, volgens mijn pa wel.’
Barry vroeg of ik met hem mee naar huis ging voor een kopje thee, en dat deed ik om hem te laten zien dat ik hem geen kwaad hart toedraag voor de dagen dat hij me onder bedreiging geld afperste. De buitenkant van de woningwetwoning van de Kents zag er treurig uit (Barry vertelde me dat de woningbouwvereniging al jaren belooft de hekken, deuren en ramen te repareren), maar van binnen was het prachtig. Overal hingen papieren slingers die de scheuren in de muren en het plafond bijna helemaal verborgen. Meneer Kent was erop uit gegaan en had een grote tak gevonden, die hij wit had geschilderd met glansverf en daarna in het lege verfblik had gezet. In mijn ogen verving de tak heel aardig de kerstboom maar mevrouw Kent zei somber: ‘Het is toch niet hetzelfde, zeker niet als de enige reden is dat je geen echte plastic boom kunt betalen.’ Ik wou nog zeggen dat hun geïmproviseerde boom er heel modernistisch en hi-tech uitzag, maar ik hield mijn mond.
Ik vroeg de kinderen wat ze van de kerstman hadden gehad en ze zeiden: ‘Schoenen.’ Dus moest ik ze wel bewonderen. Ik kon niet anders, want ze bleven ze maar onder mijn neus houden. Mevrouw Kent lachte en zei: ‘En meneer Kent en ik hebben elkaar een pakje sigaretten gegeven!’ Zoals je weet, lief dagboek, ben ik tegen roken maar ik kon me best voorstellen dat ze met Kerstmis behoefte hadden aan een beetje plezier dus stak ik dit keer niet mijn antirookpreek af.
Ik wilde niets meer vragen en sloeg beleefd de versnaperingen af die ze aanboden…van waar ik zat kon ik precies in hun lege provisiekast kijken.
Op weg naar huis vroeg ik me af hoe mijn ouders behoorlijke kerstcadeaus voor me hadden konden kopen. Per slot van rekening zijn mijn vader en meneer Kent allebei slachtoffer van de robotcultuur waarin machines boven mensen worden verkozen. Zodra ik de achterdeur binnenkwam, kreeg ik het antwoord. Mijn vader zei net: ‘Maar hoe moet ik in vredesnaam de volgende rekening van mijn Acces creditcard betalen, Pauline?’ Mijn moeder zei: ‘We zullen iets moeten verkopen, George. Wat er ook gebeurt, we moeten ten minste één creditcard zien te houden, want van uitkeringen alleen leven is onmogelijk!’ Dus de kerst-welvarendheid van mijn ouders is maar een dun vernisje. We hebben het op krediet.
‘s-Middags gingen we naar oma voor een kerstdiner: Terwijl ze de vla opslurpte klaagde ze bitter over haar eerste kerstdag op de bejaardensoos. Ze zei: ‘Ik wist dat ik niet had moeten gaan. Die vuile communist van een Bert Baxter werd stomdronken van een doos likeurbonbons en hij zong allemaal vieze teksten op de kerstliederen!’
Mijn vader zei: ‘Had je maar bij ons moeten komen, dat vroeg ik toch.’
Oma zei: ‘Dat heb je maar één keer gevraagd en trouwens de Sugdens waren er.’ Dat schoot mijn moeder in het verkeerde keelgat. Ze zit eeuwig en altijd op haar familie te kankeren, maar ze kan het niet hebben dat iemand anders iets van ze zegt. Het eten liep rampzalig af toen ik een schaal met wilgenbladmotief brak die oma al jaren heeft. Ik weet dat oma van me houdt, maar ik moet zeggen dat ze me bij deze gelegenheid aankeek alsof ze me wel kon vermoorden. Ze zei: ‘Niemand weet wat die schaal voor mij betekende!’ Ik bood nog aan de scherven op te rapen maar ze duwde me opzij met het handvat van de stoffer. Ik ging naar de wc om af te koelen. Twintig minuten later bonsde mijn moeder op de deur en zei: ‘Kom, Adriaan, we gaan naar huis. Oma heeft net tegen je vader gezegd dat het zijn eigen schuld is dat hij werkloos is.’ Toen ik door de woonkamer liep, lag er een stilte tussen mijn vader en oma zo dik als dubbele beglazing.
Toen we langs Pandora’s huis kwamen, zag ik dat de lichtjes van de kerstboom in de tuin aan waren dus vroeg ik mijn ouders me af te zetten. Pandora was eerst dolblij me te zien. Ze kon niet uit over het cadeau dat ik voor haar had gekocht (een massief gouden armband van Tesco’s, 2,49 pond) maar na een poosje bekoelde ze een beetje en begon te zeuren over het kerstfeest waar ze geweest was. Ze had het nogal vaak over een jongen die Crispin Wartog-Lowndes heette. Hij schijnt een uitstekend roeier te zijn en is op eerste kerstdag met Pandora het meer overgeroeid. En onderweg citeerde hij uit het oeuvre van Percy Bysshe Shelley. Volgens Pandora hing er een nevel over het meer. Ik voelde een stille brandende jaloezie bij me opkomen en stelde me voor hoe ik Crispin Wartog-Lowndes’ aristocratische smoelwerk onder water hield tot Pandora, Kerstmis en Shelley uit zijn hoofd verdwenen waren. Om 1 uur lag ik in bed, doodop van alle emoties. In feite sprongen daar in het donker mij de tranen in de ogen, vooral toen ik me de lege provisiekast van de Kents herinnerde.