2000

Wisteria Walk

Ashby de la Zouch

Leicestershire

Privé en vertrouwelijk

Zijne Excellentie

Tony Blair, premier

Downing Street 10

Whitehall

Londen SWIA

29 september 2002

 

Beste heer Blair,

 

Wellicht kent u mij nog, we hebben elkaar in 1999 ontmoet tijdens een receptie in het Lagerhuis van de Noorse lederindustrie. Pandora Braithwaite, tegenwoordig staatssecretaris van Milieu, heeft ons aan elkaar voorgesteld, en we hebben een kort gesprek gevoerd over de BBC, waarin ik me in scherpe bewoordingen heb uitgelaten over de schandalige manier waarop de staatsomroep provinciale scriptschrijvers behandelt. Helaas werd u weggeroepen omdat men u aan de andere kant van de ruimte dringend nodig had.

Ik schrijf om u te bedanken voor uw waarschuwing dat de massavernietigingswapens van Saddam Hoessein het eiland Cyprus bedreigen.

Ik had voor de eerste week van november een vakantie van een week geboekt in de Athena Appartementen in Paphos, op Cyprus, voor mezelf en mijn oudste zoon. De reissom bedroeg £ 571 plus luchthavenbelasting, en mijn persoonlijke reisadviseur Johnny Bond van Latesun Ltd, verlangde een aanbetaling van £ 57,10, die ik op 23 september heb voldaan. Stelt u zich eens voor hoe erg ik schrok toen ik de volgende dag de televisie aanzette en u in het Lagerhuis hoorde vertellen dat Saddam Hoessein het eiland Cyprus binnen vijfenveertig minuten zou kunnen aanvallen met zijn massavernietigingswapens!

Ik heb Johnny Bond onmiddellijk gebeld om de vakantie te annuleren. (Aangezien de aanval binnen drie kwartier kan plaatsvinden, durfde ik het risico niet aan dat ik op het strand zou zitten, onbereikbaar voor een waarschuwing van het ministerie van Buitenlandse Zaken.)

Mijn probleem, meneer Blair, is dit. Het reisbureau weigert me mijn aanbetaling terug te geven, tenzij ik bewijzen kan overleggen: (a) dat Saddam Hoessein beschikt over een voorraad massavernietigingswapens, (b) dat hij deze wapens binnen vijfenveertig minuten kan inzetten, en (c) dat Cyprus binnen het bereik van voornoemde wapens ligt.

Johnny Bond, die volgens zijn collega’s gisteren ‘niet op kantoor’ was (ik vermoed dat hij meeliep in de demonstratie Stop de Oorlog), heeft de euvele moed om uw verklaring in het Lagerhuis in twijfel te trekken!

Zou het misschien mogelijk zijn dat u me een handgeschreven briefje stuurt waarin u de dreiging voor Cyprus bevestigt, zodat ik hiermee naar het reisbureau kan gaan om mijn aanbetaling terug te krijgen? Ik kan het bedrag van £ 57,10 slecht missen.

 

Met de meeste hoogachting,

Adriaan Mole

 

P.S. Wilt u misschien zo vriendelijk zijn om uw vrouw Cherie te vragen of ze op 23 december als gastspreker wil optreden tijdens het literaire diner van onze vereniging van creatieve schrijvers? Will Self heeft afgezegd, nogal bot, eerlijk gezegd. We betalen geen honorarium of onkostenvergoeding, maar we zijn een levendige en stimulerende club mensen en ik weet zeker dat uw vrouw een leuke avond zal hebben. Hoe dan ook, mijnheer Blair, ga zo door.

Zaterdag 5 oktober 2002

Ik ben vandaag wezen kijken naar een appartement in de voormalige accufabriek aan Rat Wharf, wat je tegenwoordig een ‘loft’ noemt. Mark B’astard, de makelaar, vertelde me dat appartementen langs het kanaal zeer gewild zijn als investering. De locatie is fantastisch, vijf minuten lopen over het jaagpad vanaf de boekwinkel waar ik werk. De loft bestaat uit een zaal van een ruimte en een badkamer met muren van glazen bouwstenen.

Toen Mark ging plassen kon ik hem vaag zien, dus als ik het appartement koop vraag ik mijn moeder of ze gordijnen voor me wil maken.

Ik ben op het balkon van staaldraad en plaatgaas gaan staan om het uitzicht te bewonderen. Het kanaal lag beneden me, glinsterend in het herfstzonnetje. Een paar zwanen gleden onder me door, een grijze vogel vloog langs en onder de brug kwam een aak in zicht. Toen de boot langs mijn balkon kwam, zag ik een man met een baard en een grijze paardenstaart. Hij zwaaide naar me en riep: ‘Weertje, hè?’ Ik kon zijn vrouw zien, die in de kombuis de afwas deed. Ze zag mij ook, maar ze zwaaide niet.

Mark had zich tactvol afzijdig gehouden, zodat ik in alle rust kon proeven van de atmosfeer, maar op een gegeven moment kwam hij bij me staan om me op verschillende originele elementen te wijzen: de brandplekken van het accuzuur op de houten vloer, de haken waaraan in de oorlog de verduisteringsgordijnen hadden gehangen.

Het pand ernaast staat in de steigers, en ik vroeg hem wat het gaat worden.

‘Een hotel, geloof ik,’ zei hij.

Vervolgens vertelde hij me dat Eric Shift, de schroothandelaar die inmiddels multimiljonair is en tevens de eigenaar van mijn loft, de hele Rat Wharf heeft opgekocht en van plan is er de Rive Gauche van Leicester van te maken.

Ik bekende Mark dat ik er altijd van heb gedroomd om nog eens te gaan aquarelleren.

‘Leuk,’ zei hij met een knikje, maar ik kreeg de indruk dat hij niet wist waarover ik het had.

Mark keek verlangend om zich heen naar de kale ruimte en de witte muren. ‘Ik zou hier maar wat graag zelf willen wonen,’ zei hij, ‘maar ik heb drie kinderen van onder de vijf en mijn vrouw wil per se een tuin.’

Ik leefde met hem mee en vertelde hem dat ik zelf tot heel kort geleden fulltime vader was van twee jongens, maar dat het Britse leger zich inmiddels heeft ontfermd over Glenn van zeventien, en dat de negen jaar oude William inmiddels bij zijn moeder in Nigeria woont.

B’astard keek me afgunstig aan. ‘Dat je kinderen nu al het huis uit zijn, terwijl je nog zo jong bent.’

Ik zei dat ik vierendertigenhalf ben en dat het tijd wordt dat ik voor de verandering eens aan mezelf denk.

Nadat Mark me het ingelegde granieten werkblad van het aanrecht had laten zien, liet ik hem weten dat ik het appartement wil kopen.

Voordat we vertrokken, ging ik nog even op het balkon staan. De zon ging onder achter de parkeergarage. Over het jaagpad aan de overkant liep een vos met een plastic tas van Tesco in zijn bek. Een bruin dier (een waterrat, volgens mij) gleed het water in en zwom weg. De zwanen dreven majestueus voorbij. De grootste zwaan keek me recht in de ogen, alsof hij wilde zeggen: welkom in je nieuwe huis, Adriaan.

22.00 uur

Ik ging naar de keuken, zette het geluid van de radio zacht en vertelde mijn ouders dat ik hun logeerkamer zo snel mogelijk zal verlaten, om mijn intrek te nemen in de voormalige accufabriek aan Rat Wharf.

Mijn moeder kon haar blijdschap over dit nieuws niet verhullen.

‘De oude accufabriek?’ snoof mijn vader. ‘Daar heeft je opa ooit nog gewerkt, maar hij moest er weg vanwege een ontstoken rattenbeet. We dachten dat zijn been eraf zou moeten.’

‘Rat Wharf?’ zei mijn moeder. ‘Is dat niet waar volgend jaar dat opvanghuis voor daklozen komt?’

‘Je vergist je,’ zei ik tegen haar. ‘Het hele gebied moet de culturele wijk van Leicester worden.’

Toen ik haar vroeg of ze gordijnen wilde maken voor de glazen muren van de badkamer, zei ze sarcastisch: ‘Sorry, maar ik zal wel geen naald en draad in huis hebben.’

Om zeven uur zette mijn vader de radio harder en luisterden we naar het nieuws. De legerleiding wil weten wat hun rol zou zijn als Engeland Irak de oorlog verklaart. De aandelen waren verder gedaald.

Mijn vader sloeg met zijn hand tegen zijn hoofd. ‘Ik vermoord die achterlijke financieel adviseur die me heeft overgehaald om mijn pensioen in aandelen te beleggen.’

Toen de herkenningsmelodie van de Archers begon, pakten mijn ouders hun sigaretten, ze staken er een op en luisterden met hun mond een eindje open naar het hoorspel over een boerenfamilie. Ze doen allerlei dingen samen in de zoveelste poging om hun huwelijk te redden.

Mijn moeder en vader zijn oudere babyboomers, van respectievelijk negenenvijftig en tweeënzestig. Ik blijf hopen dat ze zich naar hun leeftijd gaan gedragen en zich gaan kleden zoals normale mensen van hun leeftijd. Ik zou ze graag zien in beige windjacks en polyester broeken, en mijn moeder bij voorkeur met een grijs bloemkoolpermanent, maar ze blijven zich koppig verzetten. Ze persen zich nog steeds in stonewashed spijkerbroeken en zwarte leren jasjes.

Mijn vader denkt dat hij door zijn haar te laten groeien aangezien zal worden voor iemand die vroeger in de muziek zat. De arme man houdt zichzelf voor het lapje; hij zal er altijd uitzien als een gepensioneerde handelsreiziger in elektrische kachels.

Tegenwoordig moet hij de hele tijd een honkbalpet dragen, aangezien hij boven op zijn hoofd bijna helemaal kaal is, waardoor een stommiteit uit zijn jonge jaren zichtbaar is geworden: op zijn vrijgezellenavond heeft hij er na tien pinten Everards Bitter in toegestemd om zijn schedeldak te laten kaalscheren en er in groene inkt ‘Ik ben een halve gare’ op te laten tatoeëren.

Gelukkig werd zijn vrijgezellenavond een week voor de bruiloft gehouden, maar het verklaart wel waarom mijn vader er op de enige trouwfoto uitziet als de boef Abel Magwitch uit Great Expectations.

Mijn vader heeft al zijn andere tatoeages op kosten van het ziekenfonds laten verwijderen, maar voor de groene willen ze niet betalen. Die moet in een privé-kliniek weggehaald worden met een laserbehandeling, en dat zou hem meer dan duizend pond kosten. Mijn moeder wil graag dat hij het geld ervoor leent bij de bank, maar mijn vader zegt dat het gemakkelijker en goedkoper is om een pet te dragen. Mijn moeder zegt dat ze er niet tegen kan om ‘Ik ben een halve gare’ te lezen als mijn vader haar in bed zijn rug toe keert, en dat schijnt hij tegenwoordig vaker wel dan niet te doen.

23.00 uur

Ben in bad geweest met de aromatherapieolie van mijn moeder, kweeperen en abrikozen. Het spul dreef op het water en zag eruit als de stookolie die vrijwel alle dieren in Nova Scotia de das om heeft gedaan. Ik heb wel een kwartier moeten boenen onder de douche voordat ik die rotzooi van mijn lijf had verwijderd.

Met twee spiegels mijn kale plek gemeten; inmiddels zo groot als een King-pepermuntje.

Mijn e–mails bekeken. Er was een mailtje van mijn zus Rosie. Ze schreef dat ze overweegt haar studie aan Huil University op te geven omdat ze is afgeknapt op nanobiologie. Haar vriend Simon schijnt haar dag en nacht nodig te hebben om af te kicken van zijn crackverslaving. Ze vroeg me om onze ouders niet van haar dilemma te vertellen, aangezien ze allebei ‘bevooroordeeld’ zijn over crackverslaafden.

Verder de gebruikelijke spam, allemaal van klinieken die mijn penis willen vergroten.

Zondag 6 oktober

Nieuwe maan

Mijn moeder heeft vandaag de hele dag in haar ochtendjas rondgelopen. Toen ik haar om drie uur vanmiddag vroeg of ze nog van plan was om haar haar te borstelen en zich aan te kleden, zei ze: ‘Waarom zou ik? Het zou je vader nog niet opvallen als ik naakt rondliep met een roos tussen mijn tanden.’

Mijn vader heeft vandaag de hele dag naast zijn antieke grammofoon gezeten en eindeloos zijn oude platen van Roy Orbison gedraaid.

Hun huwelijk is duidelijk naar de knoppen. Het is net alsof je naar een film van Bergman kijkt. Misschien moet ik ze vertellen dat hun allerliefste dochter toch geen Nobelprijs gaat winnen, aangezien ze het laboratorium vaarwel heeft gezegd om haar vriendje van de drugs af te helpen. Dat zou ze flink wakker schudden. Ha ha ha.

De hele middag bezig geweest met brieven schrijven. Ik wilde net de deur uit gaan om ze te posten, toen mijn moeder zei: ‘Behalve jou ken ik niemand die nog iets met Tante Pos te maken wil hebben.’

‘Behalve jou ken ik niemand die nog denkt dat roken goed is voor je longen,’ repliceerde ik.

‘Aan wie schrijf je?’ wilde ze weten.

Ik wilde haar niet vertellen dat ik Jordan en David Beckham heb geschreven, dus ik maakte me snel uit de voeten, voordat ze de adressen op de enveloppen kon lezen.

Wisteria Walk

Ashby de la Zouch

Leicestershire

Jordan

p⁄a Daily Star

Express Newspaper Group

Lower Thames Street 10

Londen EC3

6 oktober 2002

 

Beste Jordan,

 

Ik werk momenteel aan een boek over roem en de schadelijke invloed daarvan op onze beroemdheden. Ik weet waar ik het over heb. In de jaren negentig was ik zelf beroemd, en ik had mijn eigen televisieshow: Beestachtig goed! Ik werd toen verpletterd door het gewicht van het beroemd-zijn, zoals ook jij op een dag verpletterd zult worden.

Ik zou graag een afspraak willen maken voor een interview, op een dag dat het ons allebei uitkomt. Maar wel in Leicester, want ik werk fulltime. Een zondagmiddag zou me goed uitkomen.

Mijn vader en ik hadden het trouwens onlangs over je borsten. We waren het erover eens dat ze bijzonder ontzagwekkend zijn. Mijn vader zei dat iemand die in dat decolleté valt dagenlang onvindbaar kan blijven.

Mijn vriend Parvez vergeleek ze met massavernietigingswapens, en mijn chiropractor voorspelt dat je in de toekomst last zult krijgen van pijn in de onderrug ten gevolge van het gewicht dat je meetorst op je ribbenkast.

Volgens de geruchten zou je nog grotete implantaten overwegen. Dat raad ik je af.

Neem alsjeblieft contact met me op. Ik kan je helaas geen honorarium of onkostenvetgoeding aanbieden, maar uiteraard ontvang je een gratis presentexemplaar van mijn boek (voorlopige titel: Roem en waanzin).

 

Met vriendelijke groet,

A.A. Mole

Wisteria Walk

Ashby de la Zouch

Leicestershire

David Beckham

p⁄a Manchester United

Old Trafford

Manchester MI6

 

6 oktober 2002

 

Beste David,

 

Neem alsjeblieft even de tijd om deze briefte lezen. Ik verzeker je dat ik geen domme voetbalfan ben die om een gesigneerde foto vraagt.

Ik werk momenteel aan een boek over roem en de schadelijke invloed daarvan op onze beroemdheden. Ik weet waar ik het over heb. In de jaren negentig was ik zelf beroemd, en ik had mijn eigen televisieshow: Beestachtig goed! Ik werd toen verpletterd door het gewicht van het beroemd-zijn, zoals ook jij op een dag verpletterd zult worden.

Ik zou graag een afspraak willen maken voor een interview, op een dag dat het ons allebei uitkomt. Maar wel in Leicester, want ik werk fulltime. Een zondagmiddag zou me goed uitkomen.

Voel je alsjeblieft niet beledigd over wat ik nu ga zeggen—jij kunt het ook niet helpen dat je ouders niet genoeg geld hadden om je naar een behoorlijke school te sturen—maar ik hoorde je gisteravond op televisie en je hebt de juiste vervoeging van het werkwoord ‘hebben’ kennelijk nog steeds niet onder de knie. Het is niet ‘elk nadeel heb z’n voordeel’ maar ‘elk nadeel hééft z’n voordeel’.

Neem alsjeblieft contact met me op. Ik kan je helaas geen honorarium of onkostenvergoeding aanbieden, maar uiteraard ontvang je een gratis presentexemplaar van mijn boek (voorlopige titel: Roem en waanzin).

 

Met vriendelijke groet,

A.A. Mole

Maandag 7 oktober

Belde onderweg naar mijn werk mijn juridisch adviseur David Barwell, maar ik kwam niet verder dan zijn secretaresse Angela. ‘Meneer Barwell heeft zijn handen vol aan een astma-aanval ten gevolge van het nieuwe tapijt dat afgelopen weekend is gelegd,’ deelde ze me mede.

Ik liet weten dat ze vandaag of morgen bericht kunnen verwachten van Mark B’astard, in verband met de loft in de voormalige accufabriek aan Rat Wharf.

‘Het zou verspilde moeite zijn om dat aan meneer Barwell te vertellen,’ zei ze verbitterd. ‘Ik doe al het werk hier. Het enige wat hij doet, is achter zijn bureau zitten en met zijn inhaler pielen.’

Ik heb tien minuten voor de winkel staan wachten, want meneer Carlton-Hayes kon zijn auto niet kwijt. Ik zag hem aan komen lopen door High Street. Hij zag eruit alsof hij elk moment in kon storten. Ik weet niet hoe lang hij het nog volhoudt met de winkel. Dat moet mij weer overkomen.

‘Het spijt me heel erg dat ik je heb laten wachten, lieverd,’ zei hij.

Ik pakte de sleutels van hem aan en maakte de deur open. In de winkel leunde hij tegen de kast met biografieën om op adem te komen.

‘Als we hier een gezellig bankstel hadden staan, zoals ik heb voorgesteld, zou u nu kunnen gaan zitten om bij te komen,’ zei ik tegen hem.

‘Dit is Ikea niet, Adriaan, lieve schat, dit is een boekwinkel.’

‘Klanten verwachten tegenwoordig dat ze ergens kunnen zitten in een boekwinkel, en ze verwachten ook dat ze er een kop koffie kunnen drinken en naar het toilet kunnen gaan.’

‘Iemand die een behoorlijke opvoeding heeft gehad gaat de deur niet uit voordat hij van zijn eigen toilet gebruik heeft gemaakt en een kop koffie heeft gedronken,’ wierp hij tegen.

We hebben vandaag weer het gebruikelijke aantal gekken over de vloer gehad. Een liefhebber van stoomtreinen met een rode baard en een met plakband bij elkaar gehouden bril vroeg me of we de Russische dienstregeling van de Transsiberië Expres uit 1954 hadden. Ik heb hem onze afdeling Spoorwegen gewezen en hem uitgenodigd zelf op zoek te gaan tussen het beschimmelde drukwerk over treinen dat meneer Carlton-Hayes per se in voorraad wil hebben.

Een vrouw met gemillimeterd haar en lange oorbellen vroeg of ik belangstelling had voor een eerste druk van De vrouwelijke eunuch. Ik zou het niet hebben gekocht, het werkje was ernstig beduimeld, de stofomslag ontbrak, en iemand had met een rode pen kwistig in de tekst zitten kliederen. Maar meneer Carlton-Hayes bemoeide zich ermee en hij bood de vrouw vijftien pond. Soms krijg ik het gevoel dat we een soort Leger des Heils zijn in plaats van Leicesters oudste boekhandel voor gebruikte en antiquarische boeken.

Enfin, vlak voor sluitingstijd kwam er een jonge vrouw binnen, en ze vroeg of we haar konden helpen aan een exemplaar van Stoffering van uw poppenhuis in regency-stijl. Voorzover ik het kon zien, had ze een heel aardig figuur en dito gezicht. Ze had de slanke polsen en vingers waar ik van hou. Vandaar dat ik deed alsof ik uitgebreid aan het zoeken was.

‘Weet u zeker dat er een boek met die titel bestaat?’ vroeg ik haar.

Ze vertelde dat ze het boek ooit had gehad, maar ze had het uitgeleend aan iemand die net als zij poppenhuizen als liefhebberij had, en deze persoon was naar Australië geëmigreerd en had het boek meegenomen. Ik heb haar laten weten dat ik meeleefde en haar een opsomming gegeven van alle boeken die ik zelf door de jaren heen heb uitgeleend en nooit teruggekregen. Ze vertelde me dat ze een verzameling van achttien poppenhuizen heeft en dat ze de stoffering van al deze poppenhuizen grotendeels zelf heeft gemaakt, niet alleen de gordijnen, maar zelfs de bekleding van de miniatuurstoelen. Ik vermeldde tussen neus en lippen door dat ik gordijnen nodig zou hebben als ik naar mijn loft ga verhuizen en vroeg haar of zij die misschien voor me kon maken. Ze zei dat de langste gordijnen die zij ooit heeft gemaakt niet langer waren dan vijftien centimeter.

Haar haar kan wel een kleurspoeling gebruiken, maar ze heeft mooie blauwe ogen achter haar bril. Ik heb haar beloofd dat ik thuis op internet zou kijken en dat ik haar morgen terug zal bellen.

Ik vroeg haar naam en telefoonnummer.

‘Ik heet M. Flowers,’ zei ze. ‘Ik heb geen mobiele telefoon vanwege de gezondheidsrisico’s, maar u kunt me bellen op het vaste toestel van mijn ouders.’ En ze gaf me het nummer.

‘Ze werkt bij Country Organics,’ vertelde meneer Carlton-Hayes, ‘de natuurwinkel op het marktplein.’

We gingen naar het kantoortje aan de achterkant. Ik telde de inkomsten, en meneer Carlton-Hayes zat achter zijn bureau, rookte een pijp en las een boek met de titel: Perzië, de geboorteplaats van onze beschaving.

Ik vroeg hem wat er van Perzië was geworden.

‘Dat is Irak geworden, lieverd,’ zei hij.

Thuis in Ashby de la Zouch ging ik meteen naar mijn kamer, ik zette mijn laptop aan en liet Google zoeken naar ‘Stoffering van uw poppenhuis in regency-stijl’. Er waren 281 hits. Bij Woodbooks hadden ze Zelf meubels maken voor uw antieke poppenhuis, maar bij McCurray’s Books hadden ze twee titels die me geschikter leken: Stoffering van uw poppenhuis voor £ 14,95 en Miniatuurborduurwerk voor uw poppenhuis in verschillende oude stijlen, zoals Queen Anne en Regency voor £ 21,95.

Ik belde het nummer dat M. Flowers me had gegeven.

Een man nam op. ‘Met Michael Flowers,’ dreunde een zware mannenstem. ‘Met wie spreek ik?’

Ik vertelde hem dat ik Adriaan Mole van de boekwinkel was en belde voor juffrouw Flowers.

‘Marigold!’ brulde de man. ‘Iemand van de boekwinkel.’

Dus ze heet Marigold Flowers. Geen wonder dat ze haar voornaam niet wilde geven. Het duurde een tijd voordat ze aan de lijn kwam. Terwijl ik wachtte hoorde ik Rolf Harris op de achtergrond ‘Jake the Peg’ zingen, gevolgd door ‘Two Little Boys’. Is het mogelijk dat iemand in Marigolds familie een plaat, bandje of cd van Rolf Harris heeft en er nog naar luistert ook?

‘Hallo,’ klonk Marigolds bedeesde stem uiteindelijk. ‘Sorry dat het zo lang duurde. Ik zat net in een kritiek stadium met de shepherd’s pie.’

‘Bij het eten of het klaarmaken?’ grapte ik.

‘O, bij het klaarmaken,’ zei ze ernstig. ‘Als je de wortelschijfjes niet gelijkmatig verdeelt, raakt het hele gerecht uit zijn evenwicht.’

Dat beaamde ik, waarop ik zei dat ze zo te horen een perfectionist was, net als ik. Vervolgens liet ik haar weten welke titels ik had opgespoord. Ze zei dat ze al in het bezit was van Stoffering voor uw poppenhuis, maar ze was enthousiast over het borduurwerk en vroeg of ik het voor haar wilde bestellen.

Om haar aan de praat te houden, vroeg ik of er ook poppenhuizen in de vorm van een loft bestonden. Ze zei dat ze contact zou opnemen met de Nationale Vereniging van Poppenhuisliefhebbers, waar ze lid van is, en dat het misschien haar volgende project zou worden.

Toen ik neerlegde nam ik een bekend gevoel waar, de mengeling van blijdschap en zenuwen die ik altijd ervaar vlak voordat ik verliefd ga worden.

Dinsdag 8 oktober

Wat er gisteravond gebeurde is wel zó toevallig. Mijn moeder ontdooide een shepherd’s pie die ze een paar weken geleden had gemaakt. De worteltjes waren uiterst chaotisch verdeeld. Dit moet haast wel een teken zijn. Ik vroeg mijn moeder waarom ze juist dit gerecht uit de vriezer had gehaald. ‘Ik had honger,’ zei ze.

Woensdag 9 oktober

Een brief van Glenn.

Royal Logistics Corps

Deepcut Barracks

Surrey

Beste pa,

Ik hoop dat het goed met je gaat. Met mij gaat het goed. Ik spijt me dat ik niet eerder heb geschreven. Ik heb het heel druk gehad met mijn basistraining. Ze houden ons dag en nacht bezig, zeven dagen per week. Het is allemaal geschreeuw en pesterige opmerkingen. Sommige jongens huilen als ze ‘s nachts in bed leggen. Soms wil ik hier het liefst weg en terug naar huis, pa. Ik hoop dat ik het volhou. Kom je naar de parade om het halen van mijn Algemene Militaire Opleiding te vieren, op vrijdag 1 november? Ik zou het leuk vinden als mama en opa en oma ook komen. Ik weet dat William niet kan komen omdat hij in Afrika is. Ik vindt dat echt verkeerd van je, pa, dat je William naar zijn moeder hebt gestuurd. Jij hebt hem grootgebracht. Je had hem bij je moeten houden in Engeland. Ik weet wel dat Jojo oké is, maar William spreekt geen Nigeriaans en hij houdt niet van het eten daar. Ik zag Pandora laatst op tv. Ik vertelde een paar jongens dat ze vroeger nog jouw vriendin is geweest, maar niemand geloofde me omdat ze een kakmadam is. Nu maken ze me belachelijk, pa, ze noemen me Baron Bott. Nou, dat was het weer.

Hartelijke groet,

Je zoon Glenn

 

Voor ik het vergeet, zeg tegen oma Pauline dat ze een hoed op moet. Dat hoort zo.

Waarom zet hij er ‘je zoon’ bij? Hoeveel andere Glenns ken ik nou die in het leger zitten?

Ik liet mijn moeder Glenns brief lezen.

‘Ik zal de nerts dragen die al dertig jaar in de kast hangt,’ kondigde ze aan. ‘Ik bedoel, bij een parade van het leger hoefik toch niet bang te zijn voor antibontprotesten?’

Donderdag 10 oktober

Een dikke man van middelbare leeftijd kwam vanochtend de winkel binnen en vroeg om een ‘schoon exemplaar’ van John Updikes Couples.

Ik zei, reuze gevat vond ik zelf, dat een schoon exemplaar van Couples een contradictio in adjectivo moest zijn.

‘Hebben jullie het of niet?’ vroeg Dikzak geïrriteerd.

Meneer Carlton-Hayes had ons gesprek opgevangen en was al op zoek tussen de gebonden Amerikaanse fictie. Toen hij het boek had gevonden, drukte hij het Dikzak in handen met de woorden: ‘Een fascinerend sociaal document over de seksuele mores van mensen die volgens mij over te veel vrije tijd beschikken.’

Dikzak mompelde dat hij het nam. Toen hij de winkel verliet, keek hij me aan en hoorde ik hem mompelen: ‘Uitslover.’ Mijn subtiele gevoel voor humor was duidelijk niet aan hem besteed. Of zou ik hem verkeerd hebben verstaan?

Nigel kwam vanmiddag langs nadat hij bij de oogarts in het Royal Hospital was geweest. Hij is zogenaamd mijn beste vriend, maar ik had hem al een halfjaar niet gezien.

De laatste keer dat ik hem had gesproken, was aan de telefoon. Hij zei dat hij allergisch was voor de gay clubs in de provincie, omdat de bezoekers daar alleen maar hunkeren naar het gezelschap van gelijkgezinden, dit in tegenstelling tot de Londense clubs, waar alles draait om ‘muziek en seks’.

Ik zei dat er meer is in het leven dan muziek en seks.

‘Dat is nou precies het verschil tussen ons, Moley,’ antwoordde hij.

Ik schrok ervan dat hij zo is veranderd. Hij is nog steeds knap, maar zijn gezicht is een beetje getekend, en het is duidelijk al een hele tijd geleden dat hij zijn haar heeft laten kleuren.

Hij was nog zichtbaar aangeslagen door het slechte nieuws. ‘De oogarts heeft mijn ogen onderzocht, en toen bleef het akelig lang stil voordat hij zei: ‘Bent u hier zelf naartoe gereden, meneer Hetherington?’ Ik bevestigde dat ik met de auto uit Londen was gekomen. Hij zei: ‘Helaas kan ik u niet terug laten rijden. Uw zicht is zo ernstig achteruitgegaan dat ik u als slechtziend moet registreren.’’

Ik zocht koortsachtig naar een of andere positieve opmerking, maar kon niets beters verzinnen dan: ‘Je hebt het altijd prettig gevonden om een zonnebril te dragen, Nigel. Nu mag je er het hele jaar een dragen, dag en nacht, zonder dat mensen denken dat je penoze bent.’

Nigel leunde achterover tegen de tafel met koopjes, en een hele stapel Finnegans Wakes viel om. Ik zou hem in een stoel hebben geholpen als we die hadden gehad.

‘Hoe moet ik nou leven zonder mijn auto, Moley?’ zei Nigel. ‘Hoe kom ik terug in Londen? En hoe kan ik nou een media-analist zijn als ik die stomme kranten niet eens kan lezen?’

Ik zei dat het me een heel slecht idee leek dat hij over de drukke Mi naar Londen zou rijden als hij slechtziend is.

‘Ik heb de laatste tijd veel fouten gemaakt bij mijn werk,’ vertelde Nigel. ‘Ik kan al maanden geen gewoon drukwerk meer lezen zonder een vergrootglas.’

Ik belde de taxicentrale om een taxi naar het huis van zijn ouders voor hem te bestellen. De medewerker zei dat de meeste taxichauffeurs in de moskee waren om te bidden voor vrede, maar dat hij zsm een taxi zou sturen.

Toen ik had neergelegd, adviseerde ik Nigel om braille te leren.

‘Ik ben nooit goed geweest met mijn handen, Moley,’ verzuchtte hij.

Ik vroeg of hij nog kleuren kon zien.

‘Ik kan bijna niets meer zien,’ zei hij.

Het was een hele schrik voor me. Ik had gehoopt dat Nigel me zou willen helpen bij het inrichten van mijn nieuwe loft. Vroeger had hij een goed kleurgevoel.

Ik hielp hem in de taxi en gaf de chauffeur het adres van zijn ouders.

‘Ik kan heus nog wel praten, Moley!’ viel Nigel geprikkeld uit.

Ik hoop dat hij niet zo’n verbitterde blinde wordt, zoals meneer Rochester in Jane Eyre.

Vrijdag 11 oktober

Vanochtend belde ik Johnny Bond van het reisbureau om te onderhandelen over de teruggaaf van mijn voorschot.

‘Heeft je vriendje de premier dan nog steeds geen bewijs opgehoest?’ vroeg hij honend.

Ik antwoordde dat meneer Blair momenteel op bezoek is bij meneer Poetin in diens jachtverblijf, in de hoop dat hij hem over kan halen om samen met Engeland en Amerika de aanval op Saddam Hoessein te openen.

‘Hij krijgt Rusland, Duitsland en Frankrijk nooit zo gek dat ze meedoen aan zijn illegale oorlog,’ zei Bond.

Zaterdag 12 oktober

Vanochtend werd Miniatuurborduurwerk voor uw poppenhuis in verschillende oude stijlen door FedEx bezorgd, meneer Carlton-Hayes was diep onder de indruk.

‘Als we hier een computer hadden, meneer Carlton-Hayes,’ zei ik, ‘zouden we online boeken kunnen bestellen en zo onze omzet kunnen verdubbelen.’

‘Maar, Adriaan, schat,’ zei hij, ‘we doen het toch heel aardig? Jij en ik verdienen genoeg om van rond te komen, we dekken de kosten, en we zijn de hele dag omringd door de boeken waar we zo van houden. Wat wil je nou nog meer?’

Het was geen retorische vraag, hij wilde het echt weten. Ik mompelde dat ik van mijn werk houd maar, dagboek, ik zou de winkel maar wat graag willen moderniseren. We hebben niet eens een elektrische kassa.

In mijn lunchpauze liep ik naar het marktplein. Marigold was aan het werk in Country Organics, schreef limabonen voor aan een uitgebluste vrouw met een lichte depressie. Toen de vrouw weg was, het papieren zakje tegen haar borst geklemd, zei ik tegen Marigold: ‘Het leek me leuk om het je zelf te komen brengen.’

Ze haalde het boek uit de envelop van FedEx en riep: ‘Mama, het is er!’

Een grote vrouw met een gezicht dat me aan een biggetje deed denken, kwam naar de toonbank. Ik heb nog nooit iemand met zo’n roze huidskleur gezien. Misschien heeft ze een of andere huidziekte, of anders heeft ze onlangs een ongelukje gehad met een hoogtezon.

‘Hoe maakt u het, mevrouw Flowers?’ zei ik met uitgestoken hand.

‘Ik geef u geen hand, als u het niet erg vindt,’ zei ze.

‘Mama vindt handen geven ouderwets,’ verklaarde Marigold, duidelijk slecht op haar gemak.

Mevrouw Flowers pakte het boek aan en begon erin te bladeren, haar kleine oogjes nog verder dichtgeknepen. Marigold keek haar angstig aan, alsof ze op haar oordeel wachtte. Ik begon zelf ook een beetje nerveus te worden. Ik voel me altijd ongemakkelijk in het bijzijn van vrouwen die groter zijn dan ik.

‘Ik wist niet dat het boek voor u was, mevrouw Flowers,’ zei ik.

‘Het is niet voor mij,’ antwoordde ze, ‘maar er zijn vaak mensen die misbruik maken van Marigolds goedgelovigheid. Hoeveel vraagt u voor dit boek?’

Ik zei dat het boek $ 21,95 kostte, plus $ 25 voor het verpakken en verzenden.

‘Hoeveel is dat in ons eigen Engelse geld?’ wilde mevrouw Flowers weten.

Ik overhandigde haar de bon.

‘£ 29,75! Voor een boekje van maar 168 bladzijden?’

‘Het is binnen drie dagen overgevlogen uit Amerika, mevrouw Flowers.’

Ze smeet het boek op de toonbank en zei tegen Marigold: ‘Als jij je geld wilt verspillen, ga dan vooral je gang, maar dan kunnen je vader en ik net zo goed niet op alles beknibbelen omdat we de winkel open willen houden.’

‘Zal ik het maar terugnemen?’ vroeg ik Marigold.

‘Dat is misschien wel beter,’ zei ze zacht. ‘Het spijt me.’

Toen ik terugkwam in de winkel, vertelde ik meneer Carlton-Hayes dat Miniatuurborduurwerk voor poppenhuizen in verschillende oude stijlen door de klant was afgewezen.

‘Het geeft niet, Adriaan,’ zei hij. ‘Er is in Leicester vast nog wel iemand met belangstelling voor miniatuurborduurwerk in verschillende oude stijlen.’

Zondag 13 oktober

Eerste kwartier van de maan

Een mailtje van Rosie:

Aidy, heb je het nieuws gezien over die bom op Bali? Mijn vriendin Emma is via Bali onderweg naar Australië. Zou jij alsjeblieft het informatienummer voor me kunnenbellen? Ik heb geen beltegoed. Ze heet Emma Lexton en ze is twintig.

Ik mailde terug:

Informatie wordt alleen verstrekt aan de naaste familie. Ik stuur je tien pond per aangetekende post. Geef het niet aan Simon. Bel mama een keer. Ze maakt zich zorgen.

Maandag 14 oktober

Geen antwoord van Zijne Excellentie Tony Blair, noch van Jordan of Beckham.

Beste heer Blair,

 

Mijn brief van 29 september is in de verwarring van deze turbulente tijden wellicht over het hoofd gezien of zoekgeraakt. Ik sluit een kopie bij en zou een spoedig antwoord bijzonder op prijs stellen. Mijn reisbureau, Latesun Ltd, wil nog steeds het door mij betaalde voorschot van £ 57,10 niet teruggeven.

 

Inmiddels verblijf ik,

Hoogachtend,

A.A. Mole

Voor de bijeenkomst van de plaatselijke Vereniging van Creatieve Schrijvers waren vanavond maar vier leden komen opdagen. Ik was er, en verder waren er Gary Milksop, Gladys Fordingbridge en Ken Blunt. We kwamen zoals gewoonlijk bij elkaar in Gladys’ voorkamer, ingeklemd tussen kattenprullaria en foto’s van haar immense familie.

Ik opende de bijeenkomst door voor te lezen uit mijn dramatische monoloog ‘Moby Dick Spreekt’, waarin we van de walvis horen hoe het is om aan een harpoen te worden gespiesd.

Al vrij snel werd ik door Gladys onderbroken. ‘Ik kan er geen touw aan vastknopen. Wat is dit? Is het zogenaamd de vis die praat of zo?’

Ken Blunt drukte zijn sigaret uit in een kattenasbak. ‘Gladys, een walvis is geen vis maar een zoogdier.’

Ik las verder, maar merkte dat mijn toehoorders er niet meer bij waren.

Aan het eind van mijn verhaal kwetterde Gary: ‘Knap gevonden hoor, kapitein Ahab die eruitziet als een man die zonder ziel is geboren.’

Gladys las haar nieuwste kattengedicht voor, iets onzinnigs over poezen die liggen te soezen. Omdat ze zesentachtig is, kreeg ze uiteraard wel applaus.

Gary Milksop volgde met het laatste hoofdstuk van de proustiaanse roman die hij al vijftien jaar aan het schrijven en herschrijven is. Hij had er tweeduizend woorden voor nodig om zijn vroegste jeugdherinnering te beschrijven: het eten van een kaakje.

Milksop gaat altijd huilen als hij kritiek krijgt.

‘Goed gedaan, Gary,’ zei Ken Blunt. ‘Heel levensecht, hoe dat kaakje oplost in de thee.’

Ik deelde de groep mede dat ik nog geen gastspreker voor ons diner van 23 december heb weten te strikken, maar dat ik meerdere ijzers in het vuur heb.

Ken vertelde dat hij er niet aan toe was gekomen om voor deze bijeenkomst iets te schrijven, omdat hij dubbele diensten moest draaien in de chipsfabriek waar hij werkt. Ze introduceren een nieuwe smaak.

‘En welke smaak is dat?’ vroeg Gladys.

‘Ik heb ervoor getekend dat ik geen vertrouwelijke informatie naar buiten breng,’ zei Ken.

‘Het gaat toch niet om spionage,’ wierp ze tegen. ‘Het zijn gewoon stomme chips!’

Ik schakelde op een ander onderwerp over door ze te vertellen dat ik ging verhuizen naar een loft in de voormalige accufabriek aan Rat Wharf, en dat we onze bijeenkomsten in de toekomst daar zouden kunnen houden.

‘Mijn man heeft er ooit gewerkt,’ vertelde Gladys. ‘Hij morste een keer accuzuur. Het heeft zijn manlijkheid op een haar na gemist.’

Ik heb de groep niet opgezet met iemand als Gladys in gedachten.

Dinsdag 15 oktober

Tussen de middag kwam Marigold in de winkel om Miniatuurborduurwerk voor poppenhuizen in verschillende oude stijlen te kopen, maar ze vroeg of ik het niet aan haar moeder wil vertellen. Ze zou het boek meenemen naar de zolder, waar ook de meeste van haar poppenhuizen staan. Ze vertelde dat haar ouders er nooit komen; ze komen de zoldertrap niet op.

Ik zei dat ik graag haar poppenhuizen een keer wil zien en dat ik geen enkel probleem heb met het beklimmen van zoldertrappen.

Haar ouders doen ‘moeilijk’ over bezoekers.

‘Zijn ze nooit weg?’ vroeg ik.

Alleen op vrijdag, vertelde ze. Dan gaan ze naar de repetitie van het Madrigaal Ensemble.

‘Dat is ook toevallig,’ zei ik. ‘Vrijdag is de enige avond dat ik vrij ben.’ Ik glimlachte om haar te laten zien dat het een grapje was en dat ik haar op haar gemak wilde stellen.

Ik heb totaal geen belangstelling voor poppenhuizen. Het laatste poppenhuis dat ik heb gezien was van Rosie; het was van plastic, zo’n ordinair ranch-achtig geval, en het werd bewoond door Barbie en haar vriend Ken.

Ik vroeg Marigold of ze zin had om na het werk iets te gaan drinken. Ze zei dat ze niet goed tegen alcohol kan.

‘Koffie dan?’ opperde ik.

‘Koffie?’ herhaalde ze, alsof ik vers varkensbloed had voorgesteld.

Ik zei dat ik had gehoord dat rode wijn goed is voor de bloedsomloop.

‘Goed,’ zei ze. ‘We gaan een glas rode wijn drinken, maar vanavond kan ik niet. Ik moet het mijn ouders van tevoren laten weten.’

‘Morgen dan?’ vroeg ik.

‘Goed,’ zei ze, ‘maar dan moet je me wel thuisbrengen. We wonen in Beeby on the Wold en de laatste bus gaat om halfzeven weg uit Leicester.’

Om de een of andere reden hadden we bijna gefluisterd. Marigold gedraagt zich alsof ze een spion op vijandelijk terrein is. Haar huid is prachtig. Mijn vingers jeukten om haar gezicht te strelen.

Toen ik thuiskwam in Ashby de la Zouch lieten mijn ouders weten dat ze het huis gaan verkopen. Een of andere idioot heeft ze £ 180.000 geboden, inclusief overname van de afzichtelijke vloerbedekking en gordijnen. Ik merkte op dat ze hetzelfde bedrag kwijt zijn als ze iets soortgelijks willen kopen.

‘Aha!’ riep mijn vader triomfantelijk. ‘Maar we gaan niet iets soortgelijks kopen. We kopen een bouwval en die knappen we op.’

Ik liet ze alleen met de huizenbijlage van de Leicester Mercury, waarin ze de meest vervallen huizen in de armoedigste wijken met pen omcirkelden.

Hun vermoeide oude gezichten straalden van enthousiasme. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om hun bespottelijke plannen een koude douche te geven.

Ze hebben allebei twee linkerhanden.

Woensdag 16 oktober

Vanochtend zorgvuldig kleren in natuurlijke kleuren uitgekozen. Meneer Carlton-Hayes complimenteerde me met mijn aftershave. Ik vertelde dat ik de fles vier jaar geleden met Kerstmis van Pandora heb gekregen en dat ik het spul alleen voor heel bijzondere gelegenheden gebruik. Hij zei dat hij in het vakblad voor de boekenbranche had gelezen dat Pandora een boek had geschreven, Uit de doos. Het moet in juli 2003 uitkomen.

Ik vroeg meneer Carlton-Hayes of hij enkele exemplaren wil bestellen. Pandora maakt immers deel uit van de regering en ze is voortdurend op televisie.

Hij vroeg of het waarschijnlijk was dat Pandora’s boek door iemand anders was geschreven. Ik antwoordde dat dat hoogst onwaarschijnlijk was, Pandora is een control freak die een keer door het lint is gegaan toen ik de zender van haar autoradio had veranderd.

Ik had met Marigold afgesproken in de Euro Wine Bar—vroeger zat er een filiaal van de Barclays Bank—en we zaten waar je vroeger in de rij stond voor de loketten. Ik vroeg de wijnkaart. De ober brulde boven de salsamuziek uit dat ze geen wijnkaart hadden en dat we konden kiezen tussen rood of wit, zoet of droog.

Marigold nam zoete rode omdat haar bloedsuiker laag was. Ik bestelde droge witte.

Vanwege het kabaal viel het niet mee om een gesprek te voeren. Vlak boven ons hing een box. Ik keek naar de andere klanten. De meesten waren jong en deden zo te zien aan liplezen. Misschien was het een uitje van de Nationale Vereniging van Doven en Slechthorenden.

Na een tijdje gaven Marigold en ik het op en bekeken we de tientallen zilveren bedeltjes van haar bedelarmband.

Een groep vriendinnen (duidelijk een vrijgezellenavondje) kwam binnen—een verzameling vrouwen verkleed als verpleegsters in minirokjes en netkousen—en ging aan het tafeltje naast het onze zitten. Een van hen haalde een opwindbare penis tevoorschijn. Het ding draaide rondjes, maar op een gegeven moment ging het mis en viel het speeltje tegen Marigolds been. Ik betaalde de rekening en we maakten ons snel uit de voeten.

Ik vroeg Marigold of ze van Chinees eten hield.

‘Ik ben een beetje huiverig voor ve-tsin,’ antwoordde ze.

Toen we langs de klokkentoren liepen, keek ik om me heen naar alle jonge mensen die zich daar hadden verzameld, en ik besefte dat ik met mijn vierendertigenhalf waarschijnlijk de oudste persoon in de wijde omgeving was. Zelfs de agenten in het geparkeerde Transit-busje zagen eruit als kinderen.

Donderdag 17 oktober

Het duurde eindeloos voordat ik gisteravond in slaap viel. Ik lag wakker in het donker en dacht aan Marigold. Ze is een broos en gevoelig schepsel. Ze heeft iemand nodig die haar zelfvertrouwen kan geven en haar bevrijdt van haar bemoeizieke ouders.

Ik nam haar mee naar Wongs restaurant en bestelde Menu C. We aten kroepoek, wontonsoep, knapperige pekingeend met pannenkoekjes, kip met citroen en honing, en zoetzure gehaktballetjes met gebakken rijst.

Ik vroeg de ober, Wayne Wong, die ik nog ken van de middelbare school, om het bestek weg te halen en ons eetstokjes te geven, en ik vroeg of hij tegen de kok wilde zeggen dat hij zuinig moest zijn met de ve-tsin.

Volgens mij was Marigold onder de indruk van mijn zelfverzekerde en kosmopolitische optreden.

Wayne had ons de beste tafel gegeven, naast het enorme aquarium, waar Koikarpers van vijfhonderd pond per stuk in rondzwemmen.

‘Ik vind ze een beetje griezelig,’ zei Marigold.

Ik legde mijn hand op de hare. ‘Wees maar niet bang. Ze kunnen er echt niet uit.’ Ik vroeg of ze liever aan een ander tafeltje wilde zitten.

‘Nee hoor. Ze zijn alleen zo groot. Ik houd meer van kleine dingen.’ Dit is de eerste keer sinds ik seksueel actief ben dat ik me zorgen maak dat een vrouw mijn jongeheer te groot zal vinden. Ik verheug me nu al op onze afspraak van morgen.

Vrijdag 18 oktober

Rosie stuurde een tekstbericht:

M is veilig in Woolgoolga. Ik was al bijna in Leicester toen ik besefte wat haar bericht betekende.

Ik vertelde meneer Carlton-Hayes dat ik die avond naar Marigolds huis zou gaan om haar poppenhuizen te bewonderen.

‘Ga je naar het huis van Michael Flowers?’ vroeg hij verbaasd. ‘Wees alsjeblieft voorzichtig, lieverd. Het is een vreselijke man.’

Ik vroeg hem waar hij hem van kende.

‘Flowers was vroeger vice-voorzitter van de Literaire en Filosofische Vereniging hier. We hebben knallende ruzie gehad over Tolkien. Ik zei dat zelfs een kerngezonde man misselijk wordt van de openingsalinea’s van In de ban van de ring. Het liep zo hoog op dat we op het parkeerterrein van de bibliotheek met elkaar op de vuist zijn gegaan.’

‘Met u als overwinnaar, hoop ik,’ zei ik.

‘Volgens mij wel,’ zei hij bijna dromerig.

Ik legde uit dat Michael Flowers en zijn vrouw niet thuis zouden zijn tijdens mijn bezoek, wegens een repetitie van het Madrigaal Ensemble.

Toen hij zich even terugtrok in het kantoor, pakte ik In de ban van de ring en las ik de eerste bladzijde. Ik snap niet waar ze zich zo over hebben opgewonden, laat staan dat ik begrijp waarom ze zelfs met elkaar op de vuist zijn gegaan, hoewel het woord eleventy misschien een beetje vergezocht is.

Ik keek door het raam naar meneer Carlton-Hayes in zijn slobbertrui. Ik kon me hem onmogelijk vechtend op een parkeerterrein voorstellen.

Marigold droeg me op om in de hoofdstraat van Beeby on the Wold te parkeren. Daarna liepen we door de velden naar het gotische huis waar ze haar hele leven heeft gewoond, en we gingen via de achterdeur naar binnen. Ze wilde niet dat de buren me zagen. Ik keek om me heen. Er waren geen buren.

Binnen was het ijskoud en aardedonker. Blijkbaar gelooft Michael Flowers niet in centrale verwarming. Hij gelooft in het dragen van vele lagen wol en bezig blijven.

Marigold was duidelijk erg zenuwachtig.

‘Misschien is dit geen goed idee,’ zei ik.

‘Ik ben een vrouw van dertig,’ zei ze. ‘Waarom zou ik mijn poppenhuizen niet aan een vriend kunnen laten zien?’

We liepen door een sombere hal. Er lag een stapel bibliotheek-boeken en bandjes op een tafel, wachtend tot iemand ze terug zou brengen. Een van de bandjes was Rolf Harris Life.

‘Rolf Harris en madrigalen?’ vroeg ik.

‘Mijn vader heeft een onvoorspelbare smaak.’

Als inbrekers slopen we twee trappen op. Ik ging voor op de ladder naar de zolder, want Marigold droeg een rok. Vervolgens deed Marigold de lichten in de poppenhuizen aan. De eerste paar vond ik betoverend.

Ik was diep onder de indruk van het priegelige borduurwerk op de stoffering, en toen Marigold demonstreerde dat je de wc echt kon doortrekken, stond ik werkelijk paf. De volgende vond ik ook nog wel leuk, maar eerlijk gezegd, dagboek, verveelde ik me suf tegen de tijd dat het achttiende exemplaar aan de beurt was. Ik bleef echter belangstelling veinzen.

Ik was opgelucht toen we door de velden terugliepen naar de auto. Ik hield haar slanke hand in de mijne. Ik wilde haar ten huwelijk vragen, maar die opwelling heb ik onderdrukt.

We hebben nog een tijdje in de auto gezeten en over onze jeugd gepraat. We hebben het allebei moeilijk gehad. Ze vertelde dat het haar grootste angst is dat ze nooit het huis uit zal gaan en voor altijd de gevangene van haar ouders zal blijven. Haar twee oudere zussen Poppy en Daisy, zijn jaren geleden al gevlucht.

Om tien uur zei ze dat ze beter naar huis kon gaan om nog iets te eten voor haar ouders klaar te maken. Ik streelde haar gezicht. Haar huid is zo zacht als het zijden overhemd dat ik vroeger had. Als ze glimlacht, is ze bijna mooi. Ze heeft mooie tanden.

Eenmaal weer thuis vertelde ik mijn moeder een paar dingetjes over Marigold.

‘Zo te horen is ze een nachtmerrie,’ zei ze. ‘Geloof me, blijf zo ver mogelijk uit de buurt van mensen die je nodig hebben. Ze zuigen je mee in hun ellende.’

Zij kan het weten, ze is met mijn vader getrouwd.

Zaterdag 19 oktober

In mijn lunchpauze ben ik naar Country Organics gelopen om Marigold een boekje te geven, Welke kleren u beter kunt laten hangen van Trinny Woodall en Susannah Constantine. Ik heb het nog niet eerder gezegd, dagboek, maar Marigold draagt absoluut de verkeerde kleren. Om de een of andere reden begrijpt ze niet dat je onder een halflange rok beter geen pantykousjes kunt dragen. Of dat limoengroene schoenen niet echt kunnen.

Toen ze de titel las, begon haar onderlip te trillen en kreeg ze tranen in haar ogen. Ze was duidelijk geroerd.

Achter de toonbank stond een grote bombastische man in een pluizige trui met bomen, duidelijk handgebreid door een bekende van hem, wellicht een vijand. Met luide stem lichtte hij een ouder echtpaar voor over genetisch gemanipuleerde gewassen. ‘Laten we eerlijk zijn, ik weet waar ik het over heb, maar over vijftig jaar wil er in dit hele land geen boom meer groeien. Als we genetisch gemanipuleerde landbouw toestaan, kunnen we onze zangvogels en vlinders vaarwel zeggen. Is dat wat u wilt?’

Het oudere echtpaar schudde het hoofd.

Zijn kale schedel glom als een biljartbal onder het tl-licht. Zijn gele baard moest nodig bijgeknipt worden. Het was Michael Flowers. Ik had meteen op het eerste gezicht een hekel aan hem. Het liefst had ik willen schreeuwen: ‘Ja, meneer Flowers, ik verheug me er nu al op dat we straks geen bomen en vogels en vlinders meer hebben.’ Maar dat deed ik natuurlijk niet.

Kennelijk voelde Marigold mijn stemming goed aan, want ze stelde me niet aan haar vader voor. Somber verliet ik de winkel.

Zondag 20 oktober

Omdat mijn ouders ‘tijdelijk’ zonder auto zitten, vroegen ze me of ik hun een lift wilde geven naar Harrow Street, in een erbarmelijk armoedige wijk van Leicester, om te kijken naar wat mijn vader nogal hoogdravend een villa noemde. Op de foto van de makelaar stond een rijtjeshuis met dichtgetimmerde ramen en een schoorsteen waar gras uit groeide.

Ik waarschuwde dat Harrow Street in een wijk is waar de politie weigert te komen, maar ze zeiden dat ze na het bekijken van het huis thee zouden gaan drinken bij Tania Braithwake en Pandora, die bij haar moeder op bezoek is vanwege de sterfdag van haar vader. Ik krijg nog steeds knikkende knieën als ze het over Pandora hebben, dus ik was als was in hun handen.

Het huis in Harrow Street was verspilde energie. Mijn vader was te bang om uit de auto te komen. Mijn moeder was dapper genoeg om door de brievenbus te gluren. Ze zei dat de huiskamer werd bewoond door een hele zwerm duiven. Zo te horen zaten ze er gezellig thee te drinken voor de televisie.

Toen mijn moeder weer instapte, kwam er een jongen met een capuchon over zijn hoofd naar haar toe. ‘Yo, dame, wil je iets te roken scoren?’

‘Vandaag niet, bedankt,’ zei mijn moeder, alsof ze een gratis krant afsloeg.

Ze draaide zich om naar mijn vader, die op de achterbank zat. ‘Weet je nog, dat we vroeger op zaterdagavond vaak een stickie rookten, George?’

‘Stil!’ siste mijn vader. ‘Niet waar Adriaan bij is, Pauline.’

‘Wanneer was dat?’ vroeg ik. ‘Was ik toen al geboren?’

‘Het was in de jaren zestig, Adriaan,’ antwoordde mijn moeder. ‘In die tijd deed iedereen het.’

‘Iedereen?’ snoof ik. ‘Oma Mole? Winston Churchill?’

Ik walgde van ze en heb de hele rit naar Tania’s huis geen woord meer tegen ze gezegd.

Pandora zag er adembenemend mooi uit in een roomkleurig broekpak. Ik zal altijd van haar blijven houden.

Op het buffet stond een grote foto van Ivan, met een brandende kaars en een vaas met rode bloemen ernaast. De foto is genomen toen hij nog met Tania getrouwd was. Niemand had het over het feit dat hij op huwelijksreis was met mijn moeder toen hij verdronk. Of dat mijn vader samenwoonde met Tania toen het tragische ongeluk plaatsvond.

Toen Pandora naar buiten ging om in de tuin een sigaret te roken, ging ik haar achterna en vroeg ik haar of ik haar mocht interviewen voor mijn boek Roem en waanzin.

Ze schudde haar stroopkleurige haren naar achteren en bitste: ‘Hoe durf je me een beroemdheid te noemen? Ik ben een serieuze politicus met een verpletterende werkdruk.’

Ik zei dat ik haar vaak genoeg in de Hello! heb zien staan, altijd in de armen van een of ander ouder type.

Ze zei dat ze machteloos stond tegenover de roddelpers. Zwijgend rookte ze haar sigaret, terwijl ik haar mooie gezicht bewonderde. Toen zuchtte ze diep. Ik vroeg wat er was.

Ze zei dat ze haar vader miste en voegde eraan toe: ‘Praat je moeder er wel eens over?’

Ik vertelde dat ik alleen wist wat er in de kranten had gestaan en dat mijn moeder een zwaar trauma aan het drama had overgehouden.

‘Zo zwaar dat ze jouw vader een week nadat mijn vader was begraven bij mijn moeder heeft weggelokt,’ zei ze verbitterd.

‘Dit soort gedrag is typerend voor de babyboomers, Pandora,’ betoogde ik. ‘Die hele generatie is moreel corrupt.’

Ik vertelde haar dat mijn ouders in de jaren zestig verslaafd waren geweest aan drugs. Ze lachte en zei dat je een paar jointjes op zaterdagavond niet bepaald een verslaving kunt noemen.

Ik vertelde haar van arme blinde Nigel. Ze wist het al en had hem in contact gebracht met de topman van het nationale blindeninstituut.

‘Voor hulp?’ vroeg ik.

‘Nee, om geld in te zamelen,’ zei ze. ‘Nigel heeft goede contacten met de flikkermaffia. Hij is de aangewezen persoon om de roze ponden binnen te slepen.’

Tania riep ons binnen voor de aangeklede thee. Het werd een ongemakkelijk uurtje voor ons allemaal. We aten de sandwiches en we dronken de thee en haalden herinneringen op aan Ivan, hoewel er met geen woord over de omstandigheden rondom zijn waterige dood werd gerept.

Om de spanning te doorbreken vertelde ik Pandora dat ik Tony Blair een brief heb geschreven waarin ik hem verzoek om schriftelijke bewijzen dat er binnen drie kwartier massavernietigingswapens kunnen worden ingezet.

Mijn moeder zei: ‘De krent windt zich erover op dat hij de aanbetaling voor een reisje niet terugkrijgt.’

Pandora vertelde dat ze meneer Blair tegenwoordig nog maar heel zelden ziet omdat hij voortdurend het land uit is. Ik vroeg haar of oorlog tegen Irak onvermijdelijk is.

‘Ik heb geruchten gehoord dat het ministerie van Defensie medisch reservisten wil oproepen.’

‘Dan zijn er straks nog minder artsen en verpleegsters in de ziekenhuizen,’ concludeerde mijn moeder.

Mijn moeder had duidelijk zitten roddelen toen ik buiten was met Pandora, want Tania zei: ‘Ik hoor dat je een nieuwe vriendin hebt, Adriaan.’

‘Hoe heet ze?’ vroeg Pandora.

Ik haalde diep adem. ‘Marigold Flowers.’

Pandora gierde het uit, waarbij een half gekauwde sandwich met brie en cranberry’s zichtbaar werd. ‘Je zal toch Goudsbloem Bloemen heten! Je moet haar gauw een keer aan me voorstellen, dan nodig ik haar op de thee in het Lagerhuis.’

Dat zal ik doen, dagboek, maar eerst moet Marigold de kans hebben gehad om Welke kleren u beter kunt laten hangen te bestuderen en de adviezen in praktijk te brengen.

Maandag 21 oktober

Volle maan

Mijn juridisch adviseur David Barwell gaf telefonisch door dat hij de papieren van de makelaar en de hypotheekbank heeft ontvangen, en waarschuwde dat er een tekort van achtduizend pond is. Hij vroeg hoe ik het gat wilde dichten.

‘Ik heb op mijn rekenmachine berekend dat er maar drieduizend pond in contanten ontbrak,’ wierp ik tegen.

‘Misschien waren de batterijen leeg,’ opperde hij.

‘Het is een rekenmachine op zonne-energie.’

‘Maar zo veel zon hebben we de laatste tijd niet gehad, hè, meneer Mole? Hoe dan ook, uw berekening klopt niet.’ En hij vroeg nogmaals hoe ik het tekort wilde aanvullen.

Ik vertelde hem dat ik vierduizend pond aan zuurverdiend spaargeld op de bank heb staan, en dat ik hoopte dat ik de rest zou kunnen lenen.

‘De wet kan niets beginnen met hoop, meneer Mole. Alleen zekerheid telt. U dient het gehele bedrag voor het einde van de week af te geven op mijn kantoor, anders gaat de koop niet door.’

Vervolgens vroeg hij of hij me de naam van een onafhankelijk financieel adviseur moest geven. Ik vertelde hem dat mijn vader op aanraden van een onafhankelijk financieel adviseur zijn pensioen in aandelen had belegd.

Het bleef een hele tijd stil voordat Barwell reageerde. ‘Touche.’

Ik belde meteen mijn bank in Calcutta en legde de vrouw aan de andere kant van de lijn mijn probleem uit. Ze zei dat ze me een formulier voor het aanvragen van een lening zou sturen.

Ik vroeg of dat in Calcutta op de bus zou worden gedaan.

‘Nee,’ zei ze. ‘In Watford.’

Dinsdag 22 oktober

Geen spoor van een formulier.

Had met Marigold afgesproken na het werk. Ze droeg een rood geruit plastic diadeem.

Woensdag 23 oktober

Calcutta gebeld. Een of ander type vertelde me dat de bank op 21 oktober een formulier voor de aanvraag van een lening had gestuurd naar ene A. Vole in Leicester, North Carolina, VS.

Ik verzocht om een nieuw formulier en gaf mijn naam en het juiste adres. Ik benadrukte dat het dringend is.

Het leven van Pi heeft gisteravond de Booker Prize gewonnen. Mijn moeder vroeg waar het boek over gaat. Ik vertelde dat het gaat over een hindoestaans christelijk islamitisch jongetje dat samen met een Bengaalse tijger een jaar in een reddingsboot ronddobbert op de Stille Oceaan.

‘Waarom heeft die tijger dat jongetje niet opgegeten?’ wilde ze weten.

‘Als de tijger dat jongetje had opgegeten, zou er nu geen boek zijn,’ betoogde ik.

‘Maar dat kan helemaal niet,’ hield ze vol.

Mijn vader, beroemd vanwege zijn scherpzinnige literaire kritieken, deed ook een duit in het zakje. ‘Een kind houdt het nog geen vijf minuten vol tegen een hongerige tijger.’

‘Het verhaal is een allegorie,’ zei ik en ik liep de keuken uit voordat ze me technische vragen over de reddingsboot konden gaan stellen.

Donderdag 24 oktober

Mijn pak van Hugo Boss naar de stomerij gebracht en de witte vlekken op de broek aangewezen. Ik heb de dame achter de toonbank uitgebreid uitgelegd dat het vlekken waren van overgekookte melk, en dat ze er al sinds vorig jaar Kerstmis zitten.

Mijn moeder belde me op mijn werk en vertelde dat ik post had van Barclays. Ik vroeg of ze de brief open wilde maken om voor te lezen wat erin stond. Na eindeloos wachten (hoe lang duurt het nou helemaal om een envelop open te scheuren?) vertelde ze me dat het een overzicht van mijn betalingen met de Barclaycard betrof. Er zat ook een blanco cheque bij, en een brief die luidde: ‘Beste meneer Mole, De bijgesloten cheque kunt u gebruiken waar uw Barclaycard niet wordt geaccepteerd, denk bijvoorbeeld aan de betaling van het gas en licht, de huisschilder, de loodgieter of het schoolgeld. De voorwaarden staan op de achterzijde van deze brief.’

Ik vroeg mijn moeder wat de voorwaarden waren.

Ze bekeek de achterkant en las: ‘Er staat iets over…’voor elk bedrag, mits u binnen uw kredietlimiet blijft.’’

Ik informeerde naar het rentepercentage.

‘Twee procent voor kasopnames. Er staat hier ook dat je een kredietlimiet hebt van 10.000 pond. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’

Ik vertelde haar dat ze in de jaren negentig erg royaal waren geweest bij Barclaycard, in de tijd dat ik mijn televisieshow Beestachtig goed! presenteerde.

‘Maar daar heb je geen cent mee verdiend,’ wierp ze tegen.

‘Nee,’ zei ik, ‘maar het gaat om vertrouwen. Kennelijk hebben ze veel vertrouwen in me.’

Ik vroeg haar of ze zo lief wilde zijn om de brief naar de winkel te komen brengen, zodat ik de cheque onmiddellijk kon tekenen en afgeven bij de notaris. Met tegenzin stemde ze toe, maar pas nadat ik had verteld dat ik mijn loft kwijt dreigde te raken.

‘Goed,’ zei ze. ‘Dan kan ik meteen schoenen kopen voor Glenns AMO-parade.’

Wat hebben vrouwen toch met schoenen? Waarom hebben ze voor elke gelegenheid nieuwe nodig? Zelf heb ik drie paar: een zwart paar, een bruin paar en een paar slippers voor als ik op vakantie ben. Voor mij is dit meer dan genoeg.

22.00 uur

Barwell heeft de vloerbedekking waar hij astma van krijgt laten verwijderen en vervangen door laminaat.

Een cheque ter waarde van £ 8.000, ten name van David Barwell en ondertekend door A. Mole is in goede orde afgegeven.

Angela liet me stapels papieren tekenen. Ze vroeg of ik alles wilde lezen voordat ik tekende.

Ik bekeek ze vluchtig. ‘Het is toch allemaal abracadabra voor me.’

‘Voor meneer Barwell is het ook abracadabra,’ meesmuilde ze en ze wierp een buitengewoon onvriendelijke blik op de deur van zijn kantoor. ‘Nu klaagt hij weer over het laminaat. Hij vindt het te glad.’ Volgens Angela kan ik al over een week naar mijn loft verhuizen!

Vrijdag 25 oktober

21.45 uur,Wisteria Walk

Voordat ik alle papieren opborg in mijn brandvrije kast, las ik zelf de brief van Barclaycard waarin ze me uitnodigen om hun cheque te gebruiken. Tot mijn grote verbijstering en ontzetting las ik dat ik 21,4 procent rente betaal over het bedrag van de cheque, en niet 2 procent zoals mijn moeder me abusievelijk liet weten. Die 2 procent is het percentage dat ze in rekening brengen voor het verwerken van de cheque (£ 160).

De afgelopen dagen heeft de zon niet één keer geschenen, dus pakte ik niet mijn rekenmachine maar de telefoon om mijn vriend Parvez te bellen. Hij heeft een opleiding tot accountant gedaan en is net geslaagd voor het examen.

Hij liet weten dat hij me voor de eerste tien minuten telefonisch advies vijfentwintig pond in rekening zou brengen, en daarna twee pond per minuut. Snel gaf ik hem de cijfers, en ik vroeg hoeveel ik uiteindelijk over mijn achtduizend pond zou gaan betalen.

Na elf minuten—Parvez stelde me allerlei tijdrovende en onnodige vragen—zei hij: ‘Het gaat je niet één maar alle ribben uit je lijf kosten. Minimaal £ 162,34 per maand. Als je elke maand het minimumbedrag aflost, doe je er dertien driekwart jaar over om de schuld af te lossen, en dan heb je £ 26.680,88 aan rente betaald, als de rente tenminste niet omhoog gaat. Je hebt je lelijk in de nesten gewerkt, Moley. Ik neem momenteel nieuwe klanten aan,’ voegde hij eraan toe. ‘Wil je een afspraak maken?’

‘Kunnen we niet ergens iets gaan drinken en er dan over praten?’ opperde ik.

‘Boekhouden is niet mijn hobby, Moley.’

Zuchtend stemde ik erin toe om bij hem langs te komen.

Zaterdag 26 oktober

De auto naar de garage gebracht voor een beurt. Ik vertelde Les de monteur dat ik af en toe geklop hoor in de motor.

‘Wat voor geklop?’ vroeg hij.

‘Het is net alsof een opgesloten mensje mijn aandacht wil trekken.’

Les mompelde dat het eerder klonk als tromgeroffel voor het einde.

Ik vertelde Les dat ik vrijdag met de auto naar Deepcut Barracks ga om de parade bij te wonen als mijn zoon officieel zijn Algemene Militaire Opleiding afsluit.

‘Dat hoopt u,’ verbeterde hij me.

Zondag 27 oktober

Pandora had gelijk: reservisten met een medisch beroep worden opgeroepen. Engeland staat op voet van oorlog.

Belde Marigold vanavond.

Haar moeder nam op. ‘Met Netta Flowers.’ Ik vroeg naar Marigold, maar Netta zei: ‘Ze is op zolder. Ik durf haar niet te storen.’

Ze doet alsof Marigold de verknipte echtgenote van meneer Rochester is.

Ik heb een begin gemaakt met het inpakken van mijn weinige bezittingen. Ik heb geen verhuiswagen nodig. De inhoud van mijn leven past in de achterbak van een stationcar, inclusief boeken en kleren.

Maandag 28 oktober

Om halfzeven opgestaan en met de bus van Ashby de la Zouch naar Leicester gegaan. Het was eigenlijk heel aangenaam om voorin te zitten, met uitzicht over het landschap. Tijdens de rit kon ik nadenken over mijn leven. Waar wil ik over tien jaar zijn? Vind ik het de moeite waard om te trouwen en weer een gezin te stichten? Of moet ik me erop richten om mijn werk uitgegeven te krijgen?

Ik dicteerde een brief aan parlementslid Clare Short op mijn handzame Philips dictafoon:

Beste Clare,

 

Vergeef me dat ik je bij je voornaam noem, maar je bent zo aardig en benaderbaar, dus je vindt het vast niet erg. Ik zou je willen vragen of je zin hebt om naar Leicester te komen en geïnterviewd te worden voor mijn nieuwe boek Roem en waanzin. Mijn stelling is dat alle beroemdheden op een gegeven moment gek worden en gaan denken dat ze supermensen zijn.

Ik kan geen honorarium betalen of onkosten vergoeden, maar dat zal met een ministerssalaris als het jouwe geen problemen opleveren, neem ik aan. Een zondagmiddag zou me goed uitkomen.

Aangezien je bekendstaat om je eerlijkheid en oprechtheid, zul je het niet erg vinden dat ik geen blad voor de mond neem. De sjaals die je sinds enige tijd draagt, zijn minder succesvol dan je denkt. Ik ben van mening dat alleen Franse vrouwen weten hoe ze een sjaal moeten dragen. Neem de volgende keer dat je ergens buitenlandse tijdschriften ziet eens een keer de Franse Vogue mee.

Ik hoop spoedig van je te horen.

 

Met de meeste hoogachting,

A.A. Mole

Toen ik uit de bus stapte, zei een vrouw tegen me: ‘Dat was een rake opmerking, over die sjaals.’

Dinsdag 29 oktober

Laatste kwartier van de maan

Vanmiddag stond Sharon Bott opeens in de winkel. Ze had kleren gekocht voor Glenns AMO-parade. Ze haalde de kledingstukken uit de tassen en hield die voor haar enorme gestalte omhoog. Er was een roze jasje maat nijlpaard, en een broek met zulke wijde pijpen dat een olifant erin zou passen.

Ik stelde Sharon voor aan meneer Carlton-Hayes. Op dat moment botsten mijn twee werelden. Sharon Bott, de moeder van mijn eerste, buitenechtelijke zoon Glenn, vertegenwoordigt de omkoopbaarheid en zwakte van mijn vlees, terwijl meneer Carlton-Hayes mijn intellectuele en verstandelijke zelf personifieert.

Sharon keek om zich heen. ‘Al die boeken!’ zei ze met een lachje, alsof ze vindt dat het werk van meneer Carlton-Hayes en mijzelf van nul en generlei waarde is.

Ik vertelde haar dat Glenn ons vrijdagavond heeft uitgenodigd voor een feestje om zijn promotie te vieren.

‘Dan zul je heel laat nog terug moeten rijden,’ zei ze.

Ik liet haar weten dat ik gezien mijn nachtblindheid volstrekt niet van plan ben om in het holst van de nacht van Surrey naar Leicester te rijden, en stelde voor om een hotel te nemen.

Sharon begon te stralen van blijdschap. ‘Een hotel,’ zei ze met een zucht, ‘wat énig.’ Toen betrok haar gezicht. ‘Maar Aidy, ik heb helemaal geen geld voor een hotel. En bovendien vind ik het eng om in mijn eentje op een kamer te slapen.’

Voordat ze wegging, lukte het me om haar een stapel Barbara Cartlands in de maag te splitsen, meneer Carlton-Hayes wil er al een tijd vanaf.

Ik belde Les en vroeg naar mijn auto.

‘Het kleine mensje zit nog steeds in de motor,’ zei hij.

Woensdag 30 oktober

Alweer een busrit.

Belde Les vanochtend, en hij zei dat het kleine mensje dood was, of anders ontsnapt.

Ik hoorde rauw mannengelach op de achtergrond.

‘Bedoel je,’ vroeg ik, ‘dat mijn auto is gerepareerd en dat ik hem kan ophalen?’

‘Op dit moment is hij weg voor een proefrit,’ zei Les. ‘Bel vanmiddag om vijf uur nog maar eens.’

Vanmiddag om drie uur waren meneer Carlton-Hayes en ik bezig met het inrichten van een nieuwe etalage, met het Midden-Oosten als thema. Ik keek om en zag dat mijn eigen auto op een invaliden-parkeerplaats werd gezet, waarna een jongeman in een overall uitstapte en zich naar de Foot Locker aan de overkant begaf.

Ik pakte de telefoon en belde Les, die zei dat een van zijn hulpjes was getipt over een partij nieuwe Adidas-schoenen, zolang de voorraad strekt. ‘Kom op, meneer Mole,’ zei hij. ‘U bent zelf toch ook jong geweest.’

Ik deelde hem ijzig mee dat ik pas vierendertig ben.

‘Sorry,’ zei Les. ‘Ik had u altijd voor een veel oudere heer aangezien.’

Door mijn werk met antiquarische boeken ben ik duidelijk voor mijn tijd oud geworden.

Onderweg naar huis de auto opgepikt. De rekening bedroeg £ 399, minus de benzine voor de Adidas-expeditie. Ik heb met mijn Visa-card betaald.

‘Ik heb er een gratis luchtverfrisser met kerstgeur bij gedaan,’ zei Les.

Ik kon mijn mond haast niet openkrijgen om hem te bedanken.

De hele avond bezig geweest om drie goedkope hotelkamers in de buurt van Deepcut te zoeken, maar er waren alleen belachelijk dure te krijgen. Uiteindelijk was ik genoodzaakt om twee tweepersoonskamers te reserveren, een voor mijn ouders en een voor Sharon en mij. Ik slaap wel op de grond als het moet. We logeren in het Lendore Spa Hotel.

Belde Pandora, en kreeg haar te pakken toen ze net wilde gaan stemmen over een wetsvoorstel dat de werktijden van parlementsleden moet reguleren.

‘Wat wil je?’ snauwde ze.

‘Mocht je Tony Blair toevallig tegenkomen,’ zei ik tegen haar, ‘dan zou ik je dankbaar zijn als je hem erop wilt wijzen dat hij mijn twee brieven nog steeds niet heeft beantwoord.’

‘Ik moet hangen,’ zei ze.

Ik vroeg of ze voor of tegen de nieuwe wet zou stemmen.

‘Tegen, natuurlijk!’ zei ze. ‘De enigen die de werktijden willen aanpassen, zijn de pappies en de mammies die hun koters willen instoppen. Alle vrouwelijke leden van het parlement,’ voegde ze er bits aan toe, ‘zouden hun baarmoeder moeten laten verwijderen voordat ze hun maiden speech houden.’

Vrijdag 1 november

Allerheiligen

Glenns grote dag.

Zaterdag 2 november

Gisteren bij het krieken van de dag opgestaan, een douche genomen, thee gezet, ouders thee op bed gebracht. Op het nachtkastje van mijn vader stond een fles wijn met twee glazen. De televisie stond nog aan van de vorige avond. Het duurde een hele tijd om ze wakker te krijgen.

Ik was bang dat ze door een of ander verbijsterend toeval simultaan in coma waren geraakt. Ik zei dat ze op moesten schieten omdat ik om halfnegen weg wilde rijden, aangezien ik mijn pak op moest halen bij de stomerij en daarna helemaal naar de andere kant van de stad moest om Sharon op te pikken.

Toen ik hun deur dichtdeed, hoorde ik mijn vader zeggen: ‘Ik zit natuurlijk voorin, naast Adriaan.’

We stopten voor Sharons huis, en haar nieuwe partner, een jongeman van zevenentwintig, Ryan, kwam naar de deur en staarde naar mijn auto en de inzittenden. Hij hield Sharons nieuwste worp in zijn armen.

Sharon kwam naar buiten met een enorme koffer, een sigaret, een handtas, een hoed van zwart fluweel, een paraplu, een beautycase en een paar handschoenen.

‘Jezus,’ zei mijn vader, ‘ze ziet eruit als een deelnemer aan Crackerjack.’

Ik stapte uit en deed de kofferbak open.

Ryan kwam naast me staan. ‘Hoe laat breng je haar morgen terug?’ wilde hij weten.

Ik antwoordde dat het afhing van de weersomstandigheden en het verkeer.

‘Ik moet haar om halfeen weer hier hebben,’ zei hij. ‘Ik heb een optreden in Cooper House.’

Hij zei het alsof hij Fat Boy Slim was die in Springfellows speelde, terwijl ik weet dat hij een keer in de veertien dagen acht pond vangt voor het draaien van een paar Vera Lynn-plaatjes in een bejaardenhuis.

De rit naar Deepcut Barracks duurde langer dan ik had gehoopt, dit ten gevolge van de vele rookstops die mijn passagiers eisten. Ik moest me op het parkeerterrein van de legerplaats achter in de auto verkleden.

Toen ik uitstapte, slaakte mijn moeder een kreet. ‘Wat is dat witte spul op je broek?’ Ze spuugde op een zakdoek en probeerde de vlekken te verwijderen, maar ze zijn door de chemische vloeistoffen in de stof gebrand.

Bijna de hele dag moest ik mijn handen plat tegen mijn dijen houden—als ik het tenminste niet vergat—als iemand die zich wil gaan bukken om over het hoofdje van een kind te aaien.

Een uitzonderlijk lange en beschaafde man, generaal Frobisher-Nairn, gekleed in een gala-uniform met rijen onderscheidingen, vertelde de aanwezige familieleden en vrienden op de paradeplaats dat we trots mochten zijn op onze zoons en dochters, die nu hun koningin en hun land gingen dienen.

Vervolgens marcheerden de jonge soldaten heen en weer, begeleid door het muziekkorps van het regiment. Eerst zagen we Glenn nergens, maar toen kreeg Sharon hem in het oog en barstte ze in tranen uit. Ik sloeg een arm om haar heen.

Mijn vader filmde de hele plechtigheid met zijn minuscule videocamera.

Mijn borst zwol van trots toen generaal Frobisher-Nairn tijdens de inspectie een volle minuut met Glenn bleef praten.

Toen Glenn naar ons toe kwam in Tela Hall, waar een uitgebreide thee werd geserveerd, vroeg ik hem wat de generaal had gezegd.

‘Hij vroeg waar ik vandaan kom. Ik zei: ‘Uit Leicester, meneer.’ Hij zei: ‘Uit Leicester? Worden de chips van Walkers daar niet gemaakt?’ Ik zei: ‘Ja, meneer.’ Hij zei: ‘Houd je van chips, Bott?’ Ik zei: ‘Ja, meneer.’

‘En welke smaak vind je het lekkerst, Bott?’ Ik zei: ‘Kaas en ui, meneer.’ Toen zei hij: ‘Mooi zo, Bott.’ En ik zei: ‘Bedankt, meneer.’’

Ik heb het niet tegen Glenn gezegd, maar eerlijk gezegd, dagboek, was ik teleurgesteld over het banale karakter van hun gesprekje. Vooral in deze tijd, met alle geruchten over een naderende oorlog.

We zijn niet lang gebleven op het feestje, dat werd gehouden in de achterkamer van een pub. Mijn ouders hebben zichzelf volkomen belachelijk gemaakt door te dansen op ‘Let’s Twist Again’, en volgens mij was Glenn opgelucht toen we aankondigden dat we naar ons hotel gingen.

‘Ik wil nog graag op de foto met m’n pa en ma,’ zei hij voordat we vertrokken.

Een van zijn vrienden, een verlegen uitziende soldaat die Robbie heette, nam de foto. Glenn stond in het midden, en Sharon en ik sloegen allebei een arm om zijn schouders. Glenn straalde.

Ik voelde een steek van verdriet bij de gedachte dat Glenn is opgegroeid zonder een moeder en een vader die samen in hetzelfde huis woonden en van elkaar hielden. Hij vliegt morgenochtend vroeg van Gatwick naar Tenerife voor een week verlof met een paar bevriende soldaten.

Het Lendore Spa Hotel is eigendom van het echtpaar Len en Doreen Legg. Aangezien geen van de anderen over een geldige creditcard beschikte, haalde Len Legg de mijne door het apparaat.

Mijn vader vroeg of de bar nog open was. Len zuchtte en sloeg zijn ogen ten hemel, waarna hij een enorme bos sleutels uit zijn zak haalde en het rolluik boven de bar openmaakte.

‘U bent een geboren gastheer,’ zei mijn vader en hij vroeg of er een fles koude champagne was.

‘Geen koude,’ antwoordde Len. ‘Maar ik kan hem wel een halfuurtje in de vriezer leggen.’

‘Nee, dat is niet de moeite,’ zei mijn vader. ‘Over een halfuur heb ik becijferd dat er een winstmarge van driehonderd procent op zit, en dan hoefik al niet meer. Met champagne is het nu of nooit.’

Nadat onze drankjes waren geserveerd, kwam Doreen Legg de bar binnen. ‘Ik dacht dat je naar bed zou komen, Len,’ zei ze met een jankerig stemmetje.

‘Je ziet dat ik bezig ben, Dore.’

Ze keek ons beschuldigend aan. ‘Hij is al op sinds halfzes vanochtend.’

‘Als gasten van dit hotel,’ zei mijn moeder, ‘hebben we volgens de Europese wetgeving het recht om de hele dag en de hele nacht in deze bar te zitten drinken, als we dat willen.’

Ik vroeg Doreen of ze iets te eten hadden.

‘Niet na halfelf’s avonds,’ zei ze.

Sharon schoof naast me op het bankje nerveus heen en weer. Het was kwart over elf, en ze moet om de twee uur iets eten.

Mijn vader bood aan om in de buurt op zoek te gaan naar iets eetbaars.

Doreen vertelde ons dat alles al dicht was, maar dat er noten en chocola in de minibar op de kamer lagen.

Mijn moeder hield op luide toon een verhaal over de hotels in het buitenland, hoe gastvrij het personeel daar was, en hoe goed het eten.

Len Legg stond achter de bar te luisteren en maakte met een afgekloven lucifer zijn nagels schoon.

Toen we in de schuddende lift naar boven gingen, waarschuwde ik mijn ouders dat de inhoud van de minibar niet gratis was.

Ik had gehoopt dat onze kamer twee bedden zou hebben, maar dat was helaas niet het geval. Een groot bed met een roze chenille sprei nam vrijwel de gehele kamer in beslag.

Sharon liep rond alsof ze een toerist was. Ze vond de pantalonpers fascinerend en raakte niet uitgepraat over het televisietoestel op een steun aan de muur. Ze bewonderde de diepe plooien van de groezelige vitrage, opende elke la en elk kastje, en zei toen ze een bijbel vond: ‘Iemand heeft zijn boek laten liggen.’

In de garderobekast met schuifdeur vond ze de minibar. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om haar ervan te weerhouden een blikje gemengde nootjes open te maken. Ik keek op de prijslijst.

‘Mijn hemel,’ zei ik. ‘Die noten kosten £ 8,50.’

Ik ging naar de badkamer om mijn pyjama aan te doen.

Toen ik terugkwam, knabbelde Sharon op een notenreep van Nestlé. Met haar tong haalde ze een brokje chocola uit haar mondhoek. ‘Aidy,’ zei ze, ‘ik wil niet rot doen, maar ik ben niet meer zo wild, dus verwacht er alsjeblieft niets van.’ Ze ging naar de badkamer, en toen ze er na vijf minuten weer uit kwam, zag ze eruit als een soort bijbelse figuur. Ze kroop in bed en zei slaperig: ‘Het is de mooiste badkamer die ik ooit heb gezien. En vind je het niet aardig van die mensen om van die kleine zeepjes en flesjes voor hun gasten neer te zetten?’

Ik lag een tijdje wakker en vroeg me af wat Marigold zou zeggen als ze mij en Sharon naast elkaar in bed zag liggen. Zou ze het begrijpen of is ze juist het jaloerse type?

Toen Sharon en ik de ontbijtzaal binnen kwamen, hoorde ik mijn moeder al. Ze had een toastruzie met Doreen Legg. Het was een monoloog die ik al vele malen eerder heb gehoord.

‘Ik heb het Engelse ontbijt besteld, met toast. Ik heb mijn ontbijt gekregen, maar de toast kwam een kwartier later. En toen was het niet eens toast, het was een koude, ongeroosterde boterham. Die zogenaamde toast van u was beslist niet geroosterd. Het was een boterham die hooguit dertig seconden in de rooster heeft gezeten. Ik vind het niet onredelijk om u te vragen of u de zogenaamde toast weer mee wilt nemen naar de keuken om deze alsnog te roosteren.’

‘Niemand anders heeft zich beklaagd, mevrouw,’ zei Doreen en ze keek veelbetekenend om zich heen naar de andere gasten, die schaapachtig hun ongeroosterde toast zaten te eten.

‘Ik heb geen probleem met ongeroosterde toast,’ zei mijn vader kruiperig, ‘maar mijn vrouw houdt er nu eenmaal niet van.’

‘George, dit is géén toast,’ zei mijn moeder en ze zwaaide met de slappe witte boterham voor zijn neus heen en weer.

Tijd om in te grijpen. ‘Mevrouw Legg,’ zei ik, ‘we betalen elk vijfennegentig pond voor onze kamer. Is het nou echt onmogelijk om een paar witte boterhammen aan beide kanten bruin te roosteren, zonder dat u er een melodrama van maakt?’

Ik nam Sharon mee naar het ontbijtbuffet en legde uit dat ze naar hartelust kon nemen van de cornflakes, het sap en de gistende fruitsalade.

Ik moet zeggen dat ik erg trots op haar was. Ze moet een of ander record hebben gebroken, en daarna werkte ze toch nog het uitgebreide Engelse ontbijt met gebakken brood en extra toast naar binnen.

Toen we weer naar boven gingen om onze spullen te pakken, leegde ik alle gratis toiletartikelen in Sharons koffer, en ik deed er ook de extra rol wc-papier en een washandje bij.

In het daglicht zag de kamer er goor uit. De vlekken in het kleed gaven te denken.

Een geschaarde vrachtwagen zorgde voor oponthoud. We stonden tweeënhalf uur in de file, en mijn vader moest zijn plas in een leeg flesje Cola light doen.

Sharon belde Ryan met mijn gsm om hem te vertellen dat we later zouden komen. Ze babbelde opgewonden over het hotel, maar hij snoerde haar de mond. De rest van de rit zat ze beteuterd te zwijgen.

Vlak voordat ze uit de auto stapte, zei ik tegen haar: ‘Het is misschien beter om niet tegen Ryan te zeggen dat we op een kamer hebben geslapen, ook nog eens in hetzelfde bed. Hij begrijpt het misschien niet.’

‘Maak je nou niet te sappel, Aidy,’ zei ze. ‘Ryan en ik hebben beloofd dat we elkaar alles vertellen.’

Ik droeg de koffer naar de deur. Ryan keek ons door het raam aan de voorkant woedend aan. De baby krijste in zijn armen. Ik smeekte Sharon om te liegen en tegen hem te zeggen dat ze een eigen kamer met een eigen bed had gehad.

Terwijl ik dit schrijf, begin ik me steeds ongemakkelijker te voelen.

Zondag 3 november

Aangezien Cherie Blair zo onvriendelijk is om niet in te gaan op mijn uitnodiging om op 23 december een praatje te houden voor ons clubje, heb ik Ruth Rendell geschreven.

Beste mw. Rendell,

 

Als schrijvers onder elkaar: waar haalt u uw ideeën toch vandaan? Schrijft u met de hand of gebruikt u een computer? Hoe lang doet u over het schrijven van een boek? Schrijft u uit persoonlijke ervaring of zijn uw romanfiguren en plots volledig verzonnen?

Maar nu terzake.

Ik ben secretaris van de plaatselijke Club van Creatieve Schrijvers. Inmiddels is gebleken dat Cherie Blair ons op akelige wijze in de steek laat. Ik had haar uitgenodigd om een praatje te komen houden bij ons kerstdiner op 23 december aanstaande, maar ze heeft helaas niet teruggeschreven.

Ik weet dat het kort dag is, maar mogen we misschien op u rekenen?

We betalen geen honorarium of onkostenvergoeding, maar we zijn een levendige en stimulerende club mensen en ik weet zeker dat u een leuke avond zult hebben.

Ik hoop dat u op onze uitnodiging wilt ingaan. Mocht mevrouw Blair uiteindelijk toch willen komen, dan reken ik op uw begrip als we u op het laatste moment teleur moeten stellen. Zij is immers onze first lady.

 

Inmiddels verblijf ik,

Hoogachtend,

A.A. Mole

Maandag 4 november

Nieuwe maan

Het was een rustige ochtend in de winkel. Meneer Carlton-Hayes zat op het kantoortje een pijp te roken, en hij las het dagboek van Tony Benn, dat sinds verleden week in de winkel ligt.

Ik was bezig met het catalogiseren van oude almanakken toen Sharons partner Ryan de winkel binnen kwam stormen. Hij begon me uit te schelden en beschuldigde me ervan dat ik tijdens ons verblijf in het Lendore Spa Hotel met Sharon had ‘gevoosd’.

Ik heb tegen hem gezegd, naar waarheid, zoals jij kunt getuigen, dagboek, dat we elkaar de hele nacht met geen vinger hebben aangeraakt.

Ik doe echt alles om fysiek geweld te voorkomen, maar als iemand me een duw tegen mijn schouder geeft, duw ik terug. Na enig rommelig geschermutsel kwam meneer Carlton-Hayes uit het kantoortje en gebood hij Ryan op luide, autoritaire toon het pand te verlaten.

Toen Ryan zei: ‘Lazer op, stomme ouwe zak, voordat ik je pijp in je reet ram’, gaf meneer Carlton-Hayes zijn pijp aan mij en gaf hij Ryan een rake kaakslag.

Ryan vertrok, met de mededeling dat hij terug zou komen met zijn broer.

Toen hij weg was, pakte meneer Carlton-Hayes zijn pijp weer van me aan. ‘Wat heb je toch een bizar dramatisch romantisch leven, Adriaan,’ zei hij tegen me. ‘Ik benijd je.’

Dinsdag 5 november

Belde Marigold gisteravond om te vragen of ze zin had om mee te gaan naar een feestelijk avondje van de brandweer—uiteraard met een groot vreugdevuur—waarvan de opbrengst bestemd is voor hun stakingskas. Marigold zei dat ze bang is voor vuurwerk en zich op zou sluiten in huis, samen met de huisdieren. Ik vind haar broosheid zowel spannend als irritant.

Mijn ouders hebben twee varkensstallen gevonden aan de rand van Mangold Parva. De kotten staan allebei op een stukje onaantrekkelijk land ter grootte van een postzegel, niet ver van een of ander karrenpad. Er is een bouwvergunning om er twee woningen van te maken, hoewel water, gas, elektriciteit en riolering ontbreken.

Ze lieten me een foto zien, en mijn moeder wees enthousiast op de plek waar ze openslaande deuren hebben gepland. Ik heb het ze afgeraden, maar ze zijn compleet gek geworden. Ze hebben last van folie à deux.

Ze zijn van plan om in een tent te gaan wonen en de verbouwing zelf ter hand te nemen.

‘In een tent?’ vroeg ik.

‘We hebben hem vandaag bij Millets gekocht,’ vertelde mijn moeder. ‘Er zijn drie slaapkamers, en er is een kookgedeelte en een overdekte patio voor als het misschien een keer regent.’

‘En een integraal grondzeil,’ voegde mijn vader eraan toe.

‘Maar dat overleven jullie nooit, een winter in een tent in Mangold Parva,’ wierp ik tegen.

‘Je vergeet een ding, knul,’ zei mijn vader. ‘Je moeder en ik zijn babyboomers. We zijn vlak na de oorlog geboren. We zijn opgegroeid zonder centrale verwarming, toiletpapier, vitaminen, warm kraanwater. We liepen zeven kilometer naar school en zeven kilometer terug naar huis, in een korte broek, zelfs als het sneeuwde. Er is meer nodig om ons onder de groene zoden te krijgen dan bivakkeren in een tent.’

Ik wilde weten wat ze met hun meubels gaan doen, en ze zeiden dat ze alles wegdoen. Mijn moeder vroeg of ik de paar beste stukken wil hebben voor mijn nieuwe loft. Ik heb haar bijna in haar gezicht uitgelachen.

Woensdag 6 november

Ik belde David Barwell om te vragen wanneer het koopcontract getekend kan worden. Angela zei dat ze hem de papieren heeft gegeven, maar hij is allergisch voor de lijm waarmee ze het laminaat hebben geplakt, dus hij is voorlopig niet op kantoor.

Meneer Carlton-Hayes had zijn kleine draagbare radio afgestemd op Five Live voor het vragenuurtje met de minister-president. We hoorden meneer Blair het parlement vertellen dat hij net een telefoongesprek had gehad met president Bush, die hem heeft verteld dat er vanmiddag om halfvier een VN-resolutie aangenomen zal worden waarin staat dat het in orde is om Irak de oorlog te verklaren.

Meneer Carlton-Hayes vroeg hoe ik over Tony Blair denk. Ik heb geantwoord dat ik hem bewonder en steun en dat ik hem onvoorwaardelijk vertrouw.

Marigold gebeld en gevraagd of ze iets wilde afspreken na het werk. Ze klonk vermoeid en zei dat ze vannacht slecht had geslapen door het ‘afzichtelijke kabaal’ van het vuurwerk. Ze vindt het de hoogste tijd dat wij, als een beschaafd land, alle vuurwerk verbieden.

Ik heb haar maar niet verteld dat ik gisteravond met een sterretje haar naam heb geschreven in de donkere lucht.

Donderdag 7 november

Mijn juridisch adviseur gebeld. Angela vertelde dat het hele kantoor overhoop ligt. Het laminaat wordt eruit gesloopt. Ik benadrukte dat ik een datum wil weten.

Langsgegaan bij Parvez. Hij heeft van de logeerkamer een kantoor gemaakt. De kantoorinrichting en een zwart leren draaistoel komen van Ikea, maar op een van de muren zit nog Pooh-behang.

Tot mijn verbazing droeg hij traditionele islamitische kleding. Hij vertelde dat hij sinds kort weer naar de moskee gaat.

Ik complimenteerde hem met zijn nieuwe baardje; het staat hem goed en zijn gezicht lijkt er smaller door.

Hij bood me een stoel aan en hoorde me uit over mijn financiële situatie. Ik vertelde hem dat ik £ 1.083,33 per maand verdien.

Vervolgens maakte hij aan de hand van een uitgebreide vragenlijst een overzicht van mijn uitgaven, en de antwoorden voerde hij in op zijn laptop. Ik moest onder andere opgeven hoeveel ik per week uitgeef aan kranten (f 8), hoeveel aan drankjes buiten de deur (een verbijsterende £ 15 aan twee cappuccino’s per dag, vijf dagen per week), hoeveel mijn auto kost (£ 100 per maand), mijn breedband internetverbinding (£ 35 per maand). Ik wist niet wat ik zag. Tegen de tijd dat we klaar waren, zag ik dat ik per jaar bijna 5.000 pond meer uitgeef dan er binnenkomt.

Parvez zei afkeurend: ‘Weet je dan niet meer dat we David Copperfield deden op school, Moley?’

Ik zei dat het een van mijn lievelingsboeken is.

‘Weet je meneer Micawber nog? ‘Jaarinkomen twintig pond, uitgaven per jaar negentien zestig. Resultaat: geluk. Jaarinkomen twintig pond, uitgaven per jaar twintig zestig. Resultaat: tobben.’ Verplichte schuldsanering, curatele, faillissement en dakloosheid.’

We staarden naar de harde waarheid op het scherm van de laptop.

‘Wat moet ik doen?’ vroeg ik.

‘Je kunt niet naar dat nieuwe appartement verhuizen, Moley,’ zei Parvez. ‘Je hebt gewoon geen loft-salaris.’

Ik vertelde hem dat het te laat was, dat ik de papieren al had getekend en dat het geld al was overgemaakt.

‘Wil je dat ik je financieel advies geef, Moley?’ vroeg Parvez. ‘Nee,’ zei ik. ‘Dat kan ik niet betalen.’ En ik ging naar huis.

Vrijdag 8 november

Een overwinning voor meneer Blair! Nadat wekenlang is geprobeerd om buitenlandse leiders ervan te doordringen dat Saddam Hoesseins massavernietigingswapens een ernstige bedreiging voor de wereld vormen, werd resolutie 1441 unaniem aanvaard. Zelfs Syrië stemde met de andere veertien landen mee.

Mijn moeder probeerde mijn vader wakker te schudden uit zijn matineuze lusteloosheid door dit met hem te bespreken.

Mijn vader zei: ‘Is 1441 niet de naam van het luchtje dat mijn moeder vroeger gebruikte?’

Mijn moeder zuchtte en keek verdrietig. ‘Nee, George, dat was 4711.’

Toen hij weg was uit de keuken zei ze tegen me: ‘Was ik maar getrouwd met iemand die belangstelling heeft voor politiek.’

Ze stak haar eerste sigaret van die dag op en we keken in de keuken naar het journaal, meneer Blair was bijzonder indrukwekkend. Hij keek streng in de camera en richtte zich rechtstreeks tot Saddam Hoessein. ‘Ontwapen of reken op een inval.’ Zijn stem trilde van emotie.

‘Hij kijkt alsof hij elk moment in tranen kan uitbarsten,’ zei mijn moeder. ‘Kop op, Tony!’ schreeuwde ze tegen het scherm.

16.00 uur

Marigold kwam vanochtend naar de winkel. Ze kon niet lang blijven, want ze was op weg naar het Karma Health Centre waar ze een afspraak had voor een Indiase hoofdmassage. Ze heeft al van kleins af aan last van migraine. Ik wist niet wat ik hoorde toen ze me vertelde dat het vijfentwintig pond kost om een halfuur lang over je hoofd geaaid te worden. Ik heb haar aangeraden om een doosje paracetamol-plus te kopen; bij mij werkt dat altijd. Migraine is het enige wat we gemeen hebben.

Ze vroeg of ik zin had om mee te gaan naar een concert van het Madrigaal Ensemble in de kathedraal van Leicester. Haar vader zingt een solo. Hij heeft een contratenor.

17.30uur

Meneer Carlton-Hayes is naar huis gegaan, en ik zit op Marigold te wachten. Ik weet niet waar het met deze relatie naartoe gaat. Ik kan me niets vreselijkere voorstellen dan een vrijdagavond in een ijskoude kathedraal zitten luisteren naar Michael Flowers die zingt met een vrouwenstem.

Middernacht

Marigold en ik liepen arm in arm naar de kathedraal. Ze droeg een rode baret en een kaki broekpak. Ik heb er niets van gezegd, maar ze zag eruit als een commando met verlof. Misschien dat ze zich onbewust op een oorlog voorbereidt.

Je zou toch denken dat Michael Flowers voor de gelegenheid iets anders aangetrokken zou hebben, maar nee hoor; bij mijn weten draagt hij nu al twintig dagen achter elkaar de bomentrui. Toen ik er iets over zei tegen Marigold, vertelde ze me dat wasmiddelen funest zijn voor onze rivieren en meren.

Michael Flowers begon het concert met wat hij een kort overzicht van de geschiedenis van het madrigaal noemde, maar hij bleef wel vijfentwintig minuten doorzagen, klaarblijkelijk zonder te merken dat zijn toehoorders rusteloos werden van verveling. Uiteindelijk begon het kattengejammer.

Netta Flowers torende boven alle andere koorleden uit. Ook vocaal was ze overheersend. Het bankje waarop Marigold en ik zaten, leek mee te vibreren met haar alt.

Na afloop, toen er werd nagepraat in de sacristie, zag ik me uit beleefdheid gedwongen om de heer en mevrouw Flowers te complimenteren met hun optreden.

Meneer Flowers zei: ‘Gaande jongelui straks nog naar een rockclub?’

Bijna proestte ik het uit. Hij ruikt naar natte wol.

Later, bij Wong, vroeg ik Marigold of ze ooit heeft overwogen om het huis uit te gaan. Ze bewoog tussen haar eetstokjes een spriet taugé heen en weer door haar kom en zei dat ze had verwacht inmiddels al hoog en breed getrouwd te zullen zijn.

Zaterdag 9 november

Vanochtend vroeg belde Marigold om te vertellen dat haar ouders mij een keurige jongeman hadden genoemd. Ze klonk verheugd. Ik heb haar maar niet verteld dat ik de halve nacht wakker heb gelegen, piekerend over een manier om deze relatie te beëindigen.

Zondag 10 november

De herdenkingsdag voor de gevallenen uit de twee wereldoorlogen

Gekeken naar de stoet van oudjes die langs het gedenkteken trokken. Sommigen zagen eruit alsof het de laatste keer zou zijn, anderen hadden geen benen en werden geduwd in een rolstoel. Mijn vader vroeg waarom ik snotterde. Ik vertelde dat ik allergisch ben voor klaprozen.

‘Je opa Arthur heeft nog in de Tweede Wereldoorlog gevochten,’ zei hij.

Ik vroeg hem waar.

‘Hij wilde niet over de oorlog praten, maar als hij ‘Lili Marleen’ op de radio hoorde, huilde hij als een baby. Je oma Mole stuurde hem dan met een schone zakdoek naar de tuin, totdat hij zichzelf weer in de hand had. Ze was een harde vrouw.’

Mijn moeder heeft adreswijzigingen gemaakt op haar Apple Mac. Dit wordt hun nieuwe adres: De Varkensstallen, Het Laatste Veld, Karrenpad, Mangold Parva, Leicester.

‘Is dit niet een beetje voorbarig?’ vroeg ik.

‘Nee,’ zei ze. ‘We hebben de varkensstallen gistermiddag op een veiling gekocht.’

Niemand vertelt me ooit iets in dit huis. Ik zal blij zijn als ik hier weg ben.

Ik belde Nigel bij zijn ouders. Sinds hij zijn flat in Londen te koop heeft gezet, woont hij in hun gastenverblijf. Zijn gezichtsvermogen is nog verder achteruitgegaan. Ik vroeg of hij zin had om mee te gaan naar The Lord of the Rings.

‘Nee, dat speelt zich allemaal in het halfdonker af,’ zei hij. ‘Bovendien zijn elfen en kabouters geen knip voor hun neus waard.’

Ik vroeg hem of zijn gehoor is verbeterd sinds hij blind is geworden.

‘Ja,’ zei hij. ‘Inmiddels kan ik het horen als er aan de andere kant van Engeland een bladzijde wordt omgeslagen. Heb ik even mazzel.’

Maandag 11 november

Eerste kwartier van de maan

Meneer Carlton-Hayes en ik waren volgens mij de enigen in High Street die om elf uur de één minuut stilte in acht namen, afgezien van een paar bejaarden en een zwarte buschauffeur die uit zijn bus kwam en zijn hoofd boog.

Barwell gebeld. Angela vertelde dat alles klaarlag voor de ondertekening. Uit nieuwsgierigheid informeerde ik wat voor soort vloerbedekking meneer Barwell nu overweegt.

Ze vertelde dat meneer Barwell vanmiddag om vier uur een afspraak heeft met zijn allergieadviseur.

Ik vroeg meneer Carlton-Hayes of ik een uurtje weg mocht. Hij zei dat ik zo lang moest nemen als ik nodig had.

Het had een blijde gebeurtenis moeten zijn, maar terwijl ik mijn handtekening zette onder het contract dat me verplicht om £ 723,48 per maand te gaan betalen, moest ik onwillekeurig denken aan de waarschuwing van Parvez: ‘Verplichte schuldsanering, curatele, faillissement en dakloosheid.’

Barwell zat tijdens de hele overdracht te hoesten en te proesten. Ik merkte op dat het nogal muf was in zijn kantoor en bood aan om het raam open te zetten.

‘Het raam kan niet open,’ zei hij piepend hijgend. ‘Met het oog op stuifmeel.’

Ik wees hem erop dat zijn kozijnen waren gemaakt van ultraviolet pvc en adviseerde hem deze kunststof door gewoon hout te laten vervangen. Ik vertelde hem enkele details uit een documentaire die ik gisteravond op Radio Four heb gehoord, over het sickbuilding-syndroom. Aanvankelijk leek hij geïnteresseerd, maar hij kon zich niet lang concentreren en keek de hele tijd op zijn horloge.

Vrijdag krijg ik de sleutels van mijn loft.

Dinsdag 12 november

Tijdens de bijeenkomst van ons clubje van creatieve schrijvers, gisteravond, vroeg Ken Blunt of ik al een spreker had voor ons kerstdiner, en of ik een geschikte locatie had opgesnord. Ik vertelde hem dat tot nu toe noch mevrouw Blair noch Ruth Rendell heeft gereageerd.

Gary Milksop meldde dat hij heeft gesolliciteerd als docent Creatief Schrijven voor Achterstandsvolwassenen bij het kenniscentrum.

‘Maar, Gary,’ zei ik, ‘je bent helemaal niet opgeleid als docent creatief schrijven.’

Hij zei dat hij de PA heeft gedaan en dat hij bijna klaar is met zijn roman. Hij vertelde ook nog dat het om een parttime baan gaat en dat het £ 10.000 per jaar schuift, en hij liet me de advertentie zien. Onderaan stond: ‘Onze voorkeur gaat uit naar een schrijver met publicaties op zijn naam.’

Ik heb hem er zo vriendelijk mogelijk op gewezen dat hij nog nooit een stuiver heeft verdiend met iets wat hij heeft geschreven en dat hij de schoorsteenmantel van zijn zitslaapkamer heeft behangen met brieven van uitgevers die zijn werk niet goed genoeg vonden.

Gladys las ons haar nieuwste kattengedicht voor:

God heeft het leven van Blackie genomen,

haar gevraagd naar de hemel te komen.

Hij zei: geef nu maar gerust de geest,

het is hier alle dagen feest.

 

Al je poezenvriendjes zijn hier bij elkaar in Dover,

Ze spelen gezellig haasje-over,

En flaneren keuvelend langs de zee.

Kom maar hier en doe gezellig met ze mee.

Ze vertelde ons dat Blackie verleden week donderdag is overreden door een vrachtwagen.

Ken Blunt noemde het gedicht een mislukking omdat het niet waarheidsgetrouw was. Hij zei dat Dover duidelijk was gekozen omdat het rijmt op over (en vice versa), en dat het idee dat katten langs de zee flaneren volstrekt absurd is.

Dit gedicht is een gedrocht

en heel erg vergezocht:

Malle oudewijvenpraat

Van een verknipte kattenfanaat.

Ik heb tegen Ken gezegd dat zijn eigen rijmpje niet veel hoogstaander was.

Gary vindt dat Gladys haar kattengedichten moet bundelen en ermee naar een uitgever moet gaan.

‘Waarvoor?’ zei Ken. ‘Voor in de kattenbak?’

Gladys zei dat we de spot dreven met Blackies dood en ze vroeg ons weg te gaan. Ik was blij toe. Ik zat van top tot teen onder de kattenharen.

Ken vroeg of Gary en ik zin hadden om iets te gaan drinken. We gingen naar de Red Cow, niet ver van de universiteit. Het zat er vol met studenten die meezongen met nummers van Rolf Harris. Gary vertelde me dat Rolf Harris een cultfiguur is in studentenkringen. Waarom weet ik dit niet?

We bespraken de toekomst van ons clubje en kwamen schoorvoetend tot de conclusie dat Gladys onze ontwikkeling in de weg staat.

De bijeenkomsten draaien zo ongeveer om haar kattengedichten. Ken concludeerde dat royement de enige oplossing is.

Ik werd afgevaardigd om Gladys Fordingbridge mede te delen dat ze niet langer lid is van onze club.

Ik vroeg Ken waar hij momenteel aan werkt. ‘Nergens aan,’ antwoordde hij.

Marigold belde. Volgens haar bericht op mijn voicemail maakt ze zich ‘zorgen’ omdat ik niets van me laat horen. ‘Ben je soms niet lekker?’ vroeg ze ook nog. Ik heb geen zin om haar te spreken, dus krabbelde ik een briefje:

Beste Marigold,

 

Vergeef me dat ik de laatste tijd niets heb laten horen. Ik denk voortdurend aan je. Nog steeds gaat mijn hart sneller kloppen als ik je slanke polsen voor me zie, en de manier waarop je bril naar het puntje van je neus zakt.

Als je een mobiele telefoon had, zou ik je regelmatig SMS’en. Ik heb het deze week razend druk. Op vrijdag verhuis ik naar mijn nieuwe appartement, en ik denk dat ik echt wel een tijdje bezig ben met inrichten e.d. maar ik neem contact met je op zodra ik een gaatje heb.

 

Hartelijke groet,

Adriaan

 

P.S.: Je vader zal wel in alle staten zijn nu president Bush toestemming heeft gekregen om Star Wars-raketten in ons prachtige Engeland te plaatsen. Zelf denk ik dat het de prijs is die we voor onze vrijheid moeten betalen.

Woensdag 13 november

Ik heb mijn ouders eraan herinnerd dat de brandweer vanavond om zes uur in staking gaat. Ik heb ze gesmeekt om niet te roken in bed en ook geen smeulende sigaretten in asbakken te laten liggen terwijl ze hun teennagels knippen enzovoort. Het zou een ramp zijn als dit huis in vlammen opgaat voordat ik naar Rat Wharf verhuis en zij hun intrek nemen in de bungalowtent.

Donderdag 14 november

Meneer Carlton-Hayes heeft me drie dagen vrij gegeven voor de verhuizing. Ik neem het oude goedkope grenen bed waar ik al in slaap sinds ik klein ben niet mee naar mijn avant-gardistische loft; het zou net zoiets zijn als een antimakassar op een bank van Terence Conran. Ik moet een futon kopen, nieuw beddengoed, eenvoudige maar strakke keukenapparatuur, een televisie en gordijnen voor de glazen wand van mijn badkamer. Het probleem is dat ik helemaal geen geld heb. Toen ik mijn moeder mijn penibele situatie uitlegde, keek ze op van haar boek Huizen renoveren voor beginners. ‘Tegenwoordig gebruikt niemand nog geld,’ zei ze. ‘In feite bestaat geld helemaal niet. Iedereen die ik ken leeft op krediet. Open gewoon een rekening bij een groot warenhuis.’

Ik heb een klein bedrijfje gevonden dat me morgen gaat helpen verhuizen. Het heet Laat u rijden door twee meiden.

Een verwarrende en demoraliserende middag aan de telefoon doorgebracht, naar Vivaldi en meerdere robots geluisterd. Het gas voor mijn nieuwe appartement blijkt te worden geleverd door Severn Trent Waters, de elektriciteit door het gasbedrijf, en mijn water door een Frans bedrijf waarvan ik de naam niet kan uitspreken. Het kabelbedrijf NTL verzorgt de telefoon. Morgenmiddag om twee uur sluiten ze me aan op meer dan tweehonderd verschillende televisiezenders.

De twee meisje van Laat u rijden door twee meiden zijn geen meisjes. Het zijn potige dames van middelbare leeftijd, en ze heten Sian en Helen. Vanmiddag kwamen ze langs om te beoordelen hoeveel ritten er nodig zijn tussen Ashby de la Zouch en Leicester.

Het antwoord is: één.

Ik kreeg een stapel kartonnen dozen van ze, en ze lieten me boven achter om mijn boeken in te pakken. Zij gingen weer naar beneden om thee te drinken met mijn moeder.

Niet lang daarna kwam mijn vader naar mijn kamer. Ik kon vrouwen horen lachen in de keuken. Ik vroeg mijn vader waar ze het over hadden.

‘Ach, het gewone vrouwengeklets,’ zei hij. ‘De prijs van rode kool, of prinses Diana is vermoord, of Hans Blix massavernietigingswapens zal vinden, katten, de menopauze, Sex and the City, en dat mannen niet meer nodig zijn.’ Hij liet zijn stem dalen. ‘Helen probeert zwanger te raken. Sian doet het insemineren met zo’n kwastje om kalkoen te bedruipen en een flesje sperma dat ze van een homoseksuele vriend hebben gekregen.’ Triest schudde hij zijn hoofd. ‘Wat hebben we toch verkeerd gedaan, Adriaan? We laten ze buiten de deur werken, we laten ze zelfs preken in de kerk, ze rijden auto, we hebben godbetert een vrouwelijke kapitein bij de marine, we hebben ze allerlei apparaten gegeven om het huishouden gemakkelijker te maken, en toch haten ze ons nog steeds, en hebben ze liever seks met een keukenkwastje dan met een man.’

Mijn vader gaf een schop tegen mijn dozen en zei: ‘Veel om trots op te zijn heb je niet, hè, na vierendertig jaar?’

Toen hij weg was, ben ik op mijn tienerbed gaan liggen en heb ik ongeveer anderhalve minuut gehuild.

Vrijdag 15 november

Sian en Helen hebben me vanochtend naar Rat Wharf verhuisd. Tegenwoordig heb ik een indrukwekkend adres: The Old Battery Factory, Unit 4, Rat Wharf, Grand Union Canal, Leicester. Het is helemaal naar mijn smaak: heel kaal, en heel manlijk en rauw.

Toen de ‘meiden’ de zware dozen met boeken naar boven zeulden, deed ik de schuifdeur open en ging ik op het stalen balkon staan om uit te kijken over het kanaal. Een bende zwanen zwom meteen op me af en begon agressief te blazen. De grootste, die me om de een of andere reden doet denken aan sir John Gielgud, de beroemde klassieke acteur, was uitzonderlijk vals. Een ouderwetse zwerver, met een touw om zijn broek, wankelde langs aan de overkant. Om de paar stappen nam hij een teug uit een blikje bier.

Vanaf mijn hoge uitkijkpost boven het water zag ik op de oever van het kanaal meerdere winkelwagentjes, melkkratten en honderden blikjes bier liggen. Het water had iets merkwaardig fosforachtigs, en er steeg een smerige stank van op die er beslist niet was geweest toen ik het pand in oktober bekeek. Ik had best langer op het balkon willen blijven staan, maar om je eerlijk de waarheid te vertellen, dagboek, ik werd naar binnen gedreven door de kwaadaardige blik van Gielgud, de grootste zwaan.

Ik vroeg Sian wat ze van mijn loft vond.

‘Het kan heel gezellig worden met wat kleur op de muren en een paar leuke meubeltjes,’ zei ze.

Ik zei dat ‘gezellig’ wel het laatste was wat ik wilde, en legde uit dat ik een simpel leven wil gaan leiden, een beetje zoals Mahatma Gandhi.

Helen wees op de doos met mijn kleren. ‘Wat zit daar dan in, lendendoeken?’

Ik vertelde dat Tarzan de man van de lendendoeken was, terwijl Gandhi een dhoti droeg, iets geheel anders.

Voordat ze weggingen, vertelde Helen me dat ze een aantal zwanen hadden gezien op het parkeerterrein, toen ze de dozen uit de auto haalden. ‘Een opdringerige horde,’ volgens haar, en ze voegde er waarschuwend aan toe: ‘Wist je dat een zwaan iemands arm kan breken?’

Ik heb ze tachtig pond betaald, geld dat ik eigenlijk niet kan missen. Ik was blij toen ze weggingen. Ik wilde rondlopen in mijn schitterende ruimte en luisteren naar mijn eigen voetstappen op de brede houten vloerdelen.

Ik pakte mijn boeken uit en legde ze op alfabetische volgorde op stapeltjes terwijl ik wachtte op de monteur van NTL. De zwanen bleven buiten voortdurend herrie maken. Af en toe vloog Gielgud langs mijn raam. Ik was vergeten dat zwanen kunnen vliegen. Ik had het akelige gevoel dat hij me bespioneerde en de spot met me dreef omdat ik maar zo weinig spullen heb.

Om vier uur belde ik NTL om te vragen waar de monteur bleef. Een dame beloofde me te bellen op mijn gsm als ze hun ‘veldwerker’ had gesproken.

Marigold belde om te vragen of ik genoot van de eerste middag in mijn nieuwe appartement. Ik vertelde haar van de zwanen. ‘Pas maar op, Adriaan,’ zei ze. ‘Wist je dat een zwaan iemands arm kan breken?’

Ik zei, nogal geïrriteerd wellicht, dat ik dat al wist sinds ik vier was.

Ze bedankte me voor mijn krabbeltje en voegde er met een lachje aan toe. ‘Je briefje heeft iets dubbelzinnigs. Je kunt het op twee manieren lezen, en op allebei de manieren lijkt het alsof je me de bons geeft.’ Weer een kort lachje. ‘Je geeft me toch niet de bons, hè, Adriaan?’

Waarom heb ik niet naar waarheid geantwoord, dagboek? Waarom heb ik haar niet verteld dat ik na elk samenzijn met haar het gevoel heb dat we in een uitzichtloze en vreugdeloze wereld leven? Morgen komt ze langs na haar werk.

Om halfzes ging mijn telefoon, en een NTL-persoon liet me weten dat de veldwerker een poging had gedaan om zich op mijn adres te melden, maar dat hij op het parkeerterrein was aangevallen door zwanen. ‘Wist u dat een zwaan iemands arm kan breken?’ voegde ze eraan toe.

Ik heb afgesproken dat ik morgenochtend om tien uur op het parkeerterrein zal zijn om de NTL-monteur naar mijn appartement te escorteren.

Aangezien ik nu nog bedloos ben, heb ik een platform gemaakt van boeken, en daar ben ik op gaan liggen in mijn slaapzak. Het werd een onrustige nacht; Frankenstein prikte in mijn ribben en hield me uit mijn slaap.

Zaterdag 16 november

Nog steeds geen NTL. De monteur weigerde uit zijn auto te komen omdat Gielgud en de andere zwanen rondliepen over het parkeerterrein als koppensnellers op het oorlogspad. Voordat hij wegreed, zei hij nog: ‘Wist u dat een zwaan iemands arm kan breken?’

Ik kwam de eigenaar van Unit 2 tegen op de trap. Hij is hoogleraar in golfbaanbeheer aan de Montfort University. Hij heet Frank Green. Hij bevestigde dat de zwanen een plaag zijn en vertelde dat hij overweegt zijn appartement te verkopen en om te zien naar een locatie bij elke vorm van water uit de buurt.

Ik ging naar Debenhams en biechtte een aardige dame achter de toonbank van de meubelafdeling op dat ik geen geld heb. Ze was het met mijn moeder eens dat een klantenkaart mijn probleem zou oplossen en maakte me erop attent dat ik tien procent korting zou krijgen op al mijn aankopen als ik de kaart vandaag nog in gebruik nam. Binnen een kwartier—na een leugen over mijn salaris en het tonen van mijn paspoort en Visacard—had ik een bestedingslimiet van £ 10.000.

Het was beter geweest als ik iemand bij me had gehad, een verstandig iemand. Heb ik nou echt een witte badstof badjas nodig? Is een witte bank met niet-afneembare bekleding een verstandige aankoop? En heb ik nou echt een thuisbioscoop nodig, met een bioscoopscherm en dolby surround geluid?

Ik heb nog nooit op een futon geslapen, maar ik was te verlegen om het bed in de winkel uit te proberen. Ik heb het toch maar gekocht. Verder heb ik boekenkasten aangeschaft, een aluminium bistrotafel met bijpassende stoelen voor op het balkon, een design broodrooster en dito espressoapparaat (allebei een absolute must voor loftbewoners).

Ik belde Sian en Helen en vroeg of ze tijd hebben om al deze spullen op te halen bij het magazijn van het warenhuis. We spraken om vier uur af.

In het tussenliggende uur heb ik een zeskantig zwart servies gekocht, een wijnrek en een fles olijfolie extra-extra vierge, die Debenhams importeert van een bedrijfje waar een goede vriend van Gore Vidal de scepter zwaait.

Toen Sian en Helen er eindelijk waren, zat ik als een moderne Howard Hughes tussen al mijn nieuwe aankopen, een slachtoffer van de consumptiemaatschappij.

‘Ik dacht dat je krap bij kas zat,’ merkte Sian op.

Ik vertelde haar van de klantenkaart, en Helen vroeg hoeveel rente ik zou gaan betalen. Toen ik zei dat het rentepercentage negenentwintig procent bedroeg, zei ze: ‘Laat die spullen hier staan, lever die kaart weer in, en stap in de auto, dan geef ik plankgas.’

Maar, dagboek, dat kon ik onmogelijk doen. Wat heeft het nou voor zin om in een loft te wonen als je niet in je witte badjas over je houten vloeren kunt lopen, als je niet op je witte bank kunt zitten terwijl het espressoapparaat opwarmt, als je vervolgens niet met je geurige verse koffie aan de gegalvaniseerde tafel op je balkon kunt gaan zitten, waar al een zeskantig zwart bordje met een knapperige verse croissant erop klaarstaat?

Marigold heeft het gepresteerd om mijn prachtige houten vloer onder de zwanenstront te smeren. Ze vroeg om een emmer en een dweil om de boel schoon te maken, en toen ik haar geërgerd liet weten dat ik nog niet in de gelegenheid ben geweest om dat soort platvoerse artikelen aan te schaffen, zei ze tegen me: ‘Het leven bestaat niet alleen uit witte banken en olijfolie extra-extra vierge, weet je.’

Ze had een cadeautje voor mijn nieuwe huis bij zich: een verzameling bungelende veertjes, die zij een ‘droomvanger’ noemde. Het schijnt de bedoeling te zijn dat de veertjes mijn dromen vangen en zorgen dat ze uitkomen. Ik heb Marigold maar niet verteld dat ik met enige regelmaat droom dat Pandora Braithwaite zich voor me op haar knieën laat vallen en me smeekt om de liefde met haar te bedrijven.

We hebben een tijdje op het balkon gezeten en koffie gedronken. Marigold droeg een regenboogvariant op de bomentrui die haar vader nu al een maand elke dag aanheeft, maar na een tijdje begon ze te rillen. ‘Ik vat altijd snel kou,’ zei ze. ‘Nu wil ik graag weer naar binnen.’

Toen ze vroeg of ze gebruik kon maken van mijn toilet, voelde ik me verplicht haar te vertellen dat ik haar door de glazen bouwstenen vaag zou kunnen zien, waarop ze zei dat ze dan liever wachtte tot ze weer thuis was. Ik hoopte dat dit haar bezoek zou bekorten.

Ze zat erbij toen ik mijn thuisbioscoop uitpakte en was hevig verontwaardigd over de berg verpakkingsmaterialen. Op drammerige toon begon ze de gevaren van piepschuim op te sommen, waarop ik het spul onwillekeurig in bescherming nam. Ik zei dat het heel bijzonder materiaal is, buitengewoon praktisch en licht. Al snel hadden we een verhitte discussie over natuurlijke hulpbronnen. Op de een of andere manier kwamen we zo op de brief die ik haar op 12 november schreef, en die ze woord voor woord uit haar hoofd bleek te kennen.

‘Vroeg of laat krijg ik van al mijn vriendjes zo’n soort brief,’ zei ze.

Ze raapte een stuk piepschuim op en verkruimelde het tussen haar vingers. Tot mijn ergernis blies een tochtvlaag de balletjes door de hele kamer. Ik had haar op dat moment moeten vertellen dat ik het uitmaakte, het was per slot van rekening de eerste dag van mijn nieuwe leven. Maar het ontbrak me aan de moed, en ik hoorde mezelf ja zeggen op een uitnodiging om morgen, zondag, bij haar en haar ouders in Beeby on the Wold thee te komen drinken.

Rosie belde en smeekte om minimaal tweehonderd pond. Ze zei dat Simons dealer dreigde Simons beide benen te breken. Ik heb haar naar waarheid verteld dat ik duizenden ponden rood sta.

Ik vroeg of ze al was begonnen met het schrijven van haar dissertatie.

‘Stik de rotmoord,’ zei ze.

Ik nam aan dat dit ‘nee’ betekende.

Ik adviseerde haar om het uit te maken met Simon.

‘Dat kan ik niet doen,’ zei ze. ‘Hij heeft me nodig. Zijn vrienden willen niet meer met hem praten. Hij heeft vannacht in een cel op het politiebureau gezeten omdat hij een collectebus van de kankerstichting had gestolen.’

Zondag 17 november

Onwennig geslapen op mijn nieuwe futon. Ik ben het niet gewend om zo dicht bij de grond te liggen. Ik werd om vijf uur wakker en heb een uur lang liggen tobben over de thee bij de familie Flowers. Daarna heb ik een half hoofdstuk van John Majors autobiografie gelezen. Daar val ik altijd bij in slaap.

Later werd ik wakker van mijn vader, die schreeuwde: ‘Achteruit, smerige loeders, achteruit!’

En mijn moeder die krijste: ‘George, George, pas toch op! Wist je dat een zwaan iemands arm kan breken?’

Ik deed mijn witte badjas aan, ging naar het balkon en keek naar beneden. De zwanen hadden mijn ouders omsingeld op het jaagpad. Mijn vader stak een opgerolde krant uit alsof het een rapier was en hij de graaf van Monte Cristo. Terwijl ik stond te kijken, trokken de zwanen zich terug, om zich in het midden van het kanaal te hergroeperen. Ook nu weer staarde Gielgud me aan. Ik zweer het je, dagboek, dat beest grijnsde. Wat heeft hij toch tegen me?

De schoenen van mijn ouders zaten onder de zwanenstront, dus die hebben ze uitgedaan voordat ze binnenkwamen.

Zwijgend liepen ze rond. ‘190.000 pond voor zoiets,’ zei mijn vader. ‘Het is gewoon een grote kamer met een glazen plee!’

‘Als je straks vloerbedekking hebt, ziet het er meteen een stuk gezelliger uit,’ zei mijn moeder.

Ze staken allebei een sigaret op, maar ik vertelde dat er in mijn loft niet gerookt mag worden en nam ze mee naar het balkon. De zwanenveren wapperden in een stijve bries.

Mijn moeder gaf me een ansichtkaart van een maanlandschap. Ik begreep er niets van, totdat ik hem omdraaide. Het was een kaart van Glenn op Tenerife.

Beste Pa,

De jongens en ik hebben het te gek leuk hiero. Het is bloedheet en ik ben bruin geworden. Ik kreeg een telefoontje van mama. Ze vertelde dat jij en Ryan hebben gevochten in de winkel. Ik hoop dat je hem flink te grasen hebt genomen, pa. Je hoeft er niet meer over in te zitten dat onze vakantie niet doorging. Binnenkort ga ik met het leger naar Cyprus. Ha ha ha.

 

Hartelijke groet,

Je zoon, Glenn

Ik zette koffie en bracht mijn ouders een kopje op het balkon.

‘Zie je die hoge brug daar in de verte, Pauline?’ zei mijn vader net. ‘Nou, onder die brug heb ik het voor het eerst gedaan, met Jean Arbuthnut. Ik was zeventien en ik had het gevoel dat ik de loterij had gewonnen.’

‘Toch wel met condoom?’ zei ze.

‘Een condoom?’ herhaalde hij. ‘Niemand gebruikte condooms in de jaren vijftig.’

‘Dan is het een wonder dat ze niet zwanger is geraakt,’ merkte mijn moeder afkeurend op.

‘We hebben het staand gedaan, Pauline,’ legde hij uit alsof hij het tegen een mongool had. ‘Je kunt niet zwanger raken als je het staand doet, niet de eerste keer.’

Toen ze hun sigaret op hadden, zochten ze naar een asbak. Die is er niet, dus gooiden ze hun peuken in het kanaal.

Mijn moeder hielp me bij het opzetten en installeren van mijn thuisbioscoop terwijl mijn vader de krant las en zich af en toe beklaagde over het gebrek aan seksuele moraal bij de jeugd van tegenwoordig.

Toen hij opstond om naar de wc te gaan, gaf ik hem de gebruikelijke waarschuwing, maar dat bleek hem volstrekt niet te deren. ‘Ik heb niets wat je moeder en jij niet al eens eerder hebben gezien,’ zei hij.

Toch heb ik wel de andere kant op gekeken, al kon ik het oorverdovende klateren van zijn urine duidelijk horen. Hij urineert, poept, hoest, niest en boert luider dan alle andere mannen die ik ken. Ik begrijp niet hoe mijn moeder het uithoudt.

Toen de geluidsinstallatie was geïnstalleerd en de boxen waren aangesloten, ging ik op zoek naar mijn cd van Phantom of the Opera. Het geluid stond per ongeluk op zijn hardst, en Sarah Brightmans openingskreten bliezen ons haast naar buiten. Ik zette snel het geluid zachter, maar de vloerdelen en de glazen bouwstenen van de badkamer bleven meetrillen. Professor Green in het appartement beneden me bonkte tegen mijn vloer. Iemand anders in het appartement boven me bonkte tegen mijn plafond. Ik werd me pijnlijk bewust van mijn buren.

Mijn moeder vertelde me dat ze Rosie gisteren heeft gebeld.

‘Hoe klonk ze?’ vroeg ik.

Mijn moeder grijnsde van oor tot oor. ‘O, geweldig. Het gaat echt zó goed met haar. Ze is bijna klaar met haar proefschrift en ze heeft een schat van een vriend, Simon. Ze had tweehonderd pond nodig om een nieuwe printer voor haar computer te kopen, zodat ze haar proefschrift kan printen.’

Wat weten onze ouders toch weinig van ons. Liegen mijn kinderen ook tegen me?

Vlak voordat ze weggingen, vertelde mijn vader dat hij bij Ladbrokes had gewed dat Hans Blix, de wapeninspecteur van de VN, geen massavernietigingswapens zal vinden als hij morgen teruggaat naar Irak.

‘Een zot en zijn geld,’ snoof mijn moeder. ‘Tony Blair weet iets wat wij niet weten. Hij heeft inzage in geheime documenten, George. Hij leest alle verslagen van de inlichtingendiensten. Hij staat in rechtstreeks contact met de buitenlandse veiligheidsdienst, de binnenlandse veiligheidsdienst, de CIA, de FBI, de Mossad en Rupert Murdoch.’

‘Wij hebben tegen Adriaan gelogen over elfjes toen hij aan het wisselen was, Pauline,’ betoogde mijn vader. ‘Hij was al elf toen hij ontdekte dat ik een pond onder zijn kussen legde voor elke tand die loskwam, en niet dat stomme elfje Tinkelbel.’

‘En wat wil je daarmee zeggen?’ vroeg mijn moeder.

‘Dat de mensen die we vertrouwen tegen ons liegen!’ brulde hij. ‘Denk eens aan Jeffrey Archer.’

Mijn vader was een groot fan van Archer, en hij voelde zich bedrogen toen bleek dat Archer tijdens zijn eerste proces had gelogen.

Toen ik stopte voor Huize Flowers in Beeby on the Wold, stormde Marigold naar buiten om me te begroeten.

‘Een paar tips,’ zei ze nerveus. ‘Vertel niet dat je in een loft woont, of dat je vader vroeger elektrische kacheltjes verkocht, dat je ouders roken, dat je zoon in het leger zit of dat je vroeger optrad met beesten. En alsjeblieft, ik smeek het je, zeg niets over Mexico.’

Ik zei dat ik nog nooit in Mexico ben geweest, dat ik geen Mexicanen ken en zelfs geen Mexicaans spreek, dus dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat ik Mexico ter sprake zou brengen. Ik wierp tegen dat ik door al deze aanwijzingen gedwongen zou zijn om tijdens het gehele bezoek te zwijgen.

Marigold zei: ‘Beperk je nou maar tot boeken en hoe geweldig ik ben.’

Met sombere voorgevoelens en Marigold zwaar hangend aan mijn arm ging ik naar binnen.

Ik had een bosje bloemen voor Netta gekocht bij het BP-station. Toen ik haar de bloemen gaf, zei ze: ‘Wat leuk, een bezineboeket. Ik weet zeker dat ze nog te redden zijn als ik ze nu meteen in het water zet. Ik ben zo terug.’

Ze snelde weg met het boeket alsof het een levensbedreigende situatie betrof en ze het naar de intensive care moest brengen.

Michael Flowers zat in zijn werkkamer. Hij deed alsof hij zo compleet verdiept was in een groot, in leer gebonden boek dat hij het niet merkte toen Marigold op de halfgeopende deur klopte en naar binnen liep, met mij op haar hielen. De bomentrui zag er verschrikkelijk uit. Hij schoof zijn bril boven op zijn hoofd en kwam overeind.

‘Welkom in mijn heiligdom, jongeman,’ zei hij. ‘Ik bestudeerde net de verschillende betekenissen van je achternaam. Het schijnt, Adriaan, dat een mol een in de grond levend zwart spitssnuitig zoogdier is, dat zich voornamelijk voedt met larven en regenwormen. Verder slaat ‘mol’ op het ondergrondse gedeelte van een molploeg, op pelswerk afkomstig van de mol, of op een infiltrant⁄spion. Welk van deze beschrijvingen is op jou van toepassing?’

Door het raam zag ik Netta, die de helft van het boeket dat ik haar net had gegeven op een grote composthoop achter in de tuin gooide.

Marigold schoot me te hulp. ‘Volgens mij is Adriaan een soort spion. Hij doet altijd zo geheimzinnig.’

‘Integendeel, Marigold,’ wierp ik tegen. ‘Mijn leven is een open boek.’

‘Ach ja, boeken,’ zei Michael Flowers. ‘Marigold vertelde me dat je werkt voor die vreselijke oude libertijn Hugh Carlton-Hayes.’

Ik dacht aan meneer Carlton-Hayes’ vriendelijke gezicht, zijn truien en zachte zilvergrijze haar, en voelde me verplicht hem te verdedigen. ‘Meneer Carlton-Hayes is de fatsoenlijkste man die ik ken.’

‘Voorlopig laat ik je in die waan, Adriaan,’ zei Flowers.

Een chagrijnig meisje met onvoorstelbaar lang haar en een T·shirt met het woord ‘Bitch’ erop beende de kamer binnen en snauwde: ‘Ik heb opdracht gekregen om jullie te laten weten dat de thee bijna klaar is.’

Het was Poppy, Marigolds middelste zus, die tijdelijk terug is bij haar ouders om bij te komen van een ongelukkige liefdesrelatie met een collega-wiskundeleraar.

Ik werd meegenomen naar de zitkamer, waar ik plaatsnam en werd voorgesteld aan de katten Saffron en Fleur.

Poppy heeft het langste haar dat ik ooit heb gezien. Het schijnt dat ze het al sinds haar twaalfde laat groeien. Ze friemelde ermee, trok het over haar schouders, streek het naar achteren, ging erop zitten, draaide het boven op haar hoofd in een knot en liet het weer vallen. Ik wist dat er van me werd verwacht dat ik iets over de lengte van haar haar zou zeggen, en over het feit dat ze haar hele persoonlijkheid om deze lange manen had opgebouwd, maar ik kon mezelf er niet toe brengen.

Marigold zei: ‘Poppy heeft er vierenhalf uur voor nodig om haar haar te drogen.’

Afgezien van een kort knikje, heb ik niet gereageerd.

Ik kon kiezen tussen verschillende soorten thee: appel en zwarte bessen, brandnetel, pepermunt of basilicum en bernagie.

‘We kweken en drogen onze eigen kruiden,’ zei Netta wervend. ‘Er zijn geen smaak- of kleurstoffen toegevoegd. Alles is volkomen zuiver.’

Ik kreeg een bordje met kleverige bruine klonten aangereikt. Dit bleken scones te zijn die Netta zelf had gebakken van op een molensteen gemalen meel dat haar wordt opgestuurd vanuit een windmolen in Somerset.

‘We proberen zo veel mogelijk te eten zoals in de Middeleeuwen,’ legde Michael Flowers uit. ‘Toen werd er tenminste nog niet met al ons voedsel geknoeid.’

Ik had flinke trek en had heel wat willen geven voor een schaal kunstmatig gekleurde en gezoete bokkenpootjes, maar moest genoegen nemen met een scone, waar ik nu en dan een hapje van nam. Het ding smaakte alsof het in 1307 voor Christus was gebakken boven een vuurtje van twijgjes en gedroogde koeienstront.

Na enige tijd kwam het gesprek op de afwezige Daisy, Marigolds oudste zus, die haar ouders een week geleden een brief heeft geschreven waarin ze hen van alles en nog wat verwijt en hun de schuld geeft van een ongelukkige jeugd.

‘Arme Daisy,’ verzuchtte Michael Flowers. ‘Ze is altijd al een vreemd kind geweest.’

Netta, Marigold en Poppy begonnen af te geven op Daisy, die in Londen iets in de public relations doet.

Hoe meer ze op haar afgaven, des te aardiger ik haar vond overkomen. Het schijnt dat ze haar gezondheid en haar voeten in gevaar brengt door op naaldhakken en veel te bloot gekleed allerlei premières en boekpresentaties af te lopen.

‘Zo’n oppervlakkig leven,’ zei Michael hoofdschuddend. Hierop begon mijn verhoor. ‘We weten zo weinig van je, Adriaan. Vertel eens wat over je ouders.’

Ik vertelde dat de ouders van mijn moeder, de Sugdens, aardappelboeren waren geweest in Norfolk.

‘Ja,’ beaamde hij, ‘je hebt wel iets van een aardappeleter.’

Vervolgens vertelde ik dat de ouders van mijn vader uit een familie van ongeschoolde fabrieksarbeiders in Leicester kwamen.

‘Daar hoefje je heus niet voor te schamen,’ zei hij.

Waarop ik hem liet weten dat ik me in de verste verte niet schaam.

‘Onze stamboom gaat terug tot aan de Magna Carta,’ vertelde Flowers me. ‘Heeft jouw familie een stamboom?’

Ik weet werkelijk niet waarom ik het heb gezegd, dagboek. Zodra de woorden over mijn lippen waren had ik er spijt van, vooral toen ik zag hoe verdrietig Marigold keek. Als excuus kan ik aanvoeren dat ik tot het uiterste op de proef werd gesteld. Ik wilde Michael Flowers in verlegenheid brengen.

‘De Sugdens waren kleine landeigenaren, en ze worden al vermeld in het Domesday Book van 1086, en de Moles waren naar alle waarschijnlijkheid Mexicaanse vluchtelingen die in hun eigen land vanwege hun geloof werden vervolgd en naar Engeland zijn gekomen toen de Mayflower naar huis terugkeerde.’

Flowers trok aan zijn baard en mompelde: ‘Mexicanen.’ Toen stond hij op en verliet hij de kamer. ‘Ik moet hout hakken.’

Zwijgend liep Marigold met me mee naar de auto.

Vlak voordat ik wegreed zei ze: ‘Dat was ontzettend gemeen van je. De Mayflower is nooit naar huis teruggekeerd.’ Ze schoof haar slanke vingers onder haar bril en veegde haar ogen af.

Ik bood mijn excuses aan en hoorde mezelf voor de zoveelste keer een afspraak met haar maken.

Toen ik door het zacht glooiende landschap van Leicestershire reed, dacht ik na over meneer Carlton-Hayes. Ik weet niets over zijn leven. Af en toe heeft hij het over zijn partner, Leslie. Ik heb geen idee of Leslie een man of een vrouw is.

Het was al donker toen ik het parkeerterrein naast mijn huis op reed, maar achter enige rietstengels kon ik een witte vorm ontwaren. Het was Gielgud, die me begluurde toen ik uit mijn auto stapte en naar de ingang van de oude accufabriek rende.

Het beest heeft een ongezonde belangstelling voor mijn doen en laten.

Maandag 18 november

Vandaag over het jaagpad naar mijn werk gelopen. Nergens zwanen te bekennen, maar wel een schrikbarend aantal ratten. Op een gegeven moment voelde ik me net de Rattenvanger van Hamelen.

Dinsdag 19 november

We waren bezig met de reorganisatie van de afdeling reisboeken toen ik meneer Carlton-Hayes vroeg of hij kinderen had. Hij vertelde dat hij een zoon heeft, Marius, die in een gesloten psychiatrische inrichting verblijft, en een dochter, Claudia, die in Ethiopië werkt, waar ze voedsel distribueert voor UNICEF. ‘Leslie en ik zijn ongelooflijk trots op ze,’ zei hij en hij voegde er zacht aan toe: ‘Op allebei.’ Nu weet ik nog steeds niet of Leslie de moeder van zijn kinderen is of een mannelijke zielsverwant.

Vanavond kwam Parvez onverwacht langs. Toen ik de deur opendeed kwam hij hijgend en zwetend binnen, na een wilde achtervolging door ‘een of ander groot wit ding’ over het parkeerterrein.

Ik vertelde hem dat het vermoedelijk Gielgud was geweest, de zwaan.

Parvez zei: ‘E. Z.K.I.A.B. W.J.’

Hij keek om zich heen in mijn appartement en bewonderde mijn nieuwe meubels, waarna hij me allerlei pijnlijke financiële vragen begon te stellen. Uiteindelijk sloeg ik door en bekende ik dat ik een klantenkaart had. Theatraal sloeg hij met een hand tegen zijn hoofd. ‘Waar is die kaart?’

Ik haalde de kaart uit mijn portefeuille en gaf die aan hem. Hij grabbelde in zijn zak, haalde er een klein zakmes uit, peuterde net zolang totdat het minischaartje uitklapte, en daarmee knipte hij mijn kaart doormidden. ‘Op een dag zul je me dankbaar zijn,’ voorspelde hij.

Ik heb hem niet verteld dat ik op die kaart nog maar £ 89 te besteden heb en de firma Debenhams £ 9.911 schuldig ben.

Parvez vroeg of ik zaterdag naar de reünie van onze middelbare school ga, het Neil Armstrong Lyceum.

Ik zei dat wilde paarden me nog niet naar zo’n reünie konden sleuren, en dat ik gruwde bij de gedachte dat ik Bolleboos Henderson en mijn andere dodelijk saaie klasgenoten terug zou zien.

Ik zit dringend om geld verlegen, dus heb ik Latesun Ltd geschreven en met juridische stappen gedreigd als ze me niet onmiddellijk mijn voorschot van £ 57,10 teruggeven. Ik heb gezegd dat Engeland op het punt staat Irak binnen te vallen, op grond van het feit dat Saddam Hoessein over massavernietigingswapens beschikt. Welk bewijs kan nou zwaarder wegen dan dit?

Woensdag 20 november

Volle maan

Na het werk met Marigold een hapje gaan eten bij Wong. Ze droeg iets wat eruitzag als een veel te groot kruippakje van roze fleece.

Wayne Wong vroeg of ik naar de reünie ging.

Ik zei dat ik andere plannen had, en Marigold glimlachte en kneep in mijn hand.

‘Pandora komt er speciaal voor uit Londen,’ voegde Wayne eraan toe. ‘Ze overhandigt een onderscheiding aan juf Fossington-Gore, die aan het eind van dit trimester met pensioen gaat. Barry Kent komt ook. Hij heeft een minibus voor de school gekocht.’

‘Je bedoel toch niet dé Barry Kent, de schrijver en dichter?’ zei Marigold hijgend.

‘Adriaan zat op school in Barry’s vriendenclub,’ vertelde Wayne.

‘Een week maar,’ corrigeerde ik.

‘O, ik ben gek op zijn werk,’ verzuchtte Marigold. ‘Ik ken al zijn gedichten uit mijn hoofd. Kun je misschien aan hem vragen of hij mijn boeken van hem wil signeren?’

Ik mompelde iets over de onwaarschijnlijkheid dat ik hem zou tegenkomen.

‘Waarom gaan we zaterdag niet samen?’ opperde Marigold.

Ik kreeg de rillingen bij het idee. Ik wil Marigold niet aan mijn vrienden voorstellen, vooral niet aan Pandora.

Ik zei dat ik zaterdagavond aan mijn boek Roem en waanzin moest werken, maar dat was een leugen. Ik laat me nergens door weerhouden als ik Pandora kan zien, zelfs al zijn daar dan andere oudere jongeren van mijn jaar bij.

Ik bracht Marigold thuis. Ze hield haar hoofd weggedraaid en keek uit het raampje naar buiten, al was er niets te zien. Af en toe snufte ze en snoot ze haar neus. Op een gegeven moment vroeg ik of ze huilde.

‘Ik heb nog niet één van je vrienden ontmoet,’ zei ze. ‘Schaam je je soms voor me?’

‘Je hebt Wayne Wong toch ontmoet,’ merkte ik op.

‘Alleen maar omdat jij van Chinees eten houdt en hij je tien procent korting geeft,’ voerde ze aan. ‘Wanneer neem je me mee naar je ouders?’

‘Dat zou slecht zijn voor je gezondheid, Marigold,’ waarschuwde ik. ‘Het zijn allebei kettingrokers.’

‘Dan neem ik van tevoren een snuifje van mijn inhalator.’

Dit keer was ik zo voorzichtig om geen afspraak met haar te maken.

Donderdag 21 november

Vanochtend werd ik gewekt door het geluid van steigerpalen die in een vrachtwagen werden gesmeten. Het pand naast het mijne moet binnenkort opgeleverd worden. Toen ik erlangs liep onderweg naar de boekwinkel, werd er net een bord opgehangen boven de deur. Zo te zien komt er een restaurant op de benedenverdieping, Casablanca.

Ik vroeg een van de bouwvakkers of hij wist wanneer de opening werd verwacht.

‘Twee maanden geleden,’ zei hij.

Ik vind het cynisme van de Engelse arbeiders werkelijk enorm deprimerend.

Vrijdag 22 november

Een SMS’je gestuurd naar Bolleboos Henderson, die de reünie organiseert, om hem te laten weten dat ik kom, en tevens bereid ben tien pond bij te dragen aan het buffet en het afscheidscadeau voor juf Fossington-Gore.

Glenn belde om te vertellen dat hij naar een geheime locatie is overgeplaatst en binnenkort met zijn woestijntraining zou beginnen.

Toen ik hem vroeg of hij in Engeland was, zei hij: ‘Ja. Maar meer kan ik er niet over loslaten.’

Hij vertelde me dat Ryan er nog steeds van droomt om mij in elkaar te slaan.

‘Bedankt voor de informatie, Glenn,’ zei ik sarcastisch.

‘Graag gedaan, pa,’ zei hij. ‘Ik vond dat je het moest weten.’ Hij voegde er ‘Het beste, pa’ aan toe en hing op.

Uit nieuwsgierigheid belde ik 1471, en een robot gaf me het nummer waardoor ik net was gebeld. Ik draaide het, en na een paar keer overgaan zei een stem: ‘Aldershot Barracks.’ Hoezo geheime locatie? Ha!

Het was een drukke dag in de winkel. Sommige mensen zijn al met hun kerstinkopen begonnen. Ik heb voor £ 25 A Christmas Carol verkocht, en meneer Carlton-Hayes kocht voor £ 30 een bijzondere uitgave van Scoop van een oude man die zijn verzameling Waughs verkoopt om zijn gasrekening te kunnen betalen.

Ik vroeg meneer Carlton-Hayes of hij wist waarom Michael Flowers iets tegen Mexico en Mexicanen heeft. Hij grinnikte zacht en vertelde dat Flowers’ eerste vrouw Conchita een Mexicaanse was geweest. Ze kon niet aarden in Leicestershire en schijnt er uiteindelijk met een slager uit Melton Mowbray vandoor te zijn gegaan, terug naar Mexico.

Zaterdag 23 november

Ik wist niet wat ik aan moest naar de reünie en belde Nigel om advies te vragen. Hij zei: ‘Draag gewoon de kleren waar je je prettig in voelt, Moley.’

Dat was niet het moment om hem te vertellen dat ik me in geen van mijn kleren ooit prettig voel. Het is geen kwestie van coupe of kleur; het is een kwestie van stijl. Wie ben ik? En wat wil ik over mezelf uitdragen?

Ik vroeg Nigel wat hij aan zou doen, en hij zei: ‘Paul Smith.’

Ik zou ook op zoek moeten gaan naar een ontwerper die bij mijn persoonlijkheid past.

Na lang aarzelen mijn marineblauwe pak van Next aangedaan, met een wit overhemd en een das van rode zijde. Ik heb met het nagelschaartje mijn pony bijgeknipt en mezelf royaal met Boss-aftershave besprenkeld.

Onderweg Nigel opgehaald. Ik moest frustrerend lang wachten terwijl hij rondstrompelde door zijn appartementje, op zoek naar zijn sleutels, zijn jas en de witte stok die hij is gaan gebruiken nadat hij op straat als een stripfiguur in een kuil van het kabelbedrijf is gekukeld. Ik bood niet aan hem te helpen, want ik heb blinde mensen op de radio vaak genoeg horen zeggen hoe ergerlijk ze het vinden dat andere mensen hen voortdurend alles uit handen nemen.

Na minutenlang vruchteloos zoeken viel Nigel nijdig uit: ‘Jezus, Moley, je kunt me toch wel even helpen!’

In de auto zei ik tegen hem dat hij echt iets aan zijn slordigheid moet doen en dat hij moet leren om zijn spullen steeds op dezelfde plek te leggen, zodat hij ze gemakkelijk terug kan vinden. Ik vroeg hem hoe hij financieel rondkomt nu hij geen werk meer heeft.

Hij vertelde dat hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt. Ik probeerde hem op te vrolijken door een grapje te maken. ‘Dus Paul Smith is exit, en nu ga je helemaal voor Zeeman?’

Nigel glimlachte niet eens. Volgens mij is hij tegelijk met zijn gezichtsvermogen ook zijn gevoel voor humor kwijtgeraakt.

Ik hielp hem uit de auto en begeleidde hem over het parkeerterrein naar de aula van de school. Hij liep als een slak en struikelde telkens over zijn witte stok. ‘Jezus, man,’ bitste hij op een gegeven moment. ‘Je sleurt me mee alsof ik een vuilniszak ben.’

Bij de deur van de aula werden we begroet door een of andere kale oude knar met een uilenbril en een Charlie Chaplin-pak. Het was Bolleboos Henderson, die er op zijn vijfendertigste oud en afgeleefd uitziet.

We betaalden tien pond, en Henderson gaf ons lootjes voor de loterij. De eerste prijs was een rondleiding door het Lagerhuis en thee op een terrasje met Pandora. De tweede prijs was een gesigneerde eerste druk van Barry Kents Aden Vole. Als derde prijs was er een reusachtige teddybeer, gedoneerd door Elizabeth Sally Stafford (meisjesnaam Broadway), die tegenwoordig haar eigen bedrijf heeft als interieurontwerpster.

Een aantal van mijn vroegere klasgenoten is onherkenbaar veranderd. Claire Nelson, die vroeger warrige blonde krullen en prachtige zoenlippen had, is nu een gespannen, nerveuze vrouw. Ze keek de hele tijd op haar horloge en vroeg zich hardop af of de kinderen wel in bed lagen.

Craig Thomas zwaaide vanachter de apparatuur van zijn mobiele disco Funk Down Sounds. Hij droeg een honkbalpet achterstevoren en was de enige die danste op Michael Jacksons ‘Billy Jean’.

Barbara Bowyer en Victoria Louise Thomson stonden aan de geimproviseerde bar en gaven af op de afwezige Pandora; ze klaagden dat Pandora sinds ze is gekozen nog niets voor vrouwen heeft gedaan.

Toen ze mij en Nigel zagen, krijsten ze: ‘Aidy! Nige!’ En ze renden naar ons toe om ons te omhelzen. Ik vroeg Victoria Louise wat ze deed voor de kost, en ze zei: ‘Ik trouw met steeds oudere mannen, schat.’

Ze is momenteel bezig om te scheiden van nummer drie en maakt plannen voor een huwelijk met nummer vier. Later die avond hoorde ik haar zeggen: ‘Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst groente heb schoongemaakt. In 1995, geloof ik.’

Barbara Bowyer was veruit de mooiste vrouw in de aula. Vroeger was ze hoofdzuster op de hartafdeling van het Royal Hospital, maar tegenwoordig volgt ze een opleiding tot verwarmingsmonteur.

‘Het zijn allemaal pijpen en pompen en klepjes, maar dan voor twee keer zoveel geld,’ legde ze uit.

‘Je mag mij pijpen wanneer je maar wilt,’ grapte ik, maar ik geloof niet dat ze me hoorde, want ze draaide zich net om en spiesde een stukje worst aan een tandenstoker.

Een groepje oudere mensen zat aan een hoektafeltje. ‘Moet je ze eens zien,’ zei Claire. ‘Hoe is het mogelijk dat we vroeger zo bang waren voor dat stelletje seniele bejaarden?’

Deze oudere mensen waren onze leraren: Juf Fossington-Gore (aardrijkskunde), meester Jones (lichamelijke opvoeding), juf Elf (toneel) en meester Doek (Engels). Bij hen zat de huidige rector Roger Patience, die ooit voorspelde dat Glenn ‘nooit iets zal bereiken’.

Meester Doek staarde verlangend naar de bar, dus ik wenkte hem en trakteerde hem op een biertje. Hij begon te stralen toen ik hem vertelde dat ik voor meneer Carlton-Hayes werk.

‘Ik herinner me je nog heel goed, Mole,’ zei hij. ‘Jij bent de enige leerling die ik ooit heb gehad die huilde toen Lenny het meisje vermoordde in Of Mice and Men.’

‘Moley is zo sentimenteel als een oud wijf,’ zei Nigel vinnig. ‘Ik heb hem een keer betrapt toen hij zat te snotteren om een dode hamster in het programma Dierenziekenhuis.’

Meester Doek ging terug naar zijn tafeltje, en ik liep mee om een babbeltje te maken met de andere docenten.

Meester Jones zei dat hij niet meer wist wie ik was. Ik vertelde hem dat ik bijna altijd ziek was op de dagen dat we gym hadden. ‘Maar dat waren er zoveel,’ zei hij.

Ik zei: ‘Weet u nog, de voetbalcompetitie tussen het lyceum van Bedfordshire en het onze? Nou, het was mijn hond die er tijdens de laatste vijf minuten van de finale met de bal vandoor ging.’

‘O ja, nu weet ik het weer,’ zei meester Jones. ‘Je kwam een keer bij me met een briefje dat zogenaamd door je moeder was geschreven: ‘Adriaan heeft diarree ten gevolge van gaten in zijn schoenen.’’

Ach, wat moesten de leraren aan dat tafeltje er hard om lachen.

‘Had hij diarree correct gespeld?’ vroeg meester Doek.

‘Hoe moet ik dat nou weten?’ antwoordde Jones. ‘Ik geef gymnastiek.’

Tegen een uur of halftien waren er wat meer mensen in de aula, begonnen de sandwiches op de buffettafel te verkleuren en dansten er een paar mensen op ‘Do You Really Want to Hurt Me’ van Boy George.

Nigel vormde het middelpunt van de belangstelling. Hij was omringd door meelevende vrouwen die aanboden om voor hem schoon te maken, te wassen en te strijken.

Er klonk getoeter van het parkeerterrein, en Bolleboos Henderson riep boven het kabaal van de muziek uit: ‘Kom kijken, de nieuwe minibus is er.’

Kent zat achter het stuur van een wit busje. Zijn hoofd was kaalgeschoren en hij droeg een leren jasje waar dikke zilveren kettingen aan bungelden. Een boomlange lijfwacht in een donkere overjas stapte aan de andere kant uit en richtte zich tot de kleine menigte. ‘Blijf uit de buurt van meneer Kent, alstublieft. Hij vindt het niet prettig om aangeraakt te worden. En geen foto’s. Hij heeft een hekel aan publiciteit.’

Roger Patience werd gevraagd naar voren te komen, en er volgde een korte en haast lachwekkende plechtigheid, waarbij Barry Kent hem de sleutels en papieren overhandigde.

De twee heren staken allebei een verbijsterend hypocriet toespraakje af.

Ken zei dat zijn schooltijd op het Neil Armstrong Lyceum de gelukkigste jaren van zijn leven waren geweest.

Patience zei dat Barry Kent in alle opzichten een ‘rebelse maar briljante jongeman’ was geweest, en dat de school ‘buitengewoon trots’ op hem was. Vervolgens kroop hij achter het stuur van de minibus en startte hij de motor.

Bolleboos Henderson stak zijn hoofd door het raampje naar binnen. ‘Meneer Patience, bent u wel bevoegd om in een busje te rijden?’

Patience gaf toe dat hij dat niet was en haalde zijn voet van het gaspedaal.

Pandora belde op mijn gsm om te vertellen dat ze net bij de afslag was en over een paar minuten zou arriveren. ‘Is er nog eten over?’ vroeg ze. ‘Ik rammel.’

Ik vertelde haar dat het buffet was verkleurd en overleden, en bood aan haar mee uit eten te nemen als ze haar plicht eenmaal had vervuld. Ze maakte een onduidelijk geluid en verbrak de verbinding.

Ik voegde me bij Wayne Wong, Parvez en Victoria Louise, die bij de fietsenstalling op het schoolplein stonden te roken. We hebben ons een kriek gelachen over het gekrompen pak van Bolleboos Henderson, juf Fossington-Gores baard en snor en de zielige disco van Craig Thomas.

Pandora’s zilverkleurige Saab draaide met een fontein van opspattend grind het parkeerterrein op. Ze bleef nog even in de auto zitten om haar haren te borstelen en lippenstift op te doen.

Ik zei tegen haar dat ze er moe uitzag.

‘Je wordt bedankt,’ zei ze.

Ze liep naar de rokers bij de fietsenstalling. ‘Ik heb eerst een peuk nodig voordat ik naar binnen ga, anders houd ik het nooit vol.’

Bolleboos Henderson haastte zich naar ons toe en hij adviseerde Pandora om haar toespraak voor juf Fossington-Gore vooral kort te houden, want het was al laat en de conciërge wilde de aula om elf uur leeg hebben.

‘Ja hoor,’ beloofde ze. Ze drukte haar sigaret uit op de bagagedrager van een fiets en we gingen naar binnen.

‘Sexual Healing’ had mensen naar de dansvloer getrokken. Er klonk opgewonden geroezemoes toen Pandora binnenkwam, en Roger Patience staakte zijn geslijm met Barry Kent en kwam Pandora begroeten.

Bolleboos Henderson stevende op de mobiele disco af en vroeg Craig Thomas om Marvin Gaye uit te zetten. Daarna verzocht hij om stilte door met een vork tegen een wijnglas te tikken, en hij begeleidde Pandora, Roger Patience en juf Fossington-Gore naar het podium. Daar stond een formicatafel klaar, met een doos in cadeaupapier erop.

Er werd luid geapplaudisseerd en gefloten, en Barry Kent schreeuwde als een cowboy die tijdens een rodeo op een bokkende wilde hengst rijdt.

Roger Patience ging eindeloos door over Pandora, hij vertelde het publiek dat ze vijf talen vloeiend sprak, waaronder Russisch en Mandarijn (alsof wij dat niet wisten!), dat ze cum laude was afgestudeerd aan Oxford, en dat ze de Labour-afgevaardigde voor Ashby de la Zouch was en staatssecretaris van Milieu. Hij noemde dit allemaal fantastische prestaties, maar hij was ervan overtuigd dat Pandora’s grootste triomfen nog zouden komen, de Daily Telegraph had er onlangs op gezinspeeld dat Pandora wel eens de eerste vrouwelijke premier van Labour kon worden. ‘Pas dus maar op, Gordon Brown!’

Er werd beleefd gelachen. Vervolgens begon Pandora, die er prachtig uitzag in een op maat gemaakt Lauren Bacall-jasje en wat eruitzag als een herenpantalon, aan haar toespraakje. ‘Om te beginnen wil ik er geen twijfel over laten bestaan dat ik hier zonder de steun en de inspirerende lessen van juf Fossington-Gore vandaag niet zou staan, althans niet als parlementslid en staatssecretaris. Ik zal nooit vergeten wat juf Fossington-Gore tegen me zei toen ze hoorde dat ik fotomodel voor het huis Balenciaga wilde worden: ‘Zó diep hoefje toch niet te zinken, lieve schat.’’

Bescheiden boog juf Fossington-Gore het hoofd.

Pandora ratelde nog vijf minuten door, voornamelijk over zichzelf en wat ze allemaal had bereikt. Vervolgens overhandigde ze juf Fossington-Gore haar cadeau met de woorden: ‘Dit zal vast en zeker heel mooi staan op uw schoorsteenmantel. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.’

Juf Fossington-Gore viste een klein zakdoekje uit de mouw van haar trui en zei: ‘De klas van ‘83 was heel bijzonder. Pandora Braithwaite en Barry Kent zaten erin, maar we mogen ook Adriaan Mole niet vergeten, ik keek graag naar zijn tv-serie Beestachtig goed! Voordat ik mijn cadeau uitpak, wil ik eerst nog een paar woorden over Nigel zeggen.’ Ze gebaarde naar Nigel, die op een stoel zat met de witte stok voor hem, zoals oude mannetjes in een Grieks koffiehuis. ‘De manier waarop hij met zijn handicap omgaat, is ronduit bewonderenswaardig.’

Ik keek naar hem en zag dat hij binnensmonds vloekte. Er was een rondje applaus en voetengestamp en gejuich voor hem.

Toen haalde juf Fossington-Gore, die veganist is en in haar eentje in een tweekamerflatje woont, heel voorzichtig het papier van de doos, waar een extra grote gecomputeriseerde elektrische tafelgril in zat. Een pijnlijk moment bleef uit dankzij haar goede opvoeding en het feit dat ze haar hele leven lang haar gevoelens heeft onderdrukt, en met een klein toespraakje bedankte ze het hele gezelschap voor het mooie en attente cadeau.

Toen Nigel hoorde wat ze had gekregen, lachte hij bitter. ‘Past dat ding wel op haar schoorsteenmantel?’ zei hij.

Barry Kent werd op het podium gevraagd om de lootjes te trekken. Van een simpele taak maakte hij een spektakel dat met het aansteken van de olympische vlam te vergelijken is. Claire Nelson, die inmiddels naar huis was om te kijken of haar kinderen wel sliepen, won de reusachtige teddybeer. Het lot is wreed: de tweede prijs werd gewonnen door Nigel. De eerste prijs werd, tot afgrijzen van Pandora, gewonnen door Bolleboos Henderson.

Hierna moest Kent weg om zijn vlucht naar Amsterdam te halen, waar hij de volgende ochtend een afspraak had met een uitgever.

Ik sta zelf versteld, dagboek, dat ik nog steeds zo’n hekel heb aan Barry Kent. Hoe eerder hij van zijn voetstuk valt hoe beter.

Toen de conciërge rammelend met zijn sleutels de aula binnen kwam, zette Craig ‘Every Breath You Take’ op, met de mededeling dat dit het laatste plaatje was. Ik vroeg Pandora of ze zin had om te dansen en tot mijn verbazing zei ze ja.

Ze is iets groter dan ik als ze hoge hakken draagt, maar ik ben inmiddels oud genoeg om dat niet meer zo erg te vinden als vroeger.

Ik zong mee met Sting, totdat Pandora vroeg of ik ermee op wilde houden. Maar bij wijze van uitzondering probeerde ze niet te leiden en liet ze zich door mij over de dansvloer schuifelen.

Uiteraard ben ik nog steeds stapelverliefd op haar. Na haar is elke andere vrouw als een troostprijs. Zij is een tien op een schaal van tien, terwijl Marigold helaas niet meer is dan een tweeënhalf, of misschien een drietje als het meezit.

Ik vroeg haar of ze zin had om met een select gezelschap te gaan eten bij de Imperial Dragon, en vertelde dat Wayne Wong ons tien procent korting zou geven.

‘Ben je nog steeds zo’n krentenkakker?’ vroeg ze.

‘Integendeel,’ antwoordde ik. ‘Ik heb net bijna 10.000 pond uitgegeven aan meubels voor mijn loft aan het Grand Union Canal.’

Toch verbaasde ze me die avond voor de tweede keer door op de uitnodiging in te gaan.

Pandora, Nigel, Parvez, Barbara, Victoria Louise en ik kozen samen voor het Keizerlijk Feestmaal. We zaten aan een grote ronde tafel. Ik zat tussen Nigel en Pandora in. Ik vroeg de ober, Waynes broer Keith Wong, om Nigels eetstokjes weg te halen en een vork en lepel te brengen, en legde uit dat gewoon bestek gemakkelijker voor hem was omdat hij bijna blind is.

Tot mijn schrik schopte Nigel een kleine scène, en hij eiste zijn eetstokjes terug. ‘Bemoei je met je eigen zaken, Mole,’ zei hij tegen me en hij keerde me de rug toe om met Parvez over zijn financiën te praten.

‘Jouw situatie is minder slecht dan die van Adriaan,’ zei Parvez. ‘Hij heeft zich diep in de schulden gestoken.’

‘Parvez,’ zei ik, ‘hebben accountants geen geheimhoudingsplicht, een soort eed van Hippocrates of zo? Mijn financiële situatie is niet bedoeld als tafelgesprek.’

Barbara Bowyer vroeg Pandora hoe Tony en Cherie ‘in het echt’ waren.

‘Ik zeg geen woord over de Blairs,’ zei Pandora. ‘Adriaan houdt een dagboek bij, weet je.’

‘Als je het waagt om over mij te schrijven,’ dreigde Nigel.

‘Maak je geen illusies, Nigel,’ zei ik. En tegen Pandora: ‘Bij mij zijn je geheimen volkomen veilig. Mijn dagboek wordt niet uitgegeven.’

‘Dat zei die achterbakse butler Paul Burrell eerst ook,’ zei ze, ‘en nu strooit hij ongegeneerd al Diana’s geheimen in het rond.’

‘Bovendien,’ zei Nigel, ‘wie zou er in hemelsnaam het dagboek van een provinciaalse nul willen lezen?’

Ik nam een stuk kroepoek uit het schaaltje in het midden en beet erin om te verbergen dat zijn opmerking me flink pijn had gedaan.

Om kwart voor twaalf ‘s nachts ging mijn telefoon. Het was Marigold, die informeerde of het schrijven wilde lukken. Helaas diende Keith Wong op dat moment net de volgende gang op en gaf hij op luide toon uitleg over de verschillende gerechten. ‘Dit is zeewier, dit zijn toastjes met garnalen, dit zijn wontons en dit zijn vegetarische loempia’s.’

‘Waar ben je?’ vroeg Marigold.

Ik overwoog te liegen en te zeggen dat het de televisie was, maar Marigold wist dat NTL me nog steeds niet op de kabel had aangesloten, dus zag ik me gedwongen om naar waarheid antwoord te geven.

Pandora lachte om een grapje van Parvez.

‘Met wie ben je daar?’ vroeg ze.

Pandora vroeg op zwoele toon: ‘Zal ik je een loempia geven, Aidy, schat?’

‘Wie is dat?’ wilde Marigold weten.

Ik stond op van tafel en liep naar het aquarium. Een grote karper zwom naar het glas, de vis was net Marigold zonder bril. Ik raapte mijn moed bij elkaar en zei tegen de karper: ‘Luister, Marigold, ik heb hier geen goed gevoel bij. Misschien kunnen we er beter een punt achter zetten.’

‘Je bent samen met een andere vrouw, hè?’ zei ze op effen toon.

Ik vertelde dat ik met drie vrouwen en twee mannen samen was.

‘Drie stellen,’ zei ze snikkend.

‘Toe,’ zei ik. ‘Niet huilen.’

‘Ik heb de hele avond aan een poppenhuis in de vorm van een loft gewerkt,’ zei ze. ‘Het moest je kerstcadeau worden.’

Ik wist niet hoe ik het gesprek moest afbreken. Het leek harteloos om tegen haar te zeggen dat mijn eten koud werd, dus moest ik een ellenlange klaagzang aanhoren over haar rampzalige ervaringen met mannen. De karper in het aquarium bleef me treurig aanstaren. Ik zag mezelf weerspiegeld in het glas, en keek een beetje treurig naar mezelf.

Uiteindelijk hing Marigold op, nadat ze met een angstaanjagend toonloze stem had gezegd: ‘Zonder jou heeft het leven geen zin.’

De vis zwom naar de bodem van het aquarium en bleef daar bewegingloos liggen. Keith Wong zette eend met ananas op tafel, maar toen ik met mijn eetstokjes een stukje naar mijn mond bracht, smaakte het als zaagsel. Ik dronk vier kleine kopjes sake en vertelde mijn disgenoten van Marigold. Iedereen was het erover eens: Marigold moet gaan.

‘Ik wil je niet beledigen, Aidy,’ zei Wayne, ‘maar je kunt echt wel wat beters krijgen. Ze is bepaald geen lachebekje, hè?’

Pandora zei: ‘Ze lijkt me het snotterende, jankerige type dat vrouwen een slechte naam bezorgt.’

‘Er moet ook wel een draadje los zijn als je op Adriaan valt,’ merkte Nigel op.

‘Je vergeet, Nigel,’ zei Pandora, ‘dat ik vroeger zelf verliefd ben geweest op Adriaan.’ Ze pakte mijn hand vast. ‘We waren veertien, en we zouden in een grote boerderij gaan wonen en heel veel kinderen krijgen. Adriaan zou ijscoman worden en ik zou koeien melken en brood bakken en wachten tot hij thuiskwam.’

Opeens waren we allebei in tranen. ‘Het komt door die stomme rijstwijn,’ zei Pandora. ‘Daar word ik altijd sentimenteel van.’

Nigel kondigde aan dat hij weg wilde; hij moest de volgende dag vroeg op, want er zou een dame van het blindeninstituut langs komen om te zien of hij in aanmerking komt voor een blindengeleidehond.

Parvez, die immers moslim is, was de enige die nuchter genoeg was om te rijden, dus we lieten onze auto’s op het parkeerterrein van het restaurant staan en wurmden ons in Parvez’ bolide. Ik nodigde iedereen bij mij thuis uit voor een slaapmutsje.

Gielgud wachtte me buiten op, maar ik joeg hem weg met een Star Wars lichtsabel dat Ali, de jongste zoon van Parvez, in de auto had laten liggen.

Ik deed de lichten aan en zette koffie en waarschuwde iedereen voor de glazen wand van de badkamer. Mijn bezoekers gingen op het balkon staan, en Pandora merkte op dat de zwanen er zo prachtig uit zagen in het maanlicht. Ik hoopte dat Gielgud zich voor de verandering gedeisd zou houden.

Zondag 24 november

Parvez bracht iedereen thuis behalve Pandora. We zaten met elkaar te praten totdat het buiten al bijna licht begon te worden. Ze vertelde me over de moordende werkdruk, de stapels stukken die ze nooit allemaal kan lezen, de pers die met alles wat ze zegt aan de haal gaat. Ze wordt bijna voortdurend bewaakt. Haar telefoongesprekken worden afgeluisterd, en ze zei dat het zo’n opluchting was om openlijk en vrijelijk te kunnen praten met een goede oude vriend. ‘We hadden die boerderij moeten kopen, Pandora,’ zei ik. Ze lachte. ‘Het is jammer dat we seksueel niet bij elkaar pasten.’ Ik wees erop dat haar theorie nooit in de praktijk was getest. Toch probeerde ik daar geen verandering in te brengen, en zij ook niet.

Om vijf uur belde ik een taxi, en toen ik de claxon hoorde op het parkeerterrein bracht ik haar erheen.

Ik wilde me net uitstrekken op mijn futon toen mijn telefoon ging omdat er een SMS’je van Pandora binnenkwam:

Bedankt, Aidy. Ik houd echt van je, Pan.

Om halfacht ‘s-ochtends ging mijn gsm weer. Het was Marigold, die me vertelde dat ze me een brief had geschreven om uit te leggen waarom ze had gedaan wat ze had gedaan. Toen legde ze neer. Ik belde haar meteen terug. De telefoon ging eindeloos over. Uiteindelijk nam Michael Flowers op. ‘Met wie spreek ik?’ brulde hij kwaad.

Ik vertelde hem dat ik het was, en hij zei: ‘Het is net halfacht geweest op een zondagochtend! Heb je niet geleerd om rekening te houden met andere mensen? Ik weet dat je stapelverliefd bent op Marigold, maar je moet proberen je hartstocht te beteugelen. Kom hier maar lunchen. Ik wil je iets laten zien.’

‘Hoe laat?’ hoorde ik mezelf vragen.

Het was een afgrijselijke maaltijd, slecht klaargemaakt, niet alleen vleesloos en smakeloos, maar bovendien onaantrekkelijk opgediend. Er werd zelfgemaakt troebel bier bij geschonken, uit een kan van aardewerk.

In de open haard lag een houtblok lusteloos te smeulen. Een raam bood uitzicht op de tuin, met een rijtje troosteloze bevroren koolplanten. Een roodborstje zat op het handvat van een verlaten schep, als een levend cliché.

Marigolds ogen waren dik van het huilen. Tijdens het eten drukte ze er een paar keer in hamamelislotion gedrenkte wattenschijfjes tegenaan.

Netta Flowers vertelde dat ze een demonstratie tegen de oorlog wil organiseren in Beeby on the Wold, en ze probeerde me te strikken voor de ordedienst.

‘Ik betwijfel of er een ordedienst nodig zal zijn,’ zei ik tegen haar. ‘Ik kan me niet voorstellen dat er straks tienduizenden mensen bij elkaar komen op het dorpsplein.’

Ze vertelde dat ze al steunbetuigingen had gekregen uit Little Snetton, Frisby on the Wreake, Long Lampton, Shepsed, Melton Mowbray, Short under Curtly en Burrow twixt Soar.

Ik onderbrak haar opsomming van deze broeinesten van burgerlijke ongehoorzaamheid en zei dat ik meneer Blairs standpunt inzake Saddam Hoessein en zijn massavernietigingswapens volledig onderschreef.

Ik vroeg Marigold wat zij vond van een mogelijke oorlog in Irak. Ze staarde naar de ongare wortelgewassen op haar bord en zei: ‘Ik vind oorlog verkeerd. Waarom kunnen mensen niet gewoon aardig zijn voor elkaar?’

Misschien is ze een wijsgerige idioot.

Na de lunch bood ik aan om af te wassen. Tot mijn grote ergernis zei Netta: ‘Graag. Schone theedoeken hangen over de Aga.’

Ik moest dus nog afdrogen ook.

Marigold zei dat ik maar naar de zolder moest komen als ik klaar was.

De familie Flowers maakt hun eigen afwasmiddel van citroen en glycerine, en dat stond in een pot met schroefdeksel naast de gootsteen. Toen ik aan de aangekoekte ovenschalen toe was, ging ik naar de zitkamer om te vragen of ze soms een schuursponsje hadden. Hun ontsteltenis was zo groot dat je zou gaan denken dat ik de heer en mevrouw Flowers had gevraagd om een baby zeehondje vast te houden terwijl ik het doodknuppelde.

Toen de laatste gedeukte pan en de laatste gebarsten schaal was afgedroogd en opgeborgen, nam Michael Flowers me mee naar zijn werkkamer om ‘zijn boeken te bekijken en een schatting van de waarde te maken’.

Ik vertelde hem dat meneer Carlton-Hayes de taxaties deed en dat ik een nieuwkomer was in de wereld van gebruikte en antiquarische boeken.

‘Doe maar wat, uit de losse pols,’ drong hij aan.

Ik zei dat ik daar uren mee bezig zou zijn en naslagwerken nodig zou hebben enzovoort.

Hij plukte een boek van een plank en gaf het aan mij. ‘Kijk hier eens naar.’

Het was Tales of an Empty Cabin van Grey Owl. Het boek zat in een cassette die een beetje versleten en verkleurd was, maar nog wel intact. Ik haalde het boek eruit en sloeg het open. Het was een uitgave uit 1936, gesigneerd door de auteur.

Ik bekeek het boek aandachtiger en zei tegen meneer Flowers: ‘De linnen band is een beetje versleten, net als de rug. Het goud op snee is mooi, maar aan de onderkant is het verguldsel er bijna af, en het is jammer dat het lint van de boekenlegger is verkleurd.’

‘Nou, hoeveel?’ vroeg hij ongeduldig.

Ik keek naar de sepiatekeningen en de kleurenprent van Grey Owls wilskrachtige kop met indiaanse verentooi, en daar werd ik heel hebberig van. Ik wist dat het boek in mijn hand ten minste 250 pond waard was.

Ik kon me nauwelijks beheersen en moest mijn best doen om mijn stem zo ongeïnteresseerd mogelijk te laten klinken. ‘Hebt u nog meer boeken van Grey Owl?’

Flowers vertelde dat hij ze op een gegeven moment verzamelde, maar toen hij de film met Pierce Brosnan had gezien en ontdekte dat Grey Owl in werkelijkheid een Engelsman was die Archie Belaney heette, wilde hij de boeken van deze nepindiaan niet meer in zijn huis hebben.

Ik vertelde hem dat het boek misschien wel vijftig pond zou opleveren en bood aan het van hem te kopen. Hij leek er reuze mee in zijn nopjes en ging op zoek naar de andere delen van zijn verzameling.

De andere boeken die hij had waren Men of the Last Frontier, Pilgrims of the Wild en Sajo and Her Beaver People, allemaal eerste drukken, allemaal gesigneerd door de auteur. En alledrie in goede staat. Het water liep me in de mond. Ik zei dat de vier boeken samen ongeveer tweehonderd pond konden opbrengen.

‘Daarvan gaat de helft naar de fiscus,’ snoof Flowers.

Terwijl ik dit schrijf, schaam ik me voor mezelf. Ik heb altijd een eerlijk mens willen zijn. Als ik met een of ander moreel dilemma word geconfronteerd, vraag ik me altijd af wat George Orwell zou doen. Het is de schuld van Michael Flowers; hij haalt het slechtste in me naar boven.

Ik ging naar Marigolds zolder. Ze was bezig gelakte spaanders hout op de vloer van een loft-poppenhuis te leggen. Op haar werkbank stonden een piepkleine witte bank en een futon, en op een metalen stoel op het balkonnetje zat ik, Adriaan Mole, gekleed in een witte badjas. Op de andere stoel zat Marigold, in haar kaki broekpak met de rode baret. De twee poppen hielden elkaars hand vast.

Geschrokken stelde ik vast dat de beide poppen om de stoffen middelvinger van hun ene hand elk een trouwring droegen.

‘Ik moet je iets vertellen,’ zei Marigold. ‘Ga toch zitten.’

Haar gezicht had wel zes zenuwtics tegelijk, ze frunnikte aan haar haren, gooide haar hoofd naar achteren en staarde naar de balken, ze bekeek haar nagels, ze zuchtte, en uiteindelijk piepte ze met een klein stemmetje: ‘Ik wil mezelf aan je geven. Seksueel, bedoel ik. Tot nu toe ben je een echte heer geweest, maar ik voel dat onze relatie een andere fase is ingegaan. Het zal je misschien verbazen, schat, dat ik seksueel betrekkelijk onervaren ben, maar ik heb nu het gevoel dat ik eraan toe ben om je mijn hart, mijn ziel en mijn lichaam toe te vertrouwen.’

Ik voelde mijn genitaliën verschrompelen terwijl ze het zei. Ik wilde weg. Ik zei tegen haar dat ik haar niet waard ben, dat ik seksueel enorm ervaren ben, dat ik talloze vrouwen heb gehad, niet alleen in dit land maar ook daarbuiten. Ik zei dat ik niet de saaie man ben voor wie zij me aanziet, dat ik een onaangename, onbetrouwbare persoon ben die op een dag haar hart zal breken. Dit leek haar juist op te winden, en ze stortte zich op me, ging op mijn schoot zitten en kuste me in mijn nek.

Zoals je weet, dagboek, is mijn nek mijn achilleshiel. Van het een kwam het ander, en binnen een minuut zochten mijn handen haar behabandje.

‘Schuif het schot voor het luik,’ zei ze hees.

Het duurde vrij lang voordat ik besefte dat dit geen seksuele toespeling was, maar dat ze letterlijk vroeg of ik het openstaande luik van de zolder dicht wilde schuiven, zodat we niet gestoord konden worden.

Mijn hartstocht bekoelde een beetje terwijl ik dit deed, maar bij het zien van haar mooie borsten en roze tepels laaide het vuur weer op, en het duurde niet lang of we hadden gemeenschap op een stapel oude bontjassen die in een donker hoekje van de zolder waren neergelegd.

Zodra ik weer bij zinnen was en nadat ik tegen haar had gezegd dat ze mooi was enzovoort en zo verder, vroeg ik of ze de pil slikte.

Ze zei dat ze erop tegen was om chemicaliën in haar lichaam te stoppen.

Nu ik dit schrijf, dagboek, heb ik spijt als haren op mijn hoofd dat ik iets in haar lichaam heb gestopt.

Terwijl ik van de zoldertrap klom, kreeg ik een SMS:

Waar ben je, Aidy? Ik sta voor je deur. Liefs, Pandora.

Ik heb veel te hard gereden in mijn haast om thuis te komen, maar ik was toch te laat. Pandora stuurde me nog een SMS om te zeggen dat ze op de snelweg was, onderweg naar Londen.

Maandag 25 november

Meneer Carlton-Hayes taxeerde de vier boeken van Grey Owl op £725. Ik vertelde hem dat ze van Michael Flowers waren en dat ik de totale waarde op £ 200 had geschat.

Meneer Carlton-Hayes zei: ‘En was de vreselijke Flowers daar tevreden mee?’

‘Het was haast zielig, zo blij als hij was,’ zei ik. ‘Volgens mij is hij onderweg naar de bank.’

Mijn baas was verrukt dat we Michael Flowers een loer konden draaien.

Hij belde een in Canadese geschiedenis gespecialiseerde verzamelaar en benadrukte wervend de zeldzaamheid van vier gesigneerde eerste drukken van Grey Owl. De man vertelde dat hij zijn verzameling had verkocht om de studie van zijn dochter te kunnen betalen. Meneer Carlton-Hayes voelde met hem mee en belde een type dat gesigneerde eerste drukken van bedriegers verzamelt, Josh Pullman in Brighton, die onmiddellijk duizend pond voor het setje bood. Het schijnt dat hij een unieke verzameling Jeffrey Archers heeft.

Ik ging naar Brucciana’s en haalde twee cappuccino’s om mee te nemen en ook twee puddingbroodjes om de verkoop te vieren, maar ook ter ere van een ander heuglijk feit. Het is een jaar geleden dat ik in de antiquarische boekhandel van meneer Carlton-Hayes ben komen werken. Ik bewonder mijn werkgever meer dan alle mensen die ik ooit heb gekend. Hij is van hetzelfde kaliber als Nelson Mandela en Tony Blair. Hij kan zelfs een puddingbroodje eten zonder zijn waardigheid te verliezen.

Onderweg naar het postkantoor om de boeken naar meneer Pullman te verzenden, ging ik met een cheque van tweehonderd pond voor Michael Flowers naar de winkel.

Marigold stond achter de toonbank. Haar ogen waren nog steeds dik. Er was niemand in de winkel. Ze vertelde dat haar ouders bij de bank waren, voor spoedoverleg met hun financieel adviseur.

Ze kwam achter de toonbank vandaan en kuste me in mijn nek. Dit keer liet het me koud, en ik was opgelucht toen ze zei: ‘Heb je het laatste nieuws al gehoord? Het Madrigaal Ensemble en een aantal leden van het kerkkoor hebben samen een mimegezelschap opgericht, de Leicester Komedianten. Er komen middeleeuwse kluchten op het repertoire.’

Ik zei nee, dat wereldschokkende nieuws had ik nog niet gehoord. ‘Heb je de Guardian gebeld om te zeggen dat ze ruimte vrij moeten laten op de voorpagina?’ vervolgde ik. ‘Weet de hoofdredacteur van Today Programme het al? Heb je CNN gebeld?’

‘Adriaan,’ zei Marigold, ‘sarcasme is de laagste vorm van humor.’

Ik zei dat ik niet sarcastisch was maar satirisch.

Ze vertelde dat ze lid was geworden van de Leicester Komedianten en tot aan Kerstmis bijna elke avond moest repeteren of optreden. Ze nodigde mij uit om ook lid te worden, maar niet van harte.

‘Het zal je misschien verbazen, Marigold,’ zei ik, ‘maar ik heb er geen enkele behoefte aan om verkleed als boer in een jurk op winderige dorpspleinen extreem ongrappige middeleeuwse kluchten op te voeren voor een publiek dat je liever ziet gaan dan komen. Sommige tradities kun je beter dood laten gaan: madrigalen, middeleeuwse kluchten en volksdansen.’

‘Ik heb papa en mama gisteravond verteld dat we minnaars zijn geworden. Ze zijn heel blij voor ons. Mijn moeder heeft me een doos organische condooms gegeven. De latex komt uit Maleisië en de boeren krijgen er een eerlijke prijs voor. Mijn vader vindt het goed dat je op zaterdag en donderdag bij me blijft slapen.’

Een oude knakker kwam binnen en vroeg om zonnebloemzaadjes. Terwijl ze hem hielp, zag ik mijn kans schoon om de winkel te verlaten zonder een afspraak met haar te maken.

Dinsdag 26 november

Ontving vanochtend een doorgestuurde brief van mevrouw Ruth Rendell. Tot haar spijt kan ze op de drieëntwintigste niet deelnemen aan het diner van ons schrijfclubje, want dan is ze in Australië.

Dit herinnert me eraan dat het probleem rond Gladys Fordingbridge nog niet is opgelost. Ik doe het morgen.

Verder ga ik meneer Carlton-Hayes om opslag vragen. Volgende week moet ik mijn hypotheek en de eerste termijn van mijn klantenkaart betalen. Na aftrek van belasting en sociale verzekeringen blijft er van mijn salaris £ 1.083,33 over, en ik heb het akelige gevoel dat mijn hypotheek en de afbetaling van mijn creditcard en klantenkaart samen meer dan £ 900 bedragen. Misschien moet ik er een keer voor gaan zitten en mijn maandlasten becijferen. Ik kan het me niet permitteren om het door Parvez te laten doen, niet à raison van £ 125 per uur.

Woensdag 27 november

Laatste kwartier van demaan

Ik belde Gladys en sprak met haar af dat ik om halfacht bij haar zou zijn, dus toen Marigold belde, kon ik haar naar waarheid vertellen dat ik op bezoek ging bij een oude dame en zodoende niet met haar kon afspreken.

Gladys heeft een uitgever gevonden voor haar kattengedichten. Een maatschappelijk werker van de bejaardenvereniging waar ze op maandagmiddag altijd naartoe gaat vindt haar gedichten ‘uitzonderlijk goed’, en zegt dat Gladys’ stem ‘gehoord moet worden’. Uitgeverij De Grijze Panter brengt het bundeltje uit.

Gladys las me haar nieuwste gedicht voor:

‘Mijn lieve kleine poes

Is een echte snoes.

Ons huis is haar domein,

Ze vindt het er reuze fijn,

Ze wijkt niet van mijn zijde,

En dat bevalt ons beide.

Nooit zoekt ze elders haar heil,

Dat is niet haar stijl;

Ze blijft gezellig binnen

En zit dan tevreden te spinnen.

Mijn lieve kleine poes

Is een echte snoes.’

Ze vroeg me om advies voor een titel van haar bundel. Ik stelde Gedichten over katten voor, maar dat vond ze te saai. Ze wilde een intellectueler tintje.

‘Noem het dan Poezelige bespiegelingen, ’ opperde ik vals, en Gladys zei: ‘Geweldig! Bedankt, meneer Mole.’

Ik loog en vertelde Gladys dat ze volgens de regels van onze club haar lidmaatschap moest opgeven, aangezien ze haar status als amateur verliest zodra er werk van haar wordt uitgegeven.

Volgens mij was ze er behoorlijk trots op, en ze vroeg me zelfs of ze haar bundel aan mij mocht opdragen.

Ik zei dat ik het als een eer zou beschouwen, maar ik was niet bepaald trots op mezelf toen ik haar succes wenste met het boek en haar huis voor de laatste keer verliet.

Donderdag 28 november

Een ongemakkelijke nacht in Marigolds eenpersoonsbed doorgebracht. Ze heeft het al sinds ze klein was. Het moet de koets van Assepoester voorstellen.

‘Het is handgemaakt door een ambachtelijke timmerman en geschilderd door een gehandicapte bejaarde,’ vertelde ze.

Toen ik ‘s-ochtends wakker werd, liepen er parallelle strepen over mijn ene wang van de houten pompoen waar mijn gezicht tegenaan gedrukt was geweest.

De seks was goed tot middelmatig en duurde ongeveer zeven minuten.

Vrijdag 29 november

Seks met Marigold op de futon in mijn loft.

We moesten allebei onze trui aanhouden, want de vloerverwarming deed het niet.

Zaterdag 30 november

Het was rustig in de winkel, vooral als je bedenkt dat er nog maar drie zaterdagen zijn tot de kerst. Er waren wel mensen die rondsnuffelden, maar bijna niemand kocht iets.

Toen ik van het postkantoor kwam, drukte een wezenloos kijkende jongeman met een wollen muts met pompon me een foldertje in handen.

De tekst luidde:

Randy Applestein,

Mister Motivatie uit Amerika, geeft een seminar in de Garden Room van het Great Eastern Hotel in Leicester op zondag 8 december.

Verdriedubbel uw omzet, bereik al uw doelen. Ontdek uw power!

Ontbijt en lunch inbegrepen. Geld terug garantie.

Ik vroeg de versufte jongen met de muts of hij zelf een seminar had bijgewoond. Hij zei van wel.

Ik gaf hem het foldertje terug. ‘Je hebt er duidelijk niets aan gehad,’ zei ik tegen hem. ‘Ik hoop dat je je geld hebt teruggekregen.’

Mijn ouders kwamen naar de winkel, op zoek naar handboeken voor doe-het-zelvers. Mijn vader voelde zich opgelaten. De nabijheid van zoveel boeken maakt hem nerveus. Sinds de middelbare school heeft hij maar één boek uitgelezen, Jonathan Livingstone Seagull.

‘Aidy,’ zei hij, ‘heb je iets over het verbouwen van varkensstallen?’

Ik deed alsof ik op zoek ging, en zei toen met een zwaar ironische ondertoon die hem ontging: ‘Nee, op het moment hebben we niets staan. Er is de laatste tijd erg veel vraag naar handboeken over het verbouwen van varkensstallen.’

Hij begon te stralen. ‘Zie je nou wel! Je moeder en ik zijn echte trendsetters met onze baanbrekende nieuwe ideeën.’

Ik lachte hem recht in zijn gezicht uit. Mijn vader is niet eens een trendvolger te noemen; hij was de laatste man in Leicester die nog broeken met wijde pijpen droeg.

Mijn moeder verzamelde een flinke stapel handleidingen—metselen, fijn timmerwerk, elektrische bedrading en loodgieterswerk—en legde die op de toonbank.

Meneer Carlton-Hayes bond een bruin touw om de stapel en maakte er een lus in als handvat.

‘Een paar stoelen zouden hier niet misstaan, meneer Carlton-Hayes,’ zei mijn moeder tegen hem.

‘Ja,’ zei hij tot mijn verbazing, ‘ik overweeg er een paar van huis mee te nemen.’

‘En de geur van verse koffie doet het altijd heel goed in boekwinkels,’ voegde mijn moeder eraan toe.

‘Denkt u, mevrouw Mole?’

‘O, zeker,’ zei ze. ‘Als u uw klanten een gratis kopje koffie geeft, voelen ze zich verplicht iets te kopen.’

Ik zei spottend: ‘En wat dacht je van appeltaart met slagroom en een kerstman van chocola voor de kinderen?’

Meneer Carlton-Hayes glimlachte. ‘Dat lijkt me erg gezellig.’

In gedachten zag ik slecht opgevoede kinderen al chocoladevlekken maken op onze kostbaarste boeken.

Mijn moeder kwam nu pas echt goed op dreef. ‘U zou de open haard in ere kunnen herstellen,’ zei ze, wijzend op de dichtgetimmerde schoorsteen. ‘En een kerstboom met lichtjes in de etalage zou heel uitnodigend staan.’ Ze kneep haar ogen half dicht en leek weg te dromen bij haar eigen plannen.

Meneer Carlton-Hayes was net een goedaardige slang, gehypnotiseerd door de slangenbezweerder. Hij liet zich meeslepen door mijn moeders visioen van Kerstmis in vroeger tijden. En tot mijn verbijstering vond hij het goed dat mijn vader de plaat triplex voor de haard weghaalde. Een met stof en roet overdekt haardrooster werd zichtbaar, een overblijfsel van toen meneer Arthur Carlton-Hayes de zaak in 1929 oprichtte.

Mijn moeder bleef zich ermee bemoeien. Ze belde een schoorsteenveger en sprak af dat de schoorsteen op donderdagochtend geveegd zou worden.

Terwijl ik een paar late klanten hielp, begonnen zij en meneer Carlton-Hayes de hele winkel opnieuw in te richten. Ik vroeg me af wie er zou opdraaien voor het kopen van het hout, het zetten van de koffie, het halen van de appeltaart en het doen van de afwas.

Mijn moeder stelde meneer Carlton-Hayes voor om en familie ergens een hapje te gaan eten. Hij zei dat hij het leuk vond om mee te gaan, maar wel eerst Leslie moest bellen. Ik liet weten dat ik bij de Imperial Dragon tien procent korting krijg.

Wayne Wong vertelde mijn moeder dat Pandora afgelopen zaterdag de nacht in mijn loft heeft doorgebracht, en tegen mij voegde hij eraan toe: ‘Ik ben blij dat het uit is met Marigold. Wat een trut is dat.’

Ik deelde hem kil mede dat het nog niet uit is met Marigold en dat ik haar later die avond zou zien. ‘Jammer,’ snoof hij.

Mijn moeder zat natuurlijk met haar oren te klapperen. ‘Waarom bel je haar niet op om haar hier uit te nodigen?’ stelde ze voor.

Ik legde uit dat ze een kerststukje instudeerde in de kathedraal. Nauwlettend bestudeerde ik mijn moeders gezicht. Ze wist het in de plooi te houden, maar ik betrapte meneer Carlton-Hayes, die verdiept leek in de kaart, op het optrekken van een wenkbrauw.

Mijn vader raakt altijd overdreven opgewonden in restaurants, en deze avond vormde daarop geen uitzondering. Om de haverklap stond hij op om naar het aquarium te lopen en tegen het glas te tikken.

‘Niet doen, George,’ bleef mijn moeder zeggen. Ze leek op een kapotte langspeelplaat.

Meneer Carlton-Hayes was een artiest met zijn eetstokjes. Zelfs Wayne maakte hem een complimentje. Meneer C-H mompelde dat hij ooit een tijd in Indo-China is geweest, maar meer wilde hij er niet over kwijt.

Al voordat het hoofdgerecht werd opgediend, legde mijn moeder Wayne uit wat hij volgens haar aan het interieur van het restaurant moest veranderen; in plaats van het ouderwetse drakenmotief kon hij beter behang met een dierenprint nemen.

Tijdens het speciale feestmenu van £12,99 per persoon werd ik door mijn moeder ondervraagd over mijn toekomstplannen. Was ik van plan om weer te gaan trouwen? Droomde ik er nog steeds van om fulltime schrijver te worden? Of zag ik een toekomst voor mezelf als handelaar in antiquarische en gebruikte boeken?

Ik zei dat ik erg blij was met mijn baan en nog vele jaren voor meneer Carlton-Hayes hoopte te werken.

Hij keek een beetje verdrietig. ‘Ons winkeltje draait elke week met flinke verliezen. Ik heb de afgelopen jaren het hoofd boven water weten te houden met de opbrengst van mijn investeringen, maar dat gaat ook niet meer nu de koersen blijven dalen.’

‘Meneer Carlton-Hayes,’ zei ik, ‘misschien moeten we een bedrijfsadviseur in de arm nemen.’

‘Maar kosten die niet een klein vermogen?’

‘Wie geld wil verdienen, moet eerst investeren,’ zei mijn vader. Hij leek wel een hardvochtige fabriekseigenaar die een van de onderbetaalde kinderen die hij afbeult aan een spinmachine gaat vastketenen.

Ik schreef de vier speerpunten van een eenvoudig plan van aanpak op het papieren tafelkleed:

  • Introduceer afdeling met bescheiden selectie nieuwe titels.
  • Begin een lezersclub.
  • Koop een koffiezetapparaat.
  • Zet stoelen neer.

Seks gehad met Marigold in het koetsbed, zoals verordonneerd door meneer Michael Flowers.

Zondag 1 december

Vanochtend is er iemand in een van de appartementen komen wonen. Toen ik naar buiten ging om de kranten te kopen, stond er een verhuiswagen op het parkeerterrein. De zwanen waren aan de overkant van het kanaal, waar ze een visser bedreigden.

Barry Kent stond in de Sunday Times. Het stuk had als titel: ‘Hoe ik mijn geld uitgeef. Volgens de interviewer, Topaz Scroggins, heeft hij verteld dat hij zijn astronomische inkomen grotendeels weggeeft aan goede doelen, maar hij schijnt Topaz gesmeekt te hebben om dit niet te onthullen. Topaz schreef: ‘Ik hoop dat hij het me niet kwalijk neemt, maar ik vind dat de lezers van deze krant moeten weten dat Barry Kent, ondanks zijn imago van het stoere, onbuigzame genie, een sociaal voelend mens is met het hart op de juiste plaats.’

Maandag 2 december

Er was een kaart van het Lagerhuis van Pandora, een obscene foto van een sneeuwman met de wortel op de verkeerde plaats van tante Susan, en een brief van Glenn.

Beste pa,

 

Volgens mij ken de oorlog elk moment beginnen. Hadden vandaag woestijntraining. Sergeant Brighouse en ik gingen naar de bouwmarkt om nog voor dezelfde dag tien ton zand te bestellen. Volgens Brighouse hadden we minstens drie maanden op het zand kennen wachten als we het via het leger hadden besteld. Vanmiddag werd het zand gebracht. We leegden de zakken op de stormbaan. Sergeant Brighouse stelde mij en de jongens op achter de berg, en toen zette hij de generator aan en blies het zand in onze ogen. Hij schreeuwde: ‘Jullie zijn nu in de woestijn, stelletje uitgekakte vmbo’ers!’

Daarna moesten we onze schoenen uitdoen en vullen met zand. Toen moesten we ze weer aan en rondrennen door het zand totdat we kapot waren. Tot slot brulde hij: ‘Zo, dat was jullie woestijntraining.’

Ik en mijn beste vriend Robbie Stainforth hebben twee meisjes leren kunnen via internet. Hun komen uit Bristol en we gaan er op zondag heen om ze te ontmoeten. Op de foto zijn ze leuk. Ik hoop dat het geen ouwe tangen van vijftig met zonder tanden zijn. Ik denk dat je Robbie aardig zult vinden, Pa. Hij leest boeken en heeft verstand van allerlei dingen. Toen hij zag dat ik de Sun zat te lezen, stak hij voor de gein mijn krant in de fik.

 

Het allerbeste, pa.

Je zoon Glenn

 

P.S. We krijgen misschien geen verlof met Kerstmis, maar we mogen wel pakjes ontvangen.

Er zat een foto bij van Glenn en Robbie Stainforth. Ze dragen allebei hun bruine uniform, en ze houden een beeldje omhoog van een dikke man die een pijltje gooit. Robbie glimlacht verlegen. Ik was vergeten dat soldaten een bril kunnen dragen. Op de achterkant had Glenn geschreven: ‘Ik en Robbie waren finalisten met de darts-competitie van ons regiment, en wij hebben gewonnen. De jongens hebben me op elf glazen bier getracteerd. Pa, ik heb me nog nooit zo klote gevoeld.’

Gekeken naar een reportage over Rowan Williams, die werd ingezegend als aartsbisschop van Canterbury. Hij doet me een beetje aan Michael Flowers denken. Mijn vingers jeukten om zijn baard bij te knippen met mijn nagelschaartje, en ik vermoed dat zijn vrouw zijn haar knipt. En ik weet wel dat Jezus sandalen droeg, maar dit is de eenentwintigste eeuw. Hij schijnt razend intelligent te zijn. In elk geval houdt hij erg van zijn eigen stem. Desalniettemin wens ik hem het beste. Leidinggeven aan de Church of England lijkt me net zo moeilijk als proberen om kikkers in een kruiwagen te houden. Ik benijd hem niet.

Antwoord aan Glenn:

Beste Glenn,

 

Ik weet niet waarom sergeant Brighouse jullie aan een woestijntraining heeft onderworpen, want jullie gaan in elk geval niet naar Irak. Als Saddam zijn massavernietigingswapens niet inlevert, volgt er ongetwijfeld een langdurige periode van onderhandelingen. De diplomaten zullen er wel iets op verzinnen. Bovendien ben je veel te jong. Je bent pas zeventien en niet oud genoeg om te vechten. Wees dus maar gerust, jongen, je gevaarlijkste onderneming van dit jaar wordt de ontmoeting met het meisje van internet.

Ik wens je een leuke dag, maar bedenk dat je op de M4 voorzichtig moet rijden. Houd flink afstand van vrachtwagens. Die dingen scharen aan de lopende band, of ze verliezen hun lading, en witte bestelbusjes zijn berucht vanwege hun gevoeligheid voor ongelukken. Blijf er vooral bij uit de buurt. Elk jaar komen er duizend mensen om bij ongelukken op de Engelse wegen, en ontelbare duizenden raken gewond of voorgoed gehandicapt.

Drink alsjeblieft niet nog een keer elf glazen bier. Het betekent een enorme aanslag op je lichaam, om het over je blaas nog maar niet te hebben.

En neem vooral een condoom mee. Bedenk dat meer dan de helft van alle vrouwen in Engeland een seksueel overdraagbare aandoening hebben: 30 procent heeft bijvoorbeeld chlamydia, 20 procent heeft genitale wratten en een onbekend percentage vrouwen heeft syfilis, een geslachtsziekte waardoor je neus wegrot en er uiteindelijk afvalt.

Nou, veel plezier in Bristol, jongen, en jij en Robbie gefeliciteerd met jullie dartsprestatie.

 

Liefs, pa

Dinsdag 3 december

Vraag me niet waarom, maar ik had verwacht dat de schoorsteenveger een klein, pikzwart mannetje met o-benen zou zijn, met een pet op zijn hoofd en een ragebol over zijn schouder. Deze schoorsteenveger droeg een pak met stropdas, hij was keurig geschoren en had zelfs geen rouwrandjes onder zijn nagels. Hij bevestigde een zak over de opening van de haard en zette een soort stofzuiger aan. In tien minuten was het gepiept.

Denkend aan het typisch Engelse bijgeloof dat een schoorsteenveger geluk brengt, vroeg ik hem of hij tegenwoordig nog vaak op bruiloften komt.

Hij vertelde dat zijn grootvader vroeger vaak bij de kerk rondhing, gekleed in traditionele schoorsteenvegerskleren, maar daar kwam een einde aan na een betreurenswaardig ongelukje met een zak vol roet en een witte bruidsjurk met hoepelrok.

Ik zei tegen hem dat hij zichzelf beter als een schoorsteenzuiger kon beschrijven dan als een schoorsteenveger, maar het idee leek hem niet aan te spreken.

De haard is erg mooi om te zien, met ouderwetse rode tegels met een tulpenpatroon rondom het haardrooster.

Ik ging naar de BP-garage aan het eind van de High Street en zeulde twee grote zakken haardhout naar de winkel. Daarna moest ik nog lucifers en aanmaakblokjes kopen. Toen ik terugkwam, was meneer Carlton-Hayes bezig de Guardian aan repen te scheuren, waar hij rolletjes van maakte. Ik kan het niet goed uitleggen, dagboek, maar het was een enorm emotioneel moment toen meneer Carlton-Hayes het eerste aanmaakblokje aanstak met een rolletje krantenpapier. Binnen de kortste keren vatte het hout vlam en hadden we een knappend haardvuur op het rooster. Meneer Carlton-Hayes moest rondvliegende sintels doven met zijn voet. Andy Gilchrist, de leider van de stakende brandweermannen, heeft laatst aangekondigd dat hij New Labour ten val wil brengen, dus leek het me verstandig om een haardscherm te kopen. Gelukkig had Debenhams aan de overkant er een.

Later verplaatsten we een paar boekenkasten. We voegden Engelse Politiek samen met Amerikaanse Geschiedenis, zodat er voor de haard ruimte is ontstaan voor een zitje met twee stoelen.

Het vuur was een doorslaand succes. Een tienerjongen die zijn vader met Kerstmis een boek over vliegtuigen wilde geven, zei dat hij nog nooit zo’n realistisch vuur als het onze had gezien. Toen ik hem vertelde dat het echte houtblokken waren, geen nephout met gasvlammetjes, noemde hij het vuur cool.

Meneer Carlton-Hayes kwam bij ons staan en zei dat het zo jammer was dat je vandaag de dag geen steenkool meer kon kopen.

‘Steenkool, wat is dat?’ vroeg het joch.

Meneer Carlton-Hayes legde de jongen geduldig de hele geschiedenis van de steenkool uit. Dat er vroeger mannen in kooien afdaalden in de aarde, om daar op handen en knieën door donkere tunnels te kruipen totdat ze het kolenfront bereikten, waar ze met pikhouwelen de steenkool uithakten. Dat de grote brokken steenkool dan op een lopende band werden getild en naar de oppervlakte gebracht, waar ze in kleinere stukken werden gebroken en in zakken verpakt. Dat kolenboeren bij elk huishouden in het land kolen afleverden voor de kachels en fornuizen, en dat steenkool warmte gaf en je er ook op kon koken.

De jongen keek alsof hij zijn oren niet kon geloven. Hij deed me denken aan dat beroemde olieverfschilderij van de oude visser die zijn netten repareert en twee jonge jongens over zijn maritieme avonturen vertelt.

De jongen zei: ‘Wacht even, dus vroeger gooiden jullie grote brokken glimmend zwart spul op het vuur en dan ging het branden?’

Ik vertelde hem dat de kolenkachels in mijn jeugd waren vervangen door elektrische kachels.

De jongen zette nog grotere ogen op.

‘Vroeger verkocht mijn vader elektrische kachels voor huishoudelijk gebruik,’ voegde ik eraan toe. ‘Voordat hij zijn werk kwijtraakte, net als de mijnwerkers.’

‘De mijnwerkers zijn hun werk niet kwijtgeraakt, Adriaan,’ corrigeerde meneer Carlton-Hayes me. ‘Mevrouw Thatcher heeft hun banen gestolen.’

‘We hebben Thatcher nog niet gehad,’ zei het joch. ‘We zijn pas bij de Eerste Wereldoorlog.’

Ik heb hem een vliegtuigenboek voor zijn vader kunnen verkopen.

Woensdag 4 december

Nieuwe maan

03.00 uur

Kan niet slapen van de geldzorgen. Moet ik mijn auto wegdoen?

Donderdag 5 december

Kreeg een uitnodiging van Tania Braithaite voor een gekostumeerd feest op oudejaarsavond. Ik heb het geld niet om een echt kostuum te huren, dus misschien ga ik wel als Osama bin Laden. Ik heb alleen een paar lakens nodig, een oude badjas, sandalen en een nepbaard.

Vrijdag 6 december

Volgens de Daily Mail flirt Cherie Blair met het occulte, en kan ze ‘s-ochtends niet beslissen of ze thee of koffie neemt zonder eerst een medium te raadplegen, ene Sylvia uit Dorking. Mevrouw Blair omringt zich met goeroes en andere mystieke figuren. Het schijnt dat je bij hen thuis geen stap kunt verzetten zonder over kristallen en astrologische kaarten te struikelen.

‘Het is fijn om te weten dat iemand van de new age getrouwd is met de machtigste man van Engeland,’ zei Marigold.

Zaterdag 7 december

We gebruiken vier zakken hout per dag, à raison van drie pond per zak. Was vandaag de hele dag een beetje nerveus. Ik had mijn ouders de reservesleutel van mijn loft gegeven, want NTL zou om halftwaalf komen om me op 200 televisiezenders aan te sluiten, à raison van zesenzestig pond per maand. Ik haal dat geld wel ergens vandaan. Een man met mijn intelligentie kan het zich niet permitteren om niets van het buitenland te weten.

Toen ik thuiskwam van mijn werk, stond mijn moeder op het balkon. Ze voerde de zwanen croissants uit mijn vriezer. Ik protesteerde dat ik (a) de witgevederde krengen niet wil aanmoedigen om samen te scholen onder mijn raam, en dat (b) de diepgevroren croissants voor mijn eigen consumptie zijn bestemd—ik eet er elke ochtend twee voordat ik naar mijn werk ga—waarop mijn moeder zei dat zwanen wonderlijke dieren met bijzondere gaven zijn; je moet aardig voor ze zijn, anders keren ze zich tegen je en maken ze je het leven zuur.

Ik kon wel zien dat de NTL-monteur was geweest, want mijn vader keek naar formule-1-racen rechtstreeks uit Adelaide. Ik vroeg of hij het geluid wat zachter wilde zetten. Zenuwachtig begon hij op allerlei knopjes te drukken van de vijf afstandsbedieningen die nodig zijn voor het bedienen van mijn thuisbioscoop, maar hij slaagde er alleen in om het geluid zo oorverdovend hard te zetten dat mijn hart er sneller van ging kloppen en mijn oren gonsden. Het leek wel alsof Michael Schumacher in mijn huiskamer het ronken van zijn formule-1-wagen demonstreerde.

Ik zocht naar knopjes op het televisietoestel, maar die waren er niet. Het kabaal was niet te harden.

‘Waar is de gebruiksaanwijzing?’ schreeuwde mijn moeder.

Voordat ik de juiste bladzijde had kunnen vinden, werd er boos op mijn deur gebonkt. Ik deed open en stond tegenover een lange, boodmagere jonge vrouw met lang blond haar. Mijn moeder zei later: ‘Typisch iemand die leeft van haar zenuwen.’

‘Zet het geluid zachter!’ riep ze. Haar stem sloeg haast over, en haar handen waren tot vuisten gebald. Ik kon me voorstellen dat ze onder het witte trainingspak dat ze droeg zelfs haar billen krampachtig spande.

Ik schreeuwde boven het brullen van de formule-1-wagens uit dat ik niet met de afstandsbediening kon omgaan. De jonge vrouw liep langs me heen naar binnen, pakte een van de vijf afstandsbedieningen en drukte op een knopje. Meteen werd het stil.

‘Sorry, maar ik kan niet tegen kabaal,’ zei ze. ‘Ik woon hier boven.’

Ik stelde mezelf en mijn ouders voor. Ze gaf ons allemaal een hand en zei dat ze Mia Fox heette. Ik verontschuldigde me voor de overlast en zei dat ik normaal gesproken altijd rekening houd met mijn buren. Ze zei dat ze weer naar boven moest omdat er iets op het vuur stond.

Mijn vader vroeg of hij naar de Miss World-verkiezing mocht kijken. ‘Wij kunnen alleen de Engelse zenders krijgen en de BBC zendt het uit.’

Ik kijk al sinds ik een klein jongetje was samen met mijn vader naar de Miss World-verkiezing. In die idyllische tijd wist ik niet beter. Mijn vader begon altijd al een uur voor de uitzending met het maken van twee precies dezelfde schema’s, een voor hem en een voor mij. Hij leerde me punten te geven voor het gezicht, de boezem, de benen, de billen en de uitstraling. Elke deelneemster gaven we een cijfer.

Het is een van de weinige activiteiten die we ooit samen hebben gedaan. Als jongetje was ik een grote teleurstelling voor hem. Ik hield niet van voetbal, cricket of vissen, maar hij was er trots op dat ik altijd feilloos kon voorspellen wie de kroon en de sjerp zou krijgen en tranen van vreugde zou huilen als de winnares bekend werd gemaakt.

Op de radio naast mijn futon hoorde ik dat Miss Turkije heeft gewonnen. Het schijnt dat ze uit hun dak gaan in Istanbul.

Irak heeft de Verenigde Naties informatie gegeven over hun wapenprogramma’s, alles bij elkaar 12.000 pagina’s documenten. Het ziet er dus naar uit dat een oorlog is afgewend, godzijdank.

Zondag 8 december

Marigold belde vanochtend om halfnegen en smeekte me om naar Beeby on the Wold te komen voor de lunch. Ze zei dat er iets vreselijks was gebeurd.

‘Waarom kun je het me niet over de telefoon vertellen?’ vroeg ik.

Ze zei dat dat echt niet kon en barstte in tranen uit.

Ik wilde het liefst roepen: het kan me niet schelen wat voor catastrofe je is overkomen! Ik eet nog liever mijn eigen arm op dan dat ik dat hele eind moet rijden om vijf of zes uur met die ellendige ouders van je door te brengen, en nog te worden uitgebuit als afwashulp op de koop toe.

Maar dat zei ik niet. Ik beloofde op tijd te zijn voor het humanistische gebed dat Michael Flowers voor het eten uitspreekt.

Ik ging onderweg langs een slijter en kocht een fles Franse rosé, want ik heb in de Sunday Times gelezen dat rosé terug is van weggeweest, mits goed gekoeld.

Marigold rende naar buiten toen ik mijn auto parkeerde. Ze zag er niet uit als een vrouw die net een vreselijke ervaring achter de rug heeft, maar ze zag er wel vreselijk uit. Ze droeg een harembroek, een geruite bloes en het geruite diadeem. Haar haar moest nodig gewassen worden en haar brillenglazen leken wel matglas. Ik kon het niet aanzien, haalde de bril van haar neus en maakte de glazen schoon met mijn zakdoek.

‘Dus je houdt echt van me?’ vroeg ze.

Ik maakte een vaag brommend geluid. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Papa en mama gaan misschien uit elkaar,’ zei ze. ‘Ze hebben het hele gezin bij elkaar geroepen om erover te praten. Daisy is helemaal hierheen gekomen uit Londen, en Poppy is er ook.’ Ze trok me mee naar de voordeur.

‘Maar je ouders hebben mij er vast liever niet bij,’ wierp ik tegen. ‘Ik ga wel weer weg, dan kunnen jullie er in alle rust onder elkaar over praten.’

‘Ga alsjeblieft niet weg,’ zei Marigold. ‘Ik heb je steun nodig. Trek je er alleen niets van aan als Daisy misschien rare dingen zegt. Ze is half Mexicaans, weet je.’

De voordeur ging open en Michael Flowers bulderde: ‘Kom binnen, kom binnen, m’n jongen. Het eten staat op tafel!’

Daisy Flowers zat naast me aan tafel. Haar parfum was bedwelmend. Ze zag eruit alsof ze zo uit een tijdschrift met showbizz nieuws was gestapt. Haar zwarte haar was hoog opgestoken en vastgepind met wat eruitzag als een dun bot. Ze heeft een olijfbruine huid, en haar borsten lilden zoals de gelatinepuddinkjes die mijn grootmoeder vroeger op zondag als toetje serveerde. Ik wist niet waar ik moest kijken. Haar benen waren verborgen onder de tafel. Ze is bijna, maar net niet helemaal, zo mooi als Pandora Braithwaite.

‘Hallo, Adriaan,’ zei ze. ‘Ik heb veel over je gehoord. Marigold belt me voortdurend.’

Ik vroeg haar of ze verkouden was, omdat ze zo’n donkere stem heeft. Ze lachte en gooide haar hoofd naar achteren, zodat ik haar prachtige hals kon bewonderen. Ik wilde mijn tanden erin zetten.

Poppy zat tegenover me. Ze had haar haren getemd; met twee idioot lange, dikke vlechten zag ze eruit als een middelbare Heidi. ‘Daisy rookt al sinds haar dertiende,’ zei ze afkeurend. ‘Daarom klinkt ze als een walrus.’

Netta Flowers kwam binnen met een juskom, tot de rand gevuld met wat vermoedelijk vegetarische saus was. Mijn rosé was het kleurrijkste ding op tafel.

Michael Flowers ging staan, liet een theatrale stilte vallen en verklaarde toen: ‘Dit zou wel eens de laatste maaltijd kunnen zijn die we als gezin met elkaar gebruiken. Netta en ik zijn in een seksuele impasse geraakt. Mijn beminde vrouw heeft me gisteravond laten weten dat ze een seksueel avontuur wil beginnen met Roger Middleton.’

Netta keek naar haar dochters en wachtte op een reactie. Poppy en Marigold staarden omlaag naar het tafelkleed.

Daisy pakte de rosé, haalde een kurkentrekker uit haar tas en zei: ‘Roger Middleton? Is dat niet de compleet verknipte lavendelleverancier met die gok?’ Ze trok de kurk uit de fles en schonk eerst mijn glas vol en toen het hare.

‘Roger Middleton is half zo oud als jij,’ zei Poppy.

Netta glimlachte en streek over de ruches van haar zigeunerblouse.

‘We danken Moeder Natuur voor haar gulle gaven op deze tafel,’ zei Flowers.

Schalen met eten gingen rond, en verschillende bruine dingen werden op de borden geschept.

Ik dacht aan de prachtige diners met grote stukken gebraden vlees die mijn grootmoeder vroeger voor me maakte, aan het vetrandje dat ze altijd voor me afsneed omdat ik er zo dol op was.

Toen iedereen had opgeschept, zei Michael Flowers: ‘Ik wil het debat graag openen. De vraag is: moeten mama en ik kiezen voor een open huwelijk of voor een echtscheiding? In het eerste geval zou zij haar gang kunnen gaan met Roger Middleton en zou ik me in het vrijgezellencircuit moeten storten. In het tweede geval zouden we het huis en de winkel verkopen en elk ons weegs gaan.’

Niemand zei iets, en hij keek naar mij. ‘Kom, gezinsleden, wat vinden jullie ervan?’

Ik raakte met de minuut erger in paniek. Om de een of andere onverklaarbare reden behandelde hij mij als een lid van zijn gezin.

Marigold snikte en zei: ‘Maar, pappie, ik wil dat jij en mammie altijd in dit huis blijven wonen.’

‘Mazzie, schat,’ zei Netta, ‘dat vind ik echt een beetje egoïstisch van je. Op een dag ga je trouwen en zelf het huis uit, of niet soms? Misschien zelfs binnenkort?’

De hele familie Flowers keek me en masse aan. Ik had zelf ook wel in snikken willen uitbarsten.

‘Niemand wil ooit met me trouwen,’ zei Marigold. ‘Ik ben te lelijk en te saai.’

Ze wachtte op een reactie.

‘Denk aan wat je therapeut heeft gezegd, Mazzie,’ betoogde Netta. ‘Je moet eerst van jezelf leren houden.’

‘Ze had het geld beter aan een goede kapper kunnen besteden,’ merkte Poppy op.

‘Of aan een paar behoorlijke kleren,’ voegde Daisy eraan toe.

Marigold begroef haar hoofd tegen mijn schouder. Ik voelde me verplicht een arm om haar heen te slaan.

‘Als ik jou was,’ zei Daisy sotto voce tegen me, ‘zou ik de benen nemen nu het nog kan.’

Michael en Netta gingen allebei staan en riepen in koor: ‘Knuffeltijd!’ Ze begroeven Marigold in een ouderlijke omhelzing.

Daisy draaide haar hoofd weg en streek met haar wijsvinger over haar keel.

Ik weet niet hoe ik de rest van de maaltijd ben doorgekomen. Netta en Michael Flowers praatten openlijk en tot in de tenenkrommende details over hun psycho-seksuele probleem. Op een gegeven moment moesten we in geuren en kleuren aanhoren hoe Netta Michael tijdens een concert van Bob Dylan op het eiland Wight had bevredigd.

Uiteindelijk ging Poppy staan. ‘Ik kan deze smeerlapperij niet langer aanhoren,’ zei ze tegen haar ouders. ‘Ik walg van seks, en dat komt door jullie. Ik vond het vreselijk dat jullie altijd bloot door het huis liepen en dat we geen enkele deur op slot mochten doen.’

De lunch eindigde in tranen en verwijten over en weer. Kijkend naar de snikkende vrouwen zei Flowers: ‘Het is zo fijn dat we hier open en eerlijk over kunnen praten, vind je niet, Adriaan?’

‘Er is niet eens iets uit gekomen,’ zei ik. ‘Gaat Netta nou met Roger Middleton naar bed of niet?’

‘Dat besluit kan ik pas nemen als ik om middernacht naar een lijsterbes ben geweest,’ zei Netta. ‘Als ik een uil hoor krassen nadat ik mijn rowan song heb gezongen, kies ik voor seks met Roger Middleton en een open huwelijk. Als de uil zwijgt vraag ik echtscheiding aan, en eis ik voor de rechtbank de helft van dit huis en de helft van de winkel.’

Tot mijn ontzetting zong ze vervolgens de rowan song:

O rowan tree, o rowan tree,

Hey nonny no, how sad I be,

There is a man that I do love,

He be my dear, my turtle dove,

If I do lie with him abed

And hè do kiss my bonny head.

Wil I be stay or wil I be go?

Hey nonny, nonny, nonny, no.

Toen ze klaar was, kraste Daisy als een uil. Zelf vond ik het nogal gemeen van haar.

Ik begon met het afruimen van de tafel, maar Michael zei: ‘Nee, laat de afwas maar aan de vrouwen over. Ik wil je graag spreken in mijn werkkamer.’

Ik was liever naakt en ingesmeerd met honing in de berenkuil van de Whipsnade Zoo geklommen dan dat ik meeging naar Flowers’ werkkamer, maar ik deed toch wat hij vroeg, want alles, werkelijk alles, is beter dan het gezelschap van drie huilende vrouwen.

Flowers ging achter zijn bureau zitten en legde een hand voor zijn ogen. Ik wist niet of ik moest blijven staan of plaats moest nemen op de versleten leren stoel voor het bureau.

‘Adriaan, ik vind zelf dat ik een goed mens ben,’ begon hij. ‘Ik heb echt geprobeerd de mensheid te verheffen. Tien jaar lang heb ik elk paasweekend in een natte duffelse jas meegelopen in de vredesmars van Londen naar Aldermaston. Ik heb tenten gedoneerd en opgezet voor de vrouwen die bij Greenham Common demonstreerden tegen kernwapens. Ik heb Nelson Mandela een fruitmand gestuurd op Robben Island. Ik heb 100 vegetarische samosa’s afgeleverd toen de mijnwerkers in Nottingham staakten, en ik heb geprobeerd de arbeidersklasse een beetje cultuur bij te brengen door liederen van Schubert te zingen in hun pubs, maar daar heeft bingo een eind aan gemaakt. Ik ben bitter teleurgesteld in het Engelse proletariaat, Adriaan. Ze verkiezen high-tech boven kunst, materialisme boven cultuur, en het dwepen met beroemdheden boven robuuste spiritualiteit.

Ik heb altijd zo weinig voor mezelf gevraagd. Ik ben met weinig tevreden: genoeg groente en fruit, lekker brood, een kan zelfgebrouwen bier, en boeken natuurlijk. Maar bovenal, Adriaan, bovenal ben ik gezegend met de liefde van mijn gezin. Ik heb twee bijzondere vrouwen de mijne mogen noemen, en ik heb drie dochters, twee daarvan liefhebbend.’

Hij tilde zijn hoofd op en ramde met zijn vuist op het bureau, zodat de inktpotten en kroontjespennen die hij gebruikt een sprongetje maakten. ‘Het heeft me maar aan een ding ontbroken.’ Hij keek me priemend aan, recht in mijn ogen. Ik kon mijn blik niet van hem losmaken. ‘Ik wilde een zoon. En, Adriaan, ik denk dat ik hem nu heb gevonden. Jij en ik hebben zoveel gemeen. Net als jij heb ik een hekel aan sport en vulgariteit. En net als jij ben ik stapelgek op Marigold. Eerlijk waar, Adriaan, voor mij ben je de zoon die ik nooit heb gehad. Zeg alsjeblieft dat ik op je mag steunen in de donkere tijd die ik voor de boeg heb.’

Hij stak zijn hand uit. Wat kon ik anders doen, dagboek, dan hem een hand geven? Mijn audiëntie in zijn werkkamer duurde veertien minuten, en ik heb al die tijd niet één woord gezegd.

Maandag 9 december

Er is een schandaal losgebarsten over mevrouw Blair, de advocate met wie onze minister-president is getrouwd. Ze heeft een fraudeur met een strafblad, ene Peter Foster, voor haar laten bemiddelen bij de koop van twee appartementen in Bristol. Er was een bedrag van een half miljoen pond mee gemoeid.

Poster wordt door de Australische politie gezocht wegens het verkopen van valse afslankpillen. Op 1 september heeft de marechaussee op Luton Airport hem laten weten dat hij binnen twee dagen het land zou worden uitgezet omdat hij ‘het algemeen belang’ in gevaar zou brengen. Meneer Poster is de minnaar van Cherie Blairs goeroe en aromatherapeute Carole Caplin.

Ik vraag me af waarom ze geen makelaar heeft genomen. Uit opiniepeilingen blijkt dat ze minder respect genieten dan politici en journalisten, maar zelfs een makelaar moet toch betrouwbaarder zijn dan een beroepsoplichter.

Onze schrijfclub kwam bij elkaar in de gelagkamer van de Red Cow. Alleen Ken Blunt was er. Gary Milksop had een boodschap ingesproken op mijn mobiele telefoon om te zeggen dat hij in de file stond op de M6, waar een vrachtwagen zijn lading diepvrieskalkoenen was verloren. Verder zei hij nog: ‘Ik zie je op de 236. Ik kom met mijn partner en een paar vriendinnen. Laat me weten waar ik moet zijn en hoe laat, en welke kleding er wordt verwacht.’

Ken las me een scherp satirisch stukje voor, ‘De poedel van Bush’;

‘Amerika is een loopse teef ze biedt zich aan de hele wereld aan, schijt hamburgers, ketchup en cola.

Tony, de speelgoedpoedel, trippelt achter haar aan, snuffelt aan d’r gat en klimt erbovenop.’

Een paar oudere mannen aan een ander tafeltje keek geschrokken op. Ken heeft een erg luide stem.

Nadat ik hem een paar bladzijden uit mijn Roem en waanzin had voorgelezen, zei hij: ‘Het verbaast me niks dat je nog geen uitgever hebt gevonden. Wat een hoop gelul. Wie wil er nou lezen over een stel nepbruine zuipschuiten?’ Hij zei ook nog: ‘Zeg, voor het diner van de 236, heb je al ergens een tafel gereserveerd?’

Ik antwoordde bevestigend.

‘Wie is de gastspreker?’ wilde hij weten.

Ik zei dat het een aangename verrassing zou worden. ‘Ik help het je hopen,’ zei hij haast dreigend. ‘Mijn vrouw is erg trots op haar verzameling handtekeningen.’

Zodra ik thuis was stuurde ik Pandora een SMS:

Houd de avond van 23-12 vrij.

Je bent gastspreker bij een vip-diner in Leicester.

Dinsdag 10 december

Volgens Asif, de haardhoutjongen van het pompstation, kunnen de kopieerapparaten van de Verenigde Naties het kopiëren van het 12.000 pagina’s tellende document met gegevens over Iraks wapenprogramma’s niet aan.

Syrië wil weten waarom Amerika, Engeland, Frankrijk, Rusland en China het document het eerst te zien krijgen.

Asif zei: ‘Amerika heeft tijd nodig om met Tippex aan de slag te gaan en alle belastende info weg te lakken, zoals de wapens die ze vroeger aan Saddam verkochten, ja toch?’

Ik heb me wijselijk op de vlakte gehouden.

De twee door meneer Carlton-Hayes bestelde leunstoelen werden vandaag bezorgd. Het zijn ouderwetse fauteuils, bekleed met versleten bruin fluweel.

Ik ging in een van de twee stoelen voor het vuur zitten met de voorraadlijst. Binnen een paar minuten was ik in slaap gevallen.

Toen ik wakker werd, zat Marigold in de stoel tegenover me. Ze vertelde dat ze deze week elke avond moet repeteren met het mime-gezelschap. Ze vroeg of ik misschien zin had om mee te doen; zij speelt Maria en ik zou dan Jozef moeten zijn.

Ik liet haar weten dat ik officieel agnost ben en onmogelijk een rol kan spelen in een religieus toneelstukje.

‘Het is een pantomime, en dat is niet noodzakelijkerwijs religieus,’ legde Marigold uit. ‘Mime is oorspronkelijk zelfs heidens. Mama en papa waren mede-oprichters van de Nieuwe Seculiere Vereniging.’

Ik legde nog een houtblok op het vuur. ‘Ik vind mime verschrikkelijk, Marigold.’

‘Wat ben je toch intolerant.’

Ik zei dat een combinatie van mime en madrigalen me erger leek dan de hel.

‘Voor mij is de hel een leven zonder jou,’ zei ze. En toen: ‘Je zou handschoenen moeten dragen als je hout beetpakt. Van een splinter kun je een bloedvergiftiging oplopen.’ Daarna verliet ze de winkel.

Voor haar waarschuwing had ik houtblokken altijd met aan roekeloosheid grenzende nonchalance beetgepakt, maar de rest van de dag ging ik ermee om alsof het staven dynamiet waren.

Woensdag 11 december

Eerste kwartier van de maan

Honderd Hollywoodsterren hebben een petitie getekend tegen een preventieve aanval op Irak. Ik had van geen van die mensen ooit gehoord, behalve van Gillian Anderson, die vrouw van de X-files.

Pandora belde me in de winkel om te zeggen dat ze niet voor de 246 naar Leicester komt. Ze moet dan naar een borrel van haar kiesdistrict. Ik smeekte haar om haar plannen te veranderen.

Ze zei: ‘Gordon en Sarah Brown hebben me op Downing Street uitgenodigd voor champagne met hapjes. Hij wil met me praten over mijn politieke toekomst. Is jouw ‘vip’–diner belangrijker dan dat?’

Ik moest schoorvoetend nee zeggen.

Donderdag 12 december

Een mailtje van Wïlliam om te vragen of ik met Kerstmis naar Nigeria wil komen. Kon het maar! Ik zit compleet op zwart zaad, er zit geen benzine in mijn auto en mijn vriezer bevat twee croissants en een verschrompelde citroen.

Schulden hebben mijn salaris van mijn rekening gegrist.

Vrijdag 13 december

Het rekeningoverzicht van mijn creditcard was er vandaag. Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik las hoeveel Barclays me maandelijks in rekening brengt voor het geld dat ik heb geleend om de aanbetaling van mijn loft te kunnen voldoen.

Mijn juridisch adviseur Dave Barwell stuurde me een kerstkaart van een roodborstje met een kerstmuts. Er zat een rekening bij van £ 569,48 voor ‘professionele diensten’.

Ik heb de croissants gegeten en de citroen uitgeknepen in een beker heet water. Ik voelde me net een monnik in vastentijd. Wat was ik blij toen meneer Carlton-Hayes me een boterham met kaas uit zijn eigen lunchtrommeltje aanbood.

Zaterdag 14 december

Barclaycard is een werkelijk prachtige organisatie. Ik kreeg vandaag een brief van ze met de mededeling: ‘Het doet ons genoegen om u als gewaardeerde klant mede te delen dat uw bestedingslimiet is verhoogd tot £ 12.000. U kunt meteen van het extra bedrag gebruikmaken.’

Misschien is er toch een god. Barclaycard heeft me tweeduizend pond ter beschikking gesteld die ik direct kan uitgeven.

Zondag 15 december

Mijn vriezer zit vol met eten. De tank van de auto zit vol benzine. Alle parkeerterreinen in een straal van drie kilometer rondom het stadscentrum zijn echter ook vol, zodat ik over het jaagpad naar Water Meadow Park moest lopen, een winkelcentrum buiten de stad. Ik ben de hele tijd op mijn hoede geweest voor de zwanen. Er stond een gemene oostenwind.

Next, Marks & Spencer, WH Smith en DFS zien eruit alsof ze vanuit de ruimte in een weiland zijn gedumpt, en ook de winkelende mensen leken net marsmannetjes.

Auto’s stonden in de rij voor de parkeerterreinen, en ook om de parkeerterreinen weer te verlaten. De toevoerwegen zaten verstopt. Een motoragent probeerde de verkeerskluwen te ontwarren. Een politiehelikopter hing in de lucht, en er werd veelvuldig geclaxonneerd. Het leek meer op Rome dan op een Engels weiland. Toen ik langs een blokhut kwam waar de kerstman audiëntie hield en ik de lange rij bibberende kinderen zag die op hun beurt stonden te wachten, zonk de moed me in de schoenen en heb ik rechtsomkeert gemaakt.

Marigold heeft me vanavond elf keer gebeld. Ik heb haar niet teruggebeld. Ze maakt me ongelukkig.

Maandag 16 december

Twee tienermeisjes in minirokjes, korte topjes en dunne katoenen jacks kwamen vanochtend de winkel binnen en nestelden zich onmiddellijk voor het vuur. Het ergerde me. Als ze het zo koud hebben, waarom trekken ze dan geen dikkere kleren aan?

Aangezien ze geen belangstelling toonden voor de boeken, begon ik een verkooppraatje. Ik vroeg of ze hun kerstinkopen al hadden gedaan. Ze zeiden van niet.

Ik betoogde dat boeken altijd leuk zijn om te geven, waarop een van de twee zei: ‘Mijn moeder leest wel eens een boek als er niks op tv is.’

Ik vroeg wat haar moeder voor interesses had.

‘Eigenlijk geen, volgens mijn,’ zei ze.

Een paar vragen later had ik vastgesteld dat de moeder Pat heet, dat ze drieënveertig is en een parttime baantje heeft in een gloeilampenfabriek, dat ze drie kinderen heeft, dat ze cocktails drinkt als ze zaterdagavond uitgaat met haar man, dat ze een Elvis-fan is en haar eigen tomaten kweekt.

Na een paar minuten bracht ik het meisje een stapel toepasselijke boeken: Honderd cocktails voor thuis, Elviszijn leven in foto’s en Groente op uw vensterbank. Geen van de boeken kostte meer dan drie pond.

Ze wilde het cocktailboek en vroeg of ik het kon inpakken. De jonge mensen van tegenwoordig zijn zo verwend.

Voordat ze de winkel verlieten, vroeg ik de meisjes waarom ze op zo’n koude dag zulke dunne kleren droegen.

Ze giechelden, en toen de winkeldeur weer dicht was, hoorde ik het ene meisje tegen het andere zeggen: ‘Wat een ouwe viespeuk!’

Ik wilde achter ze aan rennen en uitleggen dat ik geen vieze ouwe man was, maar uit angst dat ik het daarmee alleen maar erger zou maken, bleef ik maar in de winkel.

Dinsdag 17 december

Marigold kwam in haar lunchpauze naar de winkel en zei dat ze niet meer kon eten of slapen. ‘Als ik had geweten dat ik me zo ellendig zou gaan voelen door verliefd op je te worden, zou ik een bunker om mijn hart hebben gebouwd.’ Ze vroeg meneer Carlton-Hayes of hij een poster wilde ophangen voor de ‘verschillende stukken’ van het mimeclubje.

Hij was te aardig om te weigeren, hoewel de poster niet om aan te zien is. Het groepje mimespelers ziet eruit als de personages uit The Night of the Living Dead.

Ze vroeg of ik kom kijken als de Leicester Komedianten donderdagavond hun debuut maken in Thrussington Parva. Ik kon niet zo snel een goed excuus bedenken, dus zei ik ja.

Toen ze weg was, zei meneer Carlton-Hayes: ‘Ik wil me niet met je bemoeien, Adriaan, maar ik krijg de indruk dat die jongedame je om haar vinger kan winden.’

Dagboek, het liefst was ik hem om de hals gevallen. Ik had moeten bekennen dat ik met hem wilde praten over mijn Marigold-dilemma, maar trots weerhield me. De waarheid, dagboek, is dat ik Marigold of die vreselijke familie van haar nooit meer wil zien, met uitzondering van Daisy. Haar zou ik zelfs heel vaak willen zien. Ik zou alles van Daisy willen zien, van top tot teen.

Woensdag 18 december

Gedroomd dat Ken Blunt en Marigold naar de Habitat gingen en met mijn Visacard een kingsize bed kochten.

Donderdag 19 december

Volle maan

Meneer Carlton-Hayes was vandaag zo aardig voor me. Hij zei: ‘Adriaan, schat, je hoeft vanavond niet naar dat mimegedoe, weet je. Zeg gewoon tegen die jongedame dat je niet van haar houdt en dat je de relatie wilt verbreken.’

Had ik zijn advies maar opgevolgd! Ik reed naar de pub in Thrussington Parva en bestelde een shandy aan de bar.

De kastelein, een dikke, norse man, vertelde me dat de mimers zich boven aan het verkleden waren.

Een groep volksdansers kwam de pub binnen. Ze zagen er bijna normaal uit, hoewel ik opvallend veel baarden telde. Ze werden gevolgd door een groep muzikanten met allerlei wonderlijke instrumenten, die later middeleeuws bleken te zijn. Poppy was er ook. Ze had een met hulstblaadjes bedrukt lint om haar haar geknoopt, maar het viel nog steeds tot over haar billen.

De norse kastelein tapte grote glazen ale achter de bar. Hij liep naar een trap en riep naar boven: ‘Noreen, Noreen, ik sta hier in m’n eentje!’

Ik haalde iets te drinken voor Poppy en we gingen in een hoekje zitten. Ik vroeg haar waarom ze niet meedeed.

‘Ik heb het niet op de Middeleeuwen,’ zei ze. ‘De kleren waren vreselijk. Geef mij de Romeinen maar.’

‘Maar de Romeinen waren bezetters,’ zei ik.

Ze trok de lange paardenstaart over haar schouder en streelde die alsof het een dier was. ‘De Romeinen hebben ons beschaving bijgebracht. Ze hadden warme baden en fantastische haarproducten.’

Ik vroeg hoe vaak Daisy naar Beeby on the Wold komt.

Ze schudde het haar naar achteren en zei: ‘Vaak genoeg om ruzie te maken.’

Om acht uur kwam een man met een baard de gelagkamer binnen. Hij droeg een boerenkiel en beenkappen. ‘Dames en heren, boeren en buitenlui,’ kondigde hij met schallende stem aan, ‘de komedianten staan gereed om het verhaal van Jezus’ geboorte voor u allen uit te beelden. Zegt het voort, zegt het voort.’

Het miezerde buiten en ik had geen paraplu bij me. Mijn moeder heeft de mijne geleend en niet teruggegeven.

De straatverlichting was aan en verschillende mimers hielden ouderwetse lantaarns in hun hand, maar het viel toch niet mee om te zien wat er precies gebeurde.

De voorstelling trok door het hele dorp. Marigold⁄Maria beviel voor het vroegere postkantoor van Jezus. Ik vond het onverstandig van haar dat ze haar bril droeg over haar masker heen; ze zag eruit als Jeff Goldblum in The Fly.

Voor de internet-theesalon van mevrouw Briggs boden de drie koningen hun geschenken aan. De madrigalen werden gezongen in het eigenaardige Engels dat alleen zangers gebruiken. Er was geen woord van te verstaan. Later in de pub vertelde ik Marigold dat ik haar ‘erg dapper’ vond. Ze vatte het op als een compliment.

Vrijdag 20 december

Toen ik wakker werd, kreeg ik een paniekaanval over het etentje van de schrijfclub. Ik SMS’te:

Pandora, zeg Brown af, vip-diner belangrijker.

Je bent een * Adriaan x

Zaterdag 21 december

Een drukke dag in de winkel. Er was veel vraag naar boeken over Marilyn Monroe en snooker. Dickens is bijna helemaal uitverkocht, en allezes de exemplaren van Barry Kents tweede bloemlezing Making Love with Wendy Cope, werden gekocht door een man met een baby voor zijn borst.

We konden pas om halfacht dicht.

Meneer Carlton-Hayes had een fles sherry gekocht. Om de een of andere reden doet sherry me altijd aan corsetten van oude vrouwen denken. Maar het was prettig om even tot rust te komen voor het vuur.

Meneer Carlton-Hayes zei dat hij mijn hulp enorm waardeert en hoopt dat ik het leuk vind om voor hem te werken. Hij vindt me soms een beetje verstrooid.

Losgekomen door de sherry vertelde ik hem dat een combinatie van zorgen—geld, Marigold en de zwanen—me ‘s nachts uit mijn slaap houdt. Hij knikte meelevend maar kwam niet met oplossingen, zoals een salarisverhoging.

Toen ik door de High Street naar het jaagpad liep, kwam ik langs groepen amok makende, dronken tieners van beide seksen. Een jongen gaf over voor de deur van Dixons.

De maan lichtte me bij tijdens mijn wandeling over het jaagpad. De zwanen kwamen me halverwege tegemoet, maar ze bleven in het water. Gielgud was er niet bij. Ik hoop dat hij dood is.

Het was ondraaglijk heet in mijn loft toen ik thuiskwam. De thermostaat van mijn vloerverwarming leidt een geheel eigen leven. Ik deed de schuifdeuren open en ging op het balkon zitten om af te koelen.

Met een gevoel van moedeloosheid zag ik Gielgud naar de overkant van het kanaal zwemmen. Ik riep dat hij weg moest gaan, maar hij bleef me roerloos aankijken. Ik staarde terug, vastbesloten om niet als eerste weg te kijken.

Na een tijdje kwam zijn vrouw eraan, en toen glinsterden er twee paar kraaloogjes in het donker. Ik ging naar binnen, niet vanwege de zwanen maar vanwege de kou.

Ik raakte dat beeld van Gielgud en zijn vrouw maar niet kwijt, twee zwanen naast elkaar in het water. Ik vroeg me af hoe lang ze al bij elkaar zijn, en waarom ze ooit op elkaar zijn gevallen. Ik ben een beetje jaloers op hun relatie.

Opeens golfde er adrenaline door me heen, en ik stoof de deur uit en naar mijn auto. Ik reed naar Beeby on the Wold en bleef voor het lege huis van de familie Flowers staan wachten. Pas om elf uur kwamen ze thuis.

Marigolds ouders gingen naar binnen, gevolgd door een man met een grote neus. Marigold liep naar mijn auto, deed het portier open en kwam naast me zitten. Ik vroeg of de man met de grote neus Roger Middleton was.

‘Ja,’ zei ze. ‘Ze beginnen vanavond met hun open huwelijk.’

Ik zei dat ik haar iets moest vertellen.

‘O nee, niet weer!’ riep ze wanhopig uit. ‘Waarom moet mij dat altijd overkomen? Eerst bevredigen mannen hun lust, en dan word ik als een vuile theedoek afgedankt.’

Ik wilde erg graag naar huis, maar ik wist dat ik minstens een halfuur lang naar Marigolds gesnik en zelfmedelijden zou moeten luisteren.

Om te beginnen vertelde ik haar dat ik haar niet waard was, dat ik me nog niet wilde binden, bla, bla, bla enzovoort en zo verder. Toen vertelde ik haar over Plato’s allegorie: dat de eerste mensen vier benen, vier armen en twee hoofden hadden en volmaakt gelukkig hun acrobatische capriolen uithaalden, maar de goden keken op hen neer en werden jaloers en ze sneden elke mens in tweeën. Nu hadden de mensen twee armen, twee benen en één hoofd. Zo te zien maakten ze een gelukkige indruk, en ze konden lopen en spelen, maar vanbinnen huilden ze. Voortdurend waren ze op zoek naar hun andere helft, zodat ze zich weer compleet konden voelen.

‘Marigold,’ zei ik, ‘op een dag vind je heus je andere helft. Hij is ergens, en hij is op zoek naar jou.’

Ze tuurde naar buiten alsof ze verwachtte haar andere helft bij de heg te zien staan.

Er volgden tien minuten luid geween, vijf minuten zacht snikken en snuffen, en daarna kraakte ze met een gebroken stem wat sentimenteel gedoe.

Ik was opgelucht toen ze zei: ‘Ik ga naar bed. Ik wil dat deze vreselijke dag voorbij is.’

Ik bracht haar naar de voordeur. Ze maakte de deur open, en we stonden nog even in de hal. Toen gaf ik haar een vriendschappelijk klopje op haar schouder. ‘Nou, tot kijk dan maar,’ zei ik.

Ik reed naar huis met mijn Abba-bandje snoeihard. Volgens mij heb ik zo ongeveer de hele weg te hard gereden. Het was net alsof de auto vleugels had.

Zondag 22 december

Vanochtend om halfnegen belde Michael Flowers om me te vertellen dat Marigold vannacht met een mogelijke blindedarmontsteking in het Royal Hospital is opgenomen. Hij zei dat ze om me had gevraagd. ‘Ik heb je al eerder gebeld op dat mobiele geval van je,’ vervolgde hij, ‘maar dat stomme ding bleef herhalen dat het nummer niet bereikbaar was en dat ik het later nog een keer moest proberen. Ze heeft veel pijn, Adriaan, zowel lichamelijk als geestelijk. Ga alsjeblieft naar haar toe. Ze heeft je nodig.’

Ik ging naar het balkon. In de verte kon ik de lichten van het kolossaal grote Royal Hospital zien. Gielgud stond naast mijn auto alsof hij me het instappen wilde beletten. Probeerde hij me soms te vertellen dat ik niet naar het ziekenhuis moest gaan? Sinds ik de familie Flowers heb leren kennen, zie ik overal voortekens.

Onderweg naar het ziekenhuis belde ik Pandora. Ze nam meteen op. Ik smeekte haar om morgen naar Leicester te komen. Ze lachte me uit.

Ik vroeg of ze het nummer van Keith Vaz heeft. Ze zei dat ze het wel heeft maar het niet aan mij wil geven. Ik vroeg of ze niet een beroemdheid kent die me op het laatste moment uit de brand kan helpen.

Ze zei: ‘Op 23 december, één dag van tevoren, geen onkostenvergoeding en geen honorarium; ben je soms niet goed bij je hoofd?’ Ze liet haar stem dalen. ‘Even serieus, Aidy, ben je gek geworden? De laatste keer dat ik je zag vond ik je een beetje eenzaam en verdrietig. En dan die ellendige loft, zo wit en kil.’

Ik vertelde haar dat Marigold in het ziekenhuis ligt, en ze zei: ‘Geloof me, ze kunnen niets vinden. Wat een diva is die trut.’

Ik wees haar erop dat ze Marigold niet eens kent, maar ze zei: ‘Wayne Wong vergelijkt haar met de vrouw van voorzitter Mao: klein maar dodelijk.’

Het duurde een eeuwigheid voordat ik Marigold eindelijk had gevonden. Ze was van de afdeling spoedeisende hulp naar de afdeling observatie overgebracht. Ik informeerde bij een zuster achter de balie in welke kamer ze lag. ‘O, u bent de verloofde,’ zei ze toen ik zei hoe ik heette.

Ik had kunnen ontkennen en mijn status als vrijgezel moeten benadrukken, maar ze had zich al omgedraaid en ging er in looppas vandoor.

Marigold lag op een zaaltje met vijf andere vrouwen. Ze keek naar een kleine televisie naast haar bed, maar toen ze me aan zag komen deed ze haar ogen dicht en leek ze in een diepe slaap te vallen. Ik had helemaal geen zin om haar ‘wakker’ te maken, dus ging ik naast haar bed zitten om naar het nieuws te kijken.

Meneer Blair had het over de gevaren voor de wereld als tirannen zoals Saddam Hoessein ongestoord hun gang kunnen gaan. Hoe iemand aan de woorden van meneer Blair kan twijfelen is me een raadsel. Die man is de verpersoonlijking van eerlijkheid en oprechtheid.

Uiteindelijk werd Marigold ‘wakker’, en ze veinsde verbazing toen ze me zag zitten. Ze stak haar kleine hand uit, ik legde de mijne erin en ze gaf me een kneepje. Ik had beneden in de ziekenhuiswinkel de Hello! en een bakje pitloze rode druiven voor haar gekocht.

Ze wees op het bordje boven haar bed met de tekst ‘Geen eten of drinken’ en vertelde me dat ze niets mag nuttigen zolang de artsen nog niet klaar zijn met hun onderzoeken, voor het geval haar blindedarm eruit moet.

En de Hello! wilde ze ook al niet. Ze had medelijden met rijke en beroemde mensen, zei ze, en het kon haar geen zier schelen wat voor kleren ze droegen of in wat voor huizen ze woonden.

Ik zocht wanhopig naar een onderwerp van gesprek, tevergeefs, dus er viel een ongemakkelijke stilte. Bij gebrek aan beter keken we samen naar Scooby-Doo!

Aan het eind, toen de portier zijn masker had afgerukt en de slechte geleerde bleek te zijn die dreigde de wereld op te blazen, begon Marigold te huilen. ‘Nu lig ik met Kerstmis in het ziekenhuis,’ zei ze, ‘en ik had onze eerste kerst zo graag samen willen vieren, Adriaan.’

Ze had ons gesprek van de avond daarvoor compleet gewist.

Een Afrikaanse dokter die eruitzag alsof hij al weken niet had geslapen kwam haar buik onderzoeken.

Ik wilde weggaan, maar de arts weerhield me. ‘Nee, blijf maar even hier. U bent toch de verloofde van mevrouw Flowers?’

Marigold zei ja, en onder die omstandigheden kon ik haar moeilijk tegenspreken.

Ik keek toe terwijl de dokter haar onderbuik beklopte. Marigold reageerde alsof zijn vingers roodgloeiende staven waren waarmee hij haar martelde.

Nadat ze haar pyjamajasje weer had dichtgeknoopt, zei de arts: ‘Ik kan geen oorzaak vinden voor uw pijn. Er is geen zwelling, u hebt geen koorts, uw bloeddruk is beter dan de mijne. Volgens mij hebt u geen blindedarmontsteking. Bent u de laatste tijd misschien ernstig van streek geweest?’

‘Ik heb de hele nacht geen oog dichtgedaan,’ zei Marigold.

De dokter keek naar mij. ‘Ik neem aan dat u een normale seksuele relatie hebt?’

‘Wilt u weten of ik seksueel gestoord ben?’ vloog ik verontwaardigd op.

‘Nee, u begrijpt me verkeerd.’ Hij keek naar Marigold en zei: ‘Hebt u pijn tijdens de gemeenschap?’

‘Geen lichamelijke pijn,’ antwoordde ze.

Ik ben nog een uur bij haar gebleven, totdat haar ouders kwamen.

Netta gaf Marigold een stapeltje kaarten. Een ervan was een uitnodiging voor Tania Braithwaites gekostumeerde feest op oudejaarsavond.

Marigold keek niet-begrijpend, totdat ik uitlegde dat Tania mijn ex-stiefmoeder was.

‘Je hoeft echt niet naar dat feest te gaan als je er geen zin in hebt, Marigold,’ zei ik.

‘Je moet juist wel gaan, Mazzie,’ zei haar moeder. ‘Dan heb je iets om naar uit te kijken.’

21.00 uur

Boodschappen achtergelaten voor drie parlementsleden, Keith Vaz, Patricia Hewitt en Jim Marshall, en verder voor Gary Lineker, Martin Johnson, de aanvoerder van de Tigers, Rosemary Conley, Willie Thorne, de burgemeester van Leicester, en de manager van Marks & Spencer, om ze uit te nodigen als gastspreker voor ons diner.

Toen kreeg ik een ingeving en belde ik Wayne Wong om hem te vragen of Engelbert Humperdinck de kerst zoals gewoonlijk bij zijn familie in Leicester doorbrengt.

‘Meneer Humperdincks familie heeft nog niet gereserveerd,’ zei Wayne.

Omdat ik hem toch aan de lijn had, vroeg ik hem om morgen voor halfacht een tafel voor acht personen te reserveren.

‘We zitten helemaal vol, Aidy. Het is de avond voor Kerstmis.’

Hij moet de wanhoop in mijn stem hebben gehoord, want na het aanhoren van mijn smeekbede liet hij zich vermurwen. ‘Ik prop je wel ergens tussen,’ zei hij niet bepaald vriendelijk. ‘En jullie moeten uiterlijk om halftien weer weg.’

Maandag 23 december

Werd vanochtend wakker met het gevoel dat er een onweerswolk boven mijn hoofd hing. Tijdens de wandeling naar de winkel belde ik Ken Blunt en Gary Milksop om nader af te spreken voor vanavond.

‘Is het je gelukt om een beroemdheid te strikken?’ wilde Ken weten.

Ik vertelde hem dat er inderdaad een gast zou komen tijdens het diner in de Imperial Dragon, en dat we na het eten naar mijn loft zouden gaan voor de koffie en de toespraak.

De winkelbel rinkelde onafgebroken en klanten liepen in en uit. Op een gegeven moment stond er zelfs een rij voor de haard.

Mijn ouders kwamen langs in de winkel. Ze deden de laatste kerstinkopen. Mijn moeder vroeg wat ik wilde hebben voor Kerstmis. Ik vroeg of ze een touw voor me wilde kopen zodat ik me kon verhangen.

‘Waarom ben je toch zo’n doemdenker?’ zei ze. ‘Als je nu niets anders zegt, koop ik twee boxershorts van Calvin Klein voor je. Ik hoop dat je bij ons komt voor het kerstdiner. Het wordt de laatste keer in Wisteria Walk, want we verhuizen de dag na de kerst.’

Ik vroeg mijn ouders wat zij wilden hebben.

‘Een moker zou wel handig zijn,’ opperde mijn vader.

En mijn moeder zei dat haar Deep Comfort Body Butter van Clinique bijna op was.

Ze vertelde me dat mijn zus en haar vriend Simon zouden komen en ze waarschuwde dat ik cadeaus voor ze moest kopen. ‘Verder is het eerste kerstdag precies een jaar geleden dat de nieuwe hond doodging, vergeet dat niet.’

‘Natuurlijk vergeet hij dat niet,’ zei mijn vader. ‘Hij heeft het arme dier zelf vermoord.’

Ik ging daar scherp tegenin. ‘Hoe vaak moet ik jullie nou nog vertellen dat ik de nieuwe hond dat kalkoenbot niet heb gegeven! Hij maakte een sprongetje en jatte het van mijn bord.’

Ik vroeg mijn moeder of ze niet een beroemdheid kende die vanavond vrij was.

Ze zei dat ze de ex-vrouw van de neef van Gary Lineker kende, en dat die grappige anekdotes kon vertellen over toen Gary klein was.

‘Als Gary niet al op de lagere school Dostojevski las, denk ik niet dat die vrouw een groep creatieve schrijvers kan boeien,’ zei ik.

Om halfzes vroeg ik meneer Carlton-Hayes of hij de gastspreker bij het diner van onze schrijfclub wilde zijn.

‘Wat jammer nou, lieverd,’ zei hij. ‘Ik geef vanavond een borrel voor de buren. De enige die je op dit kritieke moment nog zou kunnen krijgen, is iemand die van zijn eigen stemgeluid houdt.’

‘Michael Flowers!’ riepen we in koor.

Ik bekeek de poster van het mimegezelschap. Flowers had die avond geen optreden. Ik belde hem onmiddellijk op. Netta nam op en vertelde dat haar man bij Marigold op bezoek was in het ziekenhuis. Ze voegde er nog aan toe dat Marigold morgen weer naar huis mag.

Ik belde de afdeling waar Marigold lag en vertelde een verpleegster dat ik Michael Flowers dringend moest spreken. Ze vroeg of ik familie was. Ik zei nee.

‘Dan kan ik u helaas niet doorverbinden,’ zei ze.

Ik was de wanhoop nabij, dus zei ik dat ik de verloofde van Marigold Flowers was.

Michael Flowers kwam aan de lijn, en ik legde hem uit dat ik op het laatste moment lelijk in de steek was gelaten door Cherie Blair en voor vanavond halfacht vervanging nodig had. Ik zei dat ik het als een eer zou beschouwen als hij wilde komen.

‘Als je toekomstige schoonvader help ik je vanzelfsprekend graag uit de brand,’ zei hij.

Hij vroeg of ik iets tegen Marigold wilde zeggen.

‘Ja,’ zei ik, ‘wens haar beterschap.’

‘Kom, kom, Adriaan,’ zei Flowers, ‘als stapelverliefde vrijer kun je toch wel iets beters verzinnen. Je hoeft je tegenover mij echt niet te generen. Zeg gewoon tegen dat meisje dat je van haar houdt.’

Wat kon ik doen, dagboek? Ik was als was in zijn handen.

Ik belde Nigel en vroeg of hij me naar het diner wilde vergezellen. ‘Waarom niet?’ zei hij bot. ‘Dan hoefik tenminste niet te koken.’

Ik voerde Nigel het restaurant binnen door hem aan de voorkant van zijn overhemd te sturen. Toch stootte hij nog tegen tafels en stoelen aan, en hij liet zijn witte stok twee keer vallen. Zijn taalgebruik is niet voor herhaling vatbaar. Wat is die man een chagrijn sinds hij blind is geworden.

Wayne had met veel moeite een extra tafel neergezet, naast het aquarium. Het licht in het aquarium wierp een onprettig groenig schijnsel op de tafel, maar ik kon er moeilijk iets van zeggen.

Ken Blunt en zijn vrouw Glenda zagen eruit als middelbare marsmannetjes. Zij is een beetje ordinair maar wel reuze vriendelijk.

‘Ik vind het niet erg dat Ken schrijft,’ zei ze. ‘Het is een goedkope hobby, niet zoals golf.’

Gary Milksops ogen lichtten op toen hij Nigel zag. Geen wonder, want Gary’s partner was een jongeman met een muizengezicht, een baardje zo smal als een krijtstreep en oren die uitstaken als het oor van een theekopje.

Jammer genoeg kon ik Milksop niet waarschuwen dat hij geen kans maakt met Nigel. Nigel houdt van stoere kerels met eeltige handen die hem commanderen en een hel van zijn leven maken.

Milksops vriendinnen waren twee ernstig kijkende meisjes. Hij vertelde dat hij ze verleden maand bij groepstherapie heeft leren kennen. Ze schijnen te denken dat hij een of ander genie is.

Flowers was te laat, en toen hij eindelijk zijn entree maakte, brulde hij: ‘Ik word verwacht aan de schrijverstafel.’ Hij droeg een groen tweedpak en een grote vilthoed.

Ik kondigde aan dat onze beroemde gastspreker er was.

Ken Blunt draaide zich om. ‘Dat is die eikel van de natuurwinkel op de grote markt!’

Zijn vrouw stopte het handtekeningenalbum terug in haar tas.

Teleurstelling daalde als een dik pak sneeuw over de tafel neer. Het was een bijzonder onbevredigend diner. Wayne Wong bleef me eraan herinneren dat ik voor halftien weg moest zijn.

Ken Blunt en Michael Flowers ruzieden over Irak. Ken is fel anti-Amerikaans—Glenda vertelde me dat hij geen Coca-Cola in huis duldt—en Flowers beweert dat hij pacifist is. (Hij weet niet dat ik weet dat meneer Carlton-Hayes hem k.o. heeft geslagen tijdens die vechtpartij op het parkeerterrein.)

Op een gegeven moment zei ik dat ik ondanks het gedrag van zijn echtgenote, die de schrijfclub immers heeft laten zitten, nog steeds het volste vertrouwen heb in meneer Blair en dat de massavernietigingswapens elk moment gevonden kunnen worden, maar dat het te vergelijken was met zoeken naar een naald in een hooiberg ter grootte van Frankrijk.

Nigel zei: ‘Of met zoeken naar een stukje kalkoen in deze mislukte kalkoen chow mien.’

Milksop zei dat Irak alleen maar over olie ging. Zijn discipelen knikten en gaapten hem aan alsof hij een of andere politieke goeroe was.

Nigel weigerde koppig hulp bij het lokaliseren van stukjes kalkoen en bleef noedels knoeien op zijn Kenzo-overhemd.

De twee ernstige meisjes praatten wel met elkaar maar leken geen bijdrage aan het tafelgesprek te willen leveren.

Michael Flowers begon aan een monoloog, ik wist niet dat anekdotes dodelijk kunnen zijn. Aan het eind van de maaltijd wilde hij per se een dankwoord uitspreken. ‘Laten we Adriaan allemaal bedanken voor deze oergezellige avond.’

Nigel stootte een vreselijk sardonisch lachje uit en bestelde champagne.

Wayne kwam aanzetten met een magnum Pomagne en negen glazen. ‘Wat vieren jullie?’ informeerde hij.

‘Adriaans verloving met Marigold Flowers,’ zei Nigel.

‘Dat meen je niet,’ zei Wayne. ‘Toch niet het magere scharminkel dat bang is voor de vissen?’

‘Wayne,’ zei ik snel, ‘dit is Marigolds vader Michael.’

Wayne drukte hem vluchtig de hand en zei toen tegen mij: ‘Het is nu vijf voor halftien, dus jullie moeten wel een beetje doordrinken.’

Toen onze glazen waren gevuld, begon Nigel Cliff Richards winnende Eurovisieliedje te zingen, ‘Congratulations’.

De andere gasten in het restaurant zongen mee, en Ken Blunt trok me overeind om de felicitaties in ontvangst te nemen.

Een van de ernstige meisjes maakte een foto van mij en Michael Flowers, die me omhelsde en pompend de hand drukte. Ze beloofde dat ze de afdruk aan Gary Milksop zou geven.

Het lijkt erop dat ik tegen mijn wil inmiddels officieel verloofd ben met Marigold Flowers.

Gielgud en de andere zwanen zaten bij elkaar in een hoekje van het parkeerterrein. Ik wees Michael Flowers waar ze zaten, en hij zei: ‘We kunnen beter voorzichtig zijn. Wist je dat een zwaan iemands arm kan breken?’

We bleven in Flowers’ Rangerover op de anderen zitten wachten.

Het was onmogelijk om niet in de zwanenstront te trappen, en mijn houten vloer bleef helaas niet gespaard.

Ik zette koffie en gaf de gebruikelijke waarschuwing over de glazen muur van de badkamer. Het leek Michael Flowers niet te deren; zijn stroom urine klonk als de Zambezi in de regentijd.

Nigel en Gary Milksop zaten naast elkaar op de witte bank. De twee ernstige meisjes zaten in kleermakerszit op de grond. Ken Blunt en zijn vrouw hingen ongemakkelijk op de futon. Ik haalde de stoelen van het balkon, begeleid door blazende zwanen. Muizen-gezicht nam de ene stoel en Michael Flowers de andere. Ik leunde tegen het aanrecht, blij met de afstand. Ik verlangde hevig naar de afsluiting van een vreselijke avond.

Alweer liet Flowers ons wachten. Eerst nam hij de houding aan van Rodins De denker, en toen tilde hij zijn hoofd op. ‘Voordat ik begin, wil ik graag eerst met zijn allen een kring vormen.’

Er werd heen en weer geschoven met meubels, en Flowers zei: ‘Geef elkaar een hand en sluit de ogen. Ik wil dat jullie de atmosfeer in deze kamer kunnen voelen.’

Ik gaf Ken Blunt en Muizengezicht allebei een hand en deed mijn ogen dicht. Ik voelde gêne, achterdocht en verveling.

Flowers dreunde een boeddhistische mantra op, en we moesten allemaal meedoen.

Toen we klaar waren, trok Ken Blunt zijn vrouw overeind. ‘We moeten naar huis om de hond uit te laten,’ kondigde hij aan.

Ik liep mee naar beneden om ze uit te laten. Ken zei tegen me: ‘Ik dans nog liever op mijn blote voeten op punaises dan dat ik moet luisteren naar wat hij te zeggen heeft.’

Flowers had het hoogste woord toen ik terugkwam. ‘Ik las Voltaire op mijn zesde en Tolstoj op mijn zevende.’

‘Hebt u ooit een roman geschreven, meneer Flowers?’ lispelde Gary.

Flowers vertelde dat hij in de jaren zestig ‘de ultieme Engelse roman’ had geschreven. Hij had zijn goede vriend Philip Larkin gevraagd om het manuscript te lezen. Volgens Flowers schreef Larkin terug: ‘Hello to All This is de roman van de eeuw. Mindere schrijvers zoals ikzelf, Amis e.a. zouden onze pen neer moeten leggen en nooit meer op moeten pakken. Mike, mijn goede vriend, je bent een genie. De uitgevers in Londen zullen een moord doen om je in hun stal te krijgen.’

‘Ik weet dat ik maar een domme nicht ben,’ zei Nigel, ‘maar ik heb nog nooit van Hello to All This gehoord.’

Flowers beet op zijn lip en wendde zijn hoofd af alsof hij vocht tegen heftige emoties. ‘Nee,’ zei hij met wat waarschijnlijk voor een verstikte stem moest doorgaan. ‘Mijn eerste vrouw, Conchita, heeft het manuscript verbrand.’

Gary Milksop, Muizengezicht en de twee ernstige meisjes slaakten een kreet van afschuw.

‘En dat was het enige exemplaar?’ vroeg Nigel.

Flowers knikte. ‘Het was handgeschreven met paarse inkt op prachtig handgeschept papier.’

Nigels lip krulde omhoog. ‘En zoiets kostbaars hebt u per post naar Philip Larkin gestuurd?’

‘Er is geen enkel land waar de posterijen betrouwbaarder zijn dan in het onze,’ protesteerde Flowers verontwaardigd. ‘Ik vertrouw ze volkomen.’

Ik probeerde hem in het nauw te drijven. ‘Maar de brief van Larkin hebt u nog wel?’

‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Conchita heeft alles wat me dierbaar was vernietigd.’

Een van de ernstige meisjes doorbrak haar stilzwijgen. ‘Ik heb mijn afstudeerscriptie over Philip Larkin gedaan: ‘Philip Larkin, Uber-Nerd’. Ik heb alles gelezen wat er over hem te lezen was, maar ik kan me niet herinneren dat hij het ooit over een Michael Flowers heeft gehad.’

Flowers glimlachte en zuchtte. ‘Ach, lieve meid, alle papieren van arme ouwe Phil zijn verbrand.’

‘Als ik het goed begrijp,’ zei ik, ‘bestaat er dus geen enkel bewijs van uw vriendschap met Philip Larkin? Of van uw verdwenen meesterwerk Hello to All This?

Ik hield het werkelijk niet meer uit en verontschuldigde mezelf om even een luchtje te kunnen scheppen op het balkon. Na een paar minuten kreeg ik het koud en moest ik weer naar binnen.

Toen ik weer binnenkwam, zei Flowers net: ‘Ik heb mijn best gedaan om de oprukkende dictatuur van de auto tot staan te brengen. Ik heb geprobeerd om de productie van de Ford Cortina stil te leggen. Ik ben voor de poorten van Dagenham gaan liggen. Ik had de vooruitziende blik om te zien dat het milieu, Engeland en uiteindelijk alles wat ons dierbaar is eraan kapot zou gaan als we het proletariaat van auto’s voorzagen.’

‘Mijn vader had een Cortina Mark 4,’ zei Nigel. ‘Beeldig hemelsblauw met een bekleding van luipaardvellen. Zijn er fabrieksarbeiders geweest die hun goedbetaalde baan hebben opgezegd omdat u op de openbare weg was gaan liggen?’

‘Ik was diep teleurgesteld over de reactie van de arbeiders,’ zei Flowers. ‘Ze hebben me uitgescholden, en een paar van hen hebben zelfs misbruik gemaakt van de situatie en mij een gemeen pak ransel gegeven.’

Gary bood Nigel een lift naar huis aan en hij beval Muizengezicht om de meisjes naar hun flat te brengen.

Flowers bleef nog tot lang nadat de anderen weg waren. Hij ging eindeloos door over Conchita. ‘Ik ben naar Mexico gegaan nadat ik een theaterproductie van The Royal Hunt of the Sun had gezien. Ik

Ik vertelde mijn vader dat ik niet weet hoe ik verloofd ben geraakt, dat het allemaal een ellendige vergissing is, dat ik niet van Marigold houd en haar niet eens aardig vind. Ik beloofde dat ik ze die dag nog zou bellen.

Toen ik in de winkel kwam, waren er al drommen klanten op zoek naar cadeautjes. Mensen stonden in de rij om door meneer Carlton-Hayes geholpen te worden.

Om elf uur vanochtend belde Netta Flowers om te zeggen dat Marigold weer veilig thuis was uit het ziekenhuis. ‘Ze wil je graag zien, Adriaan,’ zei ze. ‘Heb je zin om morgen op de thee te komen?’

‘Het spijt me, mevrouw Flowers, maar mijn ouders houden morgen tegen theetijd een herdenkingsdienst voor een huisdier waar we allemaal bijzonder veel van hielden.’

‘Marigold is erg somber,’ drong Netta aan. ‘Ik heb haar een Indiase hoofdmassage gegeven en lavendelbloemen in haar kamer gestrooid, maar het lijkt wel of niets haar kan kalmeren.’

Ik ben er niet trots op, dagboek, maar ik beken dat mijn mond geluidloos scheldwoorden vormde terwijl ik ‘Voor mama van Adriaan’ op een kaartje schreef.

‘Zelfs Daisy kan Marigold niet opvrolijken,’ vervolgde Netta.

‘Is Daisy er?’

‘Ja, mijn meisjes zijn dit jaar allemaal thuis voor Kerstmis.’

Ik zei dat ik naar Beeby zou komen om Marigolds kerstcadeau te brengen.

‘We zijn allemaal dol op je, Adriaan,’ zei Netta voordat ze neerlegde.

Om ongeveer halfvijf belde mijn vader om te zeggen dat er op de pagina met familieberichten van de Leicester Mercury een advertentie staat waarin mijn verloving wordt aangekondigd, en dat ze werden overspoeld door telefoontjes van mensen die wilden weten wie Marigold was. Hij zei: ‘Je moeder heeft het er verdomde moeilijk mee, Adriaan. Ze is met een dubbele dosis Prozac in bed gekropen. Ze heeft de kalkoen niet gevuld, niks niet.’

Ik rende naar de hoek om een Leicester Mercury te kopen. De advertentie was groot en opvallend:

Michael en Netta Flowers

zijn bijzonder verheugd over de verloving van

hun dierbare dochter Marigold

met de heer Adriaan Mole.

Wij wensen hen een spirituele en vreedzame toekomst. Nader bericht over de huwelijksvoltrekking volgt.

De Leicester Mercury heeft een oplage van 93.156 en naar schatting 239.000 lezers. Mijn bloed stolde.

Onderweg naar de kiosk besefte ik dat de meeste winkels in de High Street al dicht waren. Ik was van plan geweest om in mijn lunchpauze kerstinkopen te doen, en nu was het te laat. De kerstgekte sloeg toe. Ik stoof de Habitat binnen en vroeg of ze ook mokers verkochten, en daarna een platenzaak, waar ik me hun Johnny Cash-selectie liet aanwijzen.

Sommige van onze klanten waren eveneens in paniek. Om halfzes waren we de enige nog geopende winkel in de High Street.

Een troep dronken bouwvakkers die de hele middag hadden zitten hijsen terwijl ze eigenlijk cadeautjes voor hun vrouwen en vriendinnen hadden moeten kopen, stormde naar binnen en vroeg om hulp bij het kiezen van geschikte boeken.

Meneer Carlton-Hayes en ik wisten onze hele voorraad kookboeken te slijten, waaronder een gesigneerde Delia Smith en een Riek Stein, compleet met een pootafdruk van zijn hond Chalky.

Een van de bouwvakkers, een stukadoor, kocht een boek over de valkenjacht voor zichzelf en zei dat hij na de kerst terug zou komen om te zien of we meer van zijn gading in huis hadden. Voordat hij wegging, viel zijn oog op de haard. Hij stelde vast dat het pleisterwerk ‘linke soep’ was en bood aan om in het nieuwe jaar terug te komen en een offerte te maken.

Ik deed de deur op slot en draaide het bordje met ‘gesloten’ om naar de straat. Een verwilderde vrouw met donker haar rende naar de deur en riep door het glas heen: ‘Verkoopt u ook reservelampjes voor kerstverlichting?’

Ik schudde mijn hoofd en zei: ‘Sorry.’ Wat had ik een medelijden met die arme vrouw.

Voordat ik naar huis ging, koos ik nog een paar boeken uit voor mijn ouders, Pandora en Nigel.

Toen ik meneer Carlton-Hayes de advertentie in de Leicester Mercury liet zien, zei hij: ‘Ik geloof nooit wat ik in de krant lees, lieve schat.’

Ik heb mijn ouders net gebeld om te vragen of ik morgen nog welkom ben. Mijn vader nam op, en liet meteen zijn stem dalen. ‘De situatie is hier niet best, jongen. Rosie belde net om te zeggen dat ze niet komt. Je moeder is boven. Ze huilt non-stop en ze luistert naar Leonard Cohen met het volume op maximaal.’

Op de achtergrond hoorde ik inderdaad Leonard Cohen, kermend over seks en dood.

‘Ik hoop dat je morgen hier komt, jongen,’ zei mijn vader. ‘Ik heb iemand nodig die me helpt de dag door te komen.’

Onderweg naar Beeby on the Wold ving ik hier en daar een glimp op van mensen die zich op eerste kerstdag aan het voorbereiden waren. Ik dacht aan William in Nigeria en aan Glenn in zijn barakken in Aldershot. Ik hoop dat ze hun mail checken, want ik heb ze allebei een elektronische kerstkaart gestuurd. In mijn hart weet ik dat ze liever een echte kaart hadden gehad.

Marigold lag in haar Assepoester-bed. Het is de tragiek van haar leven, en van het mijne, dat zij een van de lelijke zusjes is. Ze gaf me mijn kerstcadeau en stond erop dat ik het in haar bijzijn uitpakte. Het was het poppenhuis van een loft. Ze had er sinds de vorige keer allerlei dingen bij gemaakt. Er zat een zwaan op het balkon, en er waren twee kinderen. Het jongetje leek op mij en het meisje op Marigold. De details waren verbijsterend. Ze had zelfs een miniatuur broodrooster en espressomachine gemaakt. ‘Vind je het mooi?’ vroeg ze.

‘Ik heb er geen woorden voor,’ zei ik.

‘Ik heb er dag en nacht aan gewerkt,’ zei ze. ‘Ik heb bijna niet geslapen. Waarschijnlijk ben ik daardoor ziek geworden.’

‘Je moet rust houden,’ zei ik. ‘Blijf maar lekker een paar dagen in bed en dan zie ik je in het nieuwe jaar weer.’

‘Maar we hebben elkaar sinds onze verloving nauwelijks gezien,’ wierp ze tegen.

Ik nam haar hand in de mijne. ‘We zijn toch niet echt verloofd, Marigold?’

‘Nee, niet zonder ringen.’

Ik gaf Marigold haar cadeau en vroeg of ze het pas morgenochtend open wil maken. Ik wilde haar teleurstelling niet zien, het is een van de zeldzame ongesigneerde exemplaren van Beestachtig goed!, mijn kookboek dat bij de televisieserie hoorde.

Marigold stak haar hand uit en trok me naar zich toe. Ik stootte mijn scheenbeen aan het koetsbed, het poppenhuis viel om en Marigold, onze twee kinderen en ikzelf vielen eruit.

Voordat ik Marigolds kamer verliet, zei ik luid en duidelijk: ‘Dus we spreken af dat we niét zijn verloofd?’

Ze knikte en liet zich weer in de kussens zakken.

Daisy zat beneden in de huiskamer te rillen voor een zielig haardvuur.

‘Weet je wel dat er in het hele oeuvre van Dostojevski niet één gezond haardvuur voorkomt?’ vroeg ik haar.

‘Ik heb nog nooit iets van Dostojevski gelezen,’ zei ze, ‘en met een beetje geluk zal het ook nooit zover komen.’

Ik voelde me merkwaardig bevrijd en vroeg haar naar haar lievelingsboeken. Ze zei: ‘Elk moment dat ik niet slaap, leef ik uit de eerste hand. Ik ben de verteller en de ster van mijn eigen leven. Ik dorst naar alles. Ik wil geen plaatsvervangend leven door boeken. Ik wil het leven zelf aanraken, proeven en voelen.’

Ze pakte een glas van de schoorsteenmantel en nam een slok. Ik besefte dat ze heel erg dronken was. Ze wankelde een beetje op haar hoge hakken.

‘Ik wist dat Marigold je zou krijgen,’ zei ze. ‘Toen ze klein was, kreeg ze ook altijd haar zin. Je houdt niet van haar, hè?’

In de kamer ernaast zong een koortje ‘Stille nacht, heilige nacht’.

Ik beantwoordde Daisy’s vraag door mijn hoofd te schudden.

‘Dan zou ik het maar heel snel uitmaken, als ik jou was,’ zei Daisy. ‘Ze heeft geen zin in een lange verloving.’

‘Ik heb tegen haar gezegd dat we niet verloofd zijn,’ zei ik.

‘Dus je bent een vrij man?’

‘Ik heb net bedacht aan wie je me doet denken,’ zei ik. ‘Aan een slanke Nigella Lawson.’

‘Ik heb mezelf vorig jaar laten verbouwen met Nigella Lawson als voorbeeld,’ vertelde ze me. ‘Ik heb mijn tieten laten doen, mijn haar geverfd, lippen laten opspuiten. Maar ik ben geen huiselijke godin. Ik haat huiselijkheid.’

Ze pakte mijn bril en zette hem af. Ik had het gevoel dat ik naakt voor haar stond.

‘Je hebt van die schattige krulletjes in je nek,’ zei ze.

‘Ik had nog naar de kapper willen gaan.’

‘Nee, je moet het niet knippen.’ Ze streelde mijn nek. ‘Ik weet dat je morgen een dode hond herdenkt, of zoiets, maar kom alsjeblieft tweede kerstdag lunchen. Ik heb een bondgenoot nodig.’

‘Stille nacht, heilige nacht’ was afgelopen en we namen afstand door aan weerszijden van de haard te gaan staan.

Toen ik mijn bril weer opzette, leek de wereld overspoeld met kleur.

Woensdag 25 december

Eerste kerstdag

Werd wakker met de gebruikelijke teleurstelling dat er geen zak vol speelgoed aan het voeteneinde van mijn bed stond. De lucht was grijs en het miezerde. Waarom kan het weer nou nooit eens een gebaar maken en het gewoon laten sneeuwen met Kerstmis?

Onderweg naar Wisteria Walk reed ik langs een paar kinderen die hun nieuwe speelgoed aan het uitproberen waren. Een man in pyjama en ochtendjas duwde een kind op een fiets over de stoep. Een klein meisje in een verpleegstersuniformpje liep erachteraan met een poppenwagen. Ze leken geen last te hebben van de regen.

De atmosfeer in de huiskamer van mijn ouders was eerder Pinter dan Dickens. In de hoek stond een kerstboom, maar het was een schriel ding dat zich leek te schamen voor zijn eigen bijna kale takken. Mijn moeder had haar best gedaan met drie snoeren kerstverlichting, ballen en engelenhaar. Het deed me plezier om te zien dat de ‘kerstklok’ die ik op mijn zevende heb gemaakt van een eierdoosje en een pijpenrager op een prominente plaats aan de voorkant van de boom hing. Ik voelde dat mijn moeder depressief was.

‘Mijn hart is gebroken, Adriaan,’ zei ze. ‘En ik had me er zo op verheugd dat Rosie zou komen.’

Ik vroeg waar Rosie was, en herinnerde me toen pas dat ze niet zou komen.

‘In Huil!’ riep ze verontwaardigd. ‘Niemand viert Kerstmis in Huil!’

Mijn vader maakte het alleen maar erger met zijn opmerking: ‘Ik vind het veel naarder dat William er niet is. Weet je nog, Pauline, hoe blij hij verleden jaar was met het drumstel dat we hem hadden gegeven?’

‘Doe me een lol, George,’ zei mijn moeder, ‘en begin alsjeblieft niet over die lieve kleine schat. Ik mis hem zo erg dat het pijn doet.’

‘En ik zal het missen dat ik straks niet iets kan gaan drinken met Glenn,’ voegde mijn vader eraan toe. ‘Het was altijd zo gezellig om met die jongen naar de pub te gaan.’

‘En het is vandaag precies een jaar geleden dat de nieuwe hond doodging,’ zei mijn moeder. ‘Eerste kerstdag zal nooit meer hetzelfde zijn. Ik zal nooit vergeten hoe vreselijk het was om aan te zien dat die arme hond in een kalkoenbotje stikte.’

De cadeaus lagen nog ongeopend onder de boom. Ik legde de mijne erbij. We haalden herinneringen op aan vroegere kerstmissen en klonken op afwezige vrienden met Bucks Fizz van Safeways.

Om elf uur zette mijn vader de Russische muts met de oorflappen op die hij ‘s winters altijd draagt, en hij zei dat hij weg moest om iets te gaan halen. Ik zag hem naar hun tweedehands camper lopen en wegrijden.

‘Ik snap niet dat je papa die muts laat dragen, mam,’ zei ik. ‘Hij ziet eruit als een idioot.’

‘Mozart, Van Gogh en Einstein waren ook geen alledaagse mannen,’ viel ze agressief uit.

Ik ging naar de keuken om de poot- en vleugelloze kalkoen te vullen. Er zaten nog wat ijskristallen in de buikholte, maar eerlijk gezegd, dagboek, leek een salmonellavergiftiging een aantrekkelijk vooruitzicht.

Om halftwaalf was mijn vader terug. Hij sjouwde een grote kartonnen doos met een rode strik naar binnen. We stonden met zijn drieën om de boom. Hij gaf de doos aan mijn moeder en zei: ‘Vrolijk kerstfeest, Pauline. Ik hoop dat dit goedmaakt wat Adriaan verleden jaar heeft gedaan.’

De doos was duidelijk zwaar, en mijn moeder zette hem snel op de salontafel. Ze maakte het kartonnen deksel open en een heel merkwaardig jong hondje keek ons aan. Het is echt de raarste hond die ik ooit heb gezien. Hij ziet eruit als Grover met een mislukt permanent. Hij begon op een weerzinwekkend onhygiënische manier mijn moeders gezicht te likken.

Mijn ouders bogen zich over het nieuwe hondje heen alsof het de Messias was. Ik kwam er de hele dag niet meer aan te pas; ik was niet meer dan de galeislaaf die hun vorige hond heeft vermoord.

Ik kreeg zoals gewoonlijk allemaal onzin. Het ergste cadeau was van mijn vader: een golfsetje bestaande uit drie golfballen, een klein poetsdoekje, een tinnen bierpul met de inscriptie ‘De 196 hole’, en een paar golfhandschoenen.

‘Ik weet dat je een hekel hebt aan golf,’ zei mijn vader, ‘maar ik wist niet wat ik je anders moest geven.’

Mijn moeder had besloten om me het geheime recept voor haar kerstjus te verklappen. ‘Ik had het recept eigenlijk aan Rosie willen geven, maar omdat zij er niet is,’ zei ze bitter, ‘geef ik het maar aan jou.’

Ze deed de keukendeur dicht voordat ze begon. ‘Je kookt de ingewanden van de kalkoen in anderhalve liter water met een ui, een wortel en een aardappel. Dan zeef je het vocht, je doet er de sappen uit de braadslee met de kalkoen bij, en je lost twee bouillonblokjes op in de hete vloeistof. Vervolgens maak je een beetje maïzena aan in een eierdopje…’

‘Waarom in een eierdopje?’ vroeg ik.

‘Omdat je,’ snoof ze, ‘geen al te dikke saus wil, snap je. Breng de vloeistof aan de kook, voeg geleidelijk de aangemaakte maïzena toe en laat een paar minuutjes zachtjes pruttelen. En dan, voila!, heb je mijn beroemde kerstjus.’

Ik was hevig teleurgesteld. Ik vertelde haar dat ik een magisch ingrediënt had verwacht, een of andere zeldzame en exotische specerij waar ik nog nooit van had gehoord, in het donker gekocht van een mysterieuze buitenlandse vrouw.

‘Nee hoor,’ zei mijn moeder. ‘Alle ingrediënten zijn bij de buurtsuper te krijgen.’

Alweer een illusie armer.

Mijn moeder vond dat ik William moest bellen in Nigeria. Ik deed het met tegenzin. Hij vertelde me dat zijn stiefvader Wole een nieuwe fiets voor hem heeft gekocht. Terwijl hij vrolijk babbelde over zijn nieuwe leven en zijn halfbroers en -zusjes, voelde ik een sterk verlangen om mijn armen om hem heen te slaan, om zijn huid te ruiken en zijn kleverige handjes vast te houden. Ik vroeg me af of de stiefvader William op zijn fiets over een stoffig trottoir in Lagos had geduwd. Misschien had ik hem niet zo makkelijk moeten laten gaan.

Ik vertelde hem van het nieuwe hondje, en hij vroeg of het hondje al een naam had. Ik legde uit dat het bij de Moles traditie is om honden geen naam te geven.

‘Je gaat de nieuwe hond toch niet doodmaken, hè, pap?’ vroeg hij.

‘Ik heb de vorige nieuwe hond niet doodgemaakt,’ wierp ik scherp tegen.

Mijn moeder nam de telefoon van me over en mijn vader kroop dicht tegen haar aan. Ik verliet de kamer en ging op de trap zitten. Het is werkelijk vreselijk om je ouwelui te zien huilen. De hele gang stond vol verhuisdozen. Het bed waar ik sinds mijn tiende in heb geslapen, was uit elkaar gehaald en stond tegen de muur.

Ik was de kerstjus aan het opwarmen toen Glenn belde op mijn mobiele telefoon om me te laten weten dat hij naar Cyprus wordt uitgezonden. Ik vroeg of ik hem nog kon zien voor zijn vertrek, maar hij zei nee, ze zouden morgen bij zonsopgang vertrekken. Dat van die ‘zonsopgang’ beviel me niet; het klonk naar spoed en gevaar, en mijn maag keerde zich om van angst. Ik deed mijn best niets te laten merken en vroeg of hij zijn kerstcadeau had ontvangen.

Er was een lichte aarzeling voordat hij antwoord gaf. ‘Ja, pap, reuze bedankt. Het was precies wat ik wilde hebben.’

Wat is het toch een aardige jongen. Ik vergeef hem dat hij tegen me heeft gelogen. De trieste waarheid, dagboek, is dat ik ben vergeten hem een kerstcadeau te sturen. Ik had Tante Pos de schuld willen geven.

Toen ik mijn ouders vertelde dat Glenn wordt uitgezonden, trok mijn moeder wit weg. ‘Toch niet naar Irak!’ riep ze uit.

Ik vertelde dat Glenn met zijn zeventien jaren te jong is om uitgezonden te worden naar Irak, maar wel oud genoeg om naar Cyprus te gaan. Toch vind ik het niet prettig dat die jongen overzee is, dagboek, niet in deze turbulente tijden.

Om vijf uur hielden we een minuut stilte voor de hond die ik precies op dat uur een jaar geleden zou hebben vermoord.

Aan het eind van de stilte zei ik voor de zoveelste keer: ‘Ik heb die hond geen kalkoenbotje gegeven!’

Maar het was wel duidelijk dat mijn ouders me niet geloofden.

Mijn moeder ging naar de tuin en plantte een poinsettia op het graf van de hond. Toen ze weer binnenkwam, gaf mijn vader haar een stuk keukenpapier om haar ogen mee af te drogen. Hij sloeg een arm om haar heen. ‘Wil je hem opgraven als we gaan verhuizen, Pauline?’

‘Nee,’ zei mijn moeder. ‘Hij was altijd zo gelukkig in de achtertuin, als hij het wasgoed van de lijn kon trekken.’

Ze glimlachten vertederd bij deze herinnering, hoewel ik nog goed weet dat mijn vader een keer des duivels was toen de hond zijn beste spijkerbroek van de lijn had getrokken en door de modder had gesleept.

Na het nuttigen van een snee kerststol met amandelspijs ging ik naar huis. Ik liet mijn ouders achter voor de televisie; ze keken naar een video van Kerstmis 2001 die voornamelijk bestaat uit een drumsolo van William Mole, maar ze leken de herrie niet erg te vinden.

Donderdag 26 december

Tweede kerstdag

Ik had een opgewonden gevoel bij het ontwaken, maar ik kon me niet herinneren waar ik me op verheugde. Toen wist ik het weer. Ik zou Daisy zien in Beeby on the Wold.

Het ergert me dat Marigold altijd naar buiten komt voordat ik de kans heb gekregen om mijn auto te parkeren. Ik vind het prettig om een moment voor mezelf te hebben voordat ik een ander huishouden bezoek.

Ze hield een takje mistletoe boven onze hoofden en drukte een kus op mijn wang. Ze droeg een jurk met lovertjes en een wijde rok, eerder geschikt voor ballroomdansen dan voor een lunch op tweede kerstdag.

Het lukte me om een plaatsje te krijgen naast Daisy, elegant in het zwart. Ze vroeg hoe mijn eerste kerstdag was geweest. ‘Het was een nachtmerrie,’ zei ik.

‘Het kan nooit erger zijn geweest dan hier,’ zei ze. ‘Poppy’s haar kwam vast te zitten in de Magimix toen mama knoflook pureerde. En papa was dronken van zijn smerige bisschopswijn en begon toen te huilen om mama en Roger Middleton.’

Netta Flowers liet zelfgemaakte knalbonbons rondgaan. ‘Ik vind het haast onverdraaglijk dat ze nu kapot worden gemaakt,’ zei ze. ‘Ik heb er wekenlang tot diep in de nacht aan gewerkt.’

Ik trok samen met Marigold een knalbonbon open. Er zat een plastic ring in met een knots van een neprobijn. Marigold wilde dat ik de ring om haar ringvinger schoof.

Toen ik dat deed, kirde ze: ‘Kijk eens, allemaal, kijk eens, nu ben ik echt verloofd!’

Wat hebben we gelachen.

‘Ik weet zeker dat Adriaan iets heel moois voor je gaat kopen zodra de juweliers weer open zijn,’ zei Netta. ‘Een entouragering met diamanten zou je prachtig staan, Mazzie.’

Op dat moment besefte ik dat Marigold haar ouders niet had laten weten dat de verloving is verbroken.

Er gebeurde iets vreemds met me. Ik distantieerde me van mijn omgeving. Het leek wel of ik boven de tafel zweefde. Stemmen klonken alsof ze van heel ver weg kwamen.

Ik besef nu pas, zittend in mijn stille loft, dat ik vanmiddag in een staat van acute angst verkeerde. Als Daisy niet onder de tafel mijn hand had vastgehouden, had ik waarschijnlijk een inzinking gekregen. Ik voel me net een man die vastzit in een graansilo, hoe harder ik graaf om eruit te komen, des te meer graan stroomt er over me heen, des te dieper kom ik vast te zitten.

Vrijdag 27 december

Mijn ouders zijn vandaag verhuisd naar de linker bovenhoek van een winderig veld. Hun adres is: De Varkensstallen, Het Laatste Veld, Karrenpad, Mangold Parva, Leicestershire. De meeste van hun meubels en bezittingen zijn opgeslagen, hoewel het, moet ik eerlijk bekennen, dagboek, een daad van barmhartigheid zou zijn geweest om de spullen uit hun lijden te verlossen door ze in brand te steken.

Bij het opzetten van de tent leverden we strijd tegen een straffe noordooster. Het was allang donker voordat de laatste haring de modderige grond in ging. We zaten in de camper met het nieuwe hondje terwijl mijn moeder thee zette op een kleine butagasbrander. De wind huilde en kreunde en de hele auto stond te stampen alsof we in een motorjacht hoge golven trotseerden.

Ik vond het vervelend om ze achter te laten en had ze bijna gevraagd om met mij mee naar huis te komen en te blijven logeren totdat in elk geval een van de varkensstallen bewoonbaar is gemaakt. Maar toen dacht ik aan de luidruchtigheid waarmee het toiletbezoek van mijn vader gepaard gaat en zag ik ervan af.

Toen ik in het aardedonker over het veld naar mijn auto baggerde, werd ik opeens heel erg verdrietig omdat zij tenminste elkaar hadden, terwijl ik niemand heb om mijn problemen mee te bepraten.

Zaterdag 28 december

Vandaag begon onze uitverkoop. Meneer Carlton-Hayes vertelde me dat hij tijdens de kerst ernstig met Leslie heeft gepraat en dat hij van plan is om alle door mij voorgestelde veranderingen door te voeren.

Ik krijg de titel ‘manager’, en ik word geheel verantwoordelijk voor het bestellen van nieuwe boeken, afspraken met vertegenwoordigers, het oprichten van een lezersclub, het aanschaffen van een koffiezetapparaat en serviesgoed, het installeren van een computer en deze aansluiten op internet. De veranderingen zullen geleidelijk worden doorgevoerd omdat we onze vaste klanten niet kwijt willen raken.

Meneer Carlton-Hayes gaat zich bezighouden met huisbezoeken voor taxaties, de bankzaken, de salarissen, reparaties en de boeken die opnieuw ingebonden moeten worden. Als het druk is, staan we beiden achter de kassa. We gaan ons toilet openstellen voor de klanten en de boekenkasten verplaatsen, zodat we meer meubels kwijt kunnen.

Meneer Carlton-Hayes heeft niet gezegd dat hij mijn salaris gaat verhogen, maar ik neem aan dat hij het gewoon is vergeten.

Een oudere vrouw met een konijnenpoot als broche kwam zich beklagen omdat ik haar Trainspotting van Irving Welsh had verkocht als kerstcadeau voor haar zesenzeventigjarige echtgenoot die gek is op alles wat met treinen te maken heeft.

‘Het is een smerig boek en er staan allemaal Schotse woorden in,’ zei ze. ‘Toen mijn man het uit had, moest hij twee keer zoveel bloeddrukverlagende pillen slikken als normaal.’

Ik heb het geruild voor Moord in de Oriënt Expres van Agatha Christie.

Zondag 29 december

Vanochtend belde Bolleboos Henderson, terwijl ik naar het jaaroverzicht van The Archers zat te luisteren. Hij had gehoord dat ik in contact stond met het Madrigaal Ensemble en wilde weten of hij lid kon worden. Ik heb hem het telefoonnummer van Michael Flowers gegeven.

Ik vroeg of hij een oplossing had gevonden voor de gecomputeriseerde tafelgrill van juf Fossington-Gore. Hij vertelde dat hij de grill heeft geruild voor een elektrische citruspers.

Hij wilde het hebben over de situatie in Irak. Hij is ook al een ongelovige Thomas wat betreft de massavernietigingswapens. Ik heb het gesprek afgebroken door te zeggen dat mijn koffie overkookte; bovendien maakten de zwanen buiten zo’n ongelofelijke herrie dat ik nauwelijks kon verstaan wat hij zei.

Een uur later belde Marigold om te vertellen dat Bolleboos Henderson morgenavond auditie doet. Ze vroeg als wat ik verkleed zou gaan naar het feest op de eenendertigste.

‘Ik ga waarschijnlijk als de Franse schrijver Flaubert,’ zei ik.

‘Zal ik als Coco gaan?’ vroeg ze.

Toen snaterde Gielgud zo luid dat de rest van haar woorden verloren gingen. Het lijkt me leuk om Marigold voor de verandering eens in elegante kleren te zien.

Maandag 30 december

Vanochtend in het donker opgestaan. Mijn auto zat onder een dikke laag ijs. Ik moest de voorruit schoon schrapen met mijn Visacard, en daarna ben ik naar de Varkensstallen gereden om te zien of mijn ouders de nacht hadden overleefd. Ik ben langs Wisteria Walk gegaan om afscheid te nemen van het lege huis. Ik heb er goede herinneringen aan; niet veel, maar zeker wel een paar.

Er stond een straffe wind toen ik uit mijn auto stapte. De tent was half ingezakt en het doek flapperde. Zachtjes deed ik de deur van de camper open. Mijn ouders lagen elk op een smal soort plank, boven elkaar. Het lelijke hondje werd wakker en begon te keffen.

Mijn vader draaide zich om en mompelde: ‘Laat de hond even uit, Adriaan.’

Ik deed de deur open en het hondje rende dwars over het veld naar het pad. Er zat niets anders op, ik moest erachteraan. Er is daar bijna geen verkeer, maar je zult het altijd zien, zo’n stomme hond wordt dan natuurlijk net overreden door de enige auto die daar op een hele dag voorbij komt.

Bij de sloot kreeg ik hem te pakken. Het water kwam tot aan zijn nek. Ik sleurde hem aan zijn halsband uit het water en droeg hem terug naar de camper, waar hij met de mooiste handdoek werd afgedroogd en warme melk te drinken kreeg. Ik kreeg daarentegen helemaal niets aangeboden en werd weer naar buiten gestuurd om in de tent naar nog een handdoek te gaan zoeken.

Mijn hemel, wat een troosteloze plek. Toen ik op weg ging naar mijn auto, zei mijn vader: ‘Er zijn tussen hier en de Oeral geen bergen, Adriaan. De wind komt rechtstreeks uit Rusland.’

Toen ik me omdraaide en zwaaide, zag ik dat mijn moeder, die gekleed was in een duffelse jas, een werkmansbroek en kaplaarzen, felrode lippenstift op deed. Doodzonde. De enige persoon die haar vandaag te zien zal krijgen is mijn vader.

Dinsdag 31 december

Ik vroeg meneer Carlton-Hayes of ik op Gustave Flaubert lijk. Hij kneep zijn ogen half dicht en zei: ‘Als je gezetter was, langer haar had en een grote snor, zou er misschien sprake zijn van een vage gelijkenis.’

Aldus aangemoedigd toog ik in mijn lunchpauze naar Party! Party!, een zaak die feestkleding verhuurt. Ik had een exemplaar van Madame Bovary meegenomen en liet de onnozele assistent het portret van Flaubert zien. ‘Zo wil ik eruitzien,’ liet ik hem weten.

Hij liep de ruimte achter de winkel in. Ik was omringd door andere klanten die op het laatste moment een kostuum wilden huren. Ze verdrongen zich voor de grote spiegels. Er was een Elvis, een geestelijke, een Nell Gwyn—compleet met plastic sinaasappelen—en een tube Colgate-tandpasta met haar man, een tandenborstel.

De onnozele jongen kwam terug met een zwarte pruik, een zwarte krulsnor, een slappe cravate en een fluwelen huisjasje. Toen ik eindelijk aan de beurt was voor de spiegel, was ik bijzonder content met het resultaat.

Ik was de eerste gast voor het feest.

Pandora deed open, zoals gewoonlijk verkleed als buikdanseres. ‘Je bent te vroeg,’ zei ze. ‘We zijn nog niet klaar.’

‘Op de uitnodiging staat ‘vanaf 8 uur’ en het is nu precies acht uur,’ betoogde ik.

‘Heb je nou nog steeds niet door dat het een sociale zonde is om op tijd te komen?’ Ze gaf me een opzichtig roze sieraad en een stukje Blu-Tack en vroeg of ik het in haar navel wilde vastzetten. Toen me dat na een paar minuten eindelijk was gelukt, zei ze tegen me: ‘Wie moet jij eigenlijk voorstellen?’

Ik haalde Madame Bovary uit de zak van mijn huisjasje en liet haar de titel zien.

‘Dus je bent de man van Madame Bovary?’ vroeg ze.

‘Ik ben Gustave Flaubert, dat zie je toch.’

‘Nee, Adriaan,’ zei ze, ‘dat zie ik helemaal niet.’

Ik kreeg opdracht om kleine schaaltjes met dure snacks strategisch verspreid neer te zetten.

Hun villa The Lawns heeft de prijs voor de beste architectuur gewonnen toen het huis aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw werd gebouwd. Het is ontworpen voor grote ontvangsten: de kamers op de begane grond lopen allemaal in elkaar over, maar er zijn wel niveauverschillen. Het interieur heeft vele veranderingen ondergaan sinds ik er in 1982 voor het eerst kwam. In die tijd waren er overal boeken en grote planten en Indiase kleden, maar tegenwoordig is alles roomkleurig en minimalistisch. Tania Braithwaite is flink aan het verbouwen geslagen nadat mijn vader bij haar weg is gegaan en weer terug is bij mijn moeder.

Tot mijn ontzetting stapte niet Coco Chanel uit een taxi op de oprijlaan, maar Coco de Clown.

Marigold droeg een oranje krulletjespruik, een grote geruite jas, een pofbroek, een bolhoed en van die veel te grote clownsschoenen.

Ze had totaal niet begrepen dat jonge vrouwen juist een verleidelijke outfit horen te kiezen. Alleen oudere vrouwen zoals Tania, die verkleed was als wortel, hoeven zich niet aan deze regel te houden.

Ik kon het niet helpen, ik moest er iets van zeggen. ‘Marigold, je hebt een redelijk goed figuur, waarom verberg je dat dan onder een clownskostuum?’ Daarop zei zij: ‘Het leek me gewoon leuk.’

Ik probeerde haar uit te leggen dat clowns helemaal niet leuk zijn, dat ze juist ontzettend ónleuk zijn, sinister zelfs. Ze trok de rode bal van haar neus om te kunnen snuiten.

Tania kwam naar buiten om Marigold te begroeten, en ze zei door een spleet in de wortel: ‘Adriaan, hoe komt het toch dat die vrouwen van jou altijd huilen?’

Ik antwoordde kil dat alle vrouwen die ik had bemind, op haar dochter Pandora na, stuk voor stuk gevoelige schepsels waren, snel tot tranen toe geroerd.

Toen sloeg de wortel een arm om de clown heen om haar aan mijn ouders en verschillende vrienden voor te stellen.

Nigel had een pluchen golden retriever aan zijn voeten en droeg een viezige valse baard. Hij was David Blunkett, de blinde minister. ‘Ik ben net aan je verloofde voorgesteld,’ zei hij tegen me. ‘Ze zegt dat jullie in de lente gaan trouwen. Ik neem aan dat je mij als getuige wilt hebben?’

‘Ze is mijn ex-verloofde,’ zei ik. ‘En een getuige moet goed kunnen zien aangezien hij allerlei verantwoordelijke taken heeft.’

Mijn moeder en vader kwamen binnen met uitpuilende vuilniszakken waar hun verkleedkleren in zaten. Nadat ze de beide badkamers een halfuur lang bezet hadden gehouden, kwamen ze te voorschijn als Dolly Parton en Saddam Hoessein.

Parvez en zijn vrouw Fatima waren verkleed als Robin Hood en Maid Marian.

‘Ik hoop dat je de hand op de knip houdt, Moley,’ zei Parvez tegen me.

Ik heb hem niet verteld van Barclays gulheid.

‘Ik ben net aan je verloofde voorgesteld,’ zei Fatima. ‘Ze heeft duidelijk gevoel voor humor.’

‘Ze is mijn ex-verloofde, Fatima.’

‘Dat zou ik haar dan maar gauw gaan vertellen,’ zei Fatima. ‘Ze heeft het over een bruiloft in april.’

Ik keek naar Marigold. Ze stond aan de andere kant van de kamer te praten met Bolleboos Henderson, die de domme vergissing had gemaakt om als Tarzan te komen. Tot overmaat van ramp had hij zijn zwarte schoenen en grijze sokken aangehouden.

Pandora zette een cd met Motown-hits op en draaide het geluid harder. Ik hoopte in stilte dat mijn vaders slechte rug hem bij de dansvloer uit de buurt zou houden.

Mijn moeder trippelde naar me toe (waarschijnlijk dacht ze zelf dat het een speels huppelt je was) en zei: ‘Moet je niet met je verloofde dansen?’

‘Ze is mijn ex-verloofde,’ zei ik. ‘Dat heb ik haar op kerstavond ondubbelzinnig laten weten. Ze is hier als Tania’s gast, niet de mijne!’

Bovendien was het onmogelijk om dicht genoeg bij Marigold te komen om met haar te kunnen dansen vanwege de hoepels in haar pofbroek en de clownsschoenen.

Mijn moeder keek naar Marigold en zei: ‘Ja, haar kostuum is bedroevend slecht gekozen. Misschien moet je een paginagrote advertentie in de Leicester Mercury zetten om half Leicestershire uit te leggen dat je niet langer met dat arme wicht verloofd bent.’

Om een minuut voor twaalf verzamelde Pandora haar gasten in de woonkamer en zette ze Radio Four aan, zodat we de Big Ben twaalf konden horen slaan. Maar we hoorden niets. Radio Four zweeg in alle talen.

Mijn vader zaaide paniek door te roepen: ‘Irak heeft een massavernietigingswapen afgevuurd en de Big Ben kapot geschoten!’

Dat was nogal pikant, want mijn vader moest op dat moment de Iraakse leider voorstellen.

Pandora riep boven het rumoer uit dat ze in het kabinet zat en dat ze het als eerste te horen zou krijgen als ons land werd aangevallen.

Even later verontschuldigde een presentator van Radio Four zich voor het uitblijven van het klokgelui van de Big Ben, maar Marigold zag het als een slecht voorteken. ‘Onderweg hierheen vloog er een kerkuil voor de taxi langs,’ zei ze. ‘Dat is een voorbode van de dood.’

‘Kerkuilen moeten toch op de een of andere manier de weg oversteken, Marigold,’ zei ik.

Met zijn allen zongen we ‘Auld Lang Syne’, op de traditionele manier met gekruiste armen hand in hand. Ik hield de hand vast van Rocky (Othello), Pandora’s ex-vriend, die pas laat was gekomen maar die avond wel haar partner leek te zijn, en de vin van een buurvrouw van Tania, mevrouw Moore, die slechts beperkt van het feest kon genieten aangezien ze als pinguïn was gekomen.

Na het zingen vroeg ik Rocky of hij zijn keten sportscholen in Oxford nog had.

Hij vertelde dat hij de sportscholen had verkocht en nu een mastersopleiding Afrikaanse talen deed. Hij keek naar Pandora, die haar feestnummer deed—een worstje in evenwicht houden op het puntje van haar neus—en zei: ‘Ze heeft gevraagd of ik haar gast wil zijn bij het nieuwjaarsdiner van haar Afro-Caribische kiezers. Denk je dat ze me gebruikt, Aidy?’

‘Ik zeg niets, Rocky, maar met Chinees nieuwjaar had ze Wayne Wong en zijn gezin uitgenodigd in het paleis van Westminster. De foto’s hebben zelfs de Hong Kong Times gehaald.’

Om een uur ‘s nachts begonnen mijn moeder en de wortel herinneringen op te halen aan Ivan Braithwaite, met wie ze allebei getrouwd zijn geweest (hoewel niet tegelijkertijd, uiteraard).

‘Arme Ivan,’ zei de wortel. ‘Hij is vandaag precies twee jaar en twee maanden dood, Pauline.’

Mijn moeder knipperde met haar eindeloos lange valse wimpers. ‘Ik voel me nog steeds verantwoordelijk voor zijn dood,’ verzuchtte ze.

De wortel zei met gespleten tong: ‘Je moet je niet schuldig voelen, Pauline. Ik weet zeker dat je hem niet hebt gedwongen om bijna een kilometer terug te zwemmen naar dat eilandje om te zien of jij je zonnebril op de rotsen had laten liggen. En zelfs al heb je dat wel gedaan, hoe kon jij nou weten dat hij op de terugweg kramp zou krijgen en zou verdrinken?’

Een enkele traan biggelde over mijn moeders wang. ‘Ja, maar vijf minuten nadat hij was weggezwommen, vond ik de zonnebril terug in mijn strandtas. Ik had gewoon niet goed gezocht!’

‘Daar is tijdens de lijkschouwing niets over gezegd,’ zei de wortel kil.

Het leek me verstandig om tussenbeide te komen, en ik nam mijn moeder mee voordat de cocktail die ze dronk haar tong nog verder los kon maken.

Om een uur of twee schoof ik de terrasdeur open en ging ik naar buiten om een frisse neus te halen. De sterren fonkelden aan de zwarte hemel, en niet voor de eerste keer voelde ik een jongensachtige verwondering dat dezelfde maan die in Ashby de la Zouch op mij scheen, ook bij Glenn in Cyprus en bij William in Nigeria aan de hemel stond.

Ik vroeg me af hoe Daisy de eerste uren van het nieuwe jaar doorbracht.

Adriaan Mole en de massavernietigingswapens-07
004drnMlndmssvrntgngswpns.html
C000.html
C001.html
C002.html
C003.html