APRIL 2005
Proloog
Isabel zat diep gebogen op haar fiets, met haar handen laag op het stuur terwijl haar benen krachtig ronddraaiden. Haar fietstrui, die boven op haar rug vochtig was van het zweet, plakte tegen haar huid. Zweet liep over haar voorhoofd en slapen en drupte in haar ogen. Ze veegde over haar wenkbrauwen met de achterkant van haar handschoen. Ze hield drie vingers tegen haar halsslagader en voelde het kloppen.
Toen ze een uur eerder uit de stad was vertrokken, was het een beetje betrokken geweest, maar nu was de wind opgestoken en de wolken waren in beweging gekomen. De hemel was inktzwart. De lucht geurde naar vocht en mest. Koperwieken met rode vleugels zaten ongedurig op de telefoondraden. Ze schatte dat ze vijf of tien minuten had om terug in de stad te komen voor de bui losbarstte.
De wind rukte en duwde. Ze ontspande haar greep op het stuur om de fiets de klappen te laten opvangen. De hardere aanvallen weerstond ze door ertegenin te leunen, waardoor ze een wankel evenwicht bereikte tot de verraderlijke wind terugdeinsde en ze haar gewicht snel moest verplaatsen om niet de berm in te rijden.
Ze voelde zich kwetsbaar en overgeleverd aan de elementen. Dit was Iowa, en hoewel ze geen tornadosirenes hoorde, bleef ze uitkijken naar een trechtervormige wolk aan de horizon. Ze moest nodig naar huis. Ze wilde Alex zien, haar man. Ze wilde haar hond aaien, een glas jus d’orange drinken, naar de kelder gaan – als er een tornadoalarm was afgegeven. Zo niet, dan een warme douche nemen.
Tegelijkertijd was ze opgewonden. Uitgelaten zelfs. Om zo tegen de wind, de dreigende storm op te boksen. Om de schermutseling met het gevaar.
Ze daalde pijlsnel een steile heuvel af, een glijbaan van stromende lucht, lichaam en fiets versmolten tot een suizend projectiel, een gewaarwording tot stand brengend van ongelofelijke snelheid, vrije val, bevrijding van alle omringende materie.
Ze raasde over een lang, vlak, recht stuk weg, langs akkers bedekt met de graanstoppels van het vorige jaar, een boerderij, weilanden in de verte, groepjes koeien, een eikenbosje.
Ze maakte vaart in de aanloop naar de volgende heuvel, schakelde lichter en begon aan de klim. Dubbel gebogen greep ze het stuur met haar handpalmen naar beneden en haar neus praktisch op haar onderarmen. Ze verschoof haar gewicht naar achteren en liet haar benen hun werk doen, vasthoudend aan de cadans en zich een weg naar boven vechtend. De eerste vijftien meter voelde ze zich een machine – een gestroomlijnd, krachtig, perfect afgestemd apparaat dat op de fiets was vastgeklemd om de pedalen rond te laten draaien. Toen was haar energie op.
Het was een lange, steile heuvel en ze was nog niet in vorm. Het was pas haar derde rit dit seizoen. Haar longen voelden als verzengd aan, haar dijen zwaar als ijzer. De fiets wiebelde onder haar.
Ze keek op en op nog geen tien meter afstand zag ze de top die naderbij kwam. Een akker met sojabonen die naar een boerderij omlaag liep. Geiten die in de deuropening van een schuur bij elkaar stonden.
Ze worstelde zich naar boven, waar de wind overdonderend uitviel met een geluid dat op de piek van de vlagen verscherpte tot gefluit.
Het geronk van een motor steeg op uit de grond achter haar en er ging een scheut van paniek door haar heen: in de fractie van de seconde voor de botsing besefte ze dat ze te ver naar het midden fietste.
DEEL I
APRIL 2006
Een
Alex Voormann zit in elkaar gezakt op een klapstoel in het souterrain van het bedrijfsgebouw van US Exam en wilde dat hij zijn vrouw kon bellen. Hij zou zich graag afreageren, een komische act opvoeren die ‘Mijn rotdag’ heet. ’t Is niet te geloven hoe onnozel het er hier aan toe gaat, Iz. Hij hield ervan om Isabel op het laboratorium te bellen, haar ernst te doorbreken en haar aan het lachen te maken. Meestal protesteerde ze giechelend. Alex, ik heb het zo druk. Toch genoot ze ervan en was ze blij met zijn telefoontje.
Alex zou Isabel graag bellen, maar Isabel is dood. Al bijna een jaar nu.
Diane Topor, directeur van het project Steloefening Middelbaar Niveau van US Exam, duikt naast Alex op in een van haar citroenkleurige carrièremantelpakken. Ze schuift een stukje papier zijn gezichtsveld in. ‘Herinner je je dit opstel? Je hebt het een nul gegeven. De Commissie Kwaliteitscontrole heeft er unaniem een drie aan toegekend. Kun je dat verschil verklaren?’
Alex is eraan gewend dat Diane met zijn werk bij hem terugkomt om hem over zijn beoordeling te ondervragen en onbekwame, jonge opstelschrijvers te verdedigen. Hij leunt achterover op zijn stoel om een beter zicht te krijgen op het opstel en omdat hij wil dat Diane zijn gekreukte, loshangende poloshirt en zijn verschoten spijkerbroek met de rafelige scheur op de knie ziet. Hij gaat met zijn vingers door zijn ongekamde haar en probeert zich het opstel en de schrijver voor de geest te halen. Natuurlijk. Tina Criswell. Dertien jaar, uit Fort Collins, Colorado. In antwoord op de opstelvragen ‘Wat denk je dat Amerika’s grootste probleem is? Wat kan eraan gedaan worden? Gebruik details en voorbeelden om je tekst voor de lezer te verlevendigen’, heeft Tina geschreven: ‘Tienerzwangerschappen. Je van seks onthouden tot na het huwelijk.’ Haar handschrift is keurig verzorgd en krullerig. Onder de woorden heeft ze een knipogende smiley getekend. Dat gezichtje is provocerend en onmogelijk te duiden. Wat betekent het? De seks zal fantastisch zijn als je er eindelijk aan mag gaan doen? Onthouding is een grapje?
Alex was het opstel vlak voor de middagpauze tegengekomen en had het de volmaakte kandidaat voor het cijfer nul gevonden. ‘De leerling doet geen poging de vraag te bespreken en/of het antwoord van de leerling is onleesbaar en/of geschreven in een taal die niet de Engelse is.’
Hij kijkt op naar Diane, hopend dat ze zijn verbijstering persoonlijk zal opvatten. ‘Een drie?’
Diane trekt haar wenkbrauwen op, een openlijke uiting van twijfel aan zijn intelligentie.
Alex rommelt door zijn papieren op zoek naar de Holistische Correctierichtlijnen en leest de omschrijving van een drie hardop voor: ‘“Focus onscherp.” Ik zie helemaal geen focus. “Inhoud beperkt tot opsomming van ideeën.” Waar zie je hier een idee? “Samenhang onlogisch.” De samenhang van wat? “Veelvuldige stijlfouten.” Welke stijl? Diane, dit meisje heeft helemaal niets geschreven. Ze heeft de vraag niet serieus genomen.’
Diane legt haar handen teder op Tina’s woorden. De mouw van haar blazer schuift langs haar pols omhoog, waardoor er een stijve, witte manchet en een gouden horloge met een vlindervormige wijzerplaat zichtbaar wordt. ‘We beschouwen dit als een poging. Een minimale poging, maar desondanks een poging. Er is focus. De focus is tienerzwangerschappen. Er worden twee ideeën opgesomd en samengevoegd. Ten eerste: tienerzwangerschappen zijn een probleem, en ten tweede: een mogelijke oplossing is je te onthouden van seksuele activiteiten tot na het huwelijk. Er zijn geen stijlfouten. We hebben hier zelfs te maken met een geraffineerd gebruik van de gebiedende wijs.’
Alex laat zijn blik langs de zwavelgele muren van het souterrain gaan, naar het urinekleurige raam met uitzicht op de achterkant van een struik. Kan het zijn dat dit allemaal een akelige droom is waaruit hij uiteindelijk wakker zal worden?
Hij schuift zijn stoel achteruit om Diane beter aan te kunnen kijken. ‘Ik kan niet geloven dat het panel hier een drie voor heeft gegeven. Betekenen die richtlijnen wel iets? Weet je zeker dat die lui van de KC niet de richtlijnen voor de vijfde en zesde klas hebben gebruikt?’ Hij overdrijft zijn ontzetting; eigenlijk maakt het hem niets uit en wil hij zich alleen verzetten tegen Diane en US Exam en de hele dubieuze onderneming van pubers brandmerken met punten. ‘Je beloont dat meisje voor nietsdoen. We weten dat ze slim is. Ze maakte correct gebruik van het woord “onthouden”. Ze had lak aan deze toets. Ze zei tegen je dat je de pot op kon met je toets.’
Diane haalt diep adem om te demonstreren hoeveel zuurstof haar reactie haar zal kosten. ‘Een van onze zorgen, Alex, is dat het jou kennelijk moeite kost om inspanning te herkennen wanneer je het ziet. Jouw cijfers zijn consequent twee of drie punten lager dan die van het panel. Dat is op de lange termijn onaanvaardbaar, maar in het hier en nu zijn we bereid met je te werken.’
Alex doet zijn best zich te beheersen. Per slot van rekening heeft hij deze baan nodig. Hij laat wat wroeging in zijn stem doorklinken. ‘Luister, ik moest een beslissing nemen. Ik noem dit geen poging. Niet voor een brugklasser. Zie je die ruimte hier?’ Hij wijst in het examenboekje naar de lege antwoordruimte. ‘Die zou gevuld moeten zijn met woorden, gedachten, ideeën.’
Diane knikt, een plichtmatig vertoon van begrip. ‘Keer nog eens terug naar dat opstel en kijk of je de verdienste niet boven kunt halen. Dat was de gebiedende wijs van het werkwoord, voor het geval je die niet had herkend.’
‘Volgens mij zondig je nu tegen de regels van goed taalgebruik, Diane. Je keert niet terug naar iets wat je hebt gelezen. Je zou terug kunnen keren naar bijvoorbeeld Italië, maar wanneer het om een boek of een andere geschreven tekst gaat is de juiste term “herlees”, dat weet ik bijna zeker.’
‘Herbeóórdeel het opstel’, zegt Diane en ze schuift het op zijn tafel.
Voordat hij Isabel leerde kennen had Alex, gewapend met een bachelor in antropologie en een master in archeologie, reddingsarcheologie gedaan voor de staatsarcheoloog van Iowa. Hij en zijn team, waarover hem tot zijn trots de rol van toezichthouder was toebedeeld, reisden naar locaties voor toekomstige wegen en snelwegen, waar ze velden en braakliggende terreinen omspitten om er, voordat de bulldozers eroverheen reden, zeker van te zijn dat er niets van historische of culturele waarde – resten van een prehistorische nederzetting bijvoorbeeld – vernietigd zou worden.
Alex hield van het werk, van de dagen op het land, knielend op droge, harde grond, penseel in de hand, zijn heuptasje vol gereedschap (pollepel, theelepeltje, tandenstoker), zijn voornaamste zorg een vierkante meter van het aardoppervlak. Hij hield van de eenzaamheid – zijn meter in het vierkant, zijn terrein – en het veiligheidsnet van kameraadschap, de andere gravers vlakbij, geknield op hun vierkante meter, zijn behoefte aan concentratie respecterend maar beschikbaar voor een praatje als de gelegenheid zich voordeed.
Later zou hij een vergelijkbare mengeling van eenzaamheid en ongedwongen mededeelzaamheid met Isabel ervaren. Wanneer hij samen met haar in een kamer zat te lezen of te studeren had hij de stilte en ruimte voor zijn eigen geestelijk leven, maar het was niet de dorre, onbegrensde ruimte van de verlatenheid; Isabel zat vlak bij hem met haar geestelijk leven, wat ze met het zijne had verbonden in wat hem voorkwam als een verbazingwekkende daad van liefde, gulheid en vertrouwen, en wanneer een van hen beiden een behoefte of ontvankelijkheid in de ander bespeurde, begonnen ze een gesprek en vulden elkaars hoofd met gedachten, ideeën, theorieën, verbanden. Ze koesterden allebei een vurige liefde voor wetenschap – Isabel werkte aan haar proefschrift over plantenbiologie – en tijdens hun afzonderlijk doorgebrachte dagen mocht Alex, terwijl hij op een afgelegen lapje grond zat geknield, graag aan haar denken terwijl ze in de stad door een microscoop naar een spore tuurde of buiten in het veld stuifmeelmonsters verzamelde, en hij hield van de gedachte dat ze een samenwerkingsverband hadden en bezig waren aan een gezamenlijk onderzoek van de materiële wereld.
Hij had zo lang hij het zich kon herinneren met zand gespeeld. Als kind had hij van de korreligheid en de geur gehouden, het gevoel van de grond in zijn handen, onder zijn nagels, de opwinding van niet weten wat hij zou vinden als hij zelfs maar een paar centimeter diep groef: een blauw glazen parfumflesje ter grootte van een duim, een koperen kogel, een pijlpunt. Zoals hij het zag zat hij twintig jaar later nog steeds gewoon in het zand te spelen, alleen met meer verfijning en meer technologie tot zijn beschikking, en met een beter besef van waarnaar hij keek en wat hij zocht. Elke laag grond was een vliesdunne bladzijde die hem – in de taal van kleur en structuur, stenen, tegels, botten, zaden, glas, minerale bezinksels – een glimp zou kunnen tonen van dierlijk, plantaardig en bacteriologisch leven, van de tumultueuze, geofysische geschiedenis van de planeet. Gedurende miljoenen jaren hadden vorst en ijs de blootliggende oppervlaktes gebarsten, regen en wind hadden modder en stof in holtes geloosd, water sijpelde, wortels graaiden, bacteriën en zwammen voedden zich met afval, insecten groeven tunnels, wormen kropen door de aarde en lieten er miljoenen tonnen van door hun lijven gaan. Het emotioneerde Alex terwijl hij boven op dat alles geknield zat – al dat werk! Hij voelde zich onderdeel van de mars voorwaarts van de eeuwen. Hij zweefde niet in een koud, duister universum: daar in het zand lag de druppel zweet die zojuist van zijn neus was gevallen.
Twee jaar daarvoor was er gesnoeid in de begroting in Des Moines, en op het kantoor van de staatsarcheoloog moesten mensen afvloeien. Alex’ pogingen ander werk te vinden – bij een bedrijf voor cultureelerfgoedmanagement en een organisatie voor milieucolportage – leidden tot niets. Hij was gedwongen als ober te werken om de huur en de rekeningen te kunnen betalen. Overplaatsing trok hem niet aan. Tegen die tijd waren Isabel en hij getrouwd en Isabel was halverwege haar promotie. Ze hadden samen een bestaan opgebouwd dat afhankelijk leek van de statige kalkstenen universiteit en de voortdurende culturele activiteiten, de vertrouwde espressobars en boekwinkels, restaurants en cafés, de met bomen omzoomde winkelpromenade, de rustige straten die ernaar snakten doelloos bewandeld te worden – al die dingen die hadden samengespannen om hen bij elkaar te brengen.
Toen Isabel stierf, verloor Alex het optimisme en de zelfverzekerdheid die nodig zijn om naar een serieuze baan te zoeken. Een compact gewicht zette zich vast in zijn voorhoofd. Concentratie, ooit een gave, was onmogelijk, bij het invullen van een formulier, het lezen van een taakomschrijving, sloegen zijn hersenen af en hij kreeg ze niet meer aan de gang, alsof alle benodigde neuronen afgeknipt en dichtgeschroeid waren.
Voortaan kocht hij het tijdschrift People. De sterren trouwden met andere sterren, de sterren overwonnen kanker, de sterren waren nog nooit zo gelukkig geweest. Hele dagen bracht Alex op zijn rug op de vloer van de woonkamer door, armen en benen gespreid, terwijl hij zich misselijk en verloren voelde.
’s Avonds wandelde hij anderhalve kilometer naar een winkelcentrum en ging achter een flipperkast staan in een gokautomatenhal vol tieners. In zijn favoriete spelletje, Tentaclon, werd de speler uitgedaagd de planeet te verdedigen tegen een invasieleger van gigantische, gemuteerde octopussen. Bellen, zoemers en flitslichten – wit, blauw, rood – gingen af en het glimmende zilveren balletje schoot met ongelofelijke snelheid door kromme kokers en buizen, gleuven gingen open, panelen flipten en een pulserend lichtpaneel verkondigde met grote letters: OCTOPUS VERNIETIGD! en BONUSPROJECTIEL!
Het apparaat had zoveel onderdelen dat Alex na een half uur aan de flippers het gevoel had dat hijzelf een veel minder complex organisme was: een ruggengraatloze poliep die zich voedde met geluid en licht. Hij speelde uren aan een stuk. In dit spel bestond geen twijfel of dubbelzinnigheid over wat je geacht werd te doen. Wanneer het balletje in de buurt van de flippers kwam, flipperde je. Pók. En nog eens: pók. Wanneer je drie balletjes had verloren viel het apparaat stil, maar je kon het reanimeren met een paar kwartjes en dan – als door een wonder, zo leek het Alex – kwam het met rinkelende bellen en zwierige lichtjes weer sidderend tot leven.