41
HOEWEL DE BUNGALOW VERMOEDELIJK HET LAAGSTE HUIS IN DE hele wijk was, kon je hem al van verre zien.
De straat waarin we ons bevonden, was een met kasseien bestrate doodlopende weg, die zo afgelegen was dat er zelfs nog een verkiezingsposter aan een straatlantaarn hing. Iemand van een campagneteam was vergeten de dom grijnzende man met stropdas van de paal af te halen, en daarom werd vanaf september iedereen die hier de hoek om kwam begroet met de nietszeggende woorden ‘Onze toekomst is kracht’.
Ik vroeg me af of er een wet bestond die zelfs de onbekendste en lelijkste politici dwong hun foto op karton te laten plakken. En of er ook maar één mens op onze planeet was die ooit door een verkiezingsaffiche gestimuleerd was om te stemmen. Misschien moest ik in mijn krant maar eens een enquête starten, als dit allemaal voorbij was.
Als ik daar dan nog toe in staat ben.
We hadden onze auto op de hoek neergezet, om niet vlak voor het adres te parkeren dat Frank me had opgegeven. Met iedere stap waarmee we dichter bij de bungalow kwamen, werd ik er zekerder van dat we hier onze tijd aan het verspillen waren.
‘Ik geloof niet dat je dit huis hebt beschreven,’ zei ik tegen Alina, die net stond te wachten tot TomTom klaar was met zijn plasje bij een boom.
‘Hoezo?’
‘Te opvallend!’ Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en keek toe hoe mijn adem recht voor mijn gezicht verdampte.
Een opvallende manier van doen is vaak de beste camouflage. Kort hiervoor was in Lichtenrade op klaarlichte dag een complete helft van een twee-onder-een-kapwoning leeggehaald. Niemand denkt aan een roofoverval als hij een verhuizer met een plasmatelevisie onder zijn arm ziet.
En niemand denkt aan een uitgesneden oog als hij voor de Kerstman staat.
Alina beval TomTom naast haar te blijven zitten en stapte rillend van het ene been op het andere.
‘Beschrijf eens wat je ziet,’ verzocht ze.
Beschrijven? Ik liet mijn blik ronddwalen.
Hoe moest ik dit hier aan een blinde uitleggen? In elk geval moest ik mijn vooroordeel dat in het Westend Kerstmis terughoudender wordt gevierd flink corrigeren.
Het één verdieping hoge gebouw zag eruit alsof het van een tienjarige welgestelde wees was, die zijn erfenis er in een speciaalzaak voor kerstdecoratie doorheen had gejaagd: een halogeenblauwe ketting van lampjes hing in de vorm van een krans aan de dakgoot en omlijstte ook de naar omlaag leidende regengoten, waaraan een levensgrote Kerstman met een slee op zijn rug aan zijn handen hing. In elk geval was Santa in het wit gekleed, dus in de originele kleren uit de tijd voordat een reclamegenie van Coca-Cola op het idee was gekomen de Kerstman rood te kleuren.
Maar dat was dan ook het enige beschaafde aan de decoratie. De hele voortuin was met rendieren, verlichte sneeuwmannen en de drie wijzen uit het oosten dichtgebouwd. Alleen Jezus en zijn stal ontbraken, hoewel ik niet zeker wist of ze niet onder de stapel hout naast de dubbele garage begraven lagen, waarvan de deuren evenals de luiken en de poorten met kunstsneeuw waren bespoten. En dan was er nog...
...de basketbalkorf!
Hij bevond zich zowaar op de plek die Alina had beschreven: opzij van de garage en niet daarvoor.
‘Laat ik het voorzichtig formuleren,’ zei ik. ‘Wie hier ook woont, hij is vast een bonusklant bij zijn stroomaanbieder.’
Alina scheen haar weinige visuele herinneringen beter onthouden te hebben dan ziende kinderen. Misschien kwam dat doordat er bij haar vanaf het derde levensjaar geen nieuwe indrukken meer bij waren gekomen die over de oude beelden heen waren gekomen. In elk geval kon ze zich nog goed de kersttijd in Californië herinneren. Daardoor kon ik haar gemakkelijk een indruk geven van het lichtspektakel dat ik zag en dat als je langer keek migraineaanvallen opriep. Niet zonder reden hadden alle buren, net als de eigenaar van de bungalow, op de benedenverdiepingen de jaloezieën laten zakken.
‘Je had het over de korf en de cola, maar over rendieren en kerstmannen heb je niets gezegd!’
Alina haalde haar schouders op. ‘Daar kan ik me ook niets van herinneren!’
Ik deed een stap in de richting van de korf, waarvan de groene ring het lichtspektakel van de kerstverlichting reflecteerde. Hij zag er merkwaardig ongebruikt uit, alsof hij er pas sinds de vorige dag hing.
‘En nu?’ hoorde ik Alina achter me vragen. Fijne sneeuwvlokken vielen op haar pruik van echt haar en bleven daar glinsterend liggen.
Ik verzocht haar op de oprit te wachten en probeerde het hek naar het weggetje te openen dat tussen de garage en het huis naar de hoofdingang leidde.
Zoals verwacht was de poort gesloten. Normaal gesproken zou ik hebben aangebeld, maar hier bij de entree van de woning ontbrak zowel een naambordje als een bel. Daarom reikte ik tussen de witte spijlen en draaide aan de deurknop aan de binnenkant tot de poort opensprong. Ik keerde me naar Alina en verzekerde haar dat ik snel weer terug zou zijn. Toen liep ik op het huis toe.
De voordeur was imposant, een deur van stevig hout die zo te zien vanbinnen met een nog stevigere ijzeren grendel was beveiligd. Zoals in deze buurt gebruikelijk was, stak een bewakingscamera van een uitsteeksel in de muur schuin naar beneden, zoals een roofvogel die zich op zijn prooi wil storten zodra men de vloermat durft aan te raken. Ongeveer op borsthoogte was op de voordeur een langwerpig bord aangebracht.
Het zag er net zo uit als je uit de etalages van lottokantoren of goedkope speelautomatencasino’s kent. Afgezien van de rode elektronische letters die van rechts naar links over de LED-lijst liepen en geen reclame maakten voor een jackpot, maar zich voor mijn vermoeide ogen tot een bekend kerstlied formeerden.
Oh, jingle bells, jingle bells
Jingle all the way
Ik naderde de glimmende deur en zocht tevergeefs naar een bel. Ook aan de achterkant van de bungalow waren alle buitenjaloezieën neergelaten.
Oh, what fun it is to ride
In a one horse open sleigh
Ik was er heel dicht naartoe gelopen en had de fout gemaakt recht naar de tekstband te kijken. De lichtgevende letters werkten als brandijzers die zich in mijn overgevoelige ogen wilden persen.
Dashing through the snow
In an one horse open sleigh
O’er the graves we go
Laughing all the way
Snel keerde ik me van de lichtkrant af en ik greep naar een zware bronzen deurklopper, die ik tegen het hout liet vallen. Er klonk een korte, doffe klop, waarvan ik er niet gerust op was of je het binnen wel kon horen, dus ik sloeg nog een keer met mijn vuist tegen de deur en wachtte.
Niets.
Geen geritsel of geslof, noch enig ander menselijk geluid waaruit je kon concluderen dat iemand de moeite wilde nemen voor me open te doen.
Misschien slapen de eigenaars nog, dacht ik, toch al ervan overtuigd dat ik voor het verkeerde huis stond, als er al een ‘juist’ huis mocht bestaan.
Jingle bells, jingle bells, jingle all the way, begon ik in gedachten te neuriën. Ongelooflijk hoe de melodie zich alleen door de korte regel tekst onmiddellijk in mijn hersens had ingevreten.
Dashing through the snow in a one horse open sleigh. O’er the...
Ik stopte abrupt. Wat wilde ik daar net gaan neuriën? Over the graves we go? Over de graven rijden we?
Ik vroeg me af hoe ik in hemelsnaam op die morbide tekst kwam en keek nog een keer naar de lichtkrant. Net zo lang tot de betreffende tekstregel weer verscheen:
Dashing through the snow
In a one horse open sleigh
O’er the fields we go
Alles normaal. Hm.
Even had ik kunnen zweren dat ik de veranderde tekst in het kastje had gelezen, maar daarvoor waren er nu geen aanwijzingen meer.
Mijn vermoeide, tranende ogen moesten me voor de gek hebben gehouden. Geen wonder als je bedacht dat ik de laatste dagen nauwelijks had geslapen en in mijn wakkere uren achter een waanzinnige aan zat, terwijl ik inmiddels zelf op de vlucht was.
Laughing all the way
Bells on bob tails ring
Ik wilde net weer gaan mee neuriën, terwijl ik overwoog of ik nog een keer zou aankloppen, toen opeens de tekst voor mijn ogen veranderde. Deze keer was er geen twijfel mogelijk.
De sleutel ligt in de trog,
gebruik hem, je bent dood...
Ik gaf een schreeuw, tuimelde een stap naar achteren en schreeuwde nog harder toen ik tegen de gestalte botste die achter me in het donker op me had staan wachten.